Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met sociale vernieuwing (Regeling samenwerking sociale vernieuwing onderwijs) (23078).

(Zie vergadering van 8 juni 1995.)

In stemming komt het amendement-Van de Camp (stuk nr. 12, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, het AOV, de SGP en de leden Van Wingerden, Verkerk en Hendriks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit amendement de andere op stuk nr. 12 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

Artikel I wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen II t/m VI en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, de VVD, de RPF, het GPV, GroenLinks, de SP, het AOV, de CD en de leden Van Wingerden en Verkerk voor het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen achteraf.

Novemberbrief

De heer Van den Doel (VVD):

Mijn stemverklaring betreft de motie op stuk nr. 71. De fractie van de VVD hecht aan een goed sociaal beleid voor het overtollige defensiepersoneel, ook na 1998. Echter tijdens het nota-overleg over de Novemberbrief heeft de staatssecretaris toegezegd dat ruim voordat het huidige sociaal beleidskader afloopt, er nieuwe afspraken met de bonden zullen worden gemaakt over de voortzetting van het sociaal beleid na 1998.

Uit aanvullende informatie die de Kamer heeft ontvangen, blijkt dat 300 mln. wordt uitgetrokken tot het jaar 2002. De motie van het CDA gaat aan deze toezeggingen voorbij en is op dit moment voorbarig en overbodig.

De fractie van de VVD heeft om die reden de motie niet ondersteund.

Verdragen duurzame ontwikkeling

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! De fractie van het CDA heeft tegen wetsvoorstel 23949 gestemd; niet omdat wij geen duurzame relatie met de betrokken landen zouden willen; ook niet omdat wij het streven naar duurzame ontwikkeling niet willen steunen, integendeel, maar hier ontbreekt het de ondertekenaars aan Hollandse nuchterheid, realiteitszin en enige mate van bescheidenheid.

De ministers hebben de Kamer niet kunnen overtuigen van een reële uitvoerbaarheid van het verdragsprincipe wederkerigheid. Ook de paarse coalitie heeft hierover een motie ingediend. Wij hebben een heroverweging van dit verdragsprincipe voorgesteld. Jammer genoeg heeft onze motie het niet gehaald.

Het tweede verdragsprincipe – maatschappelijke participatie – wordt door de minister pas na twee jaar nader uitgewerkt nu hij op verzoek van de paarse coalitie de programmafinanciering van de stichting Eco-operation pas over twee jaar instelt. Dat zou wat ons betreft eerder kunnen.

Het derde verdragsprincipe – de gelijkwaardigheid – heeft minister Pronk zelf al ter discussie gesteld, gezien de omvang en de aard van de verdragslanden.

Alles overziende, meent de fractie van het CDA, dat de huidige basis voor deze verdragen onvoldoende is. Dit laat onverlet onze onverminderde steun voor de thans lopende Nederlandse ontwikkelingssamenwerking met Benin, Bhutan en Costa Rica.

Naar boven