33 605 VIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2012

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP (VIII)

Aangeboden 15 mei 2013

Gerealiseerde ontvangsten van het departement verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 miljoen)

Gerealiseerde ontvangsten van het departement verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 miljoen)

Gerealiseerde uitgaven van het departement verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 miljoen)

Gerealiseerde uitgaven van het departement verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 miljoen)

INHOUDSOPGAVE

 

blz.

     

A.

Algemeen

7

 

Aanbieding en dechargeverlening

7

 

Leeswijzer

11

     

B.

Beleidsverslag

15

 

Beleidsverslag over 2012

15

 

De beleidsartikelen

31

 

1.

Primair onderwijs

31

 

3.

Voortgezet onderwijs

36

 

4.

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

41

 

6. en 7.

Hoger onderwijs

46

 

8.

Internationaal beleid

52

 

9.

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

55

 

11.

Studiefinanciering

59

 

12.

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

67

 

13.

Lesgeld

70

 

14.

Cultuur

71

 

15.

Media

78

 

16.

Onderzoek en wetenschapsbeleid

82

 

25.

Emancipatie

86

 

De niet-beleidsartikelen

88

 

91.

Nominaal en onvoorzien

88

 

92.

Apparaat kerndepartement

91

 

93.

Inspecties

93

 

94.

Adviesraden

94

 

De bedrijfsvoeringsparagraaf

95

     

C.

Jaarrekening

98

 

1.

Verantwoordingsstaat van het ministerie van OCW

98

 

2.

Samenvattende verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten

100

 

3.

Jaarverantwoording Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

100

 

4.

Jaarverantwoording Nationaal Archief (NA)

108

 

5.

Saldibalans

116

 

6.

Misbruik en oneigenlijk gebruik van wet- en regelgeving

125

     

D.

Bijlagen

129

 

1.

ZBO’s en RWT’s

129

 

2.

Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

135

 

3.

Externe inhuur

138

 

4.

Afkortingenlijst

139

 

5.

Trefwoordenregister

143

A. ALGEMEEN

AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het jaar 2012 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap decharge te verlenen over het in het jaar 2012 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • 1. het gevoerde financieel en materieel beheer;

  • 2. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • 3. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • 4. de betrokken saldibalans;

  • 5. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • 6. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2012;

  • 2. het voorstel van de slotwet over het jaar 2012 die het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2012 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2012 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2012, alsmede met betrekking tot de saldibalans van het Rijk over 2012 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

Het departementaal jaarverslag 2012 bestaat uit de volgende onderdelen:

  • A. Een algemeen deel

  • B. Het beleidsverslag

  • C. De jaarrekening

  • D. Bijlagen

A. Het algemeen deel bevat de aanbieding van het departementaal jaarverslag, het verzoek tot dechargeverlening en deze leeswijzer.

Groeiparagraaf

Op 20 april 2011 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met een aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «verantwoord begroten» in de Tweede Kamer behandeld (Kamerstuk 31 865, nr. 26). De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien.

De begroting 2012 was een overgangsjaar waarin de Rijksbegroting deels volgens de systematiek van Verantwoord Begroten is opgesteld. Dit jaarverslag is vormgegeven conform de voorschriften van Verantwoord Begroten voor zover deze in de begroting 2012 al waren doorgevoerd. Door de nieuwe indeling kunnen in sommige tabellen geen gegevens worden opgenomen voor de jaren 2011 en 2012.

In 2012 zijn al veel aanpassingen verwerkt die ook zijn weerslag hebben in het jaarverslag:

  • in de beleidsagenda is aan het eind een totaaloverzicht opgenomen van de streefdoelen;

  • de opbouw van de beleidsartikelen is aangepast;

  • alle artikelen zijn vormgegeven conform VB behalve de indeling in financiële instrumenten;

  • de begroting bevat een centraal apparaatsartikel waarop alle apparaatsuitgaven van het kerndepartement bij elkaar staan. Dit is artikel 92 Apparaat kerndepartement van deze begroting;

  • In verband met een herziening van de afspraken tussen de ministeries van Financiën en OCW staat OCW vanaf 2012 garant voor de rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het ministerie van Financiën.

Informatie in het departementaal jaarverslag en andere relevante publicaties

Schematische weergave van de informatie aan de Tweede Kamer gedurende de begrotingscyclus

Schematische weergave van de informatie aan de Tweede Kamer gedurende de begrotingscyclus

Hieronder volgt een nadere toelichting bij het schema.

  • Op Prinsjesdag ontvangt de Tweede Kamer de begroting van OCW en Trends in Beeld. In Trends in Beeld zijn de relevante cijfers te vinden die inzicht geven in de kwaliteit en prestaties van de Nederlandse onderwijs, cultuur en wetenschapsstelsels en van emancipatie. In deze publicatie zijn ook onderzoeksresultaten van Education at a Glance opgenomen, de jaarlijkse publicatie van de OESO.

  • Begin oktober komt ook Cultuur in beeld uit. In deze publicatie wordt ingegaan op de veranderingen in het Nederlandse cultuurbeleid. Deze publicatie gaat dieper in op de gevolgen van het beleid en schetst de te verwachten ontwikkelingen in de culturele sector. Daarbij is er bijzondere aandacht voor de bijdrage van cultuur aan de Nederlandse economie en werkgelegenheid, het financieel-maatschappelijk draagvlak, publieksbereik en de financiële verhoudingen tussen subsidieverstrekkers.

  • De Inspectie van het Onderwijs heeft een belangrijke rol in het onderwijsstelsel als toezichthouder, maar ook als leverancier van beleidsinformatie. In het jaarwerkplan van de Inspectie van het Onderwijs worden voorgenomen werkzaamheden gepresenteerd aan de Tweede Kamer.

  • Gedurende het jaar wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de begrotingsuitvoering door middel van de Voorjaarsnota (1e suppletoire begroting) en de Najaarsnota (2e suppletoire begroting).

  • Ook worden gedurende het jaar allerlei beleidsdocumenten zoals actieplannen, beleidsdocumenten, beleidsevaluaties, beleidsdoorlichtingen naar de Tweede Kamer gestuurd. Wetsvoorstellen worden ter behandeling aangeboden en AMvB’s worden voorgehangen. Over verschillende beleidsterreinen worden brieven naar de Tweede Kamer gestuurd, onder andere ter nadere uitwerking van de beleidsagenda en de begroting. Hierover vindt vaak separaat overleg met het parlement plaats. De actieplannen geven voor de verschillende beleidsterreinen een beeld van het beleid. Beleidsdoorlichtingen en andere evaluaties verschaffen inzicht in de effectiviteit van beleid.

  • De derde woensdag in mei is verantwoordingsdag. De Tweede Kamer ontvangt dan het jaarverslag van OCW en de publicatie Kerncijfers. In Kerncijfers worden resultaten, de stand van zaken en ontwikkelingen in het OCW-veld met een kwantitatieve toelichting en onderbouwing in beeld gebracht. Ook wordt het Onderwijsverslag aan de Tweede Kamer toegestuurd. Daarin wordt uitgebreid stilgestaan bij de staat van het onderwijs.

Relatie verplichtingen versus uitgaven

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid vindt u naast de uitgaven en de ontvangstenmutaties ook verplichtingenmutaties. Bij de verplichtingen wordt ook aangegeven welk deel garantieverplichtingen betreft. Het gaat hier met name om zogenaamde garanties voor bouwprojecten in het onderwijs (schatkistbankieren) en kredietgaranties/verzekeringen in de cultuursector. Hier moet gedacht worden aan een indemniteitsregeling voor kunstvoorwerpen die op uitleenbasis in een Nederlands museum zijn tentoongesteld. In verband met een herziening van de afspraken tussen de ministeries van Financiën en OCW staat OCW vanaf 2012 tevens garant voor de rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het ministerie van Financiën. Dit verklaart de forse toename in de garantieverplichtingen als onderdeel van de verplichtingenstand.

In de toelichting op de tabel worden de voornaamste verschillen en oorzaken verklaard tussen de oorspronkelijke begroting en de realisatie. De kasuitgaven zijn voor deze toelichting leidend. In het algemeen is er in de begroting sprake van een vaste verhouding tussen de verplichtingen en uitgaven die gerelateerd is aan het bekostigingsmoment voor scholen/instellingen. Er geldt daarom alleen een aanvullende, aparte toelichting voor de verplichtingmutaties als er sprake is van een opmerkelijk verschil met de uitgavenmutaties. Hiervoor wordt het procentuele realisatieverschil bij de verplichtingen vergeleken met het procentuele realisatieverschil bij de uitgaven. En als het verschil tussen deze percentages meer dan 10 bedraagt, dan worden de verplichtingenmutaties apart toegelicht.

Het accent van de toelichting ligt vooral op de geboekte resultaten van in 2012 in gang gezette specifieke actieplannen en dergelijke. In het algemeen wordt hier niet ingegaan op «going concern» resultaten.

B. Het beleidsverslag kent de volgende elementen:

  • 1. Beleidsverslag

  • 2. De beleidsartikelen

  • 3. De niet-beleidsartikelen

  • 4. Bedrijfsvoeringparagraaf

1. Beleidsverslag

In het beleidsverslag kijken we terug op de activiteiten in 2012.

2. De beleidsartikelen

De veranderingen in de beleidsartikelen komen voort uit de modellen van Verantwoord begroten (VB) voor begroting 2012.

3. De niet-beleidsartikelen

Met ingang van begroting 2012 zijn de niet-beleidsartikelen artikel 17 t/m 20 vernummerd naar artikel 91 t/m 94.

Op artikel 91 (Nominaal en onvoorzien) wordt een overzicht gegeven van de verdelingen van tijdelijk geparkeerde middelen, zoals de loon- en prijsbijstelling. De apparaatsuitgaven van het kerndepartement, de inspecties en de adviesraden worden op artikel 92 t/m 94 verantwoord.

4. Bedrijfsvoeringparagraaf

In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt verslag gedaan over de bedrijfsvoering. De paragraaf bevat tevens de mededeling bedrijfsvoering. Deze heeft betrekking op het financieel- en materieel beheer en de daarvoor bijgehouden administraties.

C. De jaarrekening

De jaarrekening bevat de departementale verantwoordingsstaat 2012, de samenvattende verantwoordingsstaat 2012 van de baten-lastendiensten, de jaarverantwoording van de baten-lastendiensten Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en het Nationaal Archief (NA), de saldibalans en het paragraaf misbruik en oneigenlijk gebruik van wet- en regelgeving.

D. De volgende bijlagen zijn opgenomen:

  • 1. Toezichtsrelaties ZBO’s en RWT’s

  • 2. Afgerond evaluatie en overig onderzoek

  • 3. Externe inhuur

  • 4. Afkortingen

  • 5. Trefwoorden

B. BELEIDSVERSLAG

BELEIDSVERSLAG OVER 2012

Inleiding

Onderwijs, wetenschap, cultuur, media en emancipatie zijn van groot belang voor ons functioneren, nu en in de toekomst. Ze dragen bij aan een samenleving die toegerust is voor de uitdagingen van de 21e eeuw, waar mensen tot hun recht komen, actief deelnemen aan de maatschappij en samen bouwen aan een sterk en sociaal Nederland. Het beleid van OCW is gericht op het creëren van de juiste voorwaarden, zodat scholen, docenten, kunstenaars, wetenschappers en programmamakers die belangrijke bijdrage kunnen leveren. Kwaliteit is daarbij van cruciale waarde.

Eind 2012 verscheen een internationaal vergelijkend onderzoek onder scholieren naar de leerprestaties in lezen, rekenen en natuuronderwijs in ruim 45 landen. Dit liet opnieuw zien dat het Nederlandse onderwijs goed is, we behoren tot de subtop. Maar we blinken niet uit. Het Nederlandse onderwijs is goed in staat om zwak presterende leerlingen op het middenniveau te brengen, maar heeft moeite talentvolle leerlingen te laten excelleren. Als we het beste uit alle leerlingen willen halen, is «goed» niet goed genoeg. Als we blijvend willen meedoen in de top vijf van kenniseconomieën in de wereld, is versterking van de kwaliteit nodig.

Het kabinet heeft daarom de ambitie om de stap te zetten van «goed» naar «excellent» onderwijs. Om het talent van alle leerlingen en studenten te benutten. Leraren, maar ook schoolleiders en lerarenopleidingen zijn hierbij cruciaal. Daarbij bouwen we voort op de inzet van het vorige kabinet.

Zo zijn in 2011/2012 in het onderwijs een aantal bestuursakkoorden en prestatieafspraken gesloten om de kwaliteit van het onderwijs structureel te verbeteren. Continuïteit en tijd zijn belangrijk voor instellingen om de afgesproken aanpak succesvol te laten zijn. Maar om de stap van «goed» naar «excellent» te kunnen maken is meer nodig dan de huidige inzet. Eind 2012 zijn dan ook gesprekken gestart met de Stichting van het Onderwijs om te komen tot een nationaal onderwijsakkoord dat leidt tot meer kwaliteit en meer participatie.

De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs. Jaarlijks stelt de Inspectie van het Onderwijs een onderwijsverslag op waarin positieve en negatieve ontwikkelingen in het stelsel worden beschreven. Het onderwijsverslag bevat ook aanbevelingen voor verbeteringen. De minister van OCW schrijft naar aanleiding van het onderwijsverslag een beleidsreactie. Zowel het onderwijsverslag als de beleidsreactie worden aan de Tweede Kamer aangeboden. De behandeling in de Tweede Kamer vindt tegelijkertijd met het jaarverslag OCW plaats.

Bij het jaarverslag wordt ook de publicatie Kerncijfers aangeleverd aan de Tweede Kamer. In deze publicatie wordt een beeld gegeven van de werking van het stelsel en de behaalde resultaten. Door middel van het beleidsverslag, het onderwijsverslag en Kerncijfers maar ook door de tussentijdse evaluaties wordt verantwoording afgelegd over de behaalde resultaten van het beleid.

In de cultuursector zijn kunstenaars en culturele instellingen van hoge kwaliteit het uitgangspunt van het beleid en een noodzakelijke voorwaarde voor artistiek succes en een sterk cultureel klimaat. Daarbij gaat het om artistieke kwaliteiten, maar ook heel nadrukkelijk om de maatschappelijke en economische waarde. Er is in 2012 scherp gekozen voor een sterke basisinfrastructuur. Daarbij streven we er naar dat instellingen en kunstenaars de band met hun publiek en met de samenleving versterken en uitbouwen en nieuwe middelen verwerven in Nederland, maar ook daarbuiten. Op het gebied van de media blijft de taak van de publieke omroep het verzorgen van een breed, onafhankelijk, pluriform en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod dat bovendien toegankelijk is voor iedereen.

In dit beleidsverslag presenteren we de voortgang die in 2012 is geboekt om de door het vorige kabinet gestelde doelen te bereiken en de eerste stappen die eind 2012 zijn gezet voor de implementatie van het beleid van het nieuwe kabinet.

Voor de opbouw van het beleidsverslag is gekozen voor een indeling waarbij de belangrijkste resultaten op de terreinen onderwijs, wetenschap, cultuur, media en emancipatie in 2012 zijn beschreven. De beleidsagenda 2012 en het beleid van het kabinet Rutte II zijn hierbij als leidraad gebruikt.

Onderwijs

Funderend onderwijs

Om te werken aan een excellente onderwijscultuur in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, stimuleren we dat scholen opbrengstgericht werken. Dat wil zeggen dat scholen systematisch en doelgericht werken aan het maximaliseren van leerprestaties. Dat doet een beroep op de verschillende vaardigheden van de schoolleider en de leraar. Daarom wordt er geïnvesteerd in de professionalisering van deze sleutelfiguren.

In 2012 zijn de maatregelen voor het stimuleren van de professionele ontwikkeling van leraren en het op peil houden van de omvang en kwaliteit van de lerarenpopulatie voortgezet en op onderdelen geïntensiveerd. Zo zijn er in 2012 circa 4.400 lerarenbeurzen voor bachelor- en mastopleidingen toegekend. In februari 2012 is het lerarenregister voor leraren in po, vo en bve van start gegaan. Verder is er in 2012 gewerkt aan het verbeteren van de lerarenopleidingen. In het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs zijn in 2012 de bekwaamheidsprofielen voor schoolleiders geactualiseerd. In het voortgezet onderwijs is in 2012 de VO-academie voor schoolleiders gestart, deze biedt een overzicht van het (na)scholingsaanbod, gerangschikt naar de bekwaamheidsprofielen. Inmiddels hebben zich 340 schoolleiders geregistreerd bij de VO-academie. De VO-academie wordt verder uitgebouwd en is medio 2013 volledig operationeel. Alle nieuwe schoolleiders die vanaf dat moment starten, volgen een gevalideerde basisopleiding, of zijn daarvoor ingeschreven. In het PO zijn in 2012 plannen geconcretiseerd voor de doorstart van de Nederlandse Schoolleiders Academie in een nieuwe registerorganisatie. Die is begin 2013 van start gegaan.

Opbrengstgericht werken en de professionalisering van leraren en schoolleiders zijn ook belangrijke peilers van de bestuursakkoorden die eind 2011 en begin 2012 met de VO-raad en de PO-raad werden afgesloten. In de bestuursakkoorden zijn gedeelde ambities vertaald in concrete afspraken, gekoppeld aan meetbare streefdoelen. Via de Regeling Prestatiebox PO en Regeling Prestatiebox VO ontvangen scholen jaarlijks aanvullende middelen, dat hen financiële slagkracht biedt om de door hun geformuleerde doelen in het kader van de akkoorden te realiseren. Per brief van 1 november is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de bestuursakkoorden (Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 11). Scholen zijn in 2012 nadrukkelijk aan de slag gegaan om de sectorale prestatieafspraken te vertalen naar doelstellingen op schoolniveau en om opbrengstgericht werken, excellentie, professionalisering van leraren en schoolorganisatie en passend onderwijs op hun specifieke situatie toegepast vorm te geven. Het ondersteuningsprogramma School aan Zet ondersteunt scholen – 447 in het voortgezet onderwijs, 1.792 in het (speciaal) basisonderwijs en 89 in het speciaal (voortgezet) onderwijs in 2012 – bij het formuleren en het realiseren van deze ambitie. Eind 2013 wordt aan de hand van de landelijke monitor, uitgevoerd door OCW, opnieuw de balans opgemaakt. Aan de hand van de eerste resultaten wordt dan bekeken in hoeverre de scholen erin geslaagd zijn de tussendoelen uit de bestuursakkoorden te bereiken.

Ook de betrokkenheid van ouders is van belang bij het verhogen van de leeropbrengst van een kind en het goed functioneren van de school als gemeenschap. Daarom is 2012 het onderwerp ouderbetrokkenheid geagendeerd. Dit heeft onder andere geresulteerd in een herhaling van het monitoronderzoek ouderbetrokkenheid po, vo en mbo (in 2009 voor het eerst uitgevoerd) en een vervolgonderzoek bij het SCP (deels eerder uitgevoerd in 2000). Een inhoudelijke reactie op de monitorresultaten ouderbetrokkenheid po, vo en mbo wordt in het eerste kwartaal van 2013 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Tevens heeft op 14 januari 2013 de OCW-conferentie «Ouders en school: samen de schouders eronder» plaatsgevonden. Hier kwamen de opbrengsten van het afgelopen jaar samen:

  • Op het gebied van ouderbetrokkenheid zijn ruim 50 goede praktijkvoorbeelden op scholen beschreven en vervolgens digitaal en tijdens de conferentie gedeeld. Pabo’s en lerarenopleidingen zijn zelf met dit thema aan de slag gegaan, gesteund door OCW.

  • Onderwijsadviesbureaus hebben zich op eigen initiatief georganiseerd om kennis en ondersteuning aan het veld te bieden via een landelijk dekkend netwerk van expertisepunten.

  • Zo’n 50 gemeenten denken na over de wijze waarop zij in staat zijn om ouderbetrokkenheid te versterken.

  • De PO-, VO- en MBO-raad, de ouderorganisaties, de besturenorganisaties hebben in het kader van het programma initiatieven genomen, zoals het uitvoeren van diverse pilots om ouderbetrokkenheid te versterken, o.a. op het gebied van taal en rekenen en het ontwikkelen en inzetten van samenwerkingsovereenkomsten etc.

  • Uit de monitor ouderbetrokkenheid en gesprekken met leraren, ouders, onderzoekers en andere betrokken, blijkt dat niet alleen dat het onderwerp meer is gaan leven, men is ook daadwerkelijk actie gaan ondernemen.

In 2012 hebben de Tweede Kamer en de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel passend onderwijs en met het wetsvoorstel kwaliteit (v)so. Met het begrotingsakkoord 2013 is besloten de eerder voorgenomen bezuiniging van structureel € 300 miljoen op passend onderwijs niet door te voeren. Ook krijgen scholen één schooljaar langer de tijd om de invoering van passend onderwijs voor te bereiden. Het ministerie van OCW heeft in 2012 volop ondersteuning geboden aan schoolbesturen en samenwerkingsverbanden om te komen tot een zorgvuldige invoering van goed passend onderwijs.

In juni 2012 is de wet onderwijstijd VO aangenomen. Vanaf schooljaar 2013–2014 veranderen hierdoor de voorschriften ten aanzien van de onderwijstijd in het voortgezet onderwijs. Het Regeerakkoord van het nieuwe kabinet kondigt een modernisering van de wettelijke norm voor onderwijstijd aan, en bij de behandeling van de begroting 2013 is de regering verzocht hiervoor een voorstel te doen.

Het wetsvoorstel dat de invoering van een centrale eindtoets en de verplichting voor het leerling- en onderwijsvolgsysteem beoogt te regelen, is in januari 2012 door de regering ingediend bij de Tweede Kamer. In het voortgezet onderwijs is bij de examens in 2012 voor alle scholen de extra eis gaan gelden dat de leerling gemiddeld voor alle centrale examens ten minste een voldoende moet hebben behaald. Scholen en leerlingen lijken daar goed op te hebben geanticipeerd. Het aantal geslaagden is slechts met 0,9% afgenomen. Uit de examenmonitor blijkt dat leerlingen hogere cijfers hebben gehaald bij het centraal examen.

In 2013 gaat naast deze eis nog gelden dat de leerling maximaal één vijf als eindcijfer voor de vakken Nederlands, Engels en wiskunde mag hebben.

Het kabinet heeft als doelstelling het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) verder terugbrengen. In het schooljaar 2011–2012 is het aantal vsv’ers gedaald naar 36.250. Hiermee is weer een stap richting de doelstelling van maximaal 25.000 in 2016. Om doelgericht de schooluitval in het mbo aan te pakken worden met vijftien ROC’s afzonderlijk de mogelijkheden voor verbetering besproken. Voor het realiseren van deze doelstelling zijn in 2012 opnieuw meerjarige (voor de periode 2012–2015) prestatiegerichte convenanten afgesloten met scholen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs en de contactgemeenten van de 39 RMC-regio’s.

Middelbaar Beroepsonderwijs

In 2012 werd in het mbo verder uitwerking gegeven aan de beleidsagenda die is opgenomen in Focus op Vakmanschap en Leraar 2020 en het daarmee samenhangende Bestuursakkoord. Het doel is te komen tot aantrekkelijk, uitdagend beroepsonderwijs waar meer jongeren voor willen kiezen. Kernpunten van Leraar 2020 zijn: docenten zo hoog mogelijk opleiden, continue professionalisering en leren van elkaar. Daarnaast richt Focus op Vakmanschap zich op intensiveren en verkorten van mbo-opleidingen om aan kwaliteit en aantrekkingskracht te winnen. Met het begrotingsakkoord 2013 is besloten dat de leeftijdsgrens van 30 jaar voor bekostiging in het mbo niet ingevoerd wordt en dat de ombuiging «MBO vereenvoudiging kwalificatiestructuur en verkorten» en de intensivering «MBO kwaliteitsverbetering» beide met één jaar vertraagd worden.

Focus op vakmanschap

De hoofdlijnen van het beleid voor het mbo in deze kabinetsperiode zijn uitgewerkt in het actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015» (Kamerstuk 31 524, nr. 88).

Het actieplan leraar 2020

Het actieplan leraar 2020 heeft de volgende kernpunten:

  • de kwaliteit van de leraar en middenmanager wordt duurzaam gegarandeerd

  • naar professionele scholen, met ruimte voor goed onderwijspersoneel

  • voldoende en goed opgeleide leraren

Aan de instellingen is gevraagd om een Plan van Aanpak (2012 t/m 2015) in te dienen. Op basis van het positieve totaalbeeld van de beoordelingen heeft OCW in 2012 eenmalig een aanvullend budget van € 7 miljoen beschikbaar gesteld voor een versnelling van de startfase van professionalisering in het schooljaar 2012–2013.

Op basis van het begrotingsakkoord wordt vanaf 2013 structureel een aanvullend budget van € 14 miljoen beschikbaar gesteld. In lijn met het bestuursakkoord zijn er aanvullende afspraken gemaakt gericht op maatwerk per instelling.

Financiële problematiek

Het jaar 2012 stond ook in het teken van de financiële problematiek bij verschillende ROC’s, waaronder Amarantis en Zadkine. Begin 2012 werd duidelijk dat de Amarantis Onderwijsgroep in acute financiële problemen was gekomen. Naar aanleiding van deze problemen is toen de Commissie onderzoek financiële problematiek Amarantis ingesteld. Begin december 2012 is het eindrapport verschenen. De (beleids) reacties hierop zullen in 2013 hun beslag krijgen. In 2012 is aan Amarantis een continuïteitsbijdrage betaald.

Hoger onderwijs

Prestatieafspraken over onderwijskwaliteit en studiesucces, profilering en valorisatie

In 2012 hebben alle bekostigde hogeronderwijsinstellingen een voorstel voor een prestatieafspraak ingediend bij OCW. De prestatieafspraken hebben betrekking op onderwijskwaliteit en studiesucces, profilering en valorisatie. Deze voorstellen zijn beoordeeld door de Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek (RCHOO). De RCHOO heeft geadviseerd alle voorstellen (uitgezonderd de Open Universiteit (OU)) te belonen met prestatiebekostiging en de OU de kans te bieden een nieuw voorstel in te dienen. Dit advies is overgenomen. De komende jaren werken de instellingen aan het realiseren van hun ambities. De RCHOO monitort het profileringsproces op sectorniveau en adviseert de regering. Om prestatiebekostiging mogelijk te maken is in 2012 het Besluit experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs (Staatsblad 2012, 534) gepubliceerd. Dit besluit maakt het mogelijk om de komende (maximaal) 6 jaar instellingen te bekostigen op basis van een prestatieafspraak. Op basis van de ervaringen met het experiment moet besloten worden of prestatiebekostiging wettelijk wordt verankerd.

De strategische agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap (Kamerstuknummer 31 288 , nr. 194) is op verschillende manieren geoperationaliseerd. Voor een aantal onderwerpen geldt dat daartoe wet- en regelgeving moest worden aangepast. Het wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid is in januari 2013 ingediend bij de Tweede Kamer. In de strategische agenda zijn ook de voornemens opgenomen naar aanleiding van de uitkomsten van de onderzoeken naar zogenoemde alternatieve afstudeertrajecten. Dit is in een wetsvoorstel opgenomen dat in november 2012 is ingediend bij de Tweede Kamer. Daarnaast zijn drie algemene maatregelen van bestuur in voorbereiding. Deze hebben een experimenteel karakter: flexibiliteit van het onderwijs (een leven lang leren), promotieonderwijs (een experiment op beperkte schaal met bursalen) en het verruimen van de mogelijkheden tot een bindend studieadvies in latere jaren (na de propedeuse).

Externe validering

In het hoofdlijnenakkoord tussen OCW en de HBO-raad is afgesproken dat de HBO-raad een commissie van deskundigen instelt die adviseert over hoe de externe validering van examenkwaliteit kan worden versterkt. In mei 2012 is het advies «Vreemde ogen dwingen» van de commissie Bruijn uitgebracht. In oktober 2012 heeft de HBO-raad een plan ingediend over de wijze waarop de hogescholen voornemens zijn invulling te geven aan de implementatie van de voorstellen voor de externe validering van opleidingen. In januari 2013 hebben de voorzitter van de HBO-raad en de minister van OCW bestuurlijke afspraken over de uitwerking van het advies van de commissie Bruijn gemaakt.

Studiefinanciering: Studeren is investeren

In 2012 is het wetsvoorstel Studeren is investeren ingediend. Vanwege de val van het kabinet Rutte I is de invoering van een sociaal leenstelsel in de masterfase niet doorgevoerd. Ook is de verlenging van de aflossingstermijn van studieleningen van 15 naar 20 jaar niet doorgevoerd. Wel is het recht op de reisvoorziening (OV-kaart) beperkt tot de nominale studieduur plus één uitloopjaar in plaats van drie uitloopjaren. Een nieuw wetsvoorstel dat invoering van een sociaal leenstelsel beoogt, is in voorbereiding.

Wetenschap

Met de universiteiten zijn prestatieafspraken gesloten die onder meer zullen leiden tot meer zwaartepuntvorming en profilering in het wetenschappelijk onderzoek, mede in relatie tot de economische topsectoren en de grand challenges. In het topsectorenbeleid is gewerkt aan versterking van de keten leerervaring door valorisatie. NWO en KNAW hebben hun programma’s voor een deel in lijn gebracht met de integrale agenda’s voor de topsectoren. Het bedrijfslevenbeleid leidt tot intensievere samenwerking en meer synergie en netwerkvorming tussen bedrijven en kennisinstellingen. Zwaartepuntvorming in het wetenschappelijk onderzoek werd ook gerealiseerd door het aantal toponderzoekscholen over fundamenteel wetenschappelijk onderzoek met diverse wetenschapsgebieden aanzienlijk uit te breiden. Bijvoorbeeld met het programma zwaartekracht van NWO en door meer te investeren in grootschalige onderzoeksfaciliteiten en in ICT-onderzoeksinfrastructuur.

Cultuur

Stelselwijziging

Het kabinet heeft in 2012 de nieuwe basisinfrastructuur vormgegeven. Dit is gebeurd op basis van het advies «Slagen in Cultuur» van de Raad voor Cultuur.

Het kabinet wil een omslag in het cultuurbeleid: minder subsidieafhankelijkheid en scherpe selectie van te financieren instellingen. De overheid biedt een financiële ondersteuning voor eventuele frictie- en transitiekosten van instellingen die gedurende een lange periode publiek gefinancierd zijn. In totaal stelt het Rijk € 138 miljoen beschikbaar. De nieuwe basisinfrastructuur is 1 januari 2013 gestart. De BTW-verhoging voor podium- en beeldende kunsten gaat definitief niet door.

Stimuleren van ondernemerschap en een groter publieksbereik

Om de cultuursector te helpen om nieuwe inkomstenbronnen aan te boren is in 2012 het Programma Ondernemerschap Cultuur opgestart. Het programma loopt langs drie lijnen: het stimuleren van een geefcultuur, het ondersteunen van culturele instellingen en makers op het terrein van ondernemerschap, onderzoek en monitoring. De Tweede Kamer is in mei 2012 (Kamerstuk 32 820, nr. 57) geïnformeerd. Het programma is tijdelijk van aard en loopt tot en met 2016.

Creatieve bedrijven in de architectuur en vormgeving maakten deel uit van de grote handelsmissie naar Brazilië in november 2012. In 2012 was tevens de viering van 400 jaar diplomatieke betrekkingen met Turkije. Het programma «Dutch Design, Fashion and Architecture» is in 2012 afgerond.

Het uitvoeren van wettelijke erfgoedtaken

In april 2012 is aangegeven welke wijzigingen in de instandhoudingssubsidie voor rijksmonumenten (Brim) per 2013 worden ingevoerd. Het nieuwe Brim is aangepast aan de eisen van deze tijd. Incidenteel is in 2012 € 47,2 miljoen ingezet voor monumenten ter bestrijding van de crisis in de bouwsector.

In 2012 heeft Nederland het Unesco-verdrag rond Immaterieel erfgoed geratificeerd, Nederland verplicht zich met de ratificatie van dit verdrag om het eigen immaterieel erfgoed in kaart te brengen, te documenteren en om maatregelen te nemen voor bescherming ervan.

In 2012 heeft het kabinet een beleidsreactie gegeven op het rapport «Ruimte voor Archeologie», (Kamerstuk II 2011–2012, 33 053, nr. 1). Dit rapport bevat de evaluatie van de effectiviteit van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg en het Besluit archeologische monumentenzorg die in 2007 in werking zijn getreden. De conclusie is dat op basis van de huidige wetgeving een betere bescherming van de archeologische waarden mogelijk is gebleken. Dit resultaat is vooral te danken aan het feit dat in de ruimtelijke ordening steeds meer rekening wordt gehouden met archeologie.

Het verhogen van de kwaliteit van cultuureducatie

In 2012 hebben de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur een gezamenlijk advies uitgebracht: Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren! In oktober 2012 hebben minister en staatsecretaris van OCW een beleidsreactie op het advies gegeven. Het belangrijkste element uit deze reactie is het ontwikkelen van een leerlijn cultuureducatie.

Van 20 september tot en met 29 november 2012 kon er via internetconsultatie gereageerd worden op een conceptwetsvoorstel over de profielen havo / vwo. Een onderdeel daarvan is het voornemen het verplichte examenvak CKV (Culturele en Kunstzinnige vorming) te vervangen door de algemene, op schoolniveau vorm te geven, opdracht om in het curriculum van alle leerlingen herkenbaar en structureel aandacht te besteden aan culturele en kunstzinnige vorming. De internetconsultatie heeft vooral ten aanzien van dit onderdeel zeer veel reacties opgeleverd. Dit vergt een zorgvuldige afweging. Naar verwachting zal de Tweede Kamer in het voorjaar van 2013 geïnformeerd kunnen worden over het besluit ter zake.

De realisatie van een landelijke digitale bibliotheek

In 2012 zijn alle openbare bibliotheken aangesloten op de landelijke digitale infrastructuur. Openbare bibliotheken konden hiervoor gebruik maken van de Subsidieregeling aansluiting op de digitale bibliotheek. In 2013 zal de digitale collectie worden uitgebreid met rechtenvrije en rechtendragende content.

Media

Stelselwijziging

Op 17 juli 2012 is de wet tot wijziging van de Mediawet in het Staatsblad verschenen (Stb. 2012, 319). Deze wijziging heeft betrekking op de verlaging van de rijksmediabijdrage met € 200 miljoen en beëindiging van de wettelijke taken van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep. De (financiële) verantwoordelijkheid voor de Wereldomroep is overgeheveld naar Buitenlandse Zaken. Verder is de fusie van omroepverenigingen, waarbij het aantal omroeporganisaties teruggebracht wordt van 21 tot 8, een belangrijke voorwaarde om de ingeboekte besparingen op het budget van de publieke omroep te realiseren. De NPO en de omroepverenigingen zijn hiermee het afgelopen jaar voortvarend aan de slag gegaan.

Maatregelen nieuw kabinet

Over de wijze waarop de mediaparagraaf uit het Regeerakkoord Rutte II wordt uitgewerkt, is de Tweede Kamer in een brief van 6 december 2012 (Kamerstuk 33 400, nr. 129) nader geïnformeerd. In deze brief is ingegaan op de wijze waarop de structurele verlaging van de rijksmediabijdrage met € 100 miljoen wordt ingevuld.

Emancipatie

Het aantal actieve LHBT1 gemeenten is meer dan verdubbeld tot 40. In 2012 zijn 134 scholen gestart met de pilot LHBT jongeren op school. Doel van de pilot is om een impuls te geven aan het sociale veiligheidsbeleid ten aanzien van LHBT jongeren op scholen. Het wetsvoorstel Lesbisch ouderschap ligt momenteel bij de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel Erkenning genderidentiteit ligt momenteel bij de Tweede Kamer. In 22 gemeenten wordt het programma «Eigen Kracht» uitgevoerd als doel een positieve houding bij de deelnemende vrouwen ten opzichte van solliciteren, volgen van een opleiding of verrichten van vrijwilligerswerk te weeg te brengen. Met vijftien gemeenten zijn afspraken gemaakt over de werving van zogenaamde «changemakers» voor de We Can Young campagne gericht op veiligheid en weerbaarheid van jongeren.

Caribisch Nederland

Er is gewerkt aan het uitvoeren van de Onderwijsagenda Caribisch Nederland 2011–2016. Beide Kamers worden in mei 2013 geïnformeerd over de voortgang. Met Aruba is een bilateraal samenwerkingsprotocol gesloten voor alle beleidsterreinen van OCW. Met Curaçao en Sint Maarten werden protocollen afgesloten ter stimulering van studeren in de regio.

Monitor streefdoelen

Streefdoelen

 

Basiswaarde

Realisatiewaarde 2011

Realisatiewaarde 2012

Streefwaarde

Bron

Box 1 Onderwijs

         

1.

Gemiddelde score basisvakken

         
 

a)

gemiddelde score CITO-eindtoets omhoog (Primair onderwijs)

535,5 (2012)

n.v.t.

535,5 (2012)

537 (2015)

CITO- Jaarlijks Peilingsonderzoek van het Onderwijsniveau (2009, 2010, 2011, 2012)

 

b)

gemiddelde taalvaardigheidsscores in groep 8 van het bao hoger dan 250 (Primair onderwijs)

Woordenschat 251 / Spelling 252 / Begrijpend lezen 257 (2011)

n.v.t.

Woordenschat 251 / Spelling 252 / Begrijpend lezen 257 (2011)

>250

CITO- Jaarlijks Peilingsonderzoek van het Onderwijsniveau (2009, 2010, 2011, 2012)

 

c)

gemiddelde rekenvaardigheidsscores in groep 8 van het bao hoger dan 250 (Primair onderwijs)

Getallen en bewerkingen 252/ Breuken en procenten en verhoudingen 253/ Meten en meetkunde en tijd en geld 254 (2011)

n.v.t.

Getallen en bewerkingen 252/ Breuken en procenten en verhoudingen 253/ Meten en meetkunde en tijd en geld 254 (2011)

>250

CITO- Jaarlijks Peilingsonderzoek van het Onderwijsniveau (2009, 2010, 2011, 2012)

 

d)

gemiddelde PISA-score wiskunde (Voortgezet onderwijs)

526 (2009)

n.v.t.

Nieuwe data eind 2013 beschikbaar

536 (2015), 541 (2018)

Programme for international student assesment (PISA), OESO

 

e)

gemiddelde PISA-score lezen (Voortgezet onderwijs)

508 (2009)

n.v.t.

Nieuwe data eind 2013 beschikbaar

516 (2015), 520 (2018)

Programme for international student assesment (PISA), OESO

 

f)

Gemiddelde PISA-score science (Voortgezet onderwijs)

522 (2009)

n.v.t.

Nieuwe data eind 2013 beschikbaar

526 (2015), 528 (2018)

Programme for international student assesment (PISA), OESO

2.

Excellente leerlingen en studenten

         
 

a)

po: de grensscore voor de beste 20% van de leerlingen stijgt naar 545 in 2015

543/544 (2010)

543/544 (2011)

543/544 (2012)

545 (2015)

CITO, jaarlijkse eindtoets

 

b)

vo: gemiddelde eindexamencijfers (CE+SE) van de 20% best presterende vwo-leerlingen van 7,6 in 2010 naar 7,8 in 2015

7,5 (2010)

7,5 (2011)

7,5 (2011/2012)

7,8 (2015)

Bestuursakkoord VO-Raad – OCW 2012; cijfers worden verstrekt door DUO

3.

Verhogen percentage deelnemers per mbo niveau dat de opleiding succesvol afrondt

         
 

Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau, 1, 2, 3, 4

niveau 1: 66% / niveau 2: 62%/ niveau 3: 63%/ niveau 4: 65%

0

Nieuwe data juni 2013 beschikbaar

70% (2015) alle niveau's

Benchmark MBO Raad

4.

Verhogen rendement

         
 

a)

Het aantal nieuwe vsv'ers per kalender jaar (nationale indicator)

41800 (2009)

39115 (2010/2011)

36200 (2011/12)

35000 (2012), 25000 (2016)

Kamerstuk 26 695, nr. 44

 

b)

Verhogen rendement, verminderen studiewisseling en uitval ho conform prestatieafspraken 2012 met universiteiten & hogescholen

Hogescholen: Verminderen studie-uitval (cohort 2010: 28,0% in 2011)/ Verminderen switch (cohort 2010; 9,0% in 2011)/ Verhogen rendement n+1 (cohort 2006; 65,7% in 2011). Universiteiten: Verminderen studie-uitval (cohort 2010: 18,9% in 2011)/ Verminderen switch (cohort 2010; 9,0% in 2011)/ Verhogen rendement n+1 (cohort 2007; 60,9% in 2011)

0

Hogescholen: Verminderen studie-uitval (cohort 2010: 28,0% in 2011)/ Verminderen switch (cohort 2010; 9,0% in 2011)/ Verhogen rendement n+1 (cohort 2006; 65,7% in 2011). Universiteiten: Verminderen studie-uitval (cohort 2010: 18,9% in 2011)/ Verminderen switch (cohort 2010; 9,0% in 2011)/ Verhogen rendement n+1 (cohort 2007; 60,9% in 2011)

0

1 cijfer ho

5.

Percentage opbrengstgerichte scholen

         
 

a)

In po het percentage po-scholen dat opbrengstgericht werktvan 30% naar 60% in 2015 en naar 90% in 2018

35% (2010/2011) Alle indicatoren voldoende, behalve «volgen en analyseren»

35% (2010/2011)

Nieuwe data medio april 2013 beschikbaar, onderwijsverslag IvhO

60% (2015), 90% (2018)

Inspectie van het Onderwijs

 

b)

In vo het aantal vo-scholen dat opbrengstgericht werkt naar minstens 50% in 2015 en naar 90% in 2018

0

0

Nieuwe data medio april 2013 beschikbaar, onderwijsverslag IvhO

50% (2015), 90% (2018)

Inspectie van het Onderwijs

 

c)

In het (v)so naar minstens 25% in 2012, minstens 50% in 2015 en minstens 75% in 2018

0

0

Nieuwe data medio april 2013 beschikbaar, onderwijsverslag IvhO

25% (2012), 50% (2015), 75% (2018)

Inspectie van het Onderwijs

6.

Intensivering onderwijstijd

         
 

a)

Uitbreiding van het aanbod van vve, schakelklassen en zomerscholen aan kinderen met risico op taalachterstand

Aanbod VVE 35680 (2011)/ Schakelklassen 525 (2011)/ Zomerscholen 30 (2011)

n.v.t.

Aanbod VVE 35680 (2011)/ Schakelklassen 525 (2011)/ Zomerscholen 30 (2011)

Aanbod VVE 43490 (2015)/ Schakelklassen 1380 (2015)/ Zomerscholen 220 (2015)

In 2011 opgave gemeenten. In 2013 bron: Inspectie. In 2012 geen meting

7.

Onderpresterende scholen / opleidingen

         
 

a)

In po reductie van het aantal zeer zwakke scholen

zeer zwakke scholen 69/ taal en rekenzwakke scholen 238 (2010)

zeer zwakke scholen 57/ taal en rekenzwakke scholen (2011 beschikbaar april 2013)

Nieuwe data medio april 2013 beschikbaar, onderwijsverslag IvhO

zwakke scholen 35/ taal en rekenzwakke scholen 199 (2015)

Inspectie van het Onderwijs

 

b)

In (vso) verder reductie van het aantal (zeer) zwakke scholen

0

0

Nieuwe data medio april 2013 beschikbaar, onderwijsverslag IvhO

0

Inspectie van het Onderwijs

 

c)

In vo geen stijging van het aantal (zeer) zwakke scholen

0

0

Nieuwe data medio april 2013 beschikbaar, onderwijsverslag IvhO

0

Inspectie van het Onderwijs

 

d)

In het mbo geen stijging van het aantal (zeer) zwakke opleidingen

311 zwak (2010)/ 34 zeer zwak (2010)

175 zwak (2011)/ 14 zeer zwak (2011)

Nieuwe data medio april 2013 beschikbaar, onderwijsverslag IvhO

175 zwak (2012)/ 14 zeer zwak (2011)

Inspectie van het Onderwijs

8.

Aantal leraren, docenten dat over een master- of PhD-graad beschikt

         
 

a)

hbo: percentage op master- of PhD-niveau opgeleide leraren/docenten bedraagt 80% in 2016 (in 2009 63%)

0

0

66,2% waarvan 6,4% PhD (2011)

80% (2016)

«Kwaliteit in verscheidenheid» – Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap, 2011. De indicator is gebaseerd op het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek (POMO) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken

9.

Bekwame leraren en schoolleiders

         
 

a)

In 2016 voldoen alle leraren in po en vo aan de bekwaamheidseisen op de onderdelen «afstemmen op verschillen en opbrengst gericht werken» (indicatoren van de Inspectie van het Onderwijs).

0

0

Nieuwe data medio april 2013 beschikbaar, onderwijsverslag IvhO

0

Inspectie van het Onderwijs

 

b)

In 2016 voldoen alle schoolleiders po, vo en teamleiding/middenmanagement in het mbo aan de dan geldende bekwaamheids eisen

0

0

Nieuwe data medio april 2013 beschikbaar, onderwijsverslag IvhO

0

Inspectie van het Onderwijs

10.

Geregistreerde leraren

         
 

In 2014 is 40 % van de leraren in po, vo en mbo die voldoen aan de bekwaamheidseisen opgenomen in het register vr leraren

0

0

3% (2012)

40% (2012), 100% (2018)

CIBG, agentschap van het ministerie van VWS

11.

Deelname eindtoets basisonderwijs

         
 

Vanaf voorjaar 2013 leggen alle leerlingen in het basisonderwijs de verplichte eindtoets af.

0

0

Wetsvoorstel toetsing Primair Onderwijs wacht op behandeling TK (stand van zaken in januari 2013)

0

Wetsvoorstel toetsing Primair Onderwijs wacht op behandeling TK (stand van zaken in januari 2013)

12.

Percentage opleidingen met voldoende examenkwaliteit in het mbo

         
 

In 2012 is het percentage opleidingen mbo met voldoende examenkwaliteit 85% (2012; 63%)

63% (2009)

83% (2010)

Beschikbaar april 2013

85% (2012)

Inspectie van het Onderwijs

13.

Tevredenheid studenten, docenten en bedrijfsleven

         
 

a)

Van mbo-studenten rapportcijfer opleiding

6,9 (2010)

0

6,9 (2012)

7,0 (2014)

JOB-monitor

 

b)

van mbo-docenten over organisatie/begeleiding studie: indicator wordt nog ontwikkeld

0

0

Nog niet uitgewerkt

0

MBO Raad

 

c)

van bedrijfsleven over mbo onderwijs/mbo-afgestudeerden: indicator wordt nog ontwikkeld

0

0

Nog niet uitgewerkt

0

SBB

 

d)

van hbo-studenten; 65,6% scoort 4 of 5 op algemene tevredenheid

0

0

65,6% (2011)

4 of 5 op algemene tevredenheid

NSE (Nationale Studentenenquête)

 

e)

van wo-studenten: 80,1% scoort 4 of 5 op algemene studenttevredenheid

0

0

80,1% (2011)

4 of 5 op algemene tevredenheid

NSE (Nationale Studentenenquête)

Box 2 Wetenschap

1.

Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores

Positie 4 (data 2005–2008)

Positie 3 (data 2006–2009)

Positie 3 (data 2007–2010)

Behorende tot de Top-5

De indicator is gebaseerd op een door externe instituten uitgevoerde en door OCW gefinancierde dataverzameling. Het CWTS onderhoudt hiervan een database, waaruit de indicator is ontwikkeld. Tot en met 2009 via opdrachtverlening aan NOWT/CWTS, vanaf 2011 via opdrachtverlening aan Dialogic. – NOWT/CWTS, middels de tweejaarlijkse rapporten «Wetenschaps- en Technologie- Indicatoren». De gegevens in de begroting 2011 zijn gebaseerd op het NOWT-rapport 2010 (januari 2010). – Dialogic/NIFU voor de realisatiewaarde 2009. Vanaf 2011 verzamelen Dialogic en NIFU, in samenwerking met het CWTS, wetenschaps-, technologie- en innovatie-indicatoren, in opdracht van OCW en hebben hiervoor een website (www.wti2.nl ) ontwikkeld om de indicatoren te publiceren

2.

Inzet middelen NWO voor economische topsectoren/grand challenges cf. Strategische Agenda HO, OWB

n.v.t.

n.v.t.

Nieuwe waarde medio 2013 beschikbaar

Maximaal 275 miljoen (2015)

Het gegeven moet komen uit het jaarverslag van NWO

3.

Versterken privaat-publieke samenwerking in kader topsectoraanpak; streefwaarde nog uit te werken

Nog niet uitgewerkt

Nog niet uitgewerkt

Nog niet uitgewerkt

Nog niet uitgewerkt

invulling volgt

4.

Valorisatie versterken; streefwaarde is 2,5% van de publieke onderzoeksmiddelen in 2016

Nog niet uitgewerkt

Nog niet uitgewerkt

Nog niet uitgewerkt

2,5% (2016)

invulling volgt

Box 3 Cultuur en media

1.

Percentage cultuurproducerende instellingen in de BIS dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 17 ,5 %

85% (2009)

85% (2010)

90% (2011)

95%

(2012)

Jaarrekeningen gesubsidieerde instellingen

2.

Bezoeken aan door OCW gesubsidieerde podiumkunsten (incl. buitenland)

4,1 miljoen (2009)

4,2 miljoen (2010)

4,9 miljoen (2011)

4,2 miljoen (2012)

Jaarrekeningen gesubsidieerde instellingen

3.

Aantal bezoeken rijksgesubsidieerde musea

5,7 miljoen (2009)

6,1 miljoen (2010)

6,1 miljoen (2011)

6 miljoen (2012)

Jaarverantwoording van rijksgesubsidieerde musea.

4.

Aantal monumenten met een restauratie-achterstand

17%

10%

10%

10%

Onderzoek PRC Bouwcentrum (2001, nulmeting); Rapport PRC Bouwcentrum: «Effectmeting middelen inzake restauratie van rijksmonumenten» (2005) (bijwerking gegevens 2001); Rapport PRC Bouwcentrum: «Rapportage onderzoek naar de restauratieachterstand bij rijksmonumenten» (2006)

5.

Bereik landelijke publieke televisie

85% (2003)

85% (2011)

84,3% (2012)

85% (2015)

NPO/ Dienst Kijk en Luisteronderzoek

6.

Onderscheidende programmering publieke televisie

77% (2006)

79% (2011)

79% (2012)

70% (2015)

Stichting Kijkonderzoek

7.

Bekendheid Kijkwijzer

79% (2006)

95% (2009)

97% (2012)

minimaal 95% in 2015

Het onderzoek wordt uitgevoerd door Intomart Gfk in opdracht van het Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM)

Box 4 Emancipatie

1.

Sociale acceptatie van homoseksuelen onder de bevolking

91% (2010)

93%

96%

≥ 91% (2014)

SCP monitoring van sociale acceptatie van homoseksuelen in Nederland

2.

Aantal scholen met gay-straight alliantie verdubbeld; van 150 (2011) naar 300 (2014)

150

0

160 (2013)

300 (2014)

www.gaystraightalliance.nl

Verschillen DJV 2012 t.o.v. Begroting 2012

Box 1 Monitor streefdoelen onderwijs

Reden

2. Excellente leerlingen en studenten

T.o.v. de begroting 2012 is in het DJV 2012 c) niet meer opgenomen, reden : De oude definitie van excellentie uit de begroting 2012 is gewijzigd in het kader van de prestatieafspraken. Daardoor is het niet meer mogelijk periodiek een landelijk beeld op hbo- en wo-niveau te geven. Excellentie is nu onderdeel van de prestatieafspraken met de afzonderlijke instellingen en zal net als de meeste andere pa-indicatoren buiten begroting en jaarverslag om worden gemonitord.

4. Verhogen rendement

b) in begroting stond ho totaal onder b) in DJV 2012 is ho uitgesplitst naar hbo en wo

6. Intensivering onderwijstijd

T.o.v. de begroting 2012 is in het DJV 2012 b) niet meer opgenomen, reden : voor onderwijsintensiteit geldt dat er afspraken met individuele instellingen zijn gemaakt. De instellingen gaan namelijk heel verschillend om met de inrichting van de curricula, afhankelijk van het type opleidingen en de eigen pedagogische visie, en hebben nu de vrijheid gekregen om binnen die context de onderwijsintensiteit te verbeteren. Dat betekent dus geen landelijke cijfers en monitoring buiten de begrotingscyclus om.

8. Aantal leraren, docenten dat over een master- of PhD-graad beschikt

T.o.v. de begroting 2012 is in het DJV 2012 a) niet meer opgenomen, reden: vervallen ivm aanhouden brief over masters. b) is a) geworden.

9. Bekwame leraren en schoolleiders

T.o.v. de begroting 2012 is in het DJV 2012 c) niet meer opgenomen, reden: vervallen omdat dat de einddatum is verschoven van 2016 naar 2018 en daarmee buiten het bestek van deze begroting/verslag is komen te vallen (looptijd tot 2017).

13. Tevredenheid studenten, docenten en bedrijfsleven

T.o.v. de begroting 2012 is in het DJV 2012 onderdeel d) en e) toegevoegd (tevredenheid hbo en wo-studenten)

14. Prestatieafspraken ho

T.o.v. de begroting 2012 is in het DJV 2012 c) niet meer opgenomen, reden : De prestatieafspraken zijn in contracten per instelling opgenomen en ondertekend. De monitoring hiervan vind buiten de begroting plaats. Is niet mogelijk per instelling te verantwoorden.

Box 2: Monitor streefdoelen emancipatiebeleid

 

2. Aantal gemeenten dat een actief homo-emancipatiebeleid voert

T.o.v. de begroting 2012 is in het DJV 2012 niet meer opgenomen, reden: Meetinstrument gewijzigd, zoals werd gemeten wordt het niet meer gemeten

Beleleidsdoorlichtingen

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Artikel

Realisatie

Toelichting

 

2010

2011

2012

 

Artikel 1, 3 en 4

       

Heroverweging Produktiviteit Onderwijs

   

Productiviteit

Artikel 4

       

Beleidsdoorlichting Leren & Werken

 

 

Kamerstuk 30 012, nr. 36

Artikel 6, 7 en 11

       

Heroverweging Hoger Onderwijs & SF

   

Hoger onderwijs & SF

Artikel 9

       

Beleidsdoorlichting Actieplan Leerkracht

     

Afronding begin 2013

Artikel 12

       

Heroverweging Kindregelingen

   

Kindregeling

Artikel 14

       

Waarborgen aanbod en participatie Cultuur

 

 

Kamerstuk 31 511, nr. 8

Artikel 15

       

Beleidsdoorlichting Mediabeleid

   

Kamerstuk 31 511, nr. 7

Artikel 16

       

Beleidsdoorlichting Toerusting Onderzoekstelsel

     

Niet in 2012/2013 maar in 2014 samen met de beleidsdoorlichting Behoud van kwaliteit wetenschap, wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap

DE BELEIDSARTIKELEN

1: Primair onderwijs

Artikel

Algemene doelstelling

Het primair onderwijs zorgt dat leerlingen in de eerste fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het legt bovendien de basis voor de huidige en toekomstige deelname van deze leerlingen aan de samenleving.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een primair onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.

In het bijzonder is zij verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs, de rechtmatige en doelmatige besteding van de middelen voor het onderwijs en het borgen van de onderwijskwaliteit. De instrumenten die zij tot haar beschikking heeft zijn het uitvaardigen van wet- en regelgeving, het verstrekken van bekostiging, subsidies en opdrachten, het houden van toezicht en het voeren van een dialoog met belanghebbenden, en zonodig actief voeren van regie.

Kengetallen

Indicatoren voor het primair onderwijsstelsel worden beschreven in het Onderwijsverslag 2011–2012 en in Trends in Beeld 2012 .

Tabel 1.1: Leerlingen primair onderwijs (x 1.000)
         

Realisatie

Raming

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

Leerlingen basisonderwijs

           

geen gewicht

1.316,6

1.344,3

1.338,5

1.330,8

1.322,7

1.328,1

0.25

37,5

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0.3

89,0

117,2

111,7

104,2

96,9

100,8

0.4

0,4

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0.7

0,7

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0.9

47,3

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

1.2

61,6

86,3

84,7

82,3

78,3

81,3

Subtotaal1

1.553,0

1.547,8

1.534,9

1.517,4

1.497,9

1.510,3

Leerlingen trekkende bevolking

0,4

0,5

0,4

0,4

0,4

0,4

Totaal1

1.553,5

1.548,3

1.535,3

1.517,9

1.498,3

1.510,7

Leerlingen in het speciaal basisonderwijs

44,1

43,3

42,8

41,8

39,9

41,0

Leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs

66,8

68,5

68,9

70,2

70,7

69,3

Ambulant begeleide leerlingen

39,4

42,3

38,9

40,5

39,8

42,3

NB: De gewichtenregeling is herzien per 1 augustus 2006. Hierdoor zijn twee nieuwe gewichten (0,3 en 1,2) ingevoerd. Per 1 oktober 2009 is de oude gewichtenregeling afgebouwd.

Bron: Referentieraming 2012, raming op teldatum 1 oktober van de respectievelijke jaren. De realisatie 2012 is op basis van een voorlopige telling.

X Noot
1

(Sub)totalen kunnen een kleine afwijking vertonen door het afronden van de aantallen.

Tabel 1.2: uitgaven per leerling, excl. DUO en apparaatskosten (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Raming

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

Primair onderwijs

5,4

5,7

5,7

5,8

6,0

5,9

Bron: Referentieraming 2012, op teldatum 1 oktober van de respectievelijke jaren. De realisatie 2012 is op basis van een voorlopige telling.

Beleidsconclusies

In 2012 is met de PO-raad een bestuursakkoord afgesloten. In dit bestuursakkoord zijn op sectorniveau afspraken gemaakt over de gedeelde ambities en streefwaarden voor het primair onderwijs. Om de ambities uit het Bestuursakkoord te realiseren hebben schoolbesturen in 2012 extra middelen ontvangen via de «prestatiebox». Schoolbesturen hebben daarnaast ondersteuning gekregen bij het werken aan de ambities uit het bestuursakkoord. Hiervoor is in 2012 het programma «School aan Zet» opgestart. Per brief van 1 november is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang op de ambities uit de bestuursakkoorden (Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 11).

Uit monitorgegevens blijkt dat bijna negen op de tien ondervraagde schoolbesturen positief tot zeer positief is over de «prestatiebox». Tweederde van de schoolbesturen zet het geld uit de prestatiebox in voor het bereiken van de ambities en streefwaarden uit het bestuursakkoord. Het bestuursakkoord en de «prestatiebox» lijken er ook toe te hebben geleid dat op de werkvloer het gesprek over onderwijskwaliteit is losgekomen. Circa 80% van de ondervraagde schoolbesturen en schoolleiders geeft aan dat met elkaar is overlegd over de geplande besteding van de extra middelen (CED-Groep/Kohnstamm, 2012).

In 2012 hebben zowel de Tweede als de Eerste Kamer ingestemd met het Wetsvoorstel «passend onderwijs» en het Wetsvoorstel «kwaliteit (v)so». In het Begrotingsakkoord 2013 is besloten de eerder voorgenomen bezuiniging van structureel € 300 miljoen op «passend onderwijs» niet door te voeren. Dit is in de begroting 2013 verwerkt. Ook krijgen scholen één schooljaar langer de tijd om de invoering van «passend onderwijs» voor te bereiden. Vanaf schooljaar 2014–2015 wordt «passend onderwijs» gefaseerd ingevoerd. Via halfjaarlijkse rapportages worden zowel de Tweede als de Eerste Kamer op de hoogte gehouden van de voortgang van de implementatie van «passend onderwijs».

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 1.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

9.282.969

9.625.193

9.460.186

9.914.081

9.752.070

9.634.780

117.290

Waarvan garantieverplichtingen

       

48.850

0

48.850

Totale uitgaven

8.981.019

9.567.428

9.471.237

9.554.470

9.746.672

9.635.996

110.676

               

Programma-uitgaven

8.974.817

9.562.350

9.466.210

9.549.482

9.746.672

9.635.996

110.676

Personele bekostiging

7.411.429

7.873.478

7.824.174

7.822.355

7.934.682

7.717.687

216.995

Materiële bekostiging

1.089.307

1.145.841

1.142.896

1.154.479

1.166.070

1.148.598

17.472

Bekostiging Caribisch Nederland

0

0

0

10.563

11.949

10.782

1.167

Conciërgeregeling

0

0

0

9.724

21.830

21.700

130

Verbeteren binnenmilieu

1.354

1.775

105.555

1.454

528

2.103

– 1.575

Onderwijspersoneelsbeleid

4.603

6.432

3.314

2.204

9.179

5.083

4.096

Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs

1.963

5.529

7.440

8.196

9.996

10.000

– 4

Aanpak (zeer) zwakke scholen

180

989

1.616

1.037

1.989

2.080

– 91

Verbeteren van taal- en rekenopbrengsten

13.421

20.680

41.009

20.141

4.065

42.588

– 38.523

Invoering centrale eindtoets en verplicht leerling-onderwijsvolgsysteem

0

0

0

0

4.922

25.375

– 20.453

Excellentie en talentontwikkeling

920

2.970

3.698

2.840

260

11.711

– 11.451

Verbreding techniek in het basisonderwijs

7.875

8.071

5.407

15.300

18.569

11.300

7.269

Cultuur en school

16.774

18.119

27.949

18.659

0

9.500

– 9.500

Passend onderwijs en LGF

39.258

58.108

71.242

71.422

82.013

93.460

– 11.447

Onderwijsachterstandenbeleid

283.542

266.260

110.779

289.491

359.596

360.190

– 594

Onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten

0

16.454

19.000

21.500

22.500

23.862

– 1.362

Veiligheid op school

21.614

22.217

22.594

23.886

25.591

23.417

2.174

Brede scholen

970

28.931

1.412

788

1.140

12.331

– 11.191

Overig

40.375

38.977

34.938

37.898

27.723

6.290

21.433

Dienst Uitvoering Onderwijs

41.232

47.518

43.187

37.546

44.070

44.859

– 789

               

0

Loon- en prijsbijstelling

0

0

0

0

0

53.079

– 53.079

               

Apparaatsuitgaven1

6.202

5.078

5.027

4.988

     

Ontvangsten

71.404

61.435

45.002

20.668

52.385

1.661

50.724

X Noot
1

Met ingang van de begroting 2012 zijn de apparaatsuitgaven opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid in artikel 92 Apparaat Kerndepartement.

Toelichting:

De realisatie van de uitgaven in het primair onderwijs ligt € 110,7 miljoen hoger dan oorspronkelijk begroot. De realisatie van de ontvangsten is € 50,7 miljoen hoger dan oorspronkelijk begroot. Hieronder worden de grootste verschillen toegelicht.

Uitgaven

Toelichting op de instrumenten

  • Personele bekostiging: Het verschil met de begroting wordt grotendeels verklaard door de toevoeging van middelen voor loon- en prijsbijstelling (€ 53,1 miljoen), de tegemoetkoming voor werkgeverslasten (€ 34,8 miljoen) en de uitvoering van het «Actieplan Leerkracht» (€ 16,3 miljoen). Tevens zijn de middelen die vanaf 2012 via de «prestatiebox» beschikbaar worden gesteld aan de schoolbesturen onderdeel van de personele bekostiging (€ 132,5 miljoen, waarvan € 42,0 miljoen middelen voor het professionaliseren van leraren en schoolleiders). Tegenover deze toevoegingen staat een verlaging van € 23,8 miljoen, doordat er in 2012 minder leerlingen waren dan geraamd.

  • Materiële bekostiging: Het budget voor materiële bekostiging is per saldo verhoogd met € 17,5 miljoen. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het toevoegen van de prijsbijstelling (€ 27,0 miljoen) aan de begroting. Hier staat een verlaging van de materiële bekostiging tegenover, doordat er in 2012 minder leerlingen waren dan geraamd (€ 3,2 miljoen) en door interne herschikkingen (€ 5,0 miljoen).

  • Onderwijspersoneelsbeleid: De verhoging van het budget voor onderwijspersoneelsbeleid is grotendeels het gevolg van een toevoeging van € 4,9 miljoen voor het Participatiefonds (zie ook de toelichting op de ontvangsten).

  • Verbeteren van taal- en rekenopbrengsten: Van het budget voor verbeteren taal- en rekenopbrengsten is € 38,5 miljoen beschikbaar gesteld via de «prestatiebox» (personele bekostiging).

  • Invoering centrale eindtoets en verplicht leerlingonderwijsvolgsysteem: Van het budget voor invoering centrale eindtoets en verplicht leerlingonderwijsvolgsysteem is € 20,5 miljoen beschikbaar gesteld via de «prestatiebox» (personele bekostiging).

  • Excellentie en talentontwikkeling: Van het budget voor excellentie en talentontwikkeling is € 11,5 miljoen beschikbaar gesteld via de «prestatiebox» (personele bekostiging).

  • Verbreding techniek in het onderwijs: De verhoging van € 7,3 miljoen van het budget voor verbreding techniek in het onderwijs is grotendeels veroorzaakt door de bijdragen van de artikelen 3 en 9 voor de projecten «School aan Zet» (€ 5,7 miljoen) en «Meer Betere Bèta’s» (€ 3,0 miljoen).

  • Cultuur en school: Het budget voor «Cultuur en school» is beschikbaar gesteld via de «prestatiebox» (personele bekostiging).

  • Passend Onderwijs en LGF: De verlaging van het budget voor «passend onderwijs» en «Leerling Gebonden Financiering» met € 11,4 miljoen wordt deels veroorzaakt door het later starten van projecten «passend onderwijs» (€ 3,6 miljoen) en de bijdrage aan artikel 3 voor de examenkosten van VSO-leerlingen in het voortgezet onderwijs (€ 0,9 miljoen). Daarnaast komt een deel van de stimuleringsregeling «passend onderwijs» in 2013 tot betaling (€ 3,0 miljoen). Het project «Herstart» is ten laste gebracht van het budget voor veiligheid op school (€ 2,3 miljoen).

  • Brede scholen: Het budget voor brede scholen is verlaagd door een overboeking naar het Gemeentefonds van € 11,2 miljoen voor het realiseren van combinatiefuncties in brede scholen.

  • Overig: Het verschil op het budget overig wordt grotendeels verklaard door de toevoeging van € 16,9 miljoen uit de Eindejaarsmarge voor dekking van overlopende verplichtingen van 2011 naar 2012. Daarnaast zijn op dit instrument uitgaven gedaan voor diverse projecten, zoals «Ouderbetrokkenheid» en «Vensters voor Verantwoording Primair Onderwijs».

  • Loon- en prijsbijstelling: De middelen voor loon- en prijsbijstelling zijn toegevoegd aan de personele bekostiging.

Ontvangsten

  • De ontvangsten zijn € 50,7 miljoen hoger dan geraamd.

    • Grootste oorzaak is dat gemeenten over de periode 2006–2010 onderwijsachterstandsmiddelen niet hebben besteed (€ 37,0 miljoen). Enerzijds is dit het gevolg van onderbesteding, anderzijds bleek een deel van de middelen niet exact aan de doelen van de specifieke uitkering te zijn besteed.

    • Er zijn voor € 8,8 miljoen hogere ontvangsten gerealiseerd dan geraamd door afhandeling van jaarrekeningen en afrekeningen van subsidies.

    • Voor € 4,9 miljoen is teruggevorderd bij scholen als gevolg van onterechte declaraties van wachtgeldkosten. Dit bedrag is weer beschikbaar gesteld aan het Participatiefonds.

Artikel

3: Voortgezet onderwijs

Artikel

Algemene doelstelling

Het voortgezet onderwijs zorgt dat leerlingen in deze fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het best past bij hun talenten. Het bereidt hen voor op volwaardige deelname aan de samenleving en een bij hun talenten passende (toekomstige) positie op de arbeidsmarkt.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een voortgezet onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.

In het bijzonder is zij verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs, de rechtmatige en doelmatige besteding van middelen voor het onderwijs en het borgen van de onderwijskwaliteit. De instrumenten die zij tot haar beschikking heeft zijn het uitvaardigen van wet- en regelgeving, het verstrekken van bekostiging, subsidies en opdrachten, het houden van toezicht en het voeren van een dialoog met belanghebbenden, en zonodig actief voeren van regie.

Kengetallen

Tabel 3.1 Kengetallen
 

2012

1.

Totaal aantal ingeschreven leerlingen, teldatum 1-10-2012

937.200

 

Bron: DUO

 

2.

Uitgaven per onderwijsdeelnemer (x € 1,-)

7.669

 

Bron: DUO

 

3.

Totaal aantal scholen

646

 

Bron: DUO

 

4.

Gemiddeld aantal leerlingen per school

1.451

 

Bron: DUO

 

Beleidsconclusies

In het beleidsverslag is de stand van zaken beschreven van een aantal belangrijke beleidsonderwerpen van het voorgezet onderwijs, te weten excellente scholen, schoolleiders, bestuursakkoord vo inclusief «prestatiebox» en «School aan Zet», ouderbetrokkenheid, onderwijstijd en (aangescherpte) examens. Daarnaast worden hieronder de onderstaande prioriteiten extra benadrukt:

Taal en rekenen

Uit onderzoek van Regioplan (Onderwijsinspanningen taal en rekenen in het po, vo en mbo, Regioplan augustus 2012) blijkt, dat scholen volop bezig zijn met de intensivering van het taal- en rekenonderwijs. Ze nemen instap- en voortgangstoetsen af, geven meer aandacht aan zwakke leerlingen en programmeren extra lesuren. Tegelijkertijd geven veel scholen aan dat zij zich in een voorbereidend stadium bevinden.

In de brief van 19 december 2012 (Kamerstuk 31 332, nr. 19) is de Kamer op de hoogte gesteld van deze bevindingen en de maatregelen die genomen worden voor het vervolgtraject.

Tussendoelen onderbouw

De Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) heeft de gevalideerde concept-tussendoelen voor Nederlands, Engels en wiskunde/rekenen in 2012 opgeleverd. Deze worden gebruikt in verband met de voorbereidingen voor de diagnostische tussentijdse toets (dtt). In het kader van de wetgeving hierover zullen de tussendoelen definitief worden vastgesteld.

Experimenten doorlopende leerroutes: VM2, vakmanschap- en technologieroute

In 2012 is gewerkt aan het vormgeven van het wettelijk kader voor vmbo-scholen en bve-instellingen om nieuwe experimenten met doorlopende leerlijnen vmbo-mbo uit te voeren. De ervaringen van VM2 worden bij deze nieuwe experimenten meegenomen. Er worden twee typen van experimenten mogelijk gemaakt: experimenten met een vakmanschaproute en experimenten met een technologieroute. De vakmanschaproute is gericht op het behalen van een startkwalificatie op mbo 2 niveau.

De technologieroute richt zich op opleidingen met een technisch of technologisch karakter op mbo 4 niveau. Via deelname aan de experimenten kunnen scholen en instellingen op een aantal onderdelen afwijken van voorschriften uit wet- en regelgeving.

Vernieuwing beroepsgerichte examenprogramma’s

In november 2011 is de vernieuwing van de beroepsgerichte examenprogramma’s in het vmbo gestart. Gedurende 2012 is in verschillende commissies gewerkt aan een toekomstbestendige nieuwe programmering van beroepsgerichte vmbo-vakken in de sectoren economie, techniek en zorg & welzijn. De nieuwe structuur kent een kernprogramma per sector, dat via een profieldeel in een centraal examen met aandacht voor praktijk en theorie getoetst zal worden. In september 2012 is tevens een voorstudie gestart om te komen tot één breed intersectoraal examenprogramma. Met dit vernieuwingstraject wordt gewerkt aan een beter herkenbaar en organiseerbaar vmbo, dat beter aansluit bij vervolgopleidingen en de huidige arbeidsmarktpraktijk.

Techniek (Toptechniek in Bedrijf)

Begin 2012 is in opdracht van de ministeries van OCW en EZ het Platform Bètatechniek (PBT) van start gegaan met het Actieprogramma Toptechniek in Bedrijf met als doelstelling te werken aan voldoende arbeidsmarktrelevant opgeleide technici in het vmbo en mbo in de regio. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar de topsectoren.

De basis van het programma wordt gevormd door een zogenaamde regiovisie die de route aangeeft hoe het regionale bedrijfsleven, overheden en vmbo- en mbo-instellingen tot een toekomstbestendig en aantrekkelijk techniekonderwijs willen komen dat aansluit op de regionale arbeidsmarktbehoeften.

Excellente leerlingen

Sinds 2012 ontvangen scholen met een vwo-afdeling via de prestatiebox voortgezet onderwijs middelen voor maatwerk en verbetering van de prestaties van hoogbegaafde- en excellente leerlingen. Uit de prestatiemonitor blijkt, dat 68 procent van de vo-scholen maatwerktrajecten aanbiedt die specifiek gericht zijn op excellente en hoogbegaafde leerlingen. Voor scholen met een vwo-afdeling is dit zelfs 87 procent.

Scholenstichting

In 2012 is door splitsing van een bestaande school goedkeuring verleend voor een nieuwe school voor praktijkonderwijs in Almere. De daadwerkelijke bekostiging start per 1 augustus 2013. Het betreffende besluit is gepubliceerd in de Staatscourant jaargang 2012 nr. 8643. Met ingang van 1 augustus 2012 is de bekostiging gestart van een nieuwe school voor praktijkonderwijs in Boxmeer, die ook op basis van splitsing werd goedgekeurd. De rapportage aan de Tweede Kamer over de evaluatie van de per 1 augustus 2008 gewijzigde wetgeving met betrekking tot de voorzieningenplanning voortgezet onderwijs is voorzien vóór augustus 2013.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 3.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 3 (bedragen x € 1.000)
           

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

6.651.112

7.183.021

6.964.926

7.057.626

7.296.426

6.902.783

393.643

Waarvan garantieverplichtingen

       

122.352

0

122.352

Totale uitgaven

6.484.945

6.788.278

6.958.031

6.950.405

7.131.701

6.933.900

197.801

                 

Programma-uitgaven

6.479.381

6.782.445

6.950.011

6.942.483

7.131.701

6.933.900

197.801

Personele en materiële bekostiging

6.271.963

6.546.179

6.672.161

6.485.190

6.655.969

6.468.423

187.546

Actieplan beter presteren

51.855

55.646

59.673

55.703

110.049

47.644

62.405

Versterken centrale en uniforme toetsing

       

3.190

31.638

– 28.448

Excellente leerlingen en hoogbegaafden

       

681

8.349

– 7.668

Maatschappelijke stages

27.970

38.325

69.478

55.233

47.043

47.308

– 265

Regionaal zorgbudget etc.

     

65.123

72.527

73.970

– 1.443

Leerplusarrangement

     

93.970

82.962

84.074

– 1.112

Doorontwikkeling praktijkonderwijs

     

4.600

2.159

2.300

– 141

Visueel gehandicapten

     

1.071

1.292

1.206

86

Experimenten vmbo-mbo2

 

7.199

18.698

10.510

5.936

11.772

– 5.836

Borgingscohort experimenten vmbo-mbo2

     

16.913

21.245

16.913

4.332

Onderwijs Caribisch Nederland

     

12.003

12.967

10.367

2.600

Scholen aan zet en Platform Beta en Techniek

     

9.800

0

7.400

– 7.400

Taal en rekenen

       

2.074

8.074

– 6.000

Actieprogramma «Onderwijs bewijs»

749

3.243

3.521

5.342

4.641

4.744

– 103

Wet SLOA (po, vo, mbo)

50.605

51.849

51.828

49.839

45.393

45.892

– 499

Overig

19.444

18.069

15.630

17.782

10.115

15.747

– 5.632

Ondersteuning ICT (po, vo, mbo)

32.106

35.154

33.628

31.873

22.030

20.900

1.130

Dienst Uitvoering Onderwijs

24.689

26.781

25.394

27.531

31.428

27.179

4.249

                 

Apparaatsuitgaven1

5.564

5.833

8.020

7.922

     

Ontvangsten

67.658

63.729

62.450

9.450

4.322

1.361

2.961

X Noot
1

Met ingang van de begroting 2012 zijn de apparaatsuitgaven opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen in artikel 92 Apparaat Kerndepartement.

Toelichting:

De realisatie van de uitgaven van het voortgezet onderwijs is circa € 197,8 miljoen hoger dan oorspronkelijk geraamd. De realisatie van de ontvangsten is € 3 miljoen hoger dan geraamd.

Hieronder worden de grootste verschillen toegelicht:

Uitgaven

  • Personele en materiële bekostiging:

    • Een verhoging met € 10,7 miljoen, omdat er in dit jaar meer leerlingen in het voortgezet onderwijs waren dan in de oorspronkelijke raming.

    • Een verhoging met € 34,3 miljoen in verband met de uitdeling van de middelen voor de verbetering van het onderwijspersoneel convenant leerkracht (tranche 2012).

    • Een verhoging met € 28,3 miljoen in verband met de uitdeling van de loonbijstelling (werkgeverslasten tranche 2012) en de compensatie voor de maatregelen met betrekking tot de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekering (IAB ZVW).

    • Een verhoging met € 24,6 miljoen in verband met de uitdeling van de prijsbijstelling tranche 2012.

    • Een verhoging met € 56 miljoen. In 2010 is aan de sector VO ten behoeve van de kosten van arbeidsvoorwaarden een bedrag van € 56 miljoen verstrekt. Voorgaande jaren is deze € 56 miljoen via kasschuiven doorgeschoven naar 2012. Omdat de loonbijstelling 2012 ontoereikend is om dit bedrag te compenseren, is deze post (via een kasschuif) doorgeschoven naar 2013. Omdat er in verband met de nullijn voor 2013 geen loonruimte beschikbaar is, is deze eenmalige compensatie in 2013 met de personele lumpsumbekostiging verrekend.

    • Een toevoeging vanuit de eindejaarsmarge van een bedrag van € 33 miljoen, dat ten goede is gekomen aan het VO-onderwijsveld.

    • Een verhoging met € 18 miljoen in verband met de financiële situatie van Amarantis. Hiervan is € 11 miljoen naar latere jaren doorgeschoven, omdat van de € 18 miljoen er in 2012 € 7 miljoen is besteed.

  • Actieplan beter presteren:

    Bij dit budget is de mutatie zichtbaar als gevolg van de invoering van de prestatiebox voortgezet onderwijs. Het beschikbare bedrag voor de Kwaliteitsagenda voortgezet onderwijs ad. € 48 miljoen is verhoogd met € 62 miljoen, waardoor voor 2012 de prestatiebox uitkomt op een bedrag van € 110 miljoen. De verhoging met € 62 miljoen is als volgt opgebouwd:

    • Het beschikbaar komen van een bedrag van € 25 miljoen in verband met de uitdeling van de middelen voor de professionalisering van het onderwijspersoneel.

    • Een verschuiving van in totaal € 41 miljoen van de volgende budgetten:

    • Versterken centrale en uniforme toetsing: – € 22 miljoen;

    • Excellente leerlingen en hoogbegaafden: – € 8 miljoen;

    • Scholen aan zet: – € 5 miljoen;

    • Taal en rekenen: – € 6 miljoen.

    Voor de invoeringskosten van het actieplan beter presteren is een bedrag van € 4 miljoen beschikbaar.

  • Experimenten vmbo-mbo2 en borgingscohort experimenten vmbo-mbo2:

    Een verschuiving en aanpassing van beide reeksen (per saldo – € 1,5 miljoen).

  • Onderwijs Caribisch Nederland: aanvullende middelen ad. € 2,6 miljoen voor Caribisch Nederland.

Resteert een bedrag van – € 22,2 miljoen, verdeeld over diverse instrumenten en onder meer bestaand uit meerdere overboekingen van en naar andere artikelen en departementen en uit diverse bijstellingen en kasschuiven.

De ontvangsten zijn met € 3 miljoen gestegen, voornamelijk als gevolg van terugvorderingen van middelen naar aanleiding van de controle op aanvragen in het kader van de regeling praktijkgerichte leeromgeving vmbo/pro.

Artikel

4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Artikel

Algemene doelstelling

Het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie zorgen ervoor dat deelnemers hun talenten maximaal kunnen ontplooien en volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Deelnemers worden voorbereid op passend vervolgonderwijs en/of een positie op de arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele deelnemers en bij de behoeftes van de maatschappij. In het bijzonder is zij verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs, de rechtmatige en doelmatige besteding van middelen voor het onderwijs en het borgen van de onderwijskwaliteit. De instrumenten die zij tot haar beschikking heeft zijn het uitvaardigen van wet- en regelgeving, het verstrekken van bekostiging, subsidies en opdrachten, het houden van toezicht en het voeren van een dialoog met belanghebbenden, en zonodig het actief voeren van regie. De verantwoordelijkheid voor de educatie is belegd bij de gemeenten, omdat zij het beste zicht hebben op de lokale behoefte. Gemeenten ontvangen via het participatiebudget de rijksbijdrage educatie voor de inkoop van educatieve activiteiten bij roc’s.

Indicatoren voor het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie worden beschreven in Trends in Beeld 2012 .

Kengetallen

Tabel 4.1 Kengetallen
   

2007–2008

2008–2009

2009–2010

2010–2011

2011–2012

 

Indicator

         

1.

Aantal deelnemers mbo (x 1000)

477.1

479.6

486.1

488.7

478.0

 

bol-vt

319

313.1

321.9

327.2

328.2

 

bbl

147

156.9

155.4

152.9

142.3

 

bol-dt

11.1

9.6

8.8

8.6

7.5

 

Bron: Bekostigingstelling mbo

         

2.

Gemiddelde prijs per mbo-deelnemer (x € 1.000)

6.7

7.2

7.3

7.3

7.4

 

Bron: Lumpsum budget/specifieke regelingen en gewogen bekostigingsdeelnemers mbo

2008

2009

2010

2011

2012

Toelichting:

Het aantal deelnemers in het mbo is onder andere gedaald door demografische ontwikkelingen. De grote daling in de bbl vanaf 2008–2009 en de geringe stijging in de bol worden veroorzaakt door de economische situatie. Deelnemers stappen over van de bbl naar de bol, omdat er niet genoeg bpv-plaatsen beschikbaar zijn voor de bbl-deelnemers.

Beleidsconclusies

In 2012 werd in het mbo verder uitwerking gegeven aan de beleidsagenda die is opgenomen in Focus op Vakmanschap en Leraar 2020 en het daarmee samenhangende Bestuursakkoord. In het actieplan mbo «Focus op vakmanschap 2011–2015» (maart 2011) heeft het kabinet Rutte I zijn beleid voor het middelbaar beroepsonderwijs uitgewerkt. Het doel is goed beroepsonderwijs. Het kabinet wil dat alle mbo-instellingen goed presteren. Daartoe zijn de volgende doelen gesteld:

  • In het mbo ligt de focus op goed, initieel beroepsonderwijs voor jongeren;

  • De besturing en de bedrijfsvoering van alle instellingen zijn op orde;

  • Het beroepsonderwijs is competitief met het algemeen vormend onderwijs.

Het kabinet heeft in 2011 wetgeving voorbereid voor: het verkorten en intensiveren van opleidingen, modernisering van de bekostiging, invoering van de entrée-opleiding. Het wetsvoorstel «Doelmatige leerwegen en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs» is aan de Tweede Kamer aangeboden en is begin 2013 aangenomen. Het wetsvoorstel over de centralisatie van het Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs (vavo) is in 2012 aangenomen. Daarnaast is er in 2012 een kamerbrief over het aanbod van mbo-opleidingen naar de Tweede Kamer verstuurd. In de brief wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe de voorgestelde maatregelen ervoor moeten zorgen dat mbo-instellingen:

  • Voldoende kunnen investeren in de kwaliteit van opleidingen door versnippering van het aanbod tegen te gaan (doelmatigheid);

  • Aansluiten op de vraag vanuit de regionale arbeidsmarkt en (top)sectoren waarvoor zij werken (arbeidsmarktrelevantie);

  • Rekening houden met de bereikbaarheid voor studenten (toegankelijkheid).

De uitwerking van deze maatregelen zijn voortvarend ter hand genomen.

Het aparte wetsvoorstel 30-plusarrangement is ingetrokken en deze taakstelling vanuit het regeerakkoord van Rutte I is in het begrotingsakkoord budgettair gecompenseerd.

In het najaar van 2012 bevat het regeerakkoord van Rutte II ook een pakket aan maatregelen voor het middelbaar beroepsonderwijs. Deze maatregelen worden verder uitgewerkt en vertaald in concept wetgeving. De maatregelen betreffen:

  • Minder opleidingen en macrodoelmatigheid in het mbo;

  • Intensiveren van het onderwijs;

  • Afschaffen afdrachtvermindering onderwijs en vervangen door een beter te richten subsidie;

  • De kenniscentra worden samengevoegd en hun wettelijke taken daar waar mogelijk ondergebracht bij de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven en mbo-instellingen. Met de uitvoering van deze maatregel wil het kabinet een bezuiniging realiseren van € 40 miljoen in 2015 en structureel € 80 miljoen vanaf 2016 (incl. groen onderwijs).

Het kabinet wil het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) verder terugbrengen naar maximaal 25.000 in 2016. De stand van zaken is bij brief van 12 februari 2013 (kamerstuk 26 695, nr. 89) aan de Tweede Kamer gemeld. In het schooljaar 2011–2012 is het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters gedaald naar 36 250 op landelijk niveau.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 4.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)
           

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

3.520.349

3.846.651

3.385.269

3.559.207

3.824.455

3.514.780

309.675

Waarvan garantieverplichtingen

90.817

143.934

6.290

104.200

193.020

0

193.020

Totale uitgaven

3.336.258

3.507.340

3.502.523

3.479.814

3.501.845

3.468.898

32.947

                 

Programma-uitgaven

3.332.952

3.503.474

3.498.688

3.476.052

3.501.845

3.468.898

32.947

Bekostiging roc's/overige regelingen

2.692.786

2.834.325

2.803.470

2.852.729

2.934.984

2.878.690

56.294

Bekostiging KBB's

111.939

115.821

105.572

98.820

100.356

98.814

1.542

Bekostiging Caribisch Nederland

0

0

0

2.829

3.019

2.089

930

Verbetermiddelen Caribisch Nederland

0

0

0

12.756

6.167

18.072

– 11.905

Leerlinggebonden financiering (LGF)

23.066

32.847

38.174

38.221

45.012

40.001

5.011

Versterken centrale en uniforme toetsing

0

0

0

0

1.584

11.911

– 10.327

Taal en Rekenen

9.237

10.155

60.570

58.313

53.963

56.109

– 2.146

Regeling stagebox

35.000

35.362

34.900

34.900

34.900

35.000

– 100

Schoolmaatschappelijk werk

0

15.000

15.000

14.017

14.042

14.017

25

Prestatiebox

0

0

0

0

3.755

0

3.755

Convenanten met RMC-regio's

13.597

21.146

33.248

39.590

60.372

68.160

– 7.788

Programmagelden regio's

6.800

15.170

22.865

44.389

0

19.300

– 19.300

Plusvoorziening «overbelaste jongeren»

0

11.900

47.724

72

30.450

30.000

450

RMC's

39.225

53.251

31.471

31.599

31.885

31.599

286

Aanvalsplan Laaggeletterdheid

4.000

4.200

4.001

4.000

4.000

4.000

0

Aanvullende vergoeding experimenten vmbo-mbo

1.200

0

5.108

3.788

1.428

4.530

– 3.102

Sectorplan mbo-hbo techniek 2011–2016

0

0

0

400

400

400

0

Netwerkscholen (FES)

0

0

0

4.500

3.000

3.000

0

Educatie

197.591

202.401

150.445

115.863

111.604

110.766

838

Pilots Laaggeletterdheid

0

0

0

0

2.949

5.000

– 2.051

Overig

25.826

30.990

26.742

35.525

39.391

19.935

19.456

Uitvoeringsorganisatie DUO

13.919

13.326

17.177

19.549

18.584

17.505

1.079

School-ex programma's

0

8.485

7.778

0

0

0

0

Beroepsgerichte kwalificatiestructuur

5.000

5.000

3.785

0

0

0

0

Stage en lerbaanoffensief Kenniscentra

0

7.000

13.000

3.000

0

0

0

Leven Lang Leren en EVC

16.142

22.444

22.920

8.142

0

0

0

Innovatiearrangement

20.000

21.500

11.500

10.000

0

0

0

Innovatiebox regulier

44.495

43.151

43.238

43.050

0

0

0

Innovatiebox FES

73.129

0

0

0

0

0

0

                 

Apparaatsuitgaven1

3.306

3.866

3.835

3.762

     

Ontvangsten

24.099

15.190

11.108

11.108

14.920

0

14.920

X Noot
1

Met ingang van de begroting 2012 zijn de apparaatsuitgaven opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid in artikel 92 Apparaat Kerndepartement

Toelichting:

De uitgaven voor het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie zijn in 2012 ruim € 32,9 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting. De verplichtingen zijn € 309,7 miljoen hoger dan geraamd. De realisatie van de ontvangsten is € 14,9 miljoen hoger dan geraamd.

Verplichtingen

Toelichting op de instrumenten

De verhoging van de verplichtingen is € 276,6 miljoen hoger dan de verhoging van de uitgaven. Dit verschil wordt onder andere veroorzaakt door de toevoeging van een bedrag van € 66,6 miljoen aan garantieverplichtingen. Tevens zijn er in 2012 meerjarige verplichtingen aangegaan onder meer vanwege het afsluiten van meerjarige vsv-convenanten.

Uitgaven

Hieronder worden de belangrijkste verschillen toegelicht.

  • Bekostiging roc’s/overige regelingen: De stijging van € 56,3 miljoen op het onderdeel «bekostiging roc’s/overige regeling» ten opzichte van de vastgestelde begroting 2012 wordt met name veroorzaakt door de volgende mutaties.

    • Een bijstelling van € 14 miljoen voor de loonontwikkeling (werkgeverslasten tranche 2012) en de compensatie voor de maatregelen met betrekking tot de inkomensafhankelijke bijdrage voor de zorgverzekering;

    • Een bijstelling van € 24 miljoen voor de prijsontwikkeling 2012;

    • Het incidenteel toevoegen aan de lumpsum van € 12 miljoen van de middelen voor het versterken van de centrale en uniforme toetsing;

    • Toevoeging van een bedrag van € 6 miljoen door verschillende afrekeningen en kasschuiven.

  • Verbetermiddelen Caribisch Nederland: De realisatie is € 11,9 miljoen lager omdat middelen voor de verbetering van de onderwijshuisvesting zijn doorgeschoven om deze middelen in de juiste jaren beschikbaar te krijgen.

  • Leerlinggebonden financiering: De realisatie op het onderdeel Leerlinggebonden financiering (LGF) is € 5 miljoen hoger dan begroot.

  • Versterken centrale en uniforme toetsing: Zoals hierboven aangegeven is dit budget toegevoegd aan de lumpsum.

  • Prestatiebox: Het betreft een overheveling van de vsv-middelen naar de nieuwe prestatiebox van bve. De prestatiebox is een nieuw bekostigingselement voor het mbo. Het is bedoeld om mbo-instellingen financieel te stimuleren tot het realiseren van bijzondere beleidsdoelstellingen.

  • Convenanten met RMC-regio’s: De daling van € 7,8 miljoen wordt onder andere veroorzaakt door de overboeking van middelen naar de hierboven genoemde prestatiebox en de lagere realisatie bij de prestatieconvenanten.

  • Programmagelden regio’s: Er was sprake van een incidentele tegenvaller in 2011 van € 19,3 miljoen. De regeling programmagelden was met één jaar verlengd en het bijbehorende budget voor het jaar 2012 is na de aanvraagprocedure in 2011 ook verplicht en betaald in 2011. In de ontwerpbegroting 2012 is de kasschuif van 2012 naar 2011 abusievelijk niet verwerkt. Hierdoor is er nu vrijval in het jaar 2012.

  • Aanvullende vergoeding experimenten vmbo-mbo: Het betreft een kasschuif van € 0,7 miljoen uit 2012 en daarnaast een lagere realisatie door een lager deelnemersaantal dan begroot.

  • Overig: De stijging van de realisatie met € 19,5 miljoen wordt onder andere verklaard doordat uit 2011 € 11,9 miljoen is doorgeschoven naar 2012 om aan de verplichtingen uit de vsv convenanten te kunnen voldoen. Daarnaast is er € 3,4 miljoen uit 2011 naar 2012 doorgeschoven voor het transitiebudget om de fusie tussen ROC Zeeland en ROC Westerschelde te laten slagen. Het restant van de hogere realisatie wordt verklaard door een cumulatie van overboekingen van en naar andere artikelen, afrekeningen en kasschuiven.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten van € 14,9 miljoen zijn het gevolg van onder andere afrekeningen die betrekking hadden op het innovatiearrangement, de technocentra, educatie en het project Leren en Werken.

Artikel

6 en 7: Hoger onderwijs

Artikel

Algemene doelstelling

Het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek zorgt dat studenten en (wetenschappelijk) personeel hun talenten en onderzoekend vermogen maximaal kunnen ontwikkelen. Het leidt hen op voor een positie op de nationale en internationale arbeidsmarkt en het vervullen van hun rol in de intellectuele voorhoede van onze samenleving. In de beleidsconclusie wordt beschreven in welke mate de inspanningen van 2012 hebben bijgedragen aan het bereiken van deze doelstelling.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een hoger onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele studenten en bij de behoeftes van de maatschappij. In het bijzonder is zij verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs, de rechtmatige en doelmatige besteding van middelen voor het hoger onderwijs en onderzoek en het borgen van de onderwijs- en onderzoekskwaliteit. De instrumenten die zij tot haar beschikking heeft, zijn het uitvaardigen van wet- en regelgeving, het verstrekken van bekostiging, subsidies en opdrachten, het houden van toezicht en het voeren van een dialoog met belanghebbenden, en zonodig actief voeren van regie. De minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor het groen onderwijs.

Kengetallen

Tabel 6.1 Kengetallen

(aantallen x 1.000)

Realisatie 2008/2009

Realisatie 2009/2010

Realisatie 2010/2011

Realisatie 2011/2012

Realisatie 2012/2013

1.

Eerstejaars aantal studenten bachelorfase (excl. groen onderwijs)1

         
 

Hbo voltijd

78,0

82,9

82,6

83,5

82,8

 

Hbo deeltijd

9,3

9,5

9,1

7,9

6,4

 

Wo

32,9

34,7

33,6

34,3

34,1

2.

Ingeschreven aantal studenten (excl. groen onderwijs)

         
 

Hbo voltijd

315,0

332,8

346,5

357,0

361,1

 

Hbo deeltijd

62,0

64,2

64,5

60,7

52,7

 

Wo

214,0

226,0

234,3

236,7

232,3

3.

Gediplomeerden (excl. groen onderwijs)2

         
 

Hbo voltijd

51,6

52,2

51,9

55,0

 

Hbo deeltijd

12,4

12,3

12,9

13,1

 

Wo

28,8

30,8

34,5

38,6

Bron: 1 cijfer HO 2012 (tellingen conform OCW-referentieraming)

(bedragen x € 1.000)

 

2009

2010

2011

2012

4.

Onderwijsuitgaven per student

         
 

Hbo

 

6,0

6,2

6,3

6,2

 

Wo

 

5,9

5,9

6,1

6,2

X Noot
1

De definitie van eerstejaars is aangepast aan het nieuwe bekostigingsmodel (één bachelor, één master). Er wordt nu niet meer gekeken of een student voor het eerst deelneemt aan hbo-bachelor, hbo-master of wo, maar of een student voor het eerst deelneemt aan een bachelor-opleiding dan wel master-opleiding, ongeacht het soort hoger onderwijs. In de tabel zijn alleen de eerstejaars in de bachelorfase opgenomen, omdat dit de nieuwe instroom is vanuit het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.

X Noot
2

In de onderwijsmatrix zijn enkele aanpassingen doorgevoerd die voortkomen uit de invoering van de bachelor-masterstructuur in het wo. Deze aanpassingen leiden tot een zuiverder telling van de aantallen gediplomeerden van wo-masteropleidingen. De aantallen gediplomeerden zijn met terugwerkende kracht voor alle getoonde jaren herberekend volgens deze nieuwe matrixdefinitie. Conform de referentieraming zijn nu ook de gediplomeerden van wo-postmasteropleidingen meegeteld. De aantallen zijn daardoor iets hoger dan in eerdere jaarverslagen en begrotingen.

Toelichting:

  • 1, 2 en 3 Verondersteld wordt dat de ingevoerde – maar na de teldatum 1 oktober 2012 weer ingetrokken – langstudeermaatregel een effect heeft gehad op de instroom. De teruglopende aantallen studenten in deeltijd worden daarnaast verklaard door o.a .:

    • voortzetting van de tendens van dalende instroom in deeltijd hoger onderwijs (halvering instroom sinds begin deze eeuw);

    • crisis: verminderde bereidheid individuen en werkgevers te investeren in deelname aan deeltijdopleiding hoger onderwijs.

    Een tweede verondersteld effect van de langstudeermaatregel is het hogere aantal gediplomeerden in vergelijking met het vorige studiejaar, met name in voltijd hbo en wo.

    NB: Voor 2012/2013 zijn nog geen cijfers beschikbaar voor gediplomeerden, omdat deze worden geteld aan het eind van het studiejaar.

  • 4. Onderwijsuitgaven per student zijn in constante prijzen 2012 (dat wil zeggen gecorrigeerd voor de uitgekeerde loon- en prijsbijstelling). Omdat de langstudeerdersmaatregel is ingetrokken, wordt – in tegenstelling tot de begroting 2012 – in het jaarverslag 2012 geen onderscheid meer gemaakt in enerzijds de onderwijsuitgaven per student en anderzijds de ontvangsten per student van het verhoogd collegegeld conform de langstudeersmaatregel.

Beleidsconclusies

Het beleid, zoals dat in de begroting 2012 was voorgenomen voor het hoger onderwijs, is overeenkomstig uitgevoerd. Uitzondering daarop is de langstudeerdersmaatregel. In 2012 is besloten deze maatregel in te trekken. Dit betekent dat langstudeerders – met terugwerkende kracht tot 1 september 2012 – geen verhoogd wettelijk collegegeld meer verschuldigd zijn. De hiermee samenhangende korting op de rijksbijdrage en de korting voor het gedragseffect van de hogescholen en universiteiten is in 2012 ongedaan gemaakt. Inmiddels is de wet die voorziet in de intrekking van de langstudeerdersmaatregel (Kamerstuk 33 452) door de Eerste Kamer aangenomen.

In 2012 is de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap (Kamerstuk 31 288, nr. 194) verder geoperationaliseerd en zijn noodzakelijke wet- en regelgevingstrajecten in gang gezet. Ook zijn in 2012 met alle hogescholen en universiteiten (met uitzondering van de Open Universiteit) afzonderlijk prestatieafspraken gemaakt (zie ook Kamerstuk 31 288, nr. 322) en is aan deze instellingen prestatiebekostiging toegekend. De Open Universiteit is de mogelijkheid geboden een nieuw voorstel in te dienen. In het beleidsverslag van dit Jaarverslag zijn beide onderwerpen nader toegelicht.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 6.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 (bedragen x € 1.000)
           

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

2.377.498

2.692.061

2.804.787

2.509.747

2.630.999

2.455.998

175.001

Waarvan garantieverplichtingen

92.333

176.362

82.202

40.000

153.459

0

153.459

Totale uitgaven

2.158.944

2.323.653

2.495.166

2.515.211

2.543.058

2.501.470

41.588

                 

Programma-uitgaven

2.153.863

2.317.618

2.489.231

2.509.283

2.543.058

2.501.470

41.588

Reguliere bekostiging1

2.058.208

2.214.185

2.378.551

2.454.511

2.495.524

2.456.191

39.333

Profilering

           

0

Studiekeuze-informatie voor het hoger onderwijs

2.299

2.400

2.400

2.400

2.455

2.400

55

Praktijkgericht onderzoek (Raak)

11.300

13.100

18.883

18.883

22.267

20.267

2.000

Ondernemerschap

   

0

95

500

500

0

Hbo-masteropleidingen

5.044

0

1.079

5.490

922

1.481

– 559

Deltaplan/Investerings-agenda bèta en techniek

57.200

64.500

58.005

1.000

1.000

1.000

0

Sectorplan mbo-hbo techniek 2011–2016/Centres of Expertise

       

0

2.000

– 2.000

Verhogen studierendement niet-westerse allochtone studenten

5.600

8.765

12.797

12.848

0

0

0

Emancipatie

100

100

100

100

0

0

0

Dienst Uitvoering Onderwijs

14.112

14.568

17.416

13.956

20.390

17.631

2.759

                 

Apparaatsuitgaven Hoger Onderwijs en Studiefinanciering2

5.081

6.035

5.935

5.928

     

Ontvangsten

9.580

11.404

3.462

3.948

8.646

974

7.672

X Noot
1

In de middelen voor «Reguliere bekostiging» zijn ook enkele posten voor overige uitgaven verwerkt.

X Noot
2

Met ingang van de begroting 2012 zijn de apparaatsuitgaven opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid in artikel 92 Apparaat Kerndepartement

Toelichting:

De uitgaven voor het hoger beroepsonderwijs zijn in 2012 € 41,6 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting. De verplichtingen zijn € 175 miljoen hoger dan geraamd.

De realisatie van de ontvangsten is € 7,7 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting.

Verplichtingen

Toelichting op de instrumenten

De verhoging van de verplichtingen is € 133,4 miljoen hoger dan de verhoging van de uitgaven. Dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door de toevoeging van een bedrag van € 153,5 miljoen aan garantieverplichtingen (zie ook de Leeswijzer bij dit Jaarverslag).

Uitgaven

De belangrijkste oorzaken van de hogere realisatie van de uitgaven zijn:

  • Reguliere bekostiging: Een verhoging van in totaal € 39,3 miljoen als gevolg van met name:

    • een verlaging van € 30,7 miljoen als gevolg van de ontwikkeling van de studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs (Referentieraming 2012),

    • een toevoeging van € 7,7 miljoen aan het Profileringsfonds,

    • een verhoging van € 32 miljoen als gevolg van het intrekken van de langstudeerdersmaatregel,

    • een bijstelling van € 10,2 miljoen voor de loonontwikkeling (werkgeverslasten tranche 2012) en de compensatie voor de maatregelen met betrekking tot de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekering,

    • een bijstelling van € 14,2 miljoen voor de prijsontwikkeling 2012,

    • een kasschuif (van 2012 naar 2016) van – € 2 miljoen vanwege de aanpassing van de periode waarin de middelen beschikbaar worden gesteld voor het verbeteren van de landelijke praktijk van toetsing,

    • toevoeging van een bedrag van € 4,7 miljoen voor de dekking van specifieke (incidentele) knelpunten, en

    • toevoeging van een bedrag van € 3,9 miljoen aan het macrokader van het hbo (zie de toelichting bij de ontvangsten).

  • Praktijkgericht onderzoek (Raak)/Centres of Expertise: Een bedrag van € 2 miljoen, dat was begroot voor de centres of expertise, is toegevoegd aan de middelen voor praktijkgericht onderzoek (Raak-programma). Zowel het Raak-programma als de centres of expertise dragen bij aan de versterking van het praktijkgericht onderzoek van hogescholen.

  • Dienst Uitvoering Onderwijs: De verhoging van € 2,8 miljoen heeft met name betrekking op de dekking van de kosten voor BRON-HO (€ 1,5 miljoen), Studielink (€ 0,9 miljoen) en het Diplomaregister (€ 0,2 miljoen).

Een groot deel van bovengenoemde mutaties heeft een effect op de rijksbijdrage van de hogescholen. In onderstaand overzicht is de definitieve stand opgenomen van de rijksbijdrage voor de hogescholen voor het jaar 2012 (zie ook de 1e suppletoire begroting 2012; Kamerstuk 33 280 VIII, nr. 2, blz. 12 en de 2e suppletoire begroting 2012; Kamerstuk 33 480 VIII, nr. 2, blz. 10).

Tabel 6.3 Overzicht rijksbijdrage 2012 hogescholen (bedragen x € 1.000)

Onderwijsdeel

2.410.449

Deel ontwerp en ontwikkeling (Lectoren en kenniskringen)

68.605

Totaal

2.479.054

Ontvangsten

De belangrijkste oorzaak van de hogere realisatie van € 7,7 miljoen op de ontvangsten is de terugstorting als gevolg van een lagere vaststelling van projectsubsidies (€ 3,8 miljoen) en terugvorderingen die in 2012 hebben plaatsgevonden (€ 3,9 miljoen). De teruggevorderde middelen zijn toegevoegd aan het macrokader van het hbo (zie de toelichting bij de uitgaven).

Tabel 6.4 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7 (bedragen x € 1.000)
           

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

3.784.930

4.052.409

4.009.600

3.946.917

4.028.132

3.909.380

118.752

Waarvan garantieverplichtingen

50.000

115.000

35.000

104.400

0

104.400

Programma-uitgaven

3.676.678

3.781.800

3.822.986

3.954.885

3.984.999

3.894.034

90.965

Reguliere bekostiging1

3.663.991

3.764.651

3.800.219

3.929.396

3.953.456

3.862.491

90.965

Profilering

0

0

0

0

0

0

0

Toponderzoeksscholen voor topsectoren en «grand challenges»

0

0

0

0

20.000

20.000

0

Excellentie in onderwijs: binnen- en buitenlands talent (Sirius Programma)

575

4.764

11.436

10.929

11.543

11.543

0

Excellentie in onderwijs: binnen- en buitenlands talent (kwaliteit en bekostiging)

0

0

0

0

0

0

0

Excellentie in onderwijs: binnen- en buitenlands talent (HSP/Libertas noodfonds)

12.112

12.385

11.331

11.351

0

0

0

Verhogen studierendement niet-westerse allochtone studenten

0

0

0

3.209

0

0

0

Ontvangsten

11.645

13.894

13.877

25.117

114

16

98

X Noot
1

In de middelen voor «Reguliere bekostiging» zijn ook enkele posten voor overige uitgaven verwerkt.

Toelichting:

De uitgaven voor het wetenschappelijk onderwijs zijn in 2012 € 91,0 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting. De verplichtingen zijn € 118,8 miljoen hoger dan geraamd.

De realisatie van de ontvangsten is € 0,1 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting.

Verplichtingen

Toelichting op de instrumenten

De verhoging van de verplichtingen is € 27,8 miljoen hoger dan de verhoging van de uitgaven. Dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door de toevoeging van een bedrag van € 104,4 miljoen aan garantieverplichtingen (zie de Leeswijzer bij dit Jaarverslag) en meerdere mutaties in de uitgaven voor het begrotingsjaar 2013. Omdat de laatst bedoelde uitgavenmutaties voor het jaar 2013 – overeenkomstig de bekostigingsregelgeving – in het jaar 2012 worden verplicht, worden deze verwerkt in het verplichtingenbudget 2012.

Uitgaven

De belangrijkste oorzaken van de hogere realisatie van de uitgaven zijn:

  • Reguliere bekostiging: Een verhoging van in totaal € 91,0 miljoen als gevolg van met name:

    • een verlaging van € 33,7 miljoen als gevolg van de ontwikkeling van het aantal studenten in het wetenschappelijk onderwijs (Referentieraming 2012),

    • een overboeking van € 18,8 miljoen door het ministerie van VWS voor de loonbijstellingen 2010, 2011 en 2012 betreffende de sector academische ziekenhuizen,

    • een toevoeging van € 2,2 miljoen aan het Profileringsfonds van de universiteiten,

    • een verhoging van € 28,4 als gevolg van het afschaffen van de langstudeerdersmaatregel,

    • een bijstelling van € 15,5 miljoen voor de loonontwikkeling (werkgeverslasten tranche 2012) en de compensatie voor de maatregelen met betrekking tot de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekering,

    • een bijstelling van € 28,2 miljoen voor de prijsontwikkeling 2012,

    • een bijstelling van € 26,1 miljoen in verband met een beroepszaak van de Technische Universiteit Delft,

    • toevoeging van een bedrag van € 3,7 miljoen voor de dekking van specifieke (incidentele) knelpunten,

    • een verhoging van per saldo € 0,9 miljoen voor diverse kleinere bijstellingen.

Een groot deel van bovengenoemde mutaties heeft een effect op de rijksbijdrage van de universiteiten. In onderstaand overzicht is de definitieve stand opgenomen van de rijksbijdrage voor de universiteiten voor het jaar 2012 (zie ook de 1e suppletoire begroting 2012; Kamerstuk 33 280 VIII, nr. 2, blz. 14 en de 2e suppletoire begroting 2012; Kamerstuk 33 480 VIII, nr. 2, blz. 12).

Tabel 6.5 Overzicht rijksbijdrage 2012 universiteiten (bedragen x € 1.000)

Onderwijsdeel

1.616.492

Onderzoeksdeel

1.706.967

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek

581.042

Totaal

3.904.501

Artikel

8: Internationaal beleid

Artikel

Algemene doelstelling

Bevorderen van internationale samenwerking, om daarmee de kwaliteit van onderwijs, cultuur en wetenschap een impuls te geven en de internationale competenties van studenten, docenten, kunstenaars en wetenschappers te vergroten.

Rol en verantwoordelijkheid

Bij het uitvoeren van de algemene doelstelling ligt de nadruk op het zoveel mogelijk stimuleren en ondersteunen van instellingen en burgers om zich op een internationale omgeving te oriënteren. Daartoe zorgt de minister vanuit zijn stelselverantwoordelijkheid voor de benodigde internationaal-bestuurlijke randvoorwaarden, bijvoorbeeld door afspraken over wederzijdse beroepserkenning, kwaliteitszorg en grensverkeer en door de uitwisseling van best practices. De minister opereert hierbij binnen multilaterale kaders als de Europese Unie, OESO en de Unesco en andere – vaak daarbij aangesloten – organisaties, alsmede via bilaterale contacten, verdragen, Memorandums of Understanding, etc. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van stimuleringsmaatregelen in de vorm van fondsen en beurzen en worden faciliterende en uitvoerende instanties gesubsidieerd, zoals het Europees Platform, Neth-er en het Duitsland Instituut. De bevordering van internationale samenwerking is ondersteunend aan de beleidsdoelstellingen van OCW. De voorgenomen activiteiten zijn dan ook voor een belangrijk deel opgenomen in de betreffende beleidsartikelen.

De internationale activiteiten van OCW geven tenslotte mede-ondersteuning aan de doelstellingen en ambities van het bredere buitenlandse beleid, specifiek op de terreinen van OCW.

Internationale – ondersteunende – maatregelen laten zich moeilijk vangen in «harde» cijfers en conclusies. In gevallen waar dit wel mogelijk is, bijvoorbeeld bij de bevordering van in- en uitgaande studiemobiliteit of bij de bevordering van culturele activiteiten in het buitenland zijn relevante cijfers opgenomen in de publicaties «Trends in Beeld 2012» en «Kerncijfers OCW». Bij de ten uitvoerlegging van de in de begroting opgenomen voornemens zijn er geen bijzondere ontwikkelingen opgetreden die een aanpassing of afwijking van die voornemens noodzakelijk maakten.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 8.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 8 (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

HGIS realisatie

   

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

2012

Verplichtingen

28.899

29.277

57.293

15.441

7.312

7.960

– 648

779

Waarvan garantieverplichtingen

Totale uitgaven

18.849

24.418

23.813

19.393

16.215

16.890

– 675

779

                 

Programma-uitgaven

16.329

21.364

20.794

16.543

16.215

16.890

– 675

779

Mobiliteitsprogramma's Europees Platform en Fulbright Center

6.199

6.102

6.012

6.084

5.818

5.730

88

 

EU-programma Leven Lang Leren

1.686

1.804

1.724

1.731

1.748

1.731

17

 

Bilaterale samenwerking met andere landen

1.487

1.719

1.713

1.789

1.642

1.596

46

590

Programma's Agentschap NL

1.286

1.264

1.097

1.161

1.162

1.168

– 6

 

OCW-vertegenwoordiging in het buitenland

1.783

1.660

1.895

2.050

2.227

2.551

– 324

140

Participeren in multilaterale organisaties

3.263

3.427

3.376

3.441

3.287

3.459

– 172

 

Stimuleren van internationale uitwisseling van kennis en cultuur, beleidsonderzoek en benchmarking

625

1.395

668

287

331

655

– 324

49

Het integreren van de BES-eilanden in Nederland

 

3.993

4.309

         
                   

Apparaatsuitgaven1

2.520

3.054

3.019

2.850

       

Ontvangsten

430

84

183

16

41

99

– 58

X Noot
1

Met ingang van begroting 2012 zijn de apparaatsuitgaven opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid in niet-beleidsartikel 92 Apparaatsuitgaven.

Toelichting:

Uitgaven

De uitgaven zijn € 0.7 miljoen lager uitgevallen dan de vastgestelde begroting. Het betreft voornamelijk de uitgaven voor de OCW-vertegenwoordiging in het buitenland en de uitgaven voor internationale culturele uitwisseling.

Internationale Uitgaven OCW – breed

Het vergroten van internationale mobiliteit en grensoverschrijdende samenwerking tussen instellingen is een inzet die niet alleen plaatsvindt op dit artikel. Veel internationaliseringsbeleid is elders ondergebracht binnen de OCW-begroting. Hieronder is een overzicht opgenomen van de totale internationale uitgaven van OCW per beleidsartikel en daaraan gekoppeld, welk deel daarvan deel uitmaakt van de Homogene groep internationale samenwerking (HGIS), die wordt gecoördineerd door het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Tabel 8.2 Internationale uitgaven OCW (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

HGIS realisatie

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

2012

Primair onderwijs (artikel 1)

17.657

19.198

22.008

20.291

20.992

20.237

755

 

Voortgezet onderwijs (artikel 3)

3.061

3.914

3.518

4.660

4.631

4.274

357

 

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (artikel 4)

611

1.172

862

830

1.217

868

349

 

Hoger beroepsonderwijs (artikel 6)

3.453

3.453

3.453

3.453

3.453

3.453

 

3.453

Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7)

84.906

86.428

86.503

87.582

74.813

87.350

– 12.537

58.254

Internationaal beleid (artikel 8)

16.329

17.371

16.485

16.543

16.215

16.890

– 675

779

Studiefinanciering (artikel 11)

10.378

4.363

2.162

55.165

63.775

49.152

14.623

 

Kunsten (artikel 14)

11.818

19.379

18.334

19.211

18.017

17.643

374

5.765

Cultureel erfgoed (artikel 14)

1.598

1.389

2.096

2.129

2.578

2.892

– 314

395

Media (artikel 14 en 15)

47.401

50.478

50.872

50.306

49.891

50.214

– 323

506

Onderzoek en wetenschappen (artikel 16)

83.950

88.675

79.226

91.964

99.359

85.457

13.902

685

Totaal

281.162

295.820

285.519

352.134

354.941

338.430

16.511

69.837

Toelichting:

De uitgaven op de Homogene groep internationale samenwerking (HGIS) maken deel uit van de totale realisaties in het jaar 2012. De beleidsprestaties zijn – waar nodig en relevant – toegelicht bij de betreffende beleidsartikelen.

Voor artikel 11 geldt dat de bedragen indicaties zijn van de omvang van uitgaven aan internationale studiefinanciering (diplomamobiliteit). Het betreft zowel de relevante als niet-relevante uitgaven voor meeneembare studiefinanciering (dit is uitgaande studentenmobiliteit) en voor inkomende mobiliteit (EU-studenten die een vorm van collegegeldvergoeding krijgen).

Artikel

9: Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

Artikel

Algemene doelstelling

De kwaliteit van het onderwijs wordt gewaarborgd door de beschikbaarheid van voldoende personeel van voldoende kwaliteit voor alle onderwijsdeelnemers.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele leerlingen/studenten en bij de behoeftes van de maatschappij.

In het bijzonder is zij verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs, de rechtmatige en doelmatige besteding van middelen voor het onderwijs en het borgen van de onderwijskwaliteit. De instrumenten die zij tot haar beschikking heeft, zijn het uitvaardigen van wet- en regelgeving, het verstrekken van bekostiging, subsidies en opdrachten, het houden van toezicht en het voeren van een dialoog met belanghebbenden, en zonodig actief voeren van regie.

Beleidsconclusies

Vanuit het actieplan «Leraar 2020 – een sterker beroep!» zijn in 2012 de maatregelen voor het stimuleren van de professionele ontwikkeling van leraren en het op peil houden van de omvang en kwaliteit van de lerarenpopulatie voortgezet en op onderdelen geïntensiveerd. Zo zijn er in 2012 ruim 4.400 nieuwe lerarenbeurzen voor bachelor- en masteropleidingen toegekend. In februari 2012 is het lerarenregister voor leraren in po, vo en mbo van start gegaan. Ook is gewerkt aan de verbetering van de aantrekkelijkheid en de kwaliteit van de lerarenopleidingen.

Professionalisering van leraren en schoolleiders is ook een belangrijke peiler van de bestuursakkoorden die met de PO-raad, VO-raad en MBO-raad zijn afgesloten. Via Prestatiebox-regelingen ontvangen scholen voor po, vo en mbo hiervoor jaarlijks aanvullende middelen (2012 € 90 miljoen) dat hen financiële daadkracht biedt om de door hun geformuleerde professionaliseringsdoelen in het kader van de akkoorden te realiseren. De scholen zijn in 2012 nadrukkelijk aan de slag gegaan om de sectorale prestatieafspraken te vertalen naar doelstellingen op schoolniveau.

In 2012 was de onderwijsarbeidsmarkt redelijk in evenwicht. Zowel in het po, vo en in het mbo is de spanning op de arbeidsmarkt voor leraren het afgelopen jaar verminderd. Dat komt naast de hogere uittredeleeftijd van leraren, een hogere leerling/leraarratio en de gevolgen van de financiële crisis in belangrijke mate door de ingezette beleidsmaatregelen vanuit het Actieplan «LeerKracht van Nederland» (in 2012 ruim € 730 miljoen). In het vo zijn er, zowel naar vak als regionaal, wel duidelijk verschillen op de arbeidsmarkt. Vooral in en rondom de grote steden en in enkele groeigebieden is de arbeidsmarkt voor leraren meer gespannen. In 2012 is hier dan ook een aanvang gemaakt om via een vraaggestuurde aanpak ondersteuning te bieden aan regio’s die acute knelpunten ervaren of verwachten op de onderwijsarbeidsmarkt.

Met het Begrotingsakkoord 2013 is besloten om geen middelen meer in te zetten voor prestatiebeloning in het onderwijs. Het betreft hier zowel de middelen voor het uitvoeren van de experimenten (€ 10 miljoen in 2012 oplopend tot € 80 miljoen in 2015) als voor de structurele middelen (€ 250 miljoen vanaf 2018). De in 2011 gepubliceerde regeling om de experimenten mogelijk te maken is in 2012 ingetrokken, waarbij een regeling is getroffen ter tegemoetkoming van de kosten die betrokken scholen en onderzoekers al hadden gemaakt (Stcrt, 21 juni 2012, nr. 12358).

De kwaliteit van de leraar en schoolleider wordt duurzaam geborgd

In 2012 is een volgende stap gezet om te zorgen voor een duurzame borging van de kwaliteit van het onderwijspersoneel.

Met ingang van 2012 is de lerarenbeurs (Stcrt, 1 maart 2012, nr. 3917) exclusief ingezet voor geaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen ter verkrijging van hogere kwalificaties voor leraren in het po, vo, mbo en hbo. In 2012 zijn er 4.400 nieuwe beurzen toegekend, in totaal is in 2012 € 68 miljoen aan beurzen verstrekt. Daarnaast zijn 350 subsidies voor zij-instroomtrajecten in het vo en mbo verleend en zijn 33 leraren in het po, vo, mbo en ho via de zogenaamde promotiebeurs in staat gesteld om onderzoek te verrichten dat uitmondt in een proefschrift.

In het kader van de bestuursakkoorden met de sectorraden is in het po (Kamerstuk 31 293, nr. 132), vo (Kamerstuk 31 289, nr. 110) en mbo (Kamerstukken 27 923, nr. 121 en 33 400 VIII, nr. 11) verder geïnvesteerd (2012 € 90 miljoen) in de intensivering van het bekwaamheidsonderhoud van leraren en in de professionele ontwikkeling van leraren en in professionalisering van schoolleiders. Voorts is in februari 2012 het lerarenregister voor leraren in het po, vo en mbo van start gegaan waarin leraren activiteiten ten behoeve van hun bekwaamheidsonderhoud kunnen vastleggen (Kamerstuk 27 923, nr. 136). Ook het op Nederlands niveau brengen van de bekwaamheden in Caribisch Nederland is in 2012 in gang gezet.

Ter versterking van het beroep en de kwaliteit van de leraar en om leraren te kunnen ondersteunen in hun professionele ontwikkeling zijn in 2012 subsidies verstrekt aan de Onderwijscoöperatie (€ 2,9 miljoen, Kamerstuk 27 923, nr. 139) en aan de Open Universiteit LOOK (€ 6,4 miljoen).

Naar professionele scholen, met ruimte voor goed onderwijspersoneel

De investeringen in beloning voor het onderwijspersoneel, ter verbetering van de arbeidsmarktpositie, voortvloeiend uit de convenanten LeerKracht van Nederland (Stcrt, 3 maart 2009, nr. 42) zijn in 2012 doorgezet. In totaal was in 2012 € 586 miljoen beschikbaar voor het versterken van de functiemix en het inkorten van de carrièrelijnen (inclusief schaal-uitloopbedrag en toelage directeuren po), dat aan de lumpsum of als aanvulling op de lumpsum van de instellingen voor po, vo, mbo en ho is toegevoegd.

Met het Begrotingsakkoord 2013 zijn de middelen uit de intensivering «Prestatiebeloning op basis van leerwinst» ingehouden. Op basis daarvan is de «Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs» ingetrokken (Stcrt. 21 juni 2012, nr. 12358). Ter tegemoetkoming in de gemaakte kosten is aan instellingen en onderzoekers die al de nodige werkzaamheden hadden verricht een eenmalige tegemoetkoming verstrekt van in totaal € 1,5 miljoen.

Er komen voldoende en goed opgeleide leraren

Vanuit de Kwaliteitsagenda «Krachtig meesterschap» (Kamerstuk 27 923, nr. 68) hebben de opleidingen voor leraren die door hogescholen worden verzorgd verder gewerkt aan verbetering van de balans tussen het kennen en het kunnen van de leraren die zij opleiden. De invoering van kennisbases en kennistoetsen in de curricula spelen daarbij een belangrijke rol. Voorts is eind 2012 de Tweede Kamer geïnformeerd over de maatregelen die met opleidingen en scholen worden getroffen om de kwaliteit van de opleiding van leraren voor het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs te verbeteren (Kamerstuk 27 923, nr. 148). Ten slotte zijn universiteiten en hogescholen uitgenodigd om samen een sectorale agenda op te stellen en uit te voeren gericht op de realisering van een adequaat, flexibel en toekomstbestendig geheel van (initiële) opleidingsvoorzieningen.

Ook zijn in 2012 vanuit diezelfde agenda op verschillende fronten de acties voortgezet om het leraaraanbod te vergroten. Het gaat om projecten als «Eerst de Klas», stimulering Krachtig meesterschap, de invoering van de educatieve minor en de uitbreiding van de hbo-kopopleiding.

Om de samenwerking tussen lerarenopleidingen en het afnemend veld te verbeteren, zijn er 55 opleidingsscholen (samenwerkingsverbanden van één of meer lerarenopleidingen met één of meer scholen voor po, vo en mbo) erkend. Zij hebben in 2012 € 14 miljoen aan bekostiging ontvangen om gezamenlijk leraren op de werkplek op te leiden. Van de 55 opleidingsscholen zijn er 22 academische opleidingsscholen. Deze scholen verbinden het opleiden in de school met schoolontwikkeling, innovatie en onderzoek. In aanloop op een verdere verankering van de academische opleidingsschool hebben deze scholen hiervoor in 2012 € 2,5 miljoen extra aan bekostiging ontvangen.

In 2011 zijn de experimenten Innovatie Impuls Onderwijs gestart. Het doel van het project is tweeledig: het implementeren van innovatieve maatregelen in de schoolorganisatie po en vo, gericht op de verhoging van de arbeidsproductiviteit met behoud van onderwijskwaliteit en zonder verhoging van werkdruk, en het meten van effecten van deze maatregelen op de arbeidsproductiviteit. Het project loopt tot eind 2014 (uitgaven 2012 € 5 miljoen).

Voor verdere beleidsconclusies wordt verwezen naar de «Beleidsdoorlichting Actieplan LeerKracht van Nederland (2007–2012) zoals die begin 2013 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstuk 31 511, nr. 10).

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 9.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 9 (bedragen x € 1.000)
           

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

208.665

203.820

252.435

312.184

328.100

426.396

– 98.296

Waarvan garantieverplichtingen

             

Totale uitgaven

109.199

178.436

265.898

273.113

257.651

426.396

– 168.745

                 

Programma-uitgaven

107.318

176.265

263.586

270.983

257.651

426.396

– 168.745

De kwaliteit van de leraar en schoolleider wordt duurzaam geborgd

   

80.880

98.112

106.649

185.435

– 78.786

Naar professionele scholen, met ruimte voor goed onderwijspersoneel

   

114.412

106.805

92.000

162.412

– 70.412

Er komen voldoende en goed opgeleide leraren

   

37.555

38.322

31.286

50.500

– 19.214

Overig

   

27.662

24.672

20.131

21.773

– 1.642

Dienst Uitvoering Onderwijs

2.488

3.025

3.077

3.072

7.585

6.276

1.309

                 

Apparaatsuitgaven1

1.881

2.171

2.312

2.130

     

Ontvangsten

1.344

7.620

4.688

5.216

7.335

0

7.335

* Door herschikking van de instrumenten binnen de doelstellingen zijn de uitgaven op het niveau van de doelstellingen voor de jaren 2008 en 2009 niet meer te reconstrueren.

X Noot
1

Met ingang van de begroting 2012 zijn de apparaatsuitgaven opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid in artikel 92 Apparaat Kerndepartement

Toelichting:

Het verschil tussen de uitgaven op dit beleidsartikel en de oorspronkelijke begroting is € 168,7 miljoen. De realisatie van de ontvangsten is € 7,3 miljoen hoger dan oorspronkelijk geraamd. Hieronder worden de verschillen toegelicht.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is € 98 miljoen lager ten opzichte van de begroting 2012, terwijl de realisatie van de uitgaven € 169 miljoen lager is. Dit wordt ondermeer veroorzaakt doordat in 2012 verplichtingen zijn aangegaan voor de regelingen «Lerarenbeurs voor scholing» en «Professionalisering mbo», die tot uitgaven leiden zowel in 2012 als in 2013 en 2014. In de begroting was hiervan geraamd dat in 2012 slechts de verplichtingen zouden worden aangegaan die in 2012 tot uitgaven zouden leiden.

Uitgaven

  • De tranche 2012 aan beloningsmaatregelen uit het actieplan «LeerKracht van Nederland» is overgeboekt naar de onderwijssectoren po en vo (totaal € 50,7 miljoen) en toegevoegd aan de lumpsum.

  • In het kader van de professionalisering van het onderwijspersoneel is, in het verlengde van de met de sectoren afgesloten bestuursakkoorden € 69,2 miljoen overgeboekt naar po en vo en toegevoegd aan de bekostiging via de prestatiebox van die sectoren.

  • Voor het realiseren van de verdere professionalisering van medewerkers in het mbo zijn extra middelen (€ 7 miljoen) ter beschikking gesteld.

  • Om voor het beleidsonderwerp «aansluiting pabo’s/lerarenopleidingen met schoolbesturen de beschikbare budgetten in overeenstemming te brengen met de beoogde uitgaven is de begroting 2012 via een intertemporele compensatie verlaagd met € 16 miljoen.

  • Het, door het intrekken van de regeling «Prestatiebeloning in het onderwijs», niet tot uitkering komen van een groot deel van de middelen 2012 voor prestatiebeloning (€ 8,5 miljoen).

  • Onderuitputting van € 16,9 miljoen op de budgetten «Kwaliteitsagenda leraren», «experimenten actieplan LeerKracht» en «overige uitgaven lerarenopleidingen»; dit omdat diverse projecten later zijn gestart/aangevraagd dan wel eerst in 2013 worden ingezet.

  • De aanvragen op de regelingen «lerarenbeurs voor scholing» en de «zij-instroom» bleven achter bij de raming (€ 12,5 miljoen).

  • Op de regeling «tegemoetkoming kosten opleidingsscholen» is een meevaller van € 4 miljoen omdat het aantal studenten op de betreffende scholen nog niet het maximum heeft bereikt.

  • De loon- en prijsbijstelling hebben geleid tot een verhoging van het budget met € 2,1 miljoen.

Ontvangsten

Hierop is € 6,5 miljoen geboekt betreffende door leraren terugbetaalde lerarenbeurzen, dit omdat ze hun opleiding niet of niet voldoende hebben afgerond. Het resterende bedrag van € 0,8 miljoen is binnengekomen door het afrekenen van in voorgaande jaren verstrekte (project-) subsidies.

Artikel

11: Studiefinanciering

Artikel

Algemene doelstelling

Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg van het middelbaar beroepsonderwijs (vanaf 18 jaar) de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000. De financiële toegankelijkheid is gewaarborgd: er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook investeren is.

De minister heeft verschillende financiële instrumenten ter beschikking om de financiële toegankelijkheid van het onderwijs te waarborgen. Dit zijn de basisbeurs, de aanvullende beurs, de reisvoorziening, het collegegeldkrediet en de rentedragende lening. De overheid zet haar middelen voor studiefinanciering zo in dat het onderwijs voor iedereen toegankelijkheid is, ook voor mensen met een lager inkomen. Ook bij de ouders van studerenden ligt een verantwoordelijkheid: van hen wordt verwacht dat zij bijdragen aan de financiering van de studie van hun kinderen. Indien de ouders onvoldoende inkomen hebben, verstrekt de overheid een aanvullende beurs. Bij de studerende ligt de verantwoordelijkheid om zelf ook een bijdrage aan de studie te leveren, omdat de studie een investering in de eigen toekomst is.

Beleidsconclusies

In 2012 is het wetsvoorstel Studeren is investeren ingediend. Na de val van het kabinet Rutte I is dit wetsvoorstel controversieel verklaard. Daarom zijn de invoering van een sociaal leenstelsel in de masterfase en de verlenging van de aflossingstermijn van studieleningen van 15 naar 20 jaar niet doorgevoerd. Het recht op de reisvoorziening (OV-kaart) is wel beperkt van de nominale studieduur plus één uitloopjaar in plaats van drie uitloopjaren.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 11.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 11 (x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

3.782.267

3.617.833

3.790.873

4.131.887

3.807.055

3.746.891

60.164

Totale uitgaven

3.782.267

3.617.833

3.790.873

4.131.887

3.807.055

3.746.891

60.164

               

Basisbeurs

992.566

963.997

1.198.484

1.041.952

1.176.404

1.266.547

– 90.143

• Gift (R)

640.966

711.397

808.120

873.052

915.853

1.021.900

– 106.047

• Prestatiebeurs (NR)

351.600

252.600

390.364

168.900

260.551

244.647

15.904

               

Aanvullende beurs

589.700

578.100

629.379

583.500

612.222

671.230

– 59.009

• Gift (R)

471.100

473.400

523.731

489.800

499.865

514.517

– 14.652

• Prestatiebeurs (NR)

118.600

104.700

105.648

93.700

112.357

156.714

– 44.357

               

Reisvoorziening

596.475

440.630

450.811

803.237

292.937

196.608

96.330

Bijdrage aan vervoersbedrijven (R)

852.893

672.178

672.346

996.331

539.319

374.318

165.001

• Gift (R)

277.925

355.754

425.909

463.234

497.253

520.583

– 23.330

• Prestatiebeurs (R)

– 534.342

– 587.303

– 647.443

– 656.328

– 743.635

– 698.294

– 45.341

               

Leenvoorzieningen

1.219.326

1.255.007

1.294.051

1.354.449

1.423.416

1.463.482

– 40.066

• Rentedragende lening

1.174.713

1.187.857

1.207.497

1.252.579

1.300.675

1.277.663

23.012

• Collegegeldkrediet

44.613

67.150

86.554

101.870

122.741

185.819

– 63.078

               

Overige uitgaven

305.064

303.500

125.645

260.235

188.783

60.596

128.187

Overige uitgaven relevant

37.456

52.265

77.392

70.448

98.457

88.753

9.704

Overige uitgaven niet-relevant

267.608

251.235

48.253

189.787

90.326

– 28.157

118.483

               

Programma-uitgaven overig

78.228

76.600

92.503

88.514

113.293

88.428

24.865

• Dienst Uitvoering Onderwijs (R)

78.228

76.600

92.503

88.514

113.293

88.428

24.865

Totaal programma-uitgaven

3.781.359

3.617.833

3.790.873

4.131.887

3.807.055

3.746.891

60.164

• Waarvan relevant

1.824.225

1.754.292

1.952.557

2.325.051

1.920.405

1.910.206

10.199

• Waarvan niet-relevant

1.957.134

1.863.541

1.838.316

1.806.836

1.886.650

1.836.685

49.965

Apparaatsuitgaven

908

           

Totale ontvangsten

473.015

541.891

629.024

662.979

694.980

755.386

– 60.406

• Terugontvangen hoofdsom (NR)

226.918

276.081

337.562

360.611

384.348

414.046

– 29.698

• Ontvangen rente en relevante hoofdsom (R)

170.717

198.092

223.869

240.832

234.426

277.345

– 42.919

• Kortlopende vorderingen (R)

75.379

67.718

67.593

61.536

76.206

63.995

12.211

               

Totale ontvangsten

473.015

541.891

629.024

662.979

694.980

755.386

– 60.406

• Waarvan relevant

246.097

265.810

291.462

302.368

310.632

341.340

– 30.708

• Waarvan niet-relevant

226.918

276.081

337.562

360.611

384.348

414.046

– 29.698

Toelichting:

Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het begrotingstekort/EMU-saldo. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift (na behalen diploma binnen tien jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en de rentedragende leningen.

De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van rentedragende leningen.

Uitgaven

Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de uitgavenrealisatie in 2012 is € 60,2 miljoen, waarvan € 10,2 miljoen relevant en € 50,0 miljoen niet-relevant.

Ontvangsten

Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de ontvangstenrealisatie in 2012 is – € 60,4 miljoen, waarvan – € 30,7 miljoen relevant en – € 29,7 miljoen niet-relevant. De verschillen tussen de begrotingsramingen en realisaties 2012 worden hierna bij de instrumenten toegelicht.

Het verschil tussen raming en realisatie bij de programma-uitgaven voor de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is € 24,9 miljoen. In 2011 is € 7,5 miljoen doorgeschoven naar 2012 voor de vernieuwing van de studiefinancieringssystemen en voor hetzelfde doel is bij Najaarsnota 2012 € 10,0 miljoen extra beschikbaar gekomen. Daarnaast is er op de DUO-budgetten op artikel 12 en 13 een onderuitputting van in totaal € 4,5 miljoen en deze uitgaven zijn om administratieve redenen gedaan ten laste van artikel 11. Voor de uitvoering van het Actieplan aanpak misbruik uitwonendenbeurs zijn de uitgaven in 2012 met € 2,5 miljoen verhoogd.

Toelichting op de instrumenten

Tabel 11.2 Totaal aantal studerenden met studiefinanciering
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Studerenden met een basisbeurs

568.549

580.795

606.390

618.730

629.184

641.200

– 12.016

bol

210.186

210.670

219.110

220.271

223.172

241.700

– 18.528

hbo

242.882

249.435

260.442

266.876

271.003

277.100

– 6.097

wo

115.481

120.690

126.838

131.583

135.009

122.400

12.609

Alleen (nul)lening

64.550

70.269

97.841

99.020

101.745

119.800

– 18.055

bol

0

1.438

1.752

2.146

4.632

1.900

2.732

hbo

30.681

32.588

42.647

43.151

44.706

46.100

– 1.394

wo

33.869

36.243

53.442

53.723

52.407

71.800

– 19.393

Totaal

633.099

651.064

704.231

717.750

730.929

761.000

– 30.071

Bron: realisatiegegevens DUO

Toelichting:

Het aantal studerenden met een vorm van studiefinanciering is in 2012 totaal 30.071 lager dan geraamd. Bij de studerenden met een basisbeurs ligt dit aantal per saldo ruim 12.000 lager. Bij het ho stijgt het aantal nog licht, maar met name bij de bol is de realisatie over 2012 veel lager dan de raming.

Het aantal studerenden zonder beurs maar met een rentedragende lening en/of de reisvoorziening is 18.055 lager dan de raming. Voor het wo is in de raming van een te hoog aantal uitgegaan.

Tabel 11.3 Uitgaven basisbeurs gift (bedragen x € 1 miljoen)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

bol direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma)

141,8

124,2

119,4

112,5

107,0

126,7

– 18,8

bol omzettingen prestatiebeurs in gift

35,8

86,6

138,6

159,2

173,8

209,8

– 36,8

ho omzettingen prestatiebeurs in gift

463,4

500,6

550,1

601,3

635,0

685,4

– 50,3

Totaal

641,0

711,4

808,1

873,1

915,9

1.021,9

– 106,0

Bron: realisatiegegevens DUO

Tabel 11.4 Uitgaven basisbeurs prestatiebeurs (bedragen x € 1 miljoen)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

bol toekenningen

178,4

201,4

219,1

222,0

222,5

238,3

– 15,7

bol omzettingen

– 35,8

– 86,1

– 137,9

– 158,5

– 173,0

– 210,1

37,1

ho toekenningen

759,6

799,2

853,1

873,0

884,5

895,7

– 11,1

ho omzettingen

– 550,7

– 662,0

– 543,9

– 767,7

– 673,5

– 679,2

5,6

Totaal

351,6

252,6

390,4

168,9

260,6

244,6

15,9

Bron: realisatiegegevens DUO

Toelichting:

In de bol is in 2012 € 36,8 miljoen minder basisbeurs in gift omgezet dan geraamd. Daarnaast is in totaal € 34,5 miljoen minder aan basisbeurs uitbetaald dan geraamd, waarvan € 18,8 miljoen minder toegekend in de bol direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma) en € 15,7 miljoen minder als prestatiebeurs toegekend aan deelnemers op bol-niveau 3 en 4.

In het ho is er ten opzichte van de raming 2012 € 50,3 miljoen minder basisbeurs omgezet in gift. Ten opzichte van 2011 is wel meer omgezet, maar de groei is minder sterk geweest dan geraamd. Daarnaast is er € 11,1 miljoen minder basisbeurs als prestatiebeurs toegekend dan geraamd.

Tabel 11.5 Totaal aantal studerenden met aanvullende beurs
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

bol

104.374

100.541

103.455

102.301

103.469

114.100

– 10.631

hbo

80.978

79.269

82.102

81.252

81.821

89.500

– 7.679

wo

25.250

24.672

25.997

25.785

26.133

28.700

– 2.567

Totaal

210.602

204.482

211.554

209.338

211.423

232.300

– 20.877

Bron: realisatiegegevens DUO

Toelichting:

Het aantal verstrekte aanvullende beurzen is in 2012 lager dan geraamd. In het verlengde van het aantal studerenden met basisbeurs (zie tabel 11.2) is ook het aantal aanvullende beurzen lager dan geraamd. Bij de bol is het verschil tussen raming en realisatie 2012 het grootst.

Tabel 11.6 Uitgaven aanvullende beurs gift (bedragen x € 1 miljoen)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

bol gift

153,1

124,4

121,6

113,6

117,0

135,6

– 18,6

bol prestatiebeurs

115,9

143,5

188,0

198,7

209,2

238,8

– 29,6

ho

202,2

205,5

214,2

177,5

173,6

140,1

33,5

Totaal

471,1

473,4

523,8

489,8

499,9

514,5

– 14,6

Bron: realisatiegegevens DUO

Tabel 11.7 Uitgaven aanvullende beurs prestatiebeurs (bedragen x € 1 miljoen)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

bol toekenningen

105,9

124,1

188,7

137,7

145,5

157,1

– 11,6

bol omzettingen

– 17,2

– 52,4

– 136,2

– 103,2

– 110,9

– 122,6

11,7

ho toekenningen

173,2

171,5

140,6

217,4

233,1

269,9

– 36,8

ho omzettingen

– 143,4

– 138,4

– 87,4

– 158,2

– 155,3

– 147,7

– 7,6

Totaal

118,6

104,7

105,6

93,7

112,4

156,7

– 44,3

Bron: realisatiegegevens DUO

Toelichting:

In de bol is in 2012 € 29,6 miljoen minder aanvullende beurs omgezet in gift dan geraamd. Daarnaast is in de bol totaal € 30,2 miljoen minder aan aanvullende beurs uitbetaald dan geraamd, waarvan € 18,6 miljoen minder toegekend als direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma) en € 11,6 miljoen minder toegekend aan deelnemers op bol-niveau 3 en 4 in de vorm van prestatiebeurs. Deze realisaties zijn in lijn met het lagere aantal studerenden met een aanvullende beurs (zie tabel 11.5).

In het ho is er ten opzichte van de raming 2012 € 33,5 miljoen meer aanvullende beurs omgezet in gift. In vergelijking met de raming bleek er in het ho minder recht op aanvullende beurs in de vorm van prestatiebeurs te zijn en zijn de uitgaven € 36,8 miljoen lager uitgevallen.

Tabel 11.8 Aantal studenten met een reisvoorziening
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Aantal gebruikers van het reisrecht

589.717

607.052

618.274

644.700

656.510

669.900

– 13.390

bol

185.547

188.093

186.234

192.548

194.599

215.600

– 21.001

ho

404.170

418.959

432.040

452.152

461.911

454.300

7.611

Aantal RBS

15.129

16.308

17.671

17.828

18.964

19.100

– 136

bol

2.615

2.571

2.595

2.418

2.609

3.000

– 391

ho

12.514

13.738

15.076

15.410

16.355

16.100

255

Totaal

604.846

623.360

635.945

662.528

675.474

689.000

– 13.526

Bron: realisatiegegevens DUO

Toelichting:

Het aantal studenten met een reisvoorziening («OV-kaart») is in 2012 per saldo 13.526 lager dan geraamd. In het ho is er ten opzichte van de raming een stijging met 7.611 kaarthouders. In de bol is in 2012 ten opzichte van voorgaande jaren een kleine stijging zichtbaar. Ten opzichte van raming zijn er echter 21.001 minder kaarthouders. Deze daling is in lijn met de lagere realisatie van het aantal basisbeursgerechtigden (tabel 11.2).

Het aantal studenten met een financiële vergoeding voor studeren in het buitenland is in 2012 nagenoeg gelijk aan het geraamde aantal.

Tabel 11.9 Uitgaven reisvoorziening (bedragen x € 1 miljoen)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Betaling aan vervoersbedrijven

852,9

672,2

672,3

996,3

539,3

374,3

165,0

bol prestatiebeurs

– 126,2

– 151,4

– 170,0

– 174,3

– 200,4

– 190,7

– 9,7

bol omzettingen

31,1

72,4

106,3

118,0

129,7

141,2

– 11,5

ho prestatiebeurs

– 408,2

– 435,9

– 477,5

– 482,0

– 543,3

– 507,6

– 35,7

ho omzettingen

230,9

265,9

300,1

325,7

343,9

359,0

– 15,2

RBS en overig

15,9

17,4

19,5

19,5

23,7

20,3

3,4

Totaal reisvoorziening

596,5

440,6

450,8

803,2

292,9

196,6

96,4

Bron: realisatiegegevens DUO

Toelichting:

De realisatie 2012 van de uitgaven reisvoorziening is per saldo € 96,4 miljoen hoger dan begroot. Bij de betaling aan vervoersbedrijven is het verschil tussen begroting en realisatie 2012 per saldo € 165,0 miljoen. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door kasschuiven van 2012 naar 2011 en van 2013 naar 2012. In december 2012 is € 221,5 miljoen van de voorlopige vergoeding 2013 aan de OV-bedrijven vooruit betaald, waarmee een bijdrage is geleverd aan de optimalisatie van het kasritme van de Staat.

De reisvoorziening is voor de meeste studerenden onderdeel van de prestatiebeurs. Er is in 2012 € 45,4 miljoen minder reisvoorziening als prestatiebeurs toegekend (bol – € 9,7 miljoen; ho – € 35,7 miljoen).

Hoewel er een stijging is ten opzichte 2011, zijn de omzettingen naar gift in 2012 € 26,6 miljoen lager dan de raming voor 2012 (bol – € 11,5 miljoen, ho – € 15,1 miljoen).

Er is in 2012 € 3,4 miljoen minder aan reisvergoeding voor studerenden in het buitenland betaald dan geraamd.

Tabel 11.10 Niet-relevante uitgaven leenfaciliteit (bedragen x € 1 miljoen)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Rentedragende lening

1.122,9

1.135,1

1.131,5

1.169,1

1.212,8

1.181,7

31,1

Omzettingen prestatiebeurs naar rentedragende lening

51,9

52,8

76,0

83,4

87,9

96,0

– 8,1

collegegeldkrediet

44,6

67,1

86,6

101,9

122,7

185,8

– 63,1

Totaal

1.219,3

1.255,0

1.294,1

1.354,4

1.423,4

1.463,5

– 40,1

Bron: realisatiegegevens DUO

Toelichting:

Per saldo is er in 2012 € 40,1 miljoen minder uitbetaald aan studieleningen dan geraamd. De uitgaven aan de reguliere studielening zijn in 2012 € 31,1 miljoen hoger dan geraamd. Bij het collegegeldkrediet is de realisatie lager uitgevallen, vooral omdat met het vervallen van de langstudeerdersregeling er geen langstudeerderskrediet nodig is geweest. Net als bij de omzetting van basis- en aanvullende prestatiebeurs en OV-prestatiebeurs in gift (zie voorgaande tabellen) is er in 2012 ook minder prestatiebeurs omgezet in een rentedragende lening.

Tabel 11.11 Terugbetaling studieleningen (langlopende vorderingen) (bedragen x € 1 miljoen)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Hoofdsom (NR)

226,9

276,1

337,6

360,6

384,3

414,0

– 29,7

Relevante rentedragende lening

21,9

17,2

12,3

8,5

5,5

6,6

– 1,1

Rente ontvangsten

143,6

175,4

206,4

227,5

223,8

266,9

– 43,1

Renteloos voorschot

5,2

5,5

5,1

4,9

5,1

3,9

1,2

Totaal ontvangsten

397,6

474,2

561,4

601,4

618,8

691,4

– 72,6

Bron: realisatiegegevens DUO

Tabel 11.12 Ontvangsten op kortlopende vorderingen (bedragen x € 1 miljoen)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Achterstallig Lager Recht (ALR)

60,3

48,6

47,6

45,2

48,1

58,1

– 10,0

Reisvergoeding

14,5

18,8

19,6

16,1

16,9

5,6

11,3

Overig

0,5

0,3

0,4

0,2

11,2

0,4

10,8

Totaal Kortlopende vorderingen

75,4

67,7

67,6

61,5

76,2

64,1

12,1

Bron: realisatiegegevens DUO

Toelichting:

In vergelijking met de raming is er in 2012 minder terugbetaald: € 43,1 miljoen aan rente en € 29,7 miljoen aan hoofdsom studielening. Vooral de extra aflossingen, die naast de verplichte aflossingen worden gedaan, zijn lager dan geraamd. Dit laatste valt lastig te ramen.

Tabel 11.13 Bedrag aan uitstaande leningen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2008

2009

2010

2011

2012

Renteloze voorschotten t/m 1986

37,3

33,2

30,2

28,2

27,5

Rentedragende leningen verstrekt voor 1992

82,5

59,8

44,4

33,1

25,7

Rentedragende leningen verstrekt na 1992

7.760,9

8.744,9

9.703,4

10.645,4

11.598,0

Collegegeldkrediet

55,8

124,9

208,2

296,7

397,7

Totaal

7.936,5

8.962,8

9.986,2

11.003,4

12.048,9

Bron: realisatiegegevens DUO

Toelichting:

De tabel geeft de vorderingstanden aan het einde van het jaar. Het betreft de vorderingen op oud-studenten en op actieve studenten exclusief de prestatiebeursleningen.

Artikel

12: Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Artikel

Algemene doelstelling

De tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten zorgt ervoor dat (ouders van) leerlingen in het voortgezet onderwijs, deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (tot 18 jaar) en studenten aan een lerarenopleiding de financiële mogelijkheden hebben om onderwijs te volgen.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs in Nederland. OCW waarborgt met de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) de toegankelijkheid van en de deelname aan het onderwijs door de financiële belemmeringen van deelname weg te nemen voor de volgende doelgroepen:

  • ouders van deelnemers aan de beroepsopleidende leerweg (bol) in het mbo tot 18 jaar, van minderjarige leerlingen aan het niet-volledig en rechtstreeks bekostigd voortgezet onderwijs (vo) en van minderjarigen in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) (TS17-);

  • scholieren in het voortgezet onderwijs van 18 jaar en ouder (VO18+);

  • leerlingen (ook deeltijd) in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs of (voortgezet) speciaal onderwijs (TS 18+ vavo en (v)so);

  • studenten aan de lerarenopleiding die geen recht (meer) hebben op studiefinanciering op grond van de WSF 2000 (TS 18+, tlo).

Ouders zijn ervoor verantwoordelijk dat hun minderjarige kind onderwijs volgt. Daar waar ouders gezien hun inkomen niet draagkrachtig genoeg zijn om de kosten van hun schoolgaande minderjarige kinderen alleen te dragen, voorziet de overheid in een (gedeeltelijke) tegemoetkoming. Vanaf 18 jaar ligt de verantwoordelijkheid voor het volgen van onderwijs primair bij de leerling/student zelf. Hij/zij kan dan zelf in aanmerking komen voor een tegemoetkoming.

Beleidsconclusies

De afschaffing van het lesgeld in het voortgezet onderwijs en het cursusgeld voor minderjarige leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs, de invoering van de gratis schoolboeken in het voortgezet onderwijs en de ophoging van het kindgebonden budget heeft effect gehad op de WTOS-tegemoetkomingen. Die werden voor deze groepen verlaagd of geheel afgeschaft. Met actieve communicatie is eind 2011 getracht om de WTOS-regelingen bij de resterende doelgroepen beter onder de aandacht te brengen. Dit heeft in 2012 effect gehad.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 12.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 12 (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

271.660

162.639

119.358

111.158

107.389

129.624

– 22.235

Waarvan garantieverplichtingen

             

Totale uitgaven

271.660

162.639

119.358

111.158

107.389

129.624

– 22.235

TS 17-

180.352

70.983

24.681

23.142

20.866

32.134

– 11.268

TS 18+

12.238

11.037

9.143

6.752

6.248

8.975

– 2.727

VO 18+

61.423

63.445

66.586

67.135

66.210

71.106

– 4.896

Waarvan relevante uitgaven

58.922

61.813

65.034

65.276

64.900

69.470

– 4.570

Waarvan niet-relevante uitgaven

2.501

1.632

1.552

1.859

1.310

1.636

– 326

               

Programma-uitgaven overig

             

Dienst Uitvoering Onderwijs

17.647

17.174

18.948

14.129

14.065

17.409

– 3.344

Totaal ontvangsten

17.906

15.525

14.188

16.273

4.644

13.847

– 9.203

TS 17–

8.266

5.295

2.158

1.604

1.110

1.470

– 360

TS 18+

1.215

782

1.041

935

574

1.388

– 814

VO 18+

8.425

9.448

10.989

13.734

2.960

10.989

– 8.029

Bron: realisatiegegevens DUO

Toelichting:

Uitgaven

De uitgaven bij elk van de drie WTOS-regelingen is in 2012 lager dan begroot. Bij de regeling TS17- zijn de uitgaven in 2012 lager dan begroot, ondanks de hiervoor vermelde actieve communicatie eind 2011 over het gebruik van de regeling.

De uitgaven van de Dienst Uitvoering Onderwijs op dit beleidsartikel houden verband met de kosten in 2012 voor de uitvoering van de diverse WTOS-regelingen.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op terugbetalingen van teveel of onterecht verstrekte WTOS-uitkeringen. Het verschil van – € 8,0 miljoen bij de ontvangsten VO 18+ houdt verband met een onjuiste raming 2012, omdat op dit artikelonderdeel abusievelijk ook bepaalde WSF-ontvangsten (artikel 11) waren geraamd.

Toelichting op de instrumenten

Tabel 12.2 Aantal gebruikers per regeling
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Aantal gebruikers TS 17-

299.773

235.855

35.858

42.294

36.032

47.300

– 11.268

Aantal gebruikers TS 18+

10.876

10.306

8.459

6.585

6.331

8.500

– 2.169

Aantal gebruikers VO 18+

31.889

33.664

34.337

35.943

35.758

36.900

– 1.142

Bron: realisatiegegevens DUO

Toelichting:

De daling van de aantallen gebruikers per WTOS-regeling in 2012 ligt in lijn met de daling van de uitgaven zoals in tabel 12.1 vermeld.

Artikel

13: Lesgeld

Artikel

Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van het onderwijs.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor het dragen van een groot deel van de kosten voor het volgen van kwalitatief goed onderwijs, omdat de maatschappij baat heeft bij geschoolde burgers. Burgers hebben echter ook profijt van scholing. Daarom vraagt de overheid een bijdrage in de kosten van het onderwijs in de vorm van lesgeld aan de deelnemers in de bol en het vavo die op 1 augustus van het schooljaar 18 jaar of ouder zijn.

Beleidsconclusies

Er is geen directe aanleiding om de Les- en cursusgeldwet aan te passen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 13.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 13 (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

6.200

6.297

7.204

5.708

5.670

6.837

– 1.167

Waarvan garantieverplichtingen

             

Totale uitgaven

6.200

6.297

7.204

5.708

5.670

6.837

– 1.167

Dienst Uitvoering Onderwijs

6.200

6.297

7.204

5.708

5.670

6.837

– 1.167

Ontvangsten lesgeld

179.854

187.195

202.553

207.146

221.726

225.549

– 3.823

Bron: realisatiegegevens DUO

Toelichting:

De lesgeldontvangsten zijn in 2012 € 3,8 miljoen lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door een lager gerealiseerd aantal lesgeldplichtigen in 2012 dan begroot (zie tabel 13.2) in combinatie met een ander betaalritme van het verschuldigde lesgeld.

Tabel 13.2 Aantal lesgeldplichtigen
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Aantal lesgeldplichtigen

188.532

197.262

204.842

209.473

215.376

227.700

– 12.324

Bron: realisatiegegevens DUO

Uitgaven

Toelichting op de instrumenten

De uitgaven op dit beleidsartikel hangen samen met de kosten van de Dienst Uitvoering Onderwijs in 2012 voor de uitvoering van inning van de lesgelden.

Ontvangsten

De lesgeldontvangsten hangen samen met het aantal lesgeldplichtigen. Dit aantal is een afgeleide van demografische ontwikkelingen en van de opleidingskeuze van studerenden/leerlingen. Er zijn geen basis- en streefwaarden vastgesteld.

Artikel

14: Cultuur

Artikel

Algemene doelstelling

Een sterke cultuursector, die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed.

Rol en verantwoordelijkheid

De rijksoverheid is verantwoordelijk voor een culturele Basisinfrastructuur (BIS) met kwaliteit. Educatie, spreiding en behoud en beheer van erfgoed, vernieuwing en talent zijn belangrijk. Het rijk stimuleert instellingen en kunstenaars om zich in te zetten op ondernemerschap en mecenaat. Publiek en private partijen moeten directer bij cultuur worden betrokken. Het cultuurbeleid van OCW omvat stelsels van onderling samenhangende wetten en regels, geldstromen en publieke voorzieningen. Die wetten bestrijken de sectoren archieven, archeologie, monumenten, musea, kunsten, letteren en bibliotheken. Daarbij zijn ook verplichtingen uit internationale wetten en verdragen van belang.

De minister is verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen en sociaal en geografisch spreiden van cultuuruitingen. Overwegingen van kwaliteit en verscheidenheid zijn hierbij leidend. Het kabinet stelt zich tevens tot doel het cultureel erfgoed zo goed mogelijk te behouden, te beheren en te ontsluiten. Het grootste gedeelte van het cultuuraanbod komt ongesubsidieerd en door particulier initiatief tot stand. De overheid staat waar mogelijk op afstand en is pas betrokken wanneer de publieke belangen onder druk staan.

Kengetallen

Indicatoren rondom de doelen en functies van het cultuurstelsel worden in woord, beeld en cijfers gepresenteerd op www.trendsinbeeld.minocw.nl en www.rijksoverheid.nl/cultuurinbeeld .

Beleidsconclusies

Het kabinet heeft in 2012 de nieuwe basisinfrastructuur vormgegeven (Kamerstuk 32 820, nr. 65). Dit is gebeurd op basis van het advies Slagen in Cultuur van de Raad voor Cultuur. Het kabinet wilde een omslag in het cultuurbeleid: minder subsidieafhankelijkheid en een scherpe selectie van te financieren instellingen. Hiermee is ook uitvoering gegeven aan de ombuiging van € 200 miljoen. De overheid biedt financiële ondersteuning voor eventuele frictie- en transitiekosten van instellingen die gedurende een lange periode publiek gefinancierd zijn. De nieuwe basisinfrastructuur start vanaf januari 2013.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 14.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 14 (bedragen x € 1.000)
           

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

2.779.161

918.594

1.130.082

846.543

2.945.919

2.782.771

163.148

Waarvan garantieverplichtingen

253.465

432.305

767.539

513.001

608.000

634.000

26.000

Totale uitgaven

946.945

934.749

991.219

931.207

943.170

895.631

47.539

                 

Programma-uitgaven

887.290

866.190

928.913

866.972

890.988

855.516

35.472

waarvan Cultuursubsidies 2009–2012

474.186

567.272

571.272

573.119

561.851

562.337

– 486

                 

Kunsten

418.538

438.893

449.325

445.477

484.652

434.096

50.556

Cultuursubsidies 2009–2012

341.356

390.534

390.002

391.604

382.380

382.813

– 433

4-jarig

0

93.334

87.472

90.559

86.789

85.740

1.049

producerend

 

71.980

67.072

70.107

66.731

65.836

895

niet producerend

 

21.354

20.400

20.452

20.058

19.904

154

Langjarig

0

145.730

142.776

142.054

139.430

140.470

– 1.040

producerend

 

122.653

112.758

111.819

109.705

110.249

– 544

niet producerend

 

23.077

30.018

30.235

29.725

30.221

– 496

Fondsen

 

151.470

159.754

158.991

156.161

156.603

– 442

                 

Subsidies

77.182

48.359

59.323

53.873

102.272

51.283

50.989

Verbreden inzet Cultuur

45.857

16.576

17.000

19.180

12.803

20.383

– 7.580

Internationaal Cultuurbeleid (incl. HGIS)

86

5.765

5.666

7.867

8.079

4.666

3.413

Overig Kunsten

31.239

26.018

36.657

26.826

23.694

26.234

– 2.540

Frictie- en transitiekosten

   

0

 

57.696

0

57.696

                 

Letteren en Bibliotheken

94.856

90.287

115.099

67.303

75.390

77.523

– 2.133

Cultuursubsidies 2009–2012

24.351

25.548

26.238

26.979

26.528

26.188

340

4-jarig

0

6.861

6.786

6.834

6.719

6.635

84

producerend

 

2.753

2.713

2.732

2.686

2.652

34

niet producerend

 

4.108

4.073

4.102

4.033

3.983

50

Langjarig

0

8.907

9.144

9.766

9.601

9.472

129

producerend

 

3.000

2.948

2.994

2.946

2.899

47

niet producerend

 

5.907

6.196

6.772

6.655

6.573

82

Fondsen

 

9.780

10.308

10.379

10.208

10.081

127

                 

Subsidies

70.505

64.739

88.861

40.324

48.862

51.335

– 2.473

Verbreden inzet Cultuur

5.071

2.405

2.478

892

945

1.078

– 133

Beelden voor de toekomst

25.578

24.551

46.896

 

8.155

8.135

20

Bibliotheekvernieuwing

21.040

16.869

17.730

15.184

18.147

18.093

54

Leesvoorziening leesgehandicapten

13.607

13.463

11.589

11.429

11.241

11.100

141

Programma leesbevordering

 

1.900

2.980

2.950

2.930

2.934

– 4

Creatieve Industrie

0

0

0

 

2.445

2.445

0

Internationaal Cultuurbeleid (HGIS)

45

366

506

506

506

506

0

Overig Letteren en Bibliotheken

5.164

5.185

6.682

9.363

4.493

7.044

– 2.551

                 

Cultureel Erfgoed

354.471

314.306

342.197

332.711

302.084

323.132

21.048

Cultuursubsidies 2009–2012

108.479

151.190

155.032

154.536

152.943

153.336

– 393

4-jarig

0

422

2.881

4.540

2.844

2.817

27

producerend

 

422

670

2.314

655

655

0

niet producerend

 

0

2.211

2.226

2.189

2.162

27

Langjarig

0

150.768

152.151

149.996

150.099

150.519

– 420

producerend

 

148.300

152.151

149.996

150.099

150.519

– 420

niet producerend

 

2.468

0

0

0

0

0

                 

Subsidies

220.068

135.903

159.547

150.526

125.925

144.832

– 18.907

Verbreden inzet Cultuur

8.621

6.915

2.493

1.409

1.468

389

1.079

Musea: huisvesting

65.656

18.324

26.208

26.376

19.473

16.626

2.847

Musea: buiten Cultuursubsidies 2009–2012

8.017

15.736

18.325

8.127

9.063

9.045

18

Erfgoed en Ruimte

 

0

900

195

0

0

0

Monumenten

130.057

90.403

109.786

111.353

94.243

109.627

– 15.384

Archeologie

2.000

740

658

175

279

1.674

– 1.395

Projecten en internationale verplichtingen

5.717

3.785

1.177

2.891

1.399

7.471

– 6.072

                 

Overdrachten

25.924

27.213

27.618

27.649

23.216

24.964

– 1.748

Archieven

25.924

27.213

27.618

27.649

23.216

24.964

– 1.748

                 

Bijdrage aan baten/lastendiensten

19.425

22.704

22.292

21.481

28.862

20.765

8.097

Nationaal Archief

19.425

22.704

22.292

21.481

28.862

20.765

8.097

                 

Overig

59.655

68.559

62.306

64.235

52.182

40.115

12.067

Bestuursdepartement1

10.423

10.740

9.534

8.891

     

Rijksdienst Cultureel Erfgoed

49.232

57.819

52.772

55.344

52.182

40.115

12.067

Ontvangsten

35.206

35.794

36.217

34.961

17.072

494

16.578

X Noot
1

Met ingang van de begroting 2012 zijn de apparaatsuitgaven opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid in artikel 92 Apparaat Kerndepartement

Verplichtingen

Toelichting op de instrumenten

De realisatie van de verplichtingen is € 163,1 miljoen hoger dan geraamd. De voornaamste posten zijn:

  • verhoging van de verplichtingenraming voor de Basisinfrastructuur 2013–2016 voor € 70,1 miljoen;

  • verhoging van niet geraamde verplichtingen voor € 47,3 miljoen voor het eerder beschikbaar stellen van het budget voor frictie- en transitiekosten;

  • verhoging van niet geraamde verplichtingen voor de monumentenzorg voor € 61,4 miljoen;

  • verlaging van geraamde verplichtingen als gevolg van lagere garantieverlening voor € 26 miljoen;

  • verlaging van geraamde verplichtingen als gevolg van de overboeking van de apparaatskosten Cultuur naar artikel 92 Apparaat Kerndepartement voor € 8,9 miljoen.

Uitgaven

Kunsten

De realisatie van Verbreden inzet Cultuur is lager dan oorspronkelijk begroot, omdat bij Voorjaarsnota 2012 € 7,5 miljoen naar begrotingsartikel 1 (Primair Onderwijs) is overgeboekt voor de regeling Versterking cultuureducatie in het primair onderwijs.

De niet geraamde uitgaven aan frictie- en transitiekosten zijn vooruitbetalingen op uitgaven die in 2013 en 2014 waren geraamd. Deze middelen zijn al in 2012 beschikbaar gesteld aan instellingen die hiertoe een verzoek hebben ingediend. Deze instellingen hebben in 2012 kosten voor frictie en transitie moeten maken omdat de subsidie met ingang van januari 2013 geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd.

De hogere realisatie op Internationaal Cultuurbeleid (inclusief HGIS) heeft twee oorzaken. Ten eerste is bij Voorjaarsnota 2012 € 1 miljoen overgeboekt door Buitenlandse Zaken, voor DDFA (Dutch Design, Fashion and Architecture). Ten tweede waren in de begroting alleen de HGIS-middelen op deze uitgavenpost geraamd. In de realisatiecijfers zijn alle uitgaven aan internationaal cultuurbeleid verantwoord. Omdat de niet-HGIS uitgaven in de begroting waren geraamd op de uitgavenpost Overig Kunsten, is daar een lagere realisatie zichtbaar.

Letteren en Bibliotheken

Bij overige uitgaven onder Letteren en Bibliotheken is € 2,6 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Deze post bestaat voor een groot deel uit innoveringsgelden letteren en bibliotheken. Met het oog op de nieuwe basisinfrastructuur en de hiermee gepaard gaande frictiekosten is terughoudend met dit budget omgegaan. Niet bestede gelden konden zodoende mede gebruikt worden voor het betalen van frictie- en transitiekosten.

Cultureel Erfgoed

De realisatie op de post monumenten is € 15,4 miljoen lager dan begroot. Dit wordt onder meer veroorzaakt door een overboeking van € 20 miljoen aan het provinciefonds voor restauraties van grotere monumenten. Daarnaast heeft een verhoging plaatsgevonden van € 5 miljoen voor extra aflossing op de bekostigingsregeling instandhouding monumenten.

De realisatie op projecten en internationalisering is € 6,1 miljoen lager dan begroot.

Dit wordt onder meer veroorzaakt door een overboekingen ter grootte van € 1 miljoen voor gemeenschappelijk erfgoed naar de Rijksdienst Cultureel Erfgoed en het Nationaal Archief en overboeking van € 3,5 miljoen voor het betalen van frictie- en transitiekosten.

Ontvangsten

De realisatie van de ontvangsten is € 15,9 miljoen hoger dan geraamd. Dit wordt veroorzaakt door meerontvangsten van € 8,4 miljoen voor de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Voor een deel als gevolg van overboekingen uit het programmabudget ten behoeve van kennisinfrastructuur en externe financieringen waaronder EU subsidies en verrekening van apparaatskosten (huisvesting).

Cultuursubsidies 2009–2012

Met cultuursubsidies werd een basisinfrastructuur van culturele voorzieningen in de verschillende sectoren ondersteund. In de periode 2009–2012 werden op basis van de nota Kunst van Leven (Kamerstuk 31 482, nr. 16) langjarige cq. vierjaarlijkse subsidies verstrekt aan culturele voorzieningen in de verschillende sectoren.

De nieuwe basisinfrastructuur 2013–2016 is januari 2013 van start gegaan (Kamerstuk 32 820, nr. 65).

Verbreden inzet Cultuur (Kunsten)

In 2012 hebben de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur het gezamenlijk advies Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren! uitgebracht. Beide raden concluderen dat een betere verankering van cultuureducatie in het curriculum nodig is om scholen, leraren en de culturele omgeving van de school meer houvast te bieden.

Enkele elementen uit de beleidsreactie (Kamerstuk 32 820, nr. 68) zijn het ontwikkelen van een leerlijn cultuureducatie en versterking van de kwaliteit en samenhang van het curriculum via de Prestatiebox (€ 18 miljoen per jaar). Het Fonds voor Cultuurparticipatie financiert flankerend beleid, gericht op kennisdeling en, via een matchingsregeling met gemeenten en provincies, lokale plannen.

Voor het schooljaar 2012–2013 is een doorstart van de Cultuurkaart gerealiseerd. Naar aanleiding van de motie Klijnsma/ Van der Werf (Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 211) wordt hiervoor € 0,6 miljoen ingezet.

Internationaal Cultuurbeleid (Kunsten)

Creatieve bedrijven in de architectuur en vormgeving maakten deel uit van de grote handelsmissie naar Brazilië in november 2012. In 2012 was tevens de viering van 400 jaar diplomatieke betrekkingen met Turkije. Dit is gevierd met onder andere een groot cultureel uitwisselingsprogramma.

Het programma «Dutch Design, Fashion and Architecture» is in 2012 afgerond. Het programma concentreerde zich op de focuslanden Turkije, India en China. De ministeries van Buitenlandse Zaken en OCW zullen een vervolg vanaf 2013 financieren via het nieuwe Fonds voor de Creatieve Industrie.

Overig Kunsten: Architectuur

De Actieagenda architectuur en ruimtelijk ontwerp 2013–2016 (Kamerstuk 31 535, nr. 10) is op 18 september 2012 aan de Kamer aangeboden. In dit interdepartementale werkprogramma wordt aangegeven hoe de rijksbrede middelen voor architectuur gebruikt worden om de positie van ontwerp en de ontwerpers te versterken.

Overig Kunsten: overige instrumenten

Om de cultuursector te helpen om nieuwe inkomstenbronnen aan te boren heeft het kabinet in 2012 het Programma «Ondernemerschap Cultuur» opgestart (Kamerstuk 32 820, nr. 57). Het programma is tijdelijk van aard en loopt tot en met 2016.

Verbreden inzet Cultuur (Letteren en Bibliotheken)

Vanuit dit instrument werden subsidies in het kader van de programma’s «Cultuur en Economie» en «Cultuur en ICT» betaald.

Beelden voor de toekomst

Door het omzetten en afbouwen van projectactiviteiten, die het gevolg zijn van het neerwaarts bijstellen van de financiële kaders, stoppen de collectiehoudende partijen, met uitzondering van Beeld en Geluid, gefaseerd met hun activiteiten. Tot en met 2011 zijn ruim 165.000 speeluren aan materiaal en ruim 1,9 miljoen foto’s gedigitaliseerd. In 2012 heeft de laatste bijdrage van OCW aan dit project, dat tot en met 2014 loopt, plaatsgevonden.

Bibliotheekvernieuwing

In 2012 zijn de belangrijkste onderdelen van de landelijke digitale bibliotheek gereed gekomen en in gebruik genomen: de gemeenschappelijke website-infrastructuur, de nationale bibliotheekcatalogus en het datawarehouse. Eind 2012 zijn alle Nederlandse openbare bibliotheken aangesloten op de digitale bibliotheek en heeft het algemene publiek kunnen kennismaken met een digitaal aanbod vanuit de openbare bibliotheken. Tevens werden voorbereidingen getroffen voor aanpassingen van de wetgeving aangaande openbare bibliotheken.

Leesvoorziening leesgehandicapten

In 2012 zijn concept certificeringsnormen vastgesteld voor de keten aangepast lezen. Verder werden leden geworven voor de Lezersraad die in het vierde kwartaal werd geïnstalleerd. De Raad heeft haar werkzaamheden voortvarend opgepakt.

Ook ging de pilot «aanvragen gesproken boek» rond de zomer 2012 van start, alsmede een pilot gericht op vergroting van het bereik.

Over de afgelopen jaren maakten 500 vestigingen gebruik van de mogelijkheid om met een bijdrage van het Sector Instituut Openbare Bibliotheken (SIOB) een aanbod aangepast lezen te realiseren. Een evaluatieonderzoek naar de subsidieregeling Aangepast Lezen (www.siob.nl ) maakt duidelijk dat bibliotheken vinden dat de regeling heeft geholpen om aangepast lezen binnen de bibliotheek grotere bekendheid te geven, waarmee zij de klant beter kunnen bedienen.

Programma leesbevordering

In 2012 is het leesbevorderingsprogramma «Kunst van Lezen» door Stichting Lezen en Sector Instituut Openbare Bibliotheken (SIOB) op elk van de drie programmaonderdelen – strategische leesbevorderingsnetwerken, BoekStart en de Bibliotheek op School – geïntensiveerd. De campagne strategische netwerken is ontwikkeld en van start gegaan. Aan Boekstart voor baby’s doet inmiddels 90% van de basisbibliotheken (149 van de 163 in 809 vestigingen) mee. Ruim 300 kinderopvangcentra doen via lokale bibliotheken mee aan BoekStart in de Kinderopvang. De Bibliotheek op School voor het primair onderwijs is binnen tien samenhangende bouwstenen opgezet. Een of meer bouwstenen worden door de helft van de basisbibliotheken lokaal binnen het basisonderwijs ingezet.

Tevens is in 2012 «De Leescoalitie» opgericht. Hierin werken diverse landelijke organisaties op het gebied van leesbevordering en boekpromotie nauw samen. Deze organisaties zijn: de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB), Stichting Lezen, Stichting Lezen en Schrijven en het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB). Laatstgenoemde drie organisaties worden bekostigd door OCW.

Creatieve Industrie

Eind 2011 is het CRISP (Creative Industry Scientific Programme) opgezet. In 2012 zijn de samenwerkingsverbanden van onderzoekers, ontwerpers, en andere ketenpartijen van start gegaan. Het programma richt zich op het versterken van de wetenschappelijke kennisbasis van de ontwerpsector binnen de creatieve industrie en op het ontwikkelen van product-dienst-combinaties voor oplossingen van maatschappelijke problemen zoals vergrijzing, toenemende zorgbehoefte en de noodzaak tot meer bewegen van kinderen.

Verbreden inzet Cultuur (Cultureel Erfgoed)

Vanaf 2012 wordt gewerkt aan versterking van het archiefbestel door uitvoering van de innovatieagenda als uitvloeisel van de archiefvisie die in 2011 naar de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstuk 26 643, nr. 187). Onderdelen van de agenda zijn digitale duurzaamheid, openbaarheid, collectievorming, toegang en bestel. Hierbij wordt nauw samengewerkt met zowel bestuurlijke partners als vertegenwoordigers uit de archiefsector. Eind 2012 is het archiefconvenant afgesloten tussen rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Binnen het bestel zal het Nationaal Archief zich verder ontwikkelen als kenniscentrum. Via de website www.gahetna.nl verleent het Nationaal Archief digitale diensten aan het publiek. Delen van de collectie zullen in toenemende mate op deze wijze voor een breed publiek toegankelijk worden gemaakt.

Erfgoed en Ruimte

In 2012 zijn met provincies en andere samenwerkingspartners voorstellen ontwikkeld voor uitvoering van het programma «Erfgoed en Ruimte» (Kamerstuk 32 156 nr. 29). In de jaren 2013–2015 wordt dit programma uitgevoerd.

Monumenten

Het monumentenbeleid wordt uitgevoerd op basis van de Monumentenwet 1988. De wetswijziging modernisering monumentenzorg is per 1 januari 2012 van kracht geworden. Zo zijn de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen in of bij monumenten en in beschermde stads- en dorpsgezichten verruimd, is er geen vijftigjaren grens meer voor het beschermen van monumenten en is de mogelijkheid voor derden om monumenten voor te dragen voor bescherming vervallen.

Van belang is verder dat in het Besluit Ruimtelijke Ordening is opgenomen dat gemeenten voortaan moeten aangeven hoe zij in hun bestemmingsplan rekening houden met cultuurhistorische waarden in en boven de grond. Met ingang van 2012 zijn de rijksmiddelen voor restauratie van rijksmonumenten overgeheveld naar het provinciefonds. De provincies vullen aan en verdelen de middelen. De middelen voor Instandhouding blijven bij het Rijk. Ten slotte zijn ook dit jaar om herbestemming te stimuleren middelen beschikbaar gesteld voor een wind- en waterdichtregeling en een plankostenregeling. Een incidenteel bedrag van € 47,2 miljoen is in 2012 beschikbaar gesteld ter bestrijding van de crisis in de bouw (Kamerstuk 32 156 nr. 42). Dit zal in de komende jaren besteed worden aan de restauratie van monumenten.

Archeologie

In 2012 heeft het kabinet een aantal prioriteiten en verbetervoorstellen benoemd (Kamerstuk 33 053, nr. 3). Dit als reactie op de evaluatie van de archeologiewetgeving (Kamerstuk 33 053, nr. 1). De verbetervoorstellen die in deze brief werden genoemd, hebben geleid tot een aantal acties:

  • De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) heeft opdracht gekregen om een nieuw archeologische kenniskaart van Nederland te maken;

  • De RCE start het project «Archeologie voor gemeenten»;

  • LTO bereidt een pilot voor, waarin wordt onderzocht of het mogelijk is om bepaalde vormen van agrarisch gebruik uit te zonderen van archeologische verplichtingen, waarmee ook kosten worden voorkomen.

Archieven

Als gevolg van het Regeerakkoord is op de rijksbijdrage aan de Regionale Historische Centra (RHC’s) een korting van € 5 miljoen toegepast. Met de provincies is overeengekomen dat zij met ingang van 2012 zelf betalen voor het bewaren van hun archiefmateriaal in de RHC’s.

Ontvangsten

De realisatie van de ontvangsten is € 15,9 miljoen hoger dan geraamd. Dit wordt veroorzaakt door meerontvangsten van € 8,4 miljoen voor de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Voor een deel als gevolg van overboekingen uit het programmabudget ten behoeve van kennisinfrastructuur en externe financieringen waaronder EU subsidies en verrekening van apparaatskosten (huisvesting).

Artikel

15: Media

Artikel

Algemene doelstelling

Een divers media-aanbod

De overheid borgt vier publieke belangen in het mediabeleid: onafhankelijkheid, verscheidenheid, kwaliteit en toegankelijkheid. Op basis van het Concessiebeleidsplan 2010–2016 (www.publiekeomroep.nl) heeft de minister van OCW met de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) een Prestatieovereenkomst afgesloten (bijlage bij Kamerstuk 32 123 VIII, nr. 128). Daarin zijn afspraken gemaakt over kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor het media-aanbod. Elk jaar stuurt de NPO vóór 1 mei een verslag (terugblik) over het afgelopen jaar aan de minister en het Commissariaat voor de Media (artikel 2.58 van de Mediawet 2008). Daarin is in ieder geval opgenomen een beschrijving van de wijze waarop in het afgelopen jaar uitvoering is gegeven aan de publieke mediaopdracht, de samenstelling van het media-aanbod op de aanbodkanalen, de realisatie van de prestatieafspraken (artikel 2.22 van de Mediawet 2008), de naleving van de wettelijke programmavoorschriften en de naleving van de code goed bestuur en integriteit van de NPO. Het Commissariaat voor de Media (CvdM) rapporteert jaarlijks over de naleving van de prestatieafspraken. Over de naleving van de prestatieafspraken wordt de Tweede Kamer apart geïnformeerd in de mediabegrotingsbrief 2014.

Rol en verantwoordelijkheid

Het mediabeleid van de overheid richt zich op radio, kranten, opiniebladen, journalistieke en culturele uitingen via internet en, uiteraard, televisie. Deze media spelen een prominente rol in de samenleving. Ze zijn een bron van kennis en informatie, én podia voor democratisch debat. Media geven onze cultuur vorm, zowel in internationaal perspectief, als nationaal, lokaal en binnen groepen met een bepaald levensbeschouwelijk of maatschappelijk interessegebied. Tenslotte zijn media dragers van kunst en vermaak: verhalen, drama, muziek en documentaires.

De minister is verantwoordelijk voor het stelsel van landelijke, regionale en lokale publieke omroepen en de wet- en regelgeving op dat terrein. Zij is ook verantwoordelijk voor de financiering van de landelijke publieke omroep, de wereldomroep en enkele andere aan de omroep verbonden instellingen.

De minister is verder verantwoordelijk voor het Stimuleringsfonds Nederlandse culturele mediaproducties, het Stimuleringsfonds voor de Pers en voor tijdelijke subsidies aan diverse non-profit initiatieven op het terrein van de media.

De minister is tot slot verantwoordelijk voor naleving van de Mediawet en het Mediabesluit door de diverse publieke en commerciële media.

De middelen die de minister ter beschikking heeft, zijn:

  • 1. Financiering van de landelijke publieke omroep en wereldomroep en wetgeving voor alle publieke omroepen (lokaal, regionaal, landelijk en wereldomroep).

  • 2. Wetgeving voor commerciële omroep, vooral voortvloeiend uit Europese richtlijnen op het gebied van audiovisuele media en interne markt.

  • 3. Wet- en regelgeving voor de distributie van elektronische media.

  • 4. Financiële steun voor dagbladen, voor opinieweekbladen en voor journalistiek en meningsvorming op internet. Hiervoor bestaan onder meer de subsidieregelingen van het Stimuleringsfonds voor de Pers.

  • 5. Aanmoedigen van zelfregulering door media via bijvoorbeeld de Kijkwijzer van het Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM), de Nederlandse Reclame Code, de Raad voor de Journalistiek en de mediacode.

  • 6. Bescherming en educatie van mediagebruikers, in het bijzonder jongeren en hun ouders.

Beleidsconclusies

Het mediabeleid zoals beschreven in dit artikel en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. De eerste fase van de korting op de rijksmediabijdrage is gerealiseerd.

Over de uitwerking van het Regeerakkoord Rutte I heeft de staatssecretaris van OCW voor het onderdeel Media de Tweede Kamer geïnformeerd in de mediabegrotingsbrief 2013 van 27 november 2012 (Kamerstuk 33 400, nr. 20).

Het Regeerakkoord van het kabinet Rutte II (www.rijksoverheid.nl/regering/regeerakkoord ) stelt een extra taakstelling van 100 miljoen voor op het mediabudget. Over de uitwerking van het Regeerakkoord voor het onderdeel Media heeft de staatssecretaris van OCW op 6 december 2012 de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 33 400, nr. 129).

Publieke Omroep

Op 17 juli 2012 is de wet tot wijziging van de Mediawet in het Staatsblad verschenen (Stb. 2012, 319). Deze wijziging heeft betrekking op de verlaging van de rijksmediabijdrage met € 200 miljoen en beëindiging van de wettelijke taken van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep.

De vermindering van het aantal erkende omroeporganisaties, is een belangrijke voorwaarde om de geplande bezuinigingen van het kabinet Rutte I op het budget van de publieke omroep te realiseren. De NPO en de omroepverenigingen zijn hiermee het afgelopen jaar voortvarend aan de slag gegaan.

De omroepen en de NPO maken nu al, waar mogelijk, de eerste efficiencyslagen die geen formele reorganisaties vereisen. Doel is kosten besparen zonder dat dit ten koste gaat van de huidige kwaliteit van de publieke programmering.

De overheveling van de (financiële) verantwoordelijkheid voor de Wereldomroep naar het ministerie van Buitenlandse Zaken verliep conform de opdracht in het kabinet Rutte I.

In april 2012 ontving ik een voorstel van de NPO voor de transitie van de twee resterende ensembles (Groot Omroepkoor, en Radio Filharmonische Orkest) van het Muziekcentrum van de Omroep naar de landelijke publieke omroep. Ik heb de NPO gevraagd de verdere uitwerking van dit voorstel ter hand te nemen.

Over de wijze waarop de mediaparagraaf uit het Regeerakkoord Rutte II zal worden uitgewerkt, is de Tweede Kamer in mijn brief van 6 december 2012 (Kamerstuk 33 400, nr. 129) nader geïnformeerd.

Mediafonds

In het Regeerakkoord Rutte II is opgenomen, dat het kabinet afziet van de voorgenomen samenvoeging van het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds) en het Stimuleringsfonds voor de Pers. Het budget van het Mediafonds wordt per 1 januari 2017 op nul gezet; het fonds wordt op die datum opgeheven.

Het Stimuleringsfonds voor de Pers blijft bestaan.

Het Mediafonds bevorderde in 2012 de ontwikkeling en productie van culturele dramaproducties, kunst- en kinderprogramma’s en cultuurprojecten van de landelijke en regionale publieke omroep.

Distributie

Op 5 oktober 2012 is het wetsvoorstel dat strekt tot wijziging van de Mediawet in verband met de verspreiding van televisie- en radio- programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen ingediend (Kamerstuk 33 426, nr. 1–3). Dit wetsvoorstel wijzigt op een aantal punten de huidige «must carry» bepaling, breidt het aantal door te geven zenders in het standaardpakket uit, en maakt de regeling techniekneutraal. De nieuwe regels gaan namelijk gelden voor alle pakketaanbieders van radio- en televisie (kabel, satelliet, koper, ether en glasvezel).

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 15.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 15 (bedragen x € 1.000)
           

Realisatie

Vastge-stelde begroting

Verschil

   

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

909.647

929.447

894.942

937.643

886.809

916.532

– 29.723

Waarvan garantieverplichtingen

             

Programma-uitgaven

887.881

902.098

901.765

912.434

951.461

915.954

35.507

Publieke omroep

866.433

876.599

863.468

885.851

927.165

891.511

35.654

Pers en journalisatieke producties

 

1.000

12.300

4.300

2.300

2.300

0

Bewust mediagebruik

 

2.005

1.610

2.280

2.000

2.000

0

Stimuleringsfonds Nederlandse culturele mediaproducties

16.845

17.482

17.657

17.922

17.922

17.922

0

Overige uitgaven (geen Mediawet)

4.603

5.012

6.730

2.081

2.074

2.325

– 251

Overige uitgaven (taakstelling Regeerakkoord)

0

0

0

0

0

– 104

104

Ontvangsten

252.022

247.591

228.224

190.959

215.510

197.500

18.010

Toelichting:

Verplichtingen

De verplichtingen voor het beleidsterrein Media zijn in 2012 € 29,7 miljoen lager dan de vastgestelde begroting. Naast de hieronder genoemde hogere verplichtingen ten behoeve van hogere uitgaven in 2012 van € 35,7 miljoen zijn in 2012 voor een bedrag van € 65,4 miljoen minder verplichtingen vastgelegd voor 2012 dan waarmee in de begroting 2012 rekening is gehouden. Hiervan heeft € 50,3 miljoen betrekking op verplichtingen, die als gevolg van taakstellingen uit het regeerakkoord zijn verlaagd (Landelijke publieke omroep, € 4 miljoen) of zijn beëindigd (Wereldomroep, € 46,3 miljoen). De taakstellingen uit het regeerakkoord zijn in de begrotingsadministratie voor zowel kas als verplichtingen in 2013 ingeboekt, terwijl dit voor de verplichtingen een jaar eerder had moeten gebeuren. Daarnaast is de verplichting voor het Muziekcentrum van de Omroep (€ 30,9 miljoen) voor het jaar 2012 al in 2011 vastgelegd. Tenslotte is in de verplichting 2013 voor de landelijke publieke omroep al rekening gehouden met de wettelijke indexering 2013 (€ 15,9 miljoen).

Uitgaven

De uitgaven voor het beleidsterrein Media zijn in 2012 € 35,7 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn:

  • Een hoger uitgavenbudget als gevolg van de wettelijke prijsindexering van € 14,5 miljoen.

  • Een hoger uitgavenbudget als gevolg van hoger dan verwachte reclameontvangsten van € 18 miljoen.

  • Een hoger uitgavenbudget als gevolg van een bijdrage van het ministerie van Buitenlandse Zaken ten behoeve van de frictiekosten van de Wereldomroep van € 3 miljoen.

Het hogere uitgavenbudget is overgemaakt naar de Algemene Mediareserve ter dekking van de frictiekosten, die voortvloeien uit de bezuinigingen van kabinet Rutte I.

Ontvangsten

De ontvangsten voor het beleidsterrein Media zijn in 2012 € 18 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting. Dit wordt veroorzaakt door hogere reclameontvangsten.

Artikel

16: Onderzoek en wetenschapsbeleid

Artikel

Algemene doelstelling

Het scheppen van een internationaal concurrerende onderzoeksomgeving die onderzoekers uitdaagt tot optimale wetenschappelijke prestaties en die goed aansluit op maatschappelijke behoeften.

Deze doelstellingen zijn behaald en worden deels beschreven in de beleidsconclusies en de tabel budgettaire gevolgen van beleid hierna.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

  • het scheppen van voorwaarden voor het doelmatig functioneren van een aantal wetenschappelijke instellingen, waaronder onderzoeksorganisaties en wetenschappelijke bibliotheekinstellingen. Deze instellingen nemen binnen het onderzoeksbestel zowel zelfstandig als in relatie tot de universiteiten en bedrijven een belangrijke plaats in;

  • borging van het vernieuwend vermogen en de kwaliteit van het Nederlandse onderzoek en de Nederlandse onderzoeksfaciliteiten;

  • de coördinatie van het wetenschapsbeleid op nationaal en internationaal niveau;

  • het toezicht op een efficiënte besteding van publieke middelen en op voldoende verspreiding van kennis naar de maatschappij.

Beleidsconclusies

Het Nederlandse wetenschappelijke onderzoek kan zich meten met het beste onderzoek in de wereld. Nieuwe cijfers over de mondiale positie op basis van citatiescores verschijnen medio 2013. Voor de periode 2007–2010 staat de Nederlandse wetenschap op een 3e positie mondiaal, met een citatiescore van 44% boven het wereldgemiddelde van 1. Dit heeft ertoe geleid dat Nederland gastland is van de eerste twee European Research Infrastructure Consortiums (ERIC’s) in Europa.

De Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap moet onder andere leiden tot meer zwaartepuntvorming en profilering in het wetenschappelijk onderzoek. In vervolg op de hoofdlijnenakkoorden hebben de instellingen en OCW prestatieafspraken gemaakt in november 2012. Om zwaartepuntvorming en profilering te versterken zijn middelen ingezet voor grootschalige onderzoeksfaciliteiten (80 miljoen) zoals de hoge FLUX-magneet faciliteit voor onderzoek naar materialen (zoals grafeen) en voor toponderzoekscholen (162 miljoen) zoals is de Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA).

In het topsectorenbeleid zijn innovatiecontracten ontwikkeld met als doel de samenwerking in de Gouden Driehoek van bedrijven, kennisinstellingen en overheid te verbeteren en zo de innovativiteit van ons land te versterken.

Het versterken van privaat-publieke samenwerking is telkens het doel geweest, de ontdekking van het marjoranadeeltje aan de TU Delft biedt kansen om zo een brug te slaan.

NWO levert een actieve bijdrage aan het topsectorenbeleid. NWO heeft een aantal thematische calls in topsectorenverband ontwikkeld. De eerste subsidies hiervoor zijn inmiddels toegekend.

Het streven valorisatie te versterken door in 2016 2,5% van de publieke onderzoeksmiddelen aan valorisatie te besteden heeft in de loop van 2012 een nadere nuancering gekregen. De valorisatiedoeleinden, met name die gericht op de versterking van de nationale en regionale infrastructuur, worden ingebed in het topsectorenbeleid en de prestatieafspraken hoger onderwijs en wetenschap.

In elke sector van het topsectorenbeleid zijn afspraken neergelegd over valorisatie in de innovatiecontracten. Met alle ho-instellingen zijn prestatieafspraken gemaakt over onderwijs in ondernemerschap en valorisatie. Met de VSNU en de HBO-raad wordt gewerkt aan een brede set valorisatieindicatoren.

Nederlandse onderzoekers blijven goed presteren in Europese programma’s en hebben in 2012 een nog groter aandeel van de subsidies uit het Zevende Kaderprogramma ontvangen dan vorig jaar: 7,0%. Sinds het begin van dit Kaderprogramma is al € 2,1 miljard aan Europese subsidies voor onderzoek naar Nederland gegaan. Ook in 2012 zijn de prestaties van individuele onderzoekers binnen de ERC daarbij opmerkelijk. Tien procent van de € 1,4 miljard die dat jaar binnen de ERC beschikbaar was is toegewezen aan in Nederland werkzame onderzoekers. Van de pilot call voor de zogenaamde ERC Synergy Grant zijn 3 van de 11 beurzen toegekend aan Nederlandse instituten.

Door onze bijdrage aan internationale wetenschappelijke organisaties (CERN, ESA, ESO, EMBL/EMBC, GBIF) en samenwerking in internationale netwerken en (Europese) programma’s, hebben onze onderzoekers toegang tot de meest geavanceerde Internationale onderzoeksfaciliteiten. Zoals in ALMA (Atacama Large Millimeter Array), een stelsel van 66 radiotelescopen.

Om een kwalitatief hoogwaardig en op vernieuwing gericht onderzoeksstelsel in stand te houden en verder te ontwikkelen, is het aantrekken en vasthouden van goede onderzoekers essentieel. Om wetenschappelijk (top)talent de ruimte te geven is een samenhangende instrumentarium ontwikkeld en ingezet, met als doel de in- en doorstroom van jong wetenschappelijk talent te vergroten, een meer evenwichtige samenstelling van het wetenschappelijk personeel qua leeftijdsopbouw te bereiken en om betere loopbaanmogelijkheden voor het wetenschappelijk personeel te creëren.

Uit de evaluatie van de Vernieuwingsimpuls (Kamerstuk 29 338, nr. 65) en uit de beleidsdoorlichting talentvolle onderzoekers (Kamerstuk 31 511, nrs. 1 en 2) blijkt dat deze instrumenten succesvol zijn en dat de Vernieuwingsimpuls (VI) een belangrijke positie heeft ingenomen in de onderzoekswereld. Zij geeft een positieve impuls aan de wetenschappelijke loopbaan van talentvolle onderzoekers.

In 2012 is ook op het beleidsterrein van onderzoek en wetenschapsbeleid een bijdrage geleverd aan de band met Caribisch Nederland (de BES-eilanden) en de overige landen van het Koninkrijk (de CASt-eilanden). NWO heeft de opdracht aanvaard om, als onderdeel van een Caribisch kennisnetwerk, in de komende jaren een multifunctioneel kenniscentrum op St Eustatius te ontwikkelen en bovendien een onderzoekprogramma in te richten voor onderzoeksprojecten op of over de Cariben.

Voor het Poolonderzoek is infrastructuur gebouwd voor het Dirck Gerritszlaboratorium in Antarctica en in januari 2013 officieel geopend.

Voor nadere informatie wordt verwezen naar:

  • Kwaliteit in verscheidenheid, Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschapsbeleid, Kamerstuk 31 288, nr. 194.

  • Hoofdlijnenakkoord VSNU-OCW, Kamerstuk 31 288, nr. 246.

  • Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de voortgang van de prestatieafspraken, Kamerstuk 31 288, nr. 322.

  • «Naar de top, het bedrijfslevenbeleid in actie(s), Kamerstuk 32 637, nr. 15.

  • Voortgang bedrijfslevenbeleid, brief van 16 januari 2012, Kamerstuk 32 637, nr. 21.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 16.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 16 (Bedragen x € 1.000)
           

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

1.159.387

1.152.585

927.239

830.254

904.499

829.971

74.528

Waarvan garantieverplichtingen

           

Totale uitgaven

1.018.295

1.167.402

1.235.025

909.781

934.143

894.029

40.114

                 

Programma-uitgaven

1.014.828

1.163.883

1.231.688

906.831

934.143

894.029

40.114

NWO

317.610

327.711

319.563

325.458

326.975

312.706

14.269

KNAW

94.470

96.898

93.517

93.779

94.316

93.439

877

Koninklijke Bibliotheek (KB)

45.314

46.429

46.429

46.537

53.591

46.336

7.255

LF TUD bibliotheek

7.375

7.626

7.626

7.654

7.734

7.654

80

SURF

7.270

7.517

7.517

7.545

7.622

7.545

77

CPG

493

515

515

518

520

518

2

Montesquieu Instituut

1.032

1.067

1.067

1.071

1.082

1.071

11

Max Plack Instituut

0

0

0

0

1.622

1.606

16

NCB

5.000

5.270

5.270

5.289

5.343

5.289

54

TNO

198.668

199.773

192.814

0

0

0

0

BPRC/ Stichting AAP

9.544

9.597

9.597

9.653

10.410

9.653

757

Nationaal Herbarium

1.184

1.125

1.125

1.129

1.141

1.129

12

NLR

865

893

893

0

0

0

0

Deltares

2.160

2.208

2.855

0

0

0

0

MARIN

888

891

957

0

0

0

0

STT

227

233

233

234

236

234

2

EMBC

658

707

724

740

751

740

11

EMBL

3.734

3.988

4.135

4.377

4.476

4.380

96

ESA

33.775

34.672

36.516

35.027

29.393

30.153

– 760

CERN

29.844

35.322

34.527

38.017

41.303

36.254

5.049

ESO

6.252

6.821

6.582

6.205

15.405

7.100

8.305

NEMO

3.284

3.368

3.368

3.488

3.626

3.388

238

Nationaal Contactpunt Kaderprogramma

325

383

413

440

434

459

– 25

NTU/INL

2.963

3.077

3.132

3.228

3.071

3.190

– 119

EIB

1.254

1.297

1.297

1.302

1.316

1.302

14

Nationale coördinatie

12.504

9.193

7.816

8.435

6.285

6.389

– 104

Bilaterale samenwerking

5.854

3.611

2.474

4.070

4.505

4.383

122

Weerstandsverhoging onderzoeksinstellingen (CBRN)

0

2.000

2.785

1.968

1.433

2.000

– 567

BSIK

51.452

39.348

19.561

33.405

0

0

0

ITER

0

0

0

0

0

0

0

GATE

2.000

2.000

2.000

1.000

0

0

0

Grootschalige researchfaciliteiten

22.822

10.162

3.902

1.830

1.830

1.830

0

Parelsnoer

7.750

7.750

7.750

0

0

0

0

SURF-net

0

6.800

11.700

6.300

7.200

7.200

0

NCB

0

4.700

10.000

8.400

6.900

6.900

0

ITER-2

0

0

4.000

4.000

0

0

0

Hersenen en Cognitie

0

2.000

4.000

4.000

3.900

3.900

0

Genomics

15.000

36.000

40.000

44.000

44.000

44.000

0

Kenniswerkers

0

33.610

101.811

931

0

0

0

Smart-mix

4.975

0

0

0

0

0

0

EET

988

990

0

0

0

0

0

Valorisatie

0

0

0

0

0

2.500

– 2.500

Talentenkracht

300

400

0

0

0

0

0

Kust- en zeeonderzoek

2.065

2.000

2.035

2.534

2.500

2.500

0

Grootschalige research infrastructuur

10.000

16.000

19.000

20.000

61.950

56.000

5.950

STW

0

0

0

0

10.000

10.000

0

Poolonderzoek

0

0

2.000

2.992

2.992

1.500

1.492

Gezondheidsonderzoek

0

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

0

VI-Talentenontwikkeling

104.613

187.873

208.373

169.460

168.481

168.481

0

Nader te verdelen

37

18

21

21

3

506

– 503

Uitvoeringsorganisatie DUO

279

540

288

294

297

294

3

                 

Apparaatsuitgaven1

3.467

3.519

3.337

2.950

     

Ontvangsten

178.093

186.900

176.117

1.520

0

101

– 101

X Noot
1

Met ingang van de begroting 2012 zijn de apparaatsuitgaven opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid in artikel 92 Apparaat Kerndepartement.

Verplichtingen

Toelichting op de instrumenten

De verplichtingen voor beleidsterrein OWB zijn in 2012 € 74,5 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting. De hogere realisatie van € 74,5 miljoen houdt verband met het aangaan van (meerjarige) verplichtingen als gevolg van de verhoging van het uitgavenbudget.

Uitgaven

De uitgaven voor beleidsterrein OWB zijn in 2012 € 40,1 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting. De belangrijkste mutaties zijn:

  • Het budget voor NWO is met € 14,3 miljoen verhoogd voor onder meer het nakomen van een internationale (contributie)verplichtingen aan de internationale onderzoeksfaciliteiten. Daarnaast is in het kader van het «Masterplan Toekomst Wiskunde» een eenmalige bijdrage beschikbaar van € 4,0 miljoen voor het continueren van het nationaal toponderzoek en het academisch onderwijs door de wiskundeclusters.

  • Het budget voor de Koninklijke Bibliotheek (KB) is met € 7,2 verhoogd voor onder meer het verbeteren van de brandveiligheid bij de KB (€ 5,0 miljoen) en voor de samenwerking van de KB en het Nationaal Archief (€ 1,5 miljoen).

  • Het budget van ESO is met € 8,3 miljoen verhoogd in verband met een eenmalige bijdrage aan de Extremely Large Telescope.

  • Een technische mutatie van € 6,2 miljoen in verband met interne- en externe overboekingen waaronder een bijdrage in de kosten van de onderzoekskernreactor «Oyster» te Delft. Deze mutaties zijn toegevoegd aan de «Grootschalige research infrastructuur».

  • Het budget voor CERN is met € 5,0 miljoen verhoogd. De belangrijkste oorzaak voor deze verhoging is het gestegen BNP ten opzichte van de meeste overige lidstaten.

  • Het budget Valorisatie wordt met € 2,5 miljoen verlaagd in verband met een overboeking van dit budget naar het Ministerie van EL&I.

  • Een beleidsmatige mutatie van € 0,7 miljoen in verband met een gewijzigde BTW-positie van het primatenonderzoekscentrum Biomedical Primate Research Centre (BPRC).

Artikel

25: Emancipatie

Artikel

Algemene doelstelling

Het bevorderen van emancipatie.

Het kabinet wil de emancipatie bevorderen: de emancipatie van meisjes en vrouwen, en de emancipatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT).

Doel is de veiligheid van vrouwen, homoseksuelen en transgenders te vergroten en de participatie van vrouwen in alle lagen en sectoren van de arbeidsmarkt te bevorderen.

Een positieve houding en beeldvorming ten aanzien van homoseksuele relaties en vrouwen met ambitie dienen vanzelfsprekend te worden.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor het bevorderen van de emancipatie van meisjes en vrouwen en voor de emancipatie van lesbische vrouwen, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LHBT).

Stimuleren: De instrumenten die de minister ter beschikking heeft zijn wet- en regelgeving. Voor communicatie naar het beleidsveld maakt de minister onder andere gebruik van belangenorganisaties.

Regisseren: Gemeenten ontvangen via decentralisatie-uitkeringen een bijdrage voor de uitvoering van de samenwerkingsafspraken over versterking en uitvoering van het lokale emancipatiebeleid.

Versterken van veiligheid

Beleidsconclusies

Het aantal grote gemeenten, dat zich inzet voor «veiligheid, weerbaarheid en sociale acceptatie van LHBT» is in 2012 toegenomen tot veertig.

Met vijftien gemeenten zijn (conform doelstelling) afspraken gemaakt over de werving van zogenaamde «changemakers» voor de «We Can Young campagne» gericht op veiligheid en weerbaarheid van jongeren.

Verbeteren van sociale acceptatie

In 2012 zijn 134 scholen gestart met de pilot LHBT jongeren op school om een impuls te geven aan het sociale veiligheidsbeleid voor LHBT jongeren. Scholen gaan aan de slag met externe voorlichting, omgangsvormen, aandacht voor LHBT in het bestaand lesaanbod, nazorg op school en ouderbetrokkenheid. Het SCP doet een effectmeting en een procesevaluatie bij scholen. Dit onderzoek wordt medio 2014 afgerond.

Op de domeinen werk, wijk, ouderen, onderwijs en sport zijn gay-straightallianties actief om de sociale acceptatie te bevorderen.

Stimulering van arbeidsparticipatie vrouwen

18 gemeenten en de vier grote steden voeren het programma «Eigen Kracht» uit gericht op laagopgeleide vrouwen. Met gemeenten is afgesproken dat de nu ontwikkelde aanpak structureel onderdeel moet gaan uitmaken van het gemeentelijk participatiebeleid. De aanpak wordt gemonitord en begin 2014 zal een eindevaluatie plaatsvinden. De Stichting Talent naar de Top ondersteunt bedrijven bij de doorstroom van vrouwen naar topposities. De Stichting ondersteunt 200 organisaties met circa 700.000 werknemers en zij draagt bij aan het publieke debat over dit onderwerp.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 25.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 25 (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

15.433

11.229

18.347

18.597

17.847

14.554

3.293

Totale uitgaven

11.993

13.990

16.729

16.075

14.846

16.630

– 1.784

               

Programma-uitgaven

9.826

11.875

14.653

14.063

14.846

16.630

– 1.784

• Emancipatie

8.192

9.315

11.239

9.608

8.851

10.967

– 2.116

• Homo-Emancipatie

1.634

2.560

3.414

4.305

5.800

5.513

287

• Dienst Uitvoering Onderwijs

     

150

195

150

45

               

Apparaatsuitgaven1

2.167

2.114

2.076

2.012

     

Ontvangsten

45

289

1.829

27

14

0

14

X Noot
1

Met ingang van de begroting 2012 zijn de apparaatsuitgaven opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid in artikel 92 Apparaat Kerndepartement

Toelichting:

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is € 3,3 miljoen hoger ten opzichte van de begroting 2012. In 2012 zijn verplichtingen aangegaan voor subsidies, die in de periode 2012 t/m 2016 tot uitgaven zullen leiden.

Uitgaven

De uitgaven van het Emancipatiebeleid zijn in 2012 € 1,8 miljoen lager dan de vastgestelde begroting.

Voor «Vrouwenemancipatie» hebben overboekingen plaatsgevonden naar andere ministeries, waarmee wordt samengewerkt.

Voor «Eigen Kracht» is een bijdrage van € 0,9 miljoen aan 18 gemeenten overgeboekt via het Gemeentefonds. € 0,3 miljoen is overgeboekt naar het gemeentefonds voor een bijdrage aan 15 gemeenten voor «We can Young». € 0,4 miljoen is overgeboekt naar het ministerie van EL&I voor «Talent naar de Top». (Zie voor deze drie onderwerpen voor de inhoud de beleidsconclusies). Voor de uitvoering van de regeling LHBT-jongeren op school is € 0,8 miljoen naar het budget van «Homo-emancipatie» overgeboekt. Tevens heeft een aantal technische verschuivingen plaatsgevonden.

Voor «Homo-emancipatie» heeft een aantal overboekingen plaatsgevonden naar andere ministeries, waarmee wordt samengewerkt. Voor het LHBT-beleid in 40 gemeenten is € 0,9 miljoen overgeboekt naar het gemeentefonds (per gemeente € 20.000 en de vier grote steden € 50.000). De directies VO/PO en JOZ hebben een bijdrage geleverd van € 0,7 miljoen voor de uitvoering van de regeling LHBT-jongeren op school. De bijdrage van «Vrouwenemancipatie» is voor dit doel € 0,8 miljoen. Tevens heeft een aantal technische verschuivingen plaatsgevonden.

DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel

91: Nominaal en onvoorzien

Artikel

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 91.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 91 (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

Waarvan garantieverplichtingen

             

Totale uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Nader te verdelen

0

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting op de instrumenten

Het doel van dit artikel is het tijdelijk boeken van sectoroverstijgende middelen of taakstellingen. Zodra een exacte verdeling over de betrokken beleidsartikelen bekend is, worden de middelen of taakstellingen naar de desbetreffende artikelen overgeboekt. Op dit artikel worden dus geen feitelijke uitgaven verantwoord. Dat is ook de reden dat bovenstaande tabel volledig op nul eindigt.

Hieronder worden de artikelonderdelen nader toegelicht. Daarmee wordt inzicht gegeven in de mutaties die via dit artikel gelopen zijn.

Loonbijstelling

Tabel 91.2 Loonbijstelling tranche 2012 (bedragen x € 1.000)

Toegevoegd

Uitgedeeld

Verschil

Loonbijstelling tranche 2012

110.914

   

Primair onderwijs

 

– 35.225

 

Voortgezet onderwijs

 

– 28.431

 

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

 

– 13.490

 

Hoger beroepsonderwijs

 

– 10.216

 

Wetenschappelijk onderwijs

 

– 15.523

 

Internationaal beleid

 

– 29

 

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

 

– 1.702

 

Studiefinanciering

 

– 213

 

Cultuur

 

– 3.039

 

Media

 

– 9

 

Onderzoek en wetenschapsbeleid

 

– 2.454

 

Emancipatie

 

– 35

 

Apparaatskosten

 

– 548

 

Totaal

110.914

– 110.914

0

Toelichting:

Het totaal van de loonbijstelling (€ 110,9 miljoen) is aan de OCW begroting toegevoegd. Het betreft de vergoeding voor de ontwikkeling in de sociale werkgeverslasten van in totaal € 97,2 miljoen voor 2012. Daarnaast krijgen de onderwijssectoren vo, bve, hbo en wo een specifieke compensatie van in totaal € 13,7 miljoen vanwege het nadeel dat ze ondervinden door de wijzigingen per 1 januari 2012 in de inkomensafhankelijke bijdrage (Iab) voor de zorgverzekeringswet. De loonbijstelling is in de 2e suppletoire begroting 2012 en de ontwerpbegroting 2013 doorverdeeld naar de verschillende beleidsartikelen.

Prijsbijstelling

Tabel 91.3 Prijsbijstelling tranche 2012 (bedragen x € 1.000)

Toegevoegd

Uitgedeeld

Verschil

Prijsbijstelling tranche 2012

159.694

   

Primair onderwijs

 

– 27.895

 

Voortgezet onderwijs

 

– 24.819

 

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

 

– 24.546

 

Hoger beroepsonderwijs

 

– 14.359

 

Wetenschappelijk onderwijs

 

– 28.180

 

Internationaal beleid

 

– 182

 

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

 

– 415

 

Studiefinanciering

 

– 9.912

 

Cultuur

 

– 7.363

 

Media

 

– 14.488

 

Onderzoek en wetenschapsbeleid

 

– 6.482

 

Emancipatie

 

– 237

 

Nominaal en onvoorzien

 

724

 

Apparaatskosten

 

– 1.540

 

Totaal

159.694

– 159.694

0

Toelichting:

Het totaal van de prijsbijstelling (€ 159,7 miljoen) is aan de OCW begroting toegevoegd. De prijsbijstelling is in de 2e suppletoire begroting 2012 en de ontwerpbegroting 2013 doorverdeeld naar de verschillende beleidsartikelen.

Nader te verdelen

Tabel 91.4 Nader te verdelen (bedragen x € 1.000)

Toegevoegd

Uitgedeeld

Verschil

Eindejaarsmarge 2011/2012

219.044

   

Meevaller leerlingenraming en studiefinanciering

136.305

   

Overig

23.550

   

Overlopende verplichtingen

 

– 96.603

 

Taakstelling Begrotingsakkoord 2013

 

– 171.478

 

OCW specifieke knelpunten

 

– 110.818

 

Totaal

378.899

– 378.899

0

Toelichting:

In 2012 is er in totaal € 378,9 miljoen toegevoegd aan dit artikelonderdeel. De belangrijkste toevoegingen zijn de middelen die 2011 niet tot besteding zijn gekomen en die via de eindejaarsmarge zijn doorgeschoven naar 2012 (€ 219,0 miljoen) en de meevaller als gevolg van de doorwerking van de lagere leerlingenaantallen en de raming studiefinanciering (€ 136,3 miljoen).

Deze middelen zijn in 2012 volledig ingezet ter dekking van:

  • de overlopende verplichtingen uit 2011 die in 2012 alsnog tot betaling zijn gekomen (€ 96,6 miljoen);

  • een deel van de departementale taakstelling uit het Begrotingsakkoord 2013 (€ 171,5 miljoen); en

  • een aantal OCW specifieke knelpunten (€ 110,8 miljoen). Het gaat daarbij onder meer om de kosten die de Koninklijke Bibliotheek moet maken als gevolg van de aangescherpte regeling brandveiligheid en asbestverwijdering, een tegenvaller bij CERN in verband met de wisselkoers van de Zwitserse franc en een bijdrage aan het reddingsplan van de Amarantis onderwijsgroep.

Artikel

92: Apparaat kerndepartement

Artikel

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 92.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 92 (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

127.438

146.542

134.679

129.607

154.565

143.920

10.645

Waarvan garantieverplichtingen

             

Totale uitgaven

127.449

146.555

134.679

129.607

154.565

143.920

10.645

Kerndepartement

127.449

146.555

134.679

128.709

153.495

143.920

9.575

Schatkistbankieren

     

898

1.070

0

1.070

Totale ontvangsten

200

6.156

1.414

907

2.800

567

2.233

Schatkistbankieren

     

898

1.070

0

1.070

Overige ontvangsten

200

6.156

1.414

9

1.730

567

1.163

Uitgaven

Toelichting op de instrumenten

De uitgaven voor het bestuursdepartement zijn in 2012 € 10,6 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting. Dit heeft onder andere de volgende oorzaken:

  • In het kader van Verantwoord Begroten heeft OCW goed gekeken of alle uitgaven op het goede artikel werden geraamd. Toen is gebleken dat er € 10,2 miljoen als programmakosten werden geraamd terwijl dat eigenlijk apparaatskosten zijn. Dit is gecorrigeerd zodat OCW een goed uitgangspunt heeft voor Verantwoord Begroten;

  • Door de aansluiting van OCW bij de Shared Service Organisatie FMH heeft OCW haar meubilair overgedragen. Daarvoor heeft OCW een vergoeding ontvangen (zie Ontvangsten). Daarnaast moet OCW over 2012 en 2013 de afschrijving van dit meubilair betalen. Dit verhoogt de uitgaven voor 2012 met € 0,8 miljoen;

  • Door de vorming van één Auditdienst Rijk (ADR), onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën per 1 mei 2012, wordt door de betrokken departementen structureel budget overgeboekt naar het ministerie van Financiën. Voor OCW verlaagt dit de uitgaven met € 2,8 miljoen;

  • In totaal is € 1,9 miljoen toegevoegd voor loon- en prijscompensatie.

Ontvangsten

De realisatie van de ontvangsten is in 2012 € 2,2 miljoen hoger dan geraamd. Dit heeft de volgende oorzaken:

  • OCW staat garant voor onderwijsinstellingen die bij de Staat lenen (schatkistbankieren). Voor het risico dat OCW hierdoor loopt, heeft OCW een vergoeding (premie) van € 1,1 miljoen ontvangen.

  • Door de aansluiting van OCW bij de Shared Service Organisatie FMH heeft OCW haar meubilair overgedragen. Daarvoor heeft OCW een vergoeding ontvangen van € 1,6 miljoen.

Tabel 92.2 Apparaatsuitgaven en -kosten (bedragen x € 1 miljoen)1
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Totaal ministerie

             

Kerndepartement

127.449

146.555

134.679

129.607

154.565

143.920

10.645

Inspecties

59.682

67.131

66.406

62.626

62.123

60.948

1.175

Adviesraden

7.396

6.478

6.986

6.487

6.597

5.967

630

               

Baten-lastendiensten2

             

Dienst Uitvoering Onderwijs

     

188.410

273 847

221.704

52 143

Nationaal Archief

     

25.741

23.136

24.408

1.272

               

ZBO’s en RWT’s2 3

             

Stichting fonds voor beeldende kunsten4

             

Stichting fonds voor de podiumkunsten

   

4,6

5,0

     

Stichting fonds voor cultuurparticipatie

   

2,5

2,4

     

Mondriaanstichting

   

1,9

3,5

     

Stichting Nederlands fonds voor de film

   

2,9

2,9

     

Stichting stimuleringsfonds voor de architectuur

   

1,3

1,4

     

Stichting Nederlands letterenfonds

   

1,3

1,8

     

Stichting stimuleringsfonds Nederlandse culturele mediaproducties (Mediafonds)

     

1,6

     

Commissariaat voor de Media (CvdM)

     

4,4

     

Nederlandse Publieke Omroep (voorheen NPO)

     

3,0

 

3,1

 

Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

     

3,3

 

2,9

 

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)

   

76,7

77,7

     

Koninklijke Bibliotheek (KB)

   

16,2

15,3

     

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

   

110,7

114,5

     

Stichting Participatiefonds

     

6,8

 

3,0

 

Stichting Vervangingsfonds

     

20,9

 

11,5

 

Stimuleringsfonds voor de Pers

     

0,7

     

College voor examens5

     

2,8

 

3,4

 
X Noot
1

De cijfers in bovenstaande tabel zijn niet met elkaar te consolideren aangezien het zowel uitgaven als kosten betreft.

X Noot
2

De apparaatskosten bij de baten-lastendiensten en ZBO’s en RWT’s betreffen naast de apparaatskosten in verband met werkzaamheden voor OCW ook de kosten die verband houden met werkzaamheden die voor tweeden en derden worden uitgevoerd.

X Noot
3

Genoemde bedragen betreffen de realisatiecijfers van 2011 omdat de jaarrekeningen over 2012 niet voorhanden zijn.

X Noot
4

Samengevoegd met Modriaanstichting

X Noot
5

Dit bedrag is ook opgenomen in de reeks kerndepartement omdat het College daar onderdeel van uitmaakt.

Artikel

93: Inspecties

Artikel

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 93.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 93 (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

59.682

67.131

66.406

62.626

62.123

60.948

1.175

Waarvan garantieverplichtingen

             

Totale uitgaven

59.682

67.131

66.406

62.626

62.123

60.948

1.175

Inspectie van het Onderwijs

57.335

64.147

63.478

59.958

59.458

58.231

1.227

Erfgoedinspectie

2.347

2.984

2.928

2.668

2.665

2.717

– 52

Ontvangsten

13

237

800

479

238

0

238

Uitgaven

Toelichting op de instrumenten

De uitgaven van de Inspectie van het Onderwijs zijn in 2012 € 1,2 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting. Dit betreft met name uitgaven voor ICT ontwikkelingen (software en hardware), extra capaciteit voor het financieel toezicht en uitgaven voor het doen van onderzoek in opdracht van OCW (o.a. financiële positie MBO instellingen). De ontvangsten van de inspectie betreffen met name de opbrengsten van de verkopen van dienstauto’s welke in eigendom van de inspectie zijn.

Artikel

94: Adviesraden

Artikel

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 94.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 94 (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

7.396

6.478

6.986

6.487

6.597

5.967

630

Waarvan garantieverplichtingen

             

Totale uitgaven

7.396

6.478

6.986

6.487

6.597

5.967

630

Onderwijsraad

2.792

2.700

2.503

2.419

2.390

2.398

– 8

Raad voor Cultuur

3.124

2.756

3.153

2.771

2.818

2.849

– 31

Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid

1.480

1.022

1.330

1.297

1.389

720

669

Ontvangsten

3

0

0

0

0

0

0

Uitgaven

Toelichting op de instrumenten

De uitgaven van de drie adviesraden zijn in 2012 € 0,6 miljoen hoger dan geraamd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de bijdrage van het ministerie van EZ voor de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid gedurende het jaar wordt ontvangen.

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

1. Inleiding

Deze paragraaf bevat een rapportage over de bedrijfsvoering van OCW. Hiermee geeft OCW aan in hoeverre er sprake is van beheerste bedrijfsprocessen en maakt OCW waar nodig melding van bijzonderheden, onvolkomenheden en onrechtmatigheden.

Een belangrijke conclusie is dat de bedrijfsvoering en het financieel beheer binnen OCW in het algemeen op orde zijn. Wat betreft de financiële rechtmatigheid en getrouwheid kan worden geconstateerd dat zowel het aantal fouten als de onzekerheden in de uitgavensfeer gedurende het jaar 2012 binnen de gestelde toleranties zijn gebleven, met uitzondering van begrotingsartikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE). De financiële overzichten geven verder een getrouw beeld van de uitkomsten van de begrotingsuitvoering.

2. Rechtmatigheid

De verantwoording in het departementale jaarverslag is in overeenstemming met de begrotingswetten, de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen opgenomen bepalingen. Voor de bepaling van fouten en onzekerheden is de rijksbrede normering toegepast.

OCW stuurt zijn bedrijfsprocessen onder meer door risicoanalyses uit te voeren, tijdig beheersmaatregelen te treffen door een expliciet normenkader voor het financieel en materieel beheer. Het management draagt hieraan bij door in de planning en controlcyclus periodiek verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

In 2012 is een overschrijding geconstateerd bij artikel 4 BVE. Op artikel 4 zijn voor € 204 miljoen onjuistheden in de verplichtingen vastgesteld. De tolerantiegrens van artikel 4 is € 115 miljoen. Hiermee is de tolerantiegrens met € 89 miljoen overschreden. Het merendeel van de onjuistheden, € 120 miljoen, betreft onrechtmatigheden wegens het niet-naleven van de regelgeving over onderwijstijd bij mbo-opleidingen. Het voornemen is om de urennorm niet meer als maatstaf voor de hoogte van de bekostiging van een mbo-opleiding te hanteren. De urennorm wordt daarmee een inrichtingsvoorschrift. Daarnaast heeft OCW voor € 84 miljoen aan overige fouten gemaakt. Voorbeelden hiervan zijn onder andere het hanteren van een afwijkend betaalritme, het niet volledig aan voorwaarden voor een betaling voldoen of het niet toekennen conform de subsidieaanvraag.

3. Totstandkoming beleidsinformatie

Het is van belang dat de Tweede Kamer juiste en goede informatie ontvangt over de ontwikkeling van de indicatoren en kengetallen in de begroting en het departementaal jaarverslag. Daarom moet ook de niet-financiële informatie van goede kwaliteit zijn. In het jaarverslag zijn de indicatoren en kengetallen zo veel mogelijk voorzien van een eenduidige bronvermelding en voorts wordt in kwaliteitsdocumenten beschreven hoe de niet-financiële informatie tot stand is gekomen. Daarnaast publiceert OCW jaarlijks de belangrijkste indicatoren en kengetallen in «Trends in Beeld» en «Kerncijfers». Deze gegevens inclusief de totstandkoming hiervan, worden ook op het internet aangeboden via www.trendsinbeeld.minocw.nl . De in het jaarverslag opgenomen beleidsinformatie sluit hier op aan.

4. Financieel- en materieel beheer

Voor OCW zijn het afgelopen jaar, wat betreft het financieel- en materieel beheer, de onderstaande onderwerpen aan de orde gekomen. Tevens zijn deze onderwerpen opgenomen in het verantwoordingsonderzoek over 2011 van de Algemene Rekenkamer (AR). Het gaat hierbij om:

  • Inkoopbeheer;

  • Subsidiebeheer;

  • Informatiebeveiliging.

Inkoopbeheer

De AR constateerde dat, mede doordat de verbetermaatregelen te laat waren gestart, er ten aanzien van het inkoopbeheer onvoldoende verbeterd is in 2011. Het gaat met name om de volledigheid van de aanbestedingsdossiers en het voldoen aan de Europese aanbestedingsregels.

In 2012 heeft OCW diverse verbetermaatregelen getroffen. Zo zijn door onder meer een verbeterd centraal toezicht aanzienlijk minder rechtmatigheidsfouten ontstaan. Tevens heeft OCW contracten die door de ADR en de AD als onrechtmatig werden beoordeeld versneld afgebouwd. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de onrechtmatigheden van formele aard waren: OCW heeft in alle gevallen een marktconforme tegenprestatie ontvangen. Ook zijn verbeteringen in de contractregisters aangebracht. Over 2011 is de tolerantiegrens voor baten- lastendiensten overschreden, in 2012 is dat mede door bovenstaande maatregelen niet het geval. De laatste verbetermaatregelen worden, gelijktijdig met de invoering van de nieuwe aanbestedingswet, in het tweede kwartaal van 2013 doorgevoerd.

Subsidiebeheer

Doordat het subsidievaststellingsproces niet voldoende heeft gefunctioneerd, is onder andere het aantal administratief af te handelen openstaande voorschotten hoog. In 2012 heeft DUO daartoe twee beheersmaatregelen getroffen:

  • De voorraad openstaande voorschotten wordt op een verantwoorde wijze projectmatig versneld afgehandeld. Dit proces loopt door in 2013.

  • In een interdepartementale werkgroep worden maatregelen getroffen om nieuwe beschikkingen kwalitatief te verbeteren. Zodoende ontstaan minder nieuwe problemen bij de afhandeling. Het zwaartepunt hiervan ligt in 2013.

In 2013 zal voortvarend verder worden gegaan met het oplossen van de problematiek omtrent het subsidiebeheer. De in paragraaf 2 genoemde diverse fouten op artikel 4 zullen in dit verbeterproces nadrukkelijk worden betrokken.

Informatiebeveiliging

De AR heeft over 2011 onvolkomenheden geconstateerd met betrekking tot informatiebeveiliging. Hiervan zijn de belangrijkste twee:

  • Bij de informatiesystemen worden de veiligheidsrisico's onvoldoende in beeld gebracht en worden hierop onvoldoende maatregelen getroffen

  • Voor een aantal systemen hebben de verantwoordelijke lijnmanagers de veiligheidsrisico's niet volledig in beeld.

OCW/kerndepartement heeft in 2012 additionele kwetsbaarheidsanalyses op geautomatiseerde systemen uitgevoerd en de uitkomsten daarvan met de AR gedeeld. Bij DUO zal het informatiebeveiligingsbeleid volgens planning in 2013 op orde zijn gebracht.

5. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Betaalgedrag

Het betaalgedrag bij OCW in 2012 is ten opzichte van 2011 sterk verbeterd. Het percentage tijdig betaalde facturen is met 5,1% gestegen van 88,8% in 2011 naar 93,9% in 2012 en voldoet daarmee ruimschoots aan de rijksbrede norm van 90%. De aanloopproblemen die bij de introductie van het nieuwe proces van inkopen, bestellen en betalen in 2011 ontstonden, zijn opgelost.

Externe inhuur

De externe inhuur binnen OCW is over 2012 uitgekomen op 10,8%. Hiermee is de inhuur boven de rijksbrede norm van 10% uitgekomen. De oorzaak hiervan is dat DUO vanwege het project vernieuwing studiefinanciering een flexibele schil aanhoudt. Deze zal gelijkelijk worden afgebouwd. Daarnaast is sprake van piekwerkzaamheden in verband met het klantencontact bij DUO. Hiervoor zijn extra uitzendkrachten ingehuurd.

Bij de berekening van het inhuurpercentage over 2012 is gebleken dat het inhuurpercentage 2011 foutief is berekend. In het jaarverslag van 2011 is zodoende abusievelijk gerapporteerd dat de externe inhuur in 2011 10,2% bedroeg. In werkelijkheid lag het percentage op 11,1%. Ten opzichte van 2011 heeft OCW hiermee in 2012 uiteindelijk een daling gerealiseerd van 0,3%.

Open standaarden

OCW voldoet aan toegepast beleid op open standaarden waar het gaat om de relevante aanbestedingen in vernieuwing/aanpassing ketenprocessen. Zo zijn er in 2012 twee projecten geweest die gericht zijn op vernieuwing van ketenprocessen (BRON HO en CES). Bij beide projecten wordt gewerkt met open standaarden (WUS). Daarnaast is een pilot uitgevoerd met Digikoppeling Grote Berichten Standaarden.

Audit Committee

Het Audit Committee OCW heeft tot taak het adviseren van het departementale management op ten minste het risicomanagementbeleid, het borgen van de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de regie op het auditbeleid. In 2012 is onder andere geagendeerd in het audit committee OCW: Auditplan, jaarverslag OCW, rechtmatigheidsonderzoek AR, managementletter, secretarisbrief AR, risicomanagement OCW en de uitkomsten van de bevindingen uit de gesprekkenronde die de externe leden jaarlijks hebben met de MT-OCW leden.

C. JAARREKENING

Departementale verantwoordingsstaat 2012 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)
Bedragen x € 1.000
   

(1)

(2)

(3) = (2) – (1)

Art.

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

TOTAAL

 

33.694.015

1.197.555

 

34.169.160

1.244.747

 

475.145

47.192

                     
 

Beleidsartikelen

 

33.483.180

1.196.988

 

33.945.875

1.241.709

 

462.695

44.721

01

Primair onderwijs

9.634.780

9.635.996

1.661

9.752.070

9.746.672

52.385

117.290

110.676

50.724

03

Voortgezet onderwijs

6.902.783

6.933.900

1.361

7.296.426

7.131.701

4.322

393.643

197.801

2.961

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

3.514.780

3.468.898

0

3.824.455

3.501.845

14.920

309.675

32.947

14.920

06

Hoger beroepsonderwijs

2.455.998

2.501.470

974

2.630.999

2.543.058

8.646

175.001

41.588

7.672

07

Wetenschappelijk onderwijs

3.909.380

3.894.034

16

4.028.132

3.984.999

114

118.752

90.965

98

08

Internationaal beleid

7.960

16.890

99

7.312

16.215

41

– 648

– 675

– 58

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

426.396

426.396

0

328.100

257.651

7.335

– 98.296

– 168.745

7.335

11

Studiefinanciering

3.746.891

3.746.891

755.386

3.807.055

3.807.055

694.980

60.164

60.164

– 60.406

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

129.624

129.624

13.847

107.389

107.389

4.644

– 22.235

– 22.235

– 9.203

13

Lesgelden

6.837

6.837

225.549

5.670

5.670

221.726

– 1.167

– 1.167

– 3.823

14

Cultuur

2.782.771

895.631

494

2.945.919

943.170

17.072

163.148

47.539

16.578

15

Media

916.532

915.954

197.500

886.809

951.461

215.510

– 29.723

35.507

18.010

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

829.971

894.029

101

904.499

934.143

0

74.528

40.114

– 101

25

Emancipatie

14.554

16.630

0

17.847

14.846

14

3.293

– 1.784

14

                     
 

Niet-beleidsartikelen

 

210.835

567

 

223.285

3.038

 

12.450

2.471

91

Nominaal en onvoorzien

0

0

0

0

0

0

0

0

0

92

Apparaat kerndepartement

143.920

143.920

567

154.565

154.565

2.800

10.645

10.645

2.233

93

Inspecties

60.948

60.948

0

62.123

62.123

238

1.175

1.175

238

94

Adviesraden

5.967

5.967

0

6.597

6.597

0

630

630

0

Samenvattende verantwoordingsstaat 2012 inzake baten-lastenagentschappen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)
Bedragen x € 1.000

(1)

(2)

(3)

(4)

 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Naam baten-lastenagentschap

Totaal baten

Totaal lasten

Saldo baten en lasten

Totaal baten

Totaal lasten

Saldo baten en lasten

Totaal baten

Totaal lasten

Saldo baten en lasten

Totaal baten

Totaal lasten

Saldo baten en lasten

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

229.534

229.534

0

282.526

280.269

2.257

52.992

50.735

2.257

264.339

264.729

– 390

Nationaal Archief (NA)

27.533

27.533

0

25.278

25.160

118

– 2.255

– 2.373

118

27.946

27.707

239

Totaal

257.067

257.067

0

307.804

305.429

2.375

50.737

48.362

2.375

292.285

292.436

– 151

Naam baten-lastenagentschap

Totaal kapitaaluitgaven

 

Totaal kapitaalontvangsten

Totaal kapitaaluitgaven

 

Totaal kapitaalontvangsten

Totaal kapitaaluitgaven

 

Totaal kapitaalontvangsten

Totaal kapitaaluitgaven

 

Totaal kapitaalontvangsten

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO

8.857

 

6.484

 

– 2.373

 

10.988

 

Nationaal Archief (NA)

3.041

 

2.500

514

 

7.947

– 2.740

 

5.446

1.753

 

56

Totaal

11.898

 

2.500

6.998

 

7.947

– 5.113

 

5.446

12.741

 

56

Jaarverantwoording baten-lastenagentschappen per 31 december 2012

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

Baten-lastenagentschap

Inleiding

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van de Rijksoverheid voor het onderwijs. DUO levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten, informatievoorziening alsmede diensten gericht op de verbetering van de verbinding tussen beleid en uitvoering. Daarnaast verricht DUO werkzaamheden voor overige departementen en derden.

Financieel resultaat

Tabel 1 Samenvattende verantwoordingsstaat DUO (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en

oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2011

Totale baten

229.534

282.526

52.992

264.339

Totale lasten

229.534

280.269

50.735

264.729

Saldo van baten en lasten

2.257

2.257

– 390

         

Totale kapitaalsontvangsten

Totale kapitaalsuitgaven

8.857

6.484

– 2.373

10.988

Toelichting:

DUO heeft, mede als gevolg van incidentele baten en een hogere invulling van de generieke inkooptaakstelling in de tweede helft van het jaar, een positief resultaat van € 2,3 miljoen gerealiseerd. Het voorstel is om dit resultaat toe te voegen aan het eigen vermogen. DUO streeft voor 2013 naar een sluitende begroting.

DUO heeft voor 2012 geen aanvullend beroep gedaan op de leenfaciliteit. De kapitaalsuitgaven zijn gelijk aan de investeringen (€ 6,2 miljoen) plus de aflossing op de leningen (€ 0,3 miljoen).

Tabel 2 Staat van baten-lastenagentschap DUO (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2011

Baten

       

Omzet moederdepartement

207.791

253.726

45.935

239.490

Omzet overige departementen

10.537

16.277

5.740

12.760

Omzet derden

11.106

11.502

396

11.982

Rentebaten

100

15

– 85

107

Vrijval voorzieningen

2

2

Bijzondere baten

1.004

1.004

Totaal baten

229.534

282.526

52.992

264.339

         

Lasten

       

Apparaatskosten

221.704

273.847

52.143

257.806

-

personele kosten

119.080

122.831

3.751

120.178

-

materiële kosten

102.624

151.016

48.392

137.628

Afschrijvingskosten

7.730

5.980

– 1.750

6.656

materieel

7.730

5.980

– 1.750

6.656

immaterieel

Overige lasten

100

442

342

267

dotaties voorzieningen

381

381

194

rentelasten

100

61

– 39

73

bijzondere lasten

Totaal lasten

229.534

280.269

50.735

264.729

         

Saldo van baten en lasten

2.257

2.257

– 390

Toelichting:

De baten en lasten 2012 wijken substantieel af van de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2012 (€ 229,5 miljoen). Oorzaak hiervan is incidentele financiering van werkzaamheden op projectenbasis welke geen onderdeel vormden van de begroting. Het betreft ondermeer de werkzaamheden voor het programma Vernieuwing Studiefinanciering (€ 17,0 miljoen), grotere omvang beleidsagenda OCW (€ 6,5 miljoen), incassowerkzaamheden onterecht OV-kaart bezit (€ 4,0 miljoen), ontvangen loon en prijsbijstelling en overige aanvullende werkzaamheden ten behoeve van OCW. Voor Overige departementen betreft het met name het project Landelijk Register Kinderopvang (€ 6,0 miljoen).

Baten

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement is € 45,9 miljoen hoger dan begroot. De hogere baten worden voornamelijk verklaard door uitvoering van opdrachten en werkzaamheden die lopende het uitvoeringsjaar zijn verstrekt door het bestuursdepartement, en niet in de oorspronkelijke begroting waren voorzien.

Omzet overige departementen

Onder de omzet overige departementen vallen ondermeer de werkzaamheden in het kader van de inburgeringstaak (€ 7,9 miljoen), de invoering van het Landelijk Register Kinderopvang (€ 6,0 miljoen, welke niet was opgenomen in de oorspronkelijk vastgestelde begroting) beide voor het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, print en couverteerwerkzaamheden die DUO uitvoert voor het Centraal Justitieel Incasso Bureau (€ 1,2 miljoen) ten behoeve van het ministerie van Veiligheid en Justitie en een aantal overige taken voor andere ministeries dan OCW (€ 1,2 miljoen).

Omzet derden

De omzet derden betreffen de ontvangen examengelden inburgeringkandidaten (€ 4,8 miljoen), NT2 kandidaten (€ 2,7 miljoen), invoering OV-chipkaart (€ 1,5 miljoen), werkzaamheden van het Participatiefonds (€ 1,1 miljoen) en overige werkzaamheden voor derden binnen het domein onderwijs voortkomend uit OCW beleidsmaatregelen (€ 1,4 miljoen).

Rentebaten

De rentevergoeding op de rekening-courant is vrijwel nihil.

Bijzondere baten

De bijzondere baten (€ 1,0 miljoen) betreft inkoopkortingen aangaande oude boekjaren die in 2012 zijn gerealiseerd.

Lasten

Apparaatskosten

De realisatie personeelskosten is € 3,8 miljoen hoger, omdat er is begroot op prijspeil 2011 en als gevolg van de omzetting van extern personeel naar vast personeel in het kader van het realiseren van de inkooptaakstelling welke leidt tot een besparing op materiële kosten. Daarnaast maakt een deel van de projectbezetting geen deel uit van de begrote reguliere personeelslasten, omdat deze kosten door middel van projectfinanciering (incidenteel) worden gedekt.

De realisatie van materiële kosten is € 48,4 miljoen hoger door de kosten van inhuur en uitbesteed werk samenhangend met de eerder genoemde additionele werkzaamheden op projectenbasis en opdrachten OCW.

Afschrijvingskosten

De totale netto afschrijvingskosten (€ 6,9 miljoen minus € 0,9 miljoen vrijval investeringsbijdragen) zijn € 1,8 miljoen lager dan begroot als gevolg van het later doen van vervangingsinvesteringen op het vlak van ICT en dus lagere jaarlasten op de huidige activa.

Dotaties voorzieningen

De dotatie van € 0,4 miljoen zorgt dat de voorziening overeenkomt met de actuele waarde van de onderliggende verplichting.

Rentelasten

De rentelasten zijn € 0,1 miljoen.

Balans

Tabel 3 Balans per 31-12-2012 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Balans 2012

Balans 2011

Activa

   

Immateriële vaste activa

Materiële vaste activa

20.966

21.696

grond en gebouwen

installaties en inventarissen

20.966

21.696

overige materiële vaste activa

Voorraden

Debiteuren

3.046

1.957

Nog te ontvangen

6.032

9.606

Liquide middelen

45.002

51.592

Totaal activa

75.046

84.851

Passiva

   

Eigen Vermogen

2.701

444

exploitatiereserve

444

834

onverdeeld resultaat

2.257

– 390

Voorzieningen

2.378

3.760

Leningen bij het MvF

1.257

1.572

Crediteuren

17.266

18.790

Nog te betalen

51.444

60.285

Totaal passiva

75.046

84.851

Toelichting:

Activa

Materiële vaste activa

De boekwaarde van het materieel vast actief is in 2012 met € 0,7 miljoen afgenomen als gevolg van het achterblijven van vervangingsinvesteringen op het vlak van ICT.

Debiteuren

De stand debiteuren is met € 1,0 miljoen toegenomen ondermeer als gevolg van projectwerkzaamheden voor tweeden. Het gaat hier om Overheids Data Centrum Noord (ODC), Landelijk Register Kinderopvang en beëindigen OV Chipkaart.

Nog te ontvangen

Bij de post nog te ontvangen gaat het om werkzaamheden verricht in 2012 waarvoor nog geen middelen zijn verstrekt door OCW (€ 3,0 miljoen) en om vooruitbetaalde bedragen, voor het merendeel ten behoeve van softwarelicenties en onderhoudscontracten, die in 2012 voor een geheel jaar vooruit zijn betaald (€ 3,0 miljoen).

Liquide middelen

De stand liquide middelen is in 2012 met € 6,6 miljoen afgenomen. Dit als gevolg van de gepleegde investeringen van € 6,2 miljoen, aflossing op lening van € 0,3 miljoen, de positieve operationele kasstroom van € 0,1 miljoen en de afname van de overige liquide middelen € 0,2 miljoen. Zie ook verklaring bij het kasstroomoverzicht.

Passiva

Eigen vermogen

Het eigen vermogen DUO bedraagt na toevoeging van het positieve exploitatieresultaat 2012 € 2,7 miljoen. Het eigen vermogen bedraagt 1% van de gemiddelde omzet in de laatste drie jaar. Dit is onder het plafond van 5% van de gemiddelde omzet in de afgelopen drie jaar (€ 13,5 miljoen).

Leningen bij het MvF

DUO heeft in 2012 geen nieuwe leenaanvraag ingediend bij het ministerie van Financiën. Er is € 0,3 miljoen afgelost op bestaande leningen.

Voorzieningen

De voorzieningen bestaan uit voorzieningen in het kader van personeel (FPU en wachtgelden, € 2,4 miljoen). Uit de voorzieningen FPU en wachtgelden is € 1,8 miljoen onttrokken ten behoeve van de uitkeringen in 2012. Aan de voorziening is € 0,4 miljoen gedoteerd.

Crediteuren

De crediteuren betreffen voornamelijk gefactureerde bedragen door externe dienstverleners.

Nog te betalen

De balanspost Nog te betalen bevat voor € 25,1 miljoen aan vooruit ontvangen middelen van OCW. Het betreft middelen die DUO in het boekjaar 2012 en voorgaande jaren al heeft ontvangen, maar waarvoor in het boekjaar nog geen prestatie is verricht. Op het moment dat de prestatie is verricht, worden de ontvangsten geboekt als baten. Het betreft hier doorlopende werkzaamheden welke in 2013 zullen worden verricht.

Daarnaast gaat het om de opgebouwde rechten aan vakantiegeld, eindejaarsuitkering en verlofrechten ultimo 2012 van het personeel in loondienst (€ 7,4 miljoen) en schulden met afdrachtverplichtingen (€ 14,1 miljoen). Hiervan heeft € 14,0 miljoen betrekking op geïnde bedragen voor de OV-studentenkaart. Deze zijn af te dragen aan het Ministerie van OCW.

Tevens zijn in deze balanspost de kosten opgenomen van prestaties die in de laatste maanden van 2012 zijn verricht, maar waarvoor nog geen factuur van de externe leverancier is ontvangen en vooruit ontvangen middelen voor werken voor tweeden welke in 2013 moeten worden verricht. Tenslotte zijn onder deze post de investeringsspecifieke financiële bijdragen van de ministeries verantwoord. Het betreft bijdragen die de financiering van uitbreidingsinvesteringen mogelijk maken. De onttrekking volgt het afschrijvingspatroon van de betrokken vaste activa en komt ten gunste van de afschrijvingskosten. De ultimo stand bedraagt € 1,7 miljoen waarvan € 1,5 miljoen een looptijd heeft van langer dan één jaar.

De daling van de post nog te betalen ten opzichte van 2011 wordt verklaard door een daling van de overige schulden en het niet meer voorkomen van de post Nog te betalen belastingen en premies sociale verzekeringen als gevolg van de overgang naar P-direkt. Deze worden nu afgedragen door het moederdepartement.

Kasstroom

Tabel 4 Kasstroomoverzicht per 31-12-2012 (bedragen x € 1.000)
 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2012 + depositorekeningen

65.375

51.154

– 14.221

         

2.

Totaal operationele kasstroom

5.400

179

– 5.221

         

3a

Totaal investeringen (–/–)

– 8.543

– 6.169

2.374

3b

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

3.

Totaal investeringskasstroom

– 8.543

– 6.169

2.374

         

4a

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

4b

Eenmalig storting van moederdepartement (+)

4c

Aflossingen op leningen (–/–)

– 314

– 315

– 1

4d

Beroep op leenfaciliteit (+)

4.

Totaal financieringskasstroom

– 314

– 315

– 1

         

5.

Rekening courant RHB 31 december 2012

(= 1+2+3+4)

61.918

44.849

– 17.069

Toelichting:

Naast de rekening courant RHB heeft DUO ook liquide middelen die buiten de RHB blijven. Het betreft hier een rekeningen ten behoeve van Europass, Regeling Surinaamse Studenten en Examendiensten waarop in totaal een saldo van € 0,2 miljoen staat (31 december 2011 € 0,4 miljoen). Het betreft hier subsidiegelden die door DUO worden beheerd.

De operationele kasstroom (€ 0,2 miljoen) is het saldo van resultaat (€ 2,3 miljoen), afschrijvingskosten (€ 6,9 miljoen, inclusief € 0,9 miljoen vrijval investeringsbijdragen), netto onttrekkingen voorzieningen (– € 1,4 miljoen) en mutaties kortlopende vorderingen en schulden (– € 7,9 miljoen) en overige liquide middelen (€ 0,3 miljoen). De investeringen betreffen voornamelijk investeringen in hardware en software.

Doelmatigheid

Basisindicatoren zijn de kostprijs en kwaliteit per product of dienst. Doelmatigheid kan meerjarig worden bereikt door een lagere kostprijs (bij gelijke kwaliteit) of een hogere kwaliteit (bij gelijke kostprijs). Deze kengetallen geven inzicht in de ontwikkeling van de doelmatigheid uitgedrukt in financiële en kwaliteitskengetallen. Aangezien DUO per 1 januari 2010 is gestart, is er geen sprake van historische benchmarkgegevens die inzicht geven in de meerjarige ontwikkeling van de doelmatigheid uitgedrukt in financiële en kwaliteitskengetallen. In de begroting 2011 zijn voor het eerst afspraken over doelmatigheid gemaakt. Hierover heeft DUO zich in het departementaal jaarverslag 2011 verantwoord. Inmiddels is vanuit Financiën een richtlijn opgesteld aangaande de verantwoording over doelmatigheid. Voor het generieke deel kan DUO zich verantwoorden conform deze richtlijn. Aan het specifieke gedeelte, waarin de uitvoeringskosten per regeling in worden weergegeven, kan DUO niet voldoen. Hiervoor moet de informatievoorziening worden ingericht.

Tabel 5 Doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2012

Omschrijving

2009

2010

2011

2012

Generiek Deel

       

Omzet per produktgroep (pxq) (x € miljoen)

       

Omzet Bekostiging Instellingen

n.v.t

n.v.t

37,4

33,5

Omzet Studiefinanciering

n.v.t

n.v.t

98,1

98,8

Omzet Examendiensten

n.v.t

n.v.t

17,8

21,2

Omzet Basisregister

n.v.t

n.v.t

21,4

19,4

Omzet Informatiediensten

n.v.t

n.v.t

3,6

3,5

Totaal omzet basiscontract OCW

n.v.t

165,8

178,3

176,4

         

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

n.v.t

1 788

1 727

1 732

         

Tarieven/uur

       

ICT gerelateerd

n.v.t

99

99

100

Overige uren

n.v.t

70

70

72

         

Saldo van baten en lasten (%)

n.v.t

99,4

99,9

100,8

Klanttevredenheid e-mail

n.v.t

n.b.

n.b.

6,6

Klanttevredenheid balie

n.v.t

n.b.

n.b.

8,0

Klanttevredenheid telefonie

n.v.t

n.b.

n.b.

7,0

Toelichting:

Kostprijs per product (groep): Binnen het basiscontract met OCW wordt niet over kostprijzen gerapporteerd.

Omzet per product: DUO aggregeert haar werkzaamheden in de going concern (basiscontract) naar 5 producten. De realisatie 2012 ligt € 1,9 miljoen lager dan 2011 als gevolg van taakstellingen, overgang van personeel DUO met taken naar ADR, daarnaast is er ook sprake van uitbreiding van taken als gevolg van bundeling bestel en betaalfunctie OCW, volumeontwikkelingen basiscontract en ontvangen loon en prijscompensatie 2012.

De daling van de omzet Bekostiging Instellingen wordt met name veroorzaakt door relatief hoge ICT kosten in 2011 als gevolg van het inrichten van de componenten in 2011 en een meer zuivere toedeling van kosten over de vijf producten. De stijging van de omzet Examendiensten hangt samen met toename van examens Nederlands als Tweede taal (NT2). Over 2010 was de verdeling van de omzet per product nog niet stabiel. Totale omzet basiscontract is wel beschikbaar en opgenomen.

FTE totaal: De bezetting van ARAR laat een lichte stijging zien ten opzichte van 2011. DUO heeft in 2012 een aantal externe fte’s met specifieke kennis, omgezet naar interne fte’s. Dit vanuit kostenoverwegingen.

Projecttarief per uur: Het projecttarief is € 100 per uur. Een stijging van € 1 ten opzichte van 2011.

Meerwerktarief per uur: Het meerwerktarief is € 72 per uur. Een stijging van € 2 ten opzichte van 2011.

Saldo baten en lasten: DUO begroot met een exploitatiesaldo van nul. Het positieve saldo van baten en lasten 2012 van € 2,3 miljoen wijkt 0,8% van de baten af.

Indicatoren: voor 2012 is een nieuwe set van indicatoren afgesproken met het ministerie van OCW. Voor deze indicatoren zijn nog geen historische gegevens beschikbaar.

Klanttevredenheid e-mail: Over 2012 heeft deze indicator een score van 6,6.

Klanttevredenheid balie: Over 2012 heeft deze indicator een score van 8,0.

Klanttevredenheid telefonie: Over 2012 heeft deze indicator een score van 7,0.

Nationaal Archief (NA)

Baten-lastenagentschap

Algemeen

Inleiding

Er ontstaat een steeds grotere wisselwerking tussen de werelden van de geschiedenis en de actualiteit, die van de archiefvormer en de archiefgebruiker, die van de oude en nieuwe media en die van het publieke en het private domein. Onze opdracht is om die wisselwerking op alle niveaus te faciliteren. Daarom ziet het Nationaal Archief als haar missie:

Wij dienen ieders recht op informatie en geven inzicht in het verleden van ons land door:

  • ons in te zetten voor een sterk archiefbestel, een afgewogen beleid voor archiefwaardering en selectie, en optimale zorg voor alle rijksarchieven

  • de nationale archiefcollectie in Den Haag te beheren en

  • on site en on line te presenteren.

De collectie van het Nationaal Archief bestaat uit archieven van nationale betekenis met het accent op archieven van de rijksoverheid.

Nationaal Archief en Regionale Historische Centra

Krachtens de Archiefwet 1995 heeft de minister een specifieke verantwoordelijkheid voor alle rijksarchieven, zijnde het Nationaal Archief in Den Haag en de rijksarchiefbewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden. Deze bewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden maken deel uit van Regionale Historische Centra. Deze centra zijn zelfstandige openbare lichamen, die vanuit het Rijk en andere partners een bijdrage ontvangen.

Deze jaarrekening handelt alleen om de baten en lasten van het Nationaal Archief. De rijksbijdragen aan de afzonderlijke RHC’s worden elders verantwoord op artikel 14 van de Rijksbegroting.

Financieel resultaat

Tabel 1 Samenvattende verantwoordingsstaat NA (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2011

Totale baten

27.533

25.278

– 2.255

27.946

Totale lasten

27.533

25.160

– 2.373

27.707

Saldo van baten en lasten

0

118

118

239

       

Totale kapitaalontvangsten

2.500

7.947

5.447

56

Totale kapitaaluitgaven

3.041

514

– 2.527

1.753

Toelichting:

De realisatie over 2012 sluit met een positief exploitatieresultaat van € 118.000. Onder tabel 2 wordt een nadere beschouwing gegeven over de totstandkoming van dit resultaat.

De kapitaalontvangsten sluiten aan op het kasstroom overzicht en betreft de boekwaarde van desinvesteringen, het bedrag aan ontvangen financiering (leenfaciliteit) en de eenmalige bijdragen van het moederdepartement. De kapitaaluitgaven zijn gelijk aan de investeringen en de aflossingen op leningen.

Tabel 2 Staat van baten-lastenagentschap NA (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2011

Baten

   

 

Omzet moederdepartement

20.765

23.374

2.609

21.506

Omzet overige departementen

317

700

383

1.200

Omzet derden

2.944

2.446

– 498

1.670

Rentebaten

0

0

0

6

Mutatie projectgelden

3.507

– 1.242

– 4.749

3.299

Bijzondere baten

0

0

0

265

Totaal baten

27.533

25.278

– 2.255

27.946

         

Lasten

       

Apparaatskosten

24.408

23.136

– 1.272

25.741

-

personele kosten

10.053

10.425

– 372

11.336

-

materiële kosten

14.355

12.711

– 1.644

14.405

Afschrijvingskosten

3.035

2.036

– 999

2.019

-

Materieel

780

446

– 408

280

-

Immaterieel

2.255

1.590

– 591

1.739

Overige lasten

90

– 12

– 102

– 53

-

dotaties voorzieningen

0

– 19

– 19

27

-

Rentelasten

90

7

– 83

13

-

Bijzondere baten en lasten

0

0

0

– 93

Totaal lasten

27.533

25.160

– 2.373

27.707

Saldo van baten en lasten

0

118

118

239

Toelichting:

Baten

De omzet moederdepartement bedraagt € 23,4 miljoen. In de omzet moederdepartement is opgenomen de 2e geldstroom projecten van totaal bijna € 2,6 miljoen.

In 2012 heeft het Nationaal Archief het mandaat gekregen om op te treden als subsidieverstrekker van stichting Centraal Bureau voor de Genealogie (CBG). Het budget van het CBG ad € 1,8 miljoen is aan het budget van het Nationaal Archief toegevoegd. Het Nationaal Archief heeft dit bedrag volledig uitbetaald aan het CBG, ditzelfde bedrag is opgenomen in de materiële uitgaven.

Het basisbudget van het Nationaal Archief bedraagt in 2012 circa € 18,7 miljoen. In dit basisbudget is circa € 0,9 miljoen aan compensatie opgenomen voor additionele uitgaven in de primaire activiteiten zoals bijvoorbeeld de OCW brede vergoeding inzake de APK problematiek, compensatie voor fusiekosten en compensatie voor WSW krachten. Na correctie van deze posten bedraagt het basis budget van het Nationaal Archief € 17,8 miljoen. Van dit basisbedrag is de taakstelling ad € 0,3 miljoen in mindering gebracht. Per saldo bedraagt het netto basisbudget (exclusief loon en prijs compensatie) van het Nationaal Archief in 2012 € 17,5 miljoen.

De omzet overige departementen betreft de bijdrage van de provincie Zuid Holland ad € 0,4 miljoen voor de bewerking en bewaring van de archieven en de bijdragen van het ministerie van EL&I voor de bijdrage in het project DWR-Archief ad € 0,3 miljoen. De omzet overige departementen wijkt met circa € 0,4 miljoen af van de begroting. Dit wordt veroorzaakt doordat de bijdrage van de provincie Zuid Holland in de begroting onder omzet derden is verantwoord.

De omzet derden betreft de subsidies in het kader van 3e geldstroomprojecten zoals het Europese project Apex en digitaliseringsprojecten zoals Metamorfoze en Beelden voor de Toekomst. Daarnaast is in deze omzet ook de opbrengsten van de overige dienstverlening verantwoord.

De mutatie in de projectgelden betreft het bedrag aan projectgelden dat per saldo wordt overgeheveld naar volgend jaar.

De exploitatierekening 2012 van het Nationaal Archief sluit met een positief resultaat van € 118.000. In het resultaat 2012 zijn een aantal incidentele posten begrepen.

De activiteit wegwerken archiefachterstanden is in 2012 gekwalificeerd als een primaire activiteit in plaats van een projectactiviteit. Dit betekent dat het resultaat op deze activiteit niet langer onder de projectgelden op de balans dient te worden opgenomen maar volledig in het exploitatieresultaat moet worden verantwoord. In 2012 is dit nieuwe uitgangspunt verwerkt hetgeen betekent dat het saldo op deze activiteit in 2012 in één keer is genomen. Dit heeft een negatief effect op het resultaat van ruim € 0,9 miljoen. In 2012 zijn tevens een aantal incidentele baten verantwoord. Deze baten hebben alle betrekking op afrekeningen van voorgaande jaren. Deze afrekeningen hebben betrekking op de leegstandvergoeding van de RGD als gevolg van de kantoorrenovatie in 2010/2011 ad € 0,4 miljoen en afrekeningen van projecten van totaal € 0,5 miljoen.

Lasten

De personeelskosten bedragen in 2012 € 10,4 miljoen. Hierin is begrepen circa € 1,3 miljoen aan externe inhuur. De personeelskosten in 2012 vaste formatie (incl. tijdelijke contracten) en overige personeelskosten bedraagt circa € 9,1 miljoen.

De materiële uitgaven in 2012 liggen ruim € 1,6 miljoen lager dan de begroting. Dit wordt veroorzaakt doordat in de begroting circa € 1,0 miljoen aan kosten voor de verbouwing van de publieke ruimte was begroot. Deze kosten cq. investeringen zullen pas in 2013 plaatsvinden. Daarnaast zijn de uitgaven op de meeste activiteiten lager uitgevallen dan begroot als gevolg van bezuinigingen en minder materiële uitgaven op projecten dan begroot.

De gerealiseerde afschrijvingskosten zijn € 1,0 miljoen lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt doordat er minder is geïnvesteerd en een aantal investeringen in 2012 volledig waren afgeschreven.

Balans

Tabel 3 Balans per 31-12-2012 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Balans 2012

Balans 2011

Activa

   

Immateriële vaste activa

4.735

6.125

Materiële vaste activa

3.176

3.354

-

grond en gebouwen

273

276

-

installaties en inventarissen

2.903

3.078

-

overige materiële vaste activa

 

0

Voorraden

0

34

Debiteuren

752

821

Nog te ontvangen

477

635

Liquide middelen

13.724

3.486

Totaal activa

22.864

14.455

Passiva

   

Eigen Vermogen

2.919

441

-

exploitatiereserve

441

378

-

Directe vermogensmutatie

2.360

0

-

onverdeeld resultaat

118

63

Voorzieningen

80

92

Leningen bij het MvF

1.990

100

Investeringsbijdrage

7.519

6.098

Projectgelden

6.505

3.908

Crediteuren

2.149

2.051

Nog te betalen

1.702

1.765

Totaal passiva

22.864

14.455

Toelichting:

De balans ultimo 2012 sluit met een positief eigen vermogen van ruim € 2,9 miljoen en een balanstotaal van € 22,9 miljoen. In het eigen vermogen is gemuteerd het positieve exploitatiesaldo ad € 118.000 en de directe vermogensmutatie ad € 2,3 miljoen. De directe vermogensmutatie betreft de eenmalige bijdragen van het moederdepartement voor het bouwproject publieke ruimte, vervanging toegangsysteem en gezamenlijke ingang KB/NA. Deze bijdragen zijn geoormerkt en kunnen niet worden beschouwd als vrij beschikbaar vermogen. Daarnaast heeft het NA van alle departementen totaal € 3,0 miljoen ontvangen voor het Masterplan Archiefdepots. Dit bedrag is direct gemuteerd in de investeringsbijdrage.

Vergelijkende cijfers

In de vergelijkende cijfers is een aantal correcties doorgevoerd:

Eigen Vermogen jaarrekening 2011

617

Correctie op projecten

– 224

Correctie op crediteuren

16

Correctie in overige posten per saldo

32

Gecorrigeerd Eigen Vermogen in vergelijkende cijfers

441

De correctie op projecten betreft onjuist verantwoorde kosten waarvan op basis van intern onderzoek is geconcludeerd dat deze niet aan de projecten zijn toe te rekenen. Deze kosten zijn ten laste gebracht van het eigen vermogen en ten gunste van de vooruit ontvangen projectgelden.

De overige correcties zijn eveneens op basis van interne controle naar voren gekomen. Om de beginbalans volledig op te schonen is besloten ook deze correcties in het beginvermogen te corrigeren. Indien deze posten in 2011 waren verantwoord zou het resultaat 2011 € 63.000 positief zijn geweest in plaats van € 239.000 positief:

Resultaat 2011

239

Correctie op projecten

– 224

Correctie op crediteuren

16

Correctie op overige posten

32

Resultaat op basis van correcties in beginbalans

63

Naast de bovengenoemde correcties is met ingang van 2012 een uitsplitsing gemaakt tussen bijdragen ten behoeve van investeringen en vooruitontvangen projectgelden die worden gefinancierd middels 2e of 3e geldstroom. In de vergelijkende cijfers is deze uitsplitsing ook gemaakt, om een duidelijk onderscheid te maken tussen interne investeringsprojecten en projecten uit hoofde van de operationele bedrijfsvoering.

Activa

De activa zijde van de balans laat een stabiele ontwikkeling zien. De post vaste activa is ten opzichte van 2011 gedaald omdat de afschrijvingen hoger liggen dan de investeringen in 2012. Het investeringsniveau in 2012 ligt relatief laag ten opzichte van voorgaande jaren als gevolg van het onderzoek naar mogelijke fusie met de Koninklijke Bibliotheek. De staatssecretaris van OCW heeft besloten dit proces te bevriezen.

Opvallend is de ontwikkeling van de liquiditeitspositie (ultimo 2012 € 13,7 miljoen). De oorzaak van deze stijging is dat er relatief veel projectgelden vooruit zijn ontvangen en eenmalige investeringsbijdragen zijn ontvangen van het moederdepartement en andere departementen. Daarnaast zijn er leningen afgesloten voor investeringen in storage ten behoeve van het digitaal depot van totaal € 1,3 miljoen en voor de verbouwing van de publieke ruimte € 1,5 miljoen. Van al deze projecten ligt het zwaartepunt van de uitgaven in 2013. Feitelijk is in 2012 de financiering afgerond voor de investeringsprojecten die in 2013 van start gaan of eind 2012 zijn gestart.

Passiva

Het eigen vermogen ultimo 2012 bedraagt ruim € 2,9 miljoen. Zoals eerder gemeld is het werkelijk vrij beschikbaar eigen vermogen aanzienlijk lager namelijk circa € 0,6 miljoen. Het vrij beschikbaar eigen vermogen ultimo 2012 bedraagt 38% van het maximaal toegestane eigen vermogen (circa € 1,3 miljoen). Gezien de omvang en complexiteit van de projecten is de risicobuffer van het Nationaal Archief laag. Een risicobuffer van circa € 1,0 miljoen is een gewenste buffer.

Verloopstaat voorziening
 

2012

2011

Stand 1 januari

92.185

146.001

Mutatie

– 11.715

– 53.816

Stand 31 december

80.740

92.185

De voorziening wachtgeld is voor de wachtgeldregelingen ex-medewerkers van het Algemeen Rijksarchief (de voorloper van het Nationaal Archief) (€ 73.120) en de voorziening FPU is voor de FPU-regeling van medewerkers van de Rijksarchiefdienst (€ 7.620). De voorziening voor het wachtgeld is berekend op basis van het salaris van de betreffende medewerkers tot de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar. De voorziening voor de FPU-regeling is gebaseerd op de regelingen die met het ABP zijn getroffen.

Eind 2012 is voor een bedrag van € 2,3 miljoen aan leningen aangetrokken voor uitbreiding van de storagecapaciteit (€ 1,3 miljoen) en voor de financiering van de verbouwing van de publieke ruimte (€ 1,0 miljoen). Het resterend saldo betreft het restsaldo van leningen die in het verleden zijn aangegaan. Een bedrag van € 0,4 miljoen van de leningen betreft is kortlopend.

De investeringsbijdrage ad € 7,5 miljoen betreft de eerder genoemde bijdragen van de Ministeries inzake het Masterplan Archiefdepots van totaal € 3,0 miljoen en de in het verleden ontvangen investeringsbijdrage voor de bouw van het digitale depot van per saldo € 4,5 miljoen. De investeringsbijdragen dienen ter dekking van de afschrijvingskosten van de investeringen.

De projectgelden zijn in 2012 gestegen ten opzichte van 2011 met ruim € 2,5 miljoen naar een bedrag ultimo 2012 van € 6,5 miljoen. De grootste projecten betreffen Archiefvisie € 1,3 miljoen, DWR-Archief € 1,8 miljoen en Teruggave Archief Suriname € 1,9 miljoen. De overige € 1,5 miljoen is bestemd voor verschillende kleinere projecten. De stijging van de positie vooruit ontvangen projectgelden wordt voornamelijk veroorzaakt door de ontvangst van projectgeld in 2012 voor het project Archiefvisie ad € 1,3 miljoen en een toevoeging van het DWR-Archief budget in 2012 van € 0,6 miljoen. De overige € 0,6 miljoen stijging is verdeeld over de overige projecten.

Kasstroom

Tabel 4 Kasstroomoverzicht per 31-12-2012 (bedragen x € 1.000)
 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2012 + depositorekeningen

4.540

3.486

– 1.054

         

2.

Totaal operationele kasstroom

– 865

2.811

3.676

         

3a

Totaal investeringen (–/–)

– 2.550

– 464

2.086

3b

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

– 4

– 4

3.

Totaal investeringskasstroom

– 2.550

– 468

2.082

         

4a

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

     

4b

Eenmalig storting van moederdepartement (+)

0

5.643

5.643

4c

Aflossingen op leningen (–/–)

– 491

– 50

441

4d

Beroep op leenfaciliteit (+)

2.500

2.300

– 200

4.

Totaal financieringskasstroom

2.009

7.893

5.884

         

5.

Rekening courant RHB 31 december 2012 (= 1+2+3+4)

3.134

13.724

10.590

Toelichting:

De kasstroom van het Nationaal Archief is positief. Dit wordt veroorzaakt door de operationele kasstroom als gevolg van de vooruit ontvangen projectgelden en het positieve exploitatieresultaat. De investeringskasstroom is ten opzichte van de begroting ruim € 2,2 miljoen lager. Dit wordt veroorzaakt doordat in 2012 minder investeringen zijn gedaan dan begroot. De financieringskastroom is gestegen als gevolg van de additionele bijdragen voor de investeringsprojecten van het moederdepartement en de aangegane leningen.

Doelmatigheid

Tabel 5 Doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2012
         

2009

2010

2011

2012

Begroting 2012

Omschrijving Generiek Deel

           
                   

Tarieven/uur

 

€ 47,66

€ 50,61

€ 46,44

€ 51,18

€ 51,00

                   

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

 

133,4

127,08

130,00

127,80

134,29

                   

Baten gedeeld door lasten

 

– 2%

– 3%

1%

0%

0%

                   

Aantallen prestaties per produktgroep

           
 

Verwerven

           
   

Verwerven archieven

aantal

   

80

43

200

   

Begeleiden vaststelling selectielijsten

aantal

   

18

18

35

   

Bewerken particuliere archieven

meter

   

134

459,14

140

 

Beleid & Bestel

           
   

Digitale depotdiensten

     

0

3

3

   

Ontwikkelen bestel (selectiebeleid)

uren

   

6.066

5.285

6.100

   

Ontwikkelen beleid

uren

   

823

3.141

3.100

   

Organisatieontwikkeling

     

€ 242.035

€ 66.364

€ 150.000

 

Beheer/behoud

           
   

Opslag papieren archieven

km's

   

133

133

128

   

Opslag fotoarchief

aantal

   

14

14

14

   

Opslag digitaal archief

tBites

   

126

2,6

126

   

Beheer/behoud archief

km's

   

118

128

128

   

Beschikbaarstellen digitale collectie

scans

   

482.700

400.000

400.000

   

Onderzoek op archieven

uren

   

8.164

2.336

2.972

 

Presentatie

           
   

Beschikbaar stellen collectie (klassiek)

zitplekuren

   

416.000

293.320

416.000

   

Online beschikbaarstellen collectie

reserveringen

   

90.777

68.709

100.000

   

Presenteren collectie

bezoekers

   

43.965

33.458

40.000

   

Marketingcommunicatie van producten

evenementen

   

35

29

31

 

Kennis & Innovatie

uren

   

12.407

1697,50

7994

                   

Kostprijzen per product (groep)

           
 

Verwerven/Bestel

           
   

Verwerven archieven

     

€ 11.400

€ 16.544

€ 4.500

   

Begeleiden vaststelling selectielijsten

     

€ 12.300

€ 9.273

€ 5.300

   

Bewerken particuliere archieven

     

€ 1.400

€ 1.500

€ 1.500

   

Ontwikkelen bestel/beleid

     

€ 112

€ 85

€ 100

 

Beheer/behoud

           
   

Opslag papieren archieven

     

€ 20.100

€ 17.701

€ 20.700

   

Opslag fotoarchief

     

€ 18.600

€ 8.817

€ 8.400

   

Beheer/behoud archief

     

€ 27.400

€ 32.987

€ 28.600

   

Beschikbaarstellen digitale collectie

     

€ 0,70

€ 0,43

€ 1,00

   

Onderzoek op archieven

     

€ 99

€ 92

€ 105

 

Presentatie

           
   

Beschikbaar stellen collectie (klassiek)

     

€ 5

€ 8

€ 5

   

Online beschikbaarstellen collectie

     

€ 8

€ 4

€ 8

   

Presenteren collectie

     

€ 8,00

€ 29

€ 34,00

   

Marketingcommunicatie van producten

     

€ 13.200

€ 12.662

€ 15.800

 

Kennis & Innovatie

     

€ 98

€ 97

€ 219

                   

Kwaliteitsindicatoren

           
     

Betaalgedrag

     

91,7%

93,3%

90%

     

Klanttevredenheid

           

Toelichting:

In 2011 zijn de indicatoren voor het Nationaal Archief ontwikkeld en voor het eerst als zodanig in de jaarrekening opgenomen. De berekeningsmethodiek van de indicatoren is nog in ontwikkeling. De indicatoren geven in algemene zin een beeld van de ontwikkeling van de kosten in relatie tot de geleverde prestaties. Uit onze evaluatie van deze indicatoren blijkt dat er behoefte is aan minder indicatoren en indicatoren op basis waarvan gedurende het verantwoordingsjaar kan worden gestuurd. In 2013 wordt nagegaan of de huidige set aan indicatoren in stand wordt gehouden of wordt aangepast.

Indien we de ontwikkeling van de kostprijzen nader beschouwen zien we een wisselend beeld van gestegen en gedaalde kostprijzen ten opzichte van de begroting. Bij verwerven/bestel zijn de fluctuaties in de kostprijs veroorzaakt door de gerealiseerde aantallen ten opzichte van de begroting. Bij beheer/behoud zijn de fluctuaties veroorzaakt door de kostenontwikkeling op de betreffende afdelingen. Indien wij de kostprijzen bij presentatie nader beschouwen zijn het voornamelijk het aantal uren die afwijken ten opzichte van de begroting.

SALDIBALANS

Tabel 1 Saldibalans per 31 december 2012 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (bedragen x € 1.000)
       

Uitgaven ten laste van de begroting

34.169.151

Ontvangsten ten gunste van de begroting

1.244.748

Liquide middelen

672

   

Rekening-courant RHB

 

Rekening courant RHB

32.916.559

Te verrekenen extern museaal aankoopfonds

33.752

Begrotingsreserve museaal aankoopfonds

33.752

Rekening-courant risicopremie garantstelling

3.477

Reserve risicopremie garantstelling

3.477

Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen)

4.730

Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intracomptabele schulden)

13.246

Openstaande rechten

 

Tegenrekening openstaande rechten

 

Extra comptabele vorderingen

19.974.682

Tegenrekening extra comptabele vorderingen

19.974.682

Tegenrekening extra comptabele schulden

 

Extra comptabele schulden

 

Voorschotten

7.890.567

Tegenrekening voorschotten

7.890.567

Tegenrekening garantieverplichtingen

2.485.721

Garantieverplichtingen

2.485.721

Tegenrekening openstaande verplichtingen

25.647.460

Openstaande verplichtingen

25.647.460

Deelnemingen

Tegenrekening deelnemingen

Totaal

90.210.212

Totaal

90.210.212

Toelichting:

Uitgaven/ontvangsten 2012

De uitgaven over 2012 zijn uitgekomen op € 34.169.151.279,89 en de ontvangsten op € 1.244.747.610,38. In de departementale jaarrekening komen de uitgaven uit op € 34.169.160.000,00 en de ontvangsten op € 1.244.747.000,00.

Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2012 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

Liquide middelen

De post Liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders. De samenstelling is als volgt:

Tabel 2 Liquide middelen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2012

Openstaand per 31-12-2011

Dienst Uitvoering Onderwijs

0

0

Cultuurinstellingen

672

2.734

Overige kasbeheerders

0

0

Totaal

672

2.734

Rekening-Courant RHB

Op de rekening-courant wordt de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën geadministreerd. Tevens worden door middel van deze administratie de begrotingsuitgaven en ontvangsten met het Ministerie van Financiën afgewikkeld.

Begrotingsreserve museaal aankoopfonds

In 1998 is het museaal aankoopfonds opgericht. Dit is een intra-comptabel fonds met het karakter van een interne reserverekening. Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor kunstaankopen voor latere jaren beschikbaar is.

In 2012 is er voor twee aankopen een bijdrage geleverd:

  • de aankoop van het werk Het gebed van Tobias en Sara van Jan Steen (€ 400.000);

  • de aankoop van een drietal manuscripten uit de bibliotheek Ets Haim. (€ 3.000.000).

Tabel 3 Rekening-courant museaal aankoopfonds (bedragen x € 1.000)

Saldo 1 januari 2012

36.517

Rentebijschrijving 2012

635

Bijdrage aankopen 2012

3.400

Saldo per 31 december 2012

33.752

Rekening courant museaal aankoopfonds

Voor de begrotingsreserve museaal aankoopfonds wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Reserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

In 2004 is de regeling Schatkistbankieren van kracht geworden. Instellingen kunnen bij het Ministerie van Financiën een schatkistlening krijgen op basis van een strikte hypothecaire zekerheid. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap staat garant voor deze leningen. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,1%-punt per jaar gedurende de gehele looptijd van de schatkistlening. In verband met een herziening van de afspraken tussen de ministeries van Financiën en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap staat OCW vanaf 2012 tevens garant voor de rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het ministerie van Financiën. Hiervoor ontvangt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een risicopremie van 0,25%-punt van het uitstaande saldo. Beide risicopremies worden gestort op een begrotingsreserve.

Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor eventuele tegenvallers voor latere jaren beschikbaar is. Dit is een intra-comptabele rekening met het karakter van een interne reserverekening.

Rekening courant risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

Voor de begrotingsreserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen en rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het ministerie van Financiën wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vordering)

Tabel 4 Uitgaven buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2012

Te verrekenen personeel en voormalig personeel

52

Dienst Uitvoering Onderwijs

2.096

Overig

2.582

Totaal

4.730

De post overig bestaat uit door OC&W voor DUO betaalde kosten betalingsverkeer (€ 0,8 miljoen) en huurvergoeding (€ 1,7 miljoen).

Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden)

Tabel 5 Ontvangsten buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2012

Loonheffing en overige inhoudingen salarissen

11.054

Overig

2.192

Totaal

13.246

Extra comptabele vorderingen

De stand van de debiteuren per 31-12-2012 wordt als volgt gespecificeerd naar beleidsartikel en overige onderdelen:

Tabel 6 Stand debiteuren (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2012

Openstaand per 31-12-2011

01

Primair onderwijs

113

2.713

03

Voortgezet onderwijs

795

1.146

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

3.154

5.962

06

Hoger beroepsonderwijs

142

80

07

Wetenschappelijk onderwijs

443

186

08

Internationaal beleid

0

0

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

968

2.706

11

Studiefinanciering

19.786.564

18.325.514

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en

schoolkosten

12.497

12.307

13

Lesgelden

141.469

135.920

14

Cultuur

18.740

666

15

Media

487

78

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

0

0

92

Bestuursdepartement

162

752

93

Inspecties

33

54

25

Emancipatie

115

199

Wachtgelden onderwijspersoneel

   

Solvabiliteitsbuffers Participatiefonds en Vervangingsfonds

9.000

9.000

Totaal

19.974.682

18.497.283

De openstaande vorderingen studiefinanciering (beleidsartikel 11) betreffen de door de productgroep Studiefinanciering van de Dienst Uitvoering Onderwijs verstrekte leningen en voorschotten aan studenten ingevolge de oude regeling studiefinanciering en de nieuwe Wet studiefinanciering.

De verstrekte leningen en voorschotten aan studenten kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 7 Verstrekte leningen en voorschotten (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2012

Openstaand per 31-12-2011

Rentedragende leningen

19.734.359

18.272.288

Renteloze voorschotten

27.458

28.181

Overige vorderingen

24.747

25.045

Totaal

19.786.564

18.325.514

De specificatie van het verloop van de posten rentedragende leningen en renteloze voorschotten is als volgt:

Tabel 8 Verloop van de posten rentedragende leningen en renteloze voorschotten (bedragen x € 1.000)
 

Rentedragende

Leningen

Openstaande Voorschotten

     

Openstaande bedragen per 01-01-2012

18.272.288

28.181

Nieuw verstrekt, w.o omzettingen

2.267.955

5.094

Afgelost

– 606.779

– 5.082

Overige mutaties, w.o. buiten invordering en kwijtschelding

– 192.197

– 730

Verrekeningen

– 6.908

–5

Totaal

19.734.359

27.458

Voor de bedragen voor rentedragende leningen en renteloze voorschotten geldt de nominale waarde. De werkelijke waarde (uiteindelijk inbaar) hiervan wordt grotendeels beïnvloed door:

  • de mate waarin de als voorlopige rentedragende leningen uitgekeerde studiefinanciering (prestatiebeurs) zullen worden omgezet in beurzen, vanwege het voldoen aan de eerstejaars prestatienorm en /of diploma norm;

  • het sociaal risico bij (aflosbaar gestelde) langlopende leningen en renteloze voorschotten in verband met de wettelijk beperkte aflossingstermijnen;

  • de mate waarin de achterstallige vorderingen studiefinanciering (achterstallig lager recht en aflosbaar gestelde leningen en voorschotten) uit het deurwaarderstraject geïnd kunnen worden.

De overige openstaande vorderingen (€ 188.118) hebben onder meer betrekking op de afrekeningen van voorschotten en de inning Lesgelden.

Deze vorderingen worden beschouwd als direct opeisbaar.

Voorschotten

De stand van de voorschotten per 31-12-2012 wordt als volgt naar beleidsartikel gespecificeerd:

Tabel 9 Voorschotten naar beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2012

Openstaand per 31-12-2011

01

Primair onderwijs

1.057.850

717.929

03

Voortgezet onderwijs

264.520

277.443

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

1.112.365

835.607

06

Hoger beroepsonderwijs

203.012

242.554

07

Wetenschappelijk onderwijs

132.200

149.187

08

Internationaal beleid

11.827

16.903

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

403.142

361.360

11

Studiefinanciering

1.034.500

1.256.900

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

   

13

Lesgelden

   

14

Cultuur

2.435.539

1.853.597

15

Media

324.437

291.521

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

817.737

877.180

92

Bestuursdepartement

70.997

84.252

93

Inspecties

 

19

25

Emancipatie

22.441

26.243

       

Permanente voorschotten

   

Totaal

7.890.567

6.990.695

Het bedrag openstaande voorschotten bij Studiefinanciering betreft de voorlopige vergoedingen 2011 en 2012 aan de OV-bedrijven.

De stand van de voorschotten per 31-12-2012 wordt als volgt gespecificeerd naar vergoedingsjaar:

Tabel 10 Voorschotten naar vergoedingsjaar (bedragen x € 1.000)
 

Stand per 01-01-2012

Verstrekt 2012

Afgerekend 2012

Stand per 31-12-2012

2001

       

2002

       

2003

1.340

   

1.340

2004

27.465

 

22.244

5.221

2005

45.716

 

20.495

25.221

2006

153.077

 

55.602

97.475

2007

270.107

 

25.733

244.374

2008

333.576

 

58.413

275.163

2009

1.407.304

 

205.697

1.201.607

2010

1.992.111

 

517.477

1.474.634

2011

2.759.999

 

566.258

2.193.741

2012

0

2.371.791

0

2.371.791

Totaal

6.990.695

2.371.791

1.471.919

7.890.567

Van een achterstand in de afrekening van de oude jaargangen voorschotten is geen sprake, omdat deze vooral betrekking hebben op langlopende projecten op de verschillende beleidsterreinen.

Garantieverplichtingen

In het verleden zijn instellingen zelfstandig op de kapitaalmarkt leningen aangegaan ter financiering van bouwinvesteringen, onder garantiestelling van het Rijk jegens de geldverschaffers voor de rente en aflossingsverplichtingen. De destijds vigerende garantieregelingen zijn inmiddels niet meer van kracht. Het bedrag van de garantie verplichtingen (nog openstaande rente en aflossingsverplichtingen op lopende leningen) is het theoretisch maximale risico dat het ministerie ultimo 2012 nog loopt in verband met garantiestellingen op bouwleningen en overige garantieleningen. In onderstaand overzicht zijn de openstaande garanties gespecificeerd opgenomen in vergelijking met ultimo 2011:

Tabel 11 Garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2012

Openstaand per

31-12-2011

     

Bouwleningen aan academische ziekenhuizen

267.347

281.338

Bouwleningen aan scholen en instellingen vo

326

931

Bouwleningen aan scholen en instellingen bve

58

153

Bouwleningen aan scholen en instellingen hbo

 

0

Leningen Studiefinanciering

   

Garanties Cultuur

512.302

500.103

Garantie Vervangingsfonds

23.000

23.000

Garantie Participatiefonds

7.000

7.000

Garanties Onderzoek en wetenschapsbeleid

28.299

29.653

Garanties Wetenschappelijk Onderwijs

283.233

190.000

Garanties Hoger beroepsonderwijs

604.649

457.723

Garanties Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

556.683

408.460

Garanties Voortgezet onderwijs

138.407

27.000

Garanties Primair onderwijs

64.417

18.450

Totaal

2.485.721

1.943.811

Voor de academische ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

In het hoger beroepsonderwijs (hbo) zijn sinds 1985 geen garanties op bouwleningen meer verstrekt.

In het voortgezet onderwijs (vo) en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (bve) worden eveneens geen garanties op bouwleningen meer verstrekt. Dit in verband met de decentralisatie van de huisvesting vo en de OKF-operatie bve. De meeste van deze leningen hebben een looptijd van gemiddeld 25 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2013 volledig hebben plaatsgevonden. Het feitelijk risico op deze garanties wordt als beperkt ingeschat.

De uitstaande garanties bij Cultuur bedragen € 512,0 miljoen. Hiervan betreft € 199,5 miljoen garanties betreffende door het Nationaal Restauratiefonds verstrekte leningen en € 309,0 miljoen betreft een garantie onder de indemniteitsregeling. Voorts is er een kredietgarantie verleend ad € 3,5 miljoen aan de Stichting Nederlands Letterenfonds.

De uitstaande garanties participatie- en vervangingsfonds zijn het gevolg van het bestuurlijk akkoord dat in 2003 met de fondsen is gesloten en houden verband met garantstelling in verband met het schatkistbankieren.

De uitstaande garanties bij Onderzoek en Wetenschapsbeleid bedragen € 28,3 miljoen. Dit betreft de garantie voor een lening van Stichting Biomedical Primate Research Center (BPRC) bij de Bank Nederlandse Gemeenten.

De uitstaande garanties bij Beroepsonderwijs en Volwasseneneductie (€ 556,7 miljoen), het hoger beroepsonderwijs (€ 604,6 miljoen), het Voortgezet onderwijs (€ 138,4 miljoen) het Wetenschappelijk Onderwijs (€ 283,2 miljoen) en het Primair Onderwijs (€ 64,4 miljoen) hebben betrekking op de door het Ministerie van Financiën onder hypothecaire zekerheid verstrekte geldleningen aan onderwijsinstellingen en garantstellingen rekening courantlimieten.

Openstaande verplichtingen

De opbouw van de stand van de aangegane verplichtingen kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 12 Openstaande verplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2012

24.280.279

Bij: correcties op de beginstand

0

Gecorrigeerde stand 1 januari 2011

24.280.279

   

Bij: aangegaan in 2012

36.765.956

Waarvan garantieverplichtingen

1.229.623

Totaal aangegaan in 2012

35.536.333

   

Af: Tot betaling gekomen in 2012

34.169.152

Stand 31 december 2012

25.647.460

De specificatie van de openstaande verplichtingen per beleidsartikel ultimo 2012 is hieronder opgenomen.

Tabel 13 Openstaande verplichtingen naar beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
     

01

Primair onderwijs

5.470.598

03

Voortgezet onderwijs

6.352.561

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

3.304.119

06

Hoger beroepsonderwijs

2.398.079

07

Wetenschappelijk onderwijs

3.917.628

08

Internationaal beleid

11.115

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

255.379

11

Studiefinanciering

0

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en

schoolkosten

0

13

Lesgelden

0

14

Cultuur

2.255.274

15

Media

791.719

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

875.484

92

Bestuursdepartement

0

93

Inspecties

0

25

Emancipatie

15.504

Totaal

25.647.460

Op 3 november 2012 is voor de jaren 2013 tot en met 2016 de prestatiebekostiging voor de hogescholen en universiteiten toegekend. Omdat alleen voor 2013 de verdeling over de instellingen beschikbaar is, zijn in 2012 alleen de verplichtingen 2013 vastgelegd. Voor de jaren 2014 tot en met 2016 bedraagt de totale verplichting voor de prestatiebekostiging voor de hogescholen (inclusief groen onderwijs) respectievelijk € 172 miljoen, € 177 miljoen en € 185 miljoen. Voor de universiteiten (inclusief de Wageningen UR) bedraagt deze respectievelijk € 132 miljoen, € 137 miljoen en € 144 miljoen. De verplichtingen 2014 tot en met 2016 zijn niet opgenomen in de stand van de aangegane/ openstaande verplichtingen.

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

In 2012 zijn met de sectoren vo en mbo bestuurs- dan wel hoofdlijnenakkoorden afgesloten. Op basis van deze akkoorden zijn of worden op sector- c.q. instellingsniveau afspraken gemaakt met betrekking tot het realiseren van de ambities.

Met de VO-raad is op 14 december 2011 een convenant afgesloten ten behoeve van de doelen uit het bestuursakkoord voor een bedrag van € 554 miljoen voor de jaren 2012 t/m 2015. Het geactualiseerde bedrag voor de jaren 2013 t/m 2015 is € 449 miljoen, dit is inclusief de in het begrotingsakkoord 2013 beschikbaar gestelde extra middelen voor professionalisering van schoolleiders.

Op 22 november 2011 is een akkoord met de MBO Raad afgesloten ten behoeve van professionalisering MBO (€ 81 miljoen), in oktober 2012 is hierop een addendum toegevoegd (+ € 51 miljoen). Hiermee is totaal een bedrag beschikbaar van € 132 miljoen voor de jaren 2012 t/m 2015. Van dit bedrag is ultimo 2012 voor de jaren 2012 en 2013 al een bedrag van € 60 miljoen juridisch verplicht, voor de jaren 2014 en 2015 moet nog een bedrag van € 72 miljoen juridisch verplicht worden.

MISBRUIK EN ONEIGENLIJK GEBRUIK VAN WET- EN REGELGEVING

Inleiding

Bij de jaarlijkse M&O-inventarisatie wordt bekeken hoe gevoelig diverse begrotingsgelden zijn voor misbruik en oneigenlijk gebruik. Daarbij wordt ook gekeken naar wat wordt gedaan om die risico’s te beheersen. In sommige gevallen zijn de getroffen beheersmaatregelen niet voldoende om misbruik en oneigenlijk gebruik geheel uit te sluiten, bijvoorbeeld wanneer de kosten van controles hoger zijn dan de baten. Er is dan sprake van restrisico of «restant M&O». Dit is de gevoeligheid voor misbruik en oneigenlijk gebruik die (bewust) overblijft nadat alle adequate maatregelen ten aanzien van voorlichting, controle, sanctie en evaluatie zijn getroffen. Op dit restrisico wordt verder ingegaan in deze jaarrekening. Voor de vermelding van noemenswaardige gevallen van restrisico is gekozen voor een grensbedrag per regeling van € 1,0 miljoen.

Studiefinanciering en tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Uitwonenden

Op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) komen studerenden in aanmerking voor extra beurs ingeval ze uitwonend zijn. Het is onder beide regelingen voordelig voor een studerende om zich als uitwonende op te geven.

Uitgaven

De extra beurs voor uitwonende studerenden (verschil tussen de basisbeurs voor uit- en thuiswonenden) bedroeg in 2012 in totaal circa € 500 miljoen (WSF 2000). De bijdrage die op grond van de WTOS (regeling TS18+) aan uitwonenden is verstrekt, bedroeg in 2012 circa € 5,7 miljoen.

Controle

Om misbruik met de uitwonendenbeurs harder aan te kunnen pakken, zijn preventieve en repressieve maatregelen genomen. De WSF 2000 is per 1 januari 2012 aangepast.

In de studiefinanciering wordt nu uitgegaan van het adres in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA). Maar niet alle studerenden wonen op het geregistreerde adres. Daarom worden fysieke controles op het opgegeven woonadres uitgevoerd, zodat het risico op misbruik van de uitwonendenbeurs wordt beperkt.

Er zijn in 2012 ruim 3.000 controles uitgevoerd bij studerenden met een hoog risicoprofiel. In ongeveer de helft van de gevallen is vastgesteld (voor bezwaar en beroep) dat de studerende (ho en mbo) niet op het in de GBA geregistreerde adres woonachtig was. Studenten moeten de onterecht ontvangen studiefinanciering terugbetalen en krijgen een boete opgelegd.

Het bovenstaande betreft studerenden die in Nederland wonen. Bij studerenden in het buitenland wordt anders gecontroleerd. Er wordt gecontroleerd of de student aan de instelling in het buitenland is ingeschreven. Er wordt aangenomen dat hij in het buitenland woonachtig is. Omdat er geen adrescontrole plaatsvindt, is er voor studerenden in het buitenland een restrisico.

Restrisico

Het restrisico betreffende studerenden met een buitenlands woonadres bedraagt € 2,4 miljoen.

Voor studerenden met een binnenlands woonadres is de precieze omvang van restrisico over 2012 niet bekend. Het restrisico bedraagt onder de in 2011 geldende wet € 30 tot € 45 miljoen. Als gevolg van de acties om misbruik met de uitwonendenbeurs aan te pakken, is het restrisico in 2012 substantieel afgenomen. Het resterende restrisico wordt veroorzaakt door onjuiste inschrijving in de GBA en wordt niet aan OCW toegerekend. Er is dus sprake van geïmporteerd M&O.

Voor de WTOS is de omvang van het restant M&O maximaal gelijk aan het bedrag van de toekenningen, namelijk € 5,7 miljoen.

Aanvullende beurs

Van ouders wordt verwacht dat zij bijdragen aan de studie van hun kind. Kunnen ze dat niet of onvoldoende, dan kan de studerende op grond van de WSF 2000 een aanvullende beurs krijgen. De hoogte van de beurs hangt mede af van het ouderlijk inkomen. Het ouderlijk inkomen kan niet in alle gevallen juist en volledig worden vastgesteld.

Uitgaven

In 2012 is in totaal € 569,5 miljoen aan aanvullende beurs verstrekt. Daarvan is circa € 24,9 miljoen aan studenten met ouders in het buitenland verstrekt.

Controle

Het risico op misbruik is beperkt, doordat DUO bij controles inkomensgegevens van de Belastingdienst gebruikt. Sommige studenten met een aanvullende beurs hebben echter ouders in het buitenland. Voor deze groep van circa 11 500 studenten is de juistheid en volledigheid van het opgegeven inkomen niet altijd vast te stellen.

Restrisico

Het restant M&O bedraagt in totaal € 20,0 miljoen. De uitwisseling van gegevens door DUO met buitenlandse belastingdiensten komt in beperkte mate tot stand.

Primair onderwijs

Gewichtenregeling

Scholen met veel achterstandsleerlingen krijgen via de gewichtenregeling extra geld voor personeel en materieel. De bepaling van het leerlingengewicht is gebaseerd op de ouderverklaring over het opleidingsniveau van de ouder(s). Het leerlinggewicht werkt ook door in de uitkering rondom de impulsgebieden.

Uitgaven

Met de gewichtenregeling waaronder de regeling impulsgebieden is een bedrag gemoeid van € 389,6 miljoen.

Controle

Het gewicht kan worden gecontroleerd aan de hand van de door de ouders ingevulde ouderverklaring. Dit neemt het risico van foutieve opgaaf (afwijkend van ingevulde formulieren) door de school weg. Wat niet wordt weggenomen is het risico dat ouders een verkeerde opgaaf doen, de school dat onveranderd doorgeeft, waardoor uiteindelijk verkeerde gegevens in de berekeningen worden meegenomen. De opleidingsgegevens van ouders zouden slechts getoetst kunnen worden aan documenten (diploma's etc) die hun opleidingsniveau bevestigen. Een dergelijke toets mag een school niet uitvoeren.

Er wordt onderzocht of in de toekomst andere criteria dan «opleiding ouders» als basis voor de toekenning van de extra gewichtenmiddelen gehanteerd kunnen worden.

Overigens zijn met de invoering van het onderwijsnummer per 1 augustus 2010 de controlemogelijkheden op leerlingaantallen, leerlinggegevens en leerlingkenmerken verder verbeterd. Zo is ondermeer controle aan de hand van de GBA mogelijk.

Restrisico

Het is lastig om in te schatten wat het restrisico is. Daarom wordt het totale bedrag aan gewichtenmiddelen € 389,6 miljoen als restrisico aangemerkt.

Speciale groepen

Scholen met leerlingen uit «speciale groepen» komen in aanmerking voor een aanvullende vergoeding. Het betreft onder meer leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond.

Uitgaven

De uitgaven voor speciale groepen bedragen in 2012 € 22,8 miljoen.

Controle

De opgaven van de scholen worden gecontroleerd aan de hand van de door ouders of verzorgers getekende verklaringen of inschrijfformulieren. De inhoud van de verklaringen kan niet sluitend worden gecontroleerd.

Restrisico

Voor 2012 is het restrisico bij speciale groepen € 22,8 miljoen.

Cultuur

De regeling restauratie monumenten stadsherstellichamen

De regeling betreft het verstrekken van subsidies voor het restaureren van beschermde monumenten van stadsherstellichamen in de jaren 2011 en 2012. Dit is een aparte regeling ter compensatie voor het wegvallen van de vrijstelling voor vennootschapsbelasting voor aangewezen organisaties. Op 13 februari 2010 is deze regeling in werking getreden.

Uitgaven

Het gaat in totaal om € 3,6 miljoen.

Controle

Het risico ontstaat doordat het maximale subsidiebedrag per organisatie afhankelijk is van door de organisaties aangeleverde financiële resultaten uit de jaren 2007 t/m 2010. Deze financiële resultaten zijn niet door een accountant gecontroleerd. Het betreft in alle gevallen zogenaamde «aangewezen organisaties voor monumentenbehoud» (AOM’s), die deze status krijgen als zij hebben aangetoond dat zij, zowel financieel als inhoudelijk, op een professionele manier omgaan met de monumenten die in hun bezit zijn. Het restant M&O wordt geaccepteerd omdat het totale budget vaststaat en de AOM’s het er op basis van onderling vertrouwen mee eens zijn dat de verdeling plaatsvindt op basis van niet gecontroleerde gegevens.

Restrisico

Het restant M&O bedraagt € 3,6 miljoen.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: ZBO’S/RWT’S BIJ HET DEPARTEMENTAAL JAARVERSLAG 2012

Naam organisatie

RWT

ZBO

Art

Financiering van RWT’s

Verwijzing (URL-link) naar toezichtvisies/-arrangementen

Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid 2011/2012 op orde is

Realisatie 2012

(bedragen x € 1 miljoen)

premies

tarieven

OCW visie:

Toezicht in vertrouwen, vertrouwen in toezicht

 

Stichting Fonds voor de Podiumkunsten

X

X

14

63,4

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

X

X

14

17,9

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

Stichting Mondriaanfonds

X

X

14

41,0

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

Stichting Nederlands Fonds voor de Film

X

X

14

36,8

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

Stichting stimuleringsfonds voor de architectuur

X

X

14

13,3

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

Stichting Nederlands letterenfonds

X

X

14

10,2

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

Nederlandse culturele mediaproducties

(Mediafonds)

X

X

15

17,9

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

Commissariaat voor de Media (CvdM)

X

X

15

4,4

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

Nederlandse Publieke Omroep (NPO)

X

X

15

94,7

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

Landelijk omroep bestel

X

 

15

674,5

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

Cluster, √

Bevoegd gezagsorganen primair onderwijs PO

X

 

1

9.694,3

n.v.t.

n.v.t

Kamerstuk 30 183, nr. 11

cluster

Bevoegd gezagsorganen voortgezet onderwijs VO

X

 

3

6.755,2

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

cluster

Regionale opleidings centra ROC’s en vakinstellingen

X

 

4

2.925,0

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

cluster

Kenniscentra voor beroeps onderwijs en bedrijfsleven

X

X

4

100,3

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

cluster

COLO

X

 

4

Bestaat niet meer

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

 

Instellingsbesturen hoge scholen

X

 

6

2.522,7

n.v.t.

n.v.t.

 

cluster

Instellingsbesturen universiteiten

X

 

7

3.305,1

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

cluster

Open Universiteit Nederland

X

 

7

41,2

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

Academische ziekenhuizen

X

 

7

581,0

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

cluster

Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

X

X

7

4,0

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

vanaf 2012

Rijksmusea

X

 

14

130,5

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

cluster

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)

X

X

16

94,3

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

Koninklijke Bibliotheek (KB)

X

X

16

53,6

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek (NWO)

X

X

16

327,0

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

Stichting Participatiefonds

X

X

1

3,0

2,65%

 

Kamerstuk 30 183, nr. 11

1

Stichting Vervangingsfonds

X

X

1, 9

3,7

7,52%

 

Kamerstuk 30 183, nr. 11

X2

6,84% van de declaraties niet op orde in 2011; daarvan is 3,25% onrechtmatig en 3,59% onzeker.

Stimuleringsfonds voor de Pers

X

X

15

2,3

N.v.t.

N.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

College voor examens

 

X

3, 4

4,3

n.v.t.

n.v.t.

Kamerstuk 30 183, nr. 11

X Noot
1

rechtmatigheid op orde in het jaar t-2

X Noot
2

rechtmatigheid niet op orde in het jaar t-2

Uitzonderingsrapportage rechtmatigheid Vervangingsfonds

Het bestuur van het Vervangingsfonds is gevraagd een voorstel te doen voor vergaande wijzigingen van het reglement of regelgeving die nodig zijn om de rechtmatigheid te verbeteren. Daarnaast heeft het kabinet in het Regeerakkoord aangekondigd het Vervangingsfonds te zullen moderniseren.

Toelichting op de in de tabel genoemde RWT’s en ZBO’s.

Cultuurfondsen

In 2012 zijn bijdragen verstrekt aan de volgende fondsen:

  • Stichting fonds voor Podiumkunsten ( www.fondspodiumkunsten.nl )

    Het Fonds ondersteunt alle vormen van podiumkunsten in Nederland: muziek, theater, muziektheater en dans. Bijzondere aandacht gaat uit naar internationalisering, culturele diversiteit bij kunstenaars, gezelschappen en podia. Het stimuleren van innovatie in de keten van scheppen, productie, distributie en afname is een speciale taak van het fonds.

  • Stichting fonds voor Cultuurparticipatie ( www.cultuurparticipatie.nl )

    Het fonds stimuleert de actieve deelname aan het culturele leven van inwoners van Nederland, in al hun diversiteit, ongeacht leeftijd, herkomst, opleiding en woonplaats op het gebied van amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur.

  • Stichting Mondriaanfonds ( www.mondriaanfonds.nl )

    Het fonds dat op 1 januari 2012 van start is gegaan, ondersteunt en stimuleert bijzondere projecten op het gebied van beeldende kunst, vormgeving en musea. Daarnaast maakt het beeldend kunstenaars, vormgevers, architecten en bemiddelaars mogelijk om door middel van subsidies, internationalisering en bijzondere projecten hun werk op velerlei wijzen te ontwikkelen. Het Mondriaanfonds is ontstaan uit een fusie van de Mondriaan Stichting en het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst.

  • Stichting Nederlands fonds voor de film ( www.filmfonds.nl )

    Het fonds stimuleert de filmproductie in Nederland, met de nadruk op kwaliteit en diversiteit en bevordert een goed klimaat voor de Nederlandse filmcultuur.

  • Stichting stimuleringsfonds voor de Architectuur ( www.architectuurfonds.nl )

    Het fonds voert verschillende subsidieregelingen uit die zijn gericht op kennisontwikkeling en kennisuitwisseling van de ontwerpende disciplines en het vergroten van de belangstelling voor architectuur, stedenbouw, planologie, landschapsarchitectuur en interieurarchitectuur.

  • Stichting Nederlands letterenfonds ( www.letterenfonds.nl )

    Het fonds bevordert de kwaliteit, diversiteit, productie en de vertaling van de Nederlandse- en Friestalige literatuur.

  • Stichting stimuleringsfonds Nederlandse culturele omroepproducties ( www.mediafonds.nl )

    Het Mediafonds bevordert de ontwikkeling en productie van culturele dramaproducties, documentaires, kunst- en kinderprogramma’s en cultuurprojecten van de publieke landelijke en regionale omroep.

Commissariaat voor de Media (www.cvdm.nl )

Het Commissariaat ziet toe op de naleving van de Mediawet en de daarop gebaseerde regels. Het garandeert daarmee een eerlijke toegang tot de media en bewaakt de kwaliteit, de diversiteit en de onafhankelijkheid van de informatievoorziening.

Nederlandse Publieke Omroep (NPO) (www.publiekeomroep.nl )

De NPO is het samenwerkings- en coördinatieorgaan van de landelijke publieke omroep. Deze taak is per 1 januari 2010 overgegaan van de NOS naar een nieuwe stichting, de NPO.

Landelijk Omroepbestel

Het betreft middelen die aan de landelijke publieke omroepen beschikbaar zijn gesteld.

Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs

Het betreft circa 1.170 bevoegde gezagsorganen van circa 7.360 instellingen. Voor zover het onderwijsinstellingen betreft waar de gemeente het bevoegd gezag is, zijn deze instellingen niet aan te merken als RWT.

Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs (cluster)

Het betreft circa 350 bevoegde gezagsorganen van circa 650 instellingen. Voor zover het onderwijsinstellingen betreft waar de gemeente het bevoegd gezag is, zijn deze instellingen niet aan te merken als RWT.

Regionale Opleidingscentra (ROC's) en vakinstellingen

Het betreft circa 57 ROC’s. Een ROC is een samenwerkingsverband van onderwijsinstituten in het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) en de Volwasseneductie in Nederland.

Kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven

Het betreft 17 kenniscentra die de schakels vormen tussen het onderwijs en het georganiseerde bedrijfsleven. Ze ontwikkelen kwalificaties voor het middelbaar beroepsonderwijs, werven leerbedrijven en bewaken de kwaliteit van deze leerbedrijven.

Instellingsbesturen hogescholen

Het betreft middelen die, direct en indirect, aan de circa 35 hogescholen beschikbaar zijn gesteld.

Instellingsbesturen universiteiten

Het betreft middelen die, direct en indirect, aan de 16 universiteiten beschikbaar zijn gesteld.

Open Universiteit Nederland

De Open Universiteit ontwikkelt, verzorgt en bevordert, samenwerkend in netwerken en allianties, hoogwaardig en innovatief hoger afstandsonderwijs.

Academische Ziekenhuizen

Het betreft de middelen voor de 8 ziekenhuizen die verbonden zijn aan een universiteit ten behoeve van de opleiding van artsen en ten behoeve van onderzoek.

Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) (www.nvao.net )

De NVAO borgt de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. Zij beoordeelt op onafhankelijke wijze de kwaliteit van de opleidingen, verleent accreditatie, toetst nieuwe opleidingen en de instellingstoets kwaliteitszorg. Daarnaast levert de NVAO een bijdrage aan het vergroten van het kwaliteitsbewustzijn en bevordert zij de internationale samenwerking om tot afstemming en samenhang binnen de Europese hoger onderwijsruimte te komen.

Rijksmusea

Het betreft 17 musea die vallen onder de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten.

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) (www.knaw.nl )

De KNAW bevordert als forum, geweten en stem van de wetenschap de kwaliteit en de belangen van de wetenschap en zet zich in voor een optimale bijdrage van de Nederlandse wetenschap aan de culturele, sociale en economische ontwikkeling van de samenleving.

Koninklijke Bibliotheek (KB) (www.kb.nl )

De KB brengt als de nationale bibliotheek van Nederland mensen en informatie samen. De KB speelt voorts een centrale rol in de Nederlandse (wetenschappelijke) informatie-structuur en bevordert de duurzame toegang tot digitale informatie in (inter)nationaal verband.

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) (www.nwo.nl )

De NWO heeft als taak het bevorderen van de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek.

Stichting Participatiefonds (PF) (www.vfpf.nl )

Het PF is verantwoordelijk voor het beheren en terugdringen van de werkloosheidsuitgaven in het primair onderwijs. Het PF ondersteunt daarnaast scholen bij het opzetten van hun personeels- en mobiliteitsbeleid en individuele medewerkers die werkloos zijn met trainingen en cursussen.

Stichting Vervangingsfonds (VF) (www.vfpf.nl )

Het VF betaalt de kosten voor vervangers die scholen moeten inzetten bij ziekte of afwezigheid van personeel en levert een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van het ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid van onderwijspersoneel in het primair onderwijs door de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden en het personeelsbeleid te verbeteren.

Stimuleringsfonds voor de Pers (www.stimuleringsfondspers.nl )

Het fonds heeft ten doel het handhaven en bevorderen van de pluriformiteit van de pers, voor zover die van belang is voor de informatie en opinievorming.

College voor Examens (CVE) (www.cve.nl )

Het College voor Examens (CvE) bestaat sinds 1 oktober 2009. Het is ontstaan uit een samenvoeging van de Centrale Examencommissie Vaststelling Opgaven (CEVO), de Staatsexamencommissie VO en de Staatsexamencommissie Nederlands als Tweede taal (NT2).

Het College is verantwoordelijk voor de centrale examens en staatsexamens in het voortgezet onderwijs, de examens rekenen en taal in het (middelbaar) beroepsonderwijs en staatsexamens Nederlands als tweede taal.

BIJLAGE 2: AFGEROND EVALUATIE- EN OVERIG ONDERZOEK

Evaluatie- en overig onderzoek

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1.

Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

1a. Beleidsdoorlichtingen

         
 

Actieplan LeerKracht

9

2012

2013

Kamerstuk 31 511, nr. 10

1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Doelgroepen OAB (ITS/KI)

1

2011

2012

www.its-nijmegen.nl (zoekterm «doelgroepen OAB»)

 

Passend Onderwijs (Cool-speciaal-cohort)

1

2009

2012

www.cool5–18.nl (komt beschikbaar)

 

Pilot 15% onderwijs voor vreemde taal (RUG/UU)

1

2009

2012

www.europeesplatform.nl/sf.mcgi?4603 (rapport komt beschikbaar)

 

Pilots segregatie

1

2008

2012

www.regioplan.nl (zie onder rapporten, februari 2012)

 

Retentieonderzoek schakelklassen (ITS)

1

2009

2012

www.schakel-klassen.nl

 

VVE (Pre-Cool-cohort) (NWO/KI) deelrapportage 2012

1

2010

2019

www.pre-cool.nl (zie onder «resultaten en publicaties»)

 

Evaluatie 2e fase HAVO/VWO

3

2007

2012

Eindrapport evaluatie nieuwe wetgeving 2e fase-havo-vwo

 

Evaluatie wet voorzieningenplanning

3

2012

2013

 
 

Vreemde talensurvey EU

3

2009

2012

Vreemde talensurvey

 

Secundaire analyse PISA lezen

3

2011

2013

 
 

Evaluatie experimenten VM2

3

2007

2013

Op weg naar succes Eindrapportage 2011–2012

 

Monitor bestuursakkoord

3

2011

2012

Opvraagbaar bij het ministerie van OCW, directie VO

 

Evaluatie regeling energie-zuinigheid en binnenmilieu

3

2012

2013

 
 

Evaluatie plusvoorziening

4

2010

2012

Evaluatie 20plusvoorziening

 

Evaluatie experimenten Innovatie Impuls Onderwijs

9

2011

2014

Eerste rapportage afgerond, nog niet gepubliceerd.

 

Beleefde bureaucratie en professionaliteit onder leraren

9

2012

2012

Beleefde-bureaucratie-en-professionaliteit-onder-leraren.

 

Eindrapportage evaluatie educatieve minor

9

2010

2012

Eindrapportage-evaluatie-educatieve-minor .

 

Ramingen onderwijsmarkt po, vo en mbo (MIRROR)

9

2008

2012

Voorlopige ramingen geleverd, nog niet gepubliceerd.

 

Loopbaanmonitor 2012

9

2011

2012

Rapportage afgerond, nog niet gepubliceerd.

 

IPTO 2011, Bevoegdheid in het voortgezet onderwijs

9

2012

2012

Bevoegdheid-in-het-voortgezet-onderwijs

 

Onderzoek lerarenopleidingen (bevoegdheden) beroepsgerichte vakken vmbo

9

2012

2012

Rapport afgerond, nog niet gepubliceerd.

 

Arbeidsmarktbarometer 2011–2012

9

2012

2012

Rapport is afgerond, nog niet gepubliceerd.

 

Monitoring en evaluatie «Leraar 2020»

9

2012

2013

Rapportage eerste meting afgerond, nog niet gepubliceerd.

 

Toekomstverkenning

9

2012

2012

Essay «Lerarenbeleid 2.0». Nog niet gepubliceerd.

 

Evaluatie experimenten prestatiebeloning

9

2012

2012

Relatie-tussen-evaluaties-van-leraren-en-leerlingprestaties-evidentie-op-basis-van-lesobservaties

 

Evaluatie Commissariaat voor de Media

15

2012

2013

Nog niet verschenen.

 

Evaluatie van meerjarig project Open Up (NJR)

25

2010

2012

www.njr.nl

 

Onderzoek onveiligheidsgevoel van vrouwen meetbaar maken

25

2011

2012

intern rapport emancipatie

 

Gendergelijkheid, de Masculiniteitsindex en Homo-emancipatie in Europa

25

2012

2013

 
 

Evaluatie-ontwerpen vooractielijnen Sociale Media en GSA’s

25

2011

2012

intern rapport emancipatie

 

Universiteit van Utrecht, Molengraaff instituur

25

2012

2013

 
 

Secundaire analyse veiligheidsmonitor

25

2011

2012

Sociale onveiligheid van lhb-schoolpersoneel en lhb-leerlingen

2. Overig onderzoek

         
 

Evaluatie impulsgebieden (intern onderzoek)

1

2011

2012

Brief-over-de-toekomst-van-het-onderwijsachterstandenbeleid.html

 

Evaluatie Onderwijsnummer (Regioplan)

1

2011/12

2012

www.regioplan.nl (zie onder rapporten, maart 2012)

 

Evaluatie WMS (Research voor beleid)

1

2011

2012

Evaluatie WMS

 

Functioneren schoolbesturen (NWO-BOPO)

1

2009

2012

www.gion.gmw.eldoc.ub.rug.nl (zoekterm «functioneren van besturen»)

 

Lokale Educatieve Agenda (NWO-BOPO)

1

2009

2012

www.nwo.nl (komt beschikbaar)

 

Monitor experiment Flexibilisering onderwijstijd (Regioplan) tussenrapportage 2012)

1

2011/12

2014

Experiment_flexibele_onderwijstijden

 

Monitor Leergang bewegingsonderwijs (Mulier Instituut)

1

2011/12

2012

Monitor leergang bewegingsonderwijs

 

Monitor Ouderbetrokkenheid (Ecorys)

1

2008

2012

Monitor ouderbetrokkenheid

 

Monitor Sociale Veiligheid (ITS/Regioplan)

1

2012

2012

Monitor sociale veiligheid

 

Monitor Reboundvoorziening (NJi)

1

2012

2012

www.nji.nl (zoekterm «monitor reboundvoorziening»)

 

Monitoring Regeling excellentie (SLO)

1

2009

2012

www.slo.nl

 

Onderwijsinspanningen referentieniveaus in PO, VO en MBO (Regioplan)

1

2012

2012

www.regioplan.nl (zie onder rapporten, augustus 2012)

 

Prestaties taal en rekenen basisonderwijs (Cito)

1

2012

2012

www.cito.nl (zoekterm «jaarlijks peilingsonderzoek»)

 

Rol gemeenten en schoolbesturen in VVE (NO-BOPO)

1

2009

2012

www.ru.nl/its (zoekterm «variatie in VVE»)

 

Onderwijsinspanningen taal en rekenen

1, 3, 4

2012

2012

Onderwijsinspanningen taal en rekenen

 

Leerlingvolgsystemen in VO

3

2011

2012

LeerlingVolgSysteemVO

 

Vermindering Profielen

3

2011

2012

Vermindering profielen havo-vwo

 

Evaluatie en assessment in Nederland

3

2012

2012

Evaluation and Assessment

 

Extra vakken vmbo 2011–2012

3

2011

2012

Extra vakken vmbo

 

Doorstroomrelevantie van tien vakken in het vmbo

3

2011

2012

Doorstroomrelevantie van 10 vakken vmbo

 

Succesvol onderwijs aanpakken jongens

3

2012

2012

Onderwijsaanpakken-voor-jongens-in-het-onderwijs

 

Praktijkonderzoek Jongens aan de slag

3

2012

2012

Jongens-aan-de-slag

 

Internationaal vergelijkende analyse Tweede Fase VO

3

2011

2012

Opvraagbaar bij het ministerie van OCW, directie VO

 

Excellente leerlingen en schoolloopbanen

3

2011

2012

Excellente leerlingen vo

 

Monitor ouderbetrokkenheid

3

2011

2012

Ouderbetrokkenheid-in-het-po-vo-en-mbo-meting-2012

 

LAKS monitor tevredenheid scholieren

3

2011

2012

www.researchned.nl http://www.laks-monitor.nl/

 

Eerste doorstroomatlas VMBO

3

2011

2012

Kamerstuk 30 079, nr. 35

 

Analyse verklarende factoren zwakke en sterke scholen

3

2011

2012

slechte en goede prestaties van scholen is er een relatie met personeelskenmerken

 

Ruimte in curriculum bovenbouw HAVO VWO

3

2012

2013

 
 

Schooladviezen en schoolloopbanen

3

2012

2013

 
 

Monitor schoolkosten

3

2012

2013

 
 

Pilot tussentijdse toets Limburgse scholen

3

2011

2013

 
 

Evaluatie financiering van de lokale omroep (Commissariaat voor de Media)

15

2012

2013

Nog niet verschenen.

 

Evaluatie Mozaïek

16

2012

2012

Opvraagbaar bij NWO.

 

Programma Evaluatie NCWT

16

2012

2012

Opvraagbaar bij ministerie OCW.

 

Monitor Kalma Bedrijven «Nulmeting streefcijfers vrouwen in de top»

25

2012

2012

Nulmeting streefcijfers vrouwen in de top

 

Transgendermonitor «Worden wie je bent» (aanvulling in monitor)

25

2011

2012

Worden wie je bent

 

Homo-emancipatiepeiling (aanvulling in monitor)

25

2011

2012

Steeds gewoner nooit gewoon

 

Emancipatiemonitor

25

2012

2012

Emancipatiemonitor 2012

 

Homo-emancipatiemonitor 2008–2011

25

2008

2012

Steeds gewoner nooit gewoon

 

Emancipatie en de rol van de overheid

25

2012

2012

Opvraagbaar bij het ministerie van OCW, directie Emancipatie

 

Academische studie Emancipatie (essay)

25

2012

2012

Opvraagbaar bij het ministerie van OCW, directie Emancipatie

 

Homo-emancipatie Niet te ver uit de kast

25

2011

2012

Niet te ver uit de kast

BIJLAGE 3: EXTERNE INHUUR

Tabel Externe inhuur
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Verslagjaar 2012 (bedragen x € 1.000)
 

Uitgaven 2012

Apparaatskosten:

1

Interim-management

671

2

Organisatie- en Formatieadvies

461

3

Beleidsadvies

970

4

Communicatieadvisering

370

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

2.472

     

5

Juridisch Advies

359

6

Advisering opdrachtgevers automatisering

1.382

7

Accountancy, financiën en administratieve organisatie

882

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

2.623

     

8

Uitzendkrachten (formatie & piek)

28.783

Ondersteuning bedrijfsvoering (som 8)

28.783

Totaal uitgaven inhuur externen

33.877

     

Realisatie externe inhuur

33.877

Personele uitgaven

278.768

Totaal

312.645

Percentage externe inhuur

10,84%

   

Inhuur externen buiten mantelcontracten

2012

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

Toelichting:

De realisatie 2012 is 10,84%. De herrekende (vanwege correctie dubbeltelling salariskosten DUO Zoetermeer ad € 27 miljoen) realisatie 2011 is 11,10%. De inhuur is in 2012 t.o.v. 2011 meer gedaald dan OCW (vanwege taakstelling) is ingekrompen. Wel is de inhuur nog steeds iets boven de norm van 10%. Dit komt omdat de Dienst Uitvoering Onderwijs vanwege grote systeemvernieuwing met toestemming van de SG een flexibele schil aanhoudt die geleidelijk zal worden afgebouwd.

BIJLAGE 4: AFKORTINGEN

Ad-programma

Associate-degreeprogramma

AMvB

Algemene Maatregel van Bestuur

AR

Algemene Rekenkamer

ASTRON

Netherlands intitute for Radio Astronomy

bbl

beroepsbegeleidende leerweg

bbp

bruto binnenlands product

bol

beroepsopleidende leerweg

BPRC

Biomedical Primate Research Centre

Bsik

Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur

bve

beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

cao

collectieve arbeidsovereenkomst

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

Cern

Europese organisatie voor kern- en hogere energiefysica

CINOP

Centrum voor innovatie van opleidingen

Cito

Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling

CJP

Cultureel Jongeren Paspoort

COLO

Vereniging voor landelijke organen beroepsonderwijs

CPB

Centraal Planbureau

CPG

Centrum voor Parlementaire Geschiedenis

CWTS

Centrum voor Wetenschaps- en Technologie Studies

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

EER

Europese Economische Ruimte

EET

economie, ecologie, technologie

EIB

Europees Instituut voor Bestuurskunde

Embc

Europese moleculaire biologische conferentie

Embl

Europees moleculair biologische laboratorium

ERC

European Research Council

ERIC

European Reseach Infrastructure Consortium

ESA

Europees ruimte agentschap

ESF

Europees Sociaal Fonds

ESO

Europese organisatie voor astronomisch onderzoek

Euribor

Euro Interbank Offered Rate

Eurostat

Europese statistieken

EVC

Erkenning van verworven competenties

EVD

Economische Voorlichtingsdienst

FES

Fonds Economische Structuurversterking

fte

fulltime equivalent (formatie-eenheid)

GATE

Gate Foundation: een internationaal instituut voor niet-westerse, moderne en hedendaagse beeldende kunst

GBA

Gemeenschappelijke Basisadministratie Persoonsgegevens

GGD

Gemeentelijke Gezondheidsdienst

gsb

grote stedenbeleid

havo

hoger algemeen voortgezet onderwijs

hbo

hoger beroepsonderwijs

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

ho

hoger onderwijs

Huygens

High level university year to gain excellence in the Netherlands

IB

Internationaal Beleid

ICN

Instituut Collectie Nederland

ict

informatie- en communicatie technologie

IISG

Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis

IMON

publicatie «Internationale Mobiliteit in het Onderwijs in Nederland"

IPO

Interprovinciaal overleg

ITER

internationaal samenwerkingsproject die de wetenschappelijke en technische haalbaarheid van kernfusie als energiebron wil aantonen

KANS

Koninkrijk der Nederlanden, Algemeen programma voor Nauwe Samenwerking tussen Scholen

KB

Koninklijke Bibliotheek

kbb

kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven

Kences

Kenniscentrum studentenhuisvesting

KNAW

Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

KP

Kaderprogramma

lgf

leerlinggebonden financiering

Lofar

Low Frequency Array

MARIN

Maritiem Research Instituut Nederland

mavo

middelbaar algemeen voortgezet onderwijs

mbo

middelbaar beroepsonderwijs

MenO

misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen

MKB

Midden- en kleinbedrijf

NA

Nationaal Archief

NCB

Nederlans centreum voor Biodiversiteit

Nemo

New Metropolis (educatieve attractie op het gebied van wetenschap en technologie)

NESO

Netherlands Education Support Office

NIB

Nederlandse Instituten in het Buitenland

NLR

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium

NOB

Nederlandse Omroepproductie Bedrijf

NOWT

Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie

NT2

Nederlands als tweede taal

NTU/INL

Nederlandse Taalunie/Instituut voor Nederlandse Lexicologie

Nuffic

Netherlands universities foundation for international cooperation

NVAO

Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie

NWO

Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

odin

onderzoek deelnemersinformatie

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OKF

Omkering Kapitaalfinanciering

OV

Openbaar Vervoer

owb

onderzoek en wetenschapsbeleid

pabo

pedagogische academie basisonderwijs

PIRLS

Progress in International Reading Literature Study

pisa

programme for international student assessment

po

primair onderwijs

POMO

Personeels- en Mobiliteitsonderzoek

PRC

onafhankelijk en multidisciplinair adviesbureau, dat haar opdrachtgevers ondersteunt op het gebied van Bouw, Huisvesting en Ruimtelijke ontwikkeling en Infrastructuur

Raak

Regionale actie en aandacht voor kennisinnovatie

RCE

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed

R&D

Research and Development

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RHC

Regionale Historische Centra

RISBO

Rotterdams Instituut voor Sociaal-wetenschappelijk Beleidsonderzoek

rmc

regionale meld- en coördinatiefunctie

ROA

Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt

roc

regionaal opleidingencentrum

RWT

Rechtspersonen met een Wettelijke Taak

SCP

Sociaal en Cultureel Planbureau

sfb

studiefinancieringsbeleid

SHARE

Survey of Health, Aging, and Retirement in Europe

SIA

Stichting Innovatie Alliantie

SIOB

Sectorinstituut openbare bibliotheken

SLO

Stichting Leerplan Ontwikkeling

sloa

subsidiering landelijke onderwijsondersteunende activiteiten

so

speciaal onderwijs

STT

Stichting Toekomstbeeld der Techniek

Surf

Samenwerkingsorganisatie voor netwerkdienstverlening en informatie- en communicatietechnologie in het hoger onderwijs en onderzoek

tlo

tegemoetkoming lerarenopleiding

TNO

Nederlandse organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

TS17-

tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten voor leerlingen tot 18 jaar in het voortgezet onderwijs en de beroepsopleidende leerweg (volgens hoofdstuk 3 van de WTOS)

TS18+

tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten voor leerlingen ouder dan 18 jaar in (deeltijd) voortgezet onderwijs die geen recht meer hebben op VO18+ en studerenden in het hoger onderwijs van 18 jaar en ouder aan lerarenopleidingen die geen recht meer hebben op WSF (volgens hoofdstuk 5 van de WTOS)

TU

Technische universiteit

ud

universitair docent

uhd

universitair hoofddocent

UNESCO

United Nations Educational Scientific and Cultural Organisation

UWV

Uitvoering Werknemersverzekeringen

vavo

voortgezet algemeen volwassenenonderwijs

vmbo

voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

VNG

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VNO

Verbond van Nederlandse Ondernemingen

vo

voortgezet onderwijs

VO18+

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten voor leerlingen van 18 jaar en ouder in het voortgezet onderwijs (volgens hoofdstuk 4 van de WTOS)

VOB

Vereniging voor Openbare Bibliotheken

VSNU

Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten

(v)so

(voortgezet) speciaal onderwijs

vsv

voortijdig schoolverlaten

vve

voor- en vroegschoolse educatie

vwo

voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

WEB

Wet Educatie en Beroepsonderwijs

WEC

Wet op de Expertise Centra

WHW

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

wo

wetenschappelijk onderwijs

WOOS

Wet overige OCenW-subsidies

WOPI

Wetenschappelijk Onderwijs Personeels Informatie-systeem

WOT

Wet op het onderwijstoezicht

wp

wetenschappelijk personeel

WPO

Wet op het primair onderwijs

WRR

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid

WSF

Wet studiefinanciering

wsns

weer samen naar school

WTOS

Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten

WVO

Wet op het voortgezet onderwijs

zbo

zelfstandig bestuursorgaan

   

BIJLAGE 5: TREFWOORDEN

Aankoopfonds 116, 117

Aanvullende beurs 59, 62, 63, 126

Achterstandenbeleid 33, 136

Arbeidsmarkt 5, 36, 37, 41, 42, 46, 55, 56, 86, 88, 89, 98, 119, 121, 124, 135, 141

Arbeidsvoorwaarden 40

Arbo 30, 55, 59, 67

Archeologie 21, 71, 72, 77

Archiefwet 108

Archieven 71, 72, 77, 108, 109, 114, 115

Basisbeurs 59, 61, 62, 64, 125

Beeldende kunst 20, 92, 131, 139

Bekostiging 13, 18, 19, 31, 33, 34, 36, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 46, 47, 48, 50, 55, 57, 58, 74, 95, 100, 106, 124

Beroepsonderwijs 5, 18, 41, 42, 43, 54, 88, 89, 95, 98, 119, 121, 122, 123, 124, 132, 134, 139, 140, 141

Beroepsopleidende leerweg 59, 67, 139, 141

Bibliotheken 21, 71, 72, 73, 75, 76, 141

Bilaterale samenwerking 53, 84

BPRC 84, 85, 123, 139

Cao 139

Collegegeld 47, 54

Collegegeldkrediet 59, 60, 65, 66

COLO 129, 139, 140

Convenant 18, 39, 43, 44, 56, 76, 124

Cultureel erfgoed 54, 71, 140

Culturele diversiteit 131

Cultuur en school 33, 34

Cultuuruitingen 71

Deelname 25, 31, 36, 37, 47, 67, 131

Doorstroom 83, 86, 137

Educatie 5, 21, 41, 43, 45, 54, 57, 71, 73, 74, 79, 88, 89, 95, 98, 119, 121, 122, 124, 131, 135, 136, 139, 140, 141

ESF 139

FES 16, 17, 18, 19, 34, 40, 43, 55, 56, 57, 58, 124, 128, 135, 139

Film 92, 129, 131

Fondsen 52, 72, 123, 131

Genomics 84

Gewichtenregeling 31, 126

Hoger beroepsonderwijs 48, 54, 88, 89, 98, 119, 121, 122, 123, 124, 139

Hoger onderwijs 5, 19, 30, 46, 47, 48, 59, 83, 133, 139, 141, 142

Hoofdlijnenakkoord 20, 82, 83, 124

Hoogbegaafden 39, 40

Huisvesting 44, 72, 74, 77, 122, 140

Inburgering 101, 102

Instroom 46, 47, 56, 58

Internationaal cultuurbeleid 73

Internationale samenwerking 52, 53, 54, 133

Inventaris 103, 111, 125

Kennisnet 83

Koers 90

Kwalificatiestructuur 18, 43

Kwaliteit 12, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 25, 26, 30, 31, 32, 36, 40, 41, 42, 46, 50, 52, 55, 56, 57, 58, 71, 74, 78, 79, 82, 83, 95, 97, 105, 115, 131, 132, 133

Landelijke organen beroepsonderwijs 139

Landelijke publieke omroep 78, 79, 80, 132

Leenfaciliteit  65, 100, 105, 108, 113

Leerlinggebonden financiering 43, 44, 140

Lerarenbeleid 136

Lerarenopleidingen 15, 16, 17, 55, 57, 58, 135, 141

Lesgeld 5, 67, 70, 98, 119, 120, 121, 124

Letteren 71, 72, 73, 75, 92, 122, 129, 131

Leven lang leren 19

Liquiditeit 112

Maatwerk 19, 37

Mediawet 22, 78, 79, 80, 132

Meeneembare studiefinanciering  54

Metamorfoze 110

Middelbaar beroepsonderwijs 18, 41, 42, 46, 56, 59, 67, 132, 140, 141

Monumenten 21, 28, 71, 72, 74, 76, 77, 127, 128

Monumentenwet 76

Monumentenzorg 21, 73, 76

Musea 27, 71, 72, 116, 117, 129, 131, 133

Participatie 15, 30, 34, 35, 41, 74, 86, 92, 102, 119, 122, 123, 129, 131, 133

Personeelsbeleid 5, 33, 34, 55, 88, 89, 98, 119, 121, 124, 133

Podiumkunsten 27, 92, 129, 131

Prestatiebeurs 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 120

Primair onderwijs 5, 23, 31, 32, 33, 54, 73, 76, 88, 89, 98, 119, 121, 122, 124, 126, 129, 132, 133, 140, 142

Raad voor Cultuur 20, 21, 71, 74, 94

Regeerakkoord 18, 22, 42, 77, 79, 80, 131

Reisvoorziening 20, 59, 61, 64

Rendement 23, 24, 29, 48, 50

Rentedragende lening 59, 60, 61, 65, 66, 119, 120

Renteloze voorschotten 66, 119, 120

Rijksbijdrage 41, 47, 49, 51, 77, 108

Roc 13, 19, 23, 37, 41, 43, 44, 83, 86, 95, 96, 97, 112, 141

Schoolkosten 119, 124, 137, 142

Schoolontwikkeling 57

Solvabiliteit 119

Speciaal onderwijs 31, 67, 141

Studentenmobiliteit  54

Studiefinanciering 5, 20, 48, 54, 59, 60, 61, 67, 88, 89, 90, 97, 98, 101, 106, 119, 120, 121, 122, 124, 125, 141, 142

Studielening 20, 59, 65, 66

Technocentra 45

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten 5, 67, 98, 121, 125, 141

Toegankelijkheid 31, 36, 41, 42, 46, 55, 59, 67, 78

Uitval 18, 24

Vernieuwingsimpuls 83

Vervangingsfonds 92, 119, 122, 123, 129, 131, 133

Vmbo 37, 39, 40, 43, 44, 135, 137, 141

Voor- en vroegschoolse educatie 141

Voortijdig schoolverlaten 141

Wachtgeld 35, 104, 113, 119

WEC 141

Weer samen naar school 142

Wet studiefinanciering 2000 59, 125

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) 67

Wetenschappelijk onderwijs 50, 54, 88, 89, 98, 119, 121, 124, 141, 142

Wisselwerking 108

WPO 142

Ziekteverzuim 133

Zorgbudget 39


X Noot
1

Lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders

Naar boven