5 Algemene Ouderdomswet/AOW

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde een korting te kunnen toepassen op de toeslag voor de echtgenoot die jonger is dan 65 jaar (32430);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde een korting te kunnen toepassen op de toeslag voor de echtgenoot die jonger is dan 65 jaar (32697).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom in de Eerste Kamer en breng de Kamer in herinnering dat op 20 en 21 december 2010 de plenaire behandeling van het wetsvoorstel 32430 heeft plaatsgevonden. Op 4 februari 2011 heeft de minister de Kamer een brief gezonden houdende aanpassing van genoemd wetsvoorstel 32430, met de mededeling dat een novelle in voorbereiding was. Thans liggen beide wetsvoorstellen ter behandeling en afronding voor.

De beraadslaging wordt geopend/heropend.

De heer Elzinga (SP):

Voorzitter. Allereerst natuurlijk mijn hartelijke felicitaties in uw richting. Ik wens ons vele spannende en inspirerende debatten toe, want dat maakt het voorzitten vast ook een stuk aangenamer. De vorige voorzitter heeft daar vandaag ook van getuigd. Dat uw eerste dag als voorzitter maar gelijk een spannend debat mag brengen! En ik denk dat dat met het voorliggend wetsvoorstel wel gaat lukken; in elk geval loopt de temperatuur al aardig op.

Welkom ook aan de nieuwe deelnemers in dit debat. Zoals bekend zijn we dit debat in de Eerste Kamer in oude samenstelling in december al begonnen. Ik spreek niet alleen namens mijn eigen fractie, maar ook namens de fracties van de PvdA, GroenLinks en de Partij voor de Dieren.

In december hebben we al uitgebreid stilgestaan bij de argumenten voor en tegen de korting op de partner-AOW. Het is niet nodig alles te herhalen, maar heel kort even terughalen kan geen kwaad. Er waren in deze Kamer namelijk breed gedeelde en overwegende bezwaren.

Er was kritiek op de aanpassing van de systematiek van de AOW, ook onder andere door de Raad van State.

Er werd gewezen op de willekeurigheid van de keuze om juist deze groep middels een bezuiniging te treffen, met name in het licht van de gebroken belofte dat na de beslissing, reeds in 1996, om de AOW te individualiseren en de partner-AOW per 2015 te staken, deze partnertoeslag tot dan met rust zou worden gelaten.

Ook werd gewezen op de relatief grote negatieve gevolgen voor de koopkracht van een kleine groep waarvan de koopkracht dit jaar toch reeds onder druk staat, en dan met name voor de lage inkomens binnen die groep.

Er is sprake van een zeer korte invoeringstermijn, waardoor de doelgroep in het geheel niet was voorbereid.

De situatie op de arbeidsmarkt is zeer moeilijk, waardoor juist de mensen die getroffen worden zeer weinig kans maken om betaald werk of een uitbreiding van het werk te vinden om de inkomensgevolgen te compenseren.

Niet alleen de vier fracties voor wie ik vandaag spreek waren uitermate kritisch. De woordvoerder van het CDA zei dat "zekerheid was ontnomen" en noemde het voorstel "onevenredig hard". De woordvoerder namens ChristenUnie/SGP zei: "in meer dan één opzicht ongelukkig". Namens de OSF/D66 werd gesproken van "geen mooi plan". Volgens deze fracties zou "de minister wat anders moeten bedenken". Zij zagen het oorspronkelijke voorstel niet zitten. De minister streek aanvankelijk de hele Eerste Kamer tegen de haren in en moest door het CDA met een derde termijn gered worden.

De CDA-woordvoerder legde een voorstel op tafel dat voor haar fractie wel aanvaardbaar zou zijn, en daarop concludeerde de minister dat er niets anders opzat dan een nieuwe wijziging in de Trêveszaal en de Tweede Kamer voor te leggen. En nu is hij terug met een novelle op zak.

De minister heeft inderdaad de minimumvariant die het CDA voorstond uitgewerkt. Hij heeft het voorstel met minimale steun door de Tweede Kamer gekregen. Daarom na de voorzitter nu ook felicitaties voor de minister, want ik kan me voorstellen dat hiermee in elk geval de CDA-fractie nu tevreden zal zijn. De VVD was al tevreden en de minister wist in de Tweede Kamer ook de PVV-fractie te overtuigen. De PVV-fractie in dit huis is nog helemaal nieuw. Ik snap wel dat het lastig is om direct aan elk debat mee te doen. Maar misschien is het, wellicht ten overvloede, wel goed nog even te wijzen op het gevoelen van de meeste fracties in dit huis, ook coalitiefracties, dat men zich minder gebonden hoeft te voelen aan een regeer- of gedoogakkoord. Ik wil maar zeggen: maak vooral een eigen inhoudelijke afweging. En ik ben zeker benieuwd naar die afweging en het uiteindelijke standpunt ten aanzien van een korting op de AOW van deze nieuwe fractie in ons midden. De AOW is daarvoor toch belangrijk genoeg? Wellicht ook ten overvloede: ook wanneer u niet op de sprekerslijst staat, staat het u vrij mee te doen aan het debat. We hebben straks ook nog een tweede termijn.

In december vond ik de minister niet overtuigend op mijn hoofdbezwaren bij het eerdere voorstel: de betrouwbaarheid van de overheid, de ernst en verdeling van de negatieve inkomensconsequenties van de AOW-korting, de onmiddellijke werking en de mogelijkheden om het inkomensverlies te compenseren. In het wijzigingsvoorstel wordt de omvang van het koopkrachtverlies voor een deel van de doelgroep nog vergroot, maar, zeker niet onbelangrijk: een grotere groep lagere inkomens wordt ontzien, en dat is in elk geval pure winst. Daarvoor dank ik nu reeds de minister, al was het vooral het verzet in de oude Eerste Kamer, dat wil zeggen van alle partijen behalve zijn partij, de VVD, dat deze wijziging heeft afgedwongen.

Echter, dat het voorstel op dit ene punt nu minder slecht is, wil nog niet zeggen dat het nu dus goed is. Dat valt nog te bezien. De betrouwbaarheid van de overheid blijft namelijk in het geding; de belofte wordt nog immer geschonden. En de arbeidskansen voor de getroffenen blijven belabberd. Daarover hadden onze fracties nog vragen. Dank, ook aan de ambtenaren, voor de schriftelijke beantwoording en voor de snelheid waarmee dat kon, maar overtuigend vinden onze fracties deze antwoorden nog niet. Inderdaad zijn de arbeidskansen voor oudere werknemers over de afgelopen jaren gemiddeld toegenomen – dat is goed nieuws natuurlijk – maar tegelijkertijd moeten we constateren dat van de vrouwen tussen de 60 en 65 jaar nog steeds 80% geen betaald werk heeft. En het zijn juist de partners met weinig of geen werkervaring die ook nu niet in staat zullen blijken werk te vinden. Een verwijzing van de minister op onze vraag daarop naar de reguliere diensten van het UWV WERKbedrijf of het uitzendbureau, alsof het gewone werknemers die tijdelijk zonder werk zitten betreft, is dan zacht uitgedrukt een erg goedkoop antwoord.

De onmiddellijke werking is ten opzichte van het vorige debat in elk geval met een halfjaar uitgesteld. Maar ook nu is het onduidelijkheid troef tot vlak voor de beoogde invoering. Bovendien: ook een halfjaar is nog niet genoeg om financieel daadwerkelijk te kunnen anticiperen op een dergelijk inkomensverlies. Voor de afschaffing van het partnerpensioen per 2015 had de doelgroep die dat gaat treffen twintig jaar de tijd zich daarop voor te bereiden. Bij een korting van 10% voor een nieuwe doelgroep had een aantal jaren overgangstermijn dan ook niet misstaan. Nu worden deze ouderen plompverloren geconfronteerd met een extra korting op hun AOW-toeslag van 10% die resulteert in een koopkrachtverlies van 2% tot 3%. En dat is van deze maatregel alleen. Veel ouderen hebben dit jaar ook reeds te maken met niet of slechts beperkt geïndexeerde pensioenen.

De invoering komt bovendien alsnog onverwachts, omdat de invoeringsdatum nog niet bekend is en daardoor – gelukkig maar – de desbetreffende ouderen ook nog niet daarover zijn geïnformeerd. De minister mikt nu op 1 augustus, omdat pas onlangs bij de behandeling in de Tweede Kamer bleek dat 1 juli alweer onhaalbaar was.

Ten eerste is deze beoogde invoeringsdatum ongelukkig omdat dit voorstel nu met haastig spoed in één week door deze Kamer wordt geloodst. Het bleek mogelijk, want we staan hier nu. Het kon omdat het een zeer eenvoudig wijzigingsvoorstel betrof. Zo eenvoudig, dat het de vraag rechtvaardigt waarom het voorstel, na aankondiging in december, niet reeds begin februari bij het parlement had kunnen liggen. Dan hadden we het hier in april of mei rustig kunnen bespreken. Graag op dit punt de reactie van de minister.

De invoeringsdatum is ook ongelukkig omdat we samen zogenaamde vaste verandermomenten hebben afgesproken. Het argument dat het oorspronkelijke wijzigingsvoorstel van de AOW al in idee geboren was voor 2010, is voor onze fracties geen goed argument. We bespreken een nieuwe invoeringsdatum als gevolg van een nieuw wijzigingsvoorstel. En dat voorstel is pas dit voorjaar aan het parlement gestuurd, en als idee ook niet eerder ontstaan dan 21 december, hier in deze zaal. Verwijzen naar een eerder wetsvoorstel is een gelegenheidsargument. Ik wil de minister graag het debat over deze vaste verandermomenten met hem in april van dit jaar, ook in dit huis, in herinnering roepen. Staat deze minister nu wel of niet achter dit principe? Ik zou graag een toezegging krijgen dat hij zich daar voortaan aan wil houden.

De minister geeft in dit geval nog een andere reden om per 1 augustus reeds te willen korten: de omvang van de bezuiniging. Als je in vier jaar 18 mld. wilt bezuinigen, en in het eerste jaar doe je dat om verschillende redenen nog even rustig aan, dan moet je het op een gegeven moment ergens vandaan halen. Mijn fractie zou daarin fors andere keuzen maken. De andere fracties namens wie ik nu spreek ook, en bovendien zouden die keuzen onderling verschillen. Maar de AOW'ers waren niet onder de eerste categorieën slachtoffers waaraan wij dachten toen de rekening van de bankencrisis betaald moest worden.

Mijn fractie had ook vraagtekens bij de omvang van het totale bezuinigingspakket. En de twijfels bij de noodzaak om het relatief kleine gaatje dat het eventueel niet doorgaan van het voorliggende wetsvoorstel in de begroting achterlaat te dichten, zijn dit voorjaar alleen maar groter geworden. Sinds de nieuwe ramingen van de Voorjaarsnota is de, door deze regering zo dringend beleefde, noodzaak om zoveel te bezuinigen immers afgenomen: de groei van de WW valt gelukkig mee, waardoor ook de uitgaven daarvoor meevallen. De belastinginkomsten vallen ondertussen eveneens mee, waardoor het begrotingstekort kleiner uitpakt dan voorzien en de staatsschuld alweer sneller daalt dan verwacht. Is bezuinigen voor deze regering een ideologisch doel? Zijn de oorspronkelijke streefcijfers heilig, ongeacht verdere ontwikkelingen? Zijn de regeringspartijen, nadat er eenmaal een regeer- en/of gedoogakkoord is getekend, blind voor wat er om haar heen gebeurt?

Ik zie de antwoorden van de minister met belangstelling tegemoet.

De voorzitter:

Ik dank de heer Elzinga, en geef graag het woord aan de heer Nagel, waarbij mag worden opgemerkt dat ieder Kamerlid maar eenmaal een maidenspeech houdt in ofwel de Tweede, ofwel de Eerste Kamer. Bij hem is het 28 jaar geleden dat hij in deze Kamer sprak. Dat is een hele periode, zou ik haast willen zeggen. Ik geef hem graag het woord.

De heer Nagel (50PLUS):

Voorzitter. Dat betekent in ieder geval dat ik in een vorige periode gesproken heb. Dat is een goede herinnering.

Wij willen er geen twijfel over laten bestaan dat wij het voorliggende voorstel om vele redenen onacceptabel vinden. Mensen van boven de 60 die gerekend hadden op een vast inkomen tot 2015, worden met liefst 10% gekort. Dat was niet met ze afgesproken, integendeel. Het gaat om mensen, veelal vrouwen die geen recente ervaring hebben in het arbeidsproces, die weinig of geen kans hebben hiervoor financiële compensatie te vinden. Een in onze ogen onbetrouwbare overheid voor een winst van 100 mln. per jaar, maar de schadepost is veel groter.

Terwijl iedereen langzamerhand weet dat de gemiddelde Nederlander het vertrouwen in de Haagse politici volledig kwijt is, wil een nipte politieke meerderheid vanuit de Tweede Kamer dit voorstel toch doordrukken. Uit een niet zo heel lang geleden gehouden enquête van Maurice de Hond bleek dat 71% van de mensen boven de 50 vindt dat de huidige partijen te weinig voor ouderen doen. En ze voegen eraan toe: als ik zie wat ze in Den Haag aan het doen zijn, voel ik me machteloos. Dat zegt 74%. Machteloos en moedeloos worden en in de steek gelaten worden, dat voelen de kiezers.

Ook de aanhangers van de PVV komen zeer bedrogen uit. Werd eerst een verhoging van de AOW-leeftijd naar 66 jaar, wat volgens het verkiezingsprogramma een breekpunt moest zijn, volledig omarmd, nu verdedigt de PVV ook dit de ouderen rakende voorstel opnieuw. Terwijl deze partij eerst tegen wat ze zelf noemde "dit staaltje van onbetrouwbare overheid" was. Wat eerst onbetrouwbaar was, blijft natuurlijk onbetrouwbaar. Wie als de PVV een onbetrouwbare overheid nu steunt, is zelf onbetrouwbaar geworden.

De benadering van de minister is er een van: zo erg is het allemaal niet. Gewoon twee weken per jaar werken of een baantje als betaalde vrijwilliger, waar hebben we het over. Bovendien, die oudjes dat zijn vermogende mensen, zegt hij. Ik denk dat er twee mogelijkheden zijn. Of de minister heeft dit zelf bedacht, maar daar acht ik hem eerlijk gezegd te hoog voor, of er is een speelse ambtenaar geweest die op een 1-aprildag wat losjes op het toetsenbord van zijn computer heeft getikt en die, nu de minister het heeft overgenomen, niet meer terug kan. Want die baantjes liggen voor de ouderen niet voor het oprapen en redelijk massaal betaald vrijwilligerswerk in een tijd dat overal de subsidies gekapt en gekort worden is evenzeer buiten de realiteit, zoals al knap door de SGP in de Tweede Kamer werd betoogd. Daar vond de SGP het niet reëel te verwachten dat deze mensen zonder aanvullende maatregelen alsnog een baan kunnen bemachtigen, met name omdat het ook gaat om een aantal zieke mensen. Voor 50PLUS betekent dat, zo we al twijfels hadden, dat we door de SGP volledig zijn overtuigd.

Over die vermogende oudjes waarover de minister het heeft het volgende. Ze zullen er zonder twijfel zijn, maar voor zeer grote groepen ouderen geldt dat niet. In veel gevallen gaat het om woningbezit waarmee financieel niets gedaan kan worden en dat op een bepaald moment door de volgende generatie geërfd gaat worden. Het is vooral de denktrant van deze minister en zijn kabinet, die inhoudt dat er van de oudjes best nog wat geplukt kan worden. Dat belooft wat voor Prinsjesdag. Ook de manier van communiceren met de belanghebbenden is ontstellend en arrogant.

Ik wil de minister het volgende voorleggen. Stel: hij heeft vorig jaar november een brief gehad dat hij per 1 januari gekort zou worden, tenzij de Eerste Kamer daar niet mee akkoord zou gaan. Vervolgens heeft hij geconstateerd dat hij niet in januari is gekort en vervolgens heeft hij sinds november acht maanden niets meer gehoord. Zou hij dan niet redelijkerwijs mogen denken dat het voorstel van de baan is? Mooi dus niet. De overheid is daarentegen wel betrouwbaar – eerlijk is eerlijk – als het gaat om de kortingen te verhogen: van 6% naar 8% en van 8% naar 10%. Ook dat moet als een onaangename verrassing in de brievenbus vallen op een moment dat de korting al is ingegaan. Het spijt me, maar zoiets willen vind ik tegenover de betrokkenen meer dan onfatsoenlijk. Het feit dat de minister hoog opgeeft van de berichtgeving van de websites van de SVB en het ministerie doet hier niets aan af. Deze week kreeg ik nog een brief van een wanhopige oudere die erop wijst dat hij en vele generatiegenoten geen toegang tot internet hebben. Volgens het CBS was dat vorig jaar voor 65-plussers nog 40%. Ik denk dat daarmee rekening moet worden gehouden, juist voor die groep ouderen. Dit los van de vraag of de andere 60% het tot een dagelijkse hobby heeft gemaakt de website van het ministerie te bezoeken. Hoe dan ook, er dient met deze gegevens rekening gehouden te worden.

Er zijn talrijke andere steekhoudende argumenten om tegen dit wetsvoorstel te zijn. Ze zijn eerder en vaker genoemd en ik zal ze niet herhalen. 50PLUS hoopt twee dingen: ten eerste dat de minister zal stoppen met zijn niets-aan-de-hand-show en ten tweede dat deze Kamer dit voorstel definitief zal verwerpen.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer De Lange, die zijn maidenspeech zal houden.

De heer De Lange (OSF):

Voorzitter. Mijn bijdrage staat op de rol voor tien minuten. Ik zal u geruststellen: zo lang zal het niet duren, want de voorliggende problematiek is redelijk gemakkelijk in minder woorden te vangen.

De voorgenomen korting op de AOW-partnertoeslag roept bij mijn fractie heel ernstige vragen, en heel veel problemen op. Veel van die problemen zijn niet door de memorie van antwoord – dank voor de snelle toezending – beantwoord.

Ik zal ingaan op de volgende punten. Allereerst is dat het willekeurig selecteren van een groep ouderen. Ten tweede is dat het ontbreken van voldoende inzicht in de totale inkomensontwikkeling van deze groep. Ten derde is dat de zeer gebrekkige communicatie met deze groep. Ten vierde zijn dat de vrijwel onoverbrugbare problemen voor deze groep om de inkomensachteruitgang te compenseren. Ten vijfde is dat het verdere ondermijnen van het vertrouwen in de overheid door deze maatregel.

Al in 2010 is geprobeerd, een korting op de partnertoeslag AOW toe te passen. Het betrof toen een andere inkomensgroep en een ander kortingspercentage. In beide gevallen was de opbrengst voor de staatskas ongeveer even groot. De schijn wordt gewekt dat het veeleer gaat om geldklopperij, liever dan om afgewogen beleid.

De pensioenwereld is in rep en roer, en niemand weet wat er met de aanvullende pensioenen gaat gebeuren. Of het voorgenomen pensioenakkoord doorgaat, is uitermate dubieus, en de vooruitzichten voor veel pensioenfondsen zijn ongunstig. Wat betekent dit voor de koopkrachtontwikkeling van de doelgroep, in een tijd van toenemende inflatie, die inmiddels al weer boven de 2% is gestegen? Joost mag het weten. Ook minister Kamp geeft uiteraard geen uitsluitsel. Wat weten we wel? Wat we wel weten, is dat de koopkracht van gepensioneerden in elk geval bij de bedrijfstak pensioenfondsen, waarbij zo'n 80% van alle Nederlanders is aangesloten, vergeleken met mensen die werken ongeveer met 8% is teruggelopen. Die cijfers gelden voor het ABP en ongeveer een kwart van alle gepensioneerden is bij het ABP aangesloten.

Als we kijken naar wat "cumulatief" betekent voor mensen die al een aantal jaren gepensioneerd zijn, zien we dat hun koopkracht achteruit is gegaan met een bedrag dat overeenkomt met een kwartaal pensioen: drie maanden zijn in wezen niet uitbetaald, vergeleken met mensen die in dezelfde periode werkten. Dat is de bijdrage van gepensioneerden aan de economische crisis, die mijn fractie liever als een morele crisis ziet. Het zijn overigens cijfers die ik niet bedenk; het zijn de cijfers van het ABP zelf. Alleen heeft het ABP nooit helemaal het fatsoen – tegenwoordig noemen we dat "transparantie" – om de cijfers op die heldere manier te presenteren. Het komt hier echter wel op neer. Bij andere grote fondsen is het niet significant anders. Als we al iets over de toekomst van de aanvullende pensioenen kunnen zeggen, is het dat vooral onzekerheid troef is.

Het derde punt is dat de communicatie met de betrokken groep absoluut ontoereikend is geweest, zodat van inspelen op de nieuwe situatie geen sprake kan zijn, zo dat überhaupt al mogelijk is. Dat punt is door beide vorige sprekers uitgediept en ik zal er verder niet veel woorden aan wijden.

Het vierde punt is dat de enige mogelijkheid voor de betrokken partners van de AOW'ers om de korting te compenseren, is om de arbeidsmarkt op te gaan. Maar welke arbeidsmarkt? In de huidige situatie heeft iemand boven de 50 die zijn baan verliest een kans van 1:13 om weer aan de slag te komen. Dat zijn cijfers van het UWV. Voor vrouwen tussen 60 en 65 jaar zijn de kansen nog aanzienlijk lager. Waar is het werkgelegenheidsbeleid van deze regering voor ouderen, maar ook voor starters? Waar blijft de druk op de werkgevers die volgens allerlei enquêtes slechts minimale bereidheid vertonen om ouderen in dienst te nemen? Hier ligt naar de mening van mijn fractie de problematiek waarmee onze economie en ons land kampt. "Kampt": het is bijna Freudiaans!

Het vijfde punt is dat het vertrouwen in de overheid door deze en andere maatregelen wordt uitgehold. Het is opvallend hoe met name onder ouderen die toch traditioneel een groot vertrouwen in de overheid hadden – de overheid die over ons geplaatst is – sprake is van een enorme woede, radeloosheid en onzekerheid over wat hen overkomt en gaat overkomen. Ik spreek regelmatig voor grote groepen ouderen en je staat versteld van de emoties die dit soort maatregelen bij de mensen oproept. Ze voelen zich machteloos, radeloos en zonder verdediging. We zouden dat niet moeten willen. Wat de overheid hen te bieden heeft, is vooral stigmatisering. Vergrijzing is uitgeroepen tot een van de grote problemen van ons huidige tijdsgewricht. Het is welhaast een scheldwoord geworden.

Hoe verder? Zolang niet ten aanzien van de groeiende groep ouderen met de allerhoogste prioriteit wordt gewerkt aan een cultuuromslag zullen de problemen alleen maar groeien. Mijn fractie zet zich graag met hart en ziel in om aan dat proces een bijdrage te leveren. Het huidige wetsvoorstel is echter een grote stap in de verkeerde richting.

Ik zie de reactie van de minister met belangstelling tegemoet.

De voorzitter:

Mijnheer De Lange! Namens de Kamer feliciteer ik u met uw maidenspeech. Namens de Onafhankelijke Senaatsfractie hebt u zojuist gesproken over de gevolgen van de door de regering voorgestelde korting op de toeslag voor partners van AOW-gerechtigden. In publicaties en openbare optredens hebt u zich in de afgelopen jaren vaak uitgesproken over de positie van ouderen en gepensioneerden, met name in uw functie als voorzitter van de Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen. Dat bent u van mei 2009 tot januari 2011 geweest. Ook was u lid van de Deelnemersraad van de Stichting Pensioenfonds ABP.

Het is een bijzonder toeval dat in de eerste plenaire vergadering van deze nieuwgekozen Kamer waarin wij debatteren over het regeringsbeleid, u het woord mag voeren over een onderwerp dat u na aan het hart ligt. Anders gezegd, u valt met de neus in de boter.

Het moge duidelijk zijn dat de Eerste Kamer over zeer uiteenlopende wetsvoorstellen debatteert en u als aanvoerder van een eenmansfractie vele bijdragen zult leveren op tal van andere terreinen, waarop wij uw deskundigheid nader zullen leren kennen.

Uw gevarieerde loopbaan in het wetenschappelijk en toegepast onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit en bij Shell is een aanwijzing voor uw brede oriëntatie. Van 1988 tot 2004 was u hoogleraar laserspectroscopie aan de Universiteit van Amsterdam en daarvoor was u hoogleraar moleculaire spectroscopie aan de Vrije Universiteit. Daarnaast bent u actief in organisaties voor het behoud van het Noord-Hollands landschap. Met deze gevarieerde kennis en betrokkenheid zult u in deze Kamer stellig nog vaak van u laten horen. Ik wens u daarmee veel succes!

Degenen die de agenda en de notulen van de vergadering van het College van Senioren hebben gelezen, zullen daaruit hebben opgemaakt dat het gelet op het grote aantal nieuwe leden in de Kamer – 39 in getal – regelmatig zal voorkomen dat maidenspeeches worden gehouden. Het was altijd gebruikelijk om na de maidenspeech even te schorsen, zodat degene die de speech had gehouden, kon worden gelukgewenst. Nu hebben we afgesproken dit te doen bij de eerstvolgende schorsing in het debat.

We krijgen nu de tweede spreker die zijn maidenspeech gaat houden en dat is de heer Backer. Die zal ik ook toespreken en dan zijn we aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. In de schorsing kunnen we beide heren van harte gelukwensen.

De heer Backer (D66):

Voorzitter. Ook mijn felicitaties voor uw verkiezing! Het is een voorrecht om zo snel daarna hier voor het eerst het woord te mogen voeren. Ik kan u verzekeren dat u een veel kortere felicitatie aan mijn adres kunt richten; ik heb geen leerstoelen bezet, zoals mijn illustere voorganger, die ik ook feliciteer met zijn maidenspeech.

Mij past enige terughoudend, omdat de fractie van D66 niet aan de beraadslagingen over dit wetsvoorstel in december vorig jaar heeft deelgenomen. Ik begrijp dat het een gewoonte is om dan ook enige bescheidenheid te tonen. Wij hebben echter wel een mening over dit wetsontwerp. Het is een specifieke maatregel die gemotiveerd wordt door een generieke noodzaak tot ombuigingen en zij maakt dus onderdeel uit van de ombuigingsinspanningen van dit kabinet. De motivatie gaat eigenlijk ook niet veel verder. Ik wil de minister geen onrecht doen, maar daar komt de toelichting toch steeds op neer. Ik zal de inhoud van het wetsvoorstel ook niet verder behandelen, want die is bekend.

De korting van de partner is voorzien voor 2015. Daarover is zelfs al een Postbus 51-campagne gevoerd, heb ik begrepen. Ik zou graag van de minister willen weten of dat inderdaad juist is, want dat is natuurlijk onderdeel geweest van een behoorlijke overgangstermijn. Die individualisering vanuit het sociaal-liberale gedachtegoed steunen wij, maar deze onverhoedse ingreep is toch wel een andere. Er zouden toch ook mogelijkheden moeten zijn die het rechtsgevoel wel bevredigen, bijvoorbeeld het voorstel te beperken tot nieuwe gevallen. Dit geldt voor iedereen. Ik begrijp dat het antwoord daarop natuurlijk zal zijn dat nieuwe gevallen te weinig opleveren. Bovendien zou het wetsontwerp dan weer gewijzigd moeten worden, maar als je denkt aan rechtvaardige oplossingen zou dat er één kunnen zijn.

Met de verhoging van het percentage en de inkomensgrens lijkt een rechtvaardiging te zijn gevonden vanuit een inkomenspolitieke gedachte. Toch verbaas ik mij over de logica daarvan. Eerst is 6% een passend percentage, maar dat was van de voorganger van deze minister. Dan is het 8% voor iedereen met een gezamenlijk inkomen vanaf € 20.000 en vervolgens wordt het 8% vanaf € 30.000. Elke keer is het percentage passend. Die logica kan ik niet zien. Er is ook geen differentiatie te zien. Ik kan maar één ding zien, namelijk dat er steeds grosso modo hetzelfde bezuinigingsbedrag uit moet komen. Mijn fractie vindt het niet verstandig om met specifieke maatregelen inkomenspolitiek te bedrijven, die bovendien nog niet eens goed overzienbaar is. Er worden percentages in de brief genoemd die het ministerie met bewonderenswaardige snelheid dit weekend heeft bezorgd, maar dat zijn geen cumulatieve getallen. De brief gaat er ook niet dieper op in, maar waarschijnlijk is het ook niet goed te overzien, temeer daar het kabinet nog een groot aantal ingrepen met inkomenspolitieke effecten heeft aangekondigd. Ik wijs in dit verband op de zorg en niet zozeer op de kindregelingen voor deze groep.

Als dit allemaal bij elkaar wordt geplaatst, te weten de groep waarover het gaat, de tijd waarin het moet en de tijd die ook al is verstreken sinds staatssecretaris Klijnsma de eerste gedachte hiertoe opperde – ik zag overigens in de Handelingen dat de minister niet naliet om dat onze collega's van de PvdA in te wrijven – zien we dat sindsdien niets echt is gepresteerd. Nu zou het onverhoeds op 1 augustus moeten worden ingevoerd. Is het dan niet fair om even rust aan dit front te behouden en te kijken naar de echte structurele wijzigingen in de AOW? Het staat voor mijn fractie wel vast dat er structurele wijzigingen zullen komen. Onze opvattingen daarover zijn bekend. Zij betreffen andere maatregelen dan die het kabinet voor ogen heeft. Als de structurele maatregelen om de begrotingsdiscipline op orde te brengen, en dat steunen wij, niet worden genomen, waarbij ik denk aan de structurele aanpak van de AOW, de verkorting van de WW-duur en de hypotheekrenteaftrek, om maar een paar onderwerpen te noemen, ja, dan ga je sprokkelen. Dit is inderdaad sprokkelwerk. Het gaat ten laste van een bepaalde groep die er niet op hoeft te rekenen en die in onzekerheid wordt gebracht. Er is maar één zekerheid, namelijk dat deze groep eerder aan de beurt komt dan de wijziging van de AOW zelf. Tegen de tijd dat deze partners zelf de AOW-leeftijd bereiken, zal deze er wel anders uitzien.

Concluderend. De ingreep tast de rechtszekerheid en de betrouwbaarheid aan van de overheid, zonder dat de noodzaak voor ons overtuigend is aangetoond. Dat zou in een enkel geval best kunnen, maar hier niet. Dat wordt verzwaard door de gedachte dat oudere mensen, die ook op vakantie gaan, als zij terugkeren van vakantie een korting op de toeslag aantreffen. Wij vinden dat niet gepast. Zoals het er nu uitziet, kunnen wij dit wetsvoorstel dan ook niet steunen.

De voorzitter:

Mijnheer Backer, ook u mag ik gelukwensen met uw maidenspeech. U hebt gesproken over het wetsvoorstel dat gevolgen heeft voor de financiële armslag van gepensioneerden en hun partners. Sinds 2005 bent u landelijk actief in D66, onder meer als voorzitter van de permanente programmacommissie, van 2005 tot 28 mei 2011, en als voorzitter van de Hans van Mierlo Stichting, het wetenschappelijk bureau van de partij. Uw entree in de Eerste Kamer is tevens uw eerste formele functie in een vertegenwoordigend orgaan.

U maakt, vergeleken met vele andere Kamerleden, relatief wat later uw entree in de landelijke politiek, alhoewel, u was van 1979 tot 1983 persoonlijk medewerker van het toenmalige Kamerlid Laurens-Jan Brinkhorst. We mogen dan ook zeggen dat u na 30 jaar op het Binnenhof terug bent van weggeweest. U vervulde en vervult diverse managementfuncties in het nationale en internationale bedrijfsleven. Zowel in de energiesector als in de luchtvaart had en hebt u veel te maken met ondernemingsrecht en de regulering van Europese markten, terreinen die in hoge mate worden beïnvloed door nationale en internationale wetgeving. Uw kennis op dit terrein zal u in dit huis stellig van pas komen. Ik wens u dan ook veel succes met uw lidmaatschap van de Eerste Kamer.

(applaus)

De voorzitter:

Dames en heren, u kunt beide collega's die een maidenspeech hebben gehouden, van harte gelukwensen.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 16.20 uur tot 16.45 uur geschorst.

Naar boven