Op 6 april jongstleden overleed op 81-jarige leeftijd Adriaan van Veldhuizen, oud-senator
voor de Partij van de Arbeid. Hij was lid van de Eerste Kamer van 20 september 1977
tot 13 juni 1995.
Adrianus van Veldhuizen werd geboren op 4 februari 1932 in Groningen. Zijn vader was
predikant van de Nederlands Hervormde Kerk en ook schrijver. Het gezin verhuisde in
1937 naar Rotterdam, alwaar hij naar de Park Rozenburg School ging en later naar het
Marnix Gymnasium. In deze stad maakte hij de verwoestende bombardementen van 1940
mee.
Tussen 1949 en 1955 studeerde hij theologie aan de Rijksuniversiteit Leiden. Na het
kandidaatsexamen ging hij aan deze universiteit de predikantenopleiding volgen en
behaalde zijn kerkelijk examen. Zijn loopbaan kreeg toch een andere wending. In 1962
werd hij adjunct-directeur aan de Volkshogeschool 't Oldörp in Uithuizen. Acht jaar
later werd hij actief op politiek-bestuurlijk gebied en werd hij secretaris van de
PvdA gewest Groningen. In 1972 werd de heer Van Veldhuizen lid van de Provinciale
Staten van Groningen. Vanaf 1974 was hij tevens lid van de gemeenteraad van Uithuizen
en later van Hefshuizen. Vanaf 1979 was hij tot eind jaren negentig secretaris van
de Regioraad Groningen. Vanaf 1990 was hij lid van het bestuur van de PvdA afdeling
Eemsmond. Wij kunnen met recht zeggen dat hij actief was als politiek bestuurder.
In 1977 werd de heer Van Veldhuizen voor zijn partij lid van de Eerste Kamer. Enige
tijd was hij daarmee gelijktijdig volksvertegenwoordiger op de drie niveaus van het
Huis van Thorbecke. In deze Kamer was hij fractiewoordvoerder op het gebied van volkshuisvesting,
justitie en binnenlandse zaken. Hij was voorzitter van achtereenvolgens de vaste commissie
voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de vaste commissie voor Volkshuisvesting
en de commissie voor de Verzoekschriften. Ook was hij van 1987 tot 1995 secretaris
en penningmeester van zijn fractie.
Hij werd in dit huis geprezen om zijn gedegen inbreng als "de theoloog die ook bij
juristen respect afdwong voor zijn juridische bijdrage". In 1993 leidde zijn inbreng
tot de intrekking van het wetsvoorstel tot opheffing van het bordeelverbod. Zijn bijzondere
aandacht ging uit naar de corporaties en sociale woningbouw. In zijn maidenspeech
bij de behandeling van Bepalingen met betrekking tot huur en verhuur van woonruimte
zei hij: "Wonen – en dan bedoel ik ongestoord wonen op de plek waar men verkiest te
leven met alle bindingen en verwevingen die daarbij horen – is zo'n wezenlijke behoefte
dat die van de zijde van de overheid bescherming verdient." In de Eerste Kamer stond
hij bekend als vasthoudend en nauwgezet.
De heer Van Veldhuizen was Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij werd omschreven
als een bescheiden en betrokken persoon, wars van drukdoenerij, een geestige en soms
ook kritische man en een liefhebbende vader en grootvader.
Moge ons respect en waardering voor zijn persoon en werk en zijn inzet voor de samenleving
en de parlementaire democratie tot steun zijn voor zijn familie en vrienden.
Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.