Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (30161).

(Zie vergadering van 5 september 2006.)

De voorzitter:

De minister van Justitie heeft vanmorgen in het plenaire debat een brief toegezegd. De Kamer heeft die brief inmiddels ontvangen. In dit licht stel ik voor, de beraadslaging te sluiten en tot afhandeling van het wetsvoorstel over te gaan.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

Mevrouw Tan (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben vorige week uitgebreid gesproken over dit wetsvoorstel. De PvdA-fractie heeft er met andere fracties bij de minister op aangedrongen om de toezichtstaak van de raad te handhaven. De minister vond dat geen goed idee. In zijn brief heeft hij vastgelegd welke taken en bevoegdheden van de raad naar zijn idee gehandhaafd blijven, zoals de ondersteuning van lokale commissies en het recht om instellingen te bezoeken en daarover advies uit te brengen. Daarmee verandert er materieel erg weinig aan de taken van de raad. Daarnaast blijft het budget gehandhaafd. Wij willen geen strijd voeren over semantiek. Wij kunnen instemmen met dit wetsvoorstel.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Ik heb vorige week in het debat gezegd dat mijn fractie voor een deel van de wet was, maar dat wij tegen het deel waren dat de opheffing van de toezichtstaak betrof. Het debat heeft naar mijn mening een duidelijk resultaat gehad. De Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming gaat de lokale commissies helpen bij de uitoefening van hun toezichtstaak. Daarnaast behoudt deze raad overige rechten, zoals het recht om instellingen bezoeken, en blijft het budget behouden. Het is niet helemaal wat wij wilden. Als elk debat in deze Kamer echter een soortgelijk resultaat zou opleveren, zouden wij daarmee kunnen leven. Wij zullen voor het wetsvoorstel stemmen.

De heer De Graaf (VVD):

Voorzitter. Wij hebben vorige week een interessant debat gevoerd over dit wetsontwerp. Voor het begon, had ik de indruk dat de posities zo ongeveer waren uitgetekend. Toch heeft een goede gedachtewisseling plaatsgevonden. De Kamer heeft een aantal duidelijke vragen gesteld aan de minister. De minister heeft deze vragen beantwoord en is tegemoetgekomen aan hetgeen door de Kamer en ook door de VVD-fractie is gevraagd. Wij kunnen instemmen met dit wetsvoorstel.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven