Vragen van het lid Janmaat aan de minister van Binnenlandse Zaken,
over plannen tot het oprichten van een "zwarte" vakbond.
De heer Janmaat (CD):
Mijnheer de voorzitter! In Amsterdam-Zuidoost, in de Bijlmer, is een personeelsgroep
voor allochtone werknemers geformeerd. Blijkens berichten in de pers van afgelopen
weekend heeft vooral de voorzitter van die personeelsgroep buitengewone ferme,
maar tegelijkertijd eigenlijk teleurstellende uitspraken gedaan.
In de eerste plaats meent in ieder geval de voorzitter – en mogelijk
de gehele groep – dat het woord "allochtoon" beter vervangen kan worden
door "zwart"; een naar de mening van de CD ongelukkige term, omdat hij een
zekere racistische inhoud zou kunnen hebben. In de tweede plaats heeft de
voorzitter zelfs gewaagd te spreken van een mogelijke vorming van een zwart
front; een nog ongelukkiger uitspraak, mijnheer de voorzitter, maar wij nemen
aan dat hij de historische betekenis van dergelijke uitspraken niet kent.
Desalniettemin blijkt in de Bijlmer opnieuw dat het integratieproces van
de regering vele hiaten vertoont. In de visie van de CD doen zich in de Bijlmer
meer ongewenste ontwikkelingen voor, zoals een gemeenschappelijk overleg van
allochtone raadsleden. Zij nemen soms besluiten die dwars door de programma's
van de grote politieke partijen heenlopen, maar in het voordeel zijn van bepaalde
groepen.
Vooral naar aanleiding van de uitspraken van de voorzitter van de personeelsgroep
van afgelopen week heeft een aantal burgers, maar ook ambtenaren uit de Bijlmer,
grote zorg hierover geuit bij de fractie van de CD. Wij willen die zorg hier
verwoorden en stellen daarom de minister van Binnenlandse Zaken een aantal
vragen.
Wat is de reactie van de minister op de uitlatingen? Vindt de minister
dat de opstelling van de werkgroep een voorbeeld is van het integratiebeleid
dat de regering in de grote steden nastreeft? Als de regering dit ook ongewenst
vindt, zal de minister dan stappen zetten zoals het voeren
van gesprekken met betrokken ambtenaren en het nemen – maar dat betreft
zijn oordeel – van eventuele disciplinaire maatregelen? Lijkt het de
minister gewenst dat de werkgroep openlijk afstand hiervan neemt en excuses
aanbiedt voor deze in onze ogen zeer ongelukkige uitspraken en ontwikkelingen?
Minister Dijkstal:
Voorzitter! De beantwoording kan betrekkelijk kort zijn. Ik heb geen reactie
op hetgeen in de kranten wordt gemeld. Dit valt wat mij betreft onder het
grondrecht van de vrijheid van meningsuiting. Er is mij gevraagd of ik het
oprichten van een werkgroep juist acht. Voorzitter! Ook daar ga ik niet over.
Volgens mij maakt men gebruik van zowel het grondrecht van vergadering als
het grondrecht van vereniging. Dat moet men zelf weten. Voorzitter! Ik zie
geen enkele reden tot het zetten van stappen, omdat het hier gaat om het uitoefenen
van grondrechten en ook omdat dit niet mijn bevoegdheid is. Ik heb begrepen
dat het om ambtenaren van de gemeente Amsterdam en/of van de deelraad gaat.
Ik zal niet eens overwegen na te denken over disciplinaire maatregelen.
Mij is gevraagd of ik vind dat men openlijk afstand moet nemen van de
uitlatingen. Voorzitter! Het is op vele momenten in mijn leven zeer aantrekkelijk
om uitspraken te doen over de uitlatingen van anderen, want ik vind er vele
vaak niet in de haak. Het valt echter nog steeds onder het recht van burgers
en groepen van burgers om te vinden wat ze willen en te zeggen wat zij willen,
zolang met dat laatste althans de grenzen van onze strafwet niet worden overschreden.
De heer Janmaat (CD):
Het antwoord van de regering is bijzonder verheugend. Vooral de mensen
die naar dit vragenuurtje kijken, de betrokkenen in de Bijlmer, zijn volledig
gerustgesteld. De regering doet niets. De regering vindt dit prima. De regering
tolereert naar ons idee een soort stroming waarvan het gevolg apartheid kan
zijn.
Ik heb de volgende vraag aan de regering, die hier weer uitgebreid verwijst
naar de grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting. Wat is de reactie
van de minister als er binnenkort een groep wordt opgericht voor het behartigen
van de belangen van blanke groepen in de Bijlmer? Valt dat ook onder de vrije
meningsuiting? Mogen die mensen ook in de Bijlmer vergaderen?
Minister Dijkstal:
Voorzitter! Ik vind dat elke groep in dit land, waarvan objectief kan
worden vastgesteld dat zij in een achterstandssituatie verkeert en vaak moet
opboksen tegen vooroordelen en discriminatie, het recht heeft – misschien
ook nog wel de plicht ten opzichte van henzelf en de samenleving als geheel –
om zich ter bestrijding van die achterstanden te organiseren en om op te komen
voor haar belangen. Wij kennen daarvan al vele voorbeelden, ook in andere
sectoren van de samenleving. Dat is nu precies de kracht van de open Nederlandse
democratie, en laten wij die vooral zo houden!