13 Noten Rapport van de commissie tot onderzoek van de Geloofsbrief van de heer C.J. Kok

Noot 1 (zie item )

De commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrief van de heer C.J. Kok, heeft de eer het volgende te rapporteren.

In de handen van de commissie zijn gesteld de volgende missiven van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal:

  • a. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 1, derde lid, van de Kieswet, ten geleide van zijn besluit van 2 oktober 2012, nr. KR2012/549372, waarbij de heer C.J. Kok te Almere, wordt benoemd verklaard tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, in de vacature van mevrouw R.J. Klever;

  • b. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 2, eerste lid, der Kieswet, houdende mededeling dat de Kok zijn benoeming aanneemt.

Het benoemde lid heeft overgelegd:

  • a. de kennisgeving van de voorzitter van het Centraal Stembureau dat hij is benoemd;

  • b. een uittreksel uit het persoonsregister;

  • c. een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke hij bekleedt.

Uit deze stukken blijkt dat het benoemde lid de bij de wet gevorderde leeftijd heeft bereikt en dat hij geen betrekking bekleedt welke onverenigbaar is met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De commissie heeft derhalve de eer voor te stellen de heer Kok als lid van de Kamer toe te laten.

De commissie:

Meurs (voorzitter)

Smaling

Duthler

Rapport van de commissie tot onderzoek van de Geloofsbrief van de heer M.J. van Beek

De commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrief van de heer M.J. van Beek, heeft de eer het volgende te rapporteren.

In de handen van de commissie zijn gesteld de volgende missiven van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal:

  • a. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 1, derde lid, van de Kieswet, ten geleide van zijn besluit van 2 oktober 2012, nr. KR2012/547316, waarbij de heer M.J. Van Beek te Leersum, wordt benoemd verklaard tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, in de vacature van de heer M. de Graaf;

  • b. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 2, eerste lid, der Kieswet, houdende mededeling dat de heer Van Beek zijn benoeming aanneemt.

Het benoemde lid heeft overgelegd:

  • a. de kennisgeving van de voorzitter van het Centraal Stembureau dat hij is benoemd;

  • b. een uittreksel uit het persoonsregister;

  • c. een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke hij bekleedt.

Uit deze stukken blijkt dat het benoemde lid de bij de wet gevorderde leeftijd heeft bereikt en dat hij geen betrekking bekleedt welke onverenigbaar is met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De commissie heeft derhalve de eer voor te stellen de heer Van Beek als lid van de Kamer toe te laten.

De commissie:

Meurs (voorzitter)

Smaling

Duthler

Naar boven