Vragen van het lid Leerkes aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over een koudetoeslag voor minimuminkomens.

De heer Leerkes (Unie 55+):

Voorzitter! Wat kan een winter mooi zijn! Romantisch zelfs. Wij hebben in de natuur kunnen zien, vooral in de maand december, hoe prachtig een winter kan zijn. Wij hebben vanochtend nog op de televisie gezien hoe de heer Hylkema zich bezighield met ijstransplantatie. Een indrukwekkend beeld.

Dat is de mooie kant van de winter, maar deze winter heeft ook, zoals alle winters, een schaduwzijde. Die schaduwzijde is de met strenge winters gepaard gaande extra kosten voor de huishoudens. Hierbij praat ik met name over de minima, en in het bijzonder over de ouderen.

Wat is er aan de hand? De media adviseren de ouderen en invaliden om met erg koud weer liever thuis te blijven. Het is ongezond om je op straat te begeven. Dat houdt wel in dat de thermostaat omhoog moet. En dat houdt weer in dat de stookkosten enorm gaan stijgen.

Samenhangend met de vorst komt het levensmiddelenpakket ook op een heel ander niveau terecht. De aanvoer en opslag van groente en fruit drijven de prijzen geweldig omhoog. Ik heb zelfs een huisvrouw horen zeggen dat de prei in de erwtensoep op dit moment duurder is dan de kluif.

De minima en de ouderen zijn door deze winterse omstandigheden echt in de problemen gekomen. Hare Majesteit heeft in haar Troonrede gezegd dat er in dit land sprake is van armoede. Armoede wil zeggen dat er niets meer bij kan. En nu komen deze kosten erbij.

Ik vraag de minister hoe het kan dat de energiebedrijven de rekeningen over de maand december nu al in de bus deponeren bij de clientèle. Ik heb gehoord dat dit in Twente en in Noord-Holland het geval is. Die mensen betalen nu al circa ƒ 40 tot ƒ 45 meer aan energierekening dan voorheen. Nu kan men stellen dat er ook zachte winters zijn geweest. Moeten die mensen dan gaan sparen voor een eventuele strenge winter? Dat kan toch niet? Zij leven al op de grond en zij kunnen verder niks. Ik heb dus een aantal vragen voor de minister.

De voorzitter:

Wilt u die vragen nu stellen? U bent ruimschoots over uw tijd.

De heer Leerkes (Unie 55+):

Ik sluit af. De concrete vragen die ik aan de minister wil stellen zijn de volgende.

Is de minister bereid om de mensen met de laagste inkomens een eenmalige toeslag te geven, nog dit voorjaar, van circa ƒ 100 tot ƒ 150? Ik heb al aangegeven dat dit gefinancierd zou kunnen worden uit de gigantische opbrengsten van de aardgasmaatschappijen, waarvan een van de directeuren voor de televisie heeft gezegd dat daarvan wel 1 mld. naar de staatskas gaat. Daar moet dus een kluifje af kunnen voor de minima. Nu heeft de minister gisteravond...

De voorzitter:

U moet nu echt gaan afronden. U bent bijna aan het dubbele van uw spreektijd toe.

De heer Leerkes (Unie 55+):

Ik heb nog tegoed.

De voorzitter:

Nee, u heeft niks tegoed.

De heer Leerkes (Unie 55+):

Nu heeft de minister gisteravond op de televisie laten blijken dat hij het idee wel sympathiek vindt, maar dat hij de mensen liever naar de bijzondere bijstand stuurt. Ik zou daar graag een reactie op willen hebben.

En wat zegt de minister van de eigen bijdrage van ƒ 186, die de mensen eerst zelf moeten betalen voordat zij voor financiële steun in aanmerking komen? Kan de minister aangeven of dit bedrag in deze gevallen nog geldt? Ik wil graag een antwoord op al deze vragen, zeker als de minister, net als ik, de bui al ziet hangen bij de sociale diensten. Ik noem dat voor het gemak "het lokettisme". Is het dan toch niet wijzer, iedereen die daarvoor in aanmerking komt een toelage te geven?

Minister Melkert:

Mijnheer de voorzitter! Ik zou graag in de richting van de heer Leerkes willen herhalen dat ik het op zichzelf een goede zaak vind dat hij aandacht vraagt voor wat mensen inderdaad kan overkomen met een oplopende energierekening. Wij weten dan nog niet eens wanneer het ophoudt met het koude weer. Dat is dus iets waar wij ook aandacht voor moeten hebben, als zich inderdaad problemen voordoen. De heer Leerkes spreekt ook in een ruime traditie in dit huis, om daar aandacht aan te besteden als dat nodig is.

Hij heeft terecht verwezen naar de armoedenota, die ook beoogt de ruimte in het beleid, met name voor gemeenten, te vergroten om rechtstreekse ondersteuning te kunnen bieden aan diegenen die op die ondersteuning zijn aangewezen, juist ook in bijzondere, niet voorziene omstandigheden. Dat kan ook zeker betrekking hebben op oudere mensen. Dat is ook in die armoedenota uitgebreid besproken. Dat zou dus ook betrekking kunnen hebben op hun woonomstandigheden, waaronder begrepen de energiekosten die daarmee vaak gepaard gaan.

Tegen die achtergrond wil ik graag aan de heer Leerkes bevestigen dat de bijzondere bijstand mogelijkheden biedt om in individuele gevallen ondersteuning te geven, als dat nodig is. Naar mijn oordeel is de bijzondere bijstand daar ook echt voor bedoeld.

Terecht stelt de heer Leerkes dan de vraag of de drempel in de bijzondere bijstand, ƒ 187, niet een probleem kan zijn voor diegenen die daar een beroep op zouden doen. Ik wil hem er graag op wijzen dat vanaf 1 januari van dit jaar die drempel niet meer is voorgeschreven aan gemeenten. Ook in de voornemens die in de armoedenota zijn aangegeven, is er nadrukkelijk van uitgegaan dat de gemeente zelf kan bepalen of en, zo ja, tot welk niveau men een drempel hanteert. Mij lijkt het dat zo'n drempel niet aan de orde zou dienen te zijn als problemen van deze aard zich voordoen. Ik hoop dus dat ik de heer Leerkes op dit punt kan gerust stellen.

Dit lijkt mij een betere weg, toegesneden op de problemen waar zij zich voordoen, dan de algemene weg via een eenmalige toeslag, nog even daargelaten waar wij het uit zouden moeten of willen kunnen betalen. Dat de zorg die de heer Leerkes naar voren brengt op zichzelf terecht is en dat er dus ook beleidsinstrumenten zijn om daarin te voorzien, staat voor mij vast.

De heer Leerkes (Unie 55+):

Voorzitter! Uiteraard ben ik de minister dankbaar voor zijn toelichting. Ik heb alleen nog steeds problemen met het sturen van mensen naar loketten van de sociale dienst. Ik heb zojuist het woord "lokettisme" gebruikt, waarmee ik een soort virus in onze samenleving bedoel: het voortdurend van loket naar loket gestuurd worden. Ik hoop dat de minister er nu eens alles aan zou willen doen om aan dat lokettisme een eind te maken.

Minister Melkert:

Voorzitter! Op zichzelf heeft de heer Leerkes er gelijk in dat een bureaucratische afhandeling van concrete verzoeken om ondersteuning die ingediend worden omdat het nodig is, en wel onmiddellijk, een enorme drempel kan betekenen. Mijn overweging bij de voorstellen in de armoedenota die binnenkort met de Kamer zullen worden besproken, om nu juist de gemeenten meer ruimte te geven voor een afweging ter zake, is erop gericht de drempel voor de bijzondere bijstand lager te maken. Het zou eigenlijk veel normaler gevonden moeten worden om bij problemen die men zelf niet kan oplossen, aan te kloppen bij een loket. Maar dat loket moet dan wel zo functioneren dat het niet als een schande wordt ervaren, maar als een normale zaak in gevallen waarvoor de wetgever deze vorm van ondersteuning heeft bedoeld. Het voordeel van deze benadering is dat er wordt aangesloten bij de behoefte in speciale gevallen en dat er geen maatregel wordt genomen waarbij weliswaar een deel van het geld terechtkomt bij degenen die het nodig hebben en voor wie de heer Leerkes nu opkomt, maar ook een belangrijk deel belandt bij mensen die het niet nodig hebben. Wij moeten altijd proberen het doel zo dicht mogelijk te laten aansluiten bij de beperkte beschikbare middelen. Daarom geef ik de voorkeur aan deze weg.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Een enkele opmerking en een vraag naar aanleiding van de kwestie die de heer Leerkes zeer terecht aankaart. Het is toch wel een beetje stuitend om te moeten constateren dat bij enige vorst meteen reparatiemaatregelen voor de minima in verband met de extra stookkosten moeten worden overwogen. Dat geeft dan toch wel aan dat wij op het gebied van de uitkeringen en het niveau daarvan vrij diep gezonken zijn.

Verder vraag ik mij af of de bijzondere bijstand wel de aangewezen weg is. In het noordoosten is het misschien een paar graden kouder dan in het zuidwesten, maar gemiddeld is het toch overal in het land even koud en iedereen heeft met dit probleem te maken. Zit de bijzondere bijstand zo in elkaar dat gemeenten het drempelbedrag kunnen hanteren? Is het daardoor niet een veel minder geschikt instrument om dit probleem, waarvoor ook de minister oog zegt te hebben, op te lossen? Zou er geen gebruik kunnen worden gemaakt van de extra meevaller die minister Zalm bekend heeft gemaakt of van de extra inkomsten voor de Staat als gevolg van de verkoop van meer aardgas om alle mensen op het sociaal minimum een bedrag van ƒ 100 of misschien ƒ 150 te geven, inclusief degenen die alleen een kaal AOW-basispensioen hebben?

Minister Melkert:

Voorzitter! De vraag of het eraf kan, dient voorafgegaan te worden door de vraag of het geld dat je beschikbaar wilt stellen, wel terechtkomt bij degenen die het nodig hebben. In sommige gevallen zal dat wel zo zijn – ik denk dat de heer Leerkes dat ook heeft toegelicht – en in andere gevallen zal er in mindere mate sprake van zijn. Uit een oogpunt van doelmatige besteding van het beschikbare geld lijkt mij de weg die ik heb aangegeven, de beste. De gemeenten zullen de maatregel op de juiste wijze kunnen uitvoeren.

De heer Van Zijl (PvdA):

Voorzitter! Dat er een probleem zou kunnen ontstaan, is al voldoende door de heer Leerkes uiteengezet. Wij delen de opvatting van de minister dat de bijzondere bijstand de meest geschikte weg is, al was het maar om de mensen die het echt nodig hebben een paar honderd gulden te kunnen geven, in plaats van iedereen een paar tientjes. Daarbij komen dan nog de geweldige hoge uitvoeringslasten, die ten koste gaan van wat wij met het geld kunnen doen. Maar ik ben het met de heer Leerkes eens dat voor veel mensen de gang naar het loket moeilijk is. Er is ook sprake van een stevige onderuitputting, dus het lijkt mij de verantwoordelijkheid van het kabinet om deze mogelijkheid wat "wervender" onder de aandacht te brengen. Ik denk bijvoorbeeld aan een advertentie of een Postbus 51-spotje zodat de mensen weten waar ze recht op hebben. Indien men met hogere energielasten geconfronteerd wordt, is er een hulpmiddel via de bijzondere bijstand.

Een tweede vraag...

De voorzitter:

U moet afronden!

De heer Van Zijl (PvdA):

Onlangs las ik in de krant dat een energiedistributiebedrijf had besloten vanwege de koude mensen niet meer af te sluiten. Weet de minister of andere bedrijven dit nog wel doen? Zo ja, dan moeten ze hiermee stoppen. Kan de minister een signaal doen uitgaan naar de Vereniging van distributiebedrijven, dat in deze omstandigheden afsluiting niet aan de orde mag zijn?

Minister Melkert:

Voorzitter! Graag wil ik naar aanleiding van de verschillende vragen bij de gemeenten nagaan hoe die met de bijzondere bijstand omgaan. Dat lijkt mij effectiever dan wanneer een advertentie wordt geplaatst of wanneer een bericht via Postbus 51 wordt verzonden. Indien blijkt dat dit nodig is, zullen wij daar natuurlijk wel gebruik van maken. Het hoofdpunt is echter dat mensen die voor steun aankloppen ook die steun krijgen. Ik zal overwegen of langs de weg die de heer Van Zijl suggereert of via contact met de VNG dit zeker kan worden gesteld. Er kan contact met de distributiebedrijven worden gelegd. Bij die gelegenheid kan gevraagd worden naar hun wijze van handelen in deze specifieke situatie. Ik ben het eens met de heer Van Zijl dat afsluitingen in deze periode niet mogen voorkomen.

De heer Janmaat (CD):

Voorzitter! Een voordeel van deze koudeperiode is dat de sprookjes over het broeikaseffect worden ondergraven. In een warme kerstmis zou de regering aanleiding kunnen zien om de ecotax te verhogen. Dat is hierdoor in ieder geval voorkomen!

Het ligt voor de hand dat de minister de minima tegemoetkomt. De CD is daar zeer voor, maar wij zijn ertegen dat dit opnieuw een belastingeffect heeft op de inkomens. Wij dringen er bij de minister op aan dat dit niet alleen geldt voor de onderste lagen van de bevolking. Als er meerdere kosten worden gemaakt, geldt dit voor iedereen. De hogere inkomens betalen sowieso meer belasting.

De heer Leerkes pleit voor een tegemoetkoming aan vooral ouderen en de minima. Hij geeft daarmee aan dat de ouderen niet één groep vormen. Als de ouderen die van een minimum leven een bijdrage moeten krijgen, moet dit via de hogere pensioenen van de ouderen worden betaald. Is de heer Leerkes dit met mij eens?

Minister Melkert:

De suggestie van de heer Janmaat om een toeslag aan iedereen te geven, lijkt erg op het stoppen van het ene gat met het andere.

De heer Terpstra (CDA):

De heer Leerkes bracht in de rubriek NOVA een sympathieke gedachte naar voren. De situatie deed mij sterk denken aan de heer Buurmeijer. Ik zag maar één verschil: de heer Leerkes stelde de vraag in zijn eigen woonplaats en de heer Buurmeijer stelde vroeger een soortgelijke vraag, staande op het ijs van de Hofvijver. Zodra het in ons land drie dagen achtereen meer dan 1 graad vroor, vroeg de PvdA om een koudetoeslag. Ik vind dat een sympathieke gedachte. Maar sinds de PvdA meeregeert is het op dit punt opmerkelijk stil geworden. De sympathieke gedachte van de heer Leerkes wordt door de heer Van Zijl en door de minister afgewezen. Ik wil graag de heer Van Zijl enkele vragen stellen over de gedragswijziging van de PvdA. Leeft het probleem bij de PvdA minder? Vindt de PvdA dat de winters onder paars per definitie zachter zijn, ook indien de gevoelstemperatuur min 27 graden bedraagt? Of volgt de PvdA-fractie de weg van de bijzondere bijstand?

Het valt mij op dat de heer Rosenmöller zich erg bezorgd toont over de energierekening, terwijl hij bij de behandeling van de ecotax de verhoging van de belasting op energie een geweldige maatschappijhervorming vond. Hij stemde toen enthousiast voor. Is het dan niet onlogisch om vandaag zorgelijk te kijken?

De heer Van Zijl (PvdA):

Klimatologen kunnen u inderdaad bevestigen dat sinds paars is aangetreden, het warmer wordt in de samenleving. Die vraag moet derhalve bevestigend worden beantwoord.

Wat de heer Buurmeijer betreft, merk ik het volgende op. U spreekt over het vorige decennium; dat is meer dan zeven, acht jaar geleden. Dat wil niet zeggen dat de zorgen van de mensen die het koud hebben en hoge energierekeningen hebben, ons minder aangaan. Wel heeft deze fractie het inzicht, dat je beter gericht de mensen kunt geven wat men ook echt nodig heeft. Ik zei het al: wellicht een paar honderd gulden meer via de weg van de bijzondere bijstand. Overigens hebben er op dat terrein ook ontwikkelingen plaatsgevonden: de mogelijkheden zijn verruimd in de bijzondere bijstand. Liever dus daar waar het nodig is, nu wat extra's geven – ik zeg dit met de kennis van 1996 – dan iedereen een paar tientjes geven, waardoor het ook terechtkomt bij mensen die het wellicht minder nodig hebben. De bijzondere bijstand biedt daar nu, in 1996, meer ruimte toe dan toen de heer Buurmeijer erover sprak.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mag ik even reageren, voorzitter?

De voorzitter:

Daar heeft u drie minuten voor; u mag geen vraag stellen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het kan ook nog wel korter dan in drie minuten, voorzitter, en ik hoef daarbij geen vraag te stellen.

De vraag van de heer Terpstra was of wij niet zeer bezorgd waren, ook gegeven datgene wat wij gezegd hebben over de energieheffing. Laat ik vooropstellen dat de energieheffing door ons gesteund is, juist ook vanwege de compensatie die erin zat: de compensatie voor de mensen met de laagste inkomens en de extra compensatie voor de ouderen. Dat is door ons zeer nauwlettend in de gaten gehouden en dat vonden wij redelijk acceptabel; vandaar dat wij dit begin van structuurwijziging hebben gesteund.

Energie is te goedkoop. Energie is in het vorige kabinet ook aan de orde geweest, waar het betrof de brandstoffen; ik denk aan het kwartje van Kok. Dat heeft u als CDA-fractie, onder uw verantwoordelijkheid als CDA, gesteund, maar daar was geen enkele compensatie voor. Wat dat betreft denk ik dat u ons niet de maat moet nemen met betrekking tot de verhoging van de energieprijzen.

Hier ligt ook de reden waarom, daar waar mensen met de laagste inkomens nu een extra rekening krijgen als gevolg van de verhoogde energieprijs, compensatie echt nodig is. Vandaar dat wij van harte het pleidooi van de heer Leerkes ondersteund hebben. Wij zetten vraagtekens bij de bijzondere bijstand als oplossingsmiddel en vinden dat je meer moet kijken of je het generiek voor de laagste inkomens kunt oplossen.

De heer Boogaard (groep-Nijpels):

Voorzitter! Ook mijn fractie ondersteunt uiteraard het initiatief van de heer Leerkes. Mijn vraag aan de minister is deze. De invoering van de ecotax heeft zonder meer effect op de energiekosten: hoe denkt de minister ook dit te betrekken bij het eventueel compenseren?

Minister Melkert:

Voorzitter! Ik dank de heer Rosenmöller, die al een voorzet heeft gegeven voor de beantwoording van deze vraag. Bij de vaststelling van de regulerende energieheffing is zorg gedragen voor zodanige compensatie, dat de mensen met de laagste inkomens daar geen nadelige effecten van zouden kunnen ondervinden. Dit is geschied door onder andere een verhoging van de belastingvrije som, alsmede door een verhoging van de ouderenaftrek en een verlaging van het belastingdeel van het tarief van de eerste schijf. Dat betekent dat naar mijn opvatting dit aspect even terzijde kan worden geplaatst bij de vragen die hier worden gesteld over het absolute verbruik van energie, ofte wel een absoluut hoger verbruik ten opzichte van een gemiddelde bij meer normale jaren met een meer gemiddeld klimaat.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Aansluitend bij dit laatste wat de minister zegt, merk ik het volgende op. Het klimaat wijkt dan eens wat naar boven, dan eens wat naar beneden van het gemiddelde af, hetgeen leidt tot dan eens wat hogere en dan eens wat lagere stookkosten. Kan de minister bevestigen dat het over het algemeen zo is, dat wat de mensen betalen per maand aan energielasten, een vast bedrag is dat gebaseerd is op het gemiddelde van de afgelopen jaren? Natuurlijk wordt er vervolgens eens per jaar afgerekend, maar pas op dat moment zal blijken hoe het jaar, achteraf gesproken, gemiddeld heeft uitgepakt. Als dat de situatie is, dan is er geen aanleiding op korte termijn voor een koudetoeslag.

Iets anders wordt het wellicht op het moment dat energiebedrijven – ik meen dat de heer Leerkes zoiets zojuist heeft gezegd – als gevolg van een paar weken winter, extra rekeningen zouden gaan versturen. Dan denk ik dat wij van die gemiddelde lijn afwijken en dan hebben de mensen er natuurlijk wel last van. Maar dan zou het ook voor de hand liggen naar mijn gevoel, wanneer er – wij hebben natuurlijk niet direct invloed op wat de energiebedrijven doen op dit punt – als het ware een signaal uitging dat dit onverstandig zou zijn en dat wij wat betreft moeten proberen om de geleidelijkheid in stand te houden.

Minister Melkert:

Voorzitter! Ik kan de heer Bakker bevestigen dat hij – en met hem miljoenen andere Nederlanders – op basis van een voorschotnota de energierekening betaalt. Daarbij wordt uitgegaan van een gemiddelde dat eerder in de tijd is gelegen. Dat heeft betrekking op een groot deel van het jaar 1995, waarin door de bank genomen het energieverbruik wat lager is geweest dan in de jaren daarvoor het geval was.

Wat het tweede punt van de heer Bakker betreft, het is mij niet bekend of dat zo is. Ik wil dat wel laten nagaan.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Het mag duidelijk zijn dat wij het hier eigenlijk niet over de koude hebben of over de winter, maar over de armoede in ons land.

De koopkracht van de mensen in ons land is dalende, met name van de mensen met de lage inkomens. Wij zullen morgenavond verder spreken over de vraag, hoe de gaten die geslagen zijn gerepareerd kunnen worden.

Voorzitter! Kan de minister mij uitleggen, hoe het, in een tijd waarin de minister van Financiën, de heer Zalm, 1,8 mld. overhoudt en straks nog eens 1 mld. vanwege het gasverbruik op dit moment, te verklaren is dat er gemillimeterd moet worden als het gaat om de uitkeringen en het wettelijk minimumloon? Kan hij mij ook uitleggen, waarom het nu klaarblijkelijk niet mogelijk is op een algemene generieke manier de mensen in deze extra kosten tegemoet te komen?

De minister moet ongetwijfeld weten dat in de winter van 1984/1985 het toenmalige kabinet wèl heeft besloten tot een eenmalige uitkering. Mijn vraag aan de minister is, welke redenen hem ertoe hebben gebracht nu daarvan af te zien?

De minister verwijst de mensen die het hier betreft naar de gemeenten, in het bijzonder naar de bijzondere bijstand. Het gebruik van de bijzondere bijstand – het is zojuist reeds door enkelen geschetst – komt niet verder dan 50%. Jaarlijks blijft daar geld over. Dat komt omdat de mensen nog steeds hun waardigheid hebben en moeite hebben om naar de sociale dienst te gaan. Daarom vraag ik de minister nogmaals: waarom in dezen niet gekozen voor een generieke algemene benadering?

Tot slot, voorzitter, zou ik de fractie van de PvdA willen vragen – er is zojuist al even naar de heer Buurmeijer verwezen – waarom die fractie niet wenst in te gaan op een algemene reparatie en een en ander wil beperken tot een persoonlijke benadering? De Partij van de Arbeid heeft immers ook bijgedragen aan een algemene miljardenlastenverlichting voor het bedrijfsleven!

Minister Melkert:

Voorzitter! Ik vind dat de heer Marijnissen wel een erg stevige stelling betrekt als hij tegelijkertijd voorbijgaat aan de voorstellen die het kabinet gedaan heeft, juist op het punt van de armoedebestrijding. Als hij verwijst naar voorgaande kabinetten, zou ik hem willen verzoeken daarbij te betrekken, hoe lang het geleden is dat er in ons land een fatsoenlijke discussie gevoerd is over in ons land voorkomende armoede, wat wij daaraan kunnen doen, de daarvoor bestemde maatregelen en de vele honderden miljoenen die voor dat doel in de armoedenota zijn aangekondigd.

Dat doet op zichzelf niets af aan de vragen die hier worden gesteld en die ook een antwoord behoeven. Dat kan echter niet leiden tot de toon en de wijze waarop de heer Marijnissen hier iets neerzet, alsof hij de enige is die met dit probleem bezig is. Het kabinet heeft inmiddels anders laten weten!

De veronderstelling dat mijn antwoord op deze vragen zou zijn, dat wij niet tegemoet willen komen aan de mensen die in de problemen raken door een hogere energierekening, is ten enenmale onjuist. Ik heb alleen aangegeven dat ik een wat andere weg zie dan door de heer Leerkes gesuggereerd wordt. Daarover kun je van mening verschillen. Het is echter met hetzelfde doel, namelijk om ervoor te zorgen dat de mensen die hun rekening niet kunnen betalen, de ondersteuning krijgen waarop zij recht hebben, via de bijzondere bijstand. Ik wijs echt van de hand dat het beneden de waardigheid van mensen zou zijn om zich bij de gemeente te voegen en te vragen om die ondersteuning. Zo willen wij dat ons land functioneert en dat het in elkaar zit. Als die drempel te hoog is, moet hij lager. Als wij constateren dat er in de bijzondere bijstand 150 mln. overblijft, zou toch onze eerste zorg moeten zijn dat die 150 mln., die wij hier in het verleden met zijn allen hebben gereserveerd voor ondersteuning van mensen die in inkomensproblemen zitten, voor die mensen wordt aangewend. Daarin past dit doel heel goed. Ik zou iedereen willen oproepen daarvan ook gebruik te maken. Ik zal zelf aan de gemeenten vragen, ervoor te zorgen dat er inderdaad gebruik van gemaakt wordt.

De heer Van Zijl (PvdA):

Voorzitter! De heer Marijnissen voert een discussie over instrumenten. Wij willen een bepaalde uitkomst. Die uitkomst is dat mensen die het nodig hebben, mensen die als gevolg van de koude hun portemonnee almaar dunner zien worden, een adequate oplossing voor hun probleem wordt geboden. Liever wat meer voor de mensen die het nodig hebben, dan iedereen er een paar tientjes bij. Daarom kiezen wij voor deze weg, niet omdat wij er minder voor over hebben, maar omdat wij het geld daar terecht willen laten komen waar het ook echt nodig is.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ik stel de minister een vraag naar aanleiding van de noodkreet die de heer Leerkes, mede namens de uitkeringsgerechtigden en een deel van de ouderen, heeft geuit. De minister heeft een reactie gegeven, maar ik meen hem nog wat concreter te moeten benaderen. Is de minister bereid om in de eerstvolgende kabinetsvergadering dit probleem, dat een ramp is geworden, te bespreken en te bespoedigen dat bij algemene maatregel van bestuur of iets dergelijks alsnog een eenmalige toeslag aan de betrokkenen wordt gegeven?

Minister Melkert:

Voorzitter! Het spreekt vanzelf dat het standpunt dat ik hier naar voren breng, het standpunt van het kabinet is en dus ook het antwoord van het kabinet op de vraag van de heer Hendriks.

Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):

Voorzitter! Ik heb een vraag aan de heer Bakker. Gisteren heb ik hem op de televisie in rond Nederlands horen zeggen, dat hij vond dat de eventueel hogere kosten door de kou gecompenseerd zouden moeten worden. Ik hoor hem nu geloof ik iets anders zeggen, namelijk dat er met gemiddelden rekening moet worden gehouden en dat wij op den duur wel eens zullen kijken of er iets moet gebeuren. Wat bedoelt de heer Bakker nu precies? Vindt hij nu wel of niet dat compensatie moet plaatsvinden? Vindt hij nu wel of niet dat dat via de bijzondere bijstand moet?

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! De uitzending van NOVA, waar mevrouw Kalsbeek op doelt, was in hoofdzaak gewijd aan het algemene debat over de koopkracht dat wij deze week zullen voeren. Ik heb de uitzending niet gezien, maar het gesprek met mij ging daarover. Het ging over de Ziektewet, over de ziekenfondspremies, over de gemeentelijke belastingen. Ik heb daarvan het volgende gezegd. Als het kabinet ten minste koopkrachtbehoud voor iedereen heeft toegezegd, dan moet dat ook worden gerealiseerd. Een koudetoeslag is een heel ander verhaal. Het is een kwestie van een gemiddelde temperatuur over de seizoenen heen. Vervolgens komt dat in een gemiddelde koopkrachtberekening en een gemiddelde voorschotnota tot uitdrukking. Er is dus niet meteen aanleiding om maar aan zo'n koudetoeslag te denken. Als later in het jaar mocht blijken dat de koude zich voortzet, is er altijd nog aanleiding om te kijken of je iets moet compenseren. In de uitzending van NOVA heb ik daar iets bij gezegd. De heer Leerkes heeft gelijk als hij zegt dat de Gasunie op dit moment extra inkomsten heeft. Het jaar is echter nog geen maand oud. Het is dan lastig om al conclusies te trekken. Je mag daar acht op slaan op het moment dat je voor de algemene koopkrachtdiscussie op zoek bent naar compensatie. Dat is wat ik staande houd. Wij zullen het daar in het debat van deze week nog over hebben.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! Bij de energiebedrijven wordt gewerkt met voorschotten. Pas over enige tijd zal er een afrekening komen. De vraag van eventuele tegemoetkomingen via de bijzondere bijstand – die lijn steunen wij – zal dan pas aan de orde zijn. Ook dan moet het gaan om een tegemoetkoming in individuele gevallen. Via de gemeente zal geen categorale vergoeding plaatsvinden. Ik neem aan dat de minister die lijn steunt.

De heer Terpstra gaf aan hoe in het verleden vanuit de PvdA vragen zijn gesteld. Was het echter niet zo dat de minister die die vragen iedere keer afwees, een minister van CDA-huize was?

Minister Melkert:

Voorzitter! Ik antwoord alleen op de eerste vraag. De gemeenten zullen uiteraard dienen te handelen in overeenstemming met de richtlijnen die daarvoor gelden.

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter! De heer De Vries was inderdaad van het CDA!

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Er is op één vraag nog geen antwoord gegeven. Ik doel op de vraag over het verschil tussen dit jaar en 1984/1985.

Minister Melkert:

Voorzitter! Ik heb daar wel een antwoord op gegeven. Het verschil is namelijk, dat er nu een armoedenota ligt, met veel verderreikende maatregelen dan wat tien jaar geleden aan de orde was. Ik wil de heer Poppe uitnodigen daar eens naar te kijken.

De voorzitter:

De vragen van de heer Blauw aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij kunnen redelijkerwijs nu niet meer aan de orde komen. De heer Blauw heeft, conform het Reglement van orde, de keuze: òf schriftelijk, òf anders volgende week als eerste. Het uur is om!

De heer Blauw (VVD):

Ik dacht dat er uitzonderingen waren...

De voorzitter:

Nee.

De heer Blauw (VVD):

...maar misschien vergis ik mij!

De voorzitter:

Ja.

De heer Blauw (VVD):

Ik dacht dat er morgen nog een mogelijkheid zou zijn.

De voorzitter:

Nee. Nogmaals: het uur is om! Ik merk het wel: volgende week nummer één, of deze week schriftelijk.

Naar boven