Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 25 april 2005 te Luxemburg totstandgekomen Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie (met Akte, Protocol, Slotakte en Bijlagen); Trb. 2005, 196 (30256, R1800).

De beraadslaging wordt hervat.

De heer Eigeman (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Ik ben een beetje geschrokken van de benadering van staatssecretaris Nicolaï toen hij zei "rekkelijken en preciezen". Ik kom uit een traditie waarin rekkelijken en preciezen geladen termen zijn. Ik rekende mij altijd enigszins tot de rekkelijken, maar begrijp nu dat ik tot de preciezen behoor. Dat is voor mij even een cultuurschok.

In het debat heb ik de wat bredere duiding heel goed gevonden; de heer Nicolaï heeft dit zelf ook gezegd. De heer Van Middelkoop heeft dit op een zeer degelijke manier gedaan, zoals dit preciezen past. Ik denk dat het zeer goed is om dit type debatten nog eens over te doen in de communicatie over de wet. Dit is buitengewoon lastig, maar wel van belang. Uiteindelijk gaat het in essentie toch – ik kan het niet nalaten om dit op deze manier te zeggen – om het vormgeven van nieuwe vormen van solidariteit tussen mensen in Europa. Ik denk dat op het moment dat wij een andere keuze zouden maken dan ratificeren, wij mensen in Roemenië en Bulgarije in de steek laten. Ik vind dat de heer Van de Beeten dit op zijn manier ook zeer goed heeft gezegd en ik heb me daarin prima kunnen vinden. Ik vind het ook een moedige benadering van de CDA-fractie.

Ik heb nog een paar korte kritische opmerkingen. Ik denk dat het inderdaad van belang is om te blijven monitoren en niet alleen maar om ons ermee te bemoeien. Dit punt is zeker van belang, ook als de toetreding wordt gerealiseerd op 1 januari 2007 dan wel 2008, maar ook om hiermee zelf op pad te gaan. Ik heb hierop twee keer nadrukkelijk gewezen.

Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording, maar die had naar mijn mening iets concreter gekund, ook omdat zij in hun eigen antwoorden watchdogs hebben geïntroduceerd, een beetje vreemde benaming in dit verband. Het lijkt mij echter een prima idee. Het is interessant dat zij daarbij burgers uit Roemenië en Bulgarije willen inschakelen; zij hebben over mentoren gesproken. Dit zijn andere Europese burgers. Ik denk dat burgers aan elkaar goed kunnen uitleggen wat het belang is in het verdere integratieproces. Ik denk dat het ook van belang is om elkaar daarop kritisch te blijven bevragen. Ik vraag de bewindslieden of zij het instrument van watchdogs nadrukkelijk in Nederland willen toepassen, om aan mensen duidelijk te maken waarmee wij nu exact bezig zijn. Dit is niet een kwestie van sjoemelen en van weer typisch oude politiek – zou ik bijna willen zeggen – waarmee wij vormgeven aan het integratieproces. Wij willen het proces precies volgen en wij willen echt aandacht voor de kwaliteit van de rechtsstaat, voor de marktwerking, en wij willen echt actief verder met het terugdringen van fraude en dat soort vraagstukken.

Ik denk ook dat het van belang is om de al bestaande relaties tussen lagere overheden verder te benutten. Twinning heeft heel vaak iets van prettig op reis gaan. Dit is het niet. Het zijn intensieve leerprocessen. Die kunnen wat mij betreft ook in dit proces worden ingeschakeld.

Ik heb al aan de bewindslieden laten weten dat wij van harte zullen instemmen met ratificatie. Ik herhaal dit ter afsluiting.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. De positieve opbrengsten van dit debat zijn in ieder geval: geen combiarrange­menten meer, niet door Nederland en niet door de Europese Unie – dat is nu afgelopen – en geen data meer vooraf. Ook dat is nu afgekaart. Ik denk dat deze Kamer de regering daar ook zeker aan zal houden, gezien de kritiek die zij al lang heeft uitgeoefend.

Met betrekking tot Roemenië en Bulgarije wordt keer op keer benadrukt dat die landen van ver zijn gekomen. Daarvoor worden complimenten uitgedeeld. Terecht, het is een grote prestatie om van zo'n chaos een begin van een fatsoenlijk land te maken. Maar tegelijkertijd is ratificatie een zakelijke bezigheid, wij gaan onze mogelijkheden, onze macht in de Europese Unie delen met twee nieuwkomers. Dat moet je doen op basis van zakelijke afspraken, afspraak is afspraak. En tot op heden moet je vaststellen dat beide landen op een aantal onderdelen nog niet geleverd hebben wat er was afgesproken. Dit maakt het in onze gedachtegang consistent om te zeggen dat wij nog niet kunnen instemmen met ratificatie van dit verdrag. Het is geen signaalpolitiek, het is de afronding van een heel belangrijk proces, dat in dit geval al langer dan tien jaar duurt.

De heer Van de Beeten (CDA):

Het moet mij toch wel van het hart dat de vertegenwoordiger van de Socialistische Partij het woord solidariteit tot nu toe in het geheel niet heeft gebruikt, nu het gaat om onze mede-Europeanen in Roemenië en Bulgarije.

De heer Kox (SP):

Het woord solidariteit moet je vooral niet gebruiken als het een goedkope connotatie krijgt, wat nu het geval is. Er zijn nog wel meer landen op de wereld die graag deel zouden uitmaken van de Europese Unie, landen die er nog veel beroerder aan toe zijn en die een beroep op onze solidariteit zouden kunnen doen. Toch laten wij die landen niet toe, omdat het niet echt solidair is, want dat zou betekenen dat wij wel het een en ander door de vingers willen zien. Bovendien betalen die landen dan altijd achteraf de prijs voor zo'n gang van zaken. Wij bouwen nu al allerlei dingen in, zodat die mensen straks worden wat zij nu niet willen zijn, namelijk tweederangs Europeanen. Daarom moet je het woord solidariteit niet ijdel gebruiken.

De heer Van de Beeten (CDA):

In welke zin hebben de Spanjaarden, de Portugezen en de Grieken dan een prijs betaald? Die landen zijn volwaardige leden, geen tweederangs leden, door hun inzet, maar mede dankzij de solidariteit van de andere Europese lidstaten.

De heer Kox (SP):

Maar u hebt toch ook gezien dat wij nu al een aantal clausules in het verdrag opnemen? De minister heeft gezegd dat wij die clausules nog nooit hebben toegepast, dat ze harder zijn dan ooit. Naar het zich nu laat aanzien, kunnen wij oneindig lang vrijwaringsclausules gebruiken tegenover deze twee nieuwe partners. Daarmee heeft de uitspraak van de minister-president van Bulgarije te maken dat hij bang is dat hij als tweederangs Europeaan behandeld wordt. Dat moet u toch ook gezien hebben?

De voorzitter:

U kunt uw betoog vervolgen, mijnheer Kox.

De heer Kox (SP):

Ik reageerde op een interruptie, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Zeker, maar interrupties zijn kort en reacties erop ook. Gaat u verder.

De heer Kox (SP):

Het is dus in onze gedachtegang consistent om te zeggen dat er tot op dit moment niet voldaan is aan de eisen die bij ratificatie gesteld worden. Dit was van het begin af aan duidelijk, dus je kunt nu niet ja zeggen. Op 26 september zal de Europese Commissie haar definitieve rapport uitbrengen; hopelijk zal dan het "ja, mits" vervangen kunnen worden door "ja, zeker". Vanaf dat moment zijn Bulgarije en Roemenië ook wat ons betreft van harte welkom in de Europese Unie, maar het moet wel volgens de afspraken gaan, want als wij nu toelaten dat deze regels eroderen, krijgen wij er alleen maar extra problemen mee. Daarom zal mijn fractie tegen de ratificatie stemmen.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Voorzitter. Er werd vanmorgen in mijn fractie gezegd dat aangezien noch Bulgarije, noch Roemenië zich voor het wereldkampioenschap voetbal geplaatst heeft, de belangstelling voor dit debat niet zo groot zou zijn. Ik moet zeggen dat het mij meevalt.

Verder wordt er gezegd dat het allemaal lang zal duren met de landen die in beeld zijn bij de uitbreiding van de Unie, uitgezonderd in het geval van een land als Noorwegen, dat zich overigens ook niet voor het WK geplaatst heeft. Als het zo ver is, hoop ik dat de huidige linkse regering in Noorwegen er dan nog steeds is en dat de zaak eens wordt omgedraaid. Dan zou niet Noorwegen het onderwerp van monitoring worden, maar de EU op verzoek van Noorwegen. Dat zou wel eens iets kunnen opleveren.

Dit is een mooi opstapje naar mijn derde opmerking. Ik heb nadrukkelijk gepleit voor een volgsysteem, en niet alleen in het geval van Bulgarije en Roemenië. De regering heeft hier voor deze landen positief op gereageerd, ik heb begrepen dat er zelfs "watchdog's bodies" komen. Letterlijk vertaald gaat het dan om lichamen van waakhonden; daar kan ik me niet erg veel bij voorstellen, maar ik neem aan dat de minister dit in overdrachtelijke zin bedoelde. Ik ben er wel nieuwsgierig naar hoe dit precies vorm zal krijgen, dus misschien kan hij op een later moment nog eens toelichten wat er zal worden gedaan met conclusies die dit monitoringsysteem zal opleveren, hoe die geïntegreerd zullen worden in de verdere besluitvorming van de Europese Unie over de zaken die in beide landen nog tot stand moeten komen. Ik zou hierover wat beter geïnformeerd willen worden, maar ik vind het in ieder geval goed dat dit ervan komt.

Maar ik wil ook nog wijzen op het grote belang ervan dat dit monitoringsysteem zich zal gaan uitstrekken tot alle lidstaten van de Unie. Dit is belangrijk, omdat de vorige keer met de Tien van Laken en met deze twee landen een andere politieke cultuur de Unie binnenkomt, want er komen met name lidstaten uit Oost-Europa bij. En dan is het net als bij de Raad van Europa haast onvermijdelijk dat al snel het verhaal van de dubbele standaard de kop opsteekt, dat er twee maatstaven zullen worden gehanteerd. Een heel simpel voorbeeld: als de minister zegt dat het in Roemenië uitgesloten zal worden dat parlementariërs ook advocaat zijn, dan denk ik: dat is heel mooi, maar is het bij ons ook zo? Zo kun je talloze kleine en grote voorbeelden noemen van eisen die aan nieuwkomers worden gesteld, terwijl je bij beschouwing van de situatie in de oude lidstaten tot de conclusie moet komen dat er wel eens sprake zou kunnen zijn van een dubbele standaard. Dit is voor mij een reden om te bepleiten dat het monitoringsysteem op hoofdpunten ook op de huidige lidstaten zal worden losgelaten. Ik denk dat deze roep na de komende uitbreiding steeds luider zal klinken. Met name hierop wil ik nog graag een reactie van de regering, voor het overige zullen wij, zoals ik in eerste termijn al duidelijk heb gemaakt, dit wetsvoorstel steunen.

De heer Hoekzema (VVD):

Voorzitter. Ook ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden. Er is in mijn fractie verschillende keren nogal stevig over dit wetsvoorstel gediscussieerd. Wij zijn nu natuurlijk ook met zaken bezig die buitengewoon belangrijk zijn voor de betrokken landen, maar ook voor de Europese Unie. Daarom heb ik er behoefte aan, een aantal zaken die in eerste termijn genoemd zijn, nog vast te leggen. De heer Kox noemde al dat toetredende landen voortaan individueel beoordeeld zouden moeten worden. Verder dient de toetredingsdatum niet van tevoren bepaald te worden, maar op het moment waarop het verdrag gesloten wordt. En als er op het moment van toetreding bij beide of bij een van beide kandidaat-lidstaten tekortkomingen zijn, kunnen de vereiste hervormingen onder andere door het verlengde monitoringsregime als het ware nog verankerd worden, zoals de regering het noemde. Het is wel van belang om op deze manier grip op het proces te houden.

Verder stelt mijn fractie vast dat de Nederlandse regering, ondanks dat de Commissie ten aanzien van de uitvoering van vrijwaringsmaatregelen en andere maatregelen de hoeder van het verdrag is, heeft toegezegd, zo nodig voorstellen te zullen doen om te bewerkstelligen dat de Commissie die maatregelen zal nemen.

En ten slotte stelt mijn fractie vast dat de regering haar oordeel over de voortgangsrapportage van de Commissie die in oktober aanstaande zal uitkomen, en over het voorstel van de Commissie om de toetreding van beide of een van beide landen al of niet uit te stellen aan de Staten-Generaal zal zenden om na een debat het standpunt van het parlement mee te nemen naar de vergadering van de Europese Raad, waar uiteindelijk het besluit zal worden genomen.

Mijn fractie zal instemmen met het wetsvoorstel.

Minister Bot:

Voorzitter. Dank voor de bijdragen en vooral dank voor de steun die de regering is toegezegd en de instemming die door zovelen betuigd is. Ik vind het jammer dat de heer Kox zich daarbij niet heeft kunnen aansluiten. Ik had gehoopt dat mijn welsprekendheid en de dwingende argumenten die ik naar voren heb gebracht, ook hem van mening hadden kunnen doen veranderen. Ik heb een klein straaltje licht gezien in zijn slotopmerking. Hij zei dat hij zich er ook bij kan aansluiten, als de commissie in september met een bevredigend rapport komt. Ik vind inderdaad dat wij voorzichtig met het woord "solidariteit" moeten omgaan. In het historische kader dat de heer Van Middelkoop heeft geschetst, is het echter wel belangrijk dat wij het proces met de Oost- en Midden-Europese landen afsluiten en alle twaalf als het ware onder onze vleugels nemen en dat wij voor elkaar zorgen. Dat wil zeggen dat zij ervoor zorgen dat alles voor elkaar is, maar dat wij ervoor zorgen dat zij stevig ingebed zijn en zich houden aan onze normen en waarden.

In dat verband is gesproken over watchdogs. Verschillende woordvoerders hebben gesproken over watchdog's bodies. Er zijn twee vragen gesteld, onder andere of het iets zou zijn voor Nederland. Ik laat het uiteraard graag aan de staatssecretaris over om daarop te antwoorden. Ik voeg eraan toe dat wij al goede ervaringen hebben opgedaan met de website. Ik zou zeggen dat website plus watchdog voortreffelijke informatie geeft. Wij gebruiken dan alleen weer Engelse termen. Wij moeten eigenlijk mooie Nederlandse woorden ervoor bedenken. Belangrijk is inderdaad dat wij de burgers goed erbij betrekken. Ook bij dit onderwerp moeten wij zorgen dat duidelijk is hoe wij met dit proces verdergaan, ook in het licht van de tussenrapporten en de peer review missions die de Commissie naar deze landen zal uitvoeren. Wij moeten zorgen dat de communicatie zo compleet mogelijk is. Men kent het programma van de Nederlandse regering. Nogmaals, de staatssecretaris zal er ongetwijfeld ook iets over zeggen. Het zijn echter zaken die wij zeker erbij zullen betrekken.

De heer Kox heeft gezegd dat een ratificatieproces ook iets is van zakelijke afspraken en dat hij moet vaststellen dat een aantal onderdelen niet zijn gehonoreerd door de andere kant. Ik zou daar tegenover kunnen stellen, dat om te beginnen 80 tot 90% wel voor elkaar is. Wij hebben ons ook juist nog die drie maanden gegund en een additioneel rapport van de Commissie om de lacune die er nog is, op te kunnen vullen. Wij stellen nu al een aantal maatregelen in het vooruitzicht, die wij ook duidelijk omschrijven, om ervoor te zorgen dat de twee nieuwe lidstaten voldoen aan ons eisen- en normenpakket, aan het acquis. Men moet dus niet de indruk krijgen dat wij twee landen binnenhalen die nog maar zeer gedeeltelijk voldoen aan de eisen. Dat is niet waar. Het is een zeer hoog percentage. Er is kritiek; die is ook duidelijk. Dat ligt ook in het verlengde van de nieuwe benadering bij toetreding. Wij zijn gewoon strenger geworden. Wat dat betreft hebben wij het signaal van de bevolking goed opgevangen. Wij houden daar rekening mee.

De heer Kox (SP):

Ik heb gezegd dat ik bewondering heb voor de prestaties van de twee landen. Wij hadden het nog maar moeten presteren in zo'n korte tijd. Tegelijkertijd krijgt Bulgarije op zes van de zestien punten een onvoldoende. Dat is geen 80%. Roemenië scoort op vier van de zestien punten een onvoldoende. Dat betekent dat Roemenië op 75% zit. Wij spreken over landen die onderaan bungelen op de corruptie-index. Wij spreken over landen waar de georganiseerde criminaliteit een belangrijke greep heeft. Ik ben bang dat wij de landen beter wensen dan zij tot op heden kunnen zijn en dat niet alleen wij, maar ook zij daarvoor later de prijs betalen. Dat moet u toch ook aanspreken.

Minister Bot:

Dat is vandaag ook breed uitgemeten. Ik heb wel bezwaar tegen uw berekeningsmethode. Het feit dat er nog vlaggen zijn, wil niet zeggen dat het hele landbouwgebied niet deugt. Het feit dat er nog een vlag is op Justitie en Binnenlandse Zaken, wil niet zeggen dat u zegt dat het voor 75% niet deugt. Ik houd vol dat het voor 90% deugt. Op een aantal onderdelen van de verschillende terreinen zijn er nog punten die verbeterd moeten worden. Daaraan werken wij gezamenlijk, ook door de landen te helpen. Ook Nederland doet dat. En wie lelieblank is, werpe de eerste steen. Ik denk nu ook even aan de 25 huidige lidstaten. Mocht het nog niet 100% voor elkaar zijn, dan hebben wij voor deze twee landen een buitengewoon alomvattend en sluitend systeem voor monitoring, vrijwaring, infractieprocedures enzovoort opgesteld. Ik heb al gezegd dat wij eigenlijk nog nooit zo ver zijn gegaan met andere lidstaten. Als zij toetreden, is er de garantie – en dat was een van mijn twee criteria – dat de huidige lidstaten niet worden geschaad. Tezelfdertijd trachten wij de twee landen aan te moedigen om op die terreinen nog verbetering aan te brengen. Het systeem dat wij hebben voorgelegd, rechtvaardigt naar mijn mening alleszins een ratificatie.

De heer Van de Beeten (CDA):

Nu het oordeel van de heer Kox op een rekenfout blijkt te zijn gebaseerd, rijst bij mij de vraag of er geen aanleiding is om te komen tot een stem voor het wetsvoorstel.

De heer Kox (SP):

Ik maak geen rekenfouten. Als die rode vlaggen niet omgaan, hebben wij een probleem. In de rapportages wordt ook steeds aangegeven dat de landen op die terreinen moeten scoren. Het zijn geen facultatieve gebieden. De problemen moeten opgelost worden. Ik herinner overigens de heer Van de Beeten eraan, dat ik niet de enige ben die zich zorgen maakt over de ontwikkeling van Roemenië en vooral Bulgarije. Zijn fractiegenoot Van Dijk had, toen hij terugkwam van een bezoek, in de Tweede Kamer redenen om te zeggen dat zijn partij er niet voor kon stemmen omdat het op dat moment geen goede zaak was. Ik maak dus geen rekenfouten en verder luister ik erg goed naar bepaalde leden van de CDA-fractie, die in dit geval aan de overkant zaten.

Minister Bot:

Ik wil de rekensommen aan de eindexaminandi overlaten en doorgaan met de beantwoording van de vragen en opmerkingen van de heer Platvoet over het instrument watchdog. Hij heeft al eerder gevraagd of het niet aardig zou zijn om het uit te breiden en ook andere lidstaten eraan te onderwerpen. Wij hebben natuurlijk al een vrij sluitend systeem. Artikel 7 bestaat voor het geval dat een lidstaat zich niet aan bepaalde normen en waarden houdt. Er is een Hof van Justitie, waartoe iedereen zich kan wenden ingeval de regelgeving niet wordt nagekomen. Ik mag in herinnering roepen – maar daarover is nog strijd met deze Kamer – dat wij bezig zijn met een mensenrechtenagentschap opdat in het gemeenschapsrecht bij alle besluiten die genomen worden, juist de grondrechten goed verankerd zijn. Ik weet dat er nog een discussie over gaande is, maar ik wil alleen maar zeggen dat een land dat eenmaal lid is van de Europese Unie, zich te houden heeft aan het acquis. Dat wordt ook heel zorgvuldig gemonitord. Wij hebben daarvoor geen extra watchdog nodig. Ik geloof niet dat dat het juiste resultaat zal hebben. Het lijkt mij ongewenst, omdat het betekent dat wij elkaar niet vertrouwen. Deze Europese Unie is gebaseerd op waarden en normen, maar ook op onderling vertrouwen. Als dat er niet is, is er de Commissie. Die is de hoedster van de verdragen en van de uitvoering ervan. In de eerste plaats moet de Commissie ingrijpen. Is men het er niet mee eens, dan kan men naar het Hof van Justitie gaan. De lidstaten zelf en de Raad monitoren elkaar bijna iedere maand. Wat dat betreft is een vrij sluitend systeem opgebouwd. En om er nog iets aan toe te voegen ... Men weet: het is altijd makkelijk om een instelling toe te voegen; het is altijd moeilijk om er een af te schaffen.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Die opmerking over het agentschap is natuurlijk flauw. Maar goed, daarover hebben wij nog een discussie. Ik heb echter bepleit – en Juncker doet dat ook – dat de opgebouwde expertise van de Raad van Europa wordt ingezet. Dat kan heel goed, ook voor het monitoren van bestaande lidstaten op de kernwaarden. Ik vind dat de minister er te gemakkelijk omheen praat. Er vind geen systematische monitoring plaats van de huidige lidstaten op de belangrijkste waarden. Dat gaat zich tegen de Europese Unie keren. Ik heb geprobeerd dat uit te leggen. De Europese Unie wordt zo groot dat landen die de maat wordt genomen, terecht zullen kijken naar de huidige lidstaten. Ik heb het voorbeeld van de jonge lidstaat Litouwen gegeven. Wat doet de Commissie nu blijkt dat daar de corruptie ernstiger is dan in Roemenië en Bulgarije? Welke concrete maatregelen worden genomen?

Minister Bot:

Alle landen moeten aan de eisen voldoen. Daarvoor hebben wij een sluitend systeem. Als bijvoorbeeld blijkt dat door de corruptie de uitvoering van het acquis in gevaar komt, wordt in de Raad het desbetreffende land daarop aangesproken. Bij de behandeling van veel onderwerpen kan de situatie van een land aan de orde komen. Verder staat de weg naar het Hof open. Tegelijkertijd is "peer pressure" belangrijk. Daarbij denk ik aan het feit dat je bij elkaar komt en spreekt over het feit dat een land op de lijst staat. Niet zo lang geleden ben ik in bedoelde drie landen geweest en is mij opgevallen dat men daar ook bezig is met handhaving van regels. Men weet daar namelijk dat men deel uitmaakt van de grote Europese Gemeenschap. De vraag is alleen welk instrument je eventueel moet gebruiken. Ik vraag mij af of je een watchdog body in het onderlinge verkeer moet gaan gebruiken. Ik zou dat geen goed idee vinden. Ik vind dat wij gebruik moeten maken van het systeem dat wij hebben. De betrokken landen weten deksels goed wat er niet deugt en dat zij tijdens bilaterale bezoeken worden aangesproken op de gebreken. Als ik bijvoorbeeld met de collega's naar een van die landen ga, zeg ik wat er aan de hand is en dan is een van de eerste vragen hoe zij daarmee omgaan. Ik zei al dat in de Raad die landen ook op hun fouten worden aangesproken. Langs die weg moeten wij een poging doen. In dit verband herinner ik aan hetgeen is gebeurd in alle landen die zijn toegetreden. Spanje en Portugal hadden bijvoorbeeld een dictatoriaal systeem, terwijl zij zich nu in een geheel andere situatie bevinden. Dat is gebeurd zonder gebruik van watchdogs. Het gaat er juist om dat een land voelt dat het is ingebed in de grote Europese Unie met een waarden- en normenpatroon.

De geachte afgevaardigde gaf dat aardige voorbeeld van het parlement met de parlementariër die geen notaris mag zijn. Ik wijs erop dat de Europese Unie zoiets niet oplegt; dat leggen landen zichzelf op. Dat vind ik een vorm van subsidiariteit. Sommige landen beseffen dat zij zich in een bepaalde situatie bevinden en zij weten dat er kritisch op hen gelet wordt. Dan gaan zij zelf naar oplossingen zoeken. Zij wachten niet tot er een algemene maatregel komt waaraan iedereen, ook de landen waarvan niemand last heeft, zich moeten conformeren. Daarom kan het nodige per afzonderlijk land geregeld worden en dat kan dan gebeuren in het licht van de actuele situatie. Inderdaad, in beide landen is nog een hoop te verbeteren en het is dan ook goed dat zij op bepaalde punten streng zijn. Ik meen overigens dat wat hier werd bedoeld, bij ons ook niet mag. Wat dat betreft zeg ik: gelijke monniken, gelijke kappen. Nogmaals, ik vind zoiets een kwestie van subsidiariteit.

De heer Hoekzema heeft een aantal elementen genoemd waarover de staatssecretaris en ik eerder hebben gesproken. Ik bevestig dat wat wij hebben gezegd, het standpunt van de regering is en dat wij zorgvuldig zullen nagaan wat er gebeurt. In september zullen wij onze appreciatie geven. Dan komt het voortgangsrapport van de Commissie uit.

Voorzitter. Ik ben blij met de brede instemming die ik vandaag heb mogen ervaren. Ik dank nogmaals alle woordvoerders voor hun bijdragen.

Staatssecretaris Nicolaï:

Voorzitter. Ik sluit mij natuurlijk van harte aan bij de laatste woorden van de minister van Buitenlandse Zaken. Het is verheugend dat dit voorstel breed wordt gedragen en dat op één fractie na de Kamer de verantwoordelijkheid neemt voor de ratificatie van dit toetredingsverdrag. Begrijpelijkerwijs zijn er zorgen. De regering heeft die ook.

De heer Eigeman voelde zich tot zijn schrik door mij in het kamp van de preciezen geduwd in plaats van in het kamp van de rekkelijken. Ik vind dat bij de Europese discussie over de uitbreiding de positie van de preciezen voor Nederland de goede is.

De heer Eigeman sprak ook over het belang van twinning. Bulgarije en Roemenië moeten weten dat de kritische houding van Nederland niet alleen hen betreft. Zij geldt ook voor de landen die zijn toegetreden. Onze kritische houding is het gevolg van onze zorg voor een goed functionerende Europese Unie. Er moet brede steun ontstaan en een eerlijke, zorgvuldige procedure zijn bij toetreding. Daar heeft natuurlijk elk toetredend land evenzeer belang bij als de landen die reeds lid zijn van de Europese Unie. Daarom is het goed dat wij met zoiets als twinning en Matra laten zien dat wij er zijn en dat wij laten zien dat wij Roemenië en Bulgarije willen helpen, dat wij ermee willen samenwerken en dat wij ons er zeer bij betrokken voelen. Met subsidiegelden geven wij speldenprikjes, maar wij doen tegelijk heel goed werk. Als ik in die landen kom, blijkt dat onze kritische houding bekend is, maar tegelijker dat die kritische houding meer dan gecompenseerd wordt door onze betrokkenheid die wij actief duidelijk maken met onder andere gesubsidieerde projecten. Verder investeren wij in die landen. Wij zijn een van de grootste investeerders in veel van de nieuwe landen, dus ook in Bulgarije en Roemenië. Ook daarmee weten wij onze betrokkenheid duidelijk te maken en dat is belangrijk. Er moet voor deze twee nieuwe landen een warm welkom zijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

De aanwezige leden van de fractie van de SP wordt conform artikel 121 van het Reglement van Orde aantekening verleend, dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel te hebben kunnen verenigen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven