Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 21 maart 1994 te Noordwijk tot stand gekomen verdragen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en, respectievelijk, de Republiek Benin, het Koninkrijk Bhutan en de Republiek Costa Rica inzake duurzame ontwikkeling (23949), en over:

- de motie-Van Middelkoop c.s. over het evalueren van de uitvoering van de verdragen (23949, nr. 8);

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven over het heroverwegen van het begrip wederkerigheid als verdragsprincipe (23949, nr. 9);

- de motie-M.B. Vos/Stellingwerf over het verminderen van het Nederlandse beslag op de milieugebruiksruimte (23949, nr. 11);

- de motie-M.B. Vos over een onderzoek of milieu-investeringen in Costa Rica, Bhutan en Benin onder de fiscale stimuleringsregeling voor groenprojecten kunnen vallen (23949, nr. 12);

- de motie-M.B. Vos over een financiële bijdrage voor projecten die het mondiale milieubeleid ten goede komen in het geval Nederland zijn CO2-reductieverplichting niet nakomt (23949, nr. 13);

- de motie-Dijksma c.s. over een nadere uitwerking en precisering van het begrip wederkerigheid (23949, nr. 14).

(Zie vergadering van 7 juni 1995.)

De voorzitter:

Mij is in verband met de aard van een van de moties gevraagd, eerst over de moties te stemmen en daarna over het wetsvoorstel. Naar mij blijkt, bestaat hiertegen geen bezwaar.

Voorts heeft mevrouw Vos mij om een korte heropening verzocht omdat zij iets over de moties wil zeggen die zij heeft ingediend. Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De algemene beraadslaging wordt heropend.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! De motie op stuk nr. 12 wil ik aanhouden, omdat de minister heeft toegezegd dat zij met de staatssecretaris van Financiën zal bekijken wat de mogelijkheden zijn om de regeling voor groen beleggen te verbreden tot de drie verdragslanden. Het lijkt mij goed om af te wachten wat er uit dat overleg komt en bij de begrotingsbehandeling in het najaar hierop terug te komen.

Verder wil ik de moties op de stukken nrs. 11 en 13 aanhouden, omdat de minister een nota heeft toegezegd waarin het begrip wederkerigheid wordt uitgewerkt. Mijn fractie heeft daar niet veel behoefte aan, maar nu die nota komt, lijkt het ons goed, de moties in stemming te brengen na de bespreking daarvan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw M.B. Vos stel ik voor, haar moties (23949, nrs. 11, 12 en 13) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Mij is gebleken, dat er behoefte is aan het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Hessing (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Mijn stemverklaring betreft het wetsvoorstel. In het debat is duidelijk geworden dat de VVD grote bezwaren heeft tegen deze verdragen. Dat betreft onder andere de grote onduidelijkheid over de betekenis, de reikwijdte en de consequenties van het onderdeel wederkerigheid, het onrealistische karakter van de beoogde aanpak, de ondoelmatige selectie van de landen en diverse bezwaren van praktische aard.

Daarop is door de regering naar mijn mening geen voldoende antwoord gegeven. In de tweede termijn is nog geprobeerd een brug te slaan maar dat is, ondanks goede wil van beide kanten, door blijvende fundamentele verschillen van inzicht, niet gelukt.

Alles afwegende, komt de VVD tot de conclusie dat zij geen goedkeuring kan verlenen aan de voorliggende verdragen. Derhalve zij zal tegen het wetsvoorstel stemmen.

In stemming komt de motie-Van Middelkoop c.s. (23949, nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van de CD tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Ardenne-van der Hoeven (23949, nr. 9).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de VVD, de CD en de leden Van Wingerden, Verkerk en Hendriks voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dijksma c.s. (23949, nr. 14).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de SP, D66, de SGP, het GPV, de RPF, de VVD en het AOV voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Dan gaan wij nu over tot stemming over het wetsvoorstel.

De artikelen 1 en 2 en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, GroenLinks, de SP, de SGP, het GPV, de RPF en het AOV voor het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Naar boven