Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | nr. 38, pagina 3028-3031 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | nr. 38, pagina 3028-3031 |
Er is geen inhoudsopgave aanwezig.
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg van heden over de Europese Top te Madrid.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Dit debat naar aanleiding van het algemeen overleg over de Europese top kent slechts één termijn met spreektijden van twee minuten. Het dient niet om het algemene overleg voort te zetten met andere middelen. Het dient slechts om moties in te dienen en daarover een oordeel te vellen.
De heer Van der Linden (CDA):
Mijnheer de voorzitter! Wij hebben zojuist de voorbereiding op de top van Madrid besproken. Voor de fractie van het CDA was daarbij vooral de hele financieringsproblematiek aan de orde. Wij hebben daarover twee moties voorbereid. In het verleden was met name de VVD-fractie zeer geporteerd voor een directe relatie tussen de topconferentie in Madrid en de bespreking van de hele financieringsproblematiek en vooral van het mechanisme voor VK-compensatie. Wij vinden dit een geschikt moment om daarover te spreken. Als een land iets in te brengen heeft, is een topconferentie daarvoor immers het juiste moment. Wij willen verder graag de nieren proeven van de VVD-fractie, die daarover de afgelopen tijd in de publiciteit heldere taal heeft gesproken. Wij verwachten dat dit ook in de Kamer zal gebeuren en wij willen de fractie daar graag behulpzaam bij zijn. Het dictum van een van beide moties bevat zelfs een tekst die door collega Weisglas is gebezigd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de IGC het kader moet creëren om toetreding van nieuwe lidstaten mogelijk te maken;
voorts overwegende, dat er directe samenhang bestaat tussen verdere uitbreiding van de EU en de toekomstige financiering;
is van oordeel dat de financiering van de Europese Unie parallel aan de intergouvernementele conferentie besproken dient te worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Linden. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 42 (21501-20).
De heer Van der Linden (CDA):
Voorzitter! Het dictum van de motie houdt uiteraard in dat het onderwerp serieus behandeld dient te worden en niet slechts aan de borreltafel. Het "bespreken" is dus ook inhoudelijk bedoeld.
De tweede motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de Kamer herhaaldelijk haar bezwaren tegen eenzijdige compensatie voor individuele lidstaten kenbaar heeft gemaakt;
van oordeel, dat verlenging van eenzijdige compensaties niet aanvaardbaar is;
constaterende, dat verlenging derhalve niet op de goedkeuring van het Nederlandse parlement zal kunnen rekenen;
verzoekt de regering bovengenoemd standpunt over te nemen en dit standpunt èn de opstelling van de Kamer kenbaar te maken aan de Europese partners op de Top in Madrid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Linden. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 43 (21501-20).
De heer Weisglas (VVD):
Voorzitter! Mede omdat de heer Van der Linden de nieren van de VVD-fractie wil proeven, zoals hij het noemde, meld ik kort het volgende.
Wij hebben net een algemeen overleg gevoerd, waarin de minister-president heeft gezegd dat voor de financiële heronderhandelingen binnen de Europese Unie een procedure gevolgd zal worden die erop neerkomt dat, parallel aan de IGC in 1996, door de Europese Commissie een analyse zal worden gemaakt van de financiën in de Europese Unie. Als het aan de Nederlandse regering ligt, zo heeft de minister-president duidelijk gemaakt, zal de Europese Raad in Madrid daar een opdracht toe geven. Mijn fractie moedigt ook op deze plaats de regering aan om alles op alles te zetten om het in Madrid daartoe te leiden. Als dat gebeurd is, zo heeft de minister-president gezegd, kan ogenblikkelijk na de IGC worden begonnen met besprekingen over het hele financiële bouwwerk binnen de Europese Unie. Dat is ook nog een aanscherping van het document van gisteren op dit punt en de minister-president heeft in het algemeen overleg medegedeeld dat dit een gevolg is van het overleg in de REZ, de Raad voor Europese zaken. Om die reden hebben wij geen behoefte aan de motie die de heer Van der Linden op dit punt heeft ingediend. Wanneer het allemaal anders was gelopen en de regering niet onze kant was op gekomen, dan had onze naam gewoon onder die motie gestaan. Dat is duidelijk. Nu is dat echter niet nodig.
De heer Van der Linden (CDA):
Los van het feit dat de regering haar standpunt gisteren al kenbaar had gemaakt in een schrijven aan de Kamer en de motie na die tijd is opgesteld, is het laatste argument dat de heer Weisglas naar voren brengt, niet zo sterk. Maar dat terzijde. De regering zegt dat zij ervoor zal pleiten dat er een analyse gemaakt wordt terwijl de IGC aan de gang is. Daarna wordt er een begin gemaakt met de bespreking van de analyses in de Ecofin-raad en de Algemene Raad. Dan is het inmiddels 1998, voorzitter! De heer Weisglas heeft onlangs, in augustus, nog gezegd dat de IGC het moment is om te gaan praten over de voor de Europese Unie wezenlijke zaken als de financiële hervormingen. Met andere woorden, het standpunt van de VVD tot enkele uren geleden en datgene wat de regering nu zegt, week zeer van elkaar af. Daarom tart ik de VVD om waar te maken wat die fractie in de Kamer en buiten de Kamer de afgelopen maanden heeft geroepen. Ik meen dat zij consequent moet zijn.
De heer Weisglas (VVD):
U mag ons uiteraard tarten. Ik antwoord u kort op precies dezelfde manier als ik zojuist in het algemeen overleg heb gedaan, namelijk door u een rekensommetje voor te houden. Hoeveel is 31 min 13? Ik zie dat de heer Van der Linden even naar achteren moet lopen om dat te laten uitrekenen, maar het antwoord is 18. Dat zijn de 18 dagen die ons scheiden van het jaar 1996. Dan begint het allemaal. Dan moet de Europese Commissie nog beginnen met het maken van die analyse. Wij betreuren dat want het was beter geweest als het eerder was gebeurd. Die analyse hebben we nodig. Nogmaals, dat jaar begint en zelfs de heer Van der Linden met zijn grote gaven kan niet veranderen dat er een nieuw kalenderjaar begint. Je moet dan bij het begin beginnen en dat wil zeggen, dat je die analyse nodig hebt. Zodra die analyse klaar is, zal er meteen onderhandeld worden. De minister-president heeft dat in het algemeen overleg gezegd.
De voorzitter:
Ik wil erop wijzen dat wij niet het algemeen overleg hier overdoen. De interrupties moeten kort zijn maar de antwoorden ook.
De heer Weisglas (VVD):
U heeft gelijk, voorzitter!
De heer Van der Linden (CDA):
Ik wil nog kort interrumperen, voorzitter. Het is volstrekte onzin, te veronderstellen dat men direct in het begin van 1996 met die analyse zal starten. Het gaat erom wanneer er besluiten genomen worden en wanneer die zaak besproken wordt. Dat zal op zijn vroegst pas eind 1997, begin 1998 zijn.
De heer Weisglas (VVD):
Het is het streven van de regering om de Europese Raad van Madrid opdracht te laten geven aan de Europese Commissie om de analyse te beginnen en ik zie niet in waarom die analyse dan niet meteen kan starten, bij wijze van spreken op 2 januari.
De heer Van den Bos (D66):
Mijnheer de voorzitter! Mijn fractie heeft met de fractie van het CDA bezwaren tegen de compensatieregeling voor het Verenigd Koninkrijk maar wij vinden de komende Europese top niet de juiste gelegenheid om dat aan de orde te stellen.
Voorts zijn wij met de regering van mening dat de onderhandelingen over de financiële perspectieven na de komende IGC moeten plaatsvinden maar dat de voorbereidingen daartoe tijdens de komende IGC kunnen gebeuren. Wij hebben aan geen van beide moties dan ook behoefte.
De heer Woltjer (PvdA):
Voorzitter! Ook mijn fractie zal stemmen tegen de twee moties die door de heer Van der Linden zijn ingediend. Dat zal hem niet verbazen. Ik heb immers reeds verschillende keren namens mijn fractie opgemerkt, dat het koppelen van de onderhandelingen over een nieuw eigen-middelenbesluit aan de onderhandeling over de IGC, politiek-strategisch niet slim is. Het zou de zaak alleen maar rekken.
Bovendien vinden wij de toezegging van de regering, dat zij zich ervoor zal inzetten om nu de analyse van de inkomsten en uitgaven van de Gemeenschap aan de Commissie te vragen, zodat zodra de IGC is afgesloten met de onderhandelingen over dat nieuwe besluit begonnen kan worden, een goede strategische opzet. Die hebben wij altijd verdedigd. Wij zijn blij, dat de regering deze keuze maakt.
De heer Van der Linden probeert naar mijn mening met terugwerkende kracht zijn handen schoon te vegen, als hij de regering verzoekt op de top te Madrid de compensatie van het Verenigd Koninkrijk aan de orde te stellen. Dan kan hij straks wel of niet voor het eigen-middelenbesluit stemmen.
Voorzitter! Ook mijn fractie is tegen een verlenging van het compensatiesysteem zoals wij dat voor het Verenigd Koninkrijk hebben ingevoerd. De regering heeft toegezegd, zich ervoor in te zetten dat dit compensatiesysteem niet meer in het nieuwe eigen-middelenbesluit komt. Dat is voor ons een duidelijke aanwijzing, waarop de Nederlandse strategie zich in de toekomst zal richten. Het is niet zinvol nu die onderhandelingen te beginnen. Dat kan procedureel ook niet. Bovendien jagen wij daarmee bepaalde landen in het harnas, want er komt dan immers een discussie over het totale pakket van het eigen-middelenbesluit.
De heer Van der Linden (CDA):
Het is geen kwestie van handen schoon vegen. Wij hebben altijd consistent de houding aangenomen, dat wij de compensatie van het Verenigd Koninkrijk zouden bespreken. Over het eigen-middelenbesluit wordt straks gesproken. De Europese top vindt plaats op het moment dat dit hier besproken wordt. De Kamer maakt kenbaar, dat zij ernstige bezwaren heeft tegen continuering. Dan is het aan de regering om deze ernstige bezwaren in Madrid kenbaar te maken, zodat zij een politiek punt neerzet waarop zij in de toekomst kan terugvallen. Zo is ook iedere andere lidstaat begonnen met zijn punten te maken.
De heer Woltjer (PvdA):
Het is mij niet duidelijk, waarom de heer Van der Linden dit punt nu juist op de top in Madrid aan de orde wil stellen. Dat had drie jaar eerder direct na Edinburgh ook gekund! Bovendien heeft de regering overduidelijk aangegeven, dat de onderhandelingen over een nieuw eigen-middelenbesluit pas zullen moeten beginnen direct na de afsluiting van de IGC.
De heer Van der Linden (CDA):
In dat opzicht zijn wij ook consistent. Het had moeten gebeuren op de top van Edinburgh. Dat was toen ook de inzet van de fractie van het CDA. Wij hebben gezegd, dat materieel en formeel gesproken zal worden over de compensatie aan het VK als het eigen-middelenbesluit aan de orde komt. Waarom nu? Omdat de regering zelf het punt heeft opgebracht onder het hoofdstuk Europa tot 2000. Bij dat punt komt de financieringsdiscussie aan de orde.
De heer Woltjer (PvdA):
Niet inhoudelijk. Het gaat daarbij om de procedures. Ik vind dat de regering ten aanzien van de inhoudelijke aspecten tactisch een goede koers moet varen, zodat wij in de toekomst van dit systeem afkomen. Ik sta achter de methode zoals de regering die voorstelt.
Minister Kok:
Ook ik kan kort zijn. De regering is, zoals uitvoerig toegelicht in het algemeen overleg, van mening, dat in Madrid moet worden voorgesteld – wij zullen dat ook doen – dat de Europese Raad de Commissie opdraagt om, parallel aan de IGC, een analyse van het financieringsstelsel van de Europese Unie op te stellen. Die wordt op het moment van beëindiging van de IGC aan de Raad voorgelegd, zodat onmiddellijk in aansluiting daarop de Algemene Raad en de Ecofin-raad de besprekingen over de herziening van het stelsel kunnen beginnen. Daaruit blijkt dat de financiering van de Europese Unie geen agenda-onderwerp van de IGC zelf zal zijn, zoals ook de uitbreiding geen agenda-onderwerp van de IGC is. Toch zijn beide belangrijke feiten, belangrijke elementen die in de IGC op de achtergrond een rol spelen.
Overigens wijs ik erop dat deelbesprekingen over de toekomstige financiering van de Europese Unie ook nu al plaatsvinden. In die zin kan aan de motie van de heer Van der Linden een flinke portie van overbodigheid worden toegekend. Het zal bekend zijn dat door de Raad in Essen al aan de Europese Commissie is gevraagd om bouwstenen aan te reiken op het punt van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ook op andere gebieden is men bezig te spreken over aspecten van de financiering van de Europese Unie. Het dictum van de motie van de heer Van der Linden kan slechts als volgt worden geïnterpreteerd. De heer Van der Linden pleit er niet alleen voor dat er parallel aan de IGC deelgesprekken plaatsvinden, maar dat er ook werkelijk in de onderhandelingssfeer wordt gesproken. Welnu, het kabinet is van mening dat de onderhandelingen over de toekomstige structuur inderdaad vroegtijdig moeten beginnen, daarbij lering trekkend uit de ervaringen die in het verleden zijn opgedaan. Daarvoor kan voorwerk door de Europese Commissie, waarom de Raad moet vragen, optimaal zijn. Dan kunnen na de IGC ook de besprekingen met een onderhandelingskarakter zo snel mogelijk beginnen.
De heer Van der Linden (CDA):
Voorzitter! De motie gaat een stuk verder dan de minister nu aangeeft. De analyse moet niet plaatsvinden tijdens de IGC, maar de besprekingen moeten plaatsvinden parallel aan de IGC. Het moet dan niet gaan, zoals de minister stelt, om bespreking van een deel van de aspecten. Nee, het moet gaan om besprekingen over de financiering van de Europese Unie. Ik heb het niet over deelaspecten van de financiering. Ik heb het over de volledige financiering van de Europese Unie. Die besprekingen moeten ook niet plaatsvinden na de afsluiting van de IGC, die overigens later kan plaatsvinden dan nu voorzien in 1997, maar parallel aan die besprekingen. Dat is de strekking van deze motie.
Minister Kok:
Voorzitter! Dat sterkt mij in de overtuiging dat het beter is, de bouwstenen beschikbaar te hebben voordat werkelijk de besprekingen met een onderhandelingskarakter beginnen. Ook om die reden kan het kabinet aanvaarding van deze motie niet aanbevelen.
Voorzitter! De andere motie heeft betrekking op de bijzondere positie van het Verenigd Koninkrijk. Iedereen weet natuurlijk dat men daarmee in Europa ongelukkig is. Dat gevoelen leeft breed. Alleen de Britten zelf zijn er niet ongelukkig mee. Iedereen weet ook dat het op dit moment onmogelijk is om die positie te wijzigen. De regering heeft er inderdaad voor gekozen om, in afwijking van de opvattingen van het voorzitterschap, een aantal kwesties aan de orde te stellen in de top van Madrid, kwesties die verband houden met de agenda tot 2000. Om die reden willen wij ook het initiatief nemen inzake de op te stellen analyse inzake het financieringsstelsel. Dat is echter naar onze wijze van zien geen reden om de top van Madrid, los van de door het voorzitterschap opgestelde agenda, te gebruiken om een onderwerp aan de orde te stellen dat op de top van Madrid en in het werkprogramma van het komende jaar níet aan de orde is. Het staat alleen op de agenda van deze Kamer. Het is het goede recht van de Tweede Kamer om dit onderwerp thans te bespreken. Ik kan echter meer aanleidingen bedenken om boodschappen mee naar Madrid te nemen dan alleen dat de Kamer er op dit moment over praat. Om die reden acht ik ook aanvaarding van deze motie niet aan te bevelen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
De stemmingen zullen over 15 minuten plaatsvinden.
De vergadering wordt van 16.55 uur tot 17.10 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19951996-38-3028-3031.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.