Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, te behandelen donderdag 30 januari bij het begin van de vergadering:

  • - Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften (25057, nrs. 47 t/m 63).

Ik stel op verzoek van de vaste commissie voor Financiën voor, het wetsvoorstel Aanpassing van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (24456) van de agenda van hedenavond af te voeren.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rijpstra.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter! Het gemeentebestuur van Apeldoorn heeft onlangs een brief gezonden aan de staatssecretaris van Justitie, mevrouw Schmitz, over de positie van uitgeprocedeerde asielzoekers die in een ROA-woning verblijven. Uit deze brief en uit de toelichting daarop in de media blijkt dat deze gemeente het er niet mee eens is dat deze personen uit hun woning moeten worden gezet en dat ze vervolgens aan hun lot worden overgelaten. Er wordt gesproken van inhumaan beleid.

Tevens oordeelt de bestuursrechter dat de gemeente een onderzoek moet verrichten, al dan niet diepgaand, naar de juistheid van de bevindingen van de IND of de vreemdelingendienst voordat er tot huisuitzetting kan worden overgegaan.

Voorzitter! Aangezien elk onderdeel van het asielbeleid een zorgvuldige benadering vraagt en aangezien dit tijd kost, wil de VVD-fractie de staatssecretaris niet tijdens het vragenuurtje een reactie op de brief uit Apeldoorn vragen. Zij wil de staatssecretaris vragen om een brief met een reactie op de brief van de gemeente Apeldoorn. Deze zouden wij graag vóór morgenmiddag ontvangen, aangezien wij morgenmiddag met de staatssecretaris zullen debatteren over het terugkeercentrum Ter Apel en zij in haar brief daarover een relatie heeft gelegd met uitgeprocedeerden in ROA-woningen.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Mijn fractie sluit zich graag aan bij dit verzoek van de heer Rijpstra. Ik zou er nog een vraag aan de staatssecretaris aan willen toevoegen, namelijk wat er gebeurd is nadat wij in december 1995 over deze kwestie gesproken hadden. Ik heb toen een motie ingediend, die ik op verzoek van de staatssecretaris heb aangehouden. Ik zou graag vernemen welke gesprekken er met de Vereniging van Nederlandse gemeenten gevoerd zijn en ik vraag de staatssecretaris ten slotte nog of zij in haar brief de stand van zaken met betrekking tot die besprekingen kan weergeven.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! De fractie van de Partij van de Arbeid sluit zich aan bij de vraag van de heer Rijpstra en de vragen van de heer Dittrich en voegt er de vraag aan toe of het de staatssecretaris bekend is of en, zo ja, welke andere gemeenten in Nederland soortgelijke problemen hebben. Ik refereer hierbij aan een interview dat zojuist is afgegeven door een wethouder van Arnhem, waaruit blijkt dat ook in Arnhem uitgeprocedeerde asielzoekers gewoon blijven zitten, terwijl dit niet de bedoeling is. Ook hierover krijgen wij dus graag duidelijkheid.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Wij steunen het verzoek van de heer Rijpstra en datgene wat de andere collega's hebben toegevoegd. Ook ik heb nog een toevoeging. In de gevraagde brief moet naar de mening van de fractie van het CDA ook staan met welke landen inmiddels gesproken is over het afsluiten van terugnameovereenkomsten. Ook hiernaar is in de Kamer regelmatig gevraagd. Het is wat vreemd dat Nederland, op zichzelf terecht, de terugkeer van Ethiopische vluchtelingen uit Soedan financiert, maar er niet in slaagt afgewezen asielzoekers van Nederland naar Ethiopië terug te krijgen. Wat is er aan dit probleem gedaan, naar ik aanneem in samenwerking met minister Pronk voor Ontwikkelingssamenwerking?

De heer Janmaat (CD):

