Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Verhagen aan de minister van Buitenlandse Zaken, over het interview met de minister van Justitie in de Franse krant "Le Figaro" van zaterdag 21 oktober 1995.

De heer Verhagen (CDA):

Mijnheer de voorzitter! De nieuwe wind die volgens dit kabinet nodig was om de relaties met belangrijke Europese hoofdsteden te verbeteren, dreigt inmiddels meer stof te doen opwaaien dan ons lief is. Met name ten aanzien van Frankrijk rijst de vraag of deze nieuwe wind tot nu toe heeft bijgedragen aan een verbeterde verstandhouding tussen Parijs en Den Haag. Immers, zelden zijn de uitlatingen van Frankrijk ten aanzien van Nederland kritischer geweest. Aan de vooravond van het bezoek van premier Kok en minister Van Mierlo, mede bedoeld om de tegenstellingen over het drugsbeleid te overbruggen, werden de Fransen daarenboven verrast met een interview met minister Sorgdrager in "Le Figaro". Hierin werd met betrekking tot het Franse drugsbeleid gesteld dat "elles n'ont que des effects négatifs" ofwel: het heeft uitsluitend negatieve effecten. En verder werd gesteld: "Cela encourage la criminalité". Met andere woorden: het Franse beleid bevordert de criminaliteit.

Voorzitter! Uit de eerste reacties uit Frankrijk blijkt dat het interview nu niet direct het pad heeft geëffend voor het bezoek van de premier en minister Van Mierlo van morgenavond. Integendeel, het heeft eerder nieuwe obstakels opgeworpen. Derhalve stel ik de volgende vragen aan de minister van Buitenlandse Zaken.

1. Was het interview onderdeel van de voorbereiding van het bezoek van de bewindslieden donderdag aanstaande?

2. Was het interview afgestemd met de minister van Buitenlandse Zaken?

3. Hoe moet dit verwijtend getoonzette interview worden gezien in het licht van de pogingen van dit kabinet om de verstandhouding met Frankrijk te verbeteren?

4. Deelt de minister van Buitenlandse Zaken het standpunt dat het Franse beleid uitsluitend negatieve effecten heeft, bijvoorbeeld ook ten aanzien van de overlast voor niet-druggebruikers?

5. Meent de minister van Buitenlandse Zaken dat minister Sorgdrager met haar kritische uitlatingen ten aanzien van het Franse drugsbeleid bijdraagt aan een klimaat waarin begrip wordt gekweekt voor het Nederlandse standpunt?

Minister Van Mierlo:

Mijnheer de voorzitter! De kritiek op de uitspraken van collega Sorgdrager in haar interview in Le Figaro richtte zich, als ik het goed heb begrepen, meer op de timing van haar uitspraken dan op de inhoud.

Wat de inhoud betreft kan ik dan ook kort zijn. In het interview behelzen de uitspraken van collega Sorgdrager niet veel meer dan een uitleg van het Nederlandse drugsbeleid, met name op het punt van het onderscheid tussen soft- en harddrugs en het coffeeshopbeleid. Zij heeft daarbij niet meer gedaan dan het regeringsbeleid uitdragen en zij heeft daarbij geen nieuwe stellingen betrokken. Het interview heeft in tegenstelling tot de mededeling van de heer Verhagen geen enkele bijzondere aandacht getrokken in Frankrijk. De aandacht die de Fransen eraan gegeven hebben, is aandacht schenken aan de aandacht die in Nederland gegeven is aan het interview.

Wat de timing betreft zij vooropgesteld dat in de Franse media de afgelopen tijd veel aandacht is besteed aan het Nederlandse drugsbeleid, vaak in negatieve zin. Hierop is tot nu toe nauwelijks of niet van regeringszijde gereageerd. Het feit dat de minister-president en ik morgen stille diplomatie of zo stil mogelijke diplomatie in Parijs zullen bedrijven, neemt niet weg dat een weergave van het Nederlandse standpunt in de Franse pers, zoals het onderhavige interview, niet alleen legitiem, maar waarschijnlijk ook nuttig is. Indien de kritiek zich inderdaad richt tegen het feit dat het niet opportuun wordt geacht dat een lid van de regering het Nederlandse beleid publiekelijk uitdraagt voor ons gesprek in Parijs, zulks omdat dit ongewenste publiciteit zou verwekken, kan men zich ook afvragen wat het doel kan zijn om dit debat vandaag te houden; een debat dat immers geen enkel ander gevolg kan hebben dan dat er nog meer aandacht wordt gevestigd op het gewraakte interview. In elk geval wil ik zeker niet bijdragen aan ongewenste publiciteit door nu uitspraken te doen over hetgeen morgen in Parijs ter sprake zal komen, anders dan door te bevestigen dat daar uiteraard het regeringsstandpunt zal worden uitgedragen. Dat geldt overigens niet alleen voor het drugsbeleid, want er zullen morgen ook andere kwesties aan de orde komen.

Ik kom bij de meer specifiek gestelde vragen. De Nederlandse regering heeft met de Drugsnota al toegegeven dat zij de drugsoverlast die er is in Nederland, probeert terug te dringen.

De Nederlandse regering stelt vast dat het Franse drugsbeleid ten aanzien van een aantal resultaten slechter uitpakt dan het Nederlandse drugsbeleid, hetgeen natuurlijk niet betekent dat het begrip "uitsluitend negatieve" hier dus dan letterlijk moet worden genomen.

Tegen de toonzetting van het interview – ik heb het vanmorgen nog een keer teruggelezen – kan ik geen enkel bezwaar maken.

Er is geen coördinatie vooraf geweest ten aanzien van dit specifieke interview. Het is wel zo dat een paar weken geleden door ons is vastgesteld dat te weinig het Nederlandse standpunt in de Franse pers verschijnt, terwijl de Fransen alleen maar op een negatieve manier over het Nederlandse drugsbeleid praten. Daarom is gezegd dat het goed zou zijn als eens in een Franse krant over het Nederlandse beleid wordt gesproken, gewoon op de manier of misschien zelfs nog een toontje lager dan de manier waarop erover in Franse kranten is gesproken. Daarom was ik blij met het interview. Het toont eigenlijk alleen maar aan dat het nodig is, dat de Fransen en de Nederlanders praten over het drugsbeleid. Dat gebeurt morgen dan ook.

De voorzitter:

Ik verzoek de minister af te ronden.

Minister Van Mierlo:

Voorzitter! Ik heb het gevoel dat ik de vragen beantwoord heb. Als dat niet zo is, hoor ik dat ongetwijfeld in tweede termijn.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Het verbaast mij hooglijk, dat de minister van Buitenlandse Zaken door middel van een jijbak de oppositie de schuld wil geven voor het feit dat in Frankrijk opschudding is ontstaan naar aanleiding van het interview. Dat zou komen doordat wij hier vragen stellen. Hij gaat hierbij echter volstrekt voorbij aan het gegeven, dat de Fransen zich geërgerd hebben. Mij bereiken namelijk signalen uit Frankrijk, dat men zich daar geërgerd heeft aan het feit dat het Franse beleid in de beklaagdenbank is gezet zoals nu is gebeurd.

Verder valt mij op, dat er blijkbaar geen coördinatie of afstemming is geweest voordat dit interview plaatsvond. Dat doet vragen rijzen over de coördinerende bevoegdheid van deze minister met betrekking tot de herijking. Als blijkt dat een dergelijk interview impact heeft juist op het punt van de verbetering van de relaties, moet je vraagtekens zetten bij de coördinatie van het beleid.

Uit de reactie van de minister leid ik af dat hij en de premier morgenavond tegenover president Chirac een zelfde gedachtengang zullen ontplooien als minister Sorgdrager in het interview heeft gedaan. Dat doet mij ernstig twijfelen aan het resultaat, dat gericht zou moeten zijn op een verbetering van de verstandhouding met de Fransen.

Gelet op de reactie van de minister, wil ik hem ten slotte vragen wat zijn mening is over de uitlatingen van VVD-collega Weisglas, die dit weekend expliciet heeft gesteld dat het interview onnodig schade heeft toegebracht aan de Nederlands-Franse betrekkingen en dat het uitermate onverstandig is om de Fransen juist op dit moment op deze manier de oren te wassen.

Minister Van Mierlo:

Mijnheer de voorzitter! Het is in geen enkel opzicht aan de regering – het is ook niet haar bedoeling – met de oppositie te strijden over het recht om de vragen te stellen die zij nu naar voren heeft gebracht. De regering heeft alleen gewezen op een zekere inconsistentie in de redenering. Er is namelijk gezegd dat het niet opportuun is om op dit moment, dus vlak voor ons vertrek naar Parijs, dit soort kwesties aan de orde te stellen. Ik wijs er echter op, dat de heer Verhagen zijn vragen ook volgende week had kunnen stellen. Als hij dat had gedaan, zou de aandacht, vlak voor ons vertrek naar Parijs, niet extra op dit interview zijn gevestigd. De heer Verhagen heeft het goede recht om vragen te stellen, maar het is mijn goede recht om aan te tonen dat er inconsistentie in de beweegreden zit.

Voorzitter! De heer Verhagen zegt dat de Fransen zich geërgerd hebben aan het interview. Ik weet niet over welke bronnen de heer Verhagen beschikt. Ik heb nog eens na laten gaan wat de situatie is. De ambassadeur die in Parijs is gevestigd, is op het ogenblik in Nederland en hij heeft nog eens verklaard, dat juist het opvallende is dat dit interview geen ergernis gewekt heeft. Ik ben daarom zeer benieuwd naar de bronnen. De heer Verhagen moet dan toch verschillende signalen hebben gekregen waaruit blijkt dat ergernis is ontstaan. Ik verneem graag van hem welke die bronnen zijn.

De heer Verhagen heeft gevraagd of het coördinerende beleid op dit punt niet gefaald heeft. Voorzitter! Er zijn verschillende manieren om beleid te coördineren. Dit beleid was gecoördineerd met de afspraak van een paar weken geleden om aan publiciteit te doen. Als ik het interview ervaren zou hebben als een sta-in-de-weg voor het gesprek van morgen, zou er sprake zijn geweest van gebrek aan coördinatie. Aangezien in Frankrijk juist geen ergernis is ontstaan en aangezien het Nederlandse standpunt voordat wij een gesprek zullen hebben, goed is vergeleken met het Franse standpunt, heb ik geen enkele reden om te klagen over gebrek aan coördinatie.

Hierin ligt besloten het antwoord op de vraag naar mijn opvatting over de mededeling van de heer Weisglas, dat er met dit interview onnodige schade zou zijn toegebracht. Al mijn bevindingen leiden ertoe dat er geen schade, laat staan onnodige schade is toegebracht.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! De fractie van GroenLinks was erg blij met het interview van minister Sorgdrager. De Nederlandse minister ging naar Frankrijk en zette daar helder en duidelijk het Nederlandse standpunt uiteen. Het zou te gek voor woorden zijn als zij dat niet gedaan zou hebben. Ik ben ook blij met deze mondelinge vragen, omdat nu blijkt dat de minister van Buitenlandse Zaken niets wil afdoen aan de woorden van de minister van Justitie. Is de timing van het interview niet juist uitermate goed geweest? De minister van Buitenlandse Zaken heeft het een opstapje gegeven voor het gesprek dat hij binnenkort in Parijs gaat voeren. Eén ding is in ieder geval al helder, namelijk het Nederlandse drugsbeleid.

Er is door de heer Verhagen gevraagd of er geen coördinatie is geweest. De minister van Justitie is naar een land gegaan dat nogal wat kritiek heeft op het Nederlandse drugsbeleid. Mag de minister daar dan iets over zeggen of moet zij daar juist wat over zeggen? Wat de toonzetting betreft kan ik mij niet voorstellen wat je anders kunt doen dan helder maken wat het beleid is. Vindt de heer Verhagen dat de minister van Justitie inhoudelijk iets verkeerds heeft gezegd? Diezelfde vraag stel ik collega Weisglas, alhoewel hij heeft gezegd dat hij er inhoudelijk niets op tegen had. Hoe moeten wij ons beleid anders presenteren? Moeten wij angstig en schichtig opereren of mogen wij gewoon trots zijn op datgene wat wij doen?

Minister Van Mierlo:

Voorzitter! Ik heb al verklaard dat de Nederlandse regering vindt dat het interview op het juiste moment is gegeven. Er staat geen onvertogen woord in. De toonzetting is vele tonen lager dan de toonzetting waarin de laatste tijd in Frankrijk over het Nederlandse drugsbeleid is gesproken.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Uiteraard staat het de minister van Justitie vrij om een mening ten toon te spreiden over de inhoud van het Nederlandse drugsbeleid. Waar ik de minister van Buitenlandse Zaken op aangesproken heb, is het uitermate negatieve oordeel dat in het interview is gegeven over het Franse beleid. Dat is het enige punt dat ik hier heb aangeroerd. Ik heb het niet over het Nederlandse beleid gehad. Ik heb de minister van Buitenlandse Zaken aangesproken op de toonzetting met betrekking tot het Franse beleid. Dat is iets wat direct ingrijpt op de bilaterale verhoudingen. Naar mijn mening werpt het eerder een obstakel op dan dat het het pad effent voor beide bewindslieden.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Weisglas naar aanleiding van een vraag van mevrouw Sipkes.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Als u mij uitnodigt, dan kom ik, maar ik geef er de voorkeur aan, eerst zelf een inbreng te leveren.

Ik vind dit een nogal lastig onderwerp. Wat is er gebeurd? Mevrouw Sorgdrager heeft in perfect Frans een interview gegeven aan Le Figaro. De minister zegt dat het interview geen enkele aandacht heeft getrokken in Frankrijk. In het weekend heb ik kritiek uitgeoefend op het interview. Twee dagen later, nadat de vertaling op het bureau van de heer Verhagen terecht was gekomen, kwamen hij en de heer Heerma ook nog eens met een echo van mijn woorden. Nu blijkt dat ik kritiek heb gegeven op een interview in een Franse krant, dat in Frankrijk geen enkele aandacht heeft gekregen. Dan ben ik het eens met de minister. Dan ga ik nu niet verder met het leveren van kritiek, want als ik dat nog een keer doe, dan krijgt het wellicht toch aandacht in Frankrijk. Wij laten het zoals het is. Het was een oefening in de Franse taal voor mevrouw Sorgdrager, die geen aandacht heeft gekregen in Frankrijk. En dat is maar goed ook!

De voorzitter:

Ik vraag de heer Weisglas om nog even in te gaan op de vraag van mevrouw Sipkes.

De heer Weisglas (VVD):

Dit was tevens mijn antwoord aan mevrouw Sipkes.

De heer Janmaat (CD):

Voorzitter! De minister van Justitie heeft hier in Nederland dermate veel zaken aan haar hoofd dat je je eigenlijk afvraagt waar zij de tijd vandaan haalt om naar Frankrijk te reizen of om in het Frans interviews te geven. De problematiek hier in Nederland rond de minister van Justitie liegt er niet om. De parlementaire enquêtecommissie zal haar het nodige te vragen hebben. Acht de minister van Buitenlandse Zaken het mogelijk dat de minister van Justitie het interview aan Le Figaro heeft gegeven, niet om de regering te compromitteren, maar opdat de regering zich achter haar zou opstellen, zodat haar positie voor die commissie wat steviger zou worden?

Minister Van Mierlo:

Voorzitter! Ik acht dat onmogelijk, gezien het feit dat het Le Figaro is geweest die om het interview heeft gevraagd.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Ik ken collega Weisglas als iemand – daarvoor wil ik hem complimenteren – die sneller dan wie dan ook de media weet te bereiken. Ik vind echter wel dat hij antwoord moet geven op de vraag van mevrouw Sipkes. Ik herhaal die dus. Mijn vraag aan de heer Weisglas luidt: overtuigen de antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken hem en zou hij, als hij weer een medium tegen het lijf zou lopen, dezelfde kritiek op het interview spuien? Je kunt dit lacherig afdoen, dat is leuk, maar het is niet voldoende.

Tegen de minister van Buitenlandse Zaken zeg ik dat ik zijn stelling dat de aandacht voor dit interview wordt veroorzaakt door de aandacht die er hier aan wordt besteed, in eerste instantie opvat als een compliment aan collega Verhagen, in tweede instantie als een compliment aan de oppositie en in laatste instantie als een compliment aan collega Weisglas, want hij is begonnen met aandacht te vragen voor dit interview. Acht de minister van Buitenlandse Zaken de uitspraak van zijn collega Sorgdrager dat het Franse beleid slechts negatieve uitwerking heeft, in het belang van de bilaterale betrekkingen en een goede voorbereiding voor het bezoek van hem en de minister-president aan Frankrijk morgen?

Minister Van Mierlo:

Voorzitter! Wat betreft de vispartij naar complimenten van de heer De Hoop Scheffer: hij kan van mij alle complimenten in één pakket krijgen. Dan kan hij dat zelf verdelen over de oppositie, over zijn partijgenoot en over de heer Weisglas.

Dan zijn vraag over de slechts negatieve effecten van het Franse beleid. Daarvan blijf ik zeggen dat zelfs deze zin in het interview nog ver beneden de toonhoogte blijft die de Fransen hebben gehanteerd ten aanzien van het Nederlandse beleid.

De voorzitter:

De heer Weisglas mag nu antwoorden op de vraag van de heer De Hoop Scheffer. U heeft daarvoor drie minuten de tijd.

De heer Weisglas (VVD):

Weet u zeker dat het geen twee minuten is, voorzitter?

De voorzitter:

Ik weet zeker dat het drie minuten is.

De heer Weisglas (VVD):

Die heb ik niet nodig. Ik blijf bij mijn benadering. Ik bracht het misschien wat speels, maar ik meen het wel. Ik heb kritiek geuit op de timing van het interview, voorafgaand aan het bezoek van de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken aan Frankrijk morgen. De heer De Hoop Scheffer stelt mij dezelfde vraag als mevrouw Sipkes heeft gedaan. Ik herhaal het antwoord. Nu blijkt dat het interview geen enkele aandacht heeft getrokken in Frankrijk. Dat zegt de minister. Dat is dus zo, want de minister heeft er met de ambassadeur over gesproken, niet de heer De Hoop Scheffer of ik. Het interview heeft in Frankrijk geen enkele aandacht getrokken, en dus is het een vrij theoretische exercitie om door te gaan met kritiek erop. Daarmee is de zaak afgedaan. Het is jammer van alle moeite.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Naar de mening van de PvdA-fractie heeft minister Sorgdrager geen onvertogen woord geuit in haar interview. Zij heeft integendeel bijgedragen aan de "choc des opinions" en dus aan de internationale discussie op dit gebied, waar vorig jaar kamerbreed om is gevraagd. Daarbij heeft zij ook nog kans gezien om voorgenomen veranderingen van beleid in te brengen, zoals de heer Weisglas vorige week tijdens het overleg over Schengen nadrukkelijk wenste.

Voorzitter! Mijn fractie vindt het ernstig dat wat nu gebeurt, zou kunnen bevorderen dat de Nederlandse regering, uit angst voor ongunstige reacties, haar bijdrage aan internationale discussies temperde. Beschouwt de minister de pogingen om de uitlatingen van de Nederlandse regering te breidelen als een bijdrage aan een optimale presentatie van het buitenlands beleid van de Nederlandse regering?

Minister Van Mierlo:

Voorzitter! Ik zou niet al te groot gewicht willen hechten aan een eventuele poging die vandaag wordt ondernomen om het standpunt van de Nederlandse regering te breidelen. Ik zou de CDA-fractie daarvan niet durven of willen verdenken. Ik heb alleen gewezen op een zekere inconsistentie.

Ik wil nog iets rechtzetten. Ik heb niet gezegd dat het artikel geen enkele aandacht heeft gekregen; ik heb weersproken dat het ergernis zou hebben gewekt. Ik heb gezegd dat het geen bijzondere aandacht heeft getrokken, en dat dit de aandacht heeft getrokken van de Nederlandse ambassadeur in Parijs. De aandacht is hier in Nederland ontstaan en daarna hebben de Fransen aandacht gegeven aan de aandacht die Nederland kennelijk geeft aan, enzovoorts.

De heer Van den Bos (D66):

Voorzitter! Mijn fractie is bijzonder verheugd dat de regering in ieder geval een poging heeft gedaan om de aandacht van een breed Frans publiek te trekken voor het Nederlandse standpunt. De heer Verhagen zegt dat de reacties in Frankrijk weer nieuwe obstakels hebben veroorzaakt. Waar baseert hij zich op? Wat zijn zijn bronnen en vooral, wat zijn zijn bronnen van officiële Franse kant?

De heer Verhagen (CDA):

Ik zal mijn Franse bronnen buiten deze zaal aan de heer Van den Bos melden. Ik ben bereid mijn bronnen mee te delen, maar niet hier.

Ik heb niet gezegd dat de reacties obstakels op de weg van het bezoek hebben gelegd, maar dat het interview dat heeft gedaan.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! De heer Weisglas is toch een beetje de animator en de motor van dit hele gebeuren. Zijn non-antwoorden vormen het beste bewijs dat het hier een volstrekte canard betreft; een canard enchaîné. Had hij niet iets langer moeten nadenken alvorens zulke uitspraken te doen? Heeft hij als de meest ervaren buitenlandwoordvoerder van de VVD-fractie een minister van Buitenlandse Zaken nodig, die een jaar in dienst is, om tot de conclusie te komen dat er in Frankrijk geen onnodige opschudding is veroorzaakt en om vervolgens een minuut later zijn uitspraken in te trekken?

Realiseert de heer Verhagen zich dat hij met alle kritiek en opschudding een paar dagen later – dat moet ik aan de heer Weisglas toegeven – zich wel erg plaatst in de hoek van het Franse drugsbeleid, impliciet of expliciet? Wil hij daarop antwoorden?

Ten slotte, een beetje flinke vent houdt geheim wat geheim moet blijven en vermeldt dus zijn bronnen niet. Als hij bereid is ze te vermelden, doet hij dat niet ergens achter in een wandelgangetje maar hier in de microfoon, zodat anderen erop kunnen reageren.

De heer Verhagen (CDA):

Ik heb de minister van Buitenlandse Zaken al eerder gevraagd of hij van mening was dat het Franse beleid uitsluitend negatieve effecten met zich bracht. Ik noemde de overlast voor de niet-drugsgebruikers. De CDA-fractie heeft met betrekking tot het drugsbeleid een eigen visie, een eigen Drugsnota, gepresenteerd. Wij zullen die visie tijdens het debat hierover ter sprake brengen. Naar mijn mening heeft het Franse beleid niet alleen negatieve effecten. Als wij door deze vragen beweging kunnen krijgen in de manier waarop het kabinet zich opstelt in de bilaterale relatie met de Fransen, dan heb ik bereikt wat ik wil bereiken.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Ik maak mij even los van de inhoud van het interview. De minister heeft enkele keren gezegd dat het interview in Frankrijk geen enkel effect heeft gehad en hij lijkt daar nogal tevreden over te zijn. Zou dit juist geen aanleiding moeten zijn om daar ontevreden over te zijn? Is het niet zorgelijk dat een minister in een interview in een buitenlandse krant een vitaal onderdeel van het Nederlandse beleid uitdraagt en er in dat land geen enkel effect valt te bespeuren? Kortom, zou hij er bij mevrouw Sorgdrager niet op moeten aandringen dat zij zich in het vervolg – en in het bijzonder in Franse kranten – helderder, duidelijker en krachtiger uitdrukt en wel zo dat de Franse lezer volledig wordt overtuigd en na lezing uitroept: daar is geen woord Frans bij!

Minister Van Mierlo:

Voorzitter! Ik heb het woord "effect" niet gebruikt in verband met dat interview. Wij zullen onder andere morgenavond merken of het effect heeft gehad. Er staan nu twee standpunten tegenover elkaar, die ook gepubliceerd zijn. Ik heb alleen weersproken dat het interview opschudding had veroorzaakt en dat het een negatief effect had gehad. Ik heb niet gezegd dat het geen enkele aandacht heeft gehad, maar ik zei dat het geen bijzondere aandacht heeft gehad. Daarmee bedoel ik dan ingezonden brieven en reacties van ambtenaren en ministers op het interview in de krant. Ik vraag daarom de heer Verhagen of hij mij – desnoods in het allergrootste geniep – wil vertellen wie de geheime bronnen zijn waaruit hij zijn informatie verkrijgt.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! De minister van Buitenlandse Zaken heeft de oppositie inconsequentie verweten. Begrijp ik hem goed dat de Kamer, als de regering fouten maakt in het buitenland, eigenlijk moet zwijgen en dat zij, wanneer zij dat niet doet, de fout alleen maar groter maakt?

De minister van Justitie heeft een kras oordeel gegeven over de Franse politiek, waardoor de criminaliteit aangemoedigd zou worden. Kan de minister van Buitenlandse Zaken een duidelijk antwoord geven op de vraag of hij deze uitspraak van de minister van Justitie een bijdrage acht aan de goede verstandhouding tussen Nederland en Frankrijk?

Voorzitter! Ik heb nog een inhoudelijke vraag. De minister van Justitie heeft gezegd, er de voorkeur aan te geven dat gebruikers nederwiet roken. Is de minister van Buitenlandse Zaken het daarmee eens? Dus als variant op "koopt Nederlands fabrikaat" kan de leuze zijn: rookt nederwiet. Zal de minister dit standpunt in het buitenland uitdragen of laat hij dat over aan staatssecretaris Van Dok?

Als jong parlementariër heb ik een vraag aan de heer Weisglas. Ik wil graag wat van hem leren. Waarom is hij zo actief in de media en zo stil in de Kamer?

Minister Van Mierlo:

Voorzitter! Ik weet niet wat er vandaag aan de hand is met de microfoon, maar alle woorden komen kennelijk vervormd over. Ik heb geen "inconsequentie" aan het CDA verweten, maar "inconsistentie" in de motivering. Dat de Kamer zou moeten zwijgen is al door mij weersproken in antwoord op een vraag die gesteld was. Ik herhaal dat ik in de uitspraken van mevrouw Sorgdrager een goede bijdrage zie voor een heldere discussie die wij morgen zullen hebben. Wat het standpunt over nederwiet betreft, hoeft de heer Koekkoek de nota er maar op na te slaan. Daarin staat het standpunt van de Nederlandse regering, waar ik deel van uitmaak.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Naar aanleiding van de vraag van de heer Koekkoek ben ik geneigd om weer te verwijzen naar mijn antwoord aan de heer De Hoop Scheffer, waarin ik verwees naar mijn antwoord aan mevrouw Sipkes. Het gaat om het politieke effect. De minister van Buitenlandse Zaken verklaart hier dat er geen politiek effect is geweest. Ik ben er blij mee dat er geen politiek effect is geweest en daarmee geef ik indirect antwoord op deze vraag. Ik was namelijk in het weekend bang dat er wel een negatief politiek effect zou zijn, omdat ik de timing van het interview voorafgaand aan het bezoek van morgen van de bewindslieden aan Parijs niet gelukkig vond. Nu blijkt in dit debat dat er geen effect is geweest en dat ik wat dat betreft dus gelukkig ongelijk heb gehad.

De heer Valk (PvdA):

Voorzitter! De heer Verhagen heeft gezegd dat het interview van de minister geleid heeft tot opschudding en onrust in Frankrijk. De minister van Buitenlandse Zaken ontkent dat. Daarnaar gevraagd heeft de heer Verhagen gezegd dat hij zich baseert op geheime bronnen. Ik kan mij dat niet voorstellen. Als het namelijk zoveel onrust zou hebben opgeleverd in Frankrijk, dan zou dat ons ten minste via de Franse media moeten zijn gebleken. Zou het gewoon wat dat betreft niet beter zijn om te erkennen dat deze stelling niet gebaseerd is geweest op zorgvuldig bronnenonderzoek van de kant van de CDA-fractie?

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Als mede-historicus begrijp ik de voorliefde van de heer Valk voor bronnenonderzoek. In mijn vragen ging het om het volgende. Uit de eerste reacties uit Frankrijk blijkt dat het interview nu niet direct het pad heeft geëffend voor het bezoek van de premier en minister Van Mierlo. Integendeel, het heeft eerder nieuwe obstakels opgeworpen. Daarna heeft de minister van Buitenlandse Zaken gezegd dat er helemaal geen opschudding is. Ik heb uit de reacties die mij geworden zijn, afgeleid dat het pad niet geëffend is en dat men zich geërgerd heeft aan de uitlatingen van minister Sorgdrager ten aanzien van het Franse beleid.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Zou de heer Verhagen willen bevorderen dat degenen die als eersten een reactie hebben gegeven in Frankrijk uit hun achterkamertjes naar voren komen om duidelijk in het openbaar te zeggen wat zij op hun lever hebben, zodat wij er hier in het parlement over kunnen praten?

De heer Verhagen (CDA):

De minister van Buitenlandse Zaken zal morgenavond wel merken hoe de reactie is van president Chirac.

Naar boven