Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Afschaffing van de legitieme portie van ascendenten (24237).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Dit is één van die unieke momenten, zoals vaker beleefd bij de behandeling van het nieuw Burgerlijk Wetboek, dat één lid namens de hele commissie en dus namens alle fracties in de Kamer het woord mag voeren.

Het voorstel om de legitieme portie van ascendenten, dus de opgaande lijn, af te schaffen, vormde een onderdeel van de al vele jaren slepende grote wijzigingsoperatie van het versterfrecht. Deze legitieme portie, het wettelijk erfdeel van ouders, is velen in de samenleving een doorn in het oog. Immers, heeft men zelf geen nakomelingen en wenst men bij testament over de bestemming van de eigen nalatenschap te beschikken, dan kan door het beroep dat de ouders kunnen doen op hun wettelijk erfdeel, het zelfbeschikkingsrecht danig gefrustreerd worden. Ondanks het testament wordt de bestemming die men op het oog had, niet volledig gehonoreerd. Het bekende goede doel en de verzorging van de achterblijvende partner zijn daarbij sprekende voorbeelden. In de samenleving bestaat dan ook grote behoefte aan het afschaffen van deze legitieme portie.

De fracties van de PvdA en D66 hebben zich voor dat afschaffen altijd zeer sterk gemaakt. Voor andere fracties gold hetzelfde, zij het wellicht soms wat minder expliciet. Toen het zich liet aanzien dat de wijziging van het versterfrecht voorlopig nog niet kon worden afgerond – deze minister is zeer serieus ingegaan op de naar voren gebrachte kritiek en er is zelfs een regeringscommissaris aangesteld – heb ik de vaste commissie voor Justitie voorgesteld om de minister uit te nodigen om dit onderdeel bij voorrang te wijzigen. Zowel de commissie als vervolgens de minister is daar prompt op ingegaan. De minister deed ons per ommegaande een wijzigingsvoorstel toekomen. Door alle fracties is ingestemd met een blanco verslag.

Het voorstel zou natuurlijk als hamerstuk kunnen worden afgehandeld. Maar een voor de samenleving zo belangrijk moment wil de commissie voor Justitie niet ongemerkt laten passeren. Namens de commissie voor Justitie wil ik de minister hartelijk danken voor deze voortvarendheid. Ik spreek de hoop en verwachting uit dat de wetswijziging spoedig in het Staatsblad verschijnt. Wat de wijziging van het versterfrecht betreft, spreek ik de hoop uit dat wij er met z'n allen – minister en Kamer – in slagen om die operatie in ieder geval in deze kabinetsperiode af te ronden. Ik wens de minister, die nu aan zet is, veel wijsheid toe.

Minister Sorgdrager:

Mijnheer de voorzitter! De dank van de commissie, naar voren gebracht bij monde van mevrouw Swildens, neem ik gaarne in ontvangst. Het is inderdaad een uniek moment. Eigenlijk was iedereen het er in 1965 al over eens dat moest gebeuren wat vandaag dan staat te gebeuren. Aangezien er geen invoeringswet is geweest, is het heel lang blijven liggen en pas meegenomen bij de algehele herziening van het erfrecht. Maar wat nu voorligt, is eigenlijk nooit controversieel geweest.

Hoewel er een blanco verslag is, is het goed om even bij dit moment stil te staan. Mevrouw Swildens wees daar terecht op. Erfrecht is nu eenmaal voor de samenleving van buitengewoon groot belang. Het onderdeel dat nu voorligt, is eveneens belangrijk. Er zijn wel wetsvoorstellen van een minder belang die veel meer tijd van behandeling in beslag nemen dan dit. Ik vind het dan ook goed dat dit zo gebeurt.

Natuurlijk is dit maar een klein onderdeel van het erfrecht, dat nog aan herziening toe is. Wij werken er inderdaad hard aan. Het is juist dat ik daarvoor een regeringscommissaris heb aangesteld. Wij willen dat part voor part zo snel mogelijk aan de orde stellen. Ik ben van plan om nog dit najaar in elk geval een richtinggevende notitie omtrent de positie van de langstlevende echtgenoot naar de Kamer te sturen, zodat wij ook daarover van gedachten kunnen wisselen.

Voorzitter! Ik hoop dat dit wetsvoorstel snel zijn weg verder kan gaan, zodat wij nu een start hebben gemaakt met de herziening van het erfrecht.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

Naar boven