Voorzitter! De CD-fractie ziet graag dat de staatssecretaris in haar brief eveneens aandacht besteedt aan de decentralisatie, dus de grotere bevoegdheden voor de steden, die dit soort afwijkingen van centraal beleid blijkbaar mogelijk maken, en aan uitspraken van de rechterlijke macht, die regelmatig het regeringsbeleid ondermijnen. Hoe denkt de staatssecretaris desondanks tot een effectief beleid te komen? Daar gaat het immers om.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ik steun volledig het voorstel van de heer Rijpstra. Gaarne hoor ik ook van de staatssecretaris of zij, wanneer alle gemeenten het zeer humane standpunt innemen dat Apeldoorn nu heeft ingenomen, dit zal ondersteunen en haar mandaat eraan zal geven.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Uiteraard brengen wij hulde aan de VVD, die nu zegt dit vraagstuk zorgvuldig te willen behandelen. Ik begreep gisteren uit de media dat er onmiddellijk duidelijkheid moest komen en dat er mondelinge vragen zouden worden gesteld. Dat had ik gewaardeerd, want op dit moment moeten de gemeenten, overigens niet alleen Apeldoorn, maar inmiddels ook Rotterdam, Amsterdam en Den Haag, het doen met uitlatingen onder andere van de zijde van D66 dat iets dergelijks een grap is, wat ik beneden ieder niveau vind.

Ik hoop nu dat wij morgen inderdaad de brief kunnen behandelen en dat wij hem in alle rust kunnen behandelen, waaraan ik twijfel gezien de agenda. Wij hopen dat uit de brief ook duidelijk wordt op welke korte termijn de staatssecretaris maatregelen denkt te nemen en welke zij denkt te nemen. Uiteraard is deze situatie geen nieuws, maar alleen iets wat de gemeente nu in de openbaarheid brengt.

Mevrouw Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels):

Voorzitter! Onze fractie steunt graag het voorstel van de heer Rijpstra.

De heer Rijpstra (VVD):

Ik dank de collega's voor de steun.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering met spoed door te geleiden naar de staatssecretaris van Justitie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik hoop dat zij dit verslag met vreugde zal ontvangen.

Ik verzoek de collega's, een klein beetje rustiger te zijn. Ik ga ervan uit dat u niet alleen geïnteresseerd bent in datgene wat u bespreekt met degene die toevallig naast u zit of staat, maar ook in datgene wat vanaf het katheder wordt gezegd. Als ik dadelijk met de hamer sla, is dat een bevestiging hiervan.

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! De vorige week heeft de Registratiekamer een rapport uitgebracht over het gebruik van beveiligingsvideocamera's door verschillende bedrijven. Ik heb begrepen dat de Registratiekamer haar zorg erover heeft uitgesproken dat dit middel te pas en te onpas wordt gebruikt. Ik vraag via u aan de minister van Justitie, een reactie van haar op dit rapport aan de Kamer te doen toekomen.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzit ter! De CDA-fractie ondersteunt gaarne dit verzoek.

Mevrouw Van der Stoel (VVD):

Hetzelfde geldt voor de VVD-fractie, voorzitter.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister van Justitie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! In Nederland lijden 2500 mensen aan OPS, het organo psycho syndroom. Er zijn per jaar maar liefst 200 mensen die aan die 2500 worden toegevoegd. OPS is een ziekte die te maken heeft met de beschadiging van het centrale zenuwstelsel en onder andere tot geheugenverlies en soms tot verlammingen leidt. Het is een zogenaamde beroepsziekte, hetgeen betekent dat het een ziekte is die met name wordt veroorzaakt door het werken met hoge concentraties oplosmiddelen. Wij moeten dan denken aan de beroepen drukkers, schilders en spuiters.

Er is in december 1995 in deze Kamer, tijdens het vragenuur, over deze zaak gesproken met de toenmalige staatssecretaris Linschoten. Ik meen dat het onderwerp op de agenda was gezet door de heer Vreeman. Er is toen door de staatssecretaris gezegd dat het kabinet absolute prioriteit zou geven aan preventie met betrekking tot OPS. Er is door de staatssecretaris op 16 april van het afgelopen jaar een adviesaanvrage voorgelegd aan de SER, met daarbij het verzoek om vóór 1 oktober te reageren. Welaan, wij zitten nu bijna in februari 1997 en de reactie van de SER is er klaarblijkelijk nog steeds niet. Dat zou onder andere veroorzaakt worden door het feit dat de werkgevers obstructie plegen. Nu zien wij dat wel vaker.

Maar mijn vraag is of wij van het kabinet, de staatssecretaris, een brief kunnen ontvangen met daarin een antwoord op de vraag: wat is nu eigenlijk een absolute prioriteit voor het kabinet? Met andere woorden, wanneer kunnen wij een voorstel van het kabinet verwachten inzake het optreden tegen de aanwezigheid van oplosmiddelen in met name de industrie?

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Reitsma.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Er hebben zich afgelopen week in de mist ernstige ongevallen voorgedaan op de weg. Het is van grote betekenis dat wij dit soort ongevallen zoveel mogelijk voorkomen. Mijn fractie heeft er behoefte aan een brief van de minister te ontvangen waarin zij een analyse geeft van de ongevallen en de mogelijke oorzaken. Ik heb overigens begrepen dat de minister daarover al nadenkt.

Bovendien zijn er enkele suggesties gedaan door onder andere VVN en het CBR. Wij vernemen graag van de minister een inhoudelijke reactie. Zijn het bruikbare suggesties? En zijn er mogelijkheden om die te zijner tijd in te passen ter bevordering van de verkeersveiligheid?

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! Ik ondersteun het verzoek van de heer Reitsma. Ik wijs nog wel op een verzoek van collega Valk en mij aan de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat, om ook in te gaan op de suggesties ter verbetering van de verkeersveiligheid, die de afgelopen week zijn gedaan. Ik zou die twee verzoeken eigenlijk willen kortsluiten. In de commissie kunnen wij dan nalopen wat wellicht bruikbare gedachten zijn. Bovendien wil ik er het punt van de juridische afwikkeling van dit soort gecompliceerde schades uit lichten. In dergelijke situaties worden mensen, naast de ellende van het ongeval, ook nog eens opgescheept met jarenlange procedures op het punt van de schadeafwikkeling. Dus ook hiervoor vraag ik aandacht. Daarvoor is waarschijnlijk de hulp van de minister van Justitie nodig.

Ik wil nog apart aandacht vragen voor de werking van de elektronische waarschuwingssystemen boven de rijkswegen. Mijn indruk is dat de elektronische signaleringssystemen in veel situaties van verkeersonveiligheid die onveiligheid in een aantal opzichten eerder vergroten dan verkleinen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Heemst, u bent bezig met een debat. Het gaat nu om de onderwerpen die volgens u in de desbetreffende brief moeten worden aangesneden. U hoeft daar nu niet uw mening over te geven.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! Ik was bezig toe te lichten waarom ik het noodzakelijk vind dat in de brief een analyse wordt gemaakt van de werking in termen van verkeersveiligheid en verkeersonveiligheid van de elektronische waarschuwingssystemen boven rijkswegen.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Ik wil mij aansluiten bij het verzoek van de heer Reitsma en tevens bij dat van de heer Van Heemst betreffende de signalering die al bij sommige wegen is aangebracht. Mijn persoonlijke indruk en ervaring in diezelfde dagen is geweest dat de signalering brandt als er geen mist is en niet brandt als er wel mist is. Ik vraag mij af hoe dat kan.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! De aanvullende vragen van de PvdA-fractie passen uitstekend in het verzoek. Ik denk dat de twee goed bij elkaar zijn te brengen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Poppe.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! In mei 1995 vond er een ernstig spoorwegongeval plaats op het baanvak bij Mook, waarbij drie spoorwegarbeiders de dood vonden. In juli vorig jaar heeft de Spoorwegongevallenraad het onderzoek naar dit ongeval afgerond. Desondanks moet de ondernemingsraad van NS Infraservices vaststellen dat er vrijwel geen tot geen maatregelen zijn genomen om de veiligheid te verbeteren voor de spoorwegarbeiders die aan de baanvakken werken. Men stelt vast dat er nog veel bijna-ongevallen plaatsvinden die de pers en daarmee de Kamer niet bereiken, terwijl het van groot belang is om ze te voorkomen. Ik wil daarom een brief vragen van de minister van Verkeer en Waterstaat met het standpunt van de regering over de uitslag van het onderzoek van de Spoorwegongevallenraad en waarin ook wordt aangegeven welke maatregelen zijn of worden genomen ter verbetering van de veiligheid van de spoorwegarbeiders die aan onze baanvakken moeten werken.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de staatssecretaris van Financiën overleggen nu ruim een jaar over de vorming van een agrostartersfonds. Dat fonds zou per 1 januari 1996 van kracht zijn, maar 1 januari 1997 is al verstreken. U begrijpt dat jonge boeren en tuinders uitkijken naar een dergelijke startersfaciliteit, zeker nu in andere Europese lidstaten een dergelijke faciliteit wel functioneel is.

De CDA-fractie heeft er behoefte aan van de regering te vernemen waar de knelpunten in het overleg zitten en waarom deze niet kunnen worden opgelost. Tevens is de fractie benieuwd te vernemen wanneer het agrostartersfonds van kracht kan zijn, als het kan met terugwerkende kracht.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven