Vragen van het lid Lansink aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, naar aanleiding van uitspraken inzake het huisartsentientje over samenhangend beleid in de gezondheidszorg.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Ik begin met een citaat: de zorg moet voor iedereen financieel toegankelijk zijn en blijven. Dat waren en zijn ware woorden van minister Borst tijdens de begrotingsbehandeling ruim twee maanden geleden. De noodzaak niet alleen van een visie werd onderstreept, maar ook van rust en zorgvuldigheid. Weer een citaat: het is mij dan ook liever om de verbetering die wij nastreven te bereiken door middel van kleine, maar wel efficiënte stappen. Aldus de minister, die intussen blijkens de persberichten de publieke en politieke discussie over de ombuigingen en de eigen bijdrage in de gezondheidszorg in een forse stroomversnelling heeft gebracht met destijds ongedachte uitkomsten: de pil uit het pakket en eventueel na de afgeschafte medicijnknaak en na het omstreden specialistengeeltje poortersgeld bij de huisarts. De coalitie reageert geschrokken en verdeeld. Kameruitspraken over het tegengaan van cumulatie, van stapeling lijken vergeten. Minister Borst had kennelijk gelijk toen zij ook op 8 december vorig jaar zei: wat je in een zomer opschrijft, kun je niet in een herfst uitwerken; daar is ook nog een stukje van de winter voor nodig. Minister Ritzen kan daarover meepraten, maar dat terzijde.

Mijn fractie waardeert op zichzelf de openheid, de erkenning van de noodzaak van pijnlijke beslissingen. Toch dring ik opnieuw aan op een heldere visie, op een samenhangend beleid dat rekening houdt met de spankracht van de samenleving. Stapeling van maatregelen ad hoc die ouderen, zwakken en chronisch zieken treft, moet worden voorkomen. Tegen die achtergrond stel ik de minister nu de volgende vragen.

1. Wanneer komen nu eindelijk die beleidsvoornemens respectievelijk de nota Gezond en wel, de nota over de kostenbeheersing en de convergentienota naar de Kamer? Hadden ze er niet al moeten zijn, althans gemeten naar vorig jaar?

2. Houdt de minister staande dat het debat met de Kamer in het begin van dit jaar kan plaatsvinden? Waar eindigt het begin en waar begint het einde, ook van de onrust trouwens?

3. Zijn de aangekondigde maatregelen geïsoleerde zaken of maken ze deel uit van een meer integrale stelselwijziging? Wordt daarbij het punt van de inkomensafhankelijke normering overwogen?

4. Welk oordeel verbindt de minister aan de uitspraken van woordvoerder Oudkerk van de Partij van de Arbeid, dat begonnen moet worden met de ombuiging op geneesmiddelen en dat daarna pas de invoering van eigen bijdragen aan de orde is?

5. In hoeverre speelt het al dan niet overnemen van de aanbevelingen van de commissie-Welschen over het ouderenbeleid een rol in deze discussie?

6. Komt de convergentienota over de stelselwijziging zoals destijds toegezegd nog in maart 1995 beschikbaar of zijn de geruchten juist dat er een forse vertraging zal optreden?

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Zoals de heer Lansink al heeft aangegeven, ben ik bezig met het uitwerken van de voornemens uit het regeerakkoord. Ik acht het ook mijn taak en mijn plicht om het regeerakkoord zo goed mogelijk uit te voeren. Het is, zoals ik al eerder heb gezegd in de vergelijking tussen de zomer en de herfst, een betrekkelijk gecompliceerde aangelegenheid. Er komt een boel bij kijken. Dit te meer gezien de randvoorwaarde voor dit kabinet, die ik onderschrijf, om de gezondheidszorg betaalbaar en toegankelijk voor iedereen te houden. Die randvoorwaarde blijft overeind. Het is niet altijd even simpel om datgene wat in het regeerakkoord staat tegen deze randvoorwaarde tot een werkbaar geheel te smeden.

Ik ben op het ogenblik bezig met de laatste hand te leggen aan het programma van volume- en kostenbeheersing, vergezeld van een bestuurlijk en wetgevend programma. De nota Gezond en wel is eigenlijk gereed. Zij zal als eerste zeer binnenkort aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Het programma van volume- en kostenbeheersing zal ik over twee weken in de ministerraad brengen en zo spoedig mogelijk daarna naar de Tweede Kamer sturen, te zamen met het wetgevend programma.

Ook wordt op dit moment gewerkt aan de nota over de modernisering van het ouderenbeleid, naar aanleiding van het advies van de commissie-Welschen. Deze nota zal na de eerder genoemde nota verschijnen, tegelijk met onze nota over het rapport-Biesheuvel. De exacte timing van de convergentienota kan ik op dit moment niet in data aangeven. Ik denk dat dat ook niet is wat de heer Lansink vraagt. Hij wil graag weten of het allemaal de Tweede Kamer bereikt zal hebben voordat het voorjaar in de zomer is overgegaan. Dat kan ik hem zeker toezeggen.

De heer Lansink heeft zijn ongerustheid uitgesproken over een aantal maatregelen waarover hij in de pers heeft gelezen. De eerste is het idee van het tientje. Het idee van het betalen van een tientje bij een bezoek aan de huisarts, om daarmee vorm te geven aan de maatregel in het regeerakkoord van de introductie van een eigen risico per hoofdverzekerde aan de voet in de Ziekenfondswet, is mij aangereikt door de heer Oudkerk, via een artikel in De Telegraaf. Als de heer Lansink meer over het tientje en de achtergronden daarvan wil weten, zou hij dat aan de heer Oudkerk kunnen vragen.

Verder was de heer Lansink verontrust over maatregelen betrekking hebbend op de uitdunning van het pakket. Het woord "uitdunning" heeft in dit verband twee betekenissen: letterlijk en als verwijzing naar de commissie-Dunning, die in dit verband enige voorzetten heeft gedaan. In de commissie is onder meer aan de orde geweest de vraag of een aantal zaken die te maken hebben met voortplanting, tot de strikte gezondheidszorg moeten worden gerekend of wellicht uit het pakket zouden kunnen verdwijnen en voor eigen rekening zouden kunnen komen. Er zijn allerlei varianten door mij in studie genomen. Het einde van die studieperiode is nu wel zo'n beetje aangebroken. De nota's komen eraan.

Ik heb zeker ook oog voor het fenomeen van de cumulatie van eigen bijdragen, betalingen en risico's, die allemaal neerkomen op een bepaalde groep van burgers, namelijk de mensen die chronisch ziek zijn. Het feit dat ik die zorg deel is een van de redenen waarom het allemaal zeer weloverwogen, zorgvuldig en niet overhaast gebeurt. Ik hoop dat de heer Lansink daarvoor in ieder geval begrip wil opbrengen.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Ik dank de minister voor de antwoorden. Het tijdschema is dus als volgt. De nota Gezond en wel, wat deze ook moge inhouden – ik hoop heel veel goeds – zal nog deze maand verschijnen. De nota over de kostenbeheersing kan begin maart tegemoet worden gezien. De stelselwijziging en de convergentienota blijven vooralsnog onduidelijk. Ik vraag de minister of zij een uitspraak kan doen over het tijdstip waarop deze nota tevoorschijn zal komen. Kwesties als de eigen bijdragen houden juist daarmee verband. Mij is verder onduidelijk, wanneer we het regeringsstandpunt inzake Welschen precies kunnen verwachten.

Ik ben de minister erkentelijk voor het oog dat zij heeft voor de cumulatie, de stapeling van eigen bijdragen. Ik wil in deze tweede termijn nog een vraag aan de heer Oudkerk stellen. Vanmorgen heeft hij via de KRO bijna een uur lang kiezers en andere mensen te woord gestaan, waarbij hij niet kenbaar heeft gemaakt dat het tientje eigenlijk geen sigaar uit eigen doos was, maar een idee uit eigen koker. Dat had er wel even bij gezegd mogen worden, juist gelet op de voorgeschiedenis van het specialistengeeltje en de medicijnenknaak. Ik vraag de heer Oudkerk dus of hij kan bevestigen dat hij dat toch een goede gedachte vindt en, zo ja, of hij dan de minister een handje kan helpen bij de verdediging ervan, in plaats van te kiezen voor de route van het wegschuiven van alles en naar de geneesmiddelensector te kijken, waar echt geen 1 mld. bezuinigd kan worden.

De heer Oudkerk (PvdA):

Voorzitter! Voordat het "tientje van Oudkerk" een eigen leven gaat leiden nog het volgende. Ik heb gereageerd op enkele rondzingende gedachten en mogelijke plannen over eigen betalingen voor de huisarts. Dat zou een eigen bijdrage van een tientje kunnen zijn, maar dat zou ook het onderschuiven van een zekere eigen betaling onder de ƒ 200 eigen risico die in het regeerakkoord is afgesproken, kunnen zijn. Ik heb namens mijn fractie gezegd dat ik dat, wat er verder ook waar was van die gedachten, gezien de afspraak in het regeerakkoord over het versterken van de poortwachtersfunctie van de huisarts en het garanderen van een laagdrempelige toegankelijkheid, een niet gewenst plan vond. Inmiddels heb ik vanochtend om tien over zeven begrepen van de minister, die ook op de KRO-radio was, dat het plan voor een eigen bijdrage van een tientje in ieder geval niet leeft op het departement, ondanks dat ook mij de laatste maanden soms wat andere dingen waren geworden. Ik stel hier dus vast dat de minister en ik niet van mening verschillen over datgene wat onwenselijk is, namelijk invoering van een eigen bijdrage van een tientje in de huisartsenpraktijk.

Ook heb ik gehoord dat de minister nog wel aan het wikken en wegen is over wat er onder de geleidelijke invoering van de ƒ 200 eigen risico moet vallen. Dat zouden huisartsenhulp, specialistenhulp, maar wellicht ook andere dingen kunnen zijn. Ik wil daar niet op vooruitlopen, omdat ik wil afwachten met welke plannen de minister in maart of april ter zake zal komen.

Wat het door de heer Lansink gememoreerde uurtje bij de KRO betreft, merk ik op dat ik wel degelijk – maar misschien zat hij toen in de auto of anderszins – heb gezegd dat ik om tien over zeven had gehoord dat het plan dus blijkbaar niet bestond. Maar het uurtje ging niet zozeer over de eigen bijdrage voor de huisarts, alswel over de cumulatie van de eigen bijdragen. Ik verheug mij er dan ook op dat de minister hier nogmaals heeft benadrukt dat ook zij zorgen heeft over de cumulatie van eigen bijdragen. Voor de duidelijkheid: het gaat mijn fractie om het evenwicht tussen een rechtvaardige verdeling van die eigen bijdragen, die vanzelfsprekend voor ouderen, chronisch zieken en lager betaalden nu eenmaal harder aankomen dan voor mensen die het wat breder hebben, niet ziek zijn en dus niet zoveel van de zorg gebruik hoeven te maken. Een en ander moet een gelijke tred houden met maatregelen die in de sector genomen worden. Ik heb van de minister, ook vanmorgen voor de KRO-radio, begrepen dat beide plannen – enerzijds het eigen risico en anderzijds de maatregelen in de sector – ons gelijktijdig zullen bereiken.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Jammer genoeg is het systeem van onze volksgezondheid al jarenlang doodziek, en slaagt de regering er niet in, in dat opzicht orde op zaken te stellen. Er worden daardoor natuurlijk steeds meer lasten afgeschoven naar de verzekerden. De CD zal nu de regering niet vragen, of de invoering van het tientje ook geldt voor asielzoekers, want dat weten we al, omdat we dat bij de tandartsen al hebben gezien. De CD wil hier aan de minister vragen of zij, als het tientje wordt ingevoerd, uit de financiële zorgen is. Of is zij dat nog lang niet, komt er nog veel meer, maar wordt dat liever tot na de verkiezingen stilgehouden? Zijn we er met dat tientje, of is het slechts een druppel op de almaar gloeiende plaat?

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Uit het vorige debatje bleek duidelijk dat er geen tientje van mij bestaat. Het is dan ook niet meer de vraag of ik daarmee uit de problemen ben. Ik wil de heer Janmaat er graag op wijzen dat ik gesproken heb van – zoals het ook in het regeerakkoord staat – een samenhangend programma van plannen voor volume- en kostenbeheersing. Het is uitdrukkelijk de bedoeling om het gehele programma aan het begin van de regeerperiode te presenteren. Met dit pakket willen wij de komende vier jaar op een verantwoorde wijze doorkomen. Over dit voorstel zal ik graag met de Kamer discussiëren. Er is dus geen sprake van dat er langzamerhand steeds nieuwe maatregelen op het volk worden losgelaten. De kern van het regeerakkoord is nu juist om aan het begin van de regeerperiode het gehele plan te presenteren, waarna er vier jaar rust in alle gelederen kan bestaan.

De heer Van der Heijden (CDA):

Voorzitter! Van de minister wil ik graag weten of zij preciezer aan kan geven wanneer de convergentienota zal verschijnen. Ik vraag dit om in ieder geval veilig te stellen dat het essentiële debat hierover nog voor de zomervakantie gevoerd kan worden. Hetzelfde geldt voor de opvattingen van de regering over het zogenoemde rapport-Welschen. Wanneer kan nu eindelijk met de behandeling daarvan worden begonnen? Al zo vaak is toegezegd dat het aan de Kamer zou worden voorgelegd. Duidelijk is dat aan de provincies het signaal is gegeven om maar door te gaan met de planning volgens de Wet op de bejaardenoorden, omdat men daaraan met Welschen nog niet is toegekomen.

De heer Oudkerk heeft aangegeven dat hij de cumulatie van de eigen bijdragen afwijst. Hij was daar vanmorgen op de radio zo stellig over, dat er in wezen geen samenhang meer in aan te brengen is. Hij heeft vanmorgen de norm gesteld voor de ouderen die bij hem op spreekuur komen. Acht hij überhaupt een samenstel van eigen bijdragen nog mogelijk?

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Wat de timing voor de convergentienota betreft, wijs ik erop dat een en ander met elkaar samenhangt. Elementen van die convergentie zijn verwerkt in de nota over de volume- en kostenbeheersing. Het principe van vorm geven aan de convergentie zal dus pas later in het voorjaar aan de Kamer worden voorgelegd. Blijkbaar stelt de heer Van der Heijden zich daar veel van voor. Hij moet zich realiseren dat in het regeerakkoord naast het woord "convergentie" het begrip "no regret" staat. Daarmee wil ik zeggen dat er een beperkte armslag is om in dat stelsel ingrijpende veranderingen aan te brengen.

De nota over de modernisering van de ouderenzorg wordt een voorjaarsnota. Aangezien dit onderwerp deel uitmaakt van de portefeuille van de staatssecretaris van Volksgezondheid, kan ik er op dit moment niet gedetailleerder over zijn.

De heer Oudkerk (PvdA):

Voorzitter! De heer Van der Heijden vroeg wat mijn fractie nog toelaatbaar acht als het gaat om de cumulatie van de eigen bijdragen. Ik heb vanmorgen gesproken over alle toekomstige eigen bijdragen. Ik houd mij wat dat betreft aan de tekst van het regeerakkoord, waarin staat dat er geleidelijk een eigen risico aan de voet voor de ziekenfondsverzekerden zal worden ingevoerd ter vervanging van de cumulatie van eigen bijdragen. Op dit moment bestaan er voor kraamzorg, thuiszorg, gezinszorg en ziekenvervoer al eigen bijdragen. Men zal zich kunnen voorstellen dat lang niet alle eigen bijdragen voor één en dezelfde persoon zullen cumuleren. Ik neem aan dat de minister, als daar wel sprake van is, zich zal houden aan de tekst die in het regeerakkoord is opgenomen.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! De minister heeft de fabel van het tientje voor de huisarts vanmorgen reeds op de radio rechtgezet en hier in huis andermaal. Mijn fractie is daar erg blij mee. Ik heb nog een vraag aan de heer Oudkerk. Hij heeft gezegd dat hij is ingegaan op verhalen die rondzingen. Kan hij die uitspraak verduidelijken? Door zijn uitlatingen leek er door de PvdA een sfeer gecreëerd te worden alsof de minister al een plan had. Dat was niet aan de orde. Is de heer Oudkerk nu bezig met het maken van eigen nieuws of zijn er documenten te vinden waaruit werkelijk zo'n voornemen kan worden afgeleid?

De heer Oudkerk (PvdA):

Voorzitter! Ik zou de heer Van Boxtel willen antwoorden dat het maken van eigen nieuws niet tot mijn gewoonte behoort. Zoals ook hij weet, wordt er vaak, hetzij op het departement hetzij bij koepelorganisaties in de zorg, gesproken over de mogelijkheden die de minister ter beschikking staan, het eigen risico aan de voet in te vullen. Daar heb ik op gereageerd. Dat is alles.

Mevrouw Kamp (VVD):

Voorzitter! Ik zou graag aan de minister willen vragen of in de uitwerking van het regeerakkoord de financiële maatregelen in de zorgsector niet reeds mee verdisconteerd zijn in het koopkrachtbeeld door het CPB.

Ik zou voorts aan de heer Oudkerk willen vragen wat zijn antwoord is op de opmerking van de minister die aangaf dat het plan uit de koker van de heer Oudkerk komt. Is het zo dat hij de visie van de minister niet deelt, wat bijna zou betekenen: de minister liegt?

En verder wil ik hem de volgende vraag stellen, waarbij ik mij aansluit bij de opmerkingen van mijn collega Van Boxtel. Als het niet het plan van de heer Oudkerk was, reageert hij dan op plannen die er niet zijn, alleen maar om hierdoor de publiciteit te halen?

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! Ik kan mevrouw Kamp heel kort antwoorden. De maatregelen die in het regeerakkoord genoemd zijn, zijn inderdaad allemaal doorgerekend en terechtgekomen in de "koopkrachtplaatjes" van het CPB. Het antwoord is dus "ja".

De heer Oudkerk (PvdA):

Voorzitter! Ik kan een direct antwoord geven aan mevrouw Kamp. Dit komt niet uit mijn koker. Het zou ook merkwaardig zijn als ik eerst iets uit mijn koker zou laten komen en vervolgens zou zeggen dat ik hiertegen was. Ik heb geen ander antwoord. Het komt dus niet uit mijn koker. Hiermee geef ik overigens absoluut niet aan dat de minister liegt. Sommige dingen komen nu eenmaal anders in de krant dan wij misschien allemaal zouden willen, maar uit mijn koker komt het niet.

Naar boven