Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Overgangsregeling voor de heffing van motorrijtuigenbelasting inzake motorrijtuigen met een tenaamstelling van het kentekenbewijs van voor het kalenderjaar 1988, en vervanging van het wisseldisconto van De Nederlandsche Bank N.V. door de voorschotrente van De Nederlandsche Bank N.V. in de Wet op de accijns en de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (23981).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Boorsma (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Het is laat en het is de laatste vergadering. Ik geloof, dat het 50 meter van hier was dat gezegd werd: maak het kort! Dat zal ik ook doen.

De afgelopen maandagavond is wetsvoorstel 23782 behandeld, de faciliteit voor de zeevaart. Dat wetsvoorstel is ingediend – en inmiddels aangenomen – op grond van een motie, waarvoor de voorzitter en ik ons destijds hebben ingespannen en welke kamerbreed werd aanvaard. Het ging daarbij om de vereenvoudiging van regelgeving, een van de punten waarop dit huis pleegt te letten en waar in dit geval de kracht van de Kamer bleek.

Bij het voorliggende wetsvoorstel 23981 gaat het om een ander punt waar dit huis op pleegt te letten, namelijk de betrouwbaarheid van de overheid als het gaat om gewekte verwachtingen en gedane toezeggingen. Er is toen een toezegging gedaan om eerbiedigende werking te verstrekken.

Een enkele opmerking wil ik over dat wetsvoorstel nog maken. In de memorie van toelichting wordt gesuggereerd, dat diverse leden van de Eerste Kamer gevraagd hebben om die toezegging. Uit het stenografisch verslag blijkt, dat de heer Van Rey van de VVD ons te hulp komt door erop te wijzen dat het vooral een toezegging is geweest aan het adres van de CDA-fractie, die zich op dat punt nogal beijverd heeft.

De memorie van toelichting is overigens een heel merkwaardig stuk: "Tijdens de mondelinge behandeling in de Eerste Kamer op 15 december 1993 van het voorstel ... heb ik toegezegd een wetsvoorstel aan het parlement te zullen voorleggen." Op de volgende bladzijde staat: "Tijdens de mondelinge behandeling van de wet op 16 december 1993 herinnerden diverse leden van de Eerste Kamer mij aan deze groep motorrijtuigen." ... "Van deze gelegenheid maak ik tevens gebruik ..." Was getekend de staatssecretaris van Financiën, Vermeend. Zou het gaan om een wettekst, dan zou ik moeten vragen om een novelle omdat er duidelijk sprake is van een verschrijving. Mijn geheugen leert mij namelijk, dat op dat moment de heer staatssecretaris een belangrijk lid van de Tweede Kamer was doch geen staatssecretaris van Financiën. Er is hier dus duidelijk sprake van een verschrijving. Ik vond het leuk om dit op te merken.

Mijnheer de voorzitter! Wij zijn blij met de totstandkoming van deze aanpassing, omdat het hier gaat om een toezegging welke ons destijds is gedaan. Ik wilde daar toch een enkel woord aan wijden als dank.

Voorzitter! De heer Barendregt heeft gezegd, dat dit een van de laatste keren was dat hij zou kunnen spreken met de bewindslieden, in ieder geval waar het gaat om de vaststelling van een begroting e.d. Ik hecht eraan om hier, ook voor de Handelingen, op te merken dat dit de laatste keer is dat wij in deze Kamer een andere collega zullen zien die niet in de commissie Financiën zit en toch hier pleegt te blijven zitten, namelijk collega Henk Pröpper. Hij is gisteren uitvoerig uitgezwaaid door de voorzitter en ik zal dat ook niet herhalen. De grote waardering die toen geuit is, wil ik hier herhalen voor de Handelingen. Henk Pröpper, geen lid van de commissie Financiën en toch zit hij hier nog steeds naar ons te luisteren. Ik weet dat er nog een aantal leden naar ons luistert maar collega Henk Pröpper was altijd van de partij. Geweldig bedankt!

