Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 26, item 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 26, item 7 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2010) (32036).
De beraadslaging wordt hervat.
MinisterDe Jager:
Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng en vragen. De heer Knip heeft vandaag zijn maidenspeech gehouden en daarom begin ik met zijn vraag over het productontwikkelingsproces. Ik bevestig klip-en-klaar dat ook ik zeer veel waarde hecht aan het productontwikkelingsproces om situaties die wij in het verleden veel hebben gezien te voorkomen. Het gaat hierbij natuurlijk niet om alle producten individueel, maar dat was ook niet de vraag, neem ik aan. De banken en verzekeraars zijn zelf aan de slag gegaan met het productontwikkelingsproces. Een goed werkend productontwikkelingsproces is een eis in de codes die de banken en verzekeraars zelf hebben opgesteld. Er zijn nu diverse monitoringcommissies aan de slag, ook van de verzekeraars. Die zien toe op de naleving van dat proces en zullen daarover openbaar rapporteren.
Als echter blijkt dat de naleving onvoldoende is, zal ik niet schromen om alsnog wettelijke maatregelen te treffen. Ik hoop natuurlijk dat de monitoringcommissies zullen constateren dat de codes van het productontwikkelingsproces voldoende worden nageleefd. Als het echter noodzakelijk is om dit anders te doen, zullen wij alsnog met wetgeving daarvoor komen. Om geen vertraging op te lopen in het proces van eerst de rapportage en het vervolgens bekijken daarvan, ben ik al samen met mijn ambtenaren een overleg met de AFM gestart om voorbereidingen te treffen om eventuele wettelijke maatregelen te nemen. Deze voorbereidingen lopen op dit moment dus reeds. Die wetgeving zou gericht zijn op het toezien op het productontwikkelingsproces om op die manier te borgen dat er uiteindelijk producten op de markt worden gebracht die voor de klant een toegevoegde waarde hebben en bovendien doen wat ze beloven. Daarbij worden de volgende vragen gesteld: welke risicoanalyses zijn toegepast in het proces?; voor welke doelgroep is dit?; heeft dit product een toegevoegde waarde? Een wettelijke verankering hiervan zou echter niet zien op het goedkeuren van de producten zelf, want dat zou een gigantische uitbreiding van de AFM en enorm hoge kosten met zich brengen. Het gaat erom dat het productontwikkelingsproces goed is en dat men precies de goede criteria langsloopt. Dit is allereerst de verantwoordelijkheid van de banken en de verzekeraars, maar het goed inrichten van het proces heeft ook mijn zeer kritische aandacht.
Ik kom nu op het inzicht in de samenhang van toekomstige maatregelen. De fracties van de VVD, PvdA, CDA en SP vroegen hiernaar. Net als de overige sprekers geeft ook mevrouw Sylvester aan dat zij enigszins het inzicht mist in de samenhang van de aankomende wet- en regelgeving en de visie van de regering op de ontwikkeling op de financiële markten. De heer Doek vroeg ook daarnaar. De heer Hommen waarschuwt in het interview in Het Financieele Dagblad ook voor het gevaar van het gebrek in samenhang bij stapeling.
Op 3 mei heb ik de Kamer een overzicht doen toekomen met daarin de voorgenomen wetgevings- en beleidsdocumenten die in 2011 bij de Staten-Generaal aanhangig gemaakt zullen worden. Dit zijn enkele overzichten, zoals de implementatie van de aanbeveling van de commissie-De Wit, het financiële actieplan, het 10-puntenplan, en de aangenomen moties uit het debat inzake de commissie-De Wit. Deze documenten geven in ieder geval al enig overzicht. Ik zeg toe dat ik de Kamer gedurende de zomer de voortgangsrapportage zal toezenden waarin ik nader inga op al deze punten, onder andere ook op de drie die ik net noemde. Dan kan de Kamer de samenhang van al deze maatregelen op de financiële markten bezien. Veel van die maatregelen zullen overigens ingegeven zijn door de Europese wet- en regelgeving, de Europese verordeningen en richtlijnen en bovendien door Baselse voorstellen. In de FSB is er ook veel aandacht voor de samenhang en de stapeling van verschillende maatregelen. We zijn dus wel degelijk opmerkzaam op de samenhang van maatregelen, de stapeling en de nadelen die de stapeling teweeg zou kunnen brengen. Ik zal daar in de brief ook aandacht aan besteden.
Daarnaast zijn we momenteel bezig met een nota waarin ik wat specifieker zal ingaan op de eventuele wenselijkheid van het scheiden van zakenbank- en nutsbankactiviteiten, het zogenaamde ringfencing. Ik zal deze nota binnen enkele weken naar de Tweede Kamer sturen. Wanneer ik de Eerste Kamer de voortgangsrapportage stuur in de zomer, zal ik die nota meesturen.
De heer Knip heeft gevraagd naar de verhouding tussen de G20, EU-regelgeving en nationale wetgeving. In de G20 worden slechts afspraken gemaakt op hoofdlijnen; het is een informeel beraad waar geen bindende afspraken kunnen worden gemaakt. De Europese Commissie stelt wel voorstellen op voor een Europese richtlijn. De richtlijn wordt besproken in de Ecofin Raad. Na totstandkoming van de richtlijn wordt deze geïmplementeerd in nationale wetgeving. Indien de Europese richtlijnen bepaalde onderwerpen niet regelen of als wordt bepaald dat er sprake is van minimumharmonisatie, kunnen hier bovenop nog regels worden ingesteld in nationale wetgeving. Afhankelijk van het type richtlijn kan er overigens ook nog sprake zijn van codecisie met het Europees Parlement.
Het is ook mogelijk om vooruit te lopen op EU-regelgeving als het van belang is om nationaal alvast stappen te nemen. Een goed voorbeeld zijn de voorstellen ten aanzien van interventie bij financiële ondernemingen met onomkeerbare problemen, het conceptvoorstel voor een Interventiewet. Dit voorstel is enige tijd geleden in consultatie gegaan. Deze wet loopt voor een deel vooruit op te verwachten Europese regelgeving, maar we wilden daar toch niet op wachten. Daarnaast kunnen toezichthouders nadere technische regels stellen met betrekking tot in de wet opgenomen specifieke onderwerpen.
Samenvattend kun je zeggen dat de regelgeving die uit Europa komt, wordt geïncorporeerd in onze nationale wetgeving als het om een richtlijn gaat. Vaak moeten we die dwingend implementeren. Verordeningen hebben een directe werking. Verder is er een deel nationale ruimte om die invulling te geven. Nederland heeft er met veel andere landen juist tijdens de crisis op gehamerd dat het van belang is om in Europa meer samen op te trekken omdat er anders te veel verschillen ontstaan binnen Europa, waardoor het toezicht veel minder effectief is.
Er is een aantal vragen gesteld over wetgevingscapaciteit, onder meer door de fracties van de PvdA, het CDA en de SP. Ik heb inmiddels met de vaste commissie voor Financiën, de Tweede Kamer en de Eerste Kamer gesproken over en zal in de wetgevingsbrief nader ingaan op het voorgenomen proces om jaarlijks op vaste momenten voorstellen in te dienen en met bepaalde vaste termijnen te werken. Naar mijn overtuiging zal dit in ieder geval bijdragen aan een beter wetgevingsproces, want tegen dezelfde of een hogere kwaliteit kan sneller worden overgegaan tot tijdige, efficiënte en ordentelijke implementatie van benodigde wetgeving, of het nu gaat om de verwerking van Europese richtlijnen, om nationale wetgeving die bijvoorbeeld voortvloeit uit voorstellen van de commissie-De Wit of de commissie-Scheltema of uit de wetgevingsbrieven van DNB en de AFM, of om voorstellen van mijn ministerie. We bundelen al die voorstellen, waardoor een veel efficiënter proces ontstaat, want ik erken met deze Kamer dat we aan de vooravond staan van enorm veel regelgeving. Die zal een zware wissel trekken op ons allen: op het ministerie van Financiën, de Raad van State, de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. We moeten dat dus efficiënt doen.
Daarnaast is de manier waarop we aandacht besteden aan kwaliteit van regelgeving, ook heel belangrijk. We geven dit op het ministerie van Financiën veel aandacht. Jonge medewerkers volgen bijvoorbeeld de Academie voor Wetgeving. Er zijn daarnaast twee zeer ervaren wetgevers aangesteld in een onafhankelijke rol als kwaliteitsborger. Zij zien erop toe dat de kwaliteit van de jonge wetgevers voldoende op niveau is. Zo is er een mix van ervaren en nieuw talent en proberen we de capaciteit afdoende op niveau te houden, ondanks de taakstellingen, die zeker ook het ministerie van Financiën zullen raken. Het is onvermijdelijk dat het departement over de hele linie wordt getroffen. Gezien de hoeveelheid en de gewenste kwaliteit van bestaande wetgevingswensen en van de eis om Europese regelgeving te implementeren, zou het kunnen dat de accenten binnen het ministerie net iets anders worden gelegd zodat er voldoende capaciteit is om kwaliteit en kwantiteit te waarborgen. Daarnaast, zo heb ik in de memorie van antwoord ook al aangegeven, zijn we ook in overleg met DNB en de AFM om gebruik te kunnen maken van de ervaren capaciteit die daar aanwezig is.
De heer Doek en de heer Reuten hebben vragen gesteld over de implementatie van de EU-richtlijnen. Het is inderdaad ook voor mij ontzettend belangrijk om voorstellen tijdig in te dienen bij de Tweede Kamer. We zullen er alles aan doen om implementatievoorstellen tijdig bij het parlement in te dienen. Het is wel zo dat implementatietermijnen op Europees niveau steeds meer lijken te worden bekort. Zeker voor de implementatie op wetniveau legt dat een enorme druk op het proces. Daarnaast is er in Europa een enorme hoeveelheid voorstellen in aantocht. De komende jaren komen er ongeveer 25 richtlijnen en richtlijnwijzigingen op ons af. We hebben ook nog onze eigen nationale wensen, zoals de implementatie van voorstellen van de commissie-Scheltema en de commissie-De Wit. Het is dus een enorme uitdaging, dat zeg ik er eerlijk bij. We zullen er zo veel mogelijk naar streven om alles tijdig af te handelen. Waar het echt noodzakelijk is, zullen we het belang van de ene en de andere maatregel afwegen, maar we willen natuurlijk steeds op tijd zijn. Gelet op de kortere termijnen is dat wel een uitdaging.
De heerDoek (CDA):
De richtlijnen die we zonder nationale kop gaan implementeren, zouden toch veel sneller de Tweede Kamer moeten kunnen bereiken? Het ministerie van Financiën weet wat er momenteel in de "pressure cooker" zit en wat eruit gaat komen. Nadat de richtlijnen in Europa zijn aangenomen, kunnen ze toch redelijk snel bij de Tweede Kamer komen? Ik vermoed dat het veel sneller kan, vooral als er geen nationale kop op zit.
MinisterDe Jager:
Ik begrijp de vraag van de heer Doek heel goed. Voor een deel is zijn bewering juist, maar in tegenstelling tot sommige kleinere Europese landen, hebben wij een relatief grote financiële sector. Bovendien hebben wij een heel ander toezichtmodel, het Twin Peaks-model, dat overigens steeds meer ondersteuning en navolging krijgt in Europa en de rest van de wereld. Dat betekent dat we de richtlijnen niet kunnen copy-pasten. Sommige landen met een kleine financiële sector doen dat. Zij pakken de vertaalde richtlijn, stempelen die met een koninklijke boodschap, bieden het parlement het resultaat aan en klaar. Binnen onze Wft-systematiek is veel meer aanpassing vereist. Wij willen een en ander namelijk keurig doen landen in het Twin Peaks-model dat verankerd is in de Wft. Dat is zeker belangrijk omdat wij zo'n grote financiële sector hebben. Daarom zijn ook consultatie en implementatie belangrijk; ook moeten de toezichthouders er goed mee om kunnen gaan. Het kost dus toch nog relatief veel tijd. In de gevallen dat dit niet zo is, zullen wij het natuurlijk zo snel mogelijk doen. Veel van de richtlijnen waar we geen nationale kop op zetten, vereisen qua manier van implementatie veel wetgevingstijd. We zullen er echter vaart achter blijven zetten.
De heer Doek heeft ook nog gevraagd naar de terugwerkende kracht. Terecht is het van belang om daar aandacht aan te besteden. Ik zeg hierbij in ieder geval toe dat in het geval van terugwerkende kracht de redengeving daarvoor voortaan expliciet zal worden toegelicht in een memorie van toelichting.
De heer Reuten vraagt op welke wijze de toezichthouder zich bemoeit met de totstandkoming van ratings. Er is toezicht op ratingbureaus, niet op de rating zelf. Er is wel toezicht op de totstandkoming, het proces van een rating. Het gaat daarbij om een beoordeling van het proces dat aan de rating ten grondslag ligt, bijvoorbeeld de bedrijfsvoering van het ratingbureau. Op zich wordt er dus geen staatsoordeel geveld over een individuele rating. Dat zou ook niet wenselijk zijn.
De heerReuten (SP):
U interpreteert verkeerd wat ik heb gezegd. Het is duidelijk dat het niet om de individuele gevallen gaat. Het gaat om de methodes die worden toegepast. Nietwaar? Goed, daar zijn we het dan over eens. Het gaat om de methodes die worden toegepast. En op die methodes wordt toezicht uitgeoefend. Nietwaar? In de toelichting op de zevende nota van wijziging staat wat ik heb geciteerd: "De eis mag echter voor de toezichthouder geen reden zijn om zich te bemoeien met de inhoud van ratings en de methodes." Met de inhoud van de methodes moeten ze zich juist wel bemoeien.
MinisterDe Jager:
Met het proces voor de totstandkoming van de ratings moet de toezichthouder zich bemoeien, en dus niet met de ratings zelf. Als dat de strekking van de vraag is, zeg ik ja.
De heerReuten (SP):
Kort gezegd: de toezichthouder moet zich bemoeien met de inhoud van de methodes, niet met de individuele gevallen?
MinisterDe Jager:
Inderdaad. Als u daaronder bijvoorbeeld verstaat de bedrijfsvoering van het ratingbureau, de manier waarop een rating tot stand komt, is het antwoord ja. Ik hecht er wel aan om mijn eigen woorden te blijven gebruiken. Volgens mij zit er niet zo'n heel groot verschil tussen, althans niet als ik goed begrijp hoe de heer Reuten dat zelf invult.
De heer Knip vraagt naar de coördinatie van het wildwestbordje. Die is er niet. De bescherming van de consument is echt een nationaal initiatief. We lopen daarin voor. We zouden een EU-bordje wel toejuichen. Dit zou immers voorkomen dat er sprake kan zijn verschillende wildwestbordjes in Nederland. Dat van ons zullen we aan de betreffende autoriteiten opsturen. Misschien dat het andere landen, of op Europees niveau, kan inspireren.
De heer Reuten vraagt of ik kan toezeggen dat de terminologie met betrekking tot beleggen en investeren consequent wordt gehanteerd. Ik heb dat even gegoogeld; in een aantal encyclopedieënsites wordt beleggen gedefinieerd als investeren via geld of andere liquide middelen of effecten; ik wil buiten die semantische discussie blijven. De heer Reuten heeft echter een punt als hij zegt dat in de Wft in het algemeen de begrippen "beleggen" en "belegger" worden gebruikt. Ik vind inderdaad dat wij die begrippen zo consequent mogelijk moeten gebruiken. In dit geval wordt een verordening met een directe werking in het Nederlands vertaald. Door de Europese Unie kan het begrip "investor" dan vertaald worden met "investeerder". Soms kan het voordelen hebben om dat begrippenkader te gebruiken in verwijzingen in de nationale wetgeving naar die verordeningen. Ik begrijp echter de vraag: in de Wft zelf proberen wij zo veel mogelijk de begrippen "beleggen" en "belegger" te gebruiken. Ik zal er ook op toezien dat we dat zo veel mogelijk handhaven.
Over het wildwestbordje, het symbool en de tekst heb ik al gezegd hoe die eruit komen te zien. Er bestaat al een voorbeeld van zo'n bordje, dat ik bij dezen even toon aan de geïnteresseerden. Daarop staat: let op, u belegt buiten AFM-toezicht; er is geen prospectusplicht voor deze activiteiten. Er staat een mannetje met een vraagteken op afgebeeld, dat zich afvraagt of het wel verstandig bezig is. Een bureau heeft dat ook op communicatie-effectiviteit beoordeeld. Daarover heb ik geen persoonlijke mening. Dat werd in de Tweede Kamer ook al aan mij gevraagd. De afgelopen twaalf maanden heeft de minister van Financiën echter andere prioriteiten moeten stellen dan dit bordje. Ik heb het in de deskundige handen van de AFM gelegd, die dat weer in deskundige handen van een bureau heeft gelegd.
De heer Knip vraagt ook nog naar de relatie tussen vrijwillig toezicht en de beperking van de aansprakelijkheid. Dossiers kunnen natuurlijk allereerst los van elkaar worden gezien. Vrijwillig toezicht biedt over het algemeen een betere bescherming voor professionele beleggers; ook is het goed voor het vestigingsklimaat, omdat het over het algemeen beter wordt ontvangen. Daardoor internaliseren die instellingen natuurlijk ook veel beter wat zij echt moeten doen. Actief toezicht vergroot ook altijd de kans op claims. Gezien de positieve impulsen die van dit voorstel uitgaan, verwacht ik geen gevolgen voor het aantal claims. Dit doorkruist dan ook niet de mogelijke toekomstige wettelijke beperking van de aansprakelijkheid, voor zover we dat nu kunnen overzien.
MevrouwSylvester (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de regering voor de voldoende duidelijke beantwoording. Ik hecht eraan nog even aan te geven dat mijn fractie sowieso enthousiast was over het voorstel. Het betrof een aantal technische wijzigingen. Het ging ook om een aantal beleidsmatige wijzigingen. In eerste termijn heb ik al het belang aangegeven van meer duidelijkheid, transparantie en vertrouwen; dit wetsvoorstel zal daartoe bijdragen.
Ik wens nog even in te gaan op de specifieke beantwoording door de regering van mijn twee vragen. Het ging daarbij met name om de vraag of er voldoende wetgevende capaciteit aanwezig is om het omvangrijke wetgevingsprogramma – er worden zo'n 25 wetsvoorstellen verwacht – tijdig bij de Staten-Generaal in te dienen. Daarop heeft de regering aangegeven – dat stond al in de memorie van antwoord – dat er per jaar vaste momenten voor indiening komen. Daarnaast wordt getracht om de capaciteit in omvang op niveau te houden, ondanks de taakstelling die het departement zal treffen. Ook zal er voldoende opgeleid worden op het gebied van wetgeving, zal er gebruik worden gemaakt van ervaren capaciteit en zal men trachten door middel van collegiale toetsing een en ander adequaat en effectief vorm te geven. Daar waar nodig zal kennis ingevlogen worden vanuit elders.
De fractie van de Partij van de Arbeid gaat ervan uit dat het wel goed komt. Ik heb gehoord dat het de aandacht heeft van de regering. Wij hebben de wens geuit adequaat en effectief te kunnen toetsen. Het is een omvangrijk programma en we willen daar goed naar kunnen kijken. Het een houdt natuurlijk ook verband met het ander. Ik wens de minister succes. Ik wens de mensen die hier iedere dag hard aan werken, succes. We zullen in de praktijk ervaren hoe het gaat lopen. Nogmaals, mijn fractie heeft daar alle vertrouwen in.
Er was even verwarring over een schrijven van de regering dat ons op 3 mei heeft bereikt. Uiteraard is dat de fractie van de Partij van de Arbeid niet ontgaan, zoals ik in reactie op de woorden van de heer Doek duidelijk heb proberen te maken. Ik heb de planning voor 2011 die is toegestuurd, niet geïnterpreteerd als datgene waar ik om had gevraagd. Ik had gevraagd om een stuk te mogen ontvangen waarin ook de samenhang tussen de verschillende voorstellen duidelijk zou worden. Het komt nu stukje bij beetje. Door die samenhang ben ik beter in staat om het te beoordelen.
Ik heb ook gevraagd om naast die samenhang van de voorstellen iedere keer heel duidelijk inzichtelijk te maken wat de gevolgen zijn voor banken, verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen. Ik heb van de regering gehoord dat er in de zomer een overzicht naar ons toe komt. Ik begrijp dat dit ook is toegezegd in de wetgevingsbrief die de Tweede Kamer zal bereiken, zodat daar uitgebreid bij dit punt stil zal worden gestaan. Ik kijk daar met belangstelling naar uit. Nogmaals, ik dank de regering voor de beantwoording. Ik constateer dat deze mij geheel heeft bevredigd.
De heerDoek (CDA):
Voorzitter. Het kan allemaal heel kort. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uiteenzettingen. Ik denk dat de meeste vragen al zijn beantwoord. Het is heel plezierig dat is toegezegd dat er in de zomer een brief wordt geschreven over de onderlinge samenhang.
MevrouwSylvester (PvdA):
U zei: de staatssecretaris.
De heerDoek (CDA):
Het is prachtig als je het allebei bent geweest.
Devoorzitter:
Nou niet geweest ...
De heerDoek (CDA):
Voorzitter, breng me nu niet van mijn à propos, ik probeerde aardig te zijn. Goed, we zien uit naar die brief. De minister meldt dat er binnen enkele weken al een brief naar de Kamer gaat over ringfencing. Wellicht is het beter om niet te wachten op die brief over de samenhang, maar om die brief aan de Tweede Kamer tegelijkertijd ook naar ons te sturen.
Ik hoorde de minister ook zeggen dat er voortgang zal worden gemaakt met de implementatie van richtlijnen. In dat verband noemde hij ook dat er goed overleg moet zijn met de sector waar het over gaat. Het is plezierig om te horen dat dit gebeurt, zodat de zorgen die de heer Hommen heeft geuit, waarover de minister kort heeft gesproken, ook hun plaats kunnen vinden. Ik hoop dat daar goed naar geluisterd kan worden en dat de juiste oplossingen ervoor gevonden kunnen worden.
Wij noteren uiteraard de toezegging over het expliciet vermelden van de reden van terugwerkende kracht. We gaan ervan uit dat we daar bij goede wetgeving zo min mogelijk mee worden geconfronteerd. Deze keer werden er eigenlijk dingen gerepareerd die ook hadden gekund bij de wetsvoorstellen waarnaar wordt verwezen of bij de wetten die reeds zijn ingevoerd, maar dat komt allemaal in orde.
Voorzitter. Ik wens deze minister en het ministerie van Financiën veel wijsheid bij het implementeren van alle richtlijnen en bij het tijdig in werking stellen van de wetgeving die daarvoor nodig is.
De heerKnip (VVD):
Voorzitter. Ook ik kan erg kort zijn, gezien de beantwoording van de minister die verregaand duidelijk is, en zeker ook omdat de eerder besproken brief in het vooruitzicht wordt gesteld, waarin wij over de samenhang en de stapeling van maatregelen nader zullen worden voorgelicht. Veel van de gestelde vragen zullen daarmee dan ongetwijfeld al beantwoord zijn. Zo niet, dan komen wij daarover vast nog wel in discussie. Daar kijk ik naar uit.
Ik ga nog even in op het productontwikkelingsproces. Ik begrijp heel goed dat de minister zegt dat er afspraken zijn gemaakt en dat de monitoringscommissie erover gaat rapporteren; als daaruit komt dat de instellingen niet goed genoeg omgaan met die ontwikkelingsprocessen en de producten er qua transparantie niet beter uit zullen komen dan gebruikelijk was, zullen we daar zeker wat aan doen.
Ik heb uitdrukkelijk het woord "soortnaam" gebruikt, want het gaat mij erom dat iedereen weet wat aandelen en obligaties zijn. Met converteerbare obligaties zal het al wat minder zijn, maar toch zijn dat zodanig oude producten dat iedereen wel weet wat ze inhouden. In de afgelopen decennia, of voornamelijk in het laatste decennium, hebben wij enorme innovatie gezien waarbij wij kennis hebben gemaakt met allerlei verschillende producten met dezelfde naam of dezelfde producten met verschillende namen. Voor de consument wordt de transparantie daardoor niet vergroot, nog daargelaten dat veel producten zelf nauwelijks transparant zijn.
Ik heb gezegd dat het misschien goed is om in het wetgevingsproces dat volgt, wat scherper te omlijnen wat een credit default swap is, en noem maar op, want er zijn talloze termen voor. Ik heb genoteerd dat de minister zegt dat hij nu reeds overleg heeft met de AFM over de wetgeving die mogelijkerwijs noodzakelijk zal worden wanneer de POP's van de verschillende instellingen niet voldoen aan de eisen die worden gesteld. Ik vraag de minister om dan vooral te kijken naar de definiëring van producten, omdat daar een hoop helderheid te bereiken valt. Voor het overige sluit ik mij graag aan bij de andere fracties. Ik wens de medewerkers van de minister sterkte bij de toch wel buitengewoon gecompliceerde processen om dit in goede regelgeving neer te leggen.
De heerReuten (SP):
Mijnheer de voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. De minister is ingegaan op de voortgangsrapportage of de wetgevingsbrief over de samenhang van de maatregelen. Ik zou graag zien dat in die brief een beetje schetsmatig wordt ingegaan op de vraag naar welke structuur we willen toegroeien wat betreft de financiële instellingen en het soort en de mate van toezicht. Daarmee is niet gezegd dat wat in zo'n brief staat, in beton is gegoten, want het inzicht daarover kan in de loop van de tijd veranderen, maar dan weten wij waar het heen gaat met zo'n wetgevingsprogramma.
Verder wil ik alleen nog ingaan op het onderscheid tussen investeren en beleggen. Waarom benadruk ik dat? Omdat ik denk dat het cruciaal is voor de analyse van het financieel-economisch systeem. De minister suggereerde dat het bij investeren en beleggen om een genus-species-verhouding zou gaan. Ik denk dat dit zonder meer fout is. Het probleem is domweg dat je in het Engels investment en investment hebt. Het vervelende is dat in het Engels, zelfs als het daar een genus-species-verhouding zou zijn, in de praktijk voor het genus de term "investment" wordt gebruikt, maar voor de species dezelfde term "investment", en dan moet je maar raden of het portfolio investment is of real investment. In de hoofden van auteurs gaat het dan door elkaar lopen. Bij een echt grote schrijver als Keynes, die over deze zaken schrijft, zie je ook dat deze begrippen in zijn hoofd door elkaar gaan lopen. De Nederlanders, de Duitsers en de Fransen zijn gezegend met het onderscheid tussen beleggen en investeren. We moeten daar heel blij mee zijn. De minister zei dat hij nog even heeft gegoogeld. Dat heb ik natuurlijk ook wel eens gedaan. Het probleem met Wikipedia is dat het Nederlandse Wikipedia iets overschrijft vanuit het Engels. Dan krijg je spraakverwarring. Hetzelfde ontstaat steeds meer in encyclopedieën, maar ik ben bijzonder blij met de toezegging dat bij het ministerie van Financiën het onderscheid, zo mogelijk, voortaan strikt gehanteerd zal worden.
MinisterDe Jager:
Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor alle vragen en opmerkingen. Ik begin met de allerlaatste opmerking. De heer Reuten hield een heel verhaal, maar eindigde met dank voor de toezegging. Het daaraan voorafgaande verhaal zie ik dus niet als een vraag. Ik neem aan dat mijn toezegging naar tevredenheid was en een reactie van mij volledig overbodig maakt.
Ik zeg dank voor de complimenten, eigenlijk van alle woordvoerders. Die complimenten gelden inderdaad met name ook voor de medewerkers op het ministerie van Financiën die dit mogelijk hebben gemaakt en mogelijk zullen maken. Ik zal die complimenten overbrengen.
Mevrouw Sylvester somde puntsgewijs op hoe zij mijn toezegging over de wetgevingscapaciteit heeft ervaren. Ik moet zeggen dat die weergave zeer volledig, adequaat en juist was. Ik kan dus volstaan met de opmerking dat die lijst precies weergaf hoe ik mijn toezegging bedoelde; dat bevestig ik. Ik dank mevrouw Sylvester ook voor het mij toewensen van succes.
De heren Doek en Reuten vroegen naar de samenhang en de rapportage. Ja, ik zal erop toezien dat dit nog gedurende de zomer aan deze Kamer wordt overgebracht en dat in deze wetgevingsbrief ook wordt vermeld naar welke structuur wij qua eisen en toezicht toe willen groeien.
De heer Doek vroeg of de brief over ringfencing tegelijkertijd met de verzending naar de Tweede Kamer ook naar de Eerste Kamer kan worden verzonden. Dat lijkt mij geen probleem. Ik dacht: in het kader van de efficiency bundelen wij het in één pakket. Het is echter ook efficiënt om het tegelijkertijd naar beide Kamers te sturen. Daar heb ik geen enkel probleem mee; daar zal ik voor zorgen.
De heer Knip was het eens met mijn uiteenzetting over het productontwikkelingsproces, maar vroeg wel om op de begripsvorming te letten. Ik wil daar zeker naar kijken. Dit is volgens mij wel met name vanuit een toezichtproces interessant, omdat er een soort materiële verwarring zou kunnen ontstaan. Daarmee bedoel ik dat consumenten op het verkeerde been kunnen worden gezet. Een definitie van credit default swaps is bijvoorbeeld minder interessant, maar op het punt van spaarproducten en het woord "sparen" is dit wel interessant. Daar let ook de AFM in toenemende mate op. Er zijn in het verleden innovatieve producten ontstaan met een heel sterk beleggingsrisicokarakter die als een spaarproduct werden gepresenteerd. Als de consument zo direct op het verkeerde been gezet dreigt te worden, is dit volgens mij wel een aangelegenheid voor de toezichthouder. Daar zal ik inderdaad aandacht aan besteden om te bekijken wat wij hieraan kunnen doen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20102011-26-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.