Aan de orde is de herdenking van het oud-lid der Kamer de heer Verdam.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden te gaan staan.

"Een van de kenmerken van hen die geworteld zijn in de anti-revolutionaire traditie is dat zij een sterke bereidheid tonen tot honorering van een beroep dat de gemeenschap op hun talenten doet. Er is door deze toewijding aan de publieke zaak een regelmatige uitwisseling te zien tussen wetenschap – de Vrije Universiteit speelt daarbij een belangrijke rol – en het openbaar bestuur."

Degene die dit schreef in het liber amicorum "Drie treden", dat in 1995 aan Job de Ruiter werd aangeboden, heeft daarbij ongetwijfeld mede het oud-lid van deze Kamer en oud-minister van Binnenlandse Zaken mr. P.J. Verdam voor ogen gehad.

Na een korte periode in de advocatuur, waarin hij ook zijn proefschrift "Nietigheid van besluiten" schreef, was Pieter Jacobus Verdam gedurende de oorlogsjaren chef van het directiesecretariaat van De Bijenkorf. Na de oorlog werd Verdam hoogleraar romeins recht en internationaal privaatrecht aan de Vrije Universiteit, een functie die hij vervulde totdat hij op 5 september 1966 werd geroepen tot het ambt van minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Cals, als opvolger van minister Smallenbroek. Hij ging over naar het interim-kabinet-Zijlstra, dat de periode moest overbruggen tussen de val van het kabinet-Cals en het optreden van een na te houden verkiezingen te vormen kabinet. Uit die tijd dateert mijn enige persoonlijke herinnering aan Verdam, te weten de installatie van een door hem ingestelde commissie opkomstplicht, waarvan ik deel uitmaakte, die moest adviseren over de vraag of de toen bestaande opkomstplicht bij verkiezingen gehandhaafd of afgeschaft moest worden.

Vóór zijn ministerschap had Verdam reeds ruimschoots zijn bijdrage geleverd aan het staatkundig en economisch leven. In zijn partij was hij voorzitter van een kiesvereniging, lid van het moderamen en voorzitter van de organisatiecommissie geweest. Sedert 1958 was hij lid van provinciale staten van Noord-Holland. Van 1960 tot zijn ministerschap was hij kroonlid van de Sociaal-Economische Raad en van 1961 af lid van het dagelijks bestuur van die raad.

Het medezeggenschapsmodel van naamloze en besloten vennootschappen en de structuurvennootschappen zijn vermoedelijk belangrijke elementen van het in de laatste jaren befaamd geworden Nederlandse poldermodel. Verdam was in die tijd een van de ontwerpers van die unieke structuur. Van 1960 tot 1965 onderzocht de commissie-Verdam de herziening van de rechtsvorm van de onderneming. In die commissie is de basis gelegd voor de later door minister van Justitie Polak tot stand gebrachte wetgeving, waarbij onder andere de typisch Nederlandse en pas in de laatste jaren door sommigen bekritiseerde oplossing voor het medezeggenschapsvraagstuk in grote vennootschappen werd neergelegd. Geen werknemersparticipatie in het bestuur en in toezichthoudende organen van de vennootschap, wel een recht van voordracht voor de ondernemingsraad en voor de algemene vergadering van aandeelhouders voor bestuurders en commissarissen, welke laatsten de bestuurders en commissarissen benoemen. De polder onderscheidt zich ook van de hem omringende landen, doordat daar verschillende stakeholders hun eigen belang in of bij de onderneming behartigen en niet, zoals in de Nederlandse polder, alleen het belang van de onderneming als geheel als behartigenswaardig wordt gezien.

Verdams ministerschap neemt een einde, omdat hij zelf tot tweemaal toe een nieuwe post in het kabinet-De Jong weigert. VoorzitterNa zijn ministerschap wordt hij weer hoogleraar aan de Vrije Universiteit, nu in de Nederlandse rechtsgeschiedenis, en wordt hij gekozen tot lid van deze Kamer. In deze zaal zijn het vooral onderwerpen op het terrein van Justitie waaraan hij zijn aandacht geeft, maar ook begrotingen van Onderwijs en Wetenschappen en van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk worden door hem behandeld. Hij is ook lid en in het laatste halfjaar voorzitter van de commissie voor de verzoekschriften. Zijn lidmaatschap van deze Kamer is niet van lange duur: van 23 mei 1967 tot 15 maart 1970. Met ingang van 16 maart 1970 wordt hij commissaris der Koningin in Utrecht, welke functie hij tot zijn pensionering per 1 februari 1980 vervult.

In die periode verwisselt hij nog één keer, om Van Thijns formatiedagboek te citeren, de bijenkorf van de provinciale politiek voor het wespennest van de landspolitiek. Tijdens de langdurige kabinetsformatie in 1977 doet hij van 11 tot 25 oktober samen met de commissaris der Koningin in Zuid-Holland, Vrolijk, een laatste onderzoek naar de mogelijkheid van de vorming van een tweede kabinet-Den Uyl, althans van een kabinet dat zou worden gevormd door Partij van de Arbeid, CDA en D66. Hij acht de vorming van zo'n kabinet, met een sterke meerderheid in de Tweede Kamer, goed voor het land. Den Uyl wordt na deze formatie nog wel tot formateur benoemd, maar hij geeft de opdracht na tien dagen terug. In een terugblik tijdens een interview van februari 1980 concludeert Verdam: "Maar het zat er niet in. Als Joop niet wil, dan zit het er niet in." Hij legde overigens niet alle schuld van de mislukking bij Den Uyl.

Ik memoreerde zojuist dat Verdam mede de basis had gelegd voor het Nederlandse medezeggenschapsmodel, dat zo goed past in onze polder. In dat opzicht verstond hij de tekenen van zijn tijd. Dat heeft hij ook in andere opzichten gedaan: van juni 1968 tot 1970 is hij lid van de Groep van Achttien, die overleg voert over de samenwerking tussen KVP, ARP en CHU. Die samenwerking leidde vervolgens tot samengaan. Voor het later gevormde Christen Democratisch Appel had Verdam mede de basis helpen leggen.

Een welbesteed leven, gewijd aan rechtswetenschap en openbaar bestuur, aan denken en adviseren over de publieke zaak – na zijn pensionering als commissaris der Koningin was hij nog vijf jaar Staatsraad in buitengewone dienst – kwam vorige week op 11 maart ten einde. Een welbesteed leven volgens de beste antirevolutionaire tradities.

Ik verzoek de leden een ogenblik stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enige ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

Naar boven