Voorzitter! Rest mij een gezegende Kerst en de beste wensen voor het nieuwe jaar toe te wensen aan de staatssecretaris van Financiën, de voorzitter, de collegae in dit huis, het personeel van dit huis dat nu ook heel lange en zware dagen maakt, en de ambtenaren van Financiën op de tribune.

De heer Schuyer (D66):

Voorzitter! Wij hebben het de afgelopen uren gehad over de mogelijkheden om ergens geld te zoeken en het dan weer ergens anders af te halen. Welnu, bij het grijs kenteken zijn er mogelijk een paar tips te geven.

De staatssecretaris heeft in de Tweede Kamer opgemerkt dat bij dit onderwerp toch niets nieuws aan de hand is, dat het uitvoering van toegezegd beleid is. Daar heeft hij gelijk in. Maar het feit dat er telkens weer over dit onderwerp gesproken wordt, laat zien hoe ontevreden men erover is. De woorden "overkill" en "frustratie" zijn gevallen en er is voorgesteld het dossier nu maar snel te sluiten en te vergeten.

Als dan ook nog blijkt op een vraag van mijn fractie dat er in het grijs kenteken tot 3500 kilo ongeveer 565 mln. omgaat, om het zo maar eens uit te drukken, dan is er toch reden ons eens te bezinnen of wij wel op de goede weg zitten, zeker als je – ik schat het maar aan de veilige kant – ongeveer 20% oneigenlijk gebruik mag veronderstellen. Met andere woorden, zou het niet beter zijn om het oorspronkelijke voorstel opnieuw te overwegen: elke auto tot 2500 kilo valt onder het begrip personenauto. De kleine ondernemer die daarvan de dupe zou worden, kan toch ook op een andere manier fiscaal tegemoet gekomen worden door een aftrek, bijvoorbeeld van autokosten en aanschaf voor de inkomstenbelasting.

Men kan rustig aannemen dat het oneigenlijk gebruik van het kenteken die 20% à 30% gemakkelijk haalt. Dat betekent dan een verlies aan belastingfaciliteit van 100 mln. tot 150 mln. Als je een dergelijk wetsvoorstel gepaard zou laten gaan met een volledige eerbiedigende werking voor alle auto's met grijs kenteken, desnoods ook nog wanneer ze van eigenaar verwisselen, dan valt het met de onrust die het voorstel zou oproepen in de ogen van mijn fractie wel mee.

Als ook deze nieuwe bewindslieden niets voelen voor een dergelijke wijziging, dienen zij ook te accepteren dat een oneigenlijk gebruik van zo'n 20% onvermijdbaar is, ongeacht welke regeling men ook bedenkt. In dat geval zou mijn fractie graag zien dat er de komende tien jaar volledige rust blijft op het front van het grijs kenteken en dat de regering toezegt niet met verdere verfijningsmaatregelen te komen als blijkt dat ook deze laatste verfijningen weer niet het gewenste resultaat blijken te hebben. Wij zijn benieuwd welke van de twee mogelijkheden deze nieuwe staatssecretaris zal kiezen.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik dank de heer Boorsma. Hij heeft het buitengewoon goed gelezen. Ik was niet "ik", die "ik" was de vorige staatssecretaris, mijn ambtsvoorganger. De heer Boorsma refereerde aan de Zeescheepvaartregeling en ook aan deze regeling. Ik kan alleen maar onderschrijven dat het toch mede de kracht van dit Huis was.

De heer Schuyer heeft mij twee keuzes gelaten en ik kies dan altijd een derde. Ik heb ook al in de Tweede Kamer gezegd dat het om een dossier met een lange voorgeschiedenis gaat. Ik ga die voorgeschiedenis nu niet herhalen. Het dossier is ook in deze Kamer behandeld. Hier is ook de problematiek van de eerbiedigende werking aan de orde gesteld, zoals de heer Boorsma ook zei. Vervolgens is de zaak besproken in de Tweede Kamer. Daar zijn opvattingen kenbaar gemaakt. In reactie op suggesties in de Tweede Kamer om toch weer tot aanpassingen te komen, heb ik gezegd dat elke wijziging die op enig moment zou worden doorgevoerd, tot nieuwe onrust zal leiden en ook weer tot ongelijke behandeling.

Er lag op een gegeven moment een voorstel voor. Er is toen van "overkill" gesproken, er is gezegd dat het voorstel geen schoonheidsprijs verdiende. Daar ben ik het allemaal mee eens, het voorstel verdiende bestuurlijk zeker niet de schoonheidsprijs. Maar ik vond wel dat het toch niet de bedoeling kon zijn om nog weer wijzigingen door te voeren.

Wij moeten ons namelijk wel realiseren dat een groot aantal belastingplichtigen anticiperend maatregelen heeft getroffen in overeenstemming met de wettelijke regeling. Dus als wij weer wijzigingen zouden hebben doorgevoerd, zouden wij weer een vracht aan brieven hebben gekregen van juist die mensen die op grond van het voorstel maatregelen hadden getroffen.

De heer Schuyer heeft gevraagd of het niet beter zou zijn met een nieuw voorstel te komen. Maar dat station is gepasseerd. Ook wat de Tweede Kamer betreft is de trein inmiddels doorgereden. Die keuze hebben wij dus niet gemaakt. Dan moeten wij volgens de heer Schuyer nu maar de keuze maken dat er nu rust aan het front moet komen. Dat is de andere keuze die hij mij laat.

Ik ben het natuurlijk met hem eens dat het, ook naar de samenleving toe, van belang is om nu de regeling uit te voeren zoals die er nu ligt. De heer Schuyer heeft gezegd dat ik niet meer met verfijningsmaatregelen moet komen als ook nu weer zal blijken dat in 20% van de gevallen sprake is van een oneigenlijk gebruik. Ik kan dat percentage niet bevestigen. Ik dacht nu juist dat de regeling zodanig was vormgegeven, dat oneigenlijk gebruik zoveel mogelijk wordt tegengegaan. Dat is tenminste de bedoeling van het wetsvoorstel.

Tegelijkertijd betekent dit dat wij nauwlettend moeten volgen of sprake is van misbruik en oneigenlijk gebruik. Maar dat geldt voor elke fiscale wetgeving. Dus ik ga niet toezeggen dat wij niets zouden doen als er toch weer oneigenlijk gebruik gaat optreden. Dat zal de heer Schuyer ook niet verwachten. Ik denk dat ik dan of in de Tweede Kamer of hier ter verantwoording zou worden geroepen. Of men zou zeggen: eigen schuld, dikke bult. Daar kan ik mij ook nog wel iets bij voorstellen.

Maar als zich opnieuw misbruik of oneigenlijk gebruik voordoet, lijkt het mij dat er een fundamentele afweging moet worden gemaakt of er misschien een andere regeling moet worden getroffen. Dat ben ik wel met de heer Schuyer eens.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

Mag ik nog een ogenblik uw aandacht? Het is vroeger dan wij planden en zelfs veel vroeger dan wij oorspronkelijk planden. Toch is het al redelijk laat. Ik zal het dus kort maken ter afsluiting van het jaar en mij hiertoe beperken.

Ook het afgelopen jaar is opnieuw duidelijk de dubbele positie gebleken die deze Kamer inneemt. Aan de ene kant hebben wij absoluut niet te klagen over de publieke belangstelling. Het aantal organisaties en burgers dat zich tot de Eerste Kamer wendt in de hoop dat de Kamer iets zal doen, of vooral nalaten, is groot en neemt niet af. Het moet ook gezegd worden dat wanneer de Kamer gezamenlijk optreedt, de invloed aanzienlijk kan zijn. Dat was vorig jaar zo bij de WAO en dat is de afgelopen maand en ook vandaag weer gebleken bij Weer samen naar school. Hoewel het mij inderdaad wat ver gaat dat de rol die de Tweede Kamer moet spelen dan gebaseerd is op een kopie van een fax van een brief die aan de Eerste Kamer is gericht.

De Eerste Kamer heeft meer dan de Tweede Kamer het karakter van een instituut behouden. Soms wordt dat gezien als een overblijfsel uit het verleden, maar het is ook zeer duidelijk een uiting van eigenbelang in het heden. Het is de enige mogelijkheid voor de Kamer om daadwerkelijk invloed uit te oefenen. Dat is de ene kant van de dubbele positie.

De andere kant werd dit jaar ook duidelijk. Wij werden geconfronteerd met de beperkte politieke invloed van deze politieke "tweede" Kamer. Ons medelid, helaas nog maar kort, de heer Vis, heeft erop gewezen dat de verhoudingen in deze Kamer bij Koninklijk besluit, namelijk het benoemingsbesluit van ministers en staatssecretarissen, veranderden. Bij Koninklijk besluit werden een tweetal oppositiepartijen regeringspartij en werd een regeringspartij oppositiepartij. Ook hier wordt overigens het belang zichtbaar van een vagere grens tussen regerings- en oppositiepartijen dan aan de overkant het geval is. Dat werkt ook door in het College van senioren – daarin zitten zoals u weet alle fractievoorzitters – dat het laatste jaar zeer goed gefunctioneerd heeft in een plezierige en zakelijke atmosfeer. Dat heeft ertoe geleid dat wij in een demissionaire periode nog het een en ander konden afhandelen, waarvan wij nog veel plezier hadden. Ik wijs bijvoorbeeld op het initiatiefwetsvoorstel-Van Otterloo en, vlak op de grens van de demissionaire periode, de Mediawet. Dat leidde ertoe dat wij die de afgelopen dagen weer konden wijzigen, anders was dat onmogelijk geweest.

Het is ook opmerkelijk dat de Eerste Kamer steeds beter zicht kan houden op de actuele politieke ontwikkelingen, omdat het een goede traditie is geworden dat kabinetsformaties in het gebouw van de Eerste Kamer plaatsvinden. Echter niet alleen kabinetsformaties: het aantal activiteiten dat rondom en in ons gebouw plaatsvindt, neemt toe.

U staat mij wel toe, dat ik, mede namens u, met name de medewerkers van de Kamer eens bedank, niet alleen voor het werk dat zij hier doen, maar met name voor de activiteiten die zij daar omheen verrichten en die afstralen op de Eerste Kamer en dus op ons allen. Hun medewerking strekt nog verder. Dat betreft ook onze gelukkig maar tijdelijke verhuizing naar deze zaal. Het feit dat die, na enig gemopper de eerste keer, daarna – althans tot nu toe – zonder al te veel problemen heeft plaatsgevonden, is met name te danken aan de extra werkzaamheden van de medewerkers. Zij maken elke keer opnieuw deze zaal voor ons in orde. U denkt misschien, dat de opstelling hier en nu blijft staan tot 10 januari. Dat is niet het geval. Zij wordt iedere week opnieuw opgebouwd, ook door de medewerkers van de Rijksgebouwendienst. Het feit dat u hier over papier en dergelijke beschikt, is een kwestie van kruiwagenwerk en dan eens in de goede zin des woords.

Wij hebben de afgelopen 2,5 dag 38 wetsvoorstellen behandeld. Daarbij zitten hamerstukken, maar niettemin ook belangrijke wetsvoorstellen. Dat legt een grote druk op de Kamer. Het was hard werken, met name voor de kleinere fracties. Voor het feit dat dit in een buitengewoon plezierig klimaat en goede atmosfeer heeft gekund, ben ik u erkentelijk. Het maakt het voor mij tot een genoegen, de vergaderingen voor te zitten.

Ik wens u allen een heel goede Kerst en een voorspoedig, kan het zijn ook persoonlijk gelukkig, 1995 toe.

(Applaus)

Sluiting 18.13 uur

Naar boven