Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Nadere wijziging van een aantal sociale-zekerheidswetten (technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ, alsmede enige andere wijzigingen) (24326).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Rongen (CDA):

Voorzitter! Het intitulé van dit wetsvoorstel, in de wandeling ook wel het veegwetje genoemd, duidt op technische verbeteringen in verband met TAV, TBA en TZ, zoals u reeds zei. In het intitulé staat echter een toevoeging, namelijk: alsmede enige andere wijzigingen. Als je niet kennisneemt van het wetsvoorstel zelf, denk je dat het slechts om een aantal technische verbeteringen gaat, zonder inhoudelijke of politieke betekenis. Belanghebbende burgers of belangengroeperingen kunnen hierdoor op het verkeerde been staan, want het wetsvoorstel bevat drie inhoudelijke wijzigingen, waaronder belangrijke. De fractie van het CDA in de Tweede Kamer heeft het ongepast genoemd dat de afschaffing van het kinderbijslagrecht voor 18-jarigen en ouderen in dit wetsvoorstel is opgenomen. Het gaat om de volgende drie inhoudelijke wijzigingen: de introductie van een regresrecht voor de werkgever, de afschaffing van kinderbijslagrechten voor 18-plussers en de inkoop van arbeidsbemiddeling door de bedrijfsvereniging.

Het regresrecht hoort nog wel thuis bij het intitulé van dit wetsvoorstel, omdat er bij gelegenheid van de wetten TAV, TBA en TZ inderdaad een regresrecht bij de bedrijfsvereniging is weggevallen en er reden was voor het kabinet om het regresrecht aan de werkgever te geven. Dit lijkt voor de hand te liggen. Ik wil nu niet een hele discussie uitlokken over het regresrecht in het algemeen en in werknemersverzekeringen of volksverzekeringen in het bijzonder. Toch wijs ik erop dat het toch iets anders is of de bedrijfsvereniging, een publiekrechtelijk orgaan, een regresrecht uitoefent dan wel de werkgever, een private persoon en partij in een arbeidsovereenkomst met de werknemer. De staatssecretaris heeft toegezegd dat er in de loop van 1996 een nota over het regresrecht in algemene zin verschijnt en dat deze ook aan deze Kamer wordt toegezonden. Wij wachten af op dit punt.

De kinderbijslagrechten voor 18-jarigen en ouderen hadden naar onze opvatting niet met dit wetsontwerp moeten worden afgeschaft, maar dit had moeten gebeuren bij een apart wetsontwerp, namelijk de wijziging van de AKW. Het CDA betreurt de afschaffing zeer, want een aantal arbeidsmarktrelevante opleidingen, waaronder die van de centra voor vakopleiding en sommige instellingen in het kader van het leerlingwezen, vallen nu buiten de kinderbijslagregeling en ook buiten de studiefinancieringsregeling. Dit is merkwaardig, omdat ik de staatssecretaris gisteravond nog krachtig hoorde zeggen: werk, werk, werk. Aan de onderkant van de arbeidsmarkt worden nu arbeidsmarktrelevante opleidingen buiten de financiering gehouden. Bij werk, werk, werk hoort ook: opleiden, opleiden, opleiden. Het is merkwaardig dat de staatssecretaris in dit verband ineens van oordeel is dat het niet nodig is. Nu gelden de argumenten kennelijk niet.

Belangrijk is de derde inhoudelijke wijziging, namelijk de inkoop van arbeidsbemiddeling door de bedrijfsverenigingen. Binnen afzienbare tijd wordt de nieuwe wet op de arbeidsvoorziening in dit huis behandeld. Ik neem aan dat wij bij de behandeling ervan ten principale op arbeidsvoorziening en arbeidsbemiddeling zullen ingaan. Het gaat mij er nu om dat in dit wetsvoorstel over de jaren 1996-1999 een bedrag van 195 mln. door het TICA bestemd wordt voor de bedrijfsverenigingen om te kunnen besteden aan inkoop van arbeidsbemiddeling bij de arbeidsvoorzieningsorganisatie, maar dat deze 195 mln. plus alle beheerskosten die erbij horen, ten laste gebracht worden van het Algemeen werkloosheidsfonds. Dat fonds wordt gefinancierd door de premies van werkgevers en werknemers. Zo ontstaat er het merkwaardige verschijnsel dat gelden die eigenlijk uit de publieke middelen moeten komen voor de financiering van de arbeidsbemiddeling, nu met een omweg door de bedrijfsgenoten van de bedrijven moeten worden opgebracht. Ik neem aan dat dit invloed heeft op de hoogte van de werkgevers- en werknemerspremies. Ik vind dit onjuist. Ook bij gelegenheid van de introductie van de franchise in de WW heeft de fractie van het CDA gesteld dat het onjuist is om op deze wijze een wet die daarvoor niet bedoeld was, te gebruiken of, zo u wilt, te misbruiken.

Voorzitter! Ik krijg hierop gaarne een reactie van de staatssecretaris.

De heer Heijmans (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Ik ben geen gynaecoloog maar ik durf te voorspellen dat deze bevalling ietwat gemakkelijker zal zijn dan die van gisteren.

De heer Westerlaken, de voorzitter van het CNV, heeft eens gezegd dat als je met de staatssecretaris sprak – ik zal de naam van die staatssecretaris niet noemen – je een bak vol technische ellende over je heen gestort kreeg. Zo'n zelfde bak zit in de zogenaamde veegwet, voorstellen tot reparatie van technisch ingewikkelde wetten, zoals de TAV, de TBA en de TZ, die vaak met stoom en kokend water door het parlement zijn gesleurd.

Voorzitter! Haastige spoed is zelden goed en wie consciëntieus aan het wetgevingsproces wil deelnemen zou dat spreekwoord voortdurend in gedachten moeten houden. Het is overigens symptomatisch voor de ingewikkelde sociale verzekeringswetgeving dat in deze reparatiewet al weer bij nota van wijziging twee reparaties moesten worden aangebracht. De reparatiepoot van de BV Sociale Zaken zal voorlopig nog wel een goed gevulde orderportefeuille hebben.

Toen ik het wetsvoorstel las, moest ik terugdenken aan de herfst van 1986, toen wij in dit huis de stelselherziening behandelden. Een van de uitgangspunten van de toenmalige staatssecretaris was het aanbrengen van een vereenvoudiging in het stelsel. Ja, ja, we hebben het gezien en geweten!

Het is overigens wat merkwaardig en in mijn ogen niet aanbevelenswaard, dat in deze brij van techniek ook enkele beleidsvoornemens zitten verpakt. Het gaat dan om het afschaffen van het overgangsrecht voor kinderen van 18 jaar en ouder, het regresrecht en de inkoop van arbeidsbemiddeling.

Ik begin met de kinderbijslag. Dit voorstel zat al in het wetsontwerp prestatiebeurs dat het in dit huis niet heeft gehaald. Het gaat dan om huishoudkinderen en om kinderen die studeren aan niet-erkende onderwijsinstellingen in binnen- en buitenland. Een grote vooruitgang ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel is dat de staatssecretaris, nog wel op eigen houtje, eerbiedigende werking heeft opgenomen: zij, die in het vierde kwartaal van dit jaar recht hebben op kinderbijslag, behouden dit tot het einde van de studie.

Ik wil over het regresrecht ook niet veel zeggen. Het is wel vreemd dat het nu al in de nabestaandenwet wordt ingevoerd, terwijl een fundamentele discussie over dit juridisch ingewikkelde onderwerp is toegezegd. Werkgevers maken bezwaren dat zij slechts de netto schadeloosstelling krijgen uitgekeerd en dat zij zelf belasting en sociale lasten moeten betalen. Collega Van Hoof heeft aan de overzijde een correctie hierop gevraagd, maar een verdere discussie hierover is verschoven naar het fundamentele debat en wij wachten dat debat dan maar af.

Ten slotte kom ik bij de tijdelijke regeling inkoop arbeidsbemiddeling. Ik heb tijdens het debat over AMBER gezegd dat via een U-bochtconstructie de bezuiniging op de arbeidsvoorziening gedeeltelijk uit de sociale kassen wordt gehaald. De staatssecretaris bestreed dit en hij sprak over "toevallige omstandigheden". Ik heb daarop gereageerd met de uitspraak dat ik niet aan dit toeval geloofde. Wat lees ik nu in de memorie van toelichting op de veegwet? "Deze regeling dient bezien te worden tegen de achtergrond van de op 22 december 1994 door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met sociale partners gesloten partijenovereenkomst inzake de hoofdlijnen voor de toekomst van Arbeidsvoorziening. Onderdeel van de overeenkomst is een meerjarig begrotingskader voor de periode van 1995 tot en met 1999, waarin rekening is gehouden met de vermindering van de rijksbijdrage aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, zoals vermeld in het regeerakkoord. In het begrotingskader is voorzien in een bescheiden vorm van contractfinanciering." Toeval, zoals de staatssecretaris beweerde bij de behandeling van AMBER, of een welbewust beleid? Ik hoor het graag van hem. Het zal hem inmiddels wel duidelijk zijn geworden, dat ik deze constructie onjuist vind. Zij heeft niets met verzekeren te maken, alleen met graaien in de fondsen. Gisteren heb ik daar al over gesproken.

Voorzitter! Ondanks dat bezwaar zullen wij het voorstel steunen.

Staatssecretaris Linschoten:

Mijnheer de voorzitter! De heer Rongen sprak over technische wijzigingen maar ook nog enige andere aanpassingen en de heer Heijmans voegde zojuist aan mijn adres "een bak vol techniek" toe. Ik denk dat het goed is om aan te geven wat de bedoeling van dit wetsontwerp was.

In eerste instantie was het om een aantal knelpunten en misverstanden die ontstaan waren als gevolg van een zeer intensief wetgevingsprogramma rondom Ziektewet en WAO, de TAV, de TBA en de TZ-Arbo tot een oplossing te brengen. De heer Heijmans had het over de herfst van 1986 toen wij de stelselwijziging behandelden. Ook dat was zo'n intensief pakket aan wetgeving, hetgeen bijna onvermijdelijk is, gegeven de complexiteit van de samenleving waar die wetgeving betrekking op heeft, waardoor je na verloop van tijd de klokken gelijk moet zetten om te zien of er verbeteringen noodzakelijk zijn. Dat was de oorspronkelijke bedoeling van dit wetsvoorstel.

Dit wetsvoorstel heeft terecht de naam veegwet gekregen, want er is nog een aantal andere dingen bij geveegd, niet omdat ze in dit wetsvoorstel zelf thuishoren, maar omdat het de meest praktische oplossing was. Dat heeft inderdaad te maken met de AKW-regeling en de inkoopregeling, waarover beide woordvoerders hebben gesproken. Nogmaals, het is een praktische afweging om ze te laten meeliften met dit wetsvoorstel zodat wij, zonder dat wij voor al die onderdelen een aparte procedure behoeven te bewandelen, de zaak snel geregeld krijgen.

Voorzitter! Ik wil de drie punten die door de heren Rongen en Heijmans aan de orde zijn gesteld, bespreken en ik begin met de kinderbijslag voor kinderen van 18 jaar en ouder. Het is inderdaad een gevolg van het verwerpen van de prestatiebeurs in deze Kamer, dat wij deze zaak via dit wetsontwerp op een behoorlijke manier en snel konden regelen. Het klopt dat het kabinet overwogen heeft om op dit punt volledig eerbiedigende werking toe te passen. Dat wil zeggen, dat de AKW-gerechtigden in dit kader die in het laatste kwartaal van dit jaar rechten hadden, de opleiding daarmee kunnen voltooien. Dit nieuwe regime heeft betrekking op de nieuwe gevallen, zoals inhoudelijk bij de schriftelijke voorbereiding en destijds bij de behandeling van de prestatiebeurs afdoende is verdedigd.

Vervolgens kom ik bij het regresrecht. Wat hier gebeurt, is het goed maken van een omissie die ontstaan is bij de TZ-Arbowetgeving. Die omissie komt erop neer, dat de werkgever die verantwoordelijk werd, niet hetzelfde regresrecht heeft als de bedrijfsvereniging voor die tijd had. Dat proberen wij te repareren met dit wetsontwerp. Dat laat onverlet dat wij de uitgebreide discussie over het regresrecht ten principale nog met elkaar moeten en zullen voeren. Dat werd zojuist terecht aangegeven. Daarbij zullen alle andere elementen die nog steeds op de agenda staan voor de discussie over het regresrecht aan de orde komen: de bruto/nettokwestie, de schuld- en risicoaansprakelijkheid etcetera. Dit is niet de tijd en de plaats om al die zaken uitgebreid bij de behandeling van dit wetsontwerp te bediscussiëren. Daarover komen wij op korte termijn met elkaar te spreken. Het gaat nu slechts om het herstellen van een omissie die in de wet TZ tot stand is gekomen en om de wetgever in een zelfde positie te plaatsen als die waarin de bedrijfsvereniging al sinds jaar en dag verkeert.

De heer Heijmans (VVD):

Voorzitter! Is het de bedoeling dat er een wetsontwerp komt dat op de normale manier bij het parlement komt? Of komt de staatssecretaris eerst met een notitie? Immers, er wordt gesproken over een fundamentele discussie. Ik kan mij voorstellen dat die plaatsvindt aan de hand van een notitie, met name in de Tweede Kamer, en dat er afhankelijk van de uitslag van die discussie een wetsontwerp komt.

Staatssecretaris Linschoten:

Het zal worden behandeld in het nog uit te brengen nadere rapport naar aanleiding van het inmiddels ingetrokken wetsvoorstel uitbreiding regresrecht. Daarin zal het definitieve standpunt worden weergegeven. Naar aanleiding daarvan kan de discussie plaatsvinden. Die procedure heb ik voor ogen.

De heer Heijmans (VVD):

Aan de hand van een ingetrokken wetsontwerp?

Staatssecretaris Linschoten:

Ja.

De heer Heijmans (VVD):

Dat begrijp ik niet.

Staatssecretaris Linschoten:

Er komt een nader rapport op dat wetsontwerp. Daarin zal het kabinet aangeven hoe te handelen met het regresrecht. Naar aanleiding daarvan kunnen wij met elkaar in de breedte de discussie voeren.

Voorzitter! Dan kom ik te spreken over de inkoopregeling arbeidsbemiddeling. Het is inderdaad een nieuw fenomeen. De heer Rongen zegt: had het niet in een apart wetsontwerp gemoeten? Dat had gekund. Om wille van de snelheid, die in dit kader noodzakelijk was, hebben wij gekozen voor aanplakken, vegen, bij dit wetsontwerp. Waar gaat het om? Het gaat niet om het realiseren van U-bochtconstructies om bezuinigingen op arbeidsvoorzieningen te kunnen voorkomen. Neen, het gaat erom dat destijds de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de partijen tot een partijenovereenkomst is gekomen waarin deze zaak aan de orde is geweest. Daarover zijn afspraken gemaakt. De uitvoering, zoals neergelegd in dit wetsontwerp, komt neer op "een man een man, een woord een woord". Het moest worden veilig gesteld, omdat anders de bedragen die voor 1995 op de lat stonden niet meer tot de mogelijkheden zouden behoren. Ik ben het met de heer Heijmans eens dat deze hele problematiek op zichzelf een principiële discussie waard is. Ik vind ook dat wij die principiële discussie op korte termijn moeten voeren. Ik deel niet de stelligheid van zijn stelling dat in het kader van arbeidsvoorziening, met alle elementen die daarbij in het geding zijn, nooit premiegeld mag worden ingezet. Ik ben er een groot voorstander van dat misschien niet in de eerste fase maar wel in de tweede fase van de procesgerichte samenwerking in de regio de diverse partijen – bedrijfsverenigingen, uitvoeringsinstellingen, arbeidsvoorzieningsorganisatie en gemeenten – in tal van relaties tot elkaar worden gebracht, ook inkooprelaties. Dat is anders dan dat alleen vanuit de algemene middelen bij arbeidsvoorziening wordt gezegd: jullie moeten diensten verlenen aan uitvoeringsinstellingen en gemeenten. Ik meen dat de effectiviteit enorm is gediend met inkooprelaties. Daarbij wordt bijvoorbeeld ook de arbeidsvoorziening afgerekend op de produkten die geleverd worden, met bovendien de mogelijkheid voor uitvoeringsinstellingen en gemeenten om de produkten ook elders, buiten de sfeer van de arbeidsvoorziening, na een periode van nu nog verplichte winkelnering te betrekken. Ik meen dat de efficiency van het beleid, van de procesgerichte samenwerking, er enorm mee is gediend dat wij op een ordentelijke wijze die financiële infrastructuur uitbouwen. Wat die uitbouw betreft ben ik er nog niet helemaal uit. Die gaat wat mij betreft in ieder geval verder dan alleen maar een dikke pot neerzetten bij arbeidsvoorziening, waar men langs mag komen om wat op te halen zonder dat de prikkel aanwezig is dat produkten wordt gevraagd waarop degene die de produkten moet leveren ook wordt afgerekend.

