Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Verspaget.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! De afgelopen tijd zijn wij opgeschrikt door berichten over hernieuwde vluchtelingenstromen in Oost-Zaïre en hernieuwd etnisch geweld. Een goede beoordeling van de situatie is erg moeilijk, omdat woordvoerders elkaar tegenspreken over de ernst van de situatie. Het is van meet af aan duidelijk geweest dat vestiging van de Hutuvluchtelingenkampen langs de grens van Zaïre, in strijd met internationale conventies, voor veel problemen zou zorgen, niet alleen door terroristische activiteiten van Hutumilities in Rwanda, maar ook door de voortzetting van de genocide op de Tutsi's in Zaïre zelf en destabilisatie als gevolg van de omvang van de vluchtelingenkampen. De situatie lijkt thans verder geëscaleerd. Het is niet meer voldoende om alleen noodhulp te geven. Er zal gewerkt moeten worden aan een politieke oplossing van de vluchtelingenproblematiek in de regio Oost-Zaïre, bij voorkeur door een veilige terugkeer naar Rwanda, dan wel vestiging van de vluchtelingenkampen verderop in Zaïre.

Mede namens de fracties van D66 en GroenLinks wil ik de regering om een brief vragen over de ontstane situatie, met een politieke analyse van de wijze waarop de orde in Oost-Zaïre zo spoedig mogelijk op vreedzame wijze kan worden hersteld. Met name wil ik graag weten wat de Nederlandse regering, naast alle inspanningen die zij zich de afgelopen tijd heeft getroost, op dit moment doet ten aanzien van het bevorderen van een eenduidig standpunt, bijvoorbeeld in de Europese Unie en door de UNHCR.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie sluit zich aan bij het verzoek van collega Verspaget om een brief te krijgen over de situatie en de zorgwekkende ontwikkelingen in Zaïre. Ik wil daarnaast in die brief geïnformeerd worden over de mogelijkheden van Ajello om de betrokkenen rond de tafel te krijgen en te komen tot een politieke oplossing. Daarbij wil ik ook betrekken de mogelijkheid dat Nederland als grootste donor van Rwanda, druk uitoefent op de regering van Rwanda om daadwerkelijk te komen tot een oplossing en met elkaar te gaan praten over die oplossing. Ten slotte wil ik in die brief ook graag een reactie kunnen lezen van het kabinet op de duidelijke stellingname van Frankrijk en België, dat zij geen personele deelname aan een mogelijke interventiemacht zouden willen leveren, maar daarentegen wel het idee ondersteunen van het Amerikaanse initiatief om te komen tot een Afrikaanse interventiemacht.

Mevrouw Van der Stoel (VVD):

Voorzitter! Met de aanvullingen als bepleit door de heer Verhagen, kan de VVD instemmen met het verzoek.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Afgelopen vrijdag heeft het kabinet wederom geen besluit kunnen nemen over de vraag of op vliegveld Beek al dan niet – wat ons betreft wordt het het laatste – nachtvluchten kunnen worden uitgevoerd. Het kabinet lijkt niet erg gecharmeerd van de suggestie van collega Wallage om de zaak op de lange baan te schuiven. Minister De Boer van VROM heeft gezegd: linksom of rechtsom, maar aanstaande vrijdag zullen wij een besluit nemen. De minister-president heeft zich ook in vrij duidelijke woorden geuit over de noodzaak om aanstaande vrijdag op dat punt een besluit te nemen. Dit alles brengt mij ertoe om via u het kabinet te vragen om over welk besluit dan ook de Kamer in het weekend te informeren, zodat zij in de gelegenheid wordt gesteld om daarover mogelijk volgende week een debat met het kabinet te voeren, want het lijkt mij zo onderhand de hoogste tijd dat dit gebeurt.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie sluit zich zeer gaarne bij dit verzoek aan.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Ik doe dit overigens met de aantekening dat over deze kwestie straks ook mondelinge vragen zullen worden gesteld en ik niet uitsluit dat er antwoorden worden gegeven die reeds vooruitlopen op het antwoord dat de heer Rosenmöller beoogt te ontvangen in de brief waarom hij heeft gevraagd.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Rooy.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Voorzitter! Bij de behandeling van de Interimwet telecommunicatievoorzieningen die eerder dit jaar plaatsvond, heeft minister Jorritsma toegezegd dat per 1 januari het zogenaamde onafhankelijke toezicht van kracht zou moeten worden, als de Kamer tenminste niet bij de behandeling van het desbetreffende wetsvoorstel roet in het eten zou gooien. Wij hebben nog niet eens over het wetsvoorstel kunnen spreken, laat staan roet in het eten kunnen gooien, omdat het wetsvoorstel er nog steeds niet is. Bovendien ziet het ernaar uit dat het vrijwel onmogelijk is dat dit onafhankelijke toezicht per 1 januari van kracht wordt, terwijl de liberalisering van de telecominfrastructuur nu van kracht wordt en de behoefte aan onafhankelijk toezicht alleen maar urgenter wordt. Daarom vraag ik, via u, de minister van Verkeer en Waterstaat om een brief waarin zij uiteenzet waarom er vertraging is opgetreden in het uitbrengen van het wetsvoorstel, of het juist is dat het advies van de Raad van State buitengewoon kritisch is en wat de situatie zal worden na 1 januari als het onafhankelijke toezicht er nog niet is. Hierbij dient in acht te worden genomen dat de Kamer zich al sinds het aantreden van dit kabinet Kamerbreed heeft uitgesproken voor onafhankelijk toezicht. Ik verwijs ook nog eens naar de motie-Van Zuijlen die op dit punt is aangenomen.

Mevrouw Van Zuijlen (PvdA):

Ook namens de VVD-fractie geef ik aan dat de PvdA-fractie zich buitengewoon grote zorgen maakt over de trage voortgang van het wetgevingsproces inzake telecommunicatie. Wij sluiten ons dan ook van harte aan bij dit verzoek.

Mevrouw Roethof (D66):

Ook de fractie van D66 sluit zich aan bij dit verzoek.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Versnel-Schmitz.

Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):

Voorzitter! Op 14 november wordt er een algemeen overleg gehouden over het cultuurbehoud als onderdeel van de Cultuurnota. In het cultuurbehoud zit onder andere de monumentenzorg. Nu is er enige onduidelijkheid over de nieuwe verdeelsystematiek van de extra 275 mln. die het kabinet op een gegeven moment heeft toegezegd. Ik vraag u te bevorderen dat staatssecretaris Nuis ons precies uiteenzet wat hij uiteindelijk op het oog heeft, zodat wij vóór de vergadering duidelijkheid hebben en dan niet allemaal hetzelfde hoeven te vragen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Ik had dit vanmiddag aan de orde willen stellen bij de behandeling van de begroting van OCW, maar nu het zo kan of lijkt te kunnen, sluit ik mij daar graag bij aan. De vraag is immers helder en urgent.

De voorzitter:

Onder de aantekening dat noch het een noch het ander elkaar uitsluit, stel ik voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Lansink.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Ik heb op 15 oktober bij de regeling van werkzaamheden aan minister Ritzen een brief gevraagd over het conflict dat in Tilburg ontstond tussen de universiteitsraad en het college van bestuur inzake de behandeling van de Wet modernisering universitaire bestuursorganisatie. Een commissie van goede diensten heeft een verslag uitgebracht. In dat verslag komen de minister en de Kamer ook voor. Aan de orde was de vraag of de minister de Kamer onjuist heeft ingelicht of voorgelicht. Die vraag is nog steeds niet beantwoord. Ik heb om een brief gevraagd. Die brief is 22 oktober binnengekomen, maar die stelt niks voor, er staat niks in. Het is een herhaling van hetgeen de minister eerder heeft gezegd. Ik vind dat dit zo niet kan. Het lijkt wel een soort minachting tegenover de Kamer.

Daarom vraag ik opnieuw een brief met een verslag van de bijeenkomst op 16 september. Wij moeten weten wat er gaande is geweest. Het is best mogelijk dat de minister gelijk heeft en dat zij ginds ongelijk hebben. Het omgekeerde is ook mogelijk. Als hij niet antwoordt, is er nog altijd de verdenking. En daar moeten wij van af. Ik wil dus een brief, opdat wij hierover in de Kamer kunnen spreken.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ik steun dit verzoek van de heer Lansink, temeer omdat de minister in zijn korte briefje verwees naar een uitspraak zijnerzijds, gedaan voor het verschijnen van het rapport van de commissie van de KUB. Mij lijkt dat geen correcte omgang met de Kamer.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven