5 Indexeren basiskinderbijslagbedrag

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Het niet indexeren van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet per 1 juli 2013 ( 33525 ).

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is reeds aanwezig.

De heer Hoekstra (CDA):

Voorzitter. In het regeerakkoord van het huidige kabinet staan wat de kindregelingen betreft twee doelstellingen: hervormen en versoberen. Hervormen vindt mijn fractie noodzakelijk. De Raad van State heeft ons daar vorig jaar nog uitvoerig op gewezen. Over versoberen zijn wij minder enthousiast, maar helemaal te vermijden is dat vermoedelijk niet.

Met de twee doelstellingen in het achterhoofd en terugkijkend naar de afgelopen acht maanden, mag je misschien wel constateren dat die periode toch wel een zekere teleurstelling in zich herbergt. Want het enige voorstel dat we op dit terrein hebben gezien – misschien zou ik "voorstelletje" moeten zeggen – is hetgeen nu voorligt. Het bedraagt, zeg ik ter illustratie, amper twee regels. Over de uitvoerbaarheid van dit voorstel kunnen we kort zijn. Daar mankeert niets aan, zo lijkt ons. Wij hebben de indruk dat dit ook geldt voor de legitimiteit en de handhaafbaarheid. Ook op die punten kunnen wij geen haken en ogen ontdekken.

Dat brengt ons bij de inhoud. Eerlijk gezegd kun je daar twee kanten mee op. Van dit voorstel zou je met recht kunnen zeggen dat gezinnen met kinderen erdoor op achteruit gaan, meer dan gezinnen zonder kinderen. Juist bij gewone Nederlandse families, met lagere inkomens en middeninkomens, doet deze maatregel pijn. Dus zou je kunnen zeggen: weg met deze maatregel. Je zou ook kunnen zeggen dat de pijn relatief beperkt is. De minister heeft dat in eerste en in tweede instantie uitgerekend. Uit beide berekeningen kwam een ander getal, maar dat was in beide gevallen een betrekkelijk laag getal. Je zou dus kunnen zeggen dat de pijn relatief beperkt is en daarom aanvaardbaar en dat het kabinet een terechte poging doet om de overheidsfinanciën op orde te brengen.

Als je deze redenering zou willen volgen, is het wel bezwaarlijk dat er geen coherent perspectief lijkt te zijn op wat de regering van plan is met de kindregelingen. Het lijkt daarom nuttig als de minister zijn schriftelijke antwoord op de vraag die wij daarover hebben gesteld – dat kan naar wij denken, zo formuleer ik voorzichtig, aan scherpte winnen – nader zou kunnen duiden. Wat is precies zijn visie op de kindregelingen? Wat zijn de contouren van de plannen die schuilgaan achter het mantra "hervormen en versoberen"? Welke regelingen gaan wij precies hervormen en wat gaan wij precies versoberen? Hoe beoogt het kabinet Nederlandse gezinnen te ondersteunen? Hoe sober wordt het precies na het versoberen? Op dat punt horen wij graag een reactie van de minister.

Veel van de maatregelen die dit kabinet neemt – dat trek ik breder dan dit specifieke voorstel – treffen gezinnen met kinderen. Bij de behandeling van het wetsvoorstel aangaande de inkomensafhankelijke huurverhoging is ons door een collega van de minister verteld dat deze minister, de minister van SZW, de effecten van deze cumulatie moninort. Kan hij aangeven wat het effect van die stapeling van maatregelen op het besteedbaar inkomen van gezinnen met kinderen is?

Mijn fractie zou ook graag van de minister vernemen hoe ondersteuning van gezinnen door de overheid in Nederland zich precies verhoudt tot overheidsondersteuning van gezinnen met kinderen in bijvoorbeeld ons omringende landen en ook de Scandinavische landen. Daar heeft recent het een en ander over in de pers gestaan. Zonder daar nu uitsluitend op af te willen gaan, roept dat toch de vraag op of andere overheden in tijden van bezuinigingen de families met kinderen meer ondersteunen dan de Nederlandse overheid doet. Kan de minister daarom toezeggen dat hij de Eerste Kamer hierover bericht? Wij zouden ook graag van hem horen op welk moment hij denkt dat het mogelijk is om een dergelijk onderzoek te voltooien, vooral omdat hij vast nog meer met de kindregelingen van plan is.

Zoals altijd wachten wij de beantwoording van de minister met belangstelling af.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. Gezinnen zijn voor de Nederlandse samenleving en economie van vitaal belang. Zij zijn hoeksteen en ruggengraat tegelijkertijd. De betekenis van het gezin kan moeilijk overschat worden. Daar groeit immers de generatie kinderen op die het Nederland van de toekomst moet vormgeven en die moet zorgen voor de generatie ouderen die haar vooraf gaat. We moeten er dan ook alles voor doen om gezinnen bij te staan zodat kinderen opgroeien in een samenleving die bescherming, zorg en zekerheid biedt en maakt dat zij hun talenten ten volle kunnen ontplooien. Daar hoort ook financiële ondersteuning bij. Een sterke en sociale samenleving is gebaat bij goed gezinsbeleid. In gezinnen leren kinderen waarden en normen aan waardoor zij beter worden voorbereid op participatie in de samenleving, de arbeidsmarkt en de democratie. Goede opvoeding maakt dat we kinderen minder terug zien in de justitiële voorzieningen en jeugdzorgvoorzieningen.

De ChristenUnie heeft het belang van gezinnen en de ondersteuning van ouders dan ook hoog in haar politieke vaandel staan. Daar is ook alle aanleiding toe. Er komt veel op ouders af: de combinatie van arbeid en zorg, het opvoeden van kinderen in het spitsuur van het leven en het behendig omgaan met tal van maatschappelijke uitdagingen waarmee zij en hun kinderen geconfronteerd worden. De economische crisis raakt gezinnen volop: werkloosheid, inkomensverlies, financiële onzekerheid, toekomstzorgen en overheidsbezuinigingen.

Op het eerste gezicht lijkt dit wetsvoorstel rond het niet-indexeren van de kinderbijslag een maatregel waarvoor de politieke wapens niet geslepen hoeven te worden. De budgettaire opbrengst is weinig substantieel, 32 miljoen tot 2017, en de inkomenseffecten zijn, althans bij een lage inflatie, te overzien. De fractie van de ChristenUnie gaat echter niet in deze redenering mee. Wij plaatsen het voorstel tegen de bredere achtergrond van het regeerakkoord waarin een veelheid van maatregelen wordt afgekondigd die gezinnen, vooral ook jonge gezinnen, direct treffen. Ik noem het verlagen van de kinderbijslag voor kinderen van 6 tot 18 jaar, het verdwijnen van gratis schoolboeken, de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag, het afschaffen van de aftrek levensonderhoud kinderen en de ouderschapsverlofkorting, het invoeren van een huishoudinkomenstoets, het afschaffen van de alleenstaandeouderkorting en de aanvullende korting en het invoeren van het leenstelsel in het hoger onderwijs. Daar komen nog alle niet-kindgebonden bezuinigingsmaatregelen en het korten op de kinderbijslag bij. Het gaat bovendien al lang niet meer om gezinnen die van een minimuminkomen leven en de eindjes moeilijk aan elkaar kunnen knopen, ook de middeninkomens ervaren aan den lijve dat Nederland nu vijf jaar in een diepe crisis verkeert. De Nederlandsche Bank rapporteerde vorige week dat het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens dit jaar met 3,8% zal dalen, na een daling vorig jaar met 3%. Dat is een forse teruggang.

Mijn fractie is bezorgd over de stapeleffecten die het gevolg zijn van de combinatie van directe bezuinigingen op kindregelingen en de generieke bezuinigingsmaatregelen die voor iedereen gelden. Ook in Nederland zijn gezinsarmoede en arme kinderen niet langer maatschappelijk marginale fenomenen. Ook de Kinderombudsman rapporteerde daar vandaag al over. Uit CBS-cijfers blijkt dat ongeveer 400.000 minderjarige kinderen opgroeien in huishoudens waar armoede is. Dat zijn vooral eenoudergezinnen, waarbij het vaak gaat om alleenstaande moeders die van de bijstand leven. Ik citeer het CBS: "Bij ruim 60% van deze kinderen is onvoldoende geld in het gezin om jaarlijks op vakantie te gaan en regelmatig nieuwe kleren zit er voor 40% van hen niet in. Ook een warme maaltijd met vlees, kip of vis en een deugdelijk verwarmd huis is voor kinderen die met armoede worden bedreigd veel minder vanzelfsprekend dan voor kinderen zonder armoederisico". Alleen al in 2011 steeg het aantal kinderen dat opgroeit met kans op armoede met maar liefst 55.000. Meer dan 10% van de minderjarige kinderen in Nederland kampt met armoede. De economische crisis raakt hen diep. Armoede heeft een negatief effect op sociale participatie en leidt tot sociale uitsluiting. Dat is het laatste wat je kinderen gunt. Ik vraag de minister of hij deze maatschappelijke ontwikkeling van toenemende gezinsarmoede en arme kinderen acceptabel vindt. Welk gevoel komt bij hem boven als hij met deze armoedecijfers geconfronteerd wordt? Hoe gaat hij de trend keren?

Ik gaf al aan dat deze maatregel deel uitmaakt van een veel groter pakket aan bezuinigingen op kindregelingen die gezinnen rechtstreeks treffen. Het punt is evenwel dat het totale pakket nu niet voorligt, maar slechts één maatregel daaruit. Deze salamitactiek, excusez Ie mot, bemoeilijkt een meer principiële discussie over de gezinspolitiek van het kabinet. Dit wordt nog verscherpt door het feit dat de door de regering aangekondigde vereenvoudiging van kindregelingen nog aan het parlement moet worden aangeboden. Dit debat wordt dus gehinderd door een dubbele handicap. Mijn fractie wil debatteren over het totale pakket aan bezuinigingen op kindregelingen en het aangekondigde vereenvoudigingsbeleid, maar beide liggen hier niet ter tafel. Deze fragmentarische behandeling van wetsvoorstellen is staande praktijk van dit kabinet geworden. Op tal van terreinen zien we de ontkoppeling van beleid en visie. Complexe beleidsmaatregelen worden in gecompartimenteerde wetsvoorstellen gegoten en separaat aan het parlement aangeboden, waarbij de onderliggende visie later volgt. Dat zien we bij het arbeidsmarktbeleid, het woonbeleid en nu ook bij het beleid rond de kindregelingen. Deze staande praktijk problematiseert een zinnig debat in de senaat, ook over het voorliggende wetsvoorstel aangaande het niet corrigeren van de kinderbijslag voor de prijsontwikkeling. Ik vraag de minister of hij begrip heeft voor deze vaststelling van mijn fractie. Reflectie is in dit huis een gekoesterde traditie, maar dan moet er wel iets te zijn om op te reflecteren. De minister lijkt mij bij uitstek een bewindspersoon die beleid aan visie wil koppelen. Hoe gaat hij ervoor zorgen dat dit goed komt in het dossier rond de herziening van kindregelingen? Graag ontvang ik op dit punt een reactie.

In het verlengde van het voorgaande vraag ik de minister welk gezinsbeleid hem de komende jaren voor ogen staat. Wat wordt de filosofie achter de vereenvoudiging van kindregelingen waaraan hij werkt? Mijn fractie begrijpt dat het aantal kindregelingen wordt teruggebracht tot vier; twee daarvan richten zich op inkomensondersteuning en de andere twee op participatiebevordering. Wat zijn hierbij de funderende principes? Wat is de onderliggende idee? Versterken de maatregelen elkaar? Mijn fractie zou deze visie nu eens vooraf en niet achteraf willen vernemen.

Het ziet ernaar uit dat de crisis nog geruime tijd onder ons is. Veel financiële seinen staat nog steeds op rood. Twee weken geleden spraken wij daar uitgebreid over bij de behandeling van ons Nationale Hervormingsprogramma en het Stabiliteits- en Convergentieprogramma in het kader van het Europees semester. Extra bezuinigingen van rond 6 miljard euro liggen in het verschiet en de verwachting is dat de werkloosheid volgend jaar naar 740.000 klimt. De recente juniraming van het CPB bevestigt dit weinig rooskleurige beeld. Gezinnen zullen de voorziene bezuinigingen, ook op de kindregelingen, aan den lijve ondervinden. Mijn fractie voorspelt dat ook dit jaar het aantal kinderen dat in armoede opgroeit zal stijgen. De ChristenUnie is een gezinspartij en de zorg voor kinderen gaat ons aan het hart. Dat laatste zal zeker ook voor de minister gelden. Mijn fractie wil een integraal beeld van de maatschappelijke gevolgen van bezuinigingen en de stapeleffecten ervan voor gezinnen in ons land. Is de minister bereid het SCP te vragen deze gevolgen in kaart te brengen en daarover aan het parlement te rapporteren?

Ik rond af. Mijn fractie heeft grote moeite met dit debat. Het debat gaat niet waarover het zou moeten gaan: de herziening van het totale pakket aan kindregelingen en de gezinsfilosofie die daaraan ten grondslag ligt. Het in mootjes hakken van dit pakket en het gescheiden behandelen van de afzonderlijke voorstellen is een wetgevingstraject dat wij verre van ons houden. Het gezin als maatschappelijke kerninstitutie is daar te belangrijk voor. Het niet-indexeren van de kinderbijslag doet hier geen recht aan. De ChristenUnie hecht zeer aan solide financieel beleid. Wij hebben bij herhaling laten zien dat wij durven te bezuinigen, maar hier trekken wij een grens. Wij moeten gezinnen sterker maken, niet zwakker. Dat geldt zeker voor het groeiend aantal gezinnen en kinderen dat in armoede leeft.

Mijn fractie ziet uit naar de beantwoording van onze vragen door de minister.

De heer Thissen (GroenLinks):

Voorzitter. Afgelopen vrijdag was ik op werkbezoek in de gemeente Sittard-Geleen, een 100.000-plus gemeente die heel veel werk maakt van participatie van "de bijzonderkant van de arbeidsmarkt", zoals men het daar noemt. Werk maken voor de meest kwetsbare doelgroepen van de beroepsbevolking. In de kantine van de gemeentewerf had ik een gesprek met de gemixte ploeg van het groen- en grijsonderhoud van de gemeente. Deze ploeg was ook gemengd omdat de ploeg bestaat uit ambtenaren in dienst van de gemeente in de lagere cao-schalen, WSW'ers, Wajongers en mensen uit de WWB die met behoud van uitkering werken met een Sittardse premie uit het participatiebudget. Ongeacht hun situatie met loon of uitkering zijn zij allen zeer gemotiveerd en ook enthousiast dat zij weer perspectief hebben en werk verrichten dat nuttig is voor de lokale samenleving. Zij zijn blij dat zij van betekenis zijn.

Voor de mensen in de uitkering geldt dat er gestuurd wordt op uitstroom naar regulier werk, waardoor er weer plekken ontstaan voor nieuwe instroom van WSW'ers, Wajongers en WWB'ers. Ongeacht hun situatie waren zij zeer bezorgd over hun inkomen en het betalen van de niet te vermijden en/of noodzakelijke kosten van hun bestaan. De cumulatie van maatregelen zorgt ervoor dat het water hun tot de lippen staat. Aan de door de heer Ester genoemde lijst voeg ik nog toe: het verhoogde eigen risico in de Zorgverzekeringswet, de gemitigeerde toeslagen van 's lands grootste sociale dienst, namelijk de Belastingdienst afdeling Toeslagen, en de bezuinigingen op het participatiebudget van de gemeenten, waardoor gemeenten vrezen geen premie meer te kunnen betalen voor mensen die via werktrajecten op weg zijn uit de uitkering naar regulier werk.

In het kader van het grote verhaal lijkt dit wetsvoorstel peanuts, maar dat is het niet, in financiële noch in mentale zin. De laagstbetaalden hebben echt het gevoel dat zij vooral de rekening betalen voor de aanpak van de crisis en het op orde brengen van het huishoudboekje van de overheid. Ondanks het feit dat Diederik Samsom in de Volkskrant van vandaag zegt dat de rekening van de crisis niet gestuurd wordt naar de mensen met de lagere inkomens, is de praktijk weerbarstiger. Ook Kinderombudsman Dullaert vraagt vandaag aandacht voor de aanpak van de echte armoede en voor het feit dat één op de negen kinderen opgroeit in armoede. Als je kijkt naar tabel 2 "Inkomenseffecten niet indexeren AKW juli 2013" in de memorie van antwoord, dan lijkt het gevoel van mensen met een laag inkomen juist te zijn, want de minima gaan er het meest op achteruit. Weliswaar is dat nul-komma-zoveel procent, maar dat is wel meer dan mensen met hogere inkomens. Een trend die ook zichtbaar is in tabel 3 van de memorie van antwoord als het gaat om de cumulatieve inkomenseffecten.

De fractie van GroenLinks is erg benieuwd naar de hervorming van het huidige stelsel van kindregelingen. Het is inderdaad te complex en niet echt efficiënt. We kunnen hier echter niet op vooruitlopen, omdat we de uitgangspunten van het wetsvoorstel niet kennen, maar één vraag willen we daarover wel stellen. GroenLinks vindt dat kindregelingen primair gericht moeten zijn op twee doelen: inkomensondersteuning voor gezinnen met een laag tot modaal inkomen en het bevorderen van de arbeidsparticipatie. Vanuit die visie wijzen wij bijvoorbeeld bezuinigingen op de kinderopvang af. Ook vinden wij het vanuit die visie niet logisch dat mensen met een heel hoog inkomen kinderbijslag ontvangen, terwijl er tegelijkertijd steeds meer kinderen in armoede opgroeien. Wij vinden het overigens ook niet logisch om mensen boven de 27 jaar een maand uit te sluiten van bijstand, zoals staatssecretaris Klijnsma gisteren voorstelde. Dit kan gewoon niet waar zijn. Je zult maar "max-WW" hebben en dan een maand geen inkomen krijgen, omdat je een maand moet wachten op een bijstandsuitkering. Je zult als gevolg van echtscheiding maar ineens op straat komen te staan en je kostwinner niet meer om je heen hebben. Overigens vind ik dat alle vrouwen economisch zelfstandig moeten zijn, maar dat terzijde. Het kan toch niet zo zijn dat een moeder met kinderen een maand moet wachten voordat ze een bijstandsuitkering krijgt? Ik vind dat echt de wereld op zijn kop. De bedoeling van de bijstand is niet om de deur dicht te gooien, de bedoeling van de bijstand is de drempel laag, de deur open, contact met mensen en mensen weer perspectief te geven op voorzien in hun eigen levensonderhoud. Zo heeft Marga Klompé het ooit bedoeld. Het kan niet zijn dat een kabinet met de Partij van de Arbeid dat gaat demonteren.

Wij vinden het zoals gezegd ook niet logisch dat mensen met een heel hoog inkomen kinderbijslag ontvangen, terwijl er tegelijkertijd steeds meer kindertjes in armoede opgroeien. Daarom pleiten wij, net als een flink aantal andere partijen in deze Kamer, voor een inkomensafhankelijke kinderbijslag. Daarmee zou veel bespaard kunnen worden. Wat overblijft, kan dan besteed worden aan inkomensondersteuning van lagere inkomens of geïnvesteerd worden in kinderopvang. Is de minister voornemens om de AKW inkomensafhankelijk te maken?

Afgelopen week stond in De Groene Amsterdammer een uitstekend verhaal van de vermaarde Amerikaanse econoom Paul Krugman, hoogleraar economie en internationale betrekkingen aan Princeton University en Nobelprijswinnaar voor economie in 2008. In zijn essay getiteld "Als dronkaards om de lantaarnpaal" hekelt hij de politiek van soberheid bij economisch crises, zoals ook bij deze. Het adagium van John Keynes dat "economische bloeitijd en niet de crisis de juiste tijd voor soberheid is" lijkt definitief achterhaald door het paradigma dat de staatsschuld niet hoger mag zijn dan 90% van het bruto binnenlands product. Als die hoger zou zijn, valt de economie van de klif. Krugman toont aan dat die berekening niet klopt en dat bovendien het pleidooi voor soberheid, waar vrijwel alle machtige verantwoordelijken in willen geloven en ons in willen laten geloven en dat niet meer uitgaat van stimulerende overheidsinvesteringen de economische crisis juist heeft verergerd en heeft verdiept. En dat terwijl iedereen toch beter kan weten, want in alle economieboeken die op de middelbare scholen gangbaar zijn, staat dat het korten van de overheidsuitgaven voor een daling zorgt van de algehele vraag, wat op haar beurt weer leidt tot een lagere productie en minder werkgelegenheid. Tot zover Krugman.

Waarom citeer ik zo ruim uit zijn essay? Omdat het voor mij de eerste keer is dat ik met deze minister van SZW en tevens vicepremier in debat ben. Van welke grotere visie maakt wat hij nu voorstelt deel uit? Als de visie nog steeds is: bezuinigen helpt Nederland uit de crises en bezuinigen geeft burgers weer vertrouwen, dan ben ik erg benieuwd naar de mening van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, tevens vicepremier, over het artikel van Krugman, waarin eigenlijk de laatste strohalmen voor déze koers goed doorwrocht onderuit zijn gehaald.

We wachten de reactie van de minister met veel belangstelling af.

Mevrouw Sent (PvdA):

Voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel beoogt de wettelijk voorgeschreven indexering van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) per 1 juli 2013 te schrappen. Daarmee heeft het betrekking op één onderdeel van de in het regeerakkoord aangekondigde hervorming en versobering van de kindregelingen. Omdat de uitwerking van de andere maatregelen meer tijd kost, is dit aparte wetsvoorstel nodig.

Tijdens de schriftelijke behandeling van het voorliggende wetsvoorstel heeft mijn fractie aandacht gevraagd voor de inkomenseffecten van deze maatregel op kinderen die leven in armoede. Wij zijn blij met het voornemen uit het regeerakkoord om bij de intensivering van het armoedebeleid extra aandacht te geven aan gezinnen met kinderen. Over de nadere invulling hiervan wordt onder andere gesproken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Graag verneemt mijn fractie van de minister welke specifieke mogelijkheden hij ziet om bij de intensivering van het armoedebeleid extra aandacht te geven aan gezinnen met kinderen. Wanneer verwacht hij dat de regering met suggesties komt? En wat doet hij om dit te realiseren?

Graag maakt mijn fractie van de gelegenheid gebruik om aandacht van de minister te vragen voor het advies van de Raad van de Europese Unie over het stabiliteitsprogramma van Nederland voor de periode 2012–2017. De Raad beveelt aan om: "De beperkingen van negatieve fiscale arbeidsprikkels voort te zetten, onder meer door een geleidelijke afschaffing van overdraagbare heffingskortingen voor verdieners van een tweede inkomen." Graag verneemt mijn fractie van de minister hoe het voorliggende wetsvoorstel alsmede de voorgenomen hervorming en versobering van de kindregelingen zich verhouden tot dit advies.

Wij kijken uit naar de antwoorden van de minister.

De heer Ruers (SP):

Voorzitter. Het voorliggend wetsvoorstel, zo stel ik vast, betekent opnieuw een bezuinigingsmaatregel die de mensen met de laagste en lagere inkomens het hardst treft. De regering erkent weliswaar dat de gevolgen van het wetsvoorstel voor veel betrokken ouders nadelig uitpakken, maar probeert de kritiek op het voorstel te pareren met de opmerking dat het inkomenseffect van de maatregel "zeer beperkt" is. Maar, wie geen vreemdeling in Jeruzalem is weet ook, dat wat in de ogen van de regering "zeer beperkt" is, in de beleving van de mensen met de allerlaagste inkomens allesbehalve beperkt is.

Terecht is er van vele kanten op gewezen dat de financiële positie van de laagste inkomensgroepen reeds zodanig precair is dat elke financiële maatregel die tot inkomensverlaging leidt, hard uitpakt. Voor wie een inkomen heeft op of net boven het minimum is elke euro minder een opgave. Dat schijnt de regering zich niet te realiseren. Net zo als de regering zich er blijkbaar niet van bewust is, dat er juist in de laagste inkomensgroepen veel mensen zijn, die op moeten boksen tegen hoge schulden. Hetgeen onder meer leidt tot steeds meer wanbetalingen, nog grotere schulden en veel menselijk leed, zoals de recente stijging van wanbetaling van de zorgpremies nog eens heeft aangetoond.

Ook is er terecht gewezen op de cumulatieve effecten van de verschillende bezuinigingsmaatregelen van de overheid, met name voor de 400.000 kinderen die in ons welvarend land in armoede moeten opgroeien. De heren Ester en Thissen zijn daar al op ingegaan: het gaat om een heel stel regelingen die samen zwaar uitpakken. Een van die cumulatieve effecten is de huurverhoging van 4% of meer die met ingang van 1 juli a.s. ongeveer 2 miljoen huurders moeten gaan betalen als gevolg van de zogenaamde verhuurderheffing. Wij hebben bij dat wetsvoorstel minister Blok gewezen op de zware financiële last van die huurverhoging voor de mensen met de laagste inkomens en het stapelend effect van de verschillende bezuinigingsmaatregelen van de regering. Wij hebben minister Blok gevraagd of hij kon aangeven hoe groot het nadelig financiële effect van alle maatregelen samen is, maar dat kon hij niet. Zoals de CDA-woordvoerder al zei, verwees minister Blok daarvoor naar de minister van Sociale Zaken. Gelukkig is die nu bij ons.

Ik stel echter vast dat tot nu toe, ondanks vele vragen in die richting, ook de minister van Sociale Zaken geen antwoord op die vraag weet te geven. Het mag toch wel een treurig feit worden genoemd dat na bijna driekwart jaar deze regering nog steeds niet bij machte is – of moet ik zeggen: onwillig is? – om duidelijk te maken wat de financiële gevolgen van het regeerakkoord zijn voor de Nederlandse bevolking, met name voor de mensen met lagere inkomens. Ik herhaal dus mijn vraag aan de minister of hij een totaalbeeld kan geven van de effecten van alle gecumuleerde bezuinigingen.

Hetzelfde vluchtgedrag van de regering zien wij bij de vragen van verschillende kanten naar de visie van de regering op de zogenaamde kindregelingen. De minister ontwijkt in de Handelingen het antwoord op deze vragen door telkenmale te verwijzen naar het nog komende wetsvoorstel over hervorming van de kindregelingen, dat mogelijk aan het eind van dit jaar zal verschijnen. Als de minister nu niet in staat is om een volledig en afgewogen visie te geven op de kindregelingen, past het naar onze mening de regering niet om enerzijds dit wetsvoorstel, dat deel uitmaakt van die kindregelingen, naar voren te halen en anderzijds ter onderbouwing van het voorstel te verwijzen naar en zich te beroepen op een nog niet bekend wetsvoorstel, dat de regering "het complete pakket" noemt, maar waarop we dus nog een tijdje zullen moeten wachten. Dit kan naar mijn mening niet.

Hetzelfde geldt wat de SP-fractie betreft voor het beroep van de regering op het beloofde potje van 100 miljoen, waarmee de regering prachtige zaken wil organiseren, maar waarvan niemand, behalve wellicht de minister, weet wat het inhoudt, welke condities eraan verbonden zijn en wanneer het eindelijk op tafel zal komen. Ik stel vast dat dit voorlopig de zoveelste loze belofte is van de PvdA/VVD-regering.

De PvdA heeft haar steun voor het wetsvoorstel uitgesproken en haar standpunt onderbouwd met de stelling dat het hier voorliggende wetsvoorstel noodzakelijk is om de begroting sluitend te krijgen. Ook deelde de PvdA desgevraagd mee dat zij waar mogelijk maatregelen inkomensafhankelijk wil maken. Dat is prima. Graag wil ik de PvdA-fractie daarom de vraag voorleggen waarom zij bij de kinderbijslagwet daar nu niet voor kiest.

Daarnaast heeft de PvdA gesteld dat zij zich ervoor inzet om maatregelen te toetsen op de vraag of de rekening terechtkomt bij de sterkste schouders, die haar goed kunnen dragen. In dat verband hoor ik graag van de PvdA-fractie hoe zij deze vraag bij dit wetsvoorstel beantwoordt en hoe de PvdA waar kan maken dat de gevolgen van dit wetsvoorstel niet juist op de zwakste schouders terechtkomen.

De minister heeft over de inkomenseffecten van het wetsvoorstel opgemerkt dat de regering voor het op orde brengen van de overheidsfinanciën van iedereen een bijdrage vraagt en dat het daarbij helaas onvermijdelijk is dat ook van gezinnen met kinderen een bijdrage wordt gevraagd. Dat roept bij de SP-fractie de vraag op waarop die onvermijdelijkheid in de ogen van de regering berust, of de regering daarbij alternatieve dekkingsmogelijkheden heeft onderzocht en, zo ja, welke en wat de uitkomst van dat onderzoek is geweest.

Ook heeft de regering betoogd dat de bezuinigingen in dit wetsvoorstel zo vormgegeven zijn dat daarmee ouders met lage inkomens zo veel mogelijk worden ontzien en dat de regering streeft naar een eerlijke verdeling van lasten. Graag verneemt onze fractie op grond waarvan de regering meent dat zij met dit wetsvoorstel gekozen heeft voor een eerlijke verdeling van lasten.

Wij zijn natuurlijk zeer benieuwd naar de antwoorden van de minister.

De heer Kok (PVV):

Voorzitter. Vooruitlopend op een totale hervorming van de kindregelingen zoals aangekondigd in het regeerakkoord, is dit kabinet van mening al op voorhand maar een begin te moeten maken door de kinderbijslag per 1 juli a.s. niet te indexeren. Daar komt nog bij dat nu al vaststaat dat de indexering in 2014 en 2015, hoewel deze niet al in dit voorstel is opgenomen, ook niet zal doorgaan en mogelijk nog veel langer. Wij vinden dit een wel heel makkelijke vorm van salamitactiek. Er kon kennelijk niet gewacht worden op een inhoudelijke uitwerking van de voorgenomen herziening van het totaalpakket aan kindregelingen. Een fundamentelere discussie wordt zo vermeden en bij gebrek daaraan komt bespreking van dit wetsvoorstel wel erg in de lucht te hangen. Het gaat dit kabinet om quick wins en snel scoren à la de btw-verhoging, zonder veel moeite te hoeven doen. Het enige wat wordt opgemerkt, is dat de Kamer "binnen afzienbare termijn geïnformeerd zal worden over de precieze invulling" van de totaalherziening, ook al is dat ook al niet helder geformuleerd. Wellicht kan de minister dit verduidelijken.

Voorlopig moeten we het doen met de karige onderbouwing van dit voorstel sec. Zoals de minister toegeeft in de nadere memorie van antwoord, komt die onderbouwing er feitelijk op neer dat dit wetsvoorstel "primair als doel heeft een bijdrage te leveren aan het gezond maken van de overheidsfinanciën". Niet meer en niet minder, ook al wordt nog wel opgemerkt dat dit beleid wel degelijk een ruimer doel kent dan alleen bezuinigen. Graag hoor ik welk beleid bedoeld is en waarom daar niet expliciet over gerept wordt in dit voorstel. Moeten we begrijpen dat eerst gehakt wordt en dat het bijbehorende verhaal als onderbouwing later volgt?

De memorie van antwoord is wat dat betreft uitsluitend geformuleerd in nietszeggend en verhullend taalgebruik zoals "ondersteuning moet inzichtelijk en effectief gebeuren'' of "het is complex en werkt op onderdelen tegen elkaar in". Het is in ieder geval dermate complex dat een inzichtelijk totaalbeeld op dit moment kennelijk niet te geven is, laat staan voor dit beperkte onderdeel op zich. Om een variant van een bekend gezegde aan te halen: als dit "beleid" genoemd wordt, is er niet over nagedacht. Dat zou een erg magere invulling zijn en zou geen recht doen aan de positie van ouders en kinderen. Het is in dit licht tamelijk navrant dat wordt gesteld dat bij een totale taakstelling van 45 miljard – waar inmiddels weer 6 miljard bij dreigt te komen – het "onvermijdelijk is dat ook van gezinnen met kinderen een bijdrage wordt gevraagd". Wat een eufemisme! Alsof dit nu al niet het geval zou zijn middels alle doorgevoerde lastenverzwarende maatregelen. De Nederlandsche Bank gaf ter meerdere illustratie recent aan dat voor 2013 het besteedbaar inkomen daalt met gemiddeld 3,8%. Merkwaardig is dat waar eerst feitelijk langjarig wordt gekort, dit kabinet nota bene de pretentie uitspreekt om bij de intensivering (sic!) van het armoedebeleid extra aandacht te geven aan gezinnen met kinderen. Moet ik dit zo verstaan dat dit nu al niet de optie zou moeten zijn in deze tijd?

Dit kabinet beroept zich bij deze partiële ingreep op de simpele berekening dat het om een relatief gering inkomenseffect zou gaan: een kleine wijziging en een kleine bezuiniging, letterlijk. Dat de maatregel op lange termijn een substantieel effect heeft voor de rijksbegroting, weerspreekt dat echter. Het is of het een of het ander: het gaat om budgettair schraapwerk met een gering inkomenseffect of het gaat om een cumulatief oplopend substantieel effect voor de rijksbegroting met navenante inkomenseffecten. Daarop krijg ik graag een nadere reactie.

De PVV zoekt de maatregelen overigens op een andere manier, namelijk door de kinderbijslag te beperken tot twee kinderen en door beperking van de export daarvan, waarover we eerder hebben gesproken. Graag maak ik in dit kader dan ook een zijstapje naar de eerdere discussie in oktober 2012 over het helaas aangehouden voorstel voor de wet Beperking export kinderbijslag naar niet-EU landen. Hoewel stopzetting snel te realiseren was, stuitte het voorstel op vooral technische bezwaren in deze Kamer. De Raad van State diende opnieuw te worden ingeschakeld voor nader advies over, let wel, de EU-rechtelijke aspecten daarvan. Graag verneem ik wanneer de Raad van State met het advies komt. Het feit dat het Nederlandse beleid getypeerd werd als "ruimer en meer genereus", was op zich geen reden om in te stemmen met de voorgestelde beperking, uiteraard met uitzondering van mijn fractie. Daarnaast werd de geringe opbrengst aangemerkt als niet zijnde de moeite waard om alle gedoe en ophef van de betrokken landen te trotseren. Ik moet helaas constateren dat deze onverplichte ruimhartige export van kinderbijslag naar deze landen in schril contrast staat tot de domme kaasschaaf die hier te lande wordt gehanteerd. Ik mag ervan uitgaan dat diezelfde gemakkelijke opstelling ook in dit geval ertoe leidt dat het argument van een geringe budgettaire opbrengst wordt afgewezen en dat instemming wordt onthouden bij gebrek aan inhoudelijke argumenten bij dit voorstel.

Wat voorligt, is eenzijdig en onvoldoende onderbouwd. Het voorstel overtuigt niet en sterker nog: het tast de toch al zwaar gereduceerde koopkracht nog verder aan met alle consequenties, zoals met name toename van armoede en massale vraaguitval. Dat kan niet de bedoeling zijn.

Ik wacht de reactie van de minister met belangstelling af.

Mevrouw Scholten (D66):

Voorzitter. We weten dat de regering het voornemen heeft om in het najaar met een allesomvattend voorstel te komen voor de hervorming van alle kindregelingen. Ook mijn fractie is er een voorstander van dat de thans bestaande kindregelingen meer verband gaan krijgen. Net als mijn fractie aan de overkant, zien wij uit naar dat wetsvoorstel. Dat wij daarop vandaag met dit wetsontwerp vooruitlopen, komt door de systematiek van de wet. De indexering van de kinderbijslag maakt deel uit van de formele wet. Bij elke wijziging in het bedrag van de kinderbijslag is wetswijziging nodig. Ik meende dat dit loslaten van de indexering na die van januari 2013 en die van januari 2014 een kleine ingreep zou zijn, maar dat blijkt toch anders. Vandaar dat ook mijn fractie eraan hecht om aan dit debat deel te nemen.

Mijn fractie zou er overigens wel voor voelen om deze ingrepen aan de regering te delegeren en daarvoor het systeem van een algemene maatregel van bestuur te introduceren, maar daarvoor heb je ook een wetswijziging nodig. De minister heeft aan de overkant al laten weten dat hij daarvoor geen initiatief ontwikkelt. Dus over elke wijziging van de kinderbijslag zal voorlopig ook deze Kamer worden geraadpleegd. Ik ga daarover nu geen motie indienen, want dat is typisch iets wat aan de overkant moet gebeuren.

Dit wetsvoorstel gaat over een bezuiniging. Ook mijn fractie realiseert zich dat voor de mensen die leven onder de armoedegrens elke bezuiniging een hard gelag is, ook deze € 10 op jaarbasis. De extra toekenning van € 75 voor het tweede kind op basis van het kindgebonden budget, die de minister aan de overkant heeft toegezegd, lijkt dan ook een welkome compenserende maatregel voor deze gezinnen.

Mijn fractie kan het vooruitlopen van de regering op genoemde wetsvoorstellen door thans de kinderbijslag per 1 juli 2013 niet te indexeren, wel billijken. Het gaat per slot van rekening om het gezonder maken van de overheidsfinanciën en die verkeren in zwaar weer. De jaarlijkse besparing van 10 miljoen is daarom van betekenis. Ook de kleine beetjes kunnen helpen. Voorkomen moet worden dat we die bezuiniging niet halen als dit wetsvoorstel het niet haalt. Ik heb daarover nog wel een vraag. Volgens de minister, in zijn memorie van antwoord, zou bij afstemming van dit wetsvoorstel een extra tegenvaller optreden van 8 miljoen in 2013 en van circa 30 miljoen in 2014. Ik vraag de minister deze cijfers nog eens uit te leggen, want ik kan hem op dit punt niet volgen. Waarom zou je opeens 30 miljoen extra in de min staan als je in deze Kamer een besparing van 10 miljoen niet goedkeurt? Ik zie het antwoord van de minister op deze vraag graag tegemoet.

De voorzitter:

Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Ik constateer dat dit niet het geval is.

De beraadslaging wordt geschorst.

Naar boven