De heer Heijmans (VVD):

Voorzitter! De staatssecretaris en ik verschillen op dit punt inderdaad van mening. Ik vind dat zijn visie kan worden gerealiseerd in een voorzieningenstelsel, maar niet in een verzekeringsstelsel. Ik heb gisteren tot drie keer toe geprobeerd de staatssecretaris een reactie te ontlokken, naar aanleiding van wat ik aan het begin van mijn verhaal over de nabestaandenwet heb gezegd. Dat is tot nu toe niet gelukt. Ik vind dat de discussie moet doorgaan. Die discussie moet leiden tot een fundamentele opstelling als wij praten over het stelsel voor de komende eeuw.

Staatssecretaris Linschoten:

Daar wil ik de volgende reactie op geven, voorzitter. Het gaat inderdaad om verzekeringsgeld. Maar naar mijn stellige overtuiging zou het heel onverstandig zijn om te zeggen dat verzekeringsgeld uitsluitend geschikt en beschikbaar is voor het betalen van een uitkering, als de verzekeraar met dat geld wellicht een veel betere investering zou kunnen doen door het uitkeringsrecht te beperken, door reïntegratiemaatregelen te financieren. Als wij straks een belangrijk deel van bijvoorbeeld de arbeidsongeschiktheidsregelingen bij particuliere verzekeraars hebben ondergebracht, ben ik ervan overtuigd dat zij hun premiegeld voor een niet onbelangrijk deel zullen aanwenden om te voorkomen dat zij zeer langdurige aanspraken op hun bordje krijgen. Men zal bereid zijn om geld te investeren om te voorkomen dat iemand langer dan noodzakelijk afhankelijk is van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Met andere woorden, ik denk dat het goed is om na te denken over de manier waarop premiegeld in dit kader zo efficiënt mogelijk kan worden ingezet. Ik weet dat het afwijkt van de meer traditionele opvattingen over de relatie premieheffing en uitkeringen die betaald moeten worden. Maar als de uitvoeringsinstellingen en de uitvoerders van de publieke verzekering niet alleen de taak hebben een uitkeringsfabriek te zijn maar ook de belangrijke taak hebben om de duur dat mensen gebruik moeten maken van een uitkering te beperken, moeten zij ook de instrumenten daartoe in handen hebben. Als zij die instrumenten alleen maar op de meest efficiënte manier kunnen afdwingen van derden door met die derden een contractrelatie aan te gaan, is dat wat mij betreft een welkome bijdrage voor de toekomst. Ik zeg de heer Heijmans overigens toe dat het mij er niet om gaat om straks de deur naar de premiepotten open te zetten. Wij zullen goed met elkaar moeten afspreken langs welke lijnen en binnen welke kaders dat zal moeten gebeuren. Maar het instrument is interessant genoeg om bij de discussie te betrekken. Deze inkoopregeling is een tijdelijke regeling en is een voorschot op wat er in relatie tot de procesgerichte samenwerking – het kabinetsstandpunt over het advies van Buurmeijer c.s. – zal worden geregeld op het gebied van de financiële infrastructuur.

De heer Heijmans (VVD):

Voorzitter! Ik herhaal dat dit mogelijk is als je praat over een voorzieningenstelsel. Ik blijf moeilijkheden houden als het gaat om een verzekeringsstelsel. Ik geef direct toe dat particuliere verzekeraars, bedrijfsverenigingen en bijvoorbeeld de Ziekenfondsraad gelden geven voor experimenten om de preventie te dienen. Dat moet echter wel beperkt blijven. Een structurele regeling van de inkoop voor arbeidsbemiddeling uit de fondsen gaat mij erg ver. Ik wil er nu niet veel meer over zeggen, maar ik vind dit een essentieel punt voor de discussie over een toekomstig stelsel. Ik hoop dat de staatssecretaris deze vraag, die ik ook reeds heb gesteld bij de behandeling van de begroting, wil meenemen en serieuze aandacht wil geven. Je moet eerst zeggen welk stelsel je wilt hebben. Dan kun je met de invulling beginnen.

Staatssecretaris Linschoten:

Zeker, voorzitter. Wat mij betreft is die vraag geagendeerd voor de discussie. Wellicht kan de vraag eerder aan de orde komen, als wij na ommekomst van het advies van Buurmeijer met elkaar over de procesgerichte samenwerking praten. De kwintessens van de zaak is natuurlijk dat ik graag zou zien dat de verzekeraar, ook een publieke verzekeraar, de beschikbare financiële ruimte aanwendt om op een zo efficiënt mogelijke manier het risico, ook het financiële risico, te beperken. Iedere particuliere verzekeraar die is geconfronteerd met een plicht om een arbeidsongeschiktheidsuitkering uit te keren, die gekapitaliseerd misschien een paar ton waard is, zal graag bereid zijn om in het kader van scholing, werkervaringsplaatsen en dergelijke financiële ruimte beschikbaar te stellen, niet met het oog op het openzetten van de geldpotten en het zoveel mogelijk geld uitgeven. Neen, hij zal dat doen met het oog op het beperken van het risico. Je moet ervoor zorgen dat je als verzekeraar zo weinig mogelijk geld kwijt bent. Dat zal ook een publieke verzekeraar moeten doen, mits dat op een verantwoorde wijze gebeurt. Ik probeer rond te komen met het op een verantwoorde wijze gebruiken van de sociale zekerheid. Daarbij ga ik uit van de gedachte van het kabinet dat sociale zekerheid meer is dan alleen maar het ordentelijk uitbetalen van een uitkering. Maar sociale uitkering heeft ook te maken met preventie en met name met reïntegratie van de mensen die weliswaar geconfronteerd zijn met het verzekerd risico, maar die in termen van de arbeidsmarkt nog niet tot de volstrekt kansloze groepen behoren. Dat is de reden waarom ik de discussie graag langs die lijn zou willen voeren.

De voorzitter:

Voordat de heer Heijmans weer gaat interrumperen, attendeer ik hem erop dat er de mogelijkheid bestaat van een repliek en van een fundamentele discussie over dit punt op een later tijdstip.

De heer Heijmans (VVD):

Ik zie af van een repliek als ik nog één opmerking mag maken. Het is een heel korte opmerking. Ik ben blij dat de staatssecretaris heeft toegezegd dat het probleem, zoals aangevoerd, straks wordt meegenomen en misschien zelfs uitgangspunt is voor de fundamentele discussie. Ik wacht dat met vertrouwen af.

Staatssecretaris Linschoten:

Voorzitter! Na het verschijnen van het advies van de heer Buurmeijer c.s. ten aanzien van de procesgerichte samenwerking en de financiële infrastructuur zullen wij ook op dit punt een standpunt innemen. Nogmaals, ik wil ter zake niet al te veel verwachtingen wekken, omdat in de eerste contractfase van de uitvoeringsinstellingen naar alle waarschijnlijkheid nog steeds sprake zal zijn van gedwongen winkelnering. Het is echter wel een systeem dat tot wasdom moet komen. Over de vraag binnen welke kaders dat moet gebeuren, zullen wij goede afspraken moeten maken.

De heer Rongen (CDA):

Voorzitter! Ik zal mijn inbreng in tweede termijn kort houden. Wat de discussie over het karakter van verzekeringen betreft, ben ik net als de heer Heijmans van mening dat de werknemersverzekeringen niet bedoeld zijn om arbeidsbemiddeling te financieren. Het valt mij overigens op, dat de staatssecretaris het gehele terrein van de verzekeringen overhoop wil halen. Gisteravond hebben wij uitvoerig gesproken over de vraag wat een volksverzekering is. Er is toen gezegd dat er nog een karkas van volksverzekeringen over zou blijven als vandaag de ANW in dit huis onverhoopt zou worden aangenomen. Ik denk nu ook aan hetgeen gebeurt in het veld van de werknemersverzekeringen. Wij vragen in dit huis al jaren om een discussie ten principale over de vraag wat wij in Nederland nog willen met wat traditioneel heet voorzieningen, werknemersverzekeringen en volksverzekeringen. Ik vind dat die discussie moet worden gevoerd. Ik heb de indruk dat de staatssecretaris alles in één hoed gooit.

De staatssecretaris is in zijn antwoord niet ingegaan op mijn vraag of het gestelde betekent dat de premies voor de WW omhoog zullen gaan. Dat zou het gevolg kunnen zijn van het feit dat 195 mln. ten laste van het AWF wordt gebracht.

De kinderbijslag voor kinderen ouder dan achttien jaar wordt afgeschaft. Mijn vraag was: hoe denkt de staatssecretaris over het wegvallen van de financiering voor arbeidsmarktrelevante opleidingen? In zijn memorie van antwoord heeft hij er een aantal genoemd.

Staatssecretaris Linschoten:

Voorzitter! De heer Rongen zegt dat verzekeringsgeld niet bedoeld is om de arbeidsvoorziening te financieren. Daarover zijn wij het snel met elkaar eens. Ik heb geprobeerd aan te geven waarom het gaat. Op dit moment wordt een grote hoeveelheid publieke middelen aangewend in het kader van de arbeidsvoorziening. Een aantal mensen vraagt zich af of die middelen op de meest efficiënte wijze worden ingezet. Er worden namelijk produkten aan organisaties, aan werkgevers en werknemers geleverd, terwijl zij anders dan het stellen van een vraag weinig invloed kunnen uitoefenen op de kwaliteit van het produkt. Daarom is de vraag aan de orde hoe wij in de toekomst moeten omgaan met die relaties. Ik pleit niet voor het gebruiken van premiegeld voor het financieren van de arbeidsvoorziening. Ik pleit ervoor degenen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van onze verzekeringen instrumenten in handen te geven, zodat zij ervoor kunnen zorgen dat het risico voor de samenleving, dus voor de premiebetaler, zoveel mogelijk beperkt wordt. Dat is een volstrekt andere zaak dan het financieren van de arbeidsvoorziening. Ik zou er een heel groot tegenstander van zijn als men premiegeld zonder meer over wilde maken naar de arbeidsvoorziening en als men dat ook nog op een structurele manier zou doen. Dat zou het financieren van arbeidsvoorziening met premiegelden zijn. Nee, daar is geen sprake van. Er moet sprake zijn van een geheel andere wijze van handelen en die moet alles te maken hebben met opvattingen over verzekeren die niet alleen bij mij leven, maar bij alle particuliere verzekeraars. Dat is mij gebleken. Conform deze gedachte wordt ook vandaag de dag met verzekeringen omgegaan, omdat men het risico zoveel mogelijk wil beperken. Naar mijn mening zou deze handelwijze in de toekomst ook bij de publieke verzekeringen aan de orde moeten zijn.

De heer Rongen (CDA):

Voorzitter! Dit begrijp ik niet. De staatssecretaris zegt dat hij 195 mln. door TICA laat besteden voor het inkopen bij de arbeidsvoorziening. Die 195 mln. wordt ten laste gebracht van het Algemeen werkloosheidsfonds. Daardoor zal dan toch de premie stijgen. Het werkloosheidsfonds wordt niet gevoed met publieke middelen. Het bestaat uit door de bedrijven opgebrachte middelen.

Staatssecretaris Linschoten:

Zeker.

De heer Rongen (CDA):

Dus komen die middelen ten laste van de werkgevers en de werknemers. Dan wordt dus de arbeidsbemiddeling niet gefinancierd uit de publieke kas. Die wordt gefinancierd door het AWF.

Staatssecretaris Linschoten:

Dat is te kort door de bocht. De heer Rongen formuleert de gang van zaken nu ook te simpel. In het debat met de heer Heijmans had ik het niet over deze tijdelijke inkoopregeling. Het gaat mij nu om de structurele situatie die ik wil. Dat is een situatie waarin de publieke verzekeraar met het oog op het reduceren van de premielast en het reduceren van de risico's die in het geding zijn, geld ook op een andere manier zou kunnen inzetten dan dat alleen maar uitgeven ten behoeve van uitkeringen. Particuliere verzekeraars doen zoiets ook op een zeer verstandige manier. Tot deze situatie wil ik in de toekomst komen, zij het dat daarbij strikte randvoorwaarden in acht genomen moeten worden. Er mag daarbij namelijk geen sprake zijn van het openzetten van de kraan van de premiepotten. Naar mijn mening moet ook een publieke verzekeraar instrumenten in handen hebben om ervoor te kunnen zorgen dat de premiebetaler niet te veel geld betaalt. Van deze wenselijkheid ben ik doordrongen en op dit punt zullen wij een ordentelijke regeling moeten treffen.

De heer Rongen (CDA):

Ik begrijp dat de staatssecretaris bedoelt te zeggen dat wij over dit punt in de toekomst nog met elkaar een discussie zullen hebben. Voorshands kan ik zijn redenering in dezen niet volgen. Voorlopig geldt in ieder geval dat het AWF met 195 mln. wordt belast.

Staatssecretaris Linschoten:

Dat gaan wij nu niet doen. Wat nu gebeurt is een voorziening treffen voor 1995. U weet dat minister Melkert bij de partijenovereenkomst een afspraak heeft gemaakt en dat de overheid daaraan dus gebonden is. Een man een man, een woord een woord. Dat proberen we met deze veegwet te realiseren en dat is nu aan de orde. Ik heb gereageerd op het verhaal van de heer Heijmans. Hij veronderstelde dat er sprake was van een U-bocht om bezuinigingen te voorkomen. Ik ken zijn scepsis op dit punt. Het is ook niet de eerste keer dat hij hiervan blijk geeft. Ik heb alleen een ander verhaal tegenover het zijne gesteld en gezegd dat deze kwestie te maken heeft met de relatie tussen uitvoeringsinstellingen, arbeidsvoorziening en gemeenten in de toekomst. Naar mijn mening zou op een veel volwassener manier moeten worden omgegaan met publieke middelen. Men zou de publieke middelen niet alleen maar moeten inzetten om uitkeringen te betalen, maar ook om erop een efficiënte manier voor te zorgen dat de mensen in dit land niet te veel premies en belastingen betalen. Daarom gaat het.

De heer Rongen (CDA):

Voorzitter! Dat is iets voor de toekomst. Ik lees nu echter in de stukken van het wetsvoorstel dat voor ons ligt dat de staatssecretaris voor de jaren 1996 tot en met 1999 een bedrag van totaal 195 mln. ten laste brengt van het AWF.

Staatssecretaris Linschoten:

Dat ontken ik toch ook niet. Ik zeg: dat is de inhoud van de partijenovereenkomst.

De heer Rongen (CDA):

Dat hebben wij dan toch vastgesteld.

Staatssecretaris Linschoten:

Maar daar heb ik geen moeite mee. Dit was echter niet het punt waarop ik reageerde. Wij weten wat wij met de veegwet regelen. Wij weten welke bedragen straks vrijkomen en waarvoor het TICA nog nadere regels moet stellen. Dat is zo klaar als een klontje. Daarbij gaat het echter om een onderdeel van de partijenovereenkomst en die was bij deze Kamer al ruim voordat wij dit wetsvoorstel in overweging namen bekend. In die zin is er geen nieuws.

Voorzitter! Dan is nog gesproken over het wegvallen van de kinderbijslag in verband met bepaalde vormen van scholing die niet erkend zijn. Het gaat erom, dat de collega's van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen er, naar mijn idee terecht, op hebben aangedrongen om bij de financiering van onderwijsinstellingen één financieringssysteem te hanteren, dus geen twee verschillende. Dus niet en de Wet op de studiefinanciering en een kinderbijslagregeling hanteren. Het punt van het niet erkend zijn van een aantal onderwijsinstellingen is inmiddels in belangrijke mate tot een oplossing gebracht. De gedachte dat onderwijs, in welke vorm dan ook, gefinancierd moet worden langs de lijn van studiefinanciering en niet via de kinderbijslag, is de achtergrond van het laten vervallen van de kinderbijslag voor kinderen ouder dan achttien jaar. Nogmaals, de regeling geldt voor nieuwe gevallen. De bestaande gevallen, waarbij dus ook in het laatste kwartaal voor het onderwijs is betaald, kunnen ook in de toekomst weer een beroep doen op de voorziening. In de nieuwe situatie geldt echter een eenduidig systeem van studiefinanciering en dat valt onder verantwoordelijkheid van de collega's van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven