Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | nr. 11, pagina 247-248 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | nr. 11, pagina 247-248 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek inzake de ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen (ondersteuning onderwijs aan zieke leerlingen) (25871).
De beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw Grol-Overling (CDA):
Mijnheer de voorzitter! Ik begin met een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen bij haar eerste optreden in deze Kamer. De CDA-fractie wenst haar veel sterkte en wijsheid toe, te beginnen met vandaag.
Voorzitter! Wij spreken vandaag over onderwijs aan zieke leerlingen. U las de officiële titel van het wetsvoorstel voor. Het ministerie heeft kennelijk een zeer positieve instelling, want je zou het wetsvoorstel ook kunnen voorzien van een heel ander intitulé: voorstel van wet om het ziekenhuisonderwijs af te schaffen.
Ik begin met enkele punten die voor het wetsvoorstel pleiten. Kinderen liggen steeds korter in het ziekenhuis. Zij missen dus niet zoveel als zij even geen onderwijs krijgen. Een aantal ziekenhuizen begon zich de vraag te stellen naar het nut van deze voorziening, van deze werksoort.
De thuisschool van een ziek kind zal door deze wet een beroep op ondersteuning kunnen doen als een kind langdurig ziek is en de school of de ouders van oordeel zijn dat het kind onderwijs nodig heeft.
Bovendien wordt het onderwijs aan patiëntjes in academische ziekenhuizen gehandhaafd. Dat is goed, want dan gaat het vaak om langdurig zieke kinderen, voor wie het onderwijs ook een stukje levensperspectief biedt.
Ik noem enkele punten die tegen het wetsvoorstel pleiten. De vrijkomende leerkrachten worden voorlopig ondergebracht bij de schoolbegeleidingsdiensten en nog niet op de plek waar zij op termijn moeten plaatsnemen, namelijk bij de expertisecentra. Deze komen al wel in de titel voor, maar zijn er nog niet. De logische plaats is dus nog niet beschikbaar.
Een minpunt achten wij ook de haast bij de invoering. Waarom kon niet op de evaluatie worden gewacht? Op zo'n manier ga je toch veel zuiverder een nieuwe werksoort in?
Het beoogde werk, waarvoor hier onze instemming wordt gevraagd, heeft reeds een aanvang genomen. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft een verleden op dit punt. Vrouwen moeten in het algemeen geen verleden hebben, geloof ik, maar ook ministeries moeten een mooie geschiedenis en niet een verleden van slechte daden hebben. De instelling van een monitorgroep en een externe procesbegeleider lang voordat het wetsvoorstel in het parlement is neergelegd, laat staan afgedaan, is iedere keer weer een vooruitlopen op het aannemen van het wetsvoorstel en tegelijk het ontkennen van het recht van het parlement om een voorstel af te wijzen. De irritatie hierover is groot. Het zou nieuwe bewindslieden sieren als zij als nieuwe bezems dit genre vuiltjes eens definitief zouden opruimen, waartoe ik deze staatssecretaris gaarne uitnodig.
Overigens ben ik van mening dat het vreemd is dat de exacte datum van de officiële instelling van de monitorgroep niet valt aan te wijzen. Dit laatste citeer ik uit de nota naar aanleiding van het verslag. Toch is deze groep al anderhalf jaar aan het werk. Waarmee eigenlijk?
In dit kader past ook de vraag waarom de procescoördinator al vanaf 7 mei, dus al zeven maanden, bezig is met het herplaatsen van personeel van de ziekenhuisscholen. Dit zou pas vandaag aan de orde moeten zijn.
De staatssecretaris zou de CDA-fractie zeer tegemoetkomen als zij zou toezeggen, de beloofde evaluatie ook te vervroegen.
Staatssecretaris Adelmund:
Voorzitter! Ik dank mevrouw Grol-Overling voor haar vriendelijke woorden. Het is altijd een grote uitdaging te beginnen op een departement, waarvan de leden van de respectievelijke Kamers denken dat het daar toch nog wel een beetje anders en beter kan. Stel dat alles al zou zijn geregeld, dat zou heel jammer zijn. Ik hoop uw verwachtingen niet te beschamen.
Dit wetsvoorstel heeft een zeer uitgebreide voorgeschiedenis. In 1993 lag er een voorstel voor vijf centra. In 1996 was er sprake van een voorstel voor zeven educatieve centra bij de academische ziekenhuizen en de 56 SBD'en, in combinatie met datgene wat bij de overige ziekenhuizen aan kracht beschikbaar was op het terrein van het lesgeven aan zieke kinderen. De voorgeschiedenis van dit wetsvoorstel hangt ook samen met de indicatoren die zojuist zijn aangegeven. Deze houden in dat kinderen korter in het ziekenhuis blijven en dat er sprake is van grote veranderingen in de ziekenhuizen. De langste ziekenhuisduur vindt overigens vooral plaats in academische ziekenhuizen. Daar blijft het onderwijs aan zieke kinderen ook in stand. In Brabant was er echter helemaal geen onderwijs aan zieke kinderen meer. Om een verdere versnippering te voorkomen, is gekozen voor het opstellen van een nieuw wetsvoorstel. Het wetsvoorstel van 1993 had een andere inhoud dan dat van 1996. De Tweede Kamer heeft recentelijk breed ingestemd met het laatste wetsvoorstel.
Ikzelf vind dit een mooi wetsvoorstel, omdat het geen bezuinigingswetsvoorstel is. Minder geld is dus niet aan de orde. Het wetsvoorstel geeft kinderen recht op onderwijs, ook op adaptief en maatwerkonderwijs. Er komt meer continuïteit. De thuisschool krijgt de verantwoordelijkheid voor dat onderwijs erbij, ook ter ondersteuning. De termijn van drie weken vervalt, waardoor men gelijk onderwijs krijgt. Een verdere sluiting van ziekenhuisscholen wordt ook voorkomen. Daarmee is sprake van een stop op het verder verlies aan deskundigheid en banen. Die kwestie was ook voortdurend aan de orde.
Op het departement is zeer uitgebreid gesproken over hoe er moest worden omgegaan met het ziekenhuisonderwijs. De afgelopen jaren is er sprake geweest van een voortdurende versnippering en verlies aan deskundigheid. In de nota naar aanleiding van het verslag staat dat een bepaalde groep, de monitorgroep, hiermee bezig is. Dat betreft alle externen en het departement. Die zijn voortdurend aan het overleggen op welke wijze de deskundigheid in stand kan worden gehouden. Dat gebeurde overigens ook al, voordat dit wetsvoorstel aan de orde kwam. Dat had te maken met de versnippering en de kortere ligduur van kinderen in ziekenhuizen. In de Tweede Kamer is een aantal toezeggingen gedaan. In de evaluatie wordt bezien of het doel met de huidige structuur wordt bereikt, dan wel of de aansluiting met de expertisecentra een optie is. Men ging ervan uit dat dit zonder meer zou gebeuren, maar wij zijn dat nog aan het onderzoeken. Het resultaat nemen wij in de evaluatie op. Gelet op de fusieontwikkelingen binnen een aantal SBD'en kan voorts sprake zijn van een effectieve ondersteuning van zieke kinderen. De manier waarop de fusieontwikkelingen inspelen op de ondersteuning van zieke kinderen nemen wij ook in de evaluatie op.
De evaluatie wordt uitgevoerd door het ministerie, de Inspectie en externen. Op die manier willen wij tot een objectief oordeel komen. Over de evaluatiecriteria en de door de verschillende partijen te verzamelen gegevens worden nog nadere afspraken gemaakt, onder andere met de academische ziekenhuizen en de schoolbegeleidingsdiensten. De Tweede Kamer wordt binnen drie tot vier maanden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de psychiatrische patiënten en het bij hen passende speciaal onderwijs. Hetzelfde geldt voor de oplossing van de problematiek van het Astmacentrum. Dat zijn allemaal zaken die een gevolg zijn van de wetsbehandeling in de Tweede Kamer en die binnen afzienbare tijd ook weer terugkomen in de Tweede Kamer.
Ik wil de vragen van mevrouw Grol even langslopen. Zoals bekend, is er sprake van een gigantische ontwikkeling op het gebied van tele-educatie. Ook op dat gebied vinden nog stimuleringsactiviteiten in het kader van ICT plaats. In het kader van de herziening van de taken van de onderwijsinspectie en de wijze waarop het toezicht op de thuisschool en op de uitvoering bij de schoolbegeleidingsdiensten is geregeld, wordt daar nog opnieuw over gesproken op het moment dat de inspectie aan de orde is.
Mijn zorg was vooral ingegeven door het feit dat alleen op dit moment al vier scholen onder de instandhoudingsnorm functioneren. Wachten op de expertisecentra zou derhalve niet verantwoord zijn geweest, omdat deze scholen dan ook zonder meer met sluiting bedreigd zouden zijn. Het was dus heel goed om juist op dit moment met de besluitvorming rond het ziekenhuisonderwijs te beginnen. Wij wilden niet nog meer versnippering en nog meer verlies van deskundigheid.
De vraag was of wij niet vooruitliepen op de wetgeving door al een monitorgroep in te stellen en een externe procesbegeleider aan te trekken. Ik vond dat voor de hand liggen, omdat voor een zorgvuldige invoering van het wetsvoorstel een goede voorbereiding vereist was. Bovendien waren er zeer veel mensen bij betrokken, met een ingewikkelde rechtspositie als je kijkt naar de wijze waarop het op dit moment geregeld is in het reguliere onderwijs en bij de SBD. Het was derhalve nodig om voorbereidingen te treffen en dat is gebeurd via de monitorgroep. Die monitorgroep is niet anders op te vatten dan alle daarbij betrokken geledingen en de externe procesbegeleider. Er zijn op geen enkel moment onomkeerbare stappen genomen. In die zin is het ook niet een vooruitlopen op de wetgeving geweest. Ik kan mij echter voorstellen dat mevrouw Grol dat gevoel heeft gekregen na lezing van de nota naar aanleiding van het verslag. Ik heb ook aan de andere kant gezeten en weet dat je dat op zo'n manier zou kunnen lezen. Het is niet anders bedoeld als 'zorgvuldig' en er zijn geen onomkeerbare besluiten genomen.
Het adviesbureau Leeuwendaal heeft aan de hand van de vastgestelde criteria – vrijwilligheid, reisafstand, omvang vacature in relatie tot de huidige betrekkingsomvang en persoonlijke omstandigheden – een voorlopig plaatsingsoverzicht gemaakt. Er hebben veel gesprekken plaatsgevonden tussen ex-ziekenhuispersoneel, beoogde nieuwe werkgevers en toekomstig ziekenhuispersoneel. Het was nodig, ook in verband met de behandeling in de Tweede Kamer, om zicht te krijgen op de omvang van het probleem. Het ging daarbij om de vraag of mensen daar wel of niet grote problemen mee hadden. Het is bij de behandeling natuurlijk zonder meer aan de orde of dat wel of niet een belemmering is om de gewenste verandering in te zetten. Het was in die periode overigens wel opvallend dat ik toen al kon zeggen dat 90% aangaf wel te willen worden verplaatst en dat die mensen zelfs op de eerste voorkeur konden worden geplaatst.
Ik zal graag op deze lijn willen voortgaan. Ik zou het zonder meer met mevrouw Grol eens zijn geweest als er onomkeerbare besluiten waren genomen. Die zijn echter niet genomen. Ik denk dat de wijze waarop het tot nu toe is voorbereid, aangeeft dat er sprake is van grote zorgvuldigheid. Ik zal nog terugkomen op de expertisecentra.
Mevrouw Grol heeft ten slotte gevraagd of ik de evaluatie zou kunnen versnellen. Wij hebben daar in de Tweede Kamer ook lang over van gedachten gewisseld. Het is zo'n omvangrijke verandering, met daaraan toegevoegd nog twee extra punten voor de evaluatie vanuit de Tweede Kamer, dat ik mij niet kan voorstellen dat er daadwerkelijk een versnelling zou kunnen plaatsvinden. Ik kan de Kamer wel tussentijds op de hoogte houden. Dat zal overigens zonder meer gebeuren, omdat onderdelen van het besluit nog worden afgekaart bij respectievelijk de besluiten rond de inspectie en de eerder door mij gememoreerde besluiten inzake de psychiatrische patiënten.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-19981999-247-248.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.