Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en de Algemene nabestaandenwet in verband met aanpassing aan de invoering van een kwalificatieplicht in de Leerplichtwet 1969 en het aanbrengen van een aantal vereenvoudigingen in de Algemene Kinderbijslagwet alsmede enkele andere aanpassingen van die wet (31890).

(Zie vergadering van 19 januari 2010.)

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Voorzitter. Vorige week is de behandeling van dit wetsvoorstel geschorst, omdat wij er behoefte aan hadden om nog eens te bezien of de waarborgen voor de benadeelde ouder voldoende zijn afgedekt. Er is een derde termijn aangevraagd. Wij hebben begrepen dat de minister bereid is, ons nadere informatie te verschaffen. Ik stel daarom voor dat de Kamer met haar derde termijn wacht tot de minister in de gelegenheid is geweest om dit te doen.

De voorzitter:

Als de minister bereid is om op dit verzoek in te gaan, is het woord nu aan hem.

De beraadslaging wordt heropend.

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Ik voldoe vanzelfsprekend graag aan het verzoek van de Kamer. Vorige week is het debat geëindigd in de tweede termijn met een dispuut over de vraag of er meer comfort te bieden is voor de procedure in bezwaar. Het gaat dan om de conclusie van de Sociale Verzekeringsbank, in reactie op een signaal van de leerplichtambtenaar, dat er geen recht op kinderbijslag bestaat en het besluit op die grond om tijdelijk de uitkering van de kinderbijslag stop te zetten. Ik had sterk de indruk, en dit werd ook door een aantal woordvoerders verwoord, dat men behoefte heeft aan een handreiking in het kader van de procedure in bezwaar, die zich conform de procedures van de Algemene wet bestuursrecht beperkt tot een procedurele toets van de SVB op grond van het simpele feit dat het signaal is afgegeven dat er geen recht is op kinderbijslag. De SVB stelt dit vast. Ik heb al eerder gezegd dat de SVB, gelet op de gescheiden domeinen van de Leerplichtwet en Algemene Kinderbijslagwet, niet in staat is om conform de procedure van de ABW de afweging van de leerplichtambtenaar te toetsen. De handhaving van de Leerplichtwet is immers exclusief opgedragen aan de leerplichtambtenaar die daarvoor verantwoording schuldig is aan de gemeente.

In het debat hebben wij wat exercities gedaan. Ik heb geprobeerd een handreiking te doen en ik heb die ook aangekondigd. In dit kader heb ik nagedacht over de vraag of wij meer stevigheid kunnen geven aan de rechtsbescherming van de ouders die op basis van het signaal van de leerplichtambtenaar dreigen de kinderbijslag te verliezen, zij het tijdelijk. Verder benadruk ik dat zij de eersten zijn die daarin verandering kunnen brengen door mee te werken met de leerplichtambtenaar en te bevorderen dat hun kind weer naar school gaat.

Niettemin heeft een aantal leden de vraag gesteld of die rechtsbescherming wel voldoende stevig is en voldoende is geregeld. De handreiking aan de Kamer kan worden gezocht in een andere positionering van de spijbelrechter aan het einde van de procedure, maar dan is er sprake van beroep en is er al een heel traject gevolgd. Een andere mogelijkheid is een mededeling aan de gemeente van de beslissing in bezwaar door de SVB. Ik proefde bij verschillende woordvoerders dat men dat wel mogelijk acht, maar het toch uiteindelijk meer zoekt in een inhoudelijke toets op de afweging van de leerplichtambtenaar.

In dit kader heb ik samen met mijn ambtenaren gezocht naar een mogelijkheid om, met behoud van de uitgangspunten van de domeinen, de Algemene wet bestuursrecht en de procedures, de huidige positie van de SVB te handhaven maar er wel een meer inhoudelijke toets in te brengen dan alleen de procedurele toets in bezwaar. Ik denk dat dat kan door – dat is ook de handreiking die ik graag aan de Kamer doe met het oog op de derde termijn en de finale afweging van het wetsvoorstel tot wijziging van de AKW ter aanpassing aan de Leerplichtwet – de SVB te verzoeken om een onafhankelijke adviescommissie in te stellen. Die commissie kan in gevallen van bezwaar, zodra iemand bezwaar maakt, de inhoudelijke toets doen die de SVB zelf niet kan doen, en daarin kan ook de deskundigheid op het gebied van de Leerplichtwet georganiseerd worden. Ik stel mij zo voor dat als er bezwaar wordt ingediend, de commissie dat in handen krijgt en in staat en in de gelegenheid is om zowel de leerplichtambtenaar als de betreffende ouders te horen. Vervolgens kan die commissie de afweging maken of de leerplichtambtenaar, gegeven alle omstandigheden, in redelijkheid tot de beslissing van het signaal aan de SVB is gekomen. Dat kan aan de hand van een gesprek. Naar mijn mening kan zo'n commissie verschillende voordelen hebben. Allereerst kan zij een objectieve en inhoudelijke heroverweging doen van de melding van de leerplichtambtenaar. Verder kan zij bijdragen aan een verdere uniformering van het verkeer tussen de leerplichtambtenaar en zijn domein en de uitvoeringspraktijk van de SVB op grond van de leerplichtmeldingen.

Met deze constructie kunnen wij meer organiserende stevigheid geven aan de rechtsbescherming van ouders. Ik stel mij zo voor dat het advies gegeven wordt aan de SVB. De SVB blijft de bij wet verantwoordelijk gemaakte instelling voor de organisatie en uitvoering van de Kinderbijslagwet en moet dus vervolgens het besluit nemen. De SVB moet vaststellen of het recht al dan niet aanwezig is. Bij dit soort procedures is evenwel gebruikelijk dat adviezen van een adviescommissie worden overgenomen. Als de SVB in uitzonderlijke omstandigheden afwijkt van het advies van de commissie, dan moet deze in de beslissing gemotiveerd aangeven waarom daarvan wordt afgeweken. Mijn taxatie is dat dat alleen in uitzonderlijke gevallen gebeurt.

Technisch gesproken, in de procedure, vraag ik de SVB om een adviescommissie in te stellen ex artikel 3.5 van de AWB die de SVB in bezwaar adviseert over die meldingen. Ik heb overigens wat navraag gedaan en begrepen dat de SVB daarmee zonder meer kan instemmen. Dat kan geregeld worden bij ministeriële regeling en hoeft dus niet geregeld te worden in het wetsvoorstel. Dat kan volgend op de stemming over dit wetsvoorstel worden geregeld bij ministeriële regeling. Ik stel mij een en ander langs die lijnen voor. Ik heb al toegezegd dat ik na een jaar de ervaringen met dit instrument in de gereedschapskist van de leerplichtambtenaar in relatie tot de SVB zal evalueren en een verslag daarvan aan uw Kamer zal doen toekomen. Vanzelfsprekend ben ik graag bereid om dan de ervaring met zo'n onafhankelijke commissie van deskundigen daarin mee te nemen. Dit is wat ik voorafgaand aan de derde termijn die door uw Kamer is gevraagd, meegeef.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn aanvullende opmerkingen. Ik nodig de leden die het woord wensen te voeren, graag uit om in derde termijn te reageren. Het woord is aan mevrouw Ten Horn.

Mevrouw Ten Horn (SP):

Voorzitter. Ik maak graag van de mogelijkheid van de derde termijn gebruik. Mijn fractie is de afgelopen weken uitgekomen op de drie belangrijkste punten. Ik ben blij te horen dat de minister op het eerste van die drie punten nu, als ik het goed beluister, een oplossing biedt. Het eerste punt was het risico van willekeur in de uitvoering van het wetsvoorstel in combinatie met het ontbreken van een inhoudelijke toets. Stopzetting van kinderbijslag en wezenuitkering is afhankelijk van de beoordeling en melding van verzuim door individuele leerplichtambtenaren en het beleid van de gemeente. Ik beluister nu dat de minister een commissie instelt – heb ik overigens goed begrepen dat het een landelijke commissie betreft? – bij de SVB, die indien er bezwaar is gemaakt tegen een melding, deze melding beoordeelt. Het risico van willekeur in de uitvoering wordt daarmee aanzienlijk beperkt. De kans op uniformering van beleid wordt ermee vergroot.

Ik kom op de andere twee punten. Stopzetting van de wezenuitkering is een niet-proportionele maatregel. Voor mijn fractie weegt dit erg zwaar. Vanaf het eerste verslag heeft mijn fractie aangegeven het niet-proportioneel te vinden dat het inkomen voor bestaanszekerheid van een wees door deze maatregel wordt weggenomen. Het is ook niet in proportie, in vergelijking met de kinderbijslag, dat de uitkering voor een wees wordt ingehouden. Daarmee ontstaat rechtsongelijkheid tussen 16- en 17-jarigen onderling, uitgerekend ten nadele van jongeren die toch al in extra problemen zitten. Dat betrokkene eventueel in speciale gevallen om bijstand van de gemeente kan vragen, doet daar niets aan af. De leden van mijn fractie hebben zich verwonderd over het gebrek aan empathie met deze doelgroep van de zijde van het ministerie, zowel in de memorie van antwoord als het plenaire debat tot nu toe. Ik vraag de minister of dezelfde procedure van de onafhankelijke commissie ook voor de wezenuitkering geldt. Als dat het geval is, dan vraag ik de minister of de onafhankelijke commissie de proportionaliteit van de maatregel kan toetsen.

Ik kom op het derde punt: de reparatie van onbedoelde gevolgen. Mijn fractie is van mening dat eerst reparatie dient plaats te vinden alvorens het wetsvoorstel in werking treedt opdat een alleenstaande ouder niet ook gekort wordt op de bijstandsuitkering ten gevolge van de stopzetting van de kinderbijslag vanwege het schoolverzuimende kind. Kan de minister garanderen dat de alleenstaande ouder niet dubbel gepakt wordt?

Het verheugt mijn fractie dat de minister jaarlijkse rapportage over de werking van de wet heeft toegezegd. Zij gaat ervan uit dat in deze rapportage verslag wordt gedaan van het volgende: het aantal meldingen door de leerplichtambtenaren aan de SVB, het aantal ingetrokken meldingen, het aantal bezwaren en het aantal keren beroep alsmede de uitkomsten hiervan. Ook verwacht mijn fractie dat eventuele verschillen in deze gegevens naar leeftijd, inkomenspositie en gemeenten worden weergegeven. Voor de beoordeling van het effect van deze wet is van belang dat ook wordt gerapporteerd over het aantal positieve gevolgen – hersteld geregeld schoolbezoek – alsmede het aantal onbedoelde, negatieve of averechtse gevolgen.

Mijn fractie onderstreept nogmaals dat zij het doel van het wetsvoorstel onderschrijft maar niet gelooft in de repressieve aanpak van schooluitval. De toegevoegde waarde van dit nieuwe instrument voor leerplichtambtenaren is naar onze mening nihil en kan zelfs negatief uitpakken.

Het wetsvoorstel betreft een technische aanpassing aan de veranderingen in de Leerplichtwet. De gekozen aanpassing in het wetsvoorstel is bekend en naar onze mening niet technisch maar politiek van aard. De aanpassing had ook gedaan kunnen worden in de vorm van een gelijke behandeling met betrekking tot het recht van kinderbijslag voor alle leerplichtigen en voor fulltime onderwijs- en praktijkvolgende kwalificatieplichtigen.

Gegeven wat ons vanavond aan nieuws in de hele opzet van de uitvoering van dit wetsvoorstel door de minister is aangereikt – de commissie is daarin essentieel – kom ik de komende week graag met mijn fractie tot een afweging van de vraag of wij dit wetsvoorstel het voordeel van de twijfel geven.

De heer Laurier (GroenLinks):

Voorzitter. De kern waar wij over praten, is het instrument van het niet meer toekennen van de kinderbijslag dan wel een wezenuitkering bij 16- en 17-jarige kinderen met problematisch gedrag, waarbij het feit dat dit gedrag niet ophoudt ook nog verwijtbaar wordt geacht aan de ouders. Dat is de categorie waar wij met name over praten.

Volgens mijn fractie heeft de minister in zijn vorige termijn een aantal belangrijke dingen toegezegd. Hij heeft gezegd dat er geen consequenties zullen zijn op vlakken ernaast, bijvoorbeeld op het gebied van de schuldsanering. Om maar even de puntjes op de i te zetten: dat betekent dus dat bijvoorbeeld bij dreigende uitzetting uit de schuldhulpsanering als gevolg van het feit dat men of de aflossingscapaciteit niet heeft, of dat men dreigt onder het normbedrag te vallen, de minister zegt: dan mag die maatregel – hij had het over het niet meer toekennen van de kinderbijslag dan wel wezenuitkering – niet worden uitgevoerd. Dat is een belangrijk criterium.

Het tweede element is de reparatie van de koppeling van de eenoudertoeslag in de bijstand aan het hebben van het recht op kinderbijslag. De minister heeft gezegd dat daar reparatie van komt. Ik ga ervan uit dat indien dit type schade bij mensen dreigt voor te komen, de wet niet tot uitvoering komt tot de reparatie heeft plaatsgevonden, dan wel dat maatregelen niet genomen mogen worden tot de reparatie heeft plaatsgevonden. Het moet van tweeën één zijn.

Dan kom ik op de beroepsprocedure. Ik stel het bijzonder op prijs dat de minister gezocht heeft naar een mogelijkheid om aan de bezwaren van de Kamer tegemoet te komen. Ik vind dat een belangrijke geste van de minister. Hij heeft ook al het een en ander gesondeerd en hij heeft gezegd dat hij dat kan regelen in een ministeriële regeling. Het gaat om een adviescommissie bij de SVB. Het is overigens wel belangrijk dat hij via die adviescommissie probeert het bestuursrechtelijke en het strafrechtelijke proces – want die twee systemen zitten erin – aan elkaar te koppelen. Ik moet dat eerlijk gezegd nog wegen en ik zal ook in mijn fractie nog moeten wegen of dit voldoende tegemoet komt aan onze bezwaren.

Mijn fractie blijft bezwaar hebben tegen het feit dat er een dubbele sanctie kan worden opgelegd, zowel intrekking van de kinderbijslag als ook een proces-verbaal. De vraag is of daarmee niet een situatie ontstaat van dubbel straffen. Ten slotte heeft mijn fractie ook vragen bij de effectiviteit van de maatregel om daadwerkelijk het probleem aan te pakken.

Op twee punten zagen we dus positieve ontwikkelingen. Op twee andere punten blijven we twijfelen en ik zou graag de gelegenheid hebben om met mijn fractie een definitief oordeel te bepalen, zodat ik om stemming volgende week vraag.

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Voorzitter. Mijn fractie is de minister buitengewoon erkentelijk – ik leg de nadruk op "buitengewoon" – voor het feit dat hij deze vergaande toezegging heeft gedaan en zich ook buitengewoon soepel heeft opgesteld tegenover deze Kamer. Ik denk dat daarmee een gezamenlijk doel wordt bereikt: wij willen allen dat kinderen die niet naar school gaan, toch onder enige druk of enige drang, zoals het tegenwoordig heet, weer naar school gaan, terwijl de ouder die onmachtig is of de ouder die wel zijn best doet, maar daar niet in slaagt – ook een soort van onmacht, natuurlijk – niet onevenredig gestraft wordt. Alle lof voor de inzet van de minister.

Wij gaan ervan uit dat, als de maatregel betrekking heeft op de stopzetting van de kinderbijslag of de intrekking van het wezengeld, ook de bezwaarprocedure bij de adviescommissie voor beide categorieën geldt. We hebben er het volste vertrouwen in dat zo'n adviescommissie, die volledig mag toetsen, ook tot een afgewogen oordeel zal komen.

Ten aanzien van de reparatie voor de inkomens van alleenstaande ouders heeft de minister expliciet in de vorige termijn al gezegd dat SZW heeft toegezegd dat die reparatie er komt. Wij kunnen ons niet anders voorstellen dan dat een uitspraak van de minister in deze Kamer er ook toe zal leiden dat in ieder geval de effecten van die maatregel niet geëffectueerd zullen worden, zolang die reparatie er nog niet is.

In antwoord op de heer Laurier zeg ik: een van de problemen van mijn fractie was dat een bezwaarprocedure bedoeld is om de bulk van de beroepsprocedures af te vangen, om niet nodeloos zware beroepsprocedures te krijgen. Deze adviescommissie zal het gros afvangen, maar wij hebben het toch goed begrepen dat voor een ouder of een wees die het niet eens is met de beslissing van de SVB, dan alsnog aan het eind van de rit de gang naar de bestuursrechter openstaat? Ik zie de minister knikken. Dan zijn wij volkomen tevreden en zal mijn fractie uit volle overtuiging voor dit wetsvoorstel stemmen.

Mevrouw Dupuis (VVD):

Voorzitter. Heel kort. De VVD-fractie heeft in tweede termijn ook gevraagd om een zekere toets aan het besluit van de leerplichtambtenaar om de SVB te waarschuwen dat de kinderbijslag gestopt zou moeten worden. Met het gebaar dat de minister nu gemaakt heeft, is wat ons betreft aan het verzoek om een toets geheel voldaan en we hebben geen bezwaren meer tegen dit wetsvoorstel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Ik dank de woordvoerders voor hun inbreng in derde termijn. Ik loop gemakshalve de woordvoerders kort langs wat betreft de laatste punten die er nog zijn genoemd. Ik realiseer mij dat er soms sprake was van een herhaling van een aantal overwegingen die uiteindelijk voor de fractie doorslaggevend zullen zijn. Die zal ik niet opnieuw allemaal langslopen, want dat heb ik vorige week al uitgebreid gedaan. Waar ik nog meen enige toevoeging te kunnen doen, zal ik dat echter niet nalaten met het oog op de finale afweging. Het zou mij een lief ding waard zijn als er voor dit wetsvoorstel, dat als doelstelling heeft om met de aanpassing van de Leerplichtwet schoolverzuim tegen te gaan en te bevorderen dat jongeren een startkwalificatie halen, brede steun in de Kamer zou kunnen komen. Daar lever ik in deze laatste termijn graag een laatste inspanning voor.

Mevrouw Ten Horn heeft namens haar fractie nog de drie punten benadrukt die voor haar van belang zijn. Dat was het punt van, in haar terminologie, "de willekeur". Ik ga niet herhalen wat ik daar vorige week over heb gezegd wat betreft de discretionaire bevoegdheid van leerplichtambtenaren om zelf een afweging te maken over wat wijsheid is in de gegeven omstandigheden. Ik zou daar zelf het woord "willekeur" niet voor kiezen. Ik begrijp echter wel wat mevrouw Ten Horn bedoelt, namelijk dat daar elementen in mee kunnen spelen die je liever niet ziet. Dat is voor mij niet de motivering om met het voorstel te komen, de vrees voor willekeur. Ik heb goed naar de Kamer geluisterd en ik begrijp dat er meer behoefte is aan rechtsbescherming. Mevrouw Ten Horn maakte in dat verband een opmerking over de commissie. Dat is één commissie die onder de SVB hangt, dus een landelijke commissie.

Mevrouw Ten Horn heeft nog een opmerking gemaakt over de proportionaliteit waar het gaat om de wezenuitkering. Ik vind het jammer dat zij in dat verband spreekt van "gebrek aan empathie met die doelgroep bij de minister". Ik herken mij daar niet in. Zij zegt nu dat zij het ministerie bedoelde, maar ik beschouw mij als representant van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin. Ik herken dat niet echt. Ik vind het ook jammer en ik denk niet dat het nodig is. Mijn empathie ligt juist bij die jongens en meisjes, ook in die moeilijke situatie. Er is voorzien in mogelijke uitzonderingen. Wij vinden het toch belangrijk dat deze jongeren, als het even kan, naar school gaan. Ook als zij wees zijn, staan zij er met een startkwalificatie immers beter voor in het leven dan zonder. Wij houden rekening met de bijzondere situatie waarin deze jongeren verkeren door de mogelijkheid van bijstand dan wel bijzondere ondersteuning in het kader van de gemeentelijke ondersteuning. Ik heb daar vorige week het een en ander over gezegd. Ik hoop dat zij van mij wil aannemen dat de empathie met juist deze doelgroep er wel degelijk is. Ik wil hen echter wel naar school hebben om een startkwalificatie te halen. Daar kan dit een proportioneel instrument in zijn, onder omstandigheden.

Mevrouw Ten Horn heeft nog gevraagd of hier dezelfde procedure voor geldt. Dat ligt voor de hand. Als wij de kinderbijslag inhouden op basis van bevindingen, kan dat ook deze doelgroep raken. Wat mij betreft kan het ook deel uitmaken van de toetsing. Als er bezwaar wordt aangetekend voor deze categorie, zou ik niet weten waarom er geen gebruik zou kunnen worden gemaakt van deze commissie die de SVB adviseert. Ik hoopt dat dit nog een tegemoetkoming in haar richting is die dienstig kan zijn. Wordt ook de proportionaliteit getoetst? Als de adviescommissie de hele overweging nog eens tegen het licht houdt, hoort daar ook de vraag rond proportionaliteit bij. Het antwoord is dus ja.

Ook heeft mevrouw Ten Horn gesproken over de reparatie. Mevrouw Linthorst heeft volgens mij terecht gezegd dat de reparatie die ik de Kamer heb gemeld, is toegezegd door de bewindslieden van SZW. De reparatie betreft een onbedoeld effect, een doorwerking op de bijstand en de toeslagen. Voor het overige is er geen doorwerking op de inkomenspositie. Daarom kunnen gemeenten er ook op anticiperen. De zekerheid die zij wil hebben dat er geen nadelige gevolgen voor het inkomen zijn, kan ik geven. Het zou zeer onlogisch zijn om de inwerkingtreding van het wetsvoorstel te laten wachten tot die reparatie er is. Dat zou ook betekenen dat wij ondertussen de 16- en 17-jarigen niet kunnen toetsen aan de AKW. Het oude systeem, het klokurencriterium, werkt immers niet en het nieuwe mag dan nog niet worden gebruikt. Bovendien zouden dan die 3000 ouders moeten wachten op de kinderbijslag die zij nu wel zouden kunnen krijgen. Ik zou de Kamer zeer adviseren die weg niet in te gaan. De reparatie vergt namelijk een wetstraject, wat tijd kost. Dan duurt het nog een flinke tijd voor dit wetsvoorstel in werking treedt. Ik zou de Kamer ernstig in overweging geven om die weg niet op te gaan, zeker omdat het niet nodig is omdat de gemeenten kunnen anticiperen.

De heer Laurier (GroenLinks):

Daar raakt u een interessant punt, minister. U hebt er natuurlijk gelijk in dat die reparatie een tijd kan duren en dat het zonde zou zijn om het wetsvoorstel op te houden vanwege de voordelen die het voor andere categorieën heeft. Het is mij echter net iets te zwak om te zeggen dat gemeenten daarop kunnen anticiperen. In de gemeentelijke bijstandsuitvoering worden ook nog wel eens vergissingen gemaakt en worden sommige dingen wel eens al te letterlijk genomen. Er zijn ook wat andere belangen in het geding, zoals financiële belangen van de gemeente. Ik wil graag van u horen dat zolang die reparatie niet heeft plaatsgevonden, het besluit niet mag worden genomen om de kinderbijslag van de betrokkene in te trekken.

Minister Rouvoet:

Dat zijn twee verschillende dingen. Ik kom nog terug op het punt van het al dan niet intrekken van de kinderbijslag bij schuldsanering, dat u hebt genoemd. Hier gaat het over iets anders, namelijk het mogelijke, onvoorziene effect op de bijstandshoogte. De Kamer heeft daar al eerder naar gevraagd. Ik heb schriftelijk al laten weten dat dit onvoorziene effect hersteld gaat worden. Dit effect doet zich overigens alleen voor bij de bijstand en de toeslagen. Dat gaan wij herstellen. Dat betekent dat gemeenten bij het vaststellen van de bijstand er al rekening mee houden dat deze maatregel daar niet op doorwerkt. Dat is het anticiperen. Dat betekent dat dit wetsvoorstel geen negatieve inkomensgevolgen zal hebben, behalve als er wordt besloten tot het intrekken van de kinderbijslag. Dat is echter het voorziene effect. Ik heb de garantie al gegeven dat er geen andere onvoorziene inkomensgevolgen zijn. Dat was de vraag van mevrouw Ten Horn en die heb ik hiermee beantwoord.

Mevrouw Ten Horn heeft een aantal gegevens genoemd die zij wil terugzien in het verslag dat ik over een jaar zal geven. Ik heb geen enkele reden om de Kamer de feitelijke gegevens rondom bezwaar en beroep waar ik over beschik via de SVB, niet te geven. Of dat ook betekent dat ik de Kamer kan informeren over de mate waarin jeugdigen door deze maatregel weer naar school gaan, is een andere vraag. Dat is het domein van de leerplichtambtenaren; het zit in hun dossiers. Zoals bekend beschik ik daar niet over. Dat ligt bij de gemeente. Alle informatie die samenhangt met deze maatregel, waar ik over kan beschikken en die ik de Kamer kan geven, zal ik haar graag geven. Ik wacht met buitengewone belangstelling de afweging van de fractie van de SP af. Het zou mij buitengewoon veel deugd doen als zij dit wetsvoorstel zou kunnen steunen vanwege het, volgens mij, gedeelde belang om de jongeren zo veel mogelijk weer naar school zien te krijgen.

De heer Laurier heeft twee punten genoteerd waar hij blij mee was. Ik bevestig nog een keer dat er geen negatieve gevolgen zullen zijn bij schuldsanering. Daar heb ik voor de zekerheid nog eens expliciet naar gevraagd. Er kan geen beslag worden gelegd op de kinderbijslag. Daarnaast is de vraag – ik had het idee dat hij daarop doelde – of een leerplichtambtenaar zal besluiten tot het afgeven van een signaal aan de SVB als een gezin verschrikkelijk in de schulden zit, zodat het ook nog een keer de kinderbijslag kwijtraakt. Dat was de strekking van zijn betoog. Daarvoor geldt dezelfde afweging die de leerplichtambtenaar nu al moet maken. Als hij nu een proces-verbaal op zou maken voor een gezin met een schuldenproblematiek, zou dat kunnen leiden tot het opleggen van een boete. Ook dan is het onder de Leerplichtwet de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de leerplichtambtenaar om af te wegen of dat het gezin verder helpt. Ook hier geldt dat als hij toch zegt – ik kan het me nauwelijks voorstellen – dat in dat gezin het intrekken van de kinderbijslag gaat helpen, de bezwaarprocedure van toepassing is. De adviescommissie kan dan ook die afweging maken en de proportionaliteit ervan toetsen. Het lijkt mij dat de toezegging die ik heb gedaan, daar een adequaat antwoord op zou kunnen zijn.

De heer Laurier (GroenLinks):

Ik wil het echt heel helder hebben. Dat betekent dus dat als deze wet wordt aangenomen en die adviescommissie er komt, zij op het moment dat zij constateert dat bijvoorbeeld een gemeente in het kader van de bijstandsuitvoering de eenoudertoeslag niet toekent omdat er een maatregel is opgelegd vanuit de leerplichtambtenaar, kan zeggen dat in dit geval de korting niet mag worden uitgevoerd. Wij zijn die kaders van die commissie aan het invullen. Als er op een gegeven moment toch een maatregel wordt opgelegd aan een gezin waarin sprake is van problematische schulden waardoor de situatie verergert, zal de inhoudelijke toets van de commissie ertoe leiden dat zij stelt dat die maatregel niet mag worden opgelegd en zal zij dit ook aan de SVB adviseren.

Minister Rouvoet:

De heer Laurier moet niet overvragen. Het is niet de adviescommissie die uiteindelijk zegt: het mag nu niet gebeuren. Daar wil ik heel precies in zijn. Ik heb deze stap gezet, omdat ik voelde dat de Kamer behoefte had aan meer houvast bij de inhoudelijke toets van de afweging van de leerplichtambtenaar. Ook de adviescommissie neemt de verantwoordelijkheid van de leerplichtambtenaar om de Leerplichtwet te handhaven niet over. Door het tussenschuiven van een adviescommissie – dit comfort heb ik de Kamer willen geven – zorgen wij er wel voor dat ten aanzien van het bezwaar al een inhoudelijke hertoetsing kan plaatsvinden waarin de proportionaliteit en de redelijkheid van de beslissing van de leerplichtambtenaar kunnen meewegen. Vervolgens brengt de commissie advies uit aan de SVB. Het besluit om al dan niet over te gaan tot intrekking van de kinderbijslag, blijft liggen bij de SVB; dat heb ik in alle helderheid aangegeven. Wat de casus van de heer Laurier betreft, probeer ik mij voor te stellen dat een leerplichtambtenaar bij een gezin dat ernstig in de schulden zit, tot de overtuiging komt dat het zou helpen om de kinderbijslag in te trekken. Dat lijkt mij niet het eerste waar je aan denkt om een kind in die situatie weer naar school te krijgen. Als er dan bezwaar wordt aangetekend, komt de adviescommissie vervolgens ook nog tot de conclusie dat het een heel redelijke en billijke overweging is geweest en kan de SVB besluiten om de kinderbijslag in te trekken. Wij moeten de verschillende verantwoordelijkheden in dezen wel scherp benoemen.

Mij dunkt dat hiermee voldoende waarborgen in het systeem zijn ingebouwd. Het besluit – dit was het punt van mevrouw Linthorst en een aantal anderen – wordt niet overgelaten aan één individuele ambtenaar op lokaal niveau, zonder dat er verder iemand naar kijkt, totdat het moment van het beroep bij de rechter is bereikt. Dan ben je al een heel eind weg. Mij dunkt dat ik niet verder kan gaan in het bieden van comfort op het punt van de heroverweging. Als wij het aan de adviescommissie geven, moeten wij de leerplichtambtenaar eruit halen en dat is niet het voorstel van de heer Laurier. Het zou ook niet mijn voorstel zijn.

Ik hoop dat ik de heer Laurier voldoende heb kunnen geruststellen op het punt van de schuldsanering en het functioneren van de adviescommissie in dat verband.

Op de reparatie waar de heer Laurier over heeft gesproken, heb ik zojuist gereageerd. Op het punt van de rechtsbescherming toonde de heer Laurier zich tevreden met de toezegging die ik gedaan heb. Zijn fractie moet wegen of dit voldoende is. Ik hoop hem voldoende te hebben aangereikt om de fractie tot een positieve beoordeling te laten komen. Daarnaast zal de heer Laurier samen met zijn fractie de effectiviteit van de maatregel willen wegen. Dat recht kan en wil ik hem uiteraard niet ontzeggen. Mij dunkt dat dit een, in het samenspel van alle maatregelen omtrent schoolverzuim en het bevorderen van het behalen van een startkwalificatie, inmiddels met de nodige waarborgen omgeven instrument is.

Ik bedank mevrouw Linthorst voor haar dankzegging. Ik waardeer dit. Ik heb mijn toezegging gedaan met het oog op ons gezamenlijke doel – ik onderstreep dat nog eens – dat kinderen weer naar school gaan. Ik heb al iets gezegd over de beoordeling van de commissie. Mevrouw Linthorst zei hierin het volste vertrouwen te hebben. Ik ben haar daarvoor erkentelijk. Over een reparatie heb ik al gesproken: gemeenten zullen daarop anticiperen.

Voorts vraagt mevrouw Linthorst of beroep uiteindelijk mogelijk is. Vanzelfsprekend. Op het moment dat op bezwaar een beslissing door de SVB is genomen, is de normale beroepsgang naar de bestuursrechter nog steeds opengesteld.

Tot slot heeft mevrouw Dupuis haar erkentelijkheid uitgesproken voor het gebaar, zoals zij dat noemde, van de regering. Zij vond dit voldoende en had verder geen bezwaar tegen het wetsvoorstel. Ik ben haar daarvoor erkentelijk.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Een van de woordvoerders heeft gezinspeeld op een besluit volgende week. Laat ik dit vertalen in de concrete vraag of er stemming gewenst wordt. Dat blijkt het geval te zijn. In ieder geval de fracties van GroenLinks en de SP wensen stemming over het wetsvoorstel. Hieruit volgt dat wij volgende week over dit wetsvoorstel stemmen.

Sluiting 19.52 uur

Naar boven