Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik bepaal nader dat het wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Financiën over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer en enkele andere belastingwetten in verband met de bestrijding van constructies met betrekking tot onroerende zaken (24172) niet doorgaat.

Voorts bepaal ik nader dat het nota-overleg van maandag 19 juni over de Betuweroute zal worden gehouden van 11.15 uur tot uiterlijk 23.00 uur.

Op verzoek van de VVD-fractie benoem ik in:

  • - de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Van Blerck-Woerdman tot lid in de bestaande vacature;

  • - de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Van Blerck-Woerdman tot lid in plaats van het lid M.M.H. Kamp en het lid M.M.H. Kamp tot plv. lid in plaats van het lid Cherribi;

  • - de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het lid Van Blerck-Woerdman tot plv. lid in plaats van het lid Hoogervorst;

  • - de vaste commissie voor Justitie het lid Van Blerck-Woerdman tot plv. lid in de bestaande vacature;

  • - de commissie voor de Werkwijze der Kamer het lid Hofstra tot lid in de bestaande vacature;

  • - de vaste commissie voor Defensie het lid Hoogervorst tot plv. lid in plaats van het lid Weisglas en het lid Weisglas tot lid in de bestaande vacature;

  • - de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het lid Klein Molekamp tot plv. lid in de bestaande vacature;

  • - de algemene commissie voor de Rijksuitgaven het lid Klein Molekamp tot plv. lid in plaats van het lid Van Erp.

Ik benoem in het Presidium het lid Weisglas tot tweede ondervoorzitter, het lid Van Erp tot lid en het lid M.M.H. Kamp tot plv. lid.

Het woord is aan mevrouw Boers-Wijnberg.

Mevrouw Boers-Wijnberg (CDA):

Mijnheer de voorzitter! De CDA-fractie is zeer teleurgesteld over de uitkomst van de Noordzee-conferentie in Esbjerg van afgelopen donderdag. Daarbij bleek dat het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen niet het verdrag hebben getekend om dumpen van boorplatforms in de zee te verbieden. Dat staat haaks op het noodzakelijk te voeren internationale milieubeleid. De gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de aarde, voor de zeeën, wordt niet concreet door alle Noordzeelanden gedragen en dat betekent dat zo vlak bij ons op de Noordzee en de Atlantische Oceaan een voor ons onaanvaardbare situatie blijft bestaan. Daarom wil ik de minister van Verkeer en Waterstaat om een brief vragen waarin zij uiteenzet op welke wijze tijdens de Noordzee-conferentie door de deelnemende landen op dit punt is gehandeld en waarom het uiteindelijk niet tekenen door het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen de negatieve uitkomst van de Noordzee-conferentie op dit punt is geworden.

Daarnaast vraagt de CDA-fractie de minister van Verkeer en Waterstaat in die brief aan te geven, welke activiteiten in de komende tijd door haar zullen worden ontplooid om de situatie op de Noordzee met deze verschillen in regelgeving te beëindigen. Graag ontvangt het CDA deze brief nog deze week.

Voorzitter! In de tweede plaats vraagt de CDA-fractie om een gemeenschappelijke procedurevergadering van de vaste commissies voor Verkeer en Waterstaat en voor Economische Zaken bijeen te roepen, waar besloten kan worden om een brief van het Nederlandse parlement te zenden aan de parlementen van het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen, waarin die parlementen door het Nederlandse parlement worden opgeroepen en ondersteund om hun regeringen tot een andere en betere houding te brengen.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! De suggestie van mijn collega Boers spreekt mij zeer aan. De verontwaardiging bij ons is van een gelijke omvang. Ik ondersteun het initiatief.

De heer Crone (PvdA):

Onze verontwaardiging is ook groot. Ik wil enkele vragen toevoegen die het kabinet in zijn beantwoording mee kan nemen. In de gemeenschappelijke procedurevergadering kan worden beoordeeld of een brief van parlement naar parlement kan worden gestuurd. Op zichzelf is dat een ongebruikelijk middel, maar misschien op zijn plaats bij ongebruikelijke zaken.

Heeft het kabinet met Shell zelf contact gehad, hetzij met de Nederlandse, hetzij met de internationale poot? Is het kabinet bekend met de studie van Smith Engineering BV, dat het ontmantelen op het land van deze installatie vijf maal zo goedkoop kan plaatsvinden als Shell aangeeft? Het is overigens een onderzoeksopdracht die Shell zelf heeft gegeven aan dit bureau.

Heeft de minister van Economische Zaken zijn contacten aangewend om in dezen een keer ten goede te bewerkstelligen? En ten slotte, zijn de ministers bekend met nog meer ondernemingen die het Verenigd Koninkrijk hebben gevraagd om een vergunning om platforms te kunnen afzinken?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie ondersteunt graag het voorstel van het CDA. Wij vinden het absoluut onacceptabel wat er gebeurt. Wij krijgen dus graag een brief van de minister. Ook het voorstel om de vaste commissies bij elkaar te roepen en een brief van het parlement op te stellen, vinden wij de moeite waard. Wij ondersteunen dat graag.

De heer Van Waning (D66):

Mijnheer de voorzitter! Ook de D66-fractie is uiteraard zeer bezorgd en verontwaardigd over deze gang van zaken. Ik sluit mij graag aan bij de gestelde vragen.

Ik wil daaraan toevoegen een vraag over de Noren, die dit deel van de slotverklaring ook niet hebben ondertekend vanwege de olieplatforms op beton, die zij waarschijnlijk niet gaan afbreken. Wat gaat er in de toekomst met deze platforms gebeuren?

De voorzitter:

Ik stel vast, dat het verzoek van mevrouw Boers ondersteund wordt.

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Ik wacht verder af wat wordt besloten in de bijeenkomst van de beide commissies. Daarover kunnen wij thans geen besluit nemen. Ik neem aan, dat de commissies snel bijeenkomen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Jong.

De heer De Jong (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Vorige week donderdag heeft een overleg plaatsgevonden met de staatssecretaris van Economische Zaken over het regionale beleid. Het was een overleg waarvan een beknopte verslaglegging heeft plaatsgevonden. Ik wil u verzoeken dit verslag, zodra het verschenen is, op de agenda te plaatsen, zodat ik enkele uitspraken aan de Kamer kan voorleggen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het verslag aan de agenda toe te voegen.

Ik neem aan, dat dit deze week of volgende week zal kunnen, afhankelijk van het verloop van de kameragenda.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sterk.

Mevrouw Sterk (PvdA):

Voorzitter! Twee weken geleden heeft de fractie van de PvdA schriftelijke vragen gesteld over seksueel misbruik van verstandelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten door hulpverleners.

Gisteren, bij de presentatie van het onderzoek dat in opdracht van de Federatie van ouderverenigingen is verricht door het NISSO, bleek dat het probleem veel breder is. Seksueel misbruik vindt niet alleen plaats door hulpverleners, maar ook op het thuisfront, door medebewoners en anderen. Met het rapport van het NISSO is het probleem gekwantificeerd. Ik heb begrepen dat tevens een door het veld opgesteld actieplan is aangeboden. De koepelorganisaties hebben met het uitbrengen van dit actieplan het initiatief genomen om structureel te werken aan het voorkomen van seksueel misbruik van verstandelijk gehandicapten.

De fractie van de PvdA is blij met dit initiatief. Mede gezien het feit dat al in 1991 een werkprogramma inzake bestrijding van seksueel geweld is verschenen en in 1993 een tussenrapportage, vraag ik de staatssecretaris om het actieplan en haar reactie daarop aan de Kamer toe te zenden. De fractie van de PvdA zou naast deze reactie graag een notitie ontvangen, waarin een overzicht van concrete beleidsmaatregelen en een daarbij behorende tijdsplanning zijn opgenomen. Tevens vraag ik de staatssecretaris of zij de Kamer van activiteiten op dit gebied op de hoogte wil houden en wil berichten wanneer een evaluatie van de nu te nemen beleidsmaatregelen verwacht kan worden.

De heer Fermina (D66):

Mijnheer de voorzitter! De vraagstelling van mevrouw Sterk komt op dit moment vrij zwaar over. Alle fracties hebben hier de vorige keer uitvoerig over gesproken. De problematiek is een ernstige, maar ik wil toch van mevrouw Sterk weten waarom zij die vraagstelling hier poneert. De staatssecretaris heeft namelijk al duidelijk publiekelijk naar buiten laten komen dat zij naar aanleiding van het rapport van alles zal proberen om allerlei zaken helder te krijgen en om tot een plan van aanpak te komen. Ik vraag mij dus af of het niet een beetje overdreven is om die vraagstelling hier te poneren.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! De fractie van GroenLinks steunt het verzoek van mevrouw Sterk graag. Wij hebben begrepen dat de staatssecretaris in eerste instantie positief gereageerd heeft. De zaak is echter dermate ernstig dat de Kamer er goed over geïnformeerd moet blijven.

De voorzitter:

Er is een vraag aan mevrouw Sterk gesteld. Ik stel haar in de gelegenheid, daarop te antwoorden.

Mevrouw Sterk (PvdA):

Ik denk dat de materie bij mevrouw Terpstra in goede handen is. Het gaat er echter om dat de Kamer graag wil weten wat er allemaal mee gebeurt.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Zijl.

De heer Van Zijl (PvdA):

Voorzitter! Gisteren heeft het NIA, het Nederlands instituut voor arbeidsomstandigheden, een persbericht uitgegeven naar aanleiding van een onderzoek naar de ontwikkeling van het ziekteverzuim in ons land. Uit het onderzoek blijkt dat sinds de invoering van de Wet terugdringing ziekteverzuim en de nieuwe Arbowet het ziekteverzuim in ons land in 1994 substantieel is gedaald. Daarmee is voor het bedrijfsleven een bedrag aan besparing op de totale produktiekosten gemoeid van ongeveer 6 mld. Het lijkt er dus op dat er sprake is van een succesvolle reeks van maatregelen door de Wet TZ en de Arbowet, die voor het bedrijfsleven tot geweldige, formidabele besparingen heeft geleid. In het regeerakkoord hebben wij afgesproken om de ontwikkeling van het ziekteverzuim met een zekere regelmaat te volgen en te monitoren, zoals het letterlijk in het regeerakkoord staat. Het belang van zo'n voortdurende monitoring is duidelijk, zeker nu de wet- en regelgeving op het gebied van ziekte en arbeidsongeschiktheid nog volop gaande is. In verband hiermee vraag ik het kabinet, dat wil zeggen de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, om het rapport van het NIA van commentaar te voorzien, ook waar het gaat om de forse kostenbesparingen voor het bedrijfsleven, en dit commentaar op korte termijn naar de Tweede Kamer te sturen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Giskes.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! De fractie van D66 is er niet geheel gerust op dat de uitkomst van de huurverhogingsronde van dit jaar voor de verhuurders die met een huursombenadering moeten werken, uit zal komen op de afgesproken 4,5%. Wij ontvangen daarom graag van de staatssecretaris van Volkshuisvesting een brief waarin hij ons op heel korte termijn inzicht geeft in de uitkomsten van deze ronde. Wij willen die gegevens zien in termen van volkshuisvestingsregio's en zien deze graag op zo kort mogelijke termijn, maar liefst vóór 1 juli a.s. tegemoet. Wij vinden deze informatie van belang, omdat daarmee samenhangt de beoordeling van de mate waarin de corporaties voldoen aan de afspraken over de zelfstandige wijze van opereren.

De heer Poppe (SP):

De SP steunt het voorstel, maar wij willen wel graag van D66 weten wat die fractie gaat doen als blijkt dat de gemiddelde huurverhoging veel hoger uitpakt dan door de staatssecretaris is aangegeven.

Mevrouw Giskes (D66):

Als er iets blijkt, zullen wij reageren. Wij zullen dat niet vóór die tijd doen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Vlies.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Velen in onze samenleving, waaronder de leden van de SGP-fractie, zijn verontrust over het oprukken van geweldscenes in de media. Onlangs was er publiciteit over geweldvideo's die via videotheken ook voor jeugdigen beschikbaar zijn. Collega Van der Heijden van de CDA-fractie heeft daarover toen vragen gesteld, die een maand geleden zijn beantwoord. Uit die antwoorden bleek opnieuw – het was al eerder gebeurd – dat ook de staatssecretaris, mevrouw Terpstra, zorgen kende. Zij heeft gisteren afspraken tot stand weten te brengen met importeurs en producenten van videofilms. Afgesproken zou ook zijn dat videotheekhouders die zich niet aan deze afspraken houden, door sancties getroffen zullen worden. Dan gaat het natuurlijk ook om de controle op en de handhaafbaarheid van zulke afspraken. Om dit alles op de inhoudelijke kanten te kunnen beoordelen, vraag ik of de staatssecretaris ertoe bereid is, de gemaakte afspraken met alle consequenties ervan in een brief aan de Kamer te laten neerslaan. Als die brief bij ons is, kunnen wij bezien of overleg erover met de staatssecretaris nodig is.

De heer Van der Heijden (CDA):

Voorzitter! Ik sluit mij bijzonder graag aan bij het verzoek van de heer Van der Vlies om een brief. Ik vraag de staatssecretaris nog of zij in die brief aandacht wil besteden aan een beoordelingskader. De discussie ging er steeds over of wij nog onafhankelijk kunnen beoordelen of films geschikt of minder geschikt zijn, al was het maar in de belangrijke adviserende zin.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven