33 240 XIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 2011

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE (XIII)

Aangeboden 16 mei 2012

Gerealiseerde verplichtingen van EL&I verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x 1 mln)

Gerealiseerde verplichtingen van EL&I verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x 1 mln)

Gerealiseerde uitgaven van EL&I verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x 1 mln)

Gerealiseerde uitgaven van EL&I verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x 1 mln)

Gerealiseerde ontvangsten van EL&I verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x 1 mln)

Gerealiseerde ontvangsten van EL&I verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x 1 mln)

INHOUDSOPGAVE

     

blz.

       

A.

ALGEMEEN

7

1.1

AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

7

1.2.

Leeswijzer

11

       

B.

HET BELEIDSVERSLAG

14

1.3.1

De Beleidsprioriteiten

14

       

1.3.2

De Beleidsartikelen

28

 

1.

Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa

28

 

2.

Een sterk innovatievermogen

36

 

3.

Een excellent ondernemings- en vestigingsklimaat

48

 

4.

Doelmatige en duurzame energiehuishouding

61

 

5.

Internationale economische betrekkingen

73

 

8.

Economische analyses en prognoses

84

 

9.

Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken

87

 

10.

Elektronische communicatie en post

90

 

31.

Duurzaam Ondernemen

99

 

32.

Agrarische Ruimte

113

 

33.

Natuur

115

 

34.

Landschap en Recreatie

124

 

35.

Voedselkwaliteit en Diergezondheid

128

 

36.

Kennis en Innovatie

134

 

37.

Bodem, water en reconstructie zandgebieden

142

       

1.3.2

De Niet-beleidsartikelen

144

 

21.

Algemeen

144

 

22.

Nominaal en onvoorzien

147

 

38.

Nominaal en onvoorzien

148

 

39.

Algemeen

149

       

1.3.3.

De Bedrijfsvoeringsparagraaf

152

       

C.

JAARREKENING

156

1.4.1.

Departementale verantwoordingsstaat

156

 

Samenvattende verantwoordingsstaat inzake Baten-lastendiensten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

158

1.4.3.

Toelichting bij de samenvattende verantwoordingsstaat inzake Baten-Lastendiensten

159

 

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

159

 

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

163

 

Dienst Regelingen (DR)

169

 

Agentschap NL (AGNL)

173

 

Agentschap Telecom (TL)

180

 

Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA)

185

1.4.4

Saldibalans voormalig EZ per 31 december 2011

190

1.4.5

Saldibalans voormalig LNV per 31 december 2011

199

       

D.

BIJLAGEN

208

1.

Toezichtsrelaties en ZBO’s/RWT’s

208

2.

EU-bijlage

222

3.

Overzicht niet-financiële informatie over inschakeling van externe adviseurs en tijdelijke personeel (externe inhuur)

228

4.

Lijst van afkortingen

230

A. ALGEMEEN

1.1 AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, het departementale jaarverslag van het jaar Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII )

over het jaar 2011 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie decharge te verlenen over het in het jaar 2011 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeesvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2011;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2011 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2011, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2011 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlenign door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

1.2. Leeswijzer

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  • 1. Opbouw jaarverslag;

  • 2. Integratie waarderings- en presentatiegrondslagen;

  • 3. Groeiparagraaf;

  • 4. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens;

  • 5. Prestatiegegevens.

1. Opbouw jaarverslag

Met de Incidentele Suppletoire Begroting 2011 (TK, 2010–2011, 32 609 XIII) zijn de oorspronkelijke begrotingen van het voormalige Ministerie van Economische Zaken (EZ/hoofdstuk XIII) en het voormalige Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV/hoofdstuk XIV) samengevoegd tot één begroting van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Vandaar dat in dit jaarverslag nu ook één verantwoording kan worden afgelegd.

Met instemming van het Ministerie van Financiën is besloten om de daadwerkelijke consolidatie van de financiële administraties van voormalig EZ en LNV per 1 januari 2012 te realiseren. Als gevolg hiervan zijn in het jaarverslag twee saldibalansen opgenomen en is in de toelichting de benaming van de voormalige departementen aangehouden. Uiteraard vallen alle balansposten onder de verantwoordelijkheid van EL&I.

Het jaarverslag bevat een beleidsverslag, een jaarrekening en een aantal bijlagen. Deze bevatten informatie over het in 2011 gevoerde beleid van het Ministerie van EL&I.

In de begroting 2011 van EZ zijn in de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen de verplichtingen gespecificeerd per operationele doelstelling. In het EL&I jaarverslag 2011 wordt in de tabellen «budgettaire gevolgen van beleid», conform de Rijksbegrotingsvoorschriften, de realisatie gespecificeerd voor de uitgaven per operationele doelstelling.

In het beleidsartikel 33 (natuur) is een overzicht opgenomen van alle begrotingsmutaties in 2011 met betrekking tot het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2011 wordt een ondergrens van € 3 mln gehanteerd. In sommige gevallen, waar politiek relevant, worden ook posten toegelicht beneden deze ondergrens.

2. Integratie waarderings- en presentatiegrondslagen

Het Ministerie van EL&I is bezig met de integratie van de beide voormalige departementen EZ en LNV. Op grond van de gestelde prioriteiten is in 2011 de integratie van diverse processen, systemen en kaders van voormalig EZ en voormalig LNV gerealiseerd, deels vindt realisatie in 2012 plaats. Bij de financiële verslaglegging vindt, op grond van besluitvorming in januari 2012, harmonisatie voor een aantal waarderings- en presentatiegrondslagen in 2012 plaats. Voor 2011 wordt nog gehandeld conform de bestendige gedragslijnen. Hierdoor zijn er in de jaarrekening 2011 enkele verschillen in de toegepaste waarderings-en presentatiegrondslagen. Het gaat om de volgende onderwerpen:

  • terugontvangsten op eerder in het jaar verrichte uitgaven verantwoordt voormalig EZ in mindering op de uitgaven, voormalig LNV verantwoordt deze terugontvangsten als ontvangst (niet in mindering van bezwaar), tenzij het om grotere bedragen gaat;

  • de baten-lastendiensten van voormalig EZ nemen in de balans een voorziening op voor jubileumuitkeringen, de baten-lastendiensten van voormalig LNV doen dit niet;

  • de baten-lastendiensten van voormalig EZ hanteren een ruimer omzetbegrip, waardoor zij in een aantal gevallen ook programmagelden als omzet verantwoorden, de baten-lastendiensten van voormalig LNV doen dit niet.

In de saldibalans presenteert EL&I de volledige cijfers in tegenstelling tot de voorschriften van de RBV waar afronding tot op duizend euro wordt voorgesteld.

3. Groeiparagraaf

In het Wetgevingsoverleg over het jaarverslag 2010 van LNV heeft de staatssecretaris van EL&I toegezegd dat in het jaarverslag 2011 nadere beleidsconclusies en beleidsprestaties worden geformuleerd. In het beleidsprioriteitendeel van het beleidsverslag wordt verantwoording afgelegd over de beleidsprioriteiten van EL&I en de belangrijkste concrete beleidsresultaten in 2011. In de beleidsartikelen treft u nadere financiële- en beleidsinformatie aan over de verschillende beleidsterreinen, onderverdeeld per algemene doelstelling en operationele doelstellingen.

4. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens

Het jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens. Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2001 en de Rijksbegrotingsvoorschriften 2012 (RBV). De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de RBV. Ter borging van de betrouwbaarheid van de informatie inzake de prestatiegegevens in de begroting en het jaarverslag, heeft de Auditdienst net als in voorgaande jaren een audit uitgevoerd.

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) dient in het jaarverslag een overzicht opgenomen te worden van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2011 vastgesteld op € 193 000. In 2010 was dit eveneens € 193 000. Voor het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is geen sprake van medewerkers met een hoger gemiddeld belastbaar loon dan hiervoor vermeld.

5. Prestatiegegevens

Voor het opnemen van prestatiegegevens in de beleidsartikelen is het «comply or explain»-beginsel van toepassing. Dit houdt in dat er kan worden afgeweken van de bepaling om het beleid met kwantitatieve indicatoren meetbaar te maken, mits wordt uitgelegd waarom dit niet zinvol of relevant is.

In de beleidsartikelen is een combinatie van prestatiegegevens opgenomen van kengetallen die inzicht bieden in relevante ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein en prestatie-indicatoren die inzicht geven in het bereiken van specifieke resultaten op instrumentniveau.

Zoals aangegeven in de oorspronkelijke begroting 2011 van EZ kan voor operationele doelstelling 1 in artikel 5 (Een open internationaal handels- en investeringsverkeer en een versterkte, duurzame, internationale economische rechtsorde) geen prestatiegegevens worden geformuleerd.

Ook onder de operationele doelstelling 31.11 (Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat) zijn geen prestatiegegevens opgenomen. In de oorspronkelijke begroting van LNV voor 2011 waren onder deze operationele doelstelling drie indicatoren opgenomen op het gebied van regeldruk. Het regeldrukbeleid is sinds het aantreden van het nieuwe kabinet vernieuwd. Er is geen aparte administratieve lasten of toezichtlasten reductiedoelstelling meer voor 2011. De rijksbrede doelstelling voor administratieve lasten is nu een netto reductie van 10% in 2012 ten opzichte van begin 2011. Het kabinet heeft de reductiedoelstelling voor nalevingskosten eveneens vernieuwd. Dit betekent dat vanaf begin 2011 niet meer is gemonitord op de doelstellingen, zoals die zijn opgenomen in begroting 2011. Dit geldt ook voor de indicator «administratieve lasten vermindering door EL&I als vakdepartement (cumulatief)» in artikel 3 onder de operationele doelstelling 2 (Stimuleren meer en beter ondernemerschap).

Zoals aangegeven in de oorspronkelijke begroting 2011 van LNV wordt voor de beleidsartikelen 32, 33, 34 en 37 verwezen naar de jaarlijks (nog te verschijnen) voortgangsrapportage over het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).

Voor informatie over de voortgang van de Ecologische Hoofdstructuur (artikel 33) in 2011 wordt verwezen naar de nog te verschijnen voortgangsrapportages van het groot project Ecologische Hoofd Structuur (EHS) en de Natuurmeting op kaart.

B. HET BELEIDSVERSLAG

1.3.1 De Beleidsprioriteiten

Inleiding

2011 was het jaar van de fusie tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Dit jaarverslag rapporteert dan ook voor de laatste keer volgens de artikelen die gebruikelijk waren vóór de fusie. Dat neemt niet weg dat de thema’s van het voormalige Ministerie van EZ en het voormalige Ministerie van LNV in dit verslag al verregaand zijn geïntegreerd.

De missie van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie luidt als volgt: Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie staat voor een ondernemend Nederland, met een sterke internationale concurrentiepositie en met oog voor duurzaamheid. We zetten ons in voor een uitstekend ondernemersklimaat. Door de juiste randvoorwaarden te creëren en door ondernemers de ruimte te geven om te vernieuwen en te groeien. Door aandacht te hebben voor onze natuur en leefomgeving. Door samenwerking te stimuleren tussen onderzoekers en ondernemers. Zo bouwen we onze topposities in landbouw, industrie, diensten en energie verder uit en investeren we in een krachtig en duurzaam Nederland.

1. Economische ontwikkelingen in 2011

De Nederlandse economie is in 2011 tot stilstand gekomen. Door onzekerheden in de eurozone, koopkrachtdaling en onzekerheden op de huizenmarkt daalde het consumentenvertrouwen naar een historisch laag niveau. Als gevolg hiervan besteedden consumenten minder, wat een effect had op de economische groei. Over 2011 was deze groei slechts 1,2%. In het begin van het jaar was de kwartaal-op-kwartaalgroei nog 0,7%. Deze daalde naar 0,2% in het tweede kwartaal, om vanaf het derde kwartaal om te slaan in een krimp van het bruto binnenlands product van 0,2%. De daaropvolgende krimp van 0,7% in het vierde kwartaal betekende dat Nederland in de tweede helft van 2011 officieel in recessie belandde.

Ook een teruglopende wereldgoederenhandel had een effect op de economische groei. De voor Nederland zo belangrijke wereldgoederenhandel is gedurende het jaar per saldo nauwelijks gegroeid. Waar in 2010 de uitvoergroei nog bijna 11% bedroeg, daalde deze in 2011 naar een krappe 4%. De export groeide in de eerste helft van het jaar, maar kromp in de tweede helft. Door druk op haar financiën, kon de overheid haar bestedingen met slechts 0,4 procent laten stijgen. Al deze factoren droegen bij aan het terugvallen van de economische groei.

Vanwege zorgen over hun financiële situatie en vermogensverliezen daalde het consumentenvertrouwen in 2011 naar een zeer laag peil. In lijn met dit lage vertrouwen hielden consumenten hun hand op de knip, waardoor de invloed van de consumentenbestedingen op de groei van het bruto binnenlands product in alle kwartalen negatief was. De huishoudens deden in totaal 0,9% minder consumptieve bestedingen.

Het jaar begon goed. Mede dankzij het zachte winterweer waren het de investeringen die de groei in het eerst kwartaal omhoog stuwden en een merkbaar deel van de groei over heel 2011 hebben bewerkstelligd. In de laatste drie kwartalen van het jaar krompen de investeringen. Toch is in 2011 per saldo 5,6% meer geïnvesteerd dan in 2010.

De meeste sectoren groeiden in 2011. Na omvangrijke krimp had in 2010, volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de bouw de sterkste groei (4,5%) en daarnaast presteerde ook de industrie met 3,4% groei bovengemiddeld. De sectoren cultuur, recreatie en dergelijke alsmede de delfstoffenwinning krompen, respectievelijk met 0,3% en 7,9%. Mild winterweer verklaart waarom de gassector in toegevoegde waarde gekrompen is: er werd minder verstookt.

2. Nederland internationaal sterk positioneren: inzetten op de top

Het kabinet heeft in 2011 een nieuw bedrijvenbeleid ingezet. Uitgangspunt is dat de overheid niet stuurt met regels en subsidies, maar dat Nederlandse bedrijven de ruimte krijgen om te ondernemen, te investeren, te innoveren en te internationaliseren. Want niet de overheid maar ondernemers benutten economische kansen en creëren daarmee economische groei, werkgelegenheid en welvaart.

De ambitie van het bedrijvenbeleid is:

  • 1. Nederland in de top 5 van kenniseconomieën in de wereld (in 2020);

  • 2. Nederland in de top tien van wereldranglijsten internationale handel;

  • 3. Stijging van de Nederlandse R&D-inspanningen naar 2,5% van het BBP (in 2020);

  • 4. Topconsortia voor Kennis en Innovatie waarin publieke en private partijen participeren voor meer dan € 500 mln waarvan tenminste 40% gefinancierd door het bedrijfsleven (in 2015).

Het nieuwe bedrijvenbeleid richt zich op versterking van de topsectoren van de Nederlandse economie 1 en houdt effectief in (i) minder subsidies in ruil voor lagere belastingen, (ii) minder en eenvoudiger regels, (iii) ruimere toegang tot bedrijfsfinanciering, (iv) betere benutting van de kennisinfrastructuur door het bedrijfsleven, (v) betere aansluiting van fiscaliteit, onderwijs en diplomatie op de behoefte van het bedrijfsleven, en (vi) meer economische diplomatie en heldere afspraken met marktpartijen. De gouden driehoek van ondernemers, onderzoekers en de overheid werkt gezamenlijk aan het opstellen van dit beleid. Kern van de aanpak is dat de behoefte van ondernemers (zowel grootbedrijf, als het midden- en kleinbedrijf) en onderzoekers centraal staat (vraagsturing). De overheid inspireert, faciliteert en brengt partijen bij elkaar en borgt uiteraard publieke belangen. De topsectoren van de Nederlandse economie kunnen zich alleen door samenwerking tussen ondernemers, onderzoekers en de overheid blijvend onderscheiden op de wereldmarkt.

Tien topteams hebben in 2011 ambitieuze agenda’s opgesteld voor de versterking van hun sector. Het kabinet heeft in september 2011 aangegeven de agenda’s op hoofdlijnen over te nemen 2 en een groot aantal maatregelen te nemen om de randvoorwaarden voor topsectoren en overige bedrijven te versterken, onder andere innovatiefonds MKB+ en RDA/RDA+ (zie paragraaf 3). In december 2011 hebben de topteams ambitieuze voorstellen voor innovatiecontracten en human capitalagenda’s neergelegd. In de innovatiecontracten verwoorden alle partijen – het bedrijfsleven, de wetenschap en de kennisinstellingen en de overheid – hun bereidheid om de kennis- en innovatieagenda’s verder uit te werken, alsmede hun (financiële) inzet om bij te dragen aan een excellente privaat-publieke kennisinfrastructuur voor de topsectoren (inclusief ICT en Bio-Based Economy). Een essentieel onderdeel van de innovatiecontracten wordt gevormd door de topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI), die moeten zorgen voor bundeling van excellente privaat-publieke samenwerking in de topsectoren (i.c. regie, netwerkvorming en kennisverdeling). De human capitalagenda’s bevatten o.a. een analyse van de behoefte aan human capital in de topsector, een gezamenlijke visie op het onderwijs (van vmbo tot wo en scholing) dat daarvoor nodig is en afspraken over bijdragen van onderwijs en bedrijfsleven aan de uitvoering van de agenda.

Ook stond 2011 in het teken van de decentralisatie van het regionaal economisch beleid. In dit kader zijn verschillende instrumenten gedecentraliseerd zoals het bedrijventerreinenbeleid en een deel van de middelen voor Sterke Regio’s. Er is eenmalig € 34,8 mln uitgekeerd aan de decentrale overheden (de zogeheten zachte landing van de Pieken in de Delta regeling).

Het kabinet is erg tevreden met de energie en dynamiek die de topsectorenaanpak in 2011 teweeg heeft gebracht. Ondernemers en onderzoekers willen graag de schouders onder het beleid zetten en zijn juist ook in economisch zware tijden bereid om te blijven investeren in onderzoek en innovatie. De innovatiecontracten zullen in het voorjaar van 2012 ondertekend worden door het bedrijfsleven, wetenschap en kennisinstellingen en de overheid.

In 2011 werd nogmaals bevestigd dat de wereld om ons heen in hoog tempo verandert. Ondanks de tegenvallende groei in de ontwikkelde markten groeiden de opkomende markten gestaag verder. Dat dwingt ons te zoeken naar nieuwe afzetmarkten en ons aan te passen aan de nieuwe machtsverhoudingen. In 2011 is een begin gemaakt met het opstellen van op maat gemaakte programma’s op internationaal gebied per topsector, die in 2012 afgerond en geïmplementeerd worden. Daarnaast is stevig ingezet op economische diplomatie. In veel opkomende markten, waaronder de BRIC-landen, heeft de overheid een grotere grip op de economie dan in de ontwikkelde markten en kunnen goede contacten met de overheid, via het postennetwerk en handelsmissies, een doorslaggevende rol spelen. Het doel is dan ook het vergroten van markttoegang, het verbeteren van het level playing field en het oplossen van belemmeringen voor het Nederlandse bedrijfsleven op internationale markten. In 2011 is een interdepartementale werkgroep economische diplomatie opgericht waarin de kansen, projecten en problemen voor het Nederlandse bedrijfsleven worden geïnventariseerd. Deze inventarisatie voedt onder andere de strategische reisagenda. De bewindslieden zijn zeven maal op handelsmissie naar het buitenland gereisd, om daar persoonlijk deuren te openen voor het bedrijfsleven. Deze missies, naar onder andere Rusland, Brazilië en Vietnam, hebben voor de deelnemende bedrijven hoogwaardige contracten opgeleverd. Het beleid is niet alleen naar buiten gericht. In 2011 heeft de NFIA voor een recordwaarde van € 1,47 mld aan buitenlandse investeringen naar Nederland gehaald.

De belangrijkste resultaten in 2011 waren:

  • In de tweede helft van 2011 zijn de agenda’s in de vorm van innovatiecontracten en human capitalagenda’s opgesteld en in december 2011 aan de minister van EL&I aangeboden. In totaal gaat het om een bedrag van ruim € 1,5 mld per jaar aan privaat commitment.

  • De instituten voor toegepast onderzoek (TNO, DLO en GTI’s), de instellingen voor fundamenteel onderzoek en de universiteiten hebben in 2011 een belangrijke rol gespeeld bij het tot stand komen van de innovatiecontracten en de human capital agenda’s. Hiermee heeft EL&I mede invulling gegeven aan zijn nieuwe verantwoordelijkheid vanuit het regeerakkoord.

  • NFIA heeft in 2011 193 projecten van buitenlandse investeringen naar Nederland gehaald. Dit aantal was een record en deze projecten vertegenwoordigen een waarde van maar liefst € 1,47 mld en 4 358 arbeidsplaatsen.

  • In 2011 heeft het Cluster Strategische Acquisitie twee hoogwaardige, kennisintensieve buitenlandse investeringen naar Nederland gehaald. Dit zijn de eerste 2 projecten van de voorgenomen 15 projecten in de jaren 2010–2013.

  • Er zijn zeven handelsmissies geweest in 2011. Deze missies, naar onder andere Rusland, Brazilië en Vietnam, hebben voor de deelnemende bedrijven hoogwaardige contracten opgeleverd.

  • In 2011 is de beleidsbrief «Buitenlandse Markten, Nederlandse kansen» 3 aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze brief presenteerde de hoofdlijnen van het nieuwe beleid voor internationaal ondernemen, dat in 2012 uitgerold zal worden.

3. Ruimte bieden aan ondernemerschap en innovatie

Ondernemerschap en innovatie zijn de drijvende krachten achter de Nederlandse economie. Goede randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie zijn van groot belang, daarom creëert EL&I een excellent innovatieklimaat dat Research & Development-investeringen (R&D) van nationale en internationale bedrijven in Nederland aanjaagt. Twee kenmerkende prestatie-indicatoren voor de Nederlandse economie zijn verbeterd in 2011. In het World Competitiveness Report van het World Economic Forum (WEF) is Nederland gestegen van de achtste naar de zevende plaats en de positie van Nederland binnen de EU27-landen op Innovation Union Scoreboard van de Europese Commissie verbeterde van de negende plek in 2010 naar de zevende plek in 2011.

Via de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) wordt het aantrekkelijk gemaakt om te investeren in R&D-personeel. De R&D-loonkosten kunnen worden afgetrokken via de WBSO. EL&I heeft per 1 januari 2012 een R&D-aftrek geïntroduceerd. De Research & Development Aftrek (RDA) is een extra aftrekpost op inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting voor niet-loonkosten en investeringen die betrekking hebben op de in-huis R&D. De regeling heeft een budget oplopend van € 250 mln in 2012 tot € 500 mln in 2015. Deze aanpassingen zijn een uitvoering van hervorming 3, een nieuw bedrijvenbeleid, op de lijst met hervormingen en stelselherzieningen. Deze hervorming wordt verder toegelicht in de beleidsartikelen 2, 3 en 5.

Daarnaast heeft EL&I in 2011 een fonds opgericht om voldoende financiering (zowel risicokapitaal als kredieten) te krijgen voor innovatieve ondernemingen. Het fonds richt zich daarbij in belangrijke mate op startende en snelgroeiende bedrijven. Per 1 januari 2012 is het Innovatiefonds MKB+ van start gegaan. Investeringen uit dit fonds moeten bij succes weer worden terugbetaald, zodat het geld weer in nieuwe innovaties kan worden geïnvesteerd. EL&I trekt hiervoor tot en met 2015 ruim € 500 mln uit en werkt bij de inrichting van het Innovatiefonds MKB+ nauw samen met belanghebbenden en financiers uit het bedrijfsleven. Om het innovatiekrediet meer toegankelijk voor het MKB te maken, is de ondergrens voor het innovatiekrediet verlaagd en is het plafond van de Borgstellingsregeling voor het MKB (BMKB) tot € 1 mld verhoogd. Hiermee is in 2011 een record van € 909 mln aan garanties verstrekt.

In 2011 heeft dit kabinet een administratieve lastenvermindering gerealiseerd van in totaal € 503 mln voor het bedrijfsleven. Belangrijke maatregelen die gerealiseerd zijn: het vervangen van veel milieuvergunningen door algemene regels, het vereenvoudigen van belastingaangiften en een vereenvoudigde declaratiesystematiek in de zorg. Daarnaast heeft het kabinet in 2011 een nationaal kader vastgesteld voor de vermindering van inhoudelijke nalevingskosten van wet- en regelgeving. Deze kosten zullen aan het eind van de kabinetsperiode per saldo met € 200 mln zijn verlaagd.

Ondernemers moeten makkelijk toegang hebben tot de overheid voor informatie en advies. De Kamers van Koophandel (KvK) en Syntens zullen worden samengevoegd onder de noemer Ondernemersplein. In 2011 heeft EL&I een start gemaakt met deze modernisering en stroomlijning van de informatie-, voorlichtings- en ondersteuningsinfrastructuur op het gebied van ondernemerschap en innovatie. Met het uitwerken van het digitale Ondernemersplein is in 2011 een start gemaakt. Vanaf 2012 is er sprake van een korting van 10% op de heffing die de KvK ondernemers jaarlijks in rekening brengt. Met ingang van 2013 zal deze heffing volledig worden afgeschaft en wordt er overgegaan op begrotingsfinanciering.

EL&I heeft een nieuwe aanbestedingswet opgesteld, die het aanbestedingsproces effectiever en simpeler maakt en het MKB meer ruimte geeft om mee te dingen naar opdrachten. De Aanbestedingswet is in 2011 aangepast middels een nota van wijziging om de toegang van kleine ondernemers tot overheidsopdrachten nog verder te verbeteren. Uiteindelijk heeft de Tweede Kamer de Aanbestedingswet aangenomen in februari 2012.

Eind 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgenomen wijzigingen inzake de uitvoering van de universele postdienst (UPD) 4. Op basis van een uitgevoerde evaluatie naar gedrag van gebruikers en naar de kosten is voorgesteld het aantal verplichte bezorgdagen per week terug te brengen van zes naar vijf. Hiertoe wordt een wetwijziging voorbereid, waarbij ook het (ex ante) toezicht op de postmarkt wordt bezien.

In 2011 heeft EL&I een start gemaakt met de samenvoeging van de NMa, OPTA en de Consumentenautoriteit tot de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De doelstelling voor de nieuwe toezichthouder is het vergroten van de welvaart (op korte en langere termijn) door het bevorderen van het concurrentievermogen van het bedrijfsleven en het versterken van de positie van de consument. Het wetsvoorstel voor de samenvoeging van de NMa, OPTA en de Consumentenautoriteit tot de ACM is in 2011 opgesteld en in het voorjaar 2012 ingediend bij de Tweede Kamer.

Op het gebied van telecom is het New Regulatory Framework (NRF)– het gewijzigde Europese reguleringskader voor de telecomsector – door de Tweede Kamer behandeld. Daarin wordt onder andere netneutraliteit geregeld dat er voor zorgt dat aanbieders van internettoegang geen diensten of toepassingen op het internet mogen vertragen of blokkeren. Een andere maatregel in het NRF is het verplichten van transparantie over internetverkeer door aanbieders van internettoegang. Ook wordt het gebruikers gemakkelijker gemaakt om van aanbieder te wisselen. Daarnaast is in augustus 2011 door een wijziging van het Nationaal Frequentieplan het digitaal dividend (de 800 MHz band) bestemd voor mobiele communicatiediensten. In 2011 zijn voorbereidingen getroffen voor de uitgifte van de vergunningen voor de 800-, 900- en 1 800 MHz band, alsmede vergunningen voor enkele kavels in de 2,1 GHz en 2,6 GHz band. Hierdoor zal de concurrentie toenemen op de mobiele telefoniemarkt. De vergunningen worden in 2012 uitgegeven en de start van de veiling is voorzien voor eind oktober 2012.

Op het gebied van veilige en betrouwbare telecominfrastructuren is in het kader van de Digitale Agenda.nl onder andere gewerkt aan de oprichting van een clearinghouse voor de aanpak van botnets. Dit clearinghouse zal in 2012 worden ingericht door de telecomaanbieders. De Digitale Agenda.nl focust op de vraag hoe ICT slim kan worden ingezet voor groei en welvaart en welke randvoorwaarden daarvoor nodig zijn.

De belangrijkste resultaten in 2011 waren:

  • De nieuwe fiscale R&D-stimuleringsregeling Research & Development Aftrek (RDA) is in 2011 ontwikkeld en op 1 januari 2012 in werking getreden. Het WBSO-budget is in 2011 structureel met € 233 mln en incidenteel met € 155 mln verhoogd. Het aantal participerende bedrijven in de WBSO is gegroeid van 19 450 in 2010 naar 20 530 in 2011.

  • Het Innovatiefonds MKB+ is opgezet en op 1 januari 2012 van start gegaan. Het Innovatiefonds MKB+ geeft een belangrijke impuls aan de financiering van innovatie bij vooral MKB-bedrijven.

  • In 2011 is de vernieuwde regeling voor de Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s) in werking getreden. Met de tender in 2011 zijn 30 IPC-aanvragen met in totaal 454 MKB-bedrijven gehonoreerd.

  • De omvang van de private R&D-uitgaven, die ondersteund zijn met het Innovatiekrediet, bedroeg in 2011 € 143,5 mln.

  • Medio 2011 is het plafond van de borgstellingregeling voor het MKB (BMKB) met hulp van Europa verhoogd tot € 1 mld.

  • In 2011 is besloten dat er vanaf 2012 sprake is van een korting van 10% op de heffing die de KvK ondernemers jaarlijks in rekening brengt.

  • In 2011 is uitgewerkt dat er per 1 januari 2012 inspectievakantie zijn bij de rijkstoezichthouders. Hierdoor zullen bedrijven minder regelmatig geïnspecteerd worden als hier geen aanleiding toe is en gaan de administratieve lasten voor bedrijven en burgers omlaag.

  • In 2011 is het wetsvoorstel ter implementatie van het gewijzigde nieuwe Europese regelgevingskader voor Telecommunicatie (NRF) in Nederlandse wetgeving door de Tweede Kamer behandeld en zal in het voorjaar van 2012 behandeld worden door de Eerste Kamer.

4. Bevorderen van duurzame welvaart, met oog voor mens en natuur

Welvaart en welzijn in Nederland gaan verder dan een uitmuntend ondernemingsklimaat. De p van profit is onlosmakelijk verbonden met de p van planet en de p van people. Daarbij gaat het om een duurzame economische ontwikkeling, een aantrekkelijke directe leefomgeving en natuur en voldoende bescherming voor consumenten.

EL&I heeft in oktober 2011 de Green Deals gesloten met de samenleving. In de eerste tranche zijn er 59 deals gesloten en vervolgens in de tweede tranche is dit aangevuld met nog 11 deals. Door een Green Deal met de samenleving aan te gaan, wil EL&I knelpunten oplossen en samen met ambitieuze partijen laten zien dat verduurzaming van energie mogelijk én economisch aantrekkelijk is. Het gaat om concrete initiatieven, die als voorbeeld kunnen dienen voor andere partijen en daarmee de totale markt in beweging zetten. Het kan om eenduidige deals gaan; bijvoorbeeld het bevorderen van restwarmtebenutting bij een industrie of extra energiebesparing in de glastuinbouw. Er zijn ook meer complexe deals zoals die met Noord Nederland waar tal van onderwerpen van groen gas tot elektrisch rijden en -varen aan de orde komen. Ook de tegenprestatie van de overheid is heel divers. Veelal bestaat die uit ondersteuning met kennis en expertise, maar ook uit hulp bij het wegnemen van financiële en juridische knelpunten.

Doel van de Green Deal is laten zien dat groen en groei hand in hand gaan. De Green Deals beperken zich niet alleen tot energie, maar omvatten ook duurzaamheid in den brede. Naast energie zijn ook duurzaam ondernemen, mobiliteit, duurzaam inkopen, afval en de lokale klimaat agenda pijlers binnen de Green Deal. Een duurzame samenleving komt niet vanzelf tot stand, maar is ook zeker niet door enkel een overheid met subsidies te creëren. Een duurzame samenleving vraagt om een gezamenlijk traject van maatschappij en overheid. Sinds het afsluiten van de deals zijn alle partijen hard aan de slag gegaan met de uitoefening van de deals. De eerste concrete resultaten worden in 2012 verwacht.

Duurzaamheid is een belangrijke cross-over tussen verschillende topsectoren en in toenemende mate een belangrijke factor voor de concurrentiekracht van bedrijven. De topsectoren zien kansen in de transitie naar een biobased economy. EL&I onderschrijft de kansrijkheid van dit thema. Ambitie is dat Nederland in de top 3 van de wereld komt op het gebied van biobased economy en dat Nederland de toegangspoort tot Europa wordt voor groene grondstoffen. Binnen het Topsectoren beleid is biobased een dwarsdoorsnijdend thema. Dit vindt zijn weerslag in het Businessplan en het Kennis- en Innovatiecontract Biobased Economy. In het kader van de Green Deals zijn 10 biobased gerelateerde deals ingediend, zoals bijvoorbeeld Green Deal voor de realisatie van een biobased park waar verschillende bedrijven fysiek gekoppeld zijn voor het verwaarden van plantaardig restmateriaal uit de tuinbouw en GFT-afval in de gemeente Westland. Daarnaast is de samenwerking met geprefereerde «BBE-landen" verder vormgegeven en is bijgedragen aan de totstandkoming van de EU-visie op de biobased economy. Samen met de ministeries Infrastructuur en Milieu en Buitenlandse Zaken is er, wereldwijde, aandacht voor een duurzame biomassavoorziening. Via het Biorenewables Business Platforms zijn een viertal grotere businesscases ontwikkeld. Een voorbeeld is de businesscase om eiwitten uit algen te halen ten behoeve van veevoeder.

In 2011 is met het Interprovinciaal Overleg (IPO) een akkoord gesloten over de decentralisatie van het natuurbeleid. Hiermee geeft EL&I uitvoering aan het Regeerakkoord. In het akkoord zijn afspraken verankerd over de wijze waarop de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS) door de provincies zal worden gerealiseerd en het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) wordt afgerond. De herijkte EHS moet in 2021 gerealiseerd zijn. Tevens is in 2011 in samenspraak met burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties het wetsvoorstel voor de nieuwe wet natuurbescherming tot stand gekomen. Dit wetsvoorstel verankert de decentralisatie, draagt bij aan vermindering van de administratieve lasten en handhaaft adequate natuurbescherming.

Het Rijk is na decentralisatie verantwoordelijk voor het internationale netwerk van natuurgebieden, Natura2000. Via de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is ingezet op het optimaliseren van ruimte voor het bedrijfsleven rondom Natura2000-gebieden. In september 2011 heeft de Staatssecretaris de nieuwe aanpak van Natura2000 in een tienpuntenplan aan de Tweede Kamer verwoord 5. De formele vaststelling van de aanwijzingsbesluiten voor Natura2000-gebieden is op verzoek van de Tweede Kamer aangehouden.

De opname van de mogelijkheid om via collectieven de doelstellingen op het gebied van agrarisch natuurbeheer te bereiken is een belangrijk resultaat en succes voor Nederland. Het kabinet is van mening dat een collectieve aanpak zal leiden tot een samenhangende aanpak van agro-milieubeheer en daarmee tot een groter aanbod van publieke goederen. Ook kan een collectieve aanpak leiden tot vereenvoudiging en vermindering van administratieve lasten. EL&I heeft in 2011 vier voorbeeldprojecten gefaciliteerd waarin een collectieve aanpak is gerealiseerd. De Europese Commissie heeft hiervan met veel belangstelling kennisgenomen en dit laten terugkomen in de wetgevingsvoorstellen.

In 2011 is het belang van duurzaam ondernemen onderstreept door het advies van de Taskforce Biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen, die het bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheid oproept om te zorgen dat het biodiversiteitverlies tot staan wordt gebracht door te zorgen dat per saldo geen verlies optreedt (No Net Loss).

Steeds meer bedrijven willen maatschappelijk verantwoord ondernemen, daarom heeft EL&I zich in 2011 ingezet voor eerlijke handel. Met de vernieuwde OESO-richtlijnen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) vraagt het ministerie van EL&I aandacht van Nederlandse bedrijven voor mens en milieu in het buitenland. Veel Nederlandse bedrijven hebben wat dat betreft internationaal een goede reputatie. Ieder jaar staan vele Nederlandse bedrijven zoals Air France-KLM, DSM, Philips en PostNL boven aan de Dow Jones Sustainability Index. De implementatie van de risicobenadering (het Ruggie raamwerk) in de nieuwe richtlijnen is echter ook voor het Nederlandse bedrijfsleven nog een opgave, waar het ministerie van EL&I bij zal ondersteunen.

De belangrijkste resultaten in 2011 waren:

  • In 2011 heeft EL&I 59 Green Deals afgesloten met de samenleving. De Green Deals helpen burgers, bedrijven, mede-overheden en andere organisaties plannen voor verduurzaming tot uitvoering te brengen.

  • Aanvullend werd in 2011 een tweede tranche van 11 Green Deals op het gebied van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen afgesloten. Zo brengt EL&I economie en natuur in verbinding.

  • Het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur tussen de Rijksoverheid en het IPO is gesloten.

  • In mei 2011 zijn de herziene OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen op gebied van MVO aangenomen. Nederland was, via het voorzitterschap van de werkgroep, nauw betrokken bij deze herziening.

5. Werken aan een toekomstbestendige landbouwproductie en energievoorziening

Een zekere energievoorziening en een duurzame landbouwproductie zijn onlosmakelijk verbonden met onze duurzame welvaart in de toekomst. Het gaat om betrouwbaarheid, zekerheid en duurzaamheid. En om de cruciale bijdrage die deze sectoren leveren aan onze economische groei.

5.1 Een duurzame landbouwproductie

De Nederlandse topsector Agro & Food is nauw verweven met de internationale economie. De toegevoegde waarde in de Agro & Food sector, ongeveer 10% van het Bruto Nationaal Product, wordt in sterke mate gerealiseerd via onze handel met het buitenland. Het merendeel (80%) van de Agro & Food-export blijft gericht op de EU-markt, waarbij Duitsland onze belangrijkste handelspartner is. De totale waarde van de agrarische export nam toe van € 66,6 mld in 2010 naar € 72,8 mld in 2011. Nederland is daarmee nog steeds de tweede Agro & Food-exporteur in de wereld. De importwaarde van agrarische producten groeide in 2011 met maar liefst 18%.Het agrarische handelsoverschot bedroeg in 2011 € 24,5 mld, meer dan 60% van het totale Nederlandse handelsoverschot. De topsector Agro & Food is van groot belang voor Nederland. EL&I zet zich daarom in voor een toekomstbestendige en duurzame sector.

Onder de leiding van oud-minister Alders is er in 2011 een maatschappelijke dialoog over de intensieve veehouderij gehouden in Nederland. Naar aanleiding van deze dialoog is er een nieuwe visie ontwikkeld op de toekomst van de intensieve veehouderij. In deze visie staat dat de huidige intensieve veehouderij en melkveehouderij moeten transformeren naar een zorgvuldige duurzame veehouderij 6. Een toekomstbestendige veehouderij is gebaseerd op wettelijke vereisten en basisnormen die door de overheid worden geborgd. Daarnaast komt een duurzame en zorgvuldige veehouderij tegemoet aan maatschappelijk geuite wensen en behoeften van burgers en consumenten, die bereid zijn daarvoor te betalen of daaraan op een andere wijze een bijdrage willen leveren. Het initiatief voor de verduurzaming ligt bij de markt en de ketens. Alleen een integrale ketengestuurde verduurzaming van de veehouderij kan een lokaal ingepaste veehouderij succesvol maken. Bij deze lokale inpassing spelen mede-overheden een belangrijke rol. Met een sterke ketenbenadering onderscheidt de sector zich binnen Europa. Tevens wordt een wettelijke voorziening voorbereid om indien nodig een grens te stellen aan de maximum omvang van veehouderijen op een locatie.

Samen met het bedrijfsleven, met name de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) en de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV), hebben EL&I en Infrastructuur en Milieu (I&M) een visie voor het mestbeleid 7 uitgewerkt. Er wordt een benadering gekozen vanuit een economisch en innovatief perspectief die, binnen de milieudoelstellingen, meer ruimte biedt voor ondernemerschap. EL&I speelt hiermee in op de innovatieve kracht van bedrijven. Zo moet bijvoorbeeld, om de te grote milieudruk van het overschot weg te nemen, een percentage van dit overschot verplicht voor mestverwerking worden aangeboden. Deze verplichting bevordert het van de grond komen van duurzame mestverwerking in Nederland en innovaties op dat vlak. Het is de bedoeling dat dierlijke mest weer wordt gezien als een waardevolle grondstof.

In het Platform Verduurzaming Voedsel werken brancheorganisaties in de gehele voedselketen samen met EL&I aan het versnellen van verduurzaming. In 2011 heeft het Platform 19 innovatiepilots goedgekeurd, waarin bedrijven werken aan concrete verbeterstappen op het gebied van duurzaamheid. De overheidsinzet was daarbij ruim € 1,1 mln. De bedrijven investeerden ruim € 2,2 mln. Daarnaast heeft het Platform het Informatiesysteem Verduurzaming Voedsel opgezet, een website waar bedrijven aangeven welke inspanningen zij doen en welke resultaten zij bereiken op het gebied van duurzaamheid. De website www.duurzamereten.nl wordt begin 2012 voor het publiek opengesteld.

In 2011 zijn de laatste stappen gezet in de fusie tussen de Plantenziektenkundige Dienst, de Algemene Inspectie Dienst en de Voedsel en Waren Autoriteit. Op 1 januari 2012 is de fusie afgerond en is de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit gestart (NVWA). De NVWA houdt toezicht op de naleving van wet- en regelgeving door bedrijven en instellingen. De missie van de NVWA luidt: De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit bewaakt de veiligheid van voedsel en consumentenproducten, de gezondheid van dieren en planten, het dierenwelzijn en handhaaft de natuurwetgeving. Het verhogen van de naleving is het handhavingsdoel van de NVWA.

2011 stond voor het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) in het teken van de publicatie van GLB-wetgevingsvoorstellen voor 2014–2020. Een voor Nederland belangrijk punt van de GLB-voorstellen is vereenvoudiging van de wet- en regelgeving. Nederland heeft samen met Denemarken in maart 2011 een lijst met vereenvoudigingsvoorstellen aan de Landbouwraad gepresenteerd en aan de Commissie gezonden. Deze lijst werd door 24 andere lidstaten gesteund. Vereenvoudiging blijft een belangrijk punt voor Nederland in de lopende onderhandelingen. Nederland zal het komende jaar met andere lidstaten samenwerken om concrete voorstellen te doen en uit te werken.

In de aanloop naar de discussie over de herziening van het Europese Visserijbeleid heeft het kabinet zijn standpunt over de herzieningsvoorstellen van de Europese Commissie bepaald. Het kabinet ondersteunt de doelstelling van de Europese Commissie die is gericht op duurzaam gebruik en instandhouding van natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen in zee. Niet alleen in de EU-wateren overigens, maar ook daarbuiten. Voor het kabinet is het eveneens van groot belang dat er toekomstperspectief wordt geboden aan de visserijsector, die duurzaam, rendabel en maatschappelijk geaccepteerd opereert. Ook dient het nieuwe visserijbeleid eenvoudig, doeltreffend, uitvoerbaar en handhaafbaar te zijn. Het nieuwe Europese Visserijbeleid zal dan ook een oplossing moeten bieden voor een aantal structurele problemen in de Europese en Nederlandse visserij.

In 2011 is met het oog op het exportbelang volop ingezet op het openhouden van markten in het kader van de EHEC-crisis en het Schmallenbergvirus.

De Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit (SDa) is in 2011 opgestart voor de centrale registratie van het antibioticagebruik en zij heeft enkele rapportages opgeleverd, onder meer over de streefwaarden voor verantwoord antibioticumgebruik in de Nederlandse dierhouderij. Uit de zgn. Maran-rapportages van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) in 2011 komt het beeld naar voren dat de reductiedoelstelling van 20% van het antibioticumgebruik in 2011 is gehaald. Vele maatregelen zijn door het bedrijfsleven en de overheid genomen. De overheidsmaatregelen betreffen onder meer de uitvoering van een onderzoek naar de versterking van de positie van de dierenarts (en eventueel ontkoppeling van voorschrijven en verkoop antibiotica), de aanpassing van de diergeneesmiddelenregelgeving en de aanscherping van de handhavingsmaatregelen. In samenwerking met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is medio 2011 een interdepartementale projectstructuur ingesteld voor de uitwerking van een integrale aanpak van het antibioticabeleid.

In het kader van verbetering van dierenwelzijn en de aanpak van misstanden in de fokkerij is in 2011 onder meer de visie op de fokkerij gepresenteerd, de Amvb gezelschapsdieren naar de Kamer verzonden en de Wet Dieren in de Eerste Kamer behandeld en aangenomen.

Het groen onderwijs heeft met het bedrijfsleven in 2011 de vragen vanuit de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen uitgewerkt in een gezamenlijke Human Capital Agenda. Deze agenda draagt bij aan het verbeteren van de aansluiting – kwalitatief en kwantitatief – tussen onderwijs en bedrijfsleven ten behoeve van de topsector agenda's en het vergroten van de aantrekkingskracht van sectoren op (toekomstige) werknemers door het verbeteren van het beroepsperspectief. In 2012 staat omzetting hiervan in gezamenlijke acties centraal. Uit het Onderwijsverslag van de Inspectie blijkt dat het groen onderwijs vakinhoudelijk goed op de kaart staat. Dit biedt een goede basis voor de bijdrage door het groene onderwijs aan het topsectorenbeleid. Vooral het MBO, HBO en WO scoren goed als het gaat om studierendement, internationale gerichtheid en internationale ranking van wetenschappelijk onderzoek. Punt van aandacht blijft de gemengde en theoretische leerweg binnen het VMBO. De AOC-Raad is samen met de instellingen aan de slag om de knelpunten weg te nemen.

De belangrijkste resultaten in 2011 waren:

  • In het eerste ijkjaar 2011 is de reductiedoelstelling van 20% voor het antibioticumgebruik opgesteld door de Taskforce Werner Antibioticaresistentie volgens de ramingen met 32% ruimschoots behaald. Daarnaast is met het oog op transparant gebruik bij Productschapverordeningen de registratie van antibioticum voor veehouders per september 2011 verplicht gesteld. Dit geeft tevens inzicht in het voorschrijfgedrag van de dierenarts.

  • De Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit SDa heeft streefwaarden voor het antibioticumgebruik per de diersector opgesteld en heeft toegang tot de registratiegegevens. Dit maakt benchmarking mogelijk evenals corrigerende maatregelen tegen grootverbruikers.

  • In 2011 zijn de laatste stappen gezet in de fusie tussen de Plantenziektenkundige Dienst, de Algemene Inspectie Dienst en de Voedsel en Warenautoriteit. De handhaving en het toezicht op correct gebruik door de NVWA is aangescherpt met extra financiële middelen.

  • Op het terrein van voedselveiligheid is verder invulling gegeven aan modernisering van de vleeskeuring. Ook is nieuwe wetgeving op het gebied van dierlijke bijproducten geïmplementeerd, waarbij door vereenvoudiging van de regelgeving de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven is teruggebracht.

  • Nieuwe mestvisie en nieuwe toekomstvisie op de intensieve veehouderij.

  • Het Center voor Greenports en het center voor Biobased Economy zijn aan de slag gegaan. Deze hebben een landelijke werking, waarbij onderwijs, onderzoek, bedrijfsleven en overheid samen de kar trekken op een inhoudelijk thema.

  • Het Sectorplan Hoger Agrarisch Onderwijs van de groene hbo instellingen is gereed gekomen. Met deze gezamenlijke afspraken inzake profilering, zwaartepuntvorming en prioritering opleidingsaanbod wordt invulling gegeven aan het gedachtengoed van de cie Veerman (toekomstbestendigheid hoger onderwijs) en de Strategische Agenda Hoger Onderwijs van het kabinet.

5.2 Een toekomstbestendige energievoorziening

De ambitie van EL&I is om de energiehuishouding duurzamer te maken en minder afhankelijk te zijn van steeds schaarser wordende fossiele brandstoffen. Daarbij moet er geprofiteerd worden van de sterke energiesector in Nederland. EL&I wil de middelen ter beschikking voor het uitbreiden van het aandeel hernieuwbare energie zo effectief mogelijk inzetten zodat de Europese doelstellingen worden gerealiseerd. Via de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) stimuleert EL&I de productie van de meest efficiënte hernieuwbare energieopties. In aanvulling op de SDE is in een Green Deal met de energiesector afgesproken dat bij- en meestook van biomassa in kolencentrales zonder nieuwe subsidies blijft plaatsvinden.

In 2011 heeft EL&I een verbeterde versie van de SDE-regeling in het leven geroepen, de SDE+. Hiermee geeft het kabinet invulling aan hervorming 2, duurzame energie, op de lijst met hervormingen en stelselherzieningen. Deze hervorming wordt toegelicht in beleidsartikel 4, Doelmatige en duurzame energiehuishouding. Hiermee stimuleert EL&I de productie van hernieuwbare energie. De SDE+ verdeelt het jaarlijks beschikbare budget niet meer vooraf over de verschillende technologieën, maar laat technologieën concurreren onder één budgetplafond. De goedkoopste technologieën komen het eerst in aanmerking voor budget. Zo draagt de SDE+ bij aan het zo kosteneffectief mogelijk bereiken van de 2020-doelstelling. De SDE+ is niet alleen beschikbaar voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, maar ook voor hernieuwbare warmte en groen gas.

Kernenergie is een belangrijk onderdeel van de energiemix en is een mogelijke overbrugging naar een duurzame energievoorziening. In februari 2011 heeft de minister van EL&I de hoofdlijnen van de randvoorwaarden voor een nieuwe kerncentrale in een brief aan de Tweede Kamer bekend gemaakt 8. Vervolgens zijn ook de noodzakelijke extra middelen in de begroting vrijgemaakt om deze randvoorwaarden nader in te vullen, zodat de rijksoverheid zich kan voorbereiden op de komst van een aanvraag voor een vergunning in het kader van de Kernenergiewet. Eind 2011 heeft Delta echter bekendgemaakt om, in afwachting van het vinden van partners, de investeringen in de voorbereidingen op de komst van een nieuwe kerncentrale op te schorten.

In het Energierapport is toegezegd te komen tot een herziening van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 is in 2011 afgerond, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten.

In het najaar van 2011 is de voortgangsrapportage Gasrotonde 2011 aan de Tweede Kamer aangeboden 9. Uit deze rapportage blijkt dat de handel in gas, de transportcapaciteit en de gasopslagcapaciteit zijn toegenomen in de periode 2009–2011. Zo is in 2011 de eerste LNG importterminal in Nederland in gebruik genomen, waarmee Nederland aansluiting vindt op de wereldmarkt voor gas.

De belangrijkste resultaten in 2011 waren:

  • De SDE+ regeling is voor de eerste keer opengesteld met een budget van € 1,5 mld 740 projecten hebben subsidie toegekend gekregen, waarvan 12 wind op land projecten, 678 zonne-energieprojecten, 20 biomassa projecten, 26 groen gas projecten en 4 groen gas hubs. Daarmee was deze openstelling een succes. Hiermee kunnen circa 600 000 huishoudens van duurzame elektriciteit verzien worden.

  • In 2011 is de parlementaire behandeling van de novelle over slimme meters afgerond en is gestart met de implementatie van de wetten waarin het marktmodel is vastgelegd. Per 1 januari 2012 is de uitrol van slimme meters begonnen.

  • Met het oog op de stralingsbescherming zijn in 2011 in het kader van de Kernenergiewet verder 304 vergunningen verleend en 1 623 meldingen afgehandeld voor niet-nucleaire toepassingen van radionucliden. Tevens is een systeem opgezet voor de erkenning en registratie van stralingsdeskundigen.

  • Om hergebruik mogelijk te maken en de hoeveelheid hoog radioactief afval te verminderen is een vergunning verleend voor het transport van afgewerkte splijtstof van de kerncentrale in Borssele ten behoeve van de opwerking in Frankrijk.

  • In 2011 is een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de bestaande Warmtewet.

  • De consultatie van het concept wetsvoorstel Wet Voorraadvorming Aardolieproducten heeft plaatsgevonden in 2011. In 2012 zal de parlementaire behandeling plaatsvinden.

  • De rijkscoördinatieregeling voor het windpark Zuidlob (122 MW) is voltooid. Dit park gaat vanaf 2012 aan 90 000 huishoudens elektriciteit leveren.

  • Taskforce intelligente netten heeft haar visie «op weg naar intelligente netten in Nederland» opgeleverd en de subsidieregeling voor proeftuinen intelligente netten is gestart.

  • Plan van aanpak elektrisch rijden in de versnelling met de ambitie om in 2015 in Nederland een internationale testmarkt van 15 000–20 000 auto's en bijbehorende laadinfrastructuur te realiseren.

Kerncijfers 2011

Macro-economische ontwikkelingen
 

2008

2009

2010

2011

Feitelijke groei BBP

Bron: CPB, (CEP 2012)

1,9%

– 3,9%

1,7%

1,2%

Arbeidsproductiviteit per gewerkt uur in de marktsector (groei)

Bron: CPB, (CEP 2012)

0,5%

– 3,1%

3,0%

1,5%

Groei bruto bedrijfsinvesteringen

Bron: CPB, (CEP 2012)

7,1%

– 18,2%

– 1,4%

7,2%

Het Nederlandse bedrijfsleven
 

2008

2009

2010

2011

Totaal aantal bedrijven in Nederland1

Bron: EIM, kennissite MKB en Ondernemerschap

844 450

845 875

857 603

863 982

Aantal starters2

Bron: EIM, kennissite MKB en Ondernemerschap

79 263

70 300

78 097

82 562

Aantal bedrijfsbeëindigingen

Bron: EIM, kennissite MKB en Ondernemerschap

50 567

62 800

60 252

65 438

Percentage MKB bedrijven dat de laatste drie jaar nieuwe producten op de markt heeft gebracht

Bron: EIM, kennissite MKB en Ondernemerschap

27%

30%

31%

25%3

X Noot
1

De cijfers voor de jaren 2009 en 2010 zijn geactualiseerd ten opzichte van de cijfers zoals opgenomen in het EZ-jaarverslag 2010.

X Noot
2

Definitie volgens het EIM: het beginnen van een nieuwe economische activiteit door een man/vrouw die nog geen onderneming heeft.

X Noot
3

Het cijfer voor 2011 is gebaseerd op bedrijven tot 250 medewerkers en eerdere jaren voor bedrijven tot 100 medewerkers.

1.3.2 De Beleidsartikelen

1. Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa

Algemene doelstelling

Het versterken van het duurzaam economisch groeivermogen van Nederland door bevordering van het functioneren van de economie en markten.

Economische ontwikkelingen in 2011

In 2011 heeft Nederlandse economie onder invloed van de Europese schuldencrisis en het mede daaruit resulterende lage consumentenvertrouwen matige groei van 1,2% laten zien.

Gedurende het jaar nam de economische groei af. De kwartaal-op-kwartaalgroei daalde van 0,7% in het eerste kwartaal, naar 0,2% in het tweede kwartaal, om in het derde kwartaal om te slaan in een krimp van het bruto binnenlands product van 0,2%. De daaropvolgende krimp van 0,7% betekende dat Nederland in de tweede helft van 2011 officieel in recessie belandde. De voor Nederland belangrijke wereldgoederenhandel is gedurende het jaar per saldo nauwelijks gegroeid. De uitvoergroei daalde dan ook van bijna 11% in 2010 naar een krappe 4% in 2011. De export groeide in de eerste helft van het jaar, maar kromp in de tweede helft. Van de overheidsbestedingen lijkt nauwelijks een impuls te zijn uitgegaan: zij stegen met 0,4%. In lijn met het lage consumentenvertrouwen was de invloed van de consumentenbestedingen op de groei van het bruto binnenlands product in alle kwartalen negatief. De huishoudens deden 0,9% minder consumptieve bestedingen. Voor de investeringen begon het jaar goed, mede dankzij het zachte winterweer. Het waren dan ook de investeringen die de groei in het eerst kwartaal omhoog stuwden en een merkbaar deel van de groei over heel 2011 hebben bewerkstelligd. In de laatste drie kwartalen van het jaar krompen de investeringen. Toch is in 2011 per saldo 5,6% meer geïnvesteerd dan in 2010.

De meeste sectoren groeiden in 2011. Na omvangrijke krimp in 2010 had de bouw de sterkste groei, 4,5%. Ook de industrie presteerde met 3,4% groei bovengemiddeld. Cultuur, recreatie en dergelijke alsmede de delfstoffenwinning krompen, respectievelijk met 0,3% en 7,9%. Mild winterweer verklaart waarom de gassector in toegevoegde gekrompen is: er werd minder verstookt.13

De inzet van EL&I in 2011 werd getekend door de Europese schuldencrisis. Om herstel te bevorderen zette het kabinet in op het versterken van het groei- en concurrentievermogen en het versterken van budgettair en macro-economisch toezicht in de EU.

EL&I heeft in 2011 de noodzaak om het vergroten van het verdienvermogen van de EU proactief uitgedragen. De minister-president alsmede de minister van EL&I hebben gezamenlijk met gelijkgestemde lidstaten diverse brieven gestuurd aan de voorzitter van Europese Commissie en president van Europese Raad over het versterken van het Europese groei- en concurrentievermogen (en meer specifiek over de digitale interne markt, interne dienstenmarkt en regeldruk). In de brieven zijn concrete mogelijkheden gepresenteerd voor verbeteringen met betrekking tot open markten, dienstenmarkt, de (digitale) interne markt en innovatie.

EL&I zette zich ook in voor het versterken van groei- en concurrentievermogen binnen de Europa 2020-strategie voor duurzame groei en banen. Eind april 2011 is in dit kader het Nationaal Hervormingsprogramma gepresenteerd met een overzicht van knelpunten en beleidsvoornemens voor groei. De Raad heeft hierop voor Nederland vier gebieden aangewezen waarop actie noodzakelijk is: overheidsfinanciën, pensioenen, arbeidsmarkt en innovatie. Eind november 2011 publiceerde de Europese Commissie de Annual Growth Survey, met daarin vijf prioriteiten voor groeiversterking in 2012.

In 2011 is het budgettaire toezicht in de EU aangescherpt door maatregelen uit het zogenaamde «six pack», die in december 2011 in werking zijn getreden. Vanwege de grensoverschrijdende risico’s heeft EL&I zich in 2011 sterk ingezet voor strikt toezicht op macro-economische onevenwichtigheden. Dit is een prioriteit voor EL&I. De macro-economische onevenwichtighedenprocedure, die voorziet in toezicht op en correctie van deze onevenwichtigheden, is eind 2011 in werking getreden.

Ook heeft Nederland zich het afgelopen jaar actief ingezet om de Europese interne markt te versterken. De Europese Commissie publiceerde eind 2010 de Single Market Act, waarin zij twaalf prioritaire acties presenteerde om de interne markt een nieuwe impuls te geven en onnodige belemmeringen weg te nemen. Daarvan staan voor Nederland centraal de spoedige totstandkoming van het Europese octrooi, de versterking van de interne markt voor diensten en de totstandkoming van de digitale interne markt. Nederland heeft zich intensief ingezet om de onderhandelingen over het unitair octrooi succesvol af te sluiten.

Ten aanzien van de Europese dienstenmarkt is het proces van wederzijdse evaluatie afgerond en zijn de zogenaamde performance checks in het kader van de Dienstenrichtlijn gestart. Lidstaten en de Europese Commissie onderzoeken daarbij hoe verschillende relevante richtlijnen – zoals de dienstenrichtlijn, e-commerce-richtlijn en de richtlijn beroepskwalificaties – in de praktijk werken, bezien vanuit het perspectief van de dienstverlener.

In nationale context heeft EL&I, in haar streven naar optimale marktordening en het bevorderen van mededinging, gewerkt aan gedragsregels voor de overheid (Markt en Overheid), aan de totstandkoming van het wetsvoorstel voor een nieuwe Aanbestedingswet en het daarbij horende aanvullend beleid en was zij betrokken bij het verbeteren van de werking van specifieke markten zoals de gezondheidszorg, landbouw en financiële dienstverlening. Daarnaast heeft zij ter versterking van het markttoezicht in Nederland een wetsvoorstel tot samenvoeging van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) en Consumentenautoriteit afgerond.

Private normen spelen een belangrijke rol in het economisch verkeer. Er is daarom een kabinetsvisie uitgebracht over de rol van de overheid bij normalisatie 14.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Kengetal

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Gemiddeld werkloosheid in januari (%)1:

       

Nederland

2,8

4,1

4,3

Nvt

EU-27

7,9

9,5

9,5

Nvt

         

Index of Economic Freedom2:

       

Nederland

77

75

73,3

>70

Europees gemiddelde

66,3

66,8

66,1

 
X Noot
2

http://www.heritage.org/index/country/Netherlands Heritage Foundation, website geraadpleegd op 25 januari 2012. Publicatie is van november 2011, Europees gemiddelde op basis van eigen berekeningen.

De score van Nederland in de Index of Economic Freedom van de Heritage Foundation is omlaag gegaan, net als het Europees gemiddelde. Het is gelukt om een score boven 70 punten te behouden en daarmee de in de begroting opgenomen streefwaarde te realiseren.

Nederland behaalde een mindere score op het gebied van een «beperkte overheid» en op de indicator voor handelsvrijheid (tarieven en nontarifaire handelsbarrières). De overheid heeft haar bestedingen laten stijgen en het belastingregime is relatief complexer geworden. Daarnaast werden er betere scores behaald op de gebieden van arbeidsvrijheid (werkloosheidsbetalingen, beperking op lonen, uren en ontslagen), monetaire vrijheid (inflatie, vrije prijsvorming), fiscale vrijheid (belastindruk).

Op de gebieden van financiële vrijheid (overheidsbezit, regulering en buitenlandse toegang bankensector), investeringsvrijheid  (toegang voor buitenlandse investeerders), vrijheid om zaken te doen (barrières voor het oprichten, overdragen en beëindigen van een bedrijf) en eigendomsrecht (bescherming, handhaving en uitblijven confiscatie en dergelijke) waren de scores vergelijkbaar met voorgaande jaren.

De gegevens voor het kengetal «BBP in euro per capita» voor Nederland en de EU-27 zoals opgenomen in de begroting 2011 zijn niet meer beschikbaar bij Eurostat. Dit kengetal is derhalve uit het overzicht gehaald.

De data voor het kengetal «structurele arbeidsproductiviteit mutaties per jaar» zoals opgenomen in de begroting 2011 zijn niet beschikbaar. Dit kengetal is ook de tabel gehaald.

De kengetallen «naleving Europese aanbestedingsrichtlijnen in % inkoopvolume» die waren opgenomen in de begroting 2011 zijn niet opgenomen in het jaarverslag. Door het uitblijven van de verplichting middels wet, kan geen volledigheid van de cijfers worden gegarandeerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

(Bedragen x € 1 000)

1 Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa

Realisatie

vastgestelde begroting 2011

Verschil 2011

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

74 879

79 986

84 660

89 759

87 172

2 587

Uitgaven

77 264

80 377

91 480

92 452

87 034

5 418

programma

18 937

18 812

22 601

24 951

27 207

– 2 256

OD 1: Optimale marktordening en mededinging bevorderen

16 739

16 583

19 688

22 003

24 303

– 2 300

– Bijdrage aan Metrologie

14 946

15 081

14 112

14 923

14 635

288

– Raad Deskundige Nationale Standaard

101

143

64

26

60

– 34

– PIANOo Programma

1 4131

3 5301

2 572

6 057

7 522

– 1 465

– Markt en Overheid

       

540

– 540

– Bijdrage aan Nederlands Normalisatie Instituut

   

868

565

906

– 341

– Raad voor Accreditatie

   

168

169

174

– 5

– Bijdrage instituten (oud)

1 329

1 350

1 317

263

266

– 3

– Prijzenwet

363

9

587

 

200

– 200

             

Algemeen

2 198

2 229

2 913

2 948

2 904

44

– Onderzoek en Ontwikkeling

2 198

2 229

2 913

2 948

2 904

44

             

Apparaat

58 327

61 563

68 878

67 501

59 827

7 674

– Personeel EP

7 796

8 032

5 284

4 796

5 329

– 533

– Personeel Marktwerking

   

2 426

3 071

2 515

556

– Personeel PIANOo

2 4821

2 5431

4 735

4 034

2 345

1 689

– NMa/DTe2

45 081

47 902

49 725

49 575

43 064

6 511

– Consumentenautoriteit

5 450

5 629

6 708

6 025

6 574

– 549

             

Ontvangsten

33 626

19 319

37 126

30 501

43 204

– 12 703

Ontvangsten NMa

28 549

1 638

10 049

3 345

4 600

– 1 255

High Trust

 

13 391

22 369

21 443

31 100

– 9 657

Ontvangsten apparaat NMa

 

230

301

160

 

160

Ontvangsten Energiekamer

2 727

2 855

3 126

4 080

4 719

– 639

Fees NMa

1 933

1 197

1 262

1 444

2 785

– 1 341

Ontvangsten Consumentenautoriteit

371

9

20

28

 

28

Diverse ontvangsten

47

         
X Noot
1

PIANOo programma en personeel werd t/m 2009 op artikel 21 verantwoord.

X Noot
2

NMa is inclusief de ZBO NMa

Toelichting op de programma-uitgaven/verplichtingen

Operationele doelstelling 1: Optimale marktverordening en mededinging bevorderen

Goed functionerende markten zijn de motor voor economische groei. Het Ministerie van EL&I heeft met het oog op het belang van de consument en eindgebruiker de marktwerking en de mededinging bevorderd via onder meer de Mededingingswet en de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de totstandkoming van het wetsvoorstel voor een nieuwe Aanbestedingswet.

Instrumenten en activiteiten

Mededinging

De aanpassing van de Mededingingswet die kleine ondernemers meer ruimte biedt voor samenwerking is in werking getreden. De aanpassing van de Mededingingswet ter invoering van gedragsregels voor de overheid (Wet Markt en Overheid 19 is door de Eerste Kamer aangenomen en een bij deze wet behorende algemene maatregel van bestuur 20 is voorbereid met het oog op inwerkingtreding in 2012.

In vervolg op de evaluatie van de NMa in 2010 21 is onderzoek gedaan naar het verbod op misbruik van een economische machtspositie. Ook is de kans van slagen van een gedragscode ter bestrijding van oneerlijke handelspraktijken onderzocht. Samen met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is de Wet Luchtvaart geëvalueerd. De Tweede Kamer wordt begin 2012 geïnformeerd over deze onderzoeken.

De NMa houdt toezicht op de naleving van de Mededingingswet en enkele sectorspecifieke wetten 22. Ter uitwerking van het kabinetsbesluit om de NMa, OPTA en Consumentenautoriteit samen te voegen, is een wetsvoorstel tot instelling van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) voor advies aan de Raad van State voorgelegd. In dit kader is ook gewerkt aan een wetsvoorstel ter stroomlijning en vereenvoudiging van de procedures, taken en bevoegdheden van de ACM. Hierin wordt ook bezien of strafrechtelijke handhaving van de Mededingingswet wordt geïntroduceerd. Beide wetsvoorstellen worden in 2012 ingediend bij de Tweede Kamer.

Aanbesteden

Het wetsvoorstel Aanbestedingswet 23 is erop gericht dat de overheid op een transparante en effectieve manier inkoopt tegen de beste prijs-kwaliteitverhouding, waarbij ondernemers een goede en eerlijke kans maken op overheidsopdrachten. Het wetsvoorstel heeft tevens tot doel om de naleving van het aanbesteden nog verder te verbeteren. In lijn met de afspraken uit het Regeerakkoord is in 2011 een nota van wijziging ingediend om de toegang van het midden- en kleinbedrijf en zelfstandigen zonder personeel tot overheidsopdrachten verder te verbeteren. De behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is voorzien in 2012. Ook is in 2011 verder gewerkt aan het aanvullend beleid, waaronder de Gids Proportionaliteit. De implementatie van het aanvullend beleid is mede afhankelijk van de parlementaire behandeling van de Aanbestedingswet en zal in 2012 worden voorgezet.

TenderNed wordt het basissysteem voor elektronisch aanbesteden van de overheid. Het aankondigingen-platform (fase 1) is in 2011 opgeleverd en deze module is op 9 november 2011 gelanceerd. Dit betekent dat aanbestedende diensten al hun openbare aankondigingen op TenderNed kunnen publiceren. In het wetsvoorstel Aanbestedingswet is een bepaling opgenomen die aanbestedende diensten verplicht de openbare nationale en Europese opdrachten aan te kondigen via TenderNed. De verplichting in het wetsvoorstel Aanbestedingswet om alle openbare aanbestedingen op TenderNed te publiceren is nog niet in werking getreden. Om die reden zijn er geen realisatiegegevens over 2011 met betrekking tot de indicator «gebruik elektronisch systeem voor aanbesteden wordt gemeengoed bij de overheid» die in de begroting 2011 was opgenomen. Op 23 januari 2012 waren er op TenderNed 263 aankondigingen gepubliceerd waarvan 55 nationaal en 208 Europees.

Metrologiewet

De evaluatie van de instellingen die wettelijke taken uitvoeren op grond van de Metrologiewet is afgerond en wordt begin 2012 aan de Tweede en Eerste Kamer aangeboden. De gewenste effecten voor de maatschappij van certificering, keuring en toezicht op grond van de Metrologiewet zijn bereikt in de evaluatieperiode. De taakinvulling van de toezichthouder Verispect is beoordeeld als doeltreffend en doelmatig. De taakinvulling van de aangewezen instanties en de sectorspecifieke toezichthouders Inspectie voor de Gezondheidszorg en het Staatstoezicht op de Mijnen is beoordeeld als doeltreffend.

In 2011 is het rapport verschenen over het functioneren van de Richtlijn 2004/22/EC betreffende meetinstrumenten. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot wijzigingen in de richtlijn.

De herziening van de Europese metrologische richtlijnen op basis van verordening 765/2008 is eind 2011 van start gegaan. Dit proces loopt door in 2012. Na de herziening van de richtlijnen zal de Metrologiewet daarop worden aangepast.

Operationele doelstelling 2: Vergroten vertrouwen van consumenten

Informatie en handhaving

Door middel van zelfregulering kunnen individuele geschillen die ontstaan tussen consumenten en ondernemers vaak worden opgelost. Daar waar sprake is van collectieve inbreuken op het consumentenrecht kan de Consumentenautoriteit (CA) optreden. De prioriteiten voor 2011 stonden vermeld in de agenda van de CA voor 2010 en 2011. Deze is in januari 2010 openbaar gemaakt 24. Het jaarverslag van de CA over 2011 wordt voor 1 juni 2012 aan de Staten-Generaal gezonden.

Wel kan al worden gemeld dat de website ConsuWijzer, het informatieloket van de CA, NMa en de OPTA, in 2011 opnieuw tot beste overheidswebsite is uitgeroepen.

Prestatie-Indicatoren
 

Realisatie 2009

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Percentage consumenten dat weet van bestaan ConsuWijzer

2%

5%

6%

Aantal bezoeken op website ConsuWijzer

2 000 000

2 262 000

2 000 000

Klanttevredenheid ConsuWijzer (schaal van 1–10)

7,3

7,4

7

Bron: Blauw Research, Klanttevredenheid ConsuWijzer 2011, in opdracht van de CA en de Rijksvoorlichtingsdienst, Den Haag 2011

Uit bovenstaande cijfers komt naar voren dat de naamsbekendheid van ConsuWijzer sterk is vergroot; weliswaar is deze nog niet op de streefwaarde van 6%, maar geconcludeerd kan worden dat toch forse stappen zijn gezet. Deze realisatiegegevens van deze indicatoren worden eens per twee jaar gemeten, vandaar dat de realisatie 2010 niet in de tabel is opgenomen.

In de begroting 2011 waren ook een aantal kengetallen opgenomen die een beeld schetsen hoe consumenten tegen een aantal zaken die hen betreffen aankijken. Hieronder zijn de cijfers over 2010 gegeven; die van 2011 zijn nog niet beschikbaar 25.

Markt en consumenten prestaties Nederland; kengetallen

Consumentenbeleid

EU 27 (2010)

NL (2009)

NL

(2010)

Percentage consumenten dat zich voldoende beschermd acht

57%

64,4%

69%

Percentage consumenten dat verkopers/providers vertrouwt

65%

67,3%

77%

Percentage dat bij verkopers heeft geklaagd

13%

6,9%

12%

Percentage consumenten tevreden met klachtenafhandeling

52%

51,1%

56%

Percentage consumenten dat het makkelijk vindt om via zelfregulering geschillen op te lossen

48%

38,9%

51%

Consumenten Omgevingsindex

61

61

66

Bron: Europees Scorebord Consumentenmarkten

In de internationale vergelijking op een aantal issues die raken aan het vertrouwen van consumenten, scoort Nederland relatief hoog. De Omgevingsindex geeft een samengesteld beeld op verschillende indicatoren die te maken hebben met het consumentenvertrouwen.

Positie van de consument versterken in Nederland en Europa

Naast het verstrekken van informatie en advies aan consumenten stond 2011 in het teken van het versterken van de juridische positie van de consument.

In het najaar van 2011 zijn de onderhandelingen over een Richtlijn Consumentenrechten afgerond. De implementatie is inmiddels gestart. Hoewel niet op alle deelonderwerpen het gewenste resultaat van zoveel mogelijk eenduidige en gestroomlijnde Europese regelgeving is bereikt, zijn hier toch voor zowel consumenten als (in de Europese Unie actieve) ondernemers belangrijke stappen gezet.

De modernisering van de Pandhuiswet 1910 is in 2011 ter hand genomen en akkoord bevonden door het kabinet. Begin 2012 wordt het wetsvoorstel aangeboden aan de Raad van State voor advies. In de loop van 2012 zal het daartoe strekkende wetsvoorstel dat beoogt de positie van de goederen belenende consument te versterken, aan de Tweede kamer worden aangeboden.

In 2011 is door consumentenorganisaties of brancheverenigingen geen beroep gedaan op het Ministerie van EL&I om het proces naar de totstandkoming van nieuwe geschillencommissies te faciliteren.

In februari 2011 heeft de Europese Commissie een publieke consultatie «naar een coherente Europese aanpak van collectieve acties» openbaar gemaakt. Nederland heeft hier eind april 2011 op gereageerd 26.

Toelichting apparaatsuitgaven

Apparaat Nederlandse Mededingenautoriteit (NMa) / Dienst Toezichtenergie (DTe)

Het verschil tussen de oorspronkelijk vastgestelde begroting en de realisatie (€ 6,5 mln) komt vrijwel geheel voort uit de toekenning van de loon- en prijsbijstelling, bijdragen vanuit het Ministerie van I&M voor uitvoering van toezichtsactiviteiten inzake de Drinkwater- en Vervoerswetten en het feit dat in het verleden aangegane verplichtingen sneller tot betaling zijn gekomen dan verwacht. Tevens moest een schadevergoeding van € 3 mln betaald worden aan een bedrijf dat partij was in een fusiebesluit uit 2003. Dit besluit is door de rechter vernietigd. De middelen betreffende deze onderwerpen zijn bij tweede suppletoire begroting 2011 in de raming verwerkt.

Toelichting op de programmaontvangsten

High Trust

Op basis van de verwachte gezamenlijke boeteontvangsten in 2011 van de toezichthouders van EL&I uit hoofde van «high trust», is de raming bij tweede suppletoire begroting 2011 neerwaarts bijgesteld met € 13 mln tot € 18 mln. Ten opzichte van deze raming is de uiteindelijke realisatie hoger uitgekomen (€ 21,4 mln). Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de extra boeteontvangsten uit de fietsen- en bouwsector als gevolg van de einduitspraken door het College van Beroep voor het bedrijfsleven inzake prijsafspraken en kartelvorming in betreffende sectoren. Deze eerder dan verwachte einduitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) en de hieruit volgende ontvangsten waren bij tweede suppletoire begroting niet voor 2011 voorzien.

Fees Nederlandse Mededingenautoriteit (NMa)

In 2011 heeft de NMa minder concentratiemeldingsbesluiten en vergunningsbesluiten ontvangen dan oorspronkelijk geraamd. Voor deze besluiten worden fees gerekend aan marktpartijen van € 15 000 respectievelijk € 30 000. Op basis van de verwachte aantallen is de raming «fees» bij tweede suppletoire begroting 2011 reeds neerwaarts bijgesteld met € 1,2 mln.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderzoek onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Effectenonderzoek

ex-post

Evaluatieonderzoek Metrologiewet

1.1

2010

2011

TK, 33 159, nr. 1

 

PIANOo

1.1

2010

2011

TK, 30 501, nr. 33

 

Nalevingsonderzoek aanbesteden

1.1

2011

2012

 
 

Wet handhaving consumentenbescherming

1.2

2010

2011

TK, 33 070, nr. 1

Evaluatieonderzoek Metrologiewet

Een toelichting bij deze afgeronde evaluatie is opgenomen onder de eerste Operationele Doelstelling. De evaluatie Bijdrage NMI/Verispect is opgegaan in het Evaluatieonderzoek Metrologiewet

Aanbestedingsbeleid

Professioneel en Innovatief Aanbesteden Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers (PIANOo), het expertisecentrum voor aanbesteden, heeft als taak de professionaliteit van het aanbesteden door alle overheden in Nederland te vergroten. In 2011 heeft een evaluatie plaatsgehad naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de taakvervulling van PIANOo. Mede naar aanleiding van de evaluatie is de instellingstermijn van PIANOo voor een nieuwe periode van drie jaar verlengd.

Nalevingsonderzoek aanbesteden

Dit onderzoek wordt afgerond in 2012.

Consumentenbeleid

In 2011 is de evaluatie van de Wet handhaving consumentenbescherming afgerond en zijn de Staten-Generaal daarover geïnformeerd. Mede op basis van deze evaluatie bestaat het voornemen om het duaal stelsel van handhaving door de Consumentenautoriteit af te schaffen en in zijn geheel over te gaan tot bestuursrechtelijke handhaving.

2. Een sterk innovatievermogen

Algemene doelstelling

Een sterker innovatievermogen van de Nederlandse economie

Het verslagjaar 2011 is een overgangsjaar geweest waarin, in samenspraak met het bedrijfsleven en de kennisinstellingen, een nieuwe beleidsfilosofie voor de versterking van het innovatievermogen van de Nederlandse economie is uitgewerkt. Die filosofie houdt in dat complexe specifieke subsidies worden vervangen door generieke fiscale Research and Development (R&D)-instrumenten en kredieten en dat met specifieke beleidsmaatregelen de topsectoren worden versterkt. Het laatste gebeurt onder andere door publieke kennis beter ten goede te laten komen aan innovatie in de topsectoren. In februari 2011 zijn de hoofdlijnen van het nieuwe beleid door het kabinet beschreven in de eerste bedrijfslevenbrief «Naar de top». Daarna zijn door de topteams van de topsectoren voorstellen gedaan, wat in september 2011 door het kabinet is beantwoord met de tweede bedrijfslevenbrief «Naar de top; het bedrijfslevenbeleid in actie(s)». Die tweede bedrijfslevenbrief vormde de opmaat voor het opstellen van innovatiecontracten door bedrijven en kennisinstellingen in de laatste maanden van 2011. In het voorjaar van 2012 zullen de innovatiecontracten worden getekend. Gedurende 2011 zijn verder de generieke instrumenten Innovatiefonds MKB+ en de nieuwe fiscale R&D-stimuleringsregeling Research & Development Afrek (RDA) ontwikkeld, om begin 2012 in werking te kunnen treden. Hiermee ligt het nieuwe bedrijfslevenbeleid op koers.

Nederland heeft veel sterke punten, onder andere excellente wetenschappelijke en technologische kennis en internationaal toonaangevende topsectoren. Het gaat er nu om dat dat zich vertaalt in een sterk innovatieve economie, met hoge investeringen in R&D en innovatie en hoge innovatieprestaties. Het Innovation Union Scoreboard, waarin Nederland in 2011 een 7e positie heeft binnen de EU-27-landen, leert dat Nederland vooral op die punten zwaktes kent. De resultaten van het nieuwe beleid zullen pas de komende jaren zichtbaar kunnen worden.

Externe factoren

De innovatieprestaties van de Nederlandse economie staan sterk onder invloed van externe factoren. De innovatiegraad van bedrijven en het succes van innovaties worden sterk bepaald door (internationale) marktontwikkelingen en strategische afwegingen die bedrijven daarbij maken. In de afgelopen jaren heeft de economische terugval als gevolg van de kredietcrisis een neerwaarts effect gehad op de investeringen in innovatie. Dat is zichtbaar bij de R&D-uitgaven van bedrijven. In 2010 liggen die (in absolute zin) nog 3% onder het niveau van 2008. Over 2011 zijn nog geen R&D-cijfers beschikbaar.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Kengetal

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

1. Innovation Union Scoreboard

           

Positie van Nederland binnen EU27-landen1

10e

10e

10e

9e

8e

7e

Bron: Europese Commissie, Innovation Union Scoreboard 2011, 2012 voor realisaties over de periode 2007–2011; Europese Commissie, Innovation Union Scoreboard 2010, 2011 voor realisatie over 2006.

 

2. R&D-uitgaven private sector als % van het BBP 2

           

Nederland

1,01

0,96

0,89

0,86

0,87

nnb

EU27-gemiddelde

1,19

1,20

1,21

1,26

1,25

nnb

OESO-gemiddelde

1,61

1,64

1,69

1,68

nnb

nnb

             

3. R&D-uitgaven publieke sector als % van het BBP2

           

Nederland

0,87

0,85

0,88

0,96

0,96

nnb

EU27-gemiddelde

0,65

0,66

0,68

0,75

0,76

nnb

OESO-gemiddelde

0,65

0,65

0,65

0,72

nnb

nnb

Bron voor R&D-uitgaven private en publieke sector: R&D-statistieken van CBS, Eurostat en OECD. Cijfers voor Nederland: CBS, StatLine databank, 2012; cijfers voor EU27-gemiddelde: Eurostat, Statistics Database, 2012; cijfers voor OECD-gemiddelde: OECD, Main Science and Technology Indicators 2011/2, 2012.

 

4. Aangevraagde Europese octrooien per miljoen personen van de beroepsbevolking3

           

Nederland

855

808

827

756

666

632

EU27-gemiddelde

249

257

267

252

271

261

Bron: European Patent Organisation, European patent applications filed with the EPO ( http://www.epo.org/about-us/statistics/patent-applications.html ) voor aantal aangevraagde Europese octrooien en AMECO database van Europese Commissie voor omvang van de beroepsbevolking.

 

5. Aandeel innoverende bedrijven in het MKB

           

Nederland

24%

24%

nnb

             

6. Aandeel innoverende bedrijven in het MKB dat (de laatste drie jaar) technologisch heeft samengewerkt met publieke en /of private partijen

           

Nederland

34%

36%

nbb

Bron voor kengetallen betrekking hebbend op innoverende bedrijven: innovatie-enquêtes van CBS; cijfers over 2010 verkregen van CBS, voor andere jaren te ontlenen aan StatLine-databank (de cijfers komen tweejaarlijks beschikbaar, over de even jaren).

X Noot
1

Het Innovation Union Scoreboard is de opvolger van het European Innovation Scoreboard. De methodiek daarin verschilt van de methodiek zoals die ten tijde van de begroting voor 2011 gold in het European Innovation Scoreboard, bij deze eerdere methodiek had Nederland in de jaren 2004–2009 een stabiele 11e positie.

X Noot
2

Het betreft hier de sector van uitvoering van R&D en niet de sector van financiering van R&D. De cijfers over 2009 en 2010 zijn voorlopig. Bij het cijfer over 2010 geldt dat zowel de omvang van de R&D-uitgaven in de teller als de omvang van het bruto binnenlands product (BBP) in de noemer nog voorlopig is. Bij het cijfer over 2009 is alleen het BBP in de noemer nog voorlopig. In de begroting voor 2011 is voor de R&D-uitgaven in de private sector als % van het BBP het getal 0,88 opgenomen voor 2008. Het definitieve cijfer hiervoor komt uit op 0,89, vanwege een lichte neerwaartse bijstelling door het CBS van het BBP. Cijfers over 2011 voor Nederland en het EU27-gemiddelde komen beschikbaar in november 2012. Cijfers voor het OESO-gemiddelde kennen een grotere vertraging. In de zomer van 2012 (naar verwachting in juli) komt het OESO-gemiddelde over 2010 beschikbaar, een jaar later het OESO-gemiddelde over 2011

X Noot
3

De hier weergegeven cijfers over 2006–2009 wijken in geringe mate af van de cijfers die eerder in de begroting voor 2011 zijn weergegeven. Zowel het aantal aangevraagde Europese octrooien in de teller als de omvang van de beroepsbevolking in de noemer is licht bijgesteld ten opzichte van de gegevens die beschikbaar waren ten tijde van de begroting voor 2011.

Toelichting

In het Innovation Union Scoreboard van de Europese Commissie zijn de innovatieprestaties van EU-landen gemeten aan de hand van 24 indicatoren. Een samengestelde indicator geeft de positie van een land weer bij het totaal van die indicatoren. Bij die samengestelde indicator is Nederland gestegen van een 9e positie in 2010 naar een 7e positie in 2011. Nederland scoort bovengemiddeld bij onder andere de publieke R&D-uitgaven, het aantal publiek-private co-publicaties, het aantal aangevraagde octrooien, de omvang van licentie- en patentopbrengsten uit het buitenland en het aantal geregistreerde handelsmerken. Nederland heeft een benedengemiddelde score bij onder andere de private R&D-uitgaven, het aantal (technologisch) innoverende MKB-bedrijven, het aantal bedrijven dat niet-technologische veranderingen heeft doorgevoerd en de omzet die bedrijven behalen met nieuwe en verbeterde producten.

De R&D-uitgaven in de private sector bedroegen volgens voorlopige cijfers van het CBS 0,87% van het BBP in 2010. Dat percentage is licht gestegen ten opzichte van 2009. In de private en publieke sector tezamen zijn de R&D-uitgaven gestegen van 1,82% naar 1,83% van het BBP. Dat percentage blijft nog sterk achter bij de doelstelling van 2,5% van het BBP die het kabinet hiervoor het afgelopen jaar heeft geformuleerd in het Nationaal Hervormingsprogramma (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 21 501-20, nr. 531).

De kengetallen brengen ook tot uitdrukking dat Nederland internationaal zeer hoog scoort bij het aantal aangevraagde Europese octrooien. De hoge score op Europese octrooien is mede het gevolg van de aanwezigheid in Nederland van de hoofdkantoren van enkele kennisintensieve bedrijven. De sterke positie van Nederland is de laatste jaren wel verzwakt. Voor de jaren 2009–2010 kan dat hoofdzakelijk worden toegeschreven aan een strategische verandering in de bedrijfsactiviteiten van Philips, dat voor een sterkere focus op medische apparatuur heeft gekozen. Hierdoor zijn er minder octrooien aangevraagd op het gebied van consumentenelektronica. In 2011 is het aantal aangevraagde octrooien bij Philips slechts licht gedaald. Er is nader onderzoek nodig voor een verklaring van de daling die zich in dat jaar bij andere bedrijven heeft voorgedaan. Dat zal in samenwerking met Octrooicentrum NL worden uitgevoerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

2 Een sterk innovatievermogen (bedragen x € 1 000)
 

Realisatie

vastgestelde begroting 2011

Verschil 2011

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

580 719

955 149

784 322

969 465

890 520

78 945

Uitgaven

552 026

673 344

728 971

878 128

809 210

68 918

programma

488 653

603 668

647 654

796 086

736 915

59 171

OD 1: Meer bedrijven die meer (technologische) kennis ontwikkelen en benutten

93 968

108 806

120 591

116 154

123 786

– 7 632

– Innovatievouchers

15 630

14 934

20 001

13 490

16 549

– 3 059

– Innovatie Prestatie Contracten

26 157

26 117

32 067

30 207

24 072

6 135

– Innovatiekredieten

2 500

16 905

19 102

35 786

39 328

– 3 542

– Syntens

32 740

32 967

33 038

32 506

32 786

– 280

– Eurostars

558

1 298

2 243

4 165

6 100

– 1 935

– Seed

15 590

16 560

14 081

 

4 951

– 4 951

– SKB

793

25

59

     

OD 2: Topprestaties op innovatiethema’s

381 584

482 212

520 770

675 929

607 569

68 360

– Innovatieprogramma’s1

116 696

158 255

214 221

228 650

218 507

10 143

– Kenniswerkers/High Tech Topprojecten

 

42 833

70 421

20 032

 

20 032

– Lucht- en ruimtevaart

73 656

99 381

88 728

133 072

88 843

44 229

– Institutioneel onderzoek

65 867

46 367

61 999

211 116

214 177

– 3 061

– Internationaal innoveren

54 086

33 958

22 099

12 467

3 964

8 503

– Overig2

71 279

101 418

63 302

70 592

82 078

– 11 486

             

Algemeen

13 101

12 650

6 293

4 003

5 560

– 1 557

– Bijdragen aan diverse organisaties

6 908

8 168

2 931

677

2 423

– 1 746

– Onderzoek en Ontwikkeling

6 193

4 482

3 362

3 326

3 137

189

             

Apparaat

63 371

69 678

81 313

82 041

72 295

9 746

– Personeel Innovatie

6 204

5 686

5 098

4 928

6 431

– 1 503

– Bijdrage aan Agentschap NL

57 167

63 992

76 215

77 113

65 864

11 249

             

Ontvangsten

172 151

197 737

180 311

44 462

42 519

1 943

Ontvangsten Rijksoctrooiwet

32 053

33 394

31 287

31 596

29 212

2 384

Ontvangsten innovatiekredieten

       

469

– 469

Ontvangsten Eurostars

   

443

1 060

1 250

– 190

Ontvangsten TOP

18 669

8 069

7 575

5 412

10 000

– 4 588

Ontvangsten luchtvaartkredietregeling

   

278

1 861

 

1 861

Diverse ontvangsten

6 530

4 096

12 057

4 533

1 588

2 945

Ontvangsten uit het FES fonds

114 899

152 178

128 672

     
X Noot
1

Inclusief Subsidietaakstelling.

X Noot
2

Overig bestaat met name uit Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s, bijdrage aan instituten en overige kredieten.

Toelichting op de verplichtingen

De hogere verplichtingenrealisatie wordt voor het grootste gedeelte verklaard door:

  • De ophoging voor nanotechnologie € 125 mln in verband met de vertraagde committering van NanonextNL (FES project High Tech Systemen en Materialen).

  • Daarnaast is de verplichtingenruimte voor het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium opgehoogd, omdat in verband met de overgang van het penvoerderschap van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu naar het Ministerie van EL&I, het in 2010 niet meer is gelukt om de verplichting voor het jaar 2011 aan te gaan (€ 25 mln). Deze verplichting is daarom in 2011 aangegaan.

  • Ook is € 23 mln budget overgekomen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor de Maatschappelijke Innovatie Agenda-veiligheid.

  • Tevens is het verplichtingenbudget voor het ruimtevaartproject Tropomi (€ 30 mln) opnieuw beschikbaar gesteld, omdat de start van de C/D fase een jaar vertraagd is doordat de onderhandelingen langer duurden.

Toelichting op de programma-uitgaven

Operationele doelstelling 1: Meer bedrijven die meer (technologische) kennis ontwikkelen en benutten

Innovatievouchers

De lagere realisatie met € 3 mln bij de subsidieregeling Innovatievouchers wordt veroorzaakt doordat deze regeling in 2011 is stopgezet vanwege het kabinetsbesluit om het aantal subsidieregelingen te verminderen. Er zijn in 2011 geen nieuwe vouchers uitgegeven. Het voor 2011 gereserveerde budget is toegevoegd aan het budget voor de Innovatie Prestatie Contracten waardoor die regeling verruimd kon worden. De vouchers uit 2010 konden tot midden 2011 ingewisseld worden. Er is om die reden geen realisatie 2011 opgenomen voor dit instrument.

Prestatiegegevens

Prestatie-indicator

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Verzilveringspercentage innovatievouchers

62,3%1

60,8%1

Programma beëindigd

Bron: Agentschap NL

X Noot
1

De cijfers van 2009 en 2010 zijn aangepast tov het jaarverslag 2010

Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s)

De hogere realisatie bij de Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s) wordt onder andere veroorzaakt door het overgehevelde budget vanuit Innovatievouchers en doordat het ritme van uitfinancieren is gewijzigd in 2011. Voorheen werden subsidieverzoeken in 3 jaar uitbetaald, dat is gewijzigd naar volledige uitbetaling in het jaar waarin de aanvraag is toegekend.

In 2011 is het IPC verplichtingenbudget van € 26 mln verhoogd tot een totaal van € 30 mln. Er is in 2011 een tender uitgezet van € 15 mln. Hiermee werden 30 IPC-aanvragen met in totaal 454 MKB-bedrijven gehonoreerd. Verder zijn er 25 aanvragen voor Verkenning van samenwerking toegekend met een budget van € 0,7 mln en 6 Verkenningen Internationale samenwerking voor een totaalbedrag van eveneens € 0,7 mln. De streefwaarde voor 2011 van 150 bedrijven is daarmee ruimschoots bereikt en is in lijn met de verhoging van het budget.

Prestatiegegevens

Prestatie-indicator

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Aantal betrokken bedrijven bij IPC’s

623

824

452

150

Bron: Agentschap NL

Seed

De verlaagde realisatie wordt veroorzaakt door het overhevelen van middelen naar artikel 3 waar de Seed-regeling nu wordt geraamd en verantwoord.

Innovatiekredieten

Bij het Innovatiekrediet wordt een indicator gebruikt die aangeeft hoeveel private R&D-uitgaven er worden ondersteund met innovatiekredieten. De streefwaarde hiervan voor 2011 is vastgesteld op € 137 mln. Op basis van de toegekende innovatiekredieten in 2011 is een indicator-waarde bereikt van € 144 mln. Door een grotere financiële bijdrage vanuit de ondernemingen dan de voorziene 35 % is deze streefwaarde overtroffen.

Prestatiegegevens

Prestatie-indicator

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Omvang van de private R&D-uitgaven ondersteund met een innovatiekrediet

€ 111 mln

€ 144 mln

€ 144 mln

€ 137 mln

Bron: EL&I

Syntens

Syntens is het landelijk netwerk dat tot doel heeft het Midden en Klein Bedrijf aan te zetten tot succesvol innoveren. Syntens geeft voorlichting, activeert en ondersteunt op het gebied van innovatie. Syntens had per ultimo september ruim 5 000 bedrijven geactiveerd en ruim 16 000 voorgelicht. Het percentage nieuwe klanten lag rond de 40%. In 2011 heeft Syntens een actieve rol gespeeld bij de IPC-regeling door ondersteuning van IPC-penvoerders en IPC-deelnemers. In 2011 is het besluit genomen om Syntens te fuseren met de Kamers van Koophandel en tot één ZBO Ondernemerspleinen te komen per januari 2014. De voorbereidingen voor deze fusie zijn in 2011 gestart. Innovatiestimulering zal een van de wettelijke taken van het nieuwe Zelfstandig Bestuursorgaan worden. Het klanttevredenheidscijfer voor Syntens is in 2011 uitgekomen op een 7,9. Dit is in overeenstemming met het streefcijfer voor 2011.

Prestatiegegevens

Prestatie-indicator

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Klanttevredenheid Syntens

7,9

8,0

7,9

8,0

Bron: Klanttevredenheidsonderzoek Syntens, Jaarrapport 2011

Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO)

De WBSO is de verzamelnaam voor de faciliteit afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O) in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de aftrek speur- en ontwikkelingswerk in de Wet inkomstenbelasting. Het totale WBSO-budget bedroeg in 2011 € 878 mln. Daarvan was € 8 mln voor de aftrek voor zelfstandigen. Het budget voor de afdrachtvermindering is in 2011 structureel verhoogd met € 233 mln om het gestegen gebruik van de regeling te accommoderen. Daarnaast is er in 2011 incidenteel € 155 mln beschikbaar gesteld, waarvan € 60 mln in het kader van lastenverlichting. Het incidentele budget is ingezet om alle parameters van de WBSO op het niveau van de crisismaatregelen in 2010 te handhaven. Het aantal participerende bedrijven in de WBSO is gegroeid van 19 450 in 2010 naar 20 507 in 2011. Daarbij is het aantal aanvragers dat gebruik maakt van de startersfaciliteit gedaald van 4 180 in 2010 naar 4 040 in 2011.

Prestatiegegevens

Prestatie-indicator

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Aantal aanvragers met toegekende WBSO

16 620

19 450

20 507

16 620

Aantal aanvragers met toegekende WBSO dat van de startersfaciliteit gebruik maakt

3 430

4 180

4 040

3 430

Bron: Agentschap NL

Operationele doelstelling 2: Topprestaties op innovatiethema’s

Topprestaties op innovatiethema’s

2011 heeft in het teken gestaan van de uitwerking van het nieuwe bedrijvenbeleid en de topsectorenaanpak. Voor de negen topsectoren, inclusief de doorsnijdende thema’s nanotechnologie, ICT en biobased economy, zijn lange termijn actie agenda’s opgesteld. Door middel van voorstellen voor innovatiecontracten (opgeleverd ultimo 2011) is op vraaggestuurde wijze (door topteams bestaande uit bedrijven, Midden- en Kleinbedrijf, kennisinstellingen en de overheid) een koers neergezet voor het vergroten van het innovatief vermogen. Een essentieel onderdeel hiervan wordt gevormd door de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s). Deze bouwen voort op succesvolle privaatpublieke samenwerkingsverbanden. In het voorjaar van 2012 zal besluitvorming plaatsvinden over de PPS-constructies in innovatiecontracten die daarmee worden verankerd in het bredere bedrijfslevenbeleid.

Instrumenten en activiteiten

Innovatieprogramma’s

Het nieuwe beleid betekent ondermeer minder subsidies en meer fiscale instrumenten, een ruimere toegang tot bedrijfsfinanciering en een betere benutting van de kennisinfrastructuur door het bedrijfsleven. Investeringen in innovatieprogramma's zijn in 2011 sterk afgebouwd. De netwerken uit de programma's komen terug in de innovatiecontracten van de topsectoren, die daarmee het belang van veel PPS-programma's onderstrepen.

Prestatiegegevens

Prestatie-indicator

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Aantal deelnemers in innovatieprogramma's1

4 100

6 100

6 150

4 000

Totale R&D investeringen in innovatieprogramma’s (of programmatische aanpak)2

€ 743 mln

€ 593 mln

€ 374 mln

€ 450 mln

Bron: Agentschap NL

X Noot
1

Het aantal van 6 150 is een behoudende schatting van het aantal partijen dat betrokken is bij de innovatieprogramma’s, inclusief deelnemers aan workshops et cetera. Dit getal geeft een indicatie van de omvang van het totale netwerk dat met de innovatieprogramma’s wordt versterkt.

X Noot
2

Dit betreft de totale R&D-investeringen in innovatieprogramma’s (de totale publieke en private investeringen in R&D in 2011 zoals zichtbaar binnen de regelingen (inclusief Technologische Topinstituten) van de innovatieprogramma’s. De streefwaarde voor 2011 is niet gehaald, omdat een belangrijk deel van de programmatische aanpak (de subsidietenders) in 2011 is stopgezet.

De overheid als opdrachtgever voor innovatie

In 2011 heeft de eerste meting van de rijksbrede prestatie-indicator voor de overheid als innovatiebevorderende klant plaatsgevonden. Hieruit kwamen precies 20 innovatiegerichte aanbestedingen conform de streefwaarde. Het kabinet heeft in 2011 besloten om zich vanaf 2012 te richten op het besteden van 2,5% van het totale inkoopbudget van rijks- en locale overheid aan innovatiegericht inkopen. Dit is een richtgetal en geen formele streefwaarde. De formele streefwaarde blijft 20 innovatiegerichte aanbestedingen. Het bereiken van de 2,5% wordt gestimuleerd via acht boegbeeldprogramma’s op inkoopthema’s, in relatie tot het topsectorenbeleid.

In 2011 zijn 2 Small Business Innovation Research (SBIR) programma’s gestart. Dat is minder dan in 2010. In dat jaar zijn vier departementale SBIR’s gestart en 10 haalbaarheidsstudies voor de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) SBIR. In deze kabinetsperiode zijn geen nieuwe gelden meer beschikbaar.

Prestatiegegevens

Prestatie-indicator

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Aantal door de aanbestedende dienst uitgevoerde innovatie gerichte aanbestedingen

nnb

26

20

Bron: PIANOo: Expertisecentrum aanbestedenI

Kenniswerkers/High Tech Topprojecten

Vanwege een langdurige staatssteunprocedure kon een High Tech Topproject niet meer in 2010 worden uitgefinancierd. In het kader van deze overlopende verplichting heeft de betaling in 2011 plaatsgevonden.

Lucht- en ruimtevaartbeleid

De hogere uitgaven worden veroorzaakt door een versnelling van € 14,8 mln in de kasuitgaven voor diverse lopende ruimtevaartposten (General Budget & Kourou en ARTES) op verzoek van European Space Agency (ESA) en € 9 mln voor de uitfinanciering van lopende verplichtingen van het voormalige Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR), die door het Ministerie van EL&I zijn overgenomen. Tevens was de kasbehoefte voor de C/D fase van TROPOMI in 2011 hoger dan geraamd (€ 21 mln).

Het specifieke luchtvaartbeleid van de beleidsperiode (2006–2010) is niet gecontinueerd en ook de programma's zijn niet voortgezet. Luchtvaart wordt ondergebracht onder de topsector High Tech Systemen en Materialen. Echter voor een aantal Strategische Research Programma’s, de Subsidie Ontwikkeling Vliegtuigbouw en de Civiele Vliegtuig Ontwikkelings (CVO)-programma’s zijn er nog lopende projecten ondersteund. Via het CVO zijn (in verband met overloop vanuit 2010) 5 projecten gehonoreerd, met een totaal krediet van € 23,2 mln.

Wat betreft ruimtevaart zijn de relevante mutaties toegelicht in de programma uitgaven. De geo-return bedroeg in 2011 1,09.

Prestatiegegevens

Prestatie-indicator

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Ruimtevaart geo-return

1,15

1,09

1,09

1,15

Bron: ESA

Internationaal innoveren

Bij Eureka is er voor € 8,3 mln meer aan kasbetalingen verricht op verplichtingen die meerdere jaren waren aangegaan.

Overig

De verlaagde realisatie betreft met name de aanpassing van de kasraming voor Besluit Subsidie Investeringen Kennisinfrastructuur (€ 6,8 mln) waarop minder declaraties zijn ontvangen dan oorspronkelijk geraamd en het stopzetten van de Innovatie Samenwerking Kredietregeling (€ 3,7 mln).

Europees programma: 7e kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7)

In 2011 is onder het 7e kaderprogramma een groot aantal nieuwe oproepen voor projectvoorstellen voor excellent onderzoek en voor grensoverschrijdende onderzoekssamenwerking en technologische ontwikkeling geplaatst. Nederland heeft de relatief grote participatie in het kaderprogramma weten te behouden. Van 2007 tot en met 2011 hebben Nederlandse organisaties ongeveer € 1 600 mln aan subsidie toegezegd gekregen. Van het totale KP7-budget ging 6,7% naar Nederlandse onderzoekers. Dit is hoger dan op basis van de Nederlandse bijdrage aan de EU te verwachten is (5,0%). Dit komt neer op een retour van 6,7%. Van dit bedrag is circa € 900 mln gegaan naar toegepast onderzoek dat aansluit bij de topsectoren. Van het bedrag dat Nederland retour heeft ontvangen, ging 20% naar het Nederlandse bedrijfsleven (8% groot bedrijfsleven en 12% MKB). De deelname van het Nederlandse bedrijfsleven aan het kaderprogramma is daarmee gestegen ten opzichte van eerdere jaren. Deelname van het bedrijfsleven blijft echter een punt van aandacht, zowel in Nederland als binnen de gehele EU. Eind 2011 heeft de Commissie haar voorstel gepresenteerd voor het Europese programma voor de financiering van onderzoek en innovatie van 2014 tot en met 2020, genaamd «Horizon 2020: het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie». Dit programma zal zich richten op het versterken van de kennisbasis en de concurrentiekracht en het oplossen van grote maatschappelijke uitdagingen.

Bijdrage aan TNO/GTI’s (institutioneel onderzoek)

Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is als gevolg van het Regeerakkoord verantwoordelijk geworden voor TNO en de Grote Technologische Instituten (GTI's). Als gevolg hiervan zijn de middelen voor TNO, Deltares, Marin en NLR van OCW en I&M naar de begroting van EL&I overgebracht. Het jaar 2011 stond voor TNO en de GTI's in het teken van de vormgeving en invulling van de rol van het toegepaste onderzoek in het bedrijfslevenbeleid van dit kabinet en met name in het tot stand komen van de Innovatiecontracten voor de topsectoren. De reeds langer bestaande vraagsturing is in 2011 onderdeel hiervan geworden. Enkele meer specifieke punten zijn:

  • TNO is betrokken bij alle topsectoren. Daarnaast heeft TNO zijn mondiale betrokkenheid vergroot door onder meer een vestiging in Quatar ten behoeve van technologische ondersteuning van de oliewinning en als bruggenhoofd voor samenwerking en export en de initiëring van een kenniscentrum voor duurzame energie op Aruba. Tevens is de impactmeting op het Strategisch Plan 2007–2011 gereed gekomen.

  • NLR is, naast het werk voor Defensie, betrokken bij de topsectoren High Tech en Logistiek. Een grote investering in 2011 betrof de upgrading van de Nederlands-Duitse windtunnel in Marknesse.

  • Marin heeft in 2010 vanuit het FES middelen toegezegd gekregen voor de upgrading van een grote onderzoeksfaciliteit. Hiervoor zijn in 2011 nog betalingen verricht. Deze faciliteit is inmiddels in gebruik genomen. Marin zet zich actief in voor de topsector water (i.c. innovatiecontract maritiem).

  • Deltares is betrokken bij de topsector water. Deltares heeft in 2011 het Strategisch Plan voor de periode 2012–2015 geformuleerd, waarin wordt ingespeeld op de uitgangspunten van de topsectorenaanpak, bijvoorbeeld op terreinen zoals waterveiligheid en beschikbaarheid van water en grondstoffen.

Prestatiegegevens

Prestatie-indicator

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Klanttevredenheid cofinanciers bij kennisontwikkeling TNO

7,6

7,2

nnb1

7,6

Bron: Klanttevredenheidsonderzoek TNO

X Noot
1

De realisatie 2011 komt rond 1 mei beschikbaar

Netwerk Innovatie Attachés (voormalig netwerk van Technisch Wetenschappelijk Attachés)

Het Netwerk Innovatie Attaché werkt aan het verbeteren van het innovatievermogen van Nederland door kennisintensieve samenwerking van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheidsorganisaties met het buitenland te bevorderen. Daarbij concentreert het zich op de internationalisering van de innovatiecontracten van de topsectoren en speelt het in op nieuwe technologische ontwikkelingen die voor de Nederlandse kenniseconomie en de hele innovatieketen van belang zijn.

Prestatiegegevens

Prestatie-indicator

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Klanttevredenheid IA Netwerk

8,5

8,7

7,5

Bron: AgNL EVD Internationaal, Klanttevredenheidsonderzoek 3e kwartaal 2011

Kennisbescherming

Op initiatief van (onder meer) Nederland hebben Raad en Europees Parlement een besluit tot samenwerking op het terrein van het unitair octrooirecht vastgesteld. De besluitvorming over de daaruit voortvloeiende Verordening voor een unitair octrooi en een verdrag voor gemeenschappelijke octrooirechtspraak is inmiddels in een vergevorderd stadium.

Met het oog op de wijziging van de staatkundige inrichting van het koninkrijk is de octrooi- en merkenwetgeving aangepast en is de wet merken BES tot stand gekomen die van toepassing is in Caribisch Nederland. Het Beneluxbureau voor de Intellectuele Eigendom voert deze wet voor Nederland uit.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

De mutatie in het kader van de baten-lastendiensten betreft het budget voor de kosten voor uitvoering van regelingen door Agentschap NL. Het gaat daarbij voornamelijk om de overheveling van de uitvoeringskosten vanuit de beleidsbudgetten voor Eureka, HTAS EVT en het Innovatiekrediet.

Toelichting op de ontvangsten

Ontvangsten technische ontwikkelingsprojecten (TOP)

De lagere ontvangstenrealisatie wordt veroorzaakt doordat er minder is terugbetaald op in het verleden verstrekte kredieten voor technische ontwikkelingsprojecten (TOP). De hoogte van deze ontvangsten is afhankelijk van het commerciële succes van de projecten en daarmee moeilijk te voorspellen.

Diverse ontvangsten

De hogere ontvangstenrealisatie wordt voor het grootste gedeelte veroorzaakt door terugontvangsten van Agentschap NL in verband met de eindafrekening 2010.

Prestatiegegevens

Prestatie-indicator

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Klanttevredenheid NL-OC

7,8

7,7

7,8

7,8

Bron: Marketresponse research & consultancy

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderzoek onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Kennisbescherming: evaluatie IE-beleid

2.2

2011

2012

 

Effectenonderzoek ex post

WBSO

2.1

2011

2012

 
 

Innovatievouchers

2.1

 
 

Actieprogramma Technopartner

2.1

2012

2012

 
 

Innovatiekrediet

2.1

2012

2012

 
 

Vraagsturing TNO/GTI’s

2.2

2010

2011

TK, 32 637 nr. 2

 

Programmatische aanpak (Innovatieprogramma’s)

2.2

2011

2012

TK, 31 985 nr. 7

 

Innovatieprogramma Food and Nutrition

2.2

2011

2012

TK, 31 985 nr. 7

 

Innovatieprogramma Point One

2.2

2011

2012

TK, 31 985 nr. 7

 

Stichting Technische Wetenschappen

2.2

2011

2011

TK, 33 000 nr. 167

 

Syntens

2.2

2012

2012

 

Overig evaluatieonderzoek

Launching Customer/ Innovatiegericht inkopen

2.2

     

Toelichting

  • Kennisbescherming: evaluatie IE-beleid. De opdracht voor de evaluatie is in 2011 verstrekt na het doorlopen van de Europese aanbestedingsprocedure. Vanwege de complexiteit van het onderwerp was het rapport eind 2011 nog niet afgerond. Het eindrapport wordt in de eerste helft van 2012 verwacht.

  • WBSO: de opdracht voor de evaluatie is in 2011 verstrekt na het doorlopen van de Europese aanbestedingsprocedure. Vanwege de complexiteit van het onderwerp was het eindrapport eind 2011 nog niet gereed. Het eindrapport is in de eerste helft van 2012 gereed.

  • Innovatievouchers: aanvankelijk was het voornemen om de innovatievouchers te evalueren in 2011. Besloten is echter om dat niet te doen aangezien de regeling in 2011 is stopgezet.

  • Technopartner: in 2010 hebben de laatste toekenningen plaatsgevonden onder de vlag van het Actieprogramma TechnoPartner. Om ook enige resultaten van die laatste toekenningen mee te kunnen nemen en daarmee de kwaliteit van de eindevaluatie te vergroten, is besloten de eindevaluatie van 2011 te verplaatsen naar 2012.

  • Innovatiekrediet: beoogd was het onderzoek eind 2011 te starten. Er is besloten het onderzoek uit te stellen omdat er prioriteit is gegeven aan het opzetten van de nieuwe regeling innovatiefonds MKB+ die begin 2012 van start is gegaan. Onderzoek wordt gestart begin 2012 en zal naar verwachting in 2e helft van 2012 worden afgerond.

  • Programmatische aanpak: er is een evaluatie uitgevoerd van de Programmatische aanpak (het geheel van de innovatieprogramma’s) en bovendien zijn twee programma’s afzonderlijk geëvalueerd; Food en Nutrition en Point One. De resultaten zijn meegenomen in de brief over de innovatiecontracten die 2 april naar de Kamer is gestuurd, TK, 32 637, nr. 32.

  • Stichting Technische Wetenschappen (STW): conform de aankondiging in de EZ-begroting 2010 (TK, 32 123 XIII nr. 2, vergaderjaar 2009–2010) en de melding in het Jaarverslag EL&I 2010 (TK, 32 710 XIII nr. 1, vergaderjaar 2010–2011) is STW in 2011 geëvalueerd. In verband met de brede heroverwegingen is de start van dit onderzoek destijds uitgesteld.

  • Syntens: de evaluatie van Syntens is uitgesteld tot 2012 in verband met het Kabinetsvoornemen om Syntens per 1 januari 2014 te fuseren met de Kamers van Koophandel tot één organisatie Ondernemerspleinen. De vorige evaluatie van Syntens vond plaats in 2007 en is in februari van 2008 aan de Tweede Kamer gemeld (TK, 31 200 XIII nr. 47).

  • Launching Customer/Innovatiegericht inkopen: het aangekondigde onderzoek wordt niet meer uitgevoerd.

3. Een excellent ondernemings- en vestigingsklimaat

Algemene doelstelling

De fundamenten van het Nederlandse ondernemingsklimaat zijn ten opzichte van het buitenland goed op orde en de afgelopen jaren op onderdelen verbeterd 36. Zo kent Nederland een relatief hoge arbeidsproductiviteit en arbeidsparticipatie, een relatief hoog opgeleide beroepsbevolking en een relatief lage werkloosheid. Verder vertoont het ondernemerschap in Nederland al jaren een stijgende trend. Zo is het aantal personen dat zelfstandig ondernemer is geworden in Nederland de afgelopen jaren toegenomen en ook verbeterd ten opzichte van het buitenland, Nederland is zelfs ondernemender dan de VS. Ook zijn we koploper in de EU op het gebied van aankomende en startende ondernemers 37. Op de ranglijst van het World Economic Forum (WEF)38 is Nederland in 2011 gestegen van een 8e naar een 7e plaats. De ambitie is echter om een top 5 positie te bereiken. Het nieuwe bedrijvenbeleid van dit kabinet geeft hier invulling aan. Met dit beleid schept het kabinet de ruimte voor bedrijven – groot en klein – om te ondernemen, te innoveren, te investeren en te exporteren. Dit gebeurt door overbodige en knellende regels te schrappen, door te zorgen voor goede financieringsmogelijkheden, een laagdrempelige toegang voor ondernemers tot informatie en advies en minder specifieke subsidies in ruil voor lastenverlichting. Hiernaast richt het bedrijvenbeleid zich op versterking van de topsectoren van de Nederlandse economie. Dit gebeurt door een nieuwe aanpak, waarin de gouden driehoek van ondernemers, onderzoekers en de overheid gezamenlijk werken aan het oplossen van knelpunten en het benutten van kansen. Ondernemers en onderzoekers zitten aan het stuur, de overheid inspireert, faciliteert en brengt partijen bij elkaar en borgt uiteraard publieke belangen. Tien topteams hebben in 2011 ambitieuze agenda’s opgesteld voor de versterking van hun sector. Het kabinet heeft op 13 september 2011 aangegeven de agenda’s op hoofdlijnen over te nemen en de topteams gevraagd om hun agenda’s verder uit te werken en te concretiseren. Eind 2011 hebben de topteams in dit kader voorstellen ingediend voor human capitalagenda’s en innovatiecontracten.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Kengetallen

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie

2011

Ambitie

Global Competitiveness Index

     

Ambitie In 2020 een top-5-positie

– Positie van Nederland

10e

8e

7e

 

Bron: World Economic Forum, Global Competitiveness Report 2011–2012, 2011

       

Investeringsquote van bedrijven

       

– Nederland1

Bron: CPB

14,1%

13,5%

14½%

 

Doing Business Index

Wereldbank

       

– Positie van Nederland

29e

29e

31e

 

Bron: Doing Business report 2011

       

Ondernemersquote

Bron: EIM

       

– Nederland2

12,1%

12,2%

12,2%

 

– EU-15-gemiddelde

12,1%

nnb

nnb

 

Bron: Internationale benchmark ondernemerschap, 2011

TEA-index

       

– Nederland

7,2%

7,2%

8,2%

 

Bron: GEM, Global Entrepreneurship Monitor, 2011

Aandeel snelle groeiers

Realisatie 2003/2006

Realisatie 2004/2007

Realisatie 2005/2008

 

Nederland

7,2%

11,0%

13,0%

 

Bron: EIM, Internationale benchmark ondernemerschap, 2011

X Noot
1

De cijfers van 2009 en 2010 zijn aangepast ten opzichte van jaarverslag 2010, naar aan leiding van herziene cijfers van het CPB

X Noot
2

2010 betreft een tweede schatting, 2011 een eerste schatting

Toelichting

Het Nederlandse ondernemingsklimaat behoort sinds 2007 tot de top-10 volgens de Global Competitiveness Index (GCI) van het World Economic Forum (WEF). De ambitie is echter om een top-5 positie te bemachtigen. Dat is nog niet bereikt, maar in 2011 zijn we gestegen naar plaats 7. Op de Doing Business Index van de Wereldbank is Nederland 2 plaatsen gezakt, voornamelijk omdat het ondernemingsklimaat in andere landen sneller is verbeterd dan in Nederland.

De ondernemersquote (het aandeel ondernemers in Nederland) is gestegen van 10,7% in 2004 naar 12,2% in 2011. Het aantal personen dat zelfstandig ondernemer is, is sterker toegenomen dan in andere EU-landen en ligt nu rond het EU-gemiddelde. De Total Entrepreneurial Activity (TEA) index (het aandeel aankomende en startende ondernemers) is in 2011 gestegen naar 8,2%, daarmee scoren we wereldwijd een 3e plaats. Onderzoek van Van Stel en Van Praag 41 heeft uitgewezen dat Nederland nu rond het optimale niveau zit qua aantal ondernemers. De komende jaren zal de nadruk dan ook meer komen te liggen op kwalitatieve aspecten van ondernemingen.

De ondernemersquote en de TEA-index meten vooral de kwantiteit van het ondernemerschap. Om een beeld te krijgen meer kwalitatieve aspecten van het ondernemerschap kijken we naar de investeringsquote en het aandeel snelle groeiers. Juist ondernemingen die investeren en groeien blijken een positief effect te hebben op economische groei en werkgelegenheid. De investeringen door Nederlandse bedrijven zijn gestegen in 2011. Het CPB verwacht dat de investeringen licht zullen stijgen naar 14¾% in 2012, hoewel dit gezien de dalende conjunctuur in de praktijk lager uit zou kunnen gaan vallen. Het aantal snelle groeiers is na de forse stijging vorig jaar ook dit jaar gestegen naar 13,0%. Internationaal gezien scoren we echter nog steeds middelmatig, waar we een aantal jaar geleden nog fors achterliepen. Dit laat zien dat het ondernemings- en vestigingsklimaat ook voor groeiende ondernemingen is verbeterd de afgelopen jaren.

Budgettaire gevolgen van beleid

3. Een excellent ondernemings- en vestigingsklimaat (bedragen x € 1 000)
 

Realisatie

vastgestelde begroting 2011

Verschil 2011

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

1 143 996

1 183 684

1 867 285

1 343 832

2 252 034

– 908 202

Waarvan garantieverplichtingen

624 488

862 412

1 459 543

1 192 913

1 935 000

– 742 087

Uitgaven

319 739

415 862

372 707

415 372

490 134

– 74 762

programma

300 741

392 801

345 954

386 269

471 817

– 85 548

OD 1: Bevorderen level playing field

19 802

24 062

19 863

19 517

37 969 

– 18 452

– Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw (garantieverplichting)

       

 9 000

– 9 000

– Innovatieregeling Scheepsbouw

6 254

5 646

5 762

10 079

9 500

579

– BSRI

13 112

18 093

14 006

9 438

19 469

– 10 031

– Codema-regeling

436

323

95

     

– OD 2: Stimuleren meer en beter ondernemerschap

53 921

143 287

133 845

153 140

179 761

– 26 621

– BBMKB (garantieverplichting)

30 204

55 561

64 534

73 605

27 377

46 228

– Groeifinancieringsfaciliteit/GO (garantieverplichting)

 

48 123

8 750

14 308

72 000

– 57 692

– Microkredieten

4 973

9 930

5 151

851

4 928

– 4 077

– Actieplan Veilig Ondernemen

453

2 867

17 447

8 224

3 508

4 716

– Ondernemerschap en Onderwijs

2 645

12 816

21 151

16 768

17 933

– 1 165

– Valorisatie

     

11 198

15 298

– 4 100

– Seed

     

10 507

25 295

– 14 788

– Bevorderen Ondernemerschap

6 841

6 164

10 459

10 730

7 656

3 074

– Bijdragen aan instituten

8 805

7 826

6 353

6 167

4 781

1 386

– Afwikkeling BBH-regeling

1 4831

1 2171

9751

782

985

– 203

OD 3: Benutten van gebiedsgerichte economische kansen in (inter)nationaal concurrerende clusters

219 419

217 813

186 503

204 711

250 810

– 46 099

– Pieken in de Delta 2

29 444

65 165

100 530

107 393

165 876

– 58 483

– Europese structuurfondsprogramma’s

37 655

16 873

33 328

59 437

41 762

17 675

– Bedrijventerreinen

15 212

37 741

24 331

2 784

27 929

– 25 145

– Regionale ontwikkelingsmaatschappijen

8 616

31 841

7 751

8 034

7 295

739

– Andere gebiedsgerichte bijdragen

110 684

47 702

3 066

8 642

7 898

744

– Toerisme

17 808

18 491

17 497

18 421

17 650

771

– Subsidietaakstelling

       

– 17 600

17 600

             

Algemeen

7 599

7 639

5 743

8 901

3 277

5 624

– Onderzoek en Ontwikkeling

7 599

7 639

5 743

8 901

3 277

5 624

             

Apparaat

18 996

23 060

26 753

29 103

18 317

10 786

– Personeel Ondernemen

12 317

13 122

13 823

16 824

13 442

3 382

– Bijdrage aan Agentschap NL

6 679

9 938

12 930

12 279

4 875 

7 404

             

Ontvangsten

40 215

56 109

108 405

77 797

105 772

– 27 975

Ontvangsten ruimtelijk economisch beleid

2 282

3 247

13 082

24 822

 

24 822

Ontvangsten BBMKB

26 753

20 106

26 519

32 674

25 230

7 444

Ontvangsten Groeifinancieringsfaciliteit/GO

556

2 382

9 662

15 156

68 000

– 52 844

Ontvangsten garantieregeling Scheepsbouw

       

10 000

– 10 000

Ontvangsten uit het FES fonds

2 645

19 816

53 548

     

Diverse ontvangsten

7 978

10 559

5 594 

5 146

2 542

2 604

Ontvangsten oud beleid

2 584 1)

862 1)

548 1)

     
X Noot
1

Afwikkeling BBH-regeling en ontvangsten oud beleid werden t/m 2010 op artikel 23 verantwoord.

X Noot
2

Inclusief budget Sterke Regio’s en Nota Ruimte-projecten

Toelichting op de verplichtingen

De lagere realisatie bij de verplichtingen wordt voor het grootste gedeelte veroorzaakt door:

  • Geen realisatie bij de Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw (€ 1 mld). Eind 2010 heeft de Europese Commissie (EC) ingestemd met een gewijzigde opzet van de oorspronkelijke regeling. De gestelde voorwaarden werden echter als te zwaar gezien en hebben in 2011 tot nader overleg met de EC geleid. Als gevolg daarvan is tot nu toe geen gebruik gemaakt van de regeling.

  • Bij de BMKB is het garantieplafond in 2011 opgehoogd in verband met de toegenomen vraag naar het instrument tijdens de laagconjunctuur en de verruimde voorwaarden van de regeling (€ 144 mln).

  • Verder is er een bijstelling geweest bij de Garantie Ondernemingsfinanciering. De bijstelling bij de GO betreft enerzijds het opnieuw beschikbaar stellen van onbenutte garantieruimte uit 2010 in 2011 bij Miljoenennota. Hiervan is € 268 mln benut in 2011.

Toelichting op de programma-uitgaven

Operationele doelstelling 1: Bevorderen level playing field

Om te zorgen voor een eerlijk speelveld (level playing field) heeft EL&I in 2011 gewerkt aan het wegnemen van marktverstoringen als gevolg van het optreden van overheden. Het gaat hier bijvoorbeeld om de inzet in EU- en WTO-verband (zie ook artikel 1 en 5), maar ook om specifieke (bilaterale) contacten en interventies in binnen- en buitenland. De zorg voor een eerlijk speelveld is ook een belangrijk thema in de agenda's van de topsectoren (onder andere Agro&Food, Chemie en High Tech Systems en Materialen). Als reactie hierop heeft het kabinet onder andere besloten om de capaciteit van het Meldpunt Handelsbelemmeringen (voorheen Crashteam Oneerlijke Concurrentie) te vergroten (zie artikel 5), nationale koppen op EU-regelgeving op te sporen en te verwijderen en te zorgen dat er geen nationale koppen bijkomen. In aanvulling op deze algemene lijn is het soms ook noodzakelijk om de verstoring op nationaal niveau te repareren via gerichte maatregelen. In 2010 gold dit specifiek voor de defensiegerelateerde industrie en de scheepsbouw, waar mede door specifieke instrumenten ongewenste verstoringen in het speelveld van deze sectoren zijn tegengegaan. Hierdoor kon de orderportefeuille in deze sectoren op peil blijven. Ook heeft het kabinet als gevolg van de agenda van de topsector chemie zich in 2011 ingezet op verbetering van de werking van het Emission Trading System (ETS).

Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw

De oorzaak van het niet realiseren van uitgaven en ontvangsten is dat eind oktober 2010 de Europese Commissie heeft ingestemd met een gewijzigde opzet van de regeling. In 2011 heeft met banken en de scheepsbouwsector overleg plaatsgevonden over, de door de Europese Commissie aangegeven, voorwaarden. Op basis van dit overleg is aan de Europese Commissie gevraagd om herziening van de voorwaarden. Voorzien wordt dat de Europese Commissie hierover begin 2012 uitsluitsel geeft.

Innovatieregeling Scheepsbouw

In 2011 zijn in het kader van de Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw 9 aanvragen gehonoreerd met een totale subsidie van € 4,2 mln. Het beschikbare budget is hiermee volledig uitgeput. Hiermee wordt bij de Nederlandse scheepswerven voor € 56 mln aan scheepsbouwinnovatieprojecten gerealiseerd. Deze innovatieprojecten zijn onderdeel van orders met een totale omzet van bijna € 330 mln.

Besluit Subsidies Regionale Inversteringsprojecten (BSRI)

De lagere realisatie bij de BSRI is veroorzaakt door 1) opgelopen vertraging bij de projectrealisatie (4 projecten), 2) voorkeur van de subsidieaanvrager om af te rekenen bij definitieve vaststelling in een later jaar (2 projecten) en 3) definitieve subsidievaststelling in behandeling (3 projecten).

Defensie Industrie Strategie (DIS)

De DIS (TK, 31 125 nr. 1, verzonden 27 augustus 2008) beschrijft de mogelijkheden van de overheid om een bijdrage te leveren aan de positie van de Nederlandse defensie gerelateerde industrie in nationale en internationale netwerken voor de ontwikkeling, productie en instandhouding van defensiematerieel. Hierbij zetten zowel het Ministerie van EL&I als het Ministerie van Defensie zich in voor een open, concurrerende internationale markt voor defensiematerieel, het bevorderen van de mogelijkheden voor de Nederlandse defensie gerelateerde industrie en het versterken van de concurrentiekracht van deze industrie op kansrijke gebieden.

Hoewel de tijdshorizon van de DIS 10 jaar is nopen de internationale ontwikkelingen, de beleidsbrief «Defensie na de kredietcrisis: een kleinere krijgsmacht in een onrustige wereld» en de implementatie van de EU-richtlijn 2009/81/EEG in de Aanbestedingswet op het terrein van Defensie en Veiligheid tot een evaluatie en actualisatie van de DIS.

Compensatiebeleid

Met het compensatiebeleid wordt verzekerd dat de aanschaf door het Ministerie van Defensie van buitenlands defensiematerieel voor 100% wordt gecompenseerd met orders voor de Nederlandse industrie. Hierbij streeft EL&I naar een zo hoog mogelijk percentage opdrachten voor het defensie gerelateerde bedrijfsleven. De implementatie van de EU-richtlijn 2009/81/EEG in de Aanbestedingswet op het terrein van Defensie en Veiligheid zal tot een aanpassing van het compensatiebeleid leiden.

In 2011 is voor € 388 mln aan compensatieverplichtingen ingevuld, waarmee het 5-jaars voortschrijdende gemiddelde komt op € 532 mln. Vanwege het projectmatige karakter vertoont de gerealiseerde compensatie een schommeling over opeenvolgende jaren.

Prestatie-Indicatoren

Basiswaarde

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Gerealiseerde invulling compensatieverplichtingen

€ 557

(520) mln

€ 552

(566) mln

€ 482

(548) mln

€ 388

(532) mln

Minimaal € 450 mln gemiddeld over 5 jaar

Bron: Compensatie administratiesysteem EL&I

De indicator geeft het bedrag weer waarmee buitenlandse industriële partijen, door middel van bestedingen bij Nederlandse bedrijven, hun verplichtingen hebben vervuld jegens EL&I ter compensatie van aanschaffingen van buitenlands materieel door het ministerie van Defensie ( ) =5 jaars voortschrijdend gemiddelde.

Operationele doelstelling 2: Stimuleren meer en beter ondernemerschap

Het gaat goed met ondernemerschap in Nederland. De ontwikkelingen van de afgelopen jaren tonen aan dat het beleid gericht op het wegnemen van drempels en stimuleren van kansen zijn vruchten afwerpt. In 2011 is gewerkt aan het zorgen voor financiering voor ondernemers, en het opzetten van de ondernemerspleinen, waar ondernemers op één adres al hun overheidszaken kunnen regelen.

Besluit Borgstellingskrediet Midden- en Kleinbedrijf (BMKB)

De uitgaven en ontvangsten van de BMKB zijn in 2011 hoger dan geraamd. De hogere uitgaven zijn te wijten aan een hoger aantal faillissementen als gevolg van de economische en financiële crisis, waardoor in het verleden aangegane borgstellingsverplichtingen nu leiden tot schadedeclaraties. De hogere ontvangsten zijn het gevolg van de hogere benutting van de regeling in 2011, waardoor er ook meer afsluitprovisie voor borgstellingskredieten wordt ontvangen.

Medio 2011 is het plafond voor borgstellingskredieten verhoogd tot € 1 mld, waarvan € 909 mln ofwel 91% is uitgeput. De streefwaarde van 80% benutting van het oorspronkelijk plafond van € 765 mln is daarmee ruimschoots gehaald. De benutting hangt samen met de ontwikkeling van de conjunctuur en de risicoperceptie van de banken.

Prestatie-indicatoren

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

BMKB-Benutting (in procenten)

81%

75%

92%

91%

Minimaal 80%

Bron: AgentschapNL

Groeifinancieringsfaciliteit / Garantie Ondernemersfinanciering (GO)

De benutting van de Groeifinancieringsfaciliteit is net als in voorgaande jaren laag. De uitgaven (schades) zijn daarom ook lager. De oorzaken voor de structureel lage benutting worden onderzocht in de beleidsevaluatie die in november 2011 is gestart. De benutting van de GO is lager dan voorzien en ook lager dan het voorgaande jaar. Hierdoor zijn minder premies ontvangen, waardoor de schades en afstorting aan de interne reserve (lees: uitgaven) ook lager uitvallen.

Van het garantiebudget Groeifinancieringsfaciliteit van € 170 mln voor 2011 is € 11,7 mln benut; de streefwaarde van € 80 mln benutting is daarmee niet gehaald. In 2011 is € 255,2 mln aan garanties onder de GO gefiatteerd.

Prestatie-indicatoren

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Groeifinancieringsfaciliteit – jaarlijks bedrag aan afgesloten financieringscontracten

€ 23 mln

€ 10 mln

€ 25 mln

€ 12 mln

€ 80 mln

Bron: AgentschapNL

Microfinanciering

Voor kleine bedrijven en startende ondernemers is het zogenaamde microfinancieringsbeleid ontwikkeld. Microfinanciering bestaat uit een krediet tot € 35 000. Daarnaast krijgt de ondernemers begeleiding voor de start en coaching na de start van het bedrijf.

Juni 2011 is de evaluatie inclusief een besluit over voortzetting van de twee pilots om microkrediet landelijk beschikbaar te maken naar de Kamer gestuurd 46. Qredits is na afloop van de pilotperiode nog actief en zal vanaf november 2011 gedurende één jaar kredieten tot € 50 000 verstrekken. Om dit mogelijk te maken heeft EL&I een aanvullende subsidie van € 1,8 mln verleend aan stichting Microfinanciering en Ondernemerschap Nederland in de zomer van 2011. Het betreft een investeringssubsidie, om een business case voor coaching op te zetten, die zich vanaf medio 2014 zelf kan bedruipen.

De SZW-borgstellingsregeling was een tijdelijke regeling en is per 1 januari 2011 tot een eind gekomen.

In 2011 heeft Qredits 1 000 kredieten verstrekt. Dit is een verdubbeling van het aantal kredieten in 2010. Vanwege o.a. de kwaliteit van de ondernemersplannen heeft Qredits minder kredieten kunnen verstrekken dan de ambitie was, namelijk 1 200. Met de intensivering van de subsidie aan stichting Microfinanciering en Ondernemerschap Nederland zal er meer en betere begeleiding voor de start gerealiseerd worden, zodat de kwaliteit van de aanvragen zal toenemen.

Prestatie-indicatoren

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Jaarlijks aantal verleende microkredieten

510

574

1 000

1 200

Bron: Qredits

Valorisatie, Onderwijs en Ondernemerschap

Programma Valorisatie heeft als doel meer en betere economische en maatschappelijke benutting van (met name) publiek gefinancierde kennis en richt zich op alle kennisdomeinen. De huidige Subsidieregeling Kennisexploitatie (SKE, onderdeel van TechnoPartner programma) en Centers of Enterpreneurship (CoE, onderdeel van actieprogramma Onderwijs en Ondernemen) regeling zijn hierin opgegaan. De subsidieregeling is per 1 juni 2010 opengesteld en gepubliceerd met een budget van € 25 mln voor het jaar 2010. In jaar 2011 is er opnieuw een budget van € 25 mln gepubliceerd. Er zijn in 2011 in totaal negen valorisatieplannen ingediend, waarvan vijf plannen gehonoreerd voor bij elkaar € 25 mln. Doordat het aantal ontvangen aanvragen bij Valorisatie is achter gebleven bij de oorspronkelijke raming zijn er in 2011 minder uitgaven gerealiseerd.

De afgelopen jaren is er een stevige basis gelegd in het onderwijs, vooral in het MBO en het hoger onderwijs, om jonge mensen te stimuleren in hun ondernemerschap en ondernemendheid. Hieraan heeft een stevige investeringsimpuls van de overheid ten grondslag gelegen, met name via de regelingen «Onderwijs Netwerk Ondernemen» en «Centers of Entrepreneurship». In het MBO is vanaf het schooljaar 2011 – 2012 het ondernemerschap via een certificeerbare eenheid (CE) ondernemerschap verankerd in de landelijke kwalificatiestructuur. De Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) is in 2011 gestart met de ontwikkeling van een bijzondere kenmerk «Ondernemendheid» in het hoger onderwijs. Vanaf 2012 kunnen opleidingen/instellingen het bijzonder kenmerk «Ondernemendheid» definitief aanvragen bij de NVAO.

Op 6 oktober heeft het kabinet haar ambities op het gebied van onderwijs en ondernemen aan de Tweede Kamer gestuurd.

Prestatie-indicatoren

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Aantal nieuwe technostarters dat voortkomt uit de SKE-regeling

197

494

4281

2102

180

Aantal participaties dat vanuit Seed-fondsen wordt gedaan in technostarters

33

23

291

322

30

Bron: AgentschapNL

X Noot
1

Herziene cijfers ten aanzien van indicatoren jaarverslag 2010

X Noot
2

Voorlopig cijfer, nog niet alle rapportages en participaties zijn ontvangen

Seed

Er zijn in 2011 voldoende aanvragen ingediend, maar de ingediende (fonds)voorstellen waren veelal kwalitatief niet voldoende of onvolledig. Van de 11 aanvragen zijn er 3 gehonoreerd voor een totaalbedrag van € 12 mln. Voornaamste knelpunt bij de andere aanvragen is dat zij meer tijd nodig hebben om privaat kapitaal aan te trekken. De verwachting is dat in 2012 deze voorstellen voor een groot deel wel van de grond komen.

Groeiversneller

In 2011 is een mid-term evaluatie gehouden door het Programma Groeiversneller in samenwerking met het CBS. Uit de evaluatie blijkt dat ondernemers die in 2009 aan het programma «groeiversneller» begonnen, in dat jaar 22 % meer omzet maakten dan ondernemers in de controlegroep. Ook de gemiddelde toename van het aantal medewerkers (+8 %) is veelzeggend. Daarnaast lieten de deelnemende ondernemers meer groei in het buitenland zien (+55 %) en gaven ze meer uit aan innovatie en productontwikkeling (+45 %).

Veiligheid

De regeling Veiligheid Kleine Bedrijven was ook in 2011 succesvol. De hogere realisatie wordt veroorzaakt doordat bedrijven sneller hun veiligheidsmaatregelen hebben getroffen en de subsidieaanvragen daarvoor hebben ingediend. Eerder was juist de verwachting dat dit langzamer zou verlopen.

Reeds half oktober was de subsidie voor alle 10 000 beveiligingsscans aangevraagd. De evaluatie van de regeling is in 2011 uitgevoerd en zal in het eerste kwartaal 2012 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

In 2011 zijn alle 13 pilotprojecten Winkelstraatmanagement in uitvoering genomen. Met een bijdrage van EL&I hebben 12 gemeenten in samenwerking met ondernemers een winkelstraatmanager aangesteld voor een periode van minimaal 2 jaar. In 2011 is ook begonnen met kennisuitwisseling om de winkelstraatmanagers zo effectief mogelijk te laten opereren richting ondernemers en gemeenten. Deze kennis en ervaring wordt gebundeld in een handboek winkelstraatmanagement dat in de eerste helft van 2012 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Verder zijn circa 55 nieuwe bedrijfsinvesteringszones (BIZ) experimenten gerealiseerd, waarmee het voor ondernemers mogelijk wordt om gezamenlijk te investeren in een veilige en aantrekkelijke bedrijfsomgeving waarbij alle ondernemers meebetalen. Dit brengt het totaal op ongeveer 90.

Tot slot is de regeling Aanpak Urgente Bedrijvenlocaties geëvalueerd. Deze zal, samen met een brochure over lokale samenwerking voor veiligheid, in 2012 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Met deze regeling zijn 43 subsidies verleend aan publiek private samenwerkingen voor beveiligingsprojecten op bedrijventerreinen en winkelgebieden waar de onveiligheid een acute bedreiging vormde en waar een snelle en kordate aanpak noodzakelijk was.

Verminderen regeldruk

Het regeldrukbeleid is sinds het aantreden van het nieuwe kabinet vernieuwd. Er is geen aparte departementale Administratieve Lasten-reductiedoelstelling meer voor 2011. De rijksbrede doelstelling is nu een netto reductie van 10% in 2012 ten opzichte van begin 2011.

In 2011 is voor de totale rijksoverheid een administratieve lastenvermindering gerealiseerd van in totaal € 503 mln, zijnde een reductie van per saldo 6,7% van de totale administratieve lasten. Belangrijke maatregelen die gerealiseerd zijn: het vervangen van veel milieuvergunningen door algemene regels, het vereenvoudigen van belastingaangiften en een vereenvoudigde declaratiesystematiek in de zorg. Het verschil ten opzichte van de geraamde reductie wordt verklaard doordat invoering van het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering van het BV recht met een jaar is doorgeschoven.

Prestatie-indicatoren

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie

2011

Streefwaarde 2011

Administratieve lasten vermindering

door EL&I als vakdepartement (cumulatief)

– 6,2%

– 18,0%

– 21,8%

vervallen

– 31,5%

Bron: EL&I

Operationele doelstelling 3: Benutten van gebiedsgerichte economische kansen in (inter)nationaal concurrerende clusters

Om regio’s te laten bijdragen aan de versterking van de concurrentiekracht en ter verbetering van het vestigingsklimaat richtte EL&I zich op economische structuurversterking in top- en grensregio’s. Leidraad hierbij is het bedrijvenbeleid van het kabinet waarin de samenwerking met en tussen decentrale overheden, bedrijven en kennisinstellingen een centrale plek inneemt. Na een economische visie op de lange termijnontwikkeling van Mainport Rotterdam werd in 2011 met een economische visie voor de Noordvleugel van de Randstad en een reactie op de visie en uitvoeringsagenda Brainport 2020 het belang van beleidsaandacht voor de topregio’s beschreven. Als uitwerking van de visie op de Mainport Rotterdam presenteerde het Havenbedrijf Rotterdam in 2011 de Havenvisie 2030. Bij het benutten van gebiedsgerichte economische kansen speelden een instrument als de Europese Structuurfondsen een belangrijke rol. Met name de middelen voor de innovatieprioriteit voor de huidige periode zijn bijna volledig gecommitteerd. Daarnaast stond 2011 in het teken van de decentralisatie van het regionaal economisch beleid waaronder een eenmalige uitkering van in totaal € 34,8 mln aan de decentrale overheden (de zogeheten zachte landing van de Pieken in de Delta regeling).

Gebiedsgericht Economisch Beleid

Het gebiedsgerichte economische beleid richtte zich in 2011 op het verbinden van regionale inspanningen met het bedrijvenbeleid van het kabinet ter versterking van de nationale topsectoren. Daarnaast zijn in het kader van de decentralisatie van het regionaal economisch beleid verschillende instrumenten (middelen) gedecentraliseerd zoals het bedrijventerreinenbeleid en een deel van de middelen voor Sterke Regio’s.

Pieken in de Delta

De lagere realisatie wordt voor grootste gedeelte veroorzaakt door het decentraliseren van een aantal projecten naar verschillende gemeenten en provincies, door middel van overhevelingen naar het Gemeente- en Provinciefonds. De regeling Pieken in de Delta, die bestond van 2006 tot 2010, is niet verlengd. In deze periode heeft de regeling bijgedragen aan verbeterde samenwerking tussen overheden, bedrijven en kennisinstellingen, versterking van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en het ontstaan van nieuwe producten en diensten. In 2011 is bijvoorbeeld het project viPps van start gegaan. viPps is een life sciences project dat de uitwisseling van kennis op het gebied van infectieziekten die schadelijk zijn voor mens en dier bevordert. Een ander voorbeeld is Dinalog Lab, een lab waar logistieke bedrijven samenwerken aan het ontwikkelen van nieuwe logistieke concepten om een abrupte overgang te voorkomen is met de decentrale overheden uit de verschillende landsdelen (Noord, Oost, Zuid, Noordvleugel en Zuidvleugel) een eenmalige uitkering overeengekomen van in totaal € 34,8 mln, de equivalent van circa de helft van het budget dat jaarlijks voor Pieken in de Delta beschikbaar was. De decentrale overheden zijn zelf verantwoordelijk voor de inzet van de middelen. Zuid Oost Nederland heeft er voor gekozen om de middelen bij de najaarstender 2010 van Pieken in de Delta te voegen. Hierdoor zijn goede projecten, die anders door gebrek aan middelen afgewezen zouden worden, toch gehonoreerd.

Prestatie-indicator

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Gevraagde subsidie als percentage van het budget per regio

178%

200%

Programma beëindigd

100%

Totale projectkosten als percentage van de totale beschikbare subsidie per regio

326%

286%

Programma beëindigd

300%

Bron: Agentschap NL

Sterke Regio’s

Voor vier regio’s is de vorige kabinetsperiode € 125 mln beschikbaar gesteld uit het FES, bedoeld voor ambitieuze investeringen die het internationale vestigingsklimaat versterkten door het beschikbaar stellen van nieuwe technologieën, gezamenlijke faciliteiten of vergroting van de bereikbaarheid.

Van een aantal ten tijde van de Wet FES goedgekeurde projecten wordt de verantwoordelijkheid overgedragen aan decentrale overheden.

Van Sterke regioprojecten die niet zijn goedgekeurd ten tijde van de Wet FES is de besluitvorming belegd bij EL&I. Drie projecten zijn in deze fase goedgekeurd, te weten Groen Gas hub Wijster, Rotterdam Cool Port en verduurzaming Waddenglas. Rotterdam Cool Port betreft een knooppunt van modaliteiten in de haven van Rotterdam om de aanvoer, op- en overslag van koelcontainers zo efficiënt mogelijke te kunnen laten verlopen. In het kader van de decentralisatie van het regionaal economisch beleid is met de landsdelen Noord en West afgesproken dat middelen voor deze drie projecten per decentralisatie uitkering beschikbaar worden gesteld. De middelen voor deze projecten daarvoor zijn overgedragen aan de decentrale overheden.

Prestatie-indicator

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Uitgelokte investeringen

€ 173 mln

€ 205 mln

Programma beëindigd

€ 375 mln

Bron: EL&I

Structuurfondsen/ Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO)-cofinanciering

Bij het benutten van gebiedsgerichte economische kansen speelden de Europese Structuurfondsen in 2011 een belangrijke rol. Zo ontving het Nederlands Centrum voor Elektronen Nanoscopie (NeCEN), een consortium van de belangrijkste Nederlandse universiteiten en onderzoeksinstellingen op het gebied van life sciences, een EFRO subsidie voor een tweede cryo transmissie elektronenmicroscoop. Hiermee kunnen wetenschappers in Leiden meer details van celstructuren zichtbaar maken dan tot nu toe in Nederland mogelijk was. Een ander project dat Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO) subsidie ontving heeft tot doel robottechniek te ontwikkelen voor primaire productiebedrijven in de tuinbouw, door middel van experimenten met innovatieve pilots in de witlofsector. De structuurfondsenprogramma’s verliepen in 2011 opnieuw succesvol. Hierdoor werden meer reeds toegekende Rijkscofinancieringsmiddelen opgevraagd in 2011 wat heeft geleid tot grotere kasuitputting dan geraamd. Met name de innovatieprioriteit liep zeer goed, de beschikbare middelen voor de periode 2007–2013 zijn bijna volledig gecommitteerd. De overige twee prioriteiten, het aantrekkelijk maken van steden en regio’s als vestigingsplaats voor mensen en bedrijven, lopen volgens planning. 2011 heeft daarnaast beleidsmatig in het teken gestaan van de onderhandelingen over de toekomst van het cohesiebeleid in Europa.

De meest recente vastgestelde cijfers omtrent uitgelokte investeringen betreffen 2010.

Prestatie-indicator

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2015

Uitgelokte investeringen (exclusief rijkscofinanciering) (cumulatief) 1

€ 759 mln

€ 1 200 mln

nnb 2

€ 324 mln

Bron: Jaarverslagen MA’s D2-programma’s

       

Grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden (projecten) (cumulatief)

161

207

nnb

770

Bron: projectenlijst websites D3-programma’s

       
X Noot
1

De realisatiewaarden betreffen de aangegane committeringen

X Noot
2

Gegevens komen in juni 2012 beschikbaar

Bedrijventerreinen

Besloten is tot de decentralisatie van het bedrijventerreinenbeleid. Met de decentralisatie ligt de verantwoordelijkheid voor de regie en toezicht op de uitvoering van het beleid nu bij de provincies. De afspraken convenant Bedrijventerreinen 2010–2020 blijven van kracht tot en met 2013. Door decentralisatie van een aantal Toppers en de middelen voor bedrijventerreinen en door vertraging in de uitvoering van overige Topper-projecten vallen de uitgaven in 2011 lager uit

Toerisme

In 2011 was er sprake van een groei van de inkomende reismarkt. In 2011 bezochten op basis van een voorlopige schatting 11,3 miljoen buitenlandse verblijfsgasten ons land (bron: CBS). Dat is een nieuw record. EL&I bevordert het inkomend toerisme door middel van de internationale marketing en congreswerving van het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC). Mede dankzij de inspanningen van het NBTC hebben in de periode 2008–2011 ruim 42 miljoen buitenlandse bezoekers ons land bezocht.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Personeel Ondernemerschap

Door een aantal personele verschuivingen binnen het ministerie zijn er op artikel 3 meer uitgaven gerealiseerd op het onderdeel personeel.

Bijdrage aan Agentschap NL

De uitgaven voor Agentschap NL zijn hoger dan geraamd in de oorspronkelijk vastgestelde begroting omdat jaarlijks uit de geraamde budgetten voor de regelingen die in uitvoering zijn bij het Agentschap de nodige middelen worden vrijgemaakt ter financiering van de uitvoeringskosten.

Daarnaast is een vordering die uit de afrekening over 2010 voortvloeide ingezet ter dekking van de opdracht 2012 en verrekend met het eerste voorschot voor 2012.

Toelichting op de ontvangsten

Ruimtelijk Economisch Beleid

Vanwege de eindafrekening van oude Europese programma’s zijn er middelen terugontvangen van verschillende provincies.

Besluit Borgstellingskrediet Midden- en Kleinbedrijf (BMKB)

Zie toelichting bij de uitgaven.

Groeifinancieringsfaciliteit/Garantie Ondernemingsfinanciering

Zie toelichting bij de uitgaven.

Garantieregeling Scheepsnieuwbouw

Zie toelichting bij de uitgaven.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort Onderzoek

Onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Effectonderzoek ex post

BMKB

3.2

2009

2011

TK, 31 311, nr. 82

 

Pilot Microkredieten (Financiering)

3.2

2010

2011

TK, 31 311, nr. 80

 

Subsidieregelingen Aanpak Urgente Bedrijfslocaties en Subsidieregeling Bestrijding Winkelcriminaliteit

3.3

2010

2011

Zie toelichting

 

Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw

3.1

2012

2012

 
 

Evaluatie NBTC

3.3

2011

2011

TK, 26 419, nr. 46

 

Handelsregisterwet 2007

3.1

2011

2012

 
 

Groeifaciliteit

3.2

2011

2012

 

Overig evaluatie onderzoek

Kenniscentrum MVO

3.2

2010

2010

TK, 26 485, nr. 102

 

Onderzoek Expertgroep Bedrijfsfinanciering

3.2

2011

2011

TK, 31 311, nr. 82

Toelichting

  • Zoals eerder in het jaarverslag EL&I 2010 (TK, 32 710 XIII nr. 1, vergaderjaar 2010–2011) gemeld wordt de aangekondigde beleidsdoorlichting «Benutten van gebiedsgerichte economische kansen» gecombineerd met het OESO onderzoek «Territorial review of spatial economic policy in the Netherlands».

  • In de begroting 2011 stond al vermeld dat de aangekondigde beleidsdoorlichting «Bevorderen level playing field» wordt gecombineerd met de evaluatie van de subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw.

  • Subsidieregelingen Aanpak Urgente Bedrijfslocaties en Subsidieregeling Bestrijding Winkelcriminaliteit: evaluatie is afgerond en wordt in de eerste helft van 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden.

  • Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw (SIZ): evaluatie van de SIZ heeft in 2011 niet plaatsgevonden omdat dat het laatste jaar van de SIZ zou zijn. Intussen heeft de Europese Commissie het steunkader verlengd tot en met 2013. Evaluatie zal nu plaatsvinden in 2012.

  • De afronding van de evaluatie Handelsregisterwet wordt 2012.

4. Doelmatige en duurzame energiehuishouding

Algemene doelstelling

Een doelmatige en duurzame energiehuishouding

In het energierapport 2011 heeft het kabinet zijn lange termijn visie op het energiebeleid bekend gemaakt. Het uitgangspunt van het energierapport is een economische en internationale aanpak waarbij de kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven bij verduurzaming van de energiehuishouding voorop staan. Het energierapport onderstreept het belang van duurzame energiehuishouding en mindere afhankelijkheid van schaarse fossiele brandstoffen waarbij meer geprofiteerd moet worden van de sterke Nederlandse energiesector.

Externe factoren

Internationalisering, investering in winning van olie en gas en de ontwikkeling van nieuwe (duurzame) technologieën hebben een grote invloed op de energievoorziening en de prijs van energie op langere termijn. Op de kortere termijn spelen ook geopolitieke ontwikkelingen en de stand van de wereldeconomie een belangrijke rol. 2011 is een jaar waarin met name de laatste twee factoren de energiemarkten en -prijzen sterk hebben beïnvloed. Onzekerheid over de gevolgen van de onrust in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De geopolitieke ontwikkelingen hebben er aan bijgedragen dat de olieprijs in 2011 op een hoger niveau lag. Daarbij speelde ook mee dat de energievraag, met name door de nog steeds sterke economische groei in Azië, op peil bleef en pas recent is gaan dalen.

De economische crisis leidde in 2009 tot een verminderde vraag naar elektriciteit, terwijl 2010 een herstel liet zien van de vraag naar elektriciteit met 1,5%. Het Nederlandse elektriciteitsverbruik is in 2011 nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van het jaar ervoor. Het stroomverbruik liet in 2011 aanvankelijk een stijging zien, maar was in de afgelopen maanden vanwege verder uitblijven van economisch herstel langzaam aan het dalen (bron: www.tennet.org)

Ook in 2011 was er sprake van lage prijzen voor CO-2 emissierechten in de EU. Dit is nadelig voor rentabiliteit van investeringen in duurzame energie en energiebesparing.

De markten in Noord West Europa zijn meer en meer met elkaar verbonden. Beslissingen in andere lidstaten kunnen ook gevolgen hebben voor de stabiliteit en betaalbaarheid van de energievoorziening in omringende landen. Concreet voorbeeld is de Duitse beslissing om te stoppen met kernenergie. Dientengevolge zullen alle 17 Duitse kerncentrales met een totale capaciteit van ruim 20 GW in de periode tot 2022 worden gesloten. In 2011 zijn 8 kerncentrales met een totale capaciteit van ruim 8 GW definitief uit bedrijf genomen. De productie uit de kerncentrales wordt gecompenseerd door productie uit andere centrales in Duitsland en door importen uit omringende landen, waaronder Nederland.

Kengetallen

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie

2011

Energie-intensiteit (toe/M €’oo)

       

Nederland

172

174

nnb

nnb

EU-27

167

165

nnb

nnb

Bron: Eurostat

Toelichting

De energie-intensiteit geeft inzicht in het energieverbruik en energie-efficiëntie. Het wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands energiegebruik (in ton olie equivalenten) en het bruto binnenlandse product (BBP in miljoenen euro’s; constante prijzen 2000). De waarden voor 2010 en 2011 zijn nog niet beschikbaar aangezien de statistieken van Eurostat met enkele jaren vertraging worden gepubliceerd.

Kengetallen

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie

2011

1. Gewonnen volume aardgas kleine velden

Bron: TNO

36 mld m3

34 mld m3

32 mld m3

28,4 mld m3  1

2. Aantal boringen exploratie onshore en offshore

Bron: TNO

13

15

12

181

3. Aantal boringen productie onshore en offshore

Bron: TNO

14

28

35

291

4. Productie aardgas totaal

Bron: TNO

79 mld m3

74 mld m3

86 mld m3

73 mld m3 1

5. Elektriciteitsstoring in minuten per jaar

Bron: Netbeheer Nederland

22 min

26,5 min

34 min

23 min

6. Euro/dollarkoers

Bron: CBS/CPB

1,47

1,39

1,33

1,391

7. Olieprijs (dollar/vat)

Bron: CBS/CPB

97,0

61,5

79,5

111,31

8. Kwaliteit van het Nederlandse energieonderzoek gemeten als percentage van het zevende EU kaderprogramma thema energie

Bron: AgNL

8,3%

7,5%

6,8%

7,4%

X Noot
1

dit betreffen voorlopige waarden

Toelichting

  • 1 t/m 4) In het kader van voorzieningszekerheid is het van belang dat het aardgas dat zich bevindt in de Nederlandse kleine velden ook wordt gewonnen. Dit omvat zowel het produceren van reeds ontdekte velden (kengetal 1,2,3 en 4) als het exploreren van nieuwe velden (kengetal 2). EL&I stelt de randvoorwaarden middels een concurrerend mijnbouwklimaat, marktpartijen nemen de productie en exploratie voor hun rekening. Kengetal 1 geeft de totale hoeveelheid gewonnen gas uit kleine velden (onshore en offshore). Kengetal 4 geeft de totale aardgasproductie in Nederland weer, dus aardgas gewonnen uit kleine velden en het Groningerveld.

  • 5) Het aantal storingsminuten per huishouden per jaar geeft een indicatie van de leveringszekerheid van elektriciteit.

  • 6 t/m 7) De bepalende factoren voor de geraamde aardgasbaten zijn de aardgasprijs en het volume van de verkopen. De aardgasprijs is gerelateerd aan enerzijds de prijs van olie in dollars in combinatie met de euro/dollar-koers en anderzijds aan de prijs van gas die onafhankelijk van de olieprijs op de markt tot stand komt op onder andere gasbeurzen.

  • 8) De cijfers betreffen cumulatieve cijfers vanaf de start van het zevende kaderprogramma in 2007. De realisatie 2011 heeft betrekking op de periode 2007 t/m 2010. Het retourpercentage in KP7 energie voor Nederland is 7,4%. Dit is ruim boven de Nederlandse bijdrage aan het kaderprogramma thema energie van circa 5%. Bron: «Nederland in KP7», AgentschapNL, 2011.

Budgettaire gevolgen van beleid

4 Doelmatige en duurzame energiehuishouding (bedragen x € 1 000)
 

Realisatie

vastgestelde begroting 2011

Verschil 2011

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

1 213 516

1 949 003

8 194 747

3 174 394

334 493

2 839 901

Waarvan garantieverplichtingen

93 440

 

324 000

     

Uitgaven

686 227

1 097 668

1 082 797

1 046 540

1 408 098

– 361 558

programma

641 250

1 045 489

1 027 659

990 614

1 376 429

– 385 815

OD 1: Optimale ordening en werking van de energiemarkten

5 945

33 092

8 812

4 487

10 000

– 5 513

– Stadsverwarming

5 945

33 092

8 812

4 487

10 000

– 5 513

OD 2: Bevorderen van de voorzieningszekerheid

86 795

97 272

91 144

93 663

96 970

– 3 307

– Doorsluis COVA-heffing

83 334

93 464

88 646

89 292

93 000

– 3 708

– Leningen COVA (garantieverplichting)

           

– Beheer Mijnschadestichtingen

4

6

   

91

– 91

– Onderzoek en ontwikkeling bodembeheer

3 309

3 654

2 354

3 997

2 789

1 208

– Bijdrage aan diverse instituten

148

148

144

374

1 090

– 716

OD 3: Verduurzaming van de energiehuishouding

531 049

892 085

911 082

879 345

1 258 360

– 379 015

– Energie-innovatie

53 255

59 611

68 421

57 184

123 000

– 65 816

– Transitiemanagement

16 019

20 598

31 440

16 146

24 884

– 8 738

– Duurzame energie

398 081

700 747

697 592

716 367

924 345

– 207 978

– Duurzame warmte

 

9 447

24 145

19 756

31 000

– 11 244

– Straling

     

3 196

4 358

– 1 162

– Overige uitgaven duurzame energie

2 627

636

82

4 033

164

3 869

– CO2-reductieplan/Joint Implementation

20 325

53 471

12 399

13 079

38 773

– 25 694

– Carbon Capture and Storage

 

2 983

21 047

12 352

67 200

– 54 848

– Bijdrage aan ECN

40 742

44 592

55 956

37 232

44 636

– 7 404

             

Algemeen

17 461

23 040

16 621

13 119

11 099

2 020

– Bijdrage aan Algemene Energie Raad

337

109

297

 

89

– 89

– Diverse programma-uitgaven energie

12 112

8 334

8 223

8 223

8 111

112

– Onderzoek en Ontwikkeling

3 124

2 831

4 068

3 273

1 999

1 274

– BSIK

1 888

11 766

4 033

1 623

900

723

             

Apparaat

44 980

52 179

55 137

55 929

31 669

24 260

– Personeel Energie

9 167

9 834

10 809

12 887

12 272

615

– Bijdrage aan Agentschap NL

30 752

37 387

38 246

36 668

13 829

22 839

– Bijdrage aan NVWA

     

389

 

389

– SODM

5 061

4 958

6 082

5 985

5 568

417

             

Ontvangsten

8 338 406

9 540 591

5 790 691

11 299 393

10 049 911

1 249 482

Ontvangsten COVA

83 334

93 464

88 646

89 292

93 000

– 3 708

Aardgasbaten

10 469 653

11 012 889

7 657 541

11 165 588

9 900 000

1 265 588

Bijdrage aan het FES fonds

– 2 382 980

– 1 724 134

– 2 313 831

     

Ontvangsten zoutwinning

2 050

3 831

2 443

2 379

1 761

618

Ontvangsten uit het FES fonds

116 594

128 176

238 060

     

Diverse ontvangsten

49 754

26 365

117 832

42 135

55 150

– 13 015

Toelichting op de programma-uitgaven/verplichtingen

Operationele doelstelling 1: Optimale ordening en werking van de energiemarkten

Om ervoor te zorgen dat leveranciers efficiënt produceren, afnemers een efficiënte prijs betalen en vraag en aanbod zo goed mogelijk op elkaar af worden gestemd, creëert de overheid de randvoorwaarden voor een concurrerende energiemarkt. Daarnaast zorgt de rijksoverheid voor een doeltreffend reguleringskader voor het netbeheer om zo te bereiken dat de netten de markt tegen redelijke tarieven en voorwaarden faciliteren.

Warmtewet

In 2011 is een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de bestaande Warmtewet. De parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel zal in 2012 worden voortgezet.

Wet Marktmodel

In februari 2011 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de novelle en het wetsvoorstel Marktmodel, met als doel de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas te verbeteren. Hiermee is besloten tot invoering van de slimme meter met keuzevrijheid voor consumenten als uitgangspunt. Aansluitend is lagere regelgeving vastgesteld, zodat de kleinschalige uitrol van de slimme meter per 1 januari 2012 van start is gegaan. Om informatie te verkrijgen voor de geplande besluitvorming waarmee per 1 januari 2014 overgegaan wordt tot de grootschalige uitrol heeft de NMa een consumentenbarometer en een monitor van marktaspecten voorbereid. Daarnaast heeft Agentschap NL opdracht gekregen om de potentiële energiebesparing en de ontwikkeling van aan de slimme meter gerelateerde energiediensten in beeld te brengen.

EU-wetgeving met betrekking tot het derde liberaliseringpakket energiemarkt

Het wetvoorstel ter implementatie van het derde pakket energie richtlijnen is medio 2011 naar de Tweede Kamer gestuurd. In september 2011 heeft de Tweede Kamer hierover verslag uitgebracht, waarna de minister in november 2011 een nota naar aanleiding van het verslag en een nota van wijziging bij de Kamer heeft ingediend. Naar verwachting wordt het wetstraject in de eerste helft van 2012 afgerond. Met de energierichtlijnen wordt een beter werkende interne markt voor gas en elektriciteit beoogd. Deze interne markt heeft tot doel keuzevrijheid te bieden aan consumenten, zowel particulieren als ondernemingen, nieuwe kansen voor economische groei te creëren en de grensoverschrijdende handel te bevorderen. Belangrijke onderwerpen in dit wetsvoorstel betreffen intensivering van grensoverschrijdende samenwerking tussen Transmission System Operators (TSO’s) en toezichthouders, versterking van de onafhankelijkheid van de toezichthouder, aanvullende regelgeving met betrekking tot gesloten distributienetten en aanscherping van consumentenbeleid.

De integratie van de Noordwest-Europese elektriciteitsmarkt

De Nederlandse markt raakt meer en meer geïntegreerd binnen de Noordwest Europese markt. Nadat eind 2010 de elektriciteitsmarkten van de Benelux, Frankrijk en Duitsland zijn gekoppeld, is begin 2011 ook de Scandinavische markt aangesloten. Met de ingebruikname van de Britned kabel in april 2011 is ook het Verenigd Koninkrijk toegevoegd. In een geïntegreerde energiemarkt kunnen nationale veranderingen in de energievoorziening van invloed zijn op omringende landen. Betere afstemming en coördinatie van nationale besluiten ten aanzien van de energievoorziening is hierdoor meer noodzakelijk geworden. Het Duitse besluit om af te stappen van kernenergie raakt ook de omringende landen en is hier een voorbeeld van. Naar aanleiding hiervan heeft de Europese Commissie, met steun van Nederland, eind 2011 een nieuw EU coördinatie platform hiertoe opgericht.

Prestatie-Indicatoren

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit:

         

– HHI

2 279

2 285

2 263

2 330

1 800 – 2 500

– C3

81%

81%

81%

84%

Daling

2. Concentratiegraad in de retailsector gas:

         

– HHI

2 104

2 187

2 158

2 300

1 800 – 2 500

– C3

79%

76,4%

79%

82%

Daling

Bron: Energiekamer NMA

         

Toelichting

Indicator: De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1 800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1 800 en 8 000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Met betrekking tot de C3 en HHI hanteert de Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa) ieder jaar twee meetmomenten, te weten juni en december. De C3 en HHI per 1 juli 2011 zijn beide gestegen ten opzichte van de cijfers per 1 juli 2010 zoals opgenomen in het jaarverslag. Dit is het gevolg van een overname van een middelgrote speler door één van de drie grote marktpartijen. Hierdoor zijn de marktaandelen op de kleinverbruikersmarkt van beide spelers samengevoegd.

Toelichting op de programma-uitgaven

Stadsverwarming (OEPS regeling)

De gerealiseerde uitgaven waren in 2011 lager dan het begrote bedrag. Het begrote bedrag was gebaseerd op de uitwerking van bepaalde risico’s die in 2011 niet zijn gematerialiseerd.

Operationele doelstelling 2: Bevorderen van de voorzieningszekerheid

Mijnbouwwet

De implementatie van de Europese CCS-richtlijn (CCS staat voor Carbon Capture hetgeen CO2-afvang en -opslag betekent) in de Nederlandse wetgeving is per 16 september 2011 voltooid. De aanvraag van een vergunning voor de opslag van CO2 bij Barendrecht is door de NAM ingetrokken. In behandeling is een aanvraag van Taqa Exploration voor CO2-opslag in het voorkomen P18–4 (de aanduiding van het veld dat ligt in het offshore blok P18).

Aan het eind van het jaar lag de opslagvergunning in het kader van de Rijkscoördinatie Regeling (RCR) ter inzage. Tevens is – conform de richtlijn – advies gevraagd aan de Europese Commissie. Dit advies wordt medio februari 2012 verwacht.

In de begroting 2011 werd aangegeven dat de randvoorwaarden voor het behoud van potentiële opslaglocaties zullen worden bepaald en verwerkt in voorstellen voor aanpassing van de Mijnbouwwetgeving. Besloten is om dit mee te nemen in de structuurvisie voor de ondergrond, waarvan het ontwerp eind 2012 gereed zal zijn. (uitvoering ligt bij het Ministerie van I&M) In dit traject wordt ook bekeken op welke wijze de mijnbouwwet aangepast moet worden, om aansluiting op deze structuurvisie mogelijk te maken.

In vervolg op de ramp met het booreiland Deepwater Horizon in de Golf van Mexico is de Europese Commissie op 7 november 2011 met een voorstel voor een verordening gekomen om in het belang van veiligheid en milieu regels te stellen aan de offshore opsporing en winning van olie en gas. Met de behandeling van het voorstel is in de Raadswerkgroep een begin gemaakt. De behandeling wordt in 2012 voortgezet.

Ook in 2011 zijn weer veel aanvragen om vergunningen voor de opsporing van aardwarmte ontvangen. Een herbezinning heeft plaatsgevonden op de criteria voor de technische en financiële capaciteiten waaraan aanvragers moeten voldoen. Dit heeft geleid tot een opschorting van de activiteiten rond aanpassing van de wetgeving die op aardwarmte van toepassing is.

Op 1 juli 2011 is op de website www.nlog.nl de definitieve classificatie van fallow-gebieden gepubliceerd ingevolge artikel 4, vierde lid, van het Convenant ter bevordering van de opsporing en ontwikkeling van de olie- en gasreserves en de opslag van stoffen op het Nederlands deel van het continentaal plat. Tevens is ingevolge artikel 32a, eerste lid, van de Mijnbouwwet voor de landzijde een inventarisatie gepubliceerd van inactieve gebieden.

Rijkscoördinatieregeling

Afgelopen jaar is gewerkt aan talrijke projecten: De politieke besluitvorming Noordring heeft plaatsgevonden, Noord-West vindt komende tijd plaats, politieke besluitvorming Zuid-West heeft in 2011 ook plaatsgevonden. In het kader van COBRA kabel is gewerkt aan een milieueffectrapportage (MER). Windprojecten groeiden in aantal afgelopen jaar, met betrekking tot gaswinning onder de Waddenzee vindt begin 2012 voorbereiding van besluitvorming plaats.

Crisisbeleid

De nieuwe Wet Voorraadvorming Aardolieproducten is niet ingediend voor parlementaire behandeling. Wel heeft in 2011 consultatie van het concept wetvoorstel plaatsgevonden en zijn naar aanleiding van deze consultatie meerdere overleggen gevoerd met betrokken partijen over hun bezwaren. In 2012 zal de parlementaire behandeling plaatsvinden, de beoogde implementatiedatum is 1 januari 2013.

Operationele doelstelling 3: Verduurzaming van de energiehuishouding

Uitgangspunt op de middellange termijn zijn de doelstellingen 20% CO2 reductie en 14% duurzame energie productie in 2020. Om dat te bereiken volgt EL&I meerdere sporen: bevorderen van energiebesparing, bevorderen van CO2 emissie reductie, reguleren van een veilige toepassing van kernenergie, bevorderen van voor duurzame energie relevante innovatie en het stimuleren van duurzame energieproductie. Dit kabinet zet hierbij specifiek in op groene economische kansen en realiseert zich dat daarvoor de kennis, kunde en vooral de creativiteit van de samenleving nodig is om met oplossingen te komen. Daarvoor heeft dit kabinet in 2011 de eerste 75 Green Deals met de samenleving gesloten. De Green Deals helpen burgers, bedrijven, mede-overheden en andere organisaties plannen voor verduurzaming tot uitvoering te brengen. Met de Green Deals worden specifieke (vaak niet financiële) knelpunten weggenomen, bijvoorbeeld in wet- en regelgeving, het verzorgen van een goede en objectieve informatievoorziening of het voorzien in goede samenwerkingsverbanden. In de praktijk blijken vaak eenvoudige oplossingen zoals een betere samenwerking tussen de overheid en bedrijven het realiseren van nieuwe projecten te bevorderen.

Prestatie-indicator

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Duurzame elektriciteitsproductie

Bron: CBS

7,5%

9,0%

8,9%

9,5%1

nnb

Duurzame energieproductie

Bron: CBS

3,5%

4,2%

3,8%

nnb

nnb

CO2 -uitstoot industrie/energie

Bron: SenterNovem

109,2 Mton

109,2 Mton

109,2 Mton

109,2 Mton

109,2 Mton

– waarvan: absoluut plafond sector industrie/energie voor bedrijven die vallen onder de broeikasemissierechten 2008–2012

Bron: SenterNovem

86,8 Mton

86,8 Mton

86,8 Mton

86,8 Mton

86,8 Mton

Vermeden CO2 -uitstoot voor 2012 via Joint-Imlementation (JI) en gegroende Assigned Amount Units (AAU’s)

Bron: AgNL

onbekend

5,2 Mton

3,1 Mton

3,6 Mton

4 Mton

X Noot
1

dit betreft een voorlopige waarde

  • 1) Het aandeel duurzame elektriciteit bedraagt in 2010 9,1%. Daarmee voldoet Nederland aan de Europese verplichting. Op grond van voorlopige cijfers tot en met het 3e kwartaal 2011 kan een streefwaarde van 9,5% voor 2011 worden aangehouden.

  • 2) Het aandeel duurzame energie is in 2010 ten opzichte van 2009 gedaald van 4,2% naar 3,8%. Het CBS geeft aan dat de oorzaak ligt in een hoger energieverbruik in 2010 (noemereffect) en een lagere bijmenging van biobrandstoffen in het wegverkeer dan in 2009: de wet staat toe dat leveranciers de bijmengverplichting flexibel mogen invullen, het ene jaar meer dan wat verplicht is, het andere jaar minder.

  • 4) De doelstelling voor de vermeden CO2-uitstoot is 20 Mton, te realiseren over de periode 2008–2012. In 2010 is 3,1 Mton geleverd, die gerealiseerd zijn in 2009 en in 2011 is 3,6 Mton geleverd, die gerealiseerd zijn in 2010. (De ambitie voor beide jaren lag op 4 Mton). In 2010 is dus iets minder geleverd dan verwacht, daarentegen is in 2011 meer geleverd. Op het totaal liggen we goed op koers.

Energie-innovatie

In 2011 is het topsectorenbeleid van start gegaan. Dit heeft geresulteerd in een innovatiecontract energie op hoofdlijnen, waarin kennisinstellingen en bedrijfsleven in de energiesector een gezamenlijke onderzoeks- en innovatieagenda presenteren. Begin 2012 wordt dit innovatiecontract definitief gemaakt en tot uitvoering gebracht. Met het oog op het nieuwe topsectorenbeleid is besloten een deel van de voor 2011 begrootte energie-innovatiemiddelen door te schuiven naar volgende jaren om deze zodoende volgens de nieuwe filosofie van vraagsturing te kunnen inzetten. Dit heeft er onder andere toe geleid dat er in 2011 geen budget is gepubliceerd voor de Energie Onderzoek Subsidie regeling (EOS).

De energietransitie is de verandering van het Nederlandse energiesysteem dat momenteel nog voor het overgrote deel rust op het gebruik van fossiele brandstoffen naar een systeem dat veel zuiniger is en in grote mate draait op hernieuwbare energiebronnen. Die transitie is noodzakelijk vanwege de economie en het broeikaseffect en geeft Nederland kansen voor nieuwe bedrijvigheid en een gezonde leefomgeving. Op dit onderdeel worden de uitgaven verantwoord voor met name de Unieke Kansen Regeling (UKR) en het Unieke Kansen Programma (UKP). De UKR stimuleert projecten waarin Nederlandse marktpartijen en niet-marktpartijen samen werken aan de transitie naar een duurzame energiehuishouding. De nadruk bij de Unieke Kansen Regeling ligt op versnelde marktintroductie van technieken op het gebied van energiebesparing en energieneutraal wonen, bij de UKP gaat het om scholen en kantoren.

De lagere kasuitgaven zijn het gevolg van het feit dat projecten vertraging hebben oplopen als gevolg van externe invloeden (onder andere financiële crisis/verslechterende woningmarkt).

In 2011 is een Green Deal gesloten met MKB Nederland over concrete stappen op het gebied van energiebeparing in het midden- en kleinbedrijf. Deze Green Deal is de opvolger van het Energiecentrum MKB.

Duurzame energie

De afwijking ten opzichte van de stand van de tweede suppletoire begroting bij de MEP (€ 34 mln) is vooral toe te schrijven aan lagere energieproductie dan eerder geraamd bij de onderdelen Wind Op Land (het heeft in 2011 aanzienlijk minder gewaaid dan normaal) en grootschalige bij- en meestook van biomassa (als gevolg van onderhoud aan betrokken centrales). De onderbesteding bij de SDE ten opzichte van de tweede suppletoire begroting (€ 9 mln) is vanwege het feit dat de realisatie van een aantal projecten trager verloopt dan eerder geraamd.

Conform het Regeerakkoord is de SDE per 1 januari 2011 geëindigd en omgevormd naar een efficiëntere SDE+. Doel is het zo goedkoop mogelijk invullen van het Europese duurzame energie doel (14% in 2020).

1 juli 2011 is de SDE+ voor de eerste keer opengesteld met een budget van € 1,5 mld De openstelling is succesvol verlopen. De introductie van concurrentie binnen de SDE+ heeft gewerkt: het overgrote deel van de ondernemers heeft subsidie aangevraagd in de vrije categorie voor een lager basisbedrag. In 2011 is aan 740 projecten SDE+ subsidie toegekend. Het gaat om 12 wind op land projecten, 678 zonne-energieprojecten, 20 biomassa projecten (hernieuwbare elektriciteit en warmte), 26 groen gas projecten en 4 groen gas hubs. De projecten dragen voor circa 0,43% bij aan het Europese duurzame energiedoel in 2020.

De lagere uitgaven op het onderdeel duurzame energie (€ 207,9 mln) hebben betrekking op de Subsidieregeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) (€ 67 mln) en Stimuleringsregeling voor Duurzame Energieproductie (SDE) (€ 141 mln).

De kasuitgaven en de verdeling over de jaren voor de MEP en SDE projecten zijn bij 1e suppletoire begroting opnieuw geraamd, mede met gebruikmaking van ramingen van het Agentschap NL, de uitvoerder van beide regelingen. Als gevolg hiervan heeft een meerjarige kasherschikking plaatsgevonden waarbij de uitgaven voor 2011 met € 58 mln zijn verlaagd (MEP € 8 mln, SDE € 50 mln).

Daarnaast zijn bij tweede suppletoire begroting de ramingen voor de MEP en SDE verder verlaagd. Bij de MEP betrof het een bedrag van € 25 mln met name vanwege lagere productie bij  wind- en biomassa projecten onder andere als gevolg van hoge biomassaprijzen. Bij de SDE betrof het een bedrag van circa € 82 mln vanwege  een verschuiving van de startdatum van de productie van verschillende projecten en vertraging in de Brusselse goedkeuring van de subsidieverleningen aan de windparken in de Noordoostpolder.

Duurzame warmte

In lijn met het Energierapport en het advies van de Topsector Energie, is in juli 2010 besloten de subsidiëring van duurzame warmte-installaties voor bestaande woningen in 2011 niet langer voort te zetten. Met ingang van 2012 wordt duurzame warmte als subsidiabele categorie aan de SDE+ toegevoegd. Bij eerste suppletoire begroting heeft compensatie plaats gevonden voor het meer declareren van middelen uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) bij Slotwet 2010 dan er oorspronkelijk geraamd stond voor duurzame warmte (– € 8 mln). Bij tweede suppletoire begroting is vanwege de beëindiging van de subsidieregeling voor duurzame warmte-installaties voor bestaande woningen in 2011 de uitgavenraming met € 15 mln naar beneden bijgesteld. De afwikkeling van de regeling loopt sneller dan gedacht, hierdoor zijn de uitgaven in 2011 uiteindelijk hoger uitgevallen dan geraamd.

Overige uitgaven duurzame energie

Bij tweede suppletoire begroting zijn de Programmamiddelen voor het dossier Elektrisch Rijden overgeheveld van het Ministerie van I&M naar het Ministerie van EL&I (€ 3,8 mln).

CO2-reductieplan/Joint Implementation

De lagere uitgaven bij Joint Implementation worden veroorzaakt door een ongunstig investeringsklimaat, waarbij ook sprake is geweest van een faillissement. Hierdoor zijn de investeringen bij projecten in het buitenland op het gebied van reductie van broeikasgasemissie lager uitgekomen dan geraamd.

Carbon Capture and Storage (CCS)

Een groot deel van de geplande uitgaven 2011 voor het Carbon Capture Storage ROAD-project zijn vertraagd als gevolg van later aangaan van grote contracten. De voor 2011 geplande uitgaven van € 56 mln zijn daarom bij eerste suppletoire begroting doorgeschoven naar 2012 en 2013.

Naast de in de begroting 2011 beschreven activiteiten op het vlak van CCS heeft Nederland in mei 2011 een CCS-demonstratieproject voor de Europese subsidieregeling NER300 in Brussel ingediend (TK vergaderjaar 2010–2011 31 239, nr. 119). De Europese Commissie zal eind 2012 haar selectieprocedure hebben afgerond.

Bijdrage aan Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)

Er heeft bij eerste suppletoire begroting 2011 compensatie plaatsgevonden voor het meer declareren van FES-middelen bij Slotwet 2010 dan er oorspronkelijk geraamd stond (– € 5 mln). Verder verloopt het Advanced Dutch Energy Materials Innovation Lab (ADEM) programma (een onderzoeksprogramma dat zich richt op onderzoek-en infrastructuur) trager dan verwacht. Hierdoor heeft in 2011 geen bevoorschotting plaatsgevonden voor dit programma.

Kernenergie

Het kabinet wil in deze kabinetsperiode één of meer vergunningen verlenen voor de bouw van een kerncentrale die aan de vereisten voldoet. Deze vereisten voor een kerncentrale zijn uitgewerkt in een randvoor-waardenbrief die in februari 2011 naar de Kamer is verzonden.

Op 14 maart werd in Fukushima in Japan een complex van zes kerncentrales getroffen door een aardbeving gevolgd door een tsunami. Vier van de zes kerncentrales op het complex werden zwaar beschadigd.

In Nederland is het EPAn-crisisteam (Eenheid Planning en Advies nucleair) geactiveerd en zijn de mogelijke gevolgen van deze ramp voor Nederland in kaart gebracht. Kabinet en Tweede Kamer werden bijna wekelijks geïnformeerd.

In samenwerking met het RIVM zijn inschattingen gedaan over de te verwachten fall out. Vliegtuigen en schepen, en hun lading, die vanuit Japan Nederland bezochten zijn op radioactieve besmettingen gecontroleerd.

Al tijdens de crisisperiode is op Europees niveau het plan vormgegeven om veiligheidsonderzoeken, zogenaamde «stresstests», uit te laten voeren bij de diverse nucleaire inrichtingen in Europa. Het verslag over de kerncentrale Borssele is beoordeeld en de rapportage is naar de EU gezonden.

De kerncentrale in Borssele zal ten gevolge van het onderzoek een aantal aanvullende maatregelen treffen waardoor de kerncentrale nog veiliger zal worden.

Stresstest

Ten gevolge van de ramp in Fukushima is de kerncentrale in Borssele aan een zogenaamde stresstest onderworpen. De uitkomsten van de stresstest van Borssele worden in Europees verband beoordeeld, waarbij Nederland de uitkomsten van stresstesten van andere Europese kerncentrales zal gaan beoordelen.

Er is voor gekozen om op termijn de andere nucleaire inrichtingen in Delft, Petten en Almelo ook aan een stresstest te onderwerpen.

Kengetallen

Basiswaarde

Peildatum

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

1. Radon in woningen

Stralingsniveau in nieuwbouwwoningen uit de periode 1990–1995

’90–’95

nnb–1

nnb–1

nnb–1

1,5 mSv/jaar bij continue verblijf

Bron: RIVM

           

2. Straling lucht en water

De bronlimiet is 0,1 mSv/jaar

jaarlijks

23 mensSV2

30 mensSV2

nnb

Totale straling blijft onder het achtergrondniveau van 1mSv (kosmische straling, straling uit de bodem en medische bronnen)

Bron: RIVM

           
X Noot
1

Onderzoek (survey) besloeg periode van 1994 tot en met 2003. Deze survey is gestart omdat ontdekt was dat met de meetapparatuur in de survey van ’85 tot ’94 naast radon ook thoron gemeten werd, waardoor radon-waarden hoog leken. In 2012 zal opdracht gegeven worden voor een vierde survey van 3 000 woningen gedurende een jaar.

X Noot
2

Realisatiecijfers zijn in dat jaar gemeten waarden. Straling terugdringen kan alleen door menselijke bronnen (dus niet uit van nature in de bodem voorkomende stoffen en uit de kosmos) stralingsvrij (opheffen) of stralingsarm te maken. In 2000 zijn twee kunstmestfabrieken gesloten aan de Nieuwe Waterweg, waardoor de emissie naar water nagenoeg 0 werd.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bijdrage aan Agentschap NL

Voor de uitvoering van subsidieregelingen (onder andere Stadsverwarming en SDE) en het programma (Smart Grids) in 2011 door Agentschap NL is bij tweede suppletoire begroting € 21 mln aan kasmiddelen overgeheveld naar de bijdrage aan Agentschap NL. Deze mutatie is het gevolg van de verplichting aan Agentschap NL voor de uitvoering in 2011 die eind 2010 is aangegaan en waarvoor eveneens een overheveling vanuit programmamiddelen (OD1 en OD3) heeft plaatsgevonden.

Toelichting op de ontvangsten

Aardgasbaten

De aardgasbaten laten een meevaller zien ten opzichte van de raming in de begroting. Dit komt voornamelijk door het aantrekken van de gasprijzen. In de begroting werd uitgegaan van een spotmarktprijs van gas van 18 cent per kubieke meter terwijl de realisatie uitkwam op 23 ct/m3. Gasprijzen op basis van oliepariteit vielen ook hoger uit: het CPB-scenario voor de olieprijs en dollarkoers ging uit van respectievelijk 75 $ per vat en 1,25 $ / Euro, terwijl de realisatie 111 $ per vat en 1,39 $ / Euro bedroeg. Hiernaast viel de uiteindelijke productie in 2010 hoger uit, onder andere door het koude najaar, waardoor extra inkomsten over deze extra productie in 2011 ontvangen zijn.

Diverse ontvangsten

Dit betreft de ontvangsten uit de veilingen van CO2 uitstootrechten. De realisatie is lager dan geraamd omdat de CO2 prijs in 2011, onder andere door de slechte economische omstandigheden en een groot aanbod van rechten, sterk is gedaald. In 2011 zijn er twee veilingen geweest (eind oktober en eind november), waarbij in totaal 4 miljoen CO2-uitstootrechten geveild zijn. De totale opbrengst bedraagt € 36,7 mln en is hiermee lager dan oorspronkelijk geraamd.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Effect onderzoek ex post

Elektriciteits- en gaswet

4.1

2011

2012

 
 

Energie Onderzoek Subsidie Regeling (EOS)/Duurzame Energie Nederland (DEN A)

4.3

2011

2011

Ecofys en Harmelink. December 2011

 

Stralingsbescherming

4.3

2011

2012

 

Toelichting

Het evaluatieonderzoek EOS/DEN A leidt tot de volgende hoofdconclusies:

  • DEN A en EOS hebben bijgedragen aan de verbetering van de kennispositie in Nederland en de toepassing van nieuwe energietechnologieën;

  • Een groot deel van de uitgevoerde projecten heeft vervolg gekregen;

  • Over het algemeen zijn de middelen van de programma’s doelmatig ingezet;

  • Het monitoren van de effectiviteit van beide programma’s heeft te wensen overgelaten.

5. Internationale economische betrekkingen

Algemene doelstelling

Verbeteren van het klimaat voor internationale handel en investeringen en vergroten van de Nederlandse internationale participatie om de concurrentiekracht van de Nederlandse economie te vergroten.

Nederland heeft een zeer open economie en is daarmee sterk afhankelijk van het buitenland. Daardoor had Nederland in 2011 te maken met een aantal uitdagingen. De groei van de wereldhandel nam in 2011 sterk af, na het ingezette herstel in 2010. Ook de groei in een aantal belangrijke afzetmarkten stond onder druk, onder andere door de aanhoudende crisis in Europa en de budgettaire problemen in de VS. Dat is een risico, want internationale handel en investeringen zorgen voor meer concurrentie, productiviteit en innovatie.

In 2011 werd nogmaals bevestigd dat de wereld om ons heen in hoog tempo verandert. Ondanks de tegenvallende groei in de ontwikkelde markten groeiden de opkomende markten gestaag verder. Dat dwingt ons te zoeken naar nieuwe afzetmarkten en ons aan te passen aan de nieuwe machtsverhoudingen. Onze economie profiteerde afgelopen jaar nog onvoldoende van de kansen die nieuwe markten en sectoren bieden. Meer dan driekwart van de Nederlandse uitvoer ging naar de traditionele ontwikkelde markten, voornamelijk Europa. De Nederlandse export naar de vier BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) samen is nog altijd minder dan de export naar Italië.

Daarom zijn er flinke stappen gezet om het internationale beleid van het Ministerie van EL&I er op te richten Nederland beter aan te sluiten op de nieuwe markten en sectoren om daar de kansen te kunnen verzilveren. Op 24 juni 2011 is in de Ministerraad de brief «Buitenlandse Markten, Nederlandse kansen» geaccordeerd, een product van de ministeries van EL&I en Buitenlandse Zaken. Deze brief presenteerde de hoofdlijnen van het nieuwe internationaal economisch beleid ten behoeve van het bedrijfsleven weer. Het nieuwe beleid kent minder subsidies, meer economische diplomatie en heldere afspraken met de brancheorganisaties over de rolverdeling tussen de overheid en marktpartijen; 2012 wordt een overgangsjaar waarin een aantal van de huidige programma’s wordt omgebouwd en een begin wordt gemaakt met de nieuwe manier van werken.

In 2011 is stevig ingezet op economische diplomatie. In veel opkomende markten, waaronder de BRIC-landen, heeft de overheid een grotere grip op de economie dan in de ontwikkelde markten en kunnen goede contacten met de overheid, via het postennetwerk en handelsmissies, een doorslaggevende rol spelen. De topsectoren van de Nederlandse economie kunnen zich alleen door samenwerking tussen ondernemers, onderzoekers en de overheid blijven onderscheiden op de wereldmarkt. In 2011 is een begin gemaakt met het opstellen van op maat gemaakte programma’s op internationaal gebied per Topsector, die in 2012 afgerond en geïmplementeerd worden. Voorts is in 2011 besloten dat bestaande subsidieregelingen ten dele vervangen worden door een gezamenlijk actieplan over het optreden in het buitenland. Daarvan maken ook economische missies onderdeel uit.

Bij het internationaal economisch beleid is ook gekeken naar (voormalige) ontwikkelingslanden. Nederlandse bedrijven kunnen een bijdrage leveren aan ontwikkelingsvraagstukken op het gebied van water en voedselvoorzieningszekerheid en kunnen daarbij rekenen op overheidssteun.

Niet alleen in handel, maar ook in internationale investeringen werd de internationale koppositie van Nederland in 2011 onderschreven. Nederland is een grote investeerder in het buitenland en een van de grootste ontvangers van binnenkomende investeringen. Dat is mede te danken aan het goede vestigingsklimaat en de inspanningen van NFIA (Netherlands Foreign Investment Agency). Ook zijn er in 2011 door NFIA verdere stappen gezet richting steeds hoogwaardigere investeringen en is er bijzondere aandacht geweest voor het vestigingsklimaat.

Ook op multilateraal niveau heeft het Ministerie van EL&I zich ingezet voor Nederlandse bedrijven. Bijvoorbeeld in de Europese Unie (EU), de belangrijkste markt voor de export. De crisis heeft het belang van een goed functionerend Europa onomstotelijk vastgesteld. Nederland heeft zich steeds ingezet voor een evenwichtige groei en een zo breed mogelijke interne markt.

Daarnaast blijft de World Trade Organisation (WTO) onverminderd van belang, ondanks de impasse in de Doha onderhandelingen eind 2011. Het Ministerie van EL&I heeft zich in 2011 ingezet voor vrije wereldhandel door het sluiten van handelsakkoorden, zoals onlangs met Zuid-Korea. Daarnaast zijn de onderhandelingen over een EU-akkoord met Peru en Colombia in maart 2011 afgerond en deze worden naar verwachting in 2012 ondertekend. Ook is in WTO-verband de overheidsaanbestedingenovereenkomst (GPA) herzien en gemoderniseerd. Hierdoor krijgt het bedrijfsleven in de EU de mogelijkheid om mee te dingen naar overheidsaanbestedingen met een totale marktwaarde van € 500 mld in onder meer VS, Japan en Zuid-Korea. Tot slot kan ook de toetreding van Rusland tot de WTO een flinke impuls voor de Nederlandse economie betekenen. Dit bindt de laatste grote ongebonden economie aan de WTO-regels en hiermee wordt een transparant en voorspelbaar handelsklimaat in een belangrijke Nederlandse handelspartner verstevigd.

Ten slotte heeft het Ministerie van EL&I zich ingezet voor de versterking van de effectiviteit van het normatief kader waarbinnen Nederlandse ondernemingen in het buitenland zaken doen. In mei 2011 zijn de herziene Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) aangenomen. De strekking van het raamwerk van de (voormalig) speciale vertegenwoordiger van de Verenigde Naties voor Bedrijfsleven en Mensenrechten, prof. John Ruggie, is in deze vernieuwde OESO Richtlijnen opgenomen. Op 12 december 2011 heeft het Ministerie van EL&I, in samenwerking met VNO-NCW een conferentie georganiseerd over de relevantie voor het Nederlandse bedrijfsleven van het Ruggie-raamwerk en de vernieuwde OESO -2- Richtlijnen.

Externe factoren

Het herstel van de wereldhandel zwakte vorig jaar af. De wereldhandel in goederen groeide in 2011 met 6½%, na een groei van 15,2% in 2010. In lijn met de wereldhandel groeide ook de Nederlandse uitvoer minder hard dan in 2010. De Nederlandse uitvoer van goederen steeg volgens het CPB met 6½% in 2011 en de invoer met 6¼%.

Voor 2012 verwacht het CPB een groei van de relevante wereldhandel van 3½%. De wereldhandel is van groot belang voor onze economie: volgens de vuistregel van het CPB leidt 4% groei van de relevante wereldhandel tot 1% groei BNP.

Kengetallen

Kengetallen

2009

2010

20111

Ambitie

2011

De positie van Nederland op de wereldranglijst:

       

Export van goederen

5

5

nnb

Top 10

Bron: WTO World Trade Report 2011

       

Import van goederen

7

7

nnb

Top 10

Bron: WTO World Trade Report 2011

       

Export van diensten

10

9

nnb

Top 10

Bron: WTO World Trade Report 2011

       

Import van diensten

9 (gedeelde plaats Spanje)

8

nnb

Top 10

Bron: WTO World Trade Report 2011

       

Uitgaande stand directe buitenlandse investeringen

5

7

nnb

Top 10

Bron: UNCTAD Stat

       

Inkomende stand directe buitenlandse investeringen

8

8

nnb

Top 10

Bron: UNCTAD Stat

       

nnb = nog niet bekend

X Noot
1

Het World Trade Report 2012 met daarin de cijfers voor 2011 en de UNCTAD-cijfers voor 2011 zullen in juli 2012 beschikbaar zijn.

Budgettaire gevolgen van beleid

5 Internationale economische betrekkingen (bedragen x € 1 000)
 

Realisatie

vastgestelde begroting 2011

Verschil 2011

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

129 645

150 378

148 875

111 817

140 784

– 28 967

Waarvan garantieverplichtingen

10 080

         

Uitgaven

128 065

123 101

130 470

124 783

128 912

– 4 129

programma

121 039

116 814

123 980

72 897

110 512

– 37 615

OD 1: Een open internationaal handels- en investeringsverkeer en een versterkte, duurzame, internationale economische rechtsorde

4 176

4 528

4 282

4 876

4 007

869

– Bijdrage aan diverse organisaties

4 176

4 528

4 282

4 876

4 007

869

OD 2: Bevorderen internationaal ondernemen

48 457

30 7287

36 498

23 075

19 389

3 686

– Prepare2start

7 276

9 030

9 161

11 310

8 800

2 510

– 2 Explore

4 666

2 560

5 789

619

1 217

– 598

– SENO/GOM

10 080

         

– Instrumentele uitgaven Agentschap

5 559

6 601

5 925

5 634

5 483

151

– Acquisitie van buitenlandse bedrijven

3 370

1 528

1 682

1 924

1 846

78

– TA-OM

440

         

– CBIN netwerk

7 593

         

– Trustfunds

2 796

1 041

500

     

– Programma Uitzending Managers

2 530

1 941

2 251

 

217

– 217

– Overig (wereldexpo)

743

5 834

10 723

3 374

1 676

1 698

– Overig NHGIS (Programma Internationalisering Beroepsonderwijs)

3 404

2 030

467

214

150

64

– Exportfinanciering

 

163

       

OD 3: Het gericht ondersteunen van het bedrijfsleven in kansrijke sectoren op buitenlandse markten

30 285

32 819

33 735

43 419

53 027

– 9 608

– Overig programmatische aanpak

6 213

13 124

10 173

11 961

14 217

– 2 256

– Package4Growth

 

277

5 035

13 686

23 200

– 9 514

– 2g@there

   

8 944

11 155

10 281

874

– Programma Samenwerking Opkomende Markten

24 072

19 418

9 583

6 617

5 329

1 288

             

Algemeen

38 121

48 739

49 465

1 527

34 089

– 32 562

– Bijdrage DG BEB aan Agentschap NL

36 309

46 537

47 273

 

32 234

– 32 234

– Beleidsondersteuning

1 812

2 202

2 192

1 527

1 855

– 328

             

Apparaat

7 027

6 289

6 490

51 884

18 400

33 484

– Personeel BEB

7 027

6 289

6 490

6 745

6 136

609

– Bijdrage aan Agentschap NL

     

45 139

12 264

32 875

             

Ontvangsten

17 201

5 413

4 869

9 094

11 815

– 2 721

Ontvangsten gemengde kredieten

1 988

1 973

1 539

1 637

681

956

Ontvangsten uit garanties

10 348

         

Ontvangsten ten behoeve van de Transitiefaciliteit

     

7 000

10 000

– 3 000

Diverse ontvangsten

4 864

3 440

3 329

457

1 134

– 677

Toelichting op de verplichtingen

De onderuitputting is voornamelijk toe te schrijven aan twee instrumenten. Op het instrument «Overig Programmatisch Pakket» bestaat de onderuitputting uit € 5,5 mln. Daarnaast onderuitputting op het instrument Package4Growth, zowel op het ODA als Non-ODA gedeelte. De onderuitputting betrof respectievelijk € 8,1 mln en € 15,9 mln.

Package4Growth betreft een tijdelijk crisisinstrument wat in 2009 voor 4 jaar in de begroting is opgenomen met als initiële stand 20 mln per jaar. In 2011 is een aanvang gemaakt met de omvorming van het instrument van Package4GRowth naar CoInvesteringsFaciliteit(CIF). Dit heeft tot gevolg gehad dat, in afwachting van het nieuwe instrument,  in 2011 voor het NON-ODA gedeelte slechts budget is vrijgegeven om de reeds ingediende aanvragen 2010 te kunnen afwikkelen. Voor het ODA gedeelte is een budget van € 2 mln vrijgegeven. Het nieuw ontwikkelde instrument zal naar verwachting medio februari 2012 gepubliceerd worden. Bij Miljoenennota en Najaarsnota 2011 zijn  hiertoe reeds aanpassing op de initiële begroting opgenomen van € 5,9 mln op het ODA-gedeelte en € 14 mln op het Non-ODA gedeelte.

Toelichting op de programma-uitgaven

Markt en Spelregels

Operationele doelstelling 1: Een open internationaal handels- en investeringsverkeer en een versterkte, duurzame, internationale economische rechtsorde

Handelsakkoorden en internationale economische rechtsorde

De onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en Zuid-Korea zijn succesvol afgerond en op 1 juli 2011 voorlopig inwerking getreden. Het Nederlandse bedrijfsleven plukt nu reeds de voordelen van tariefverlaging en versoepeling van de handelsregels. Het Ministerie van EL&I heeft op 15 september 2011 speciaal voor het Nederlandse bedrijfsleven en de Kamers van Koophandel een seminar georganiseerd en toegelicht wat het akkoord precies inhoudt.

In WTO-verband is een concreet resultaat de herziening en modernisering van de overheidsaanbestedingenovereenkomst (GPA). Dit levert het EU-bedrijfsleven (dus ook Nederland) toegang op om mee te dingen naar een totale markt van € 500 mld aan overheidsaanbestedingen.

De afronding van een ambitieus, evenwichtig en ontwikkelingsvriendelijk akkoord in het kader van de WTO Doha ronde is niet gelukt. De onderhandelende landen hebben (nog) geen overeenstemming kunnen vinden over de veelheid van onderwerpen. Specifiek luidt de vraag of opkomende markten als Brazilië, China en India wel voldoende markttoegang geven. De Verenigde Staten vindt van niet en de eerder genoemde landen van wel. Deze posities gaan naar verwachting het komende jaar niet wijzigen. De Doha ronde zit in een impasse.

De afronding van een aantal lopende Investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO’s) verloopt ook moeizaam. Zo is in de onderhandelingen met Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar nog weinig vooruitgang geboekt en heeft Marokko nog steeds niet de vertalingverschillen opgelost. Oman weigert – ondanks herhaaldelijke pogingen om de nieuwe EU recht situatie uit te leggen – nog steeds het aanvullende Protocol met betrekking tot vrije kapitaaltransfer clausule te ondertekenen.

Maatschappelijk verantwoord en duurzaam ondernemen

Het Ministerie van EL&I heeft namens de Nederlandse overheid intensief bijgedragen aan de versterking van het normatief kader voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) via de herziening van de Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Deze zijn op 25 mei 2011 aangenomen tijdens de ministeriële vergadering van de OESO in Parijs.

Ook heeft het Ministerie van EL&I namens de Nederlandse overheid er op aangedrongen dat de strekking van het raamwerk van de (voormalig) speciale vertegenwoordiger van de Verenigde Naties voor Bedrijfsleven en Mensenrechten, prof. John Ruggie, onverkort in de vernieuwde OESO Richtlijnen zou worden opgenomen.

Er is een aanvang gemaakt met het nader concretiseren van wat deze IMVO-kaders betekenen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Op 12 december 2011 heeft het Ministerie van EL&I, in samenwerking met VNO-NCW een conferentie georganiseerd over de relevantie voor het Nederlandse bedrijfsleven van het Ruggie-raamwerk en de vernieuwde OESO Richtlijnen.

Controle op de uitvoer van strategische goederen

Mede naar aanleiding van de onrust in Noord-Afrika en het Midden-Oosten werd in het voorjaar van 2011 besloten tot een aantal aanpassingen in het wapenexportbeleid. In een Kamerbrief van 10 juni 2011 70 werd aangegeven dat bij de toetsing van aanvragen aan het mensenrechtencriterium niet alleen naar de feitelijke inzet van de betrokken goederen bij mensenrechtenschendingen gekeken zal worden, maar ook naar het risico van mogelijke toekomstige inzet daarbij. Verder zal de systematiek van de doorvoercontrole naar Duits voorbeeld worden aangepast, en zal een scherpe selectie van belangrijke besluiten versneld en voorzien van een uitgebreide toelichting aan de Kamer worden gestuurd.

In het najaar van 2011 passeerde het ontwerp voor een Wet strategische diensten de Tweede en de Eerste Kamer, zodat deze wet per 1 januari 2012 in werking kon treden. Met deze wet worden zowel reeds bestaande als enkele nieuwe controles op diensten in relatie tot strategische goederen geregeld. Het gaat hierbij om diensten zoals overdracht van programmatuur of technologie door elektronische communicatiemiddelen, om technische bijstand die ten goede kan komen aan massavernietigingswapenprogramma’s of raketprogramma’s, en om het verlenen van tussenhandeldiensten ten behoeve van wapentransacties en bepaalde transacties in dual use goederen in en tussen derde landen.

Het volledig geautomatiseerd systeem voor de administratie en behandeling van vergunningaanvragen voor strategische goederen is nog in ontwikkeling. Het streven is dat het systeem in de loop van 2012 operationeel wordt.

Operationele doelstelling 2: Bevorderen internationaal ondernemen (inkomend en uitgaand)

Basis pakket

Instrumenten & activiteiten

Economische Diplomatie

Economische missies

Het doel van economische diplomatie is het vergroten van markttoegang, het verbeteren van het level playing field en het oplossen van belemmeringen voor het Nederlandse bedrijfsleven op internationale markten. In 2011 is een interdepartementale werkgroep economische diplomatie opgericht waarin de kansen, projecten en problemen voor het Nederlandse bedrijfsleven worden geïnventariseerd. Deze inventarisatie voedt onder andere de strategische reisagenda. De bewindslieden zijn dan ook zeven maal op handelsmissie naar het buitenland getogen, om daar persoonlijk deuren voor te openen voor het bedrijfsleven. Deze missies, naar onder andere Rusland, Brazilië en Vietnam, hebben voor de deelnemende bedrijven hoogwaardige contracten opgeleverd.

Accountmanagement/Dutch Trade Board (DTB)

In 2011 heeft het ministerie van EL&I middels halfjaarlijkse gesprekken op hoogambtelijk niveau met grote, toonaangevende bedrijven gesproken over de kansen en belemmeringen die zij internationaal tegenkomen.

Waar wenselijk en mogelijk is, in samenwerking met het postennet, gerichte ondersteuning aan deze bedrijven bij hun buitenlandse activiteiten gegeven (maatwerk).

Middels deze bilaterale gesprekken droeg EL&I ook in 2011 bij aan het proactief en structureel afstemmen van de internationale speerpunten van grote internationaal opererende Nederlandse bedrijven en de prioriteiten van het Kabinet op het terrein van internationaal ondernemen.

In 2011 heeft ook frequent overleg plaatsgevonden met de Dutch Trade Board (DTB). De doelstelling van de DTB is het versterken van de concurrentiekracht van Nederlandse ondernemingen in het buitenland. Belangrijke onderwerpen van gesprek in 2011 waren de gevolgen van de eurocrisis voor de Nederlandse handel, de invulling van de internationale component van de topsectoren, stroomlijning van het publiek private handelsbevorderende netwerk en de positie van Nederland op de BRIC landen. Voor wat betreft de strategische reisagenda wordt ingezet op een optimale afstemming met het bedrijfsleven en de decentrale overheid, in de vorm van een samenwerkingsovereenkomst.

Meldpunt handelsbelemmeringen

Net als in 2010 wist het bedrijfsleven in 2011 het Meldpunt Handelsbelemmeringen (voorheen crashteam) te vinden. Het Meldpunt Handelsbelemmeringen registreerde 23 nieuwe zaken in 2011. Bij de behandeling wordt onder meer samengewerkt met het betrokken bedrijf en de Nederlandse ambassade in het betreffende land. Het gaat veelal om zaken die een lange behandeltermijn vragen, bijvoorbeeld vanwege de complexiteit van een zaak, of vanwege het feit dat het lastig kan zijn van buitenlandse (overheids)partijen een (adequate) reactie te krijgen. Dat is dan ook de reden dat er van de in 2011 aangemelde zaken tot op heden twee met succes konden worden afgesloten. Het Meldpunt heeft in 2011 voorts het eigen registratiesysteem geëvalueerd en de aanzet gegeven tot een nieuw registratiesysteem.

Inzet postennet

Om optimaal vertegenwoordigd te zijn in kansrijke groeimarkten is het aantal Netherlands Business Support Offices (NBSO) in het buitenland in 2011 uitgebreid. Zo is sinds mei 2011 een NBSO in Houston operationeel, is de opening van NBSO Barcelona voorbereid, en besloten tot de opzet van een NBSO in Jeddah. Deze uitbreiding is binnen de bestaande budgetten gerealiseerd. Het ministerie heeft in 2011 een nieuw beleidskader opgesteld dat voorziet in versterkte dienstverlening aan het bedrijfsleven en economische diplomatie door het postennetwerk. Daartoe wordt de dienstverlening van de landbouwraden, innovatie-attaché»s en de economische afdelingen van ambassades in prioriteitslanden geïntegreerd. Bovendien wordt er gestreefd om binnen de economische afdeling nog meer synergie te creëren. Evenals in 2010 zijn in 2011 visumaanvragen van betrouwbare zakenlieden versneld afgehandeld.

In een klanttevredenheidsonderzoek over de dienstverlening van het gehele postennet in 18 economisch belangrijke landen is een gemiddelde beoordelingsscore van 8,3 gemeten 71.

Prestatie-indicatoren

2008

Peildatum

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Aantal instellingen in het klantenbestand van de EVD gedeeld door het aantal internationaal actieve bedrijven1

42%

Februari 2008

49%

59%

45%

X Noot
1

Passend met de (verdere) implementatie van resultaatgerichte sturing wordt niet meer gestuurd op «bereik» (in aantallen), maar wordt onder andere gestuurd op bruikbaarheid en toegankelijkheid van de dienstverlening uitgedrukt in een indicator Klanttevredenheid. De business monitor (bestand internationaal actieve bedrijven) die benodigd is om de metingen omtrent «bereik» uit te voeren, is kostbaar en is zodoende niet meer aangekocht.»

Regeling Internationaal Ondernemen: Prepare2Start

Indicator: aantal bedrijven dat op basis van Prepare2Start-internationaliseringsplan internationaal is gaan ondernemen.

Prestatie-indicator

2008

2009

2010

2011

Streefwaarde

2011

Aantal bedrijven dat op basis van Prepare2Start – internationaliseringsplan internationaal is gaan ondernemen

349

434

525

811

600

Bron: Agentschap NL

Programma Uitzending managers (PUM)

In het kader van een bezuinigingstaakstelling op het instrumentarium voor internationaal ondernemen is de subsidie van EL&I aan PUM per 1 januari 2011 stopgezet. Het jaar 2011 is gebruikt om lopende contracten af te ronden (afbouwfase). Met het oog op de stopzetting van de subsidie met ingang van 2011 kan het gerealiseerde percentage niet meer worden vergeleken met de in de begroting 2011 opgenomen streefwaarde.

Holland Branding

De adviezen van de Topsectoren zijn in het algemeen zeer positief over de Holland Branding strategie en roepen op tot intensivering van het instrument in het kader van de internationale agenda. Positionering heeft in 2011 in nauwe coördinatie met het Ministerie van Buitenlandse Zaken plaatsgevonden.

In 2011 is de verbinding gelegd met sportsector-beleid en het mogelijke bid voor de Olympische Spelen van 2028. Holland Branding is ingezet om ons land als sterk sportland en als thuisbasis van belangrijke sport producten en -diensten te positioneren. Dit is tevens een uitstekende uitgangspositie om Nederland op den duur eventueel als organisator van de Olympische Spelen neer te zetten.

Expo Yeosu

Voor de Nederlandse deelname aan de wereldtentoonstelling 2012 in Yeosu, Zuid Korea, zijn de voorbereidingen in 2011 gestart. De contracten voor het ontwerp en de exploitatie van het paviljoen zijn door een Nederlandse partij gewonnen. Voor de bouw is een lokaal bedrijf gevonden. De Nederlandse Nationale Dag zal op 18 juni 2012 plaatsvinden.

Acquisitie

Via het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) haalt EL&I buitenlandse investeringen naar Nederland. In 2011 ondersteunde NFIA 193 projecten. Deze projecten zijn goed voor € 1,47 mld aan investeringen en 4 358 (behouden en nieuwe) arbeidsplaatsen. 2011 was dan ook een absoluut topjaar voor NFIA, dat hiermee heeft voldaan aan de kwantitatieve streefwaarden voor 2011.

In 2011 is bijzondere aandacht besteed aan hoogwaardige investeringen. In 2011 heeft NFIA extra aandacht besteed aan het vestigingsklimaat voor buitenlandse bedrijven. Zo is een uitgebreide enquête uitgevoerd onder in Nederland gevestigde buitenlandse bedrijven. Ook heeft NFIA input verzameld op fiscaal gebied en impulsen gegeven voor bijvoorbeeld de kennismigrantenregeling en de voorzieningen voor expats.

Deze focus vanuit het Ministerie van EL&I past in het Kabinetsbeleid dat zich richt op de topsectoren en op strategische investeringen binnen deze sectoren; zo had 28% van de projecten van NFIA in 2011 een hoogwaardig karakter 73. 52% van de projecten is afkomstig uit Azië. Op de tweede plaats komt Noord-Amerika (26%). De staatssecretaris van het Ministerie van EL&I heeft tijdens de handelsmissie naar Brazilië in november 2011 aangekondigd dat in 2012 een NFIA kantoor in Brazilië zal worden geopend.

In het kader van het Investor Development-programma worden buitenlandse bedrijven die reeds in Nederland zijn gevestigd, nog beter en frequenter geïnformeerd over de Nederlandse wet- en regelgeving. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de regionale acquisitiepartners.

Het acquisitiebeleid heeft in 2011 verdere impuls gekregen door implementatie van de adviezen vanuit de topsector Hoofdkantoren. Zo is een start gemaakt met de Regiegroep Acquisitie & Vestigingsklimaat en zijn al eerste stappen gezet voor het opzetten van een pool van topmanagers van buitenlandse bedrijven in Nederland.

In 2011 is de naam van de Strategische Acquisitie Unit (SAU) gewijzigd in het Cluster Strategische Acquisitie (CSA). Via een zogenaamde Mid Term Review zijn in 2011 de activiteiten van het CSA geëvalueerd. Belangrijkste conclusies waren dat het instrument een duidelijke meerwaarde heeft en dat het interim doel, te weten het binnenhalen van één acquisitie per pilot-sector is gehaald. Van de voorgenomen 15 hoogwaardige, kennisintensieve buitenlandse investeringen in de jaren 2010–2013, zijn er in 2011 twee afgerond.

Voorts werd duidelijk dat de uitvoering verbetering behoeft waar het gaat om de aansturing en het afrekenen van doelen; dat er beter tussen de verschillende onderdelen van de NFIA kan worden samengewerkt; dat de efficiency van de experts vergroot kan worden en dat de terugkoppeling aan de sectoren verbeterd kan worden. Naar aanleiding van de Mid Term Review is NFIA/CSA gevraagd de aanpak van het CSA te integreren in de reguliere werkzaamheden van de NFIA.

Prestatie-indicatoren

Basiswaarde

Peildatum

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Aantal aangetrokken Projecten door NFIA

100

2006

155

155

193

150

Bron: AGNL

           

Investeringsbedrag aangetrokken projecten NFIA (in € mln)

500

2006

€ 3 142

€ 956

€ 1 472

€ 500

Bron: AGNL

           

Aantal arbeidsplaatsen aangetrokken investeringen buitenlandse bedrijven

2 300

2006

3 887

3 793

4 358

2 500

Bron: AGNL

           

Aandeel projecten in sleutelgebieden & hoogwaardige

activiteiten

   

21%

27%

28%

15%

Operationele doelstelling 3: Het gericht ondersteunen van het bedrijfsleven in kansrijke sectoren op buitenlandse markten

Programmatisch pakket

Instrumenten & activiteiten

2g@there

In 2011 zijn 8 nieuwe programma’s gestart. In voorgaande jaren gestarte programma’s liepen in 2011 door indien deze aantoonbaar tot het binnenhalen van grote orders kunnen leiden. Diverse deelnemende bedrijven en kennisinstellingen hebben ook in 2011 weer successen geboekt, bijvoorbeeld in de maritieme sector en agro-food sector in India, binnen het Oekraïne zuivelprogramma en binnen de glastuinbouw in Kenia en Ethiopië.

In 2011 werd het 2g@there programma geëvalueerd door Pricewaterhouse Coopers Advisory N.V. De onderzoeksvraag was in hoeverre het 2g@there programma bijdraagt aan het wegnemen van (institutionele) belemmeringen op buitenlandse markten voor Nederlandse bedrijven. Uit de bevindingen blijkt dat 2g@there over het algemeen effectief, relevant en efficiënt is gebleken. De aanbevelingen uit deze evaluatie zullen worden meegenomen in de opzet van het nieuwe publiekprivate samenwerkingsprogramma Partners for International Business dat vanaf februari 2012 zal starten.

Government2Government (G2G)

2011 was het laatste jaar dat het G2G programma als losstaand instrument werd aangeboden door het Agentschap NL. Het programma was oorspronkelijk gericht op overheid-tot-overheid samenwerking met landen met uitzicht op EU toetreding. Het Government2Government (G2G) was in 2011 gericht op het wegnemen van institutionele belemmeringen en het verbeteren van de uitvoering of handhaving van beleid, met name in opkomende markten. In totaal werden in 2011 81 Government2Government (G2G) projecten gestart (51 projecten onder G2G-EL&I en 31 projecten onder G2G-milieu). Voorbeelden zijn:

  • Rusland: Training in RU-NL veterinary inspection services

  • India: Developing a master plan for innovating design education

  • Brazilië: Executive Programme Aviation and Airport Development

  • Turkije: Inland Waterways

  • Oekraïne: Customs procedures in the Dutch-Ukrainian trade relation

Met Government2Government (G2G) activiteiten werd bijgedragen aan het verbeteren van markttoegang voor het Nederlands bedrijfsleven. Vanaf 2012 zal G2G als module worden opgenomen binnen de publiek private aanpak van het programma Partners for International Business. Daarmee worden G2G activiteiten nog strategischer ingezet om bedrijven uit met name de topsectoren te helpen bij het wegnemen van belemmeringen bij internationaal zakendoen.

Package4Growth (P4G)

De onderuitputting op dit instrument kent twee redenen.

Package4Growth is een instrument op India en China, waarvoor in 2009 middelen zijn toegevoegd aan de EZ-begroting. Omdat de faciliteit nog vormgegeven moest worden, was geen kasritme van uitfinanciering bekend. Hierdoor wijkt de feitelijke realisatie of van het oorspronkelijk vastgelegd begrotingsbedrag.

In 2011 is een aanvang gemaakt met de omvorming van het NON-ODA gedeelte binnen het instrument. Het Non-ODA gedeelte binnen Pack4Growth zal overgaan in het instrument CoInvesteringsFaciliteit (CIF). Dit heeft tot gevolg gehad dat in 2011 voor dit gedeelte slechts budget is vrijgegeven om de reeds ingediende aanvragen 2010 te kunnen afwikkelen. Dit heeft ook geleid tot een lagere kasbelasting.

In lijn met het Kabinetsbeleid is begin 2011 besloten om de subsidies voor investeringen en ordersubsidiëring onder Package4Growth stop te zetten en een groot deel van de resterende beleidsgelden aan te wenden voor een investeringsfaciliteit. In 2011 is veel zorg besteed aan de ontwikkeling van deze co-investeringsfaciliteit die in het 1e kwartaal 2012 gelanceerd zal worden. Als gevolg daarvan is de prestatie-indicator verlaagd van 112 naar 61.

In 2011 stond voor Package4Growth slechts de subsidieregeling Kennisverwerving open voor aanvragen van bedrijven. Met deze subsidieregeling kunnen bedrijven een externe adviseur inhuren om specifieke kennis te verkrijgen die voor hun positionering van belang is. In 2011 zijn voor deze regeling 57 aanvragen ontvangen, waarvan 44 gehonoreerd zijn. In 2011 zijn bovendien 5 investeringsprojecten goedgekeurd die in 2010 waren ingediend. Wegens tegenvallende belangstelling voor de investeringsregeling is de prestatie-indicator van 61 subsidies niet geheel behaald. De subsidieregeling Kennisverwerving, die in 2010 is gelanceerd, geniet echter duidelijk de belangstelling van het Nederlandse MKB.

Prestatie-indicatoren

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Aantal startende clusters op kansrijke markt-sector combinaties

13

14

Aantal bedrijven dat door ondersteuning van P4G de Chinese en/of Indiase markt (verder) betreedt

49

112

Bron: AGNL

Toelichting apparaatuitgaven

In de ontwerpbegroting 2011 is de bijdrage aan Agentschap NL opgenomen onder de uitgaven geraamd onder Operationele Doelstelling 2. Bij tweede suppletoire wet 2010 zijn alle bijdragen aan baten-lastendiensten onder de materiële apparaatsuitgaven gebracht. Hierdoor is de realisatie van de uitgaven 2011 verantwoord onder de uitgaven apparaat.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Effectonderzoek ex post

Programmatisch pakket (2g@there, G2G)

5.3

2011

2012

TK, 31 985 nr. 7

Toelichting

De evaluatie Programmatisch pakket (2g@there, G2G) stond gepland voor start en afronding in 2012, de evaluatie heeft nu plaatsgevonden in 2011. De resultaten van deze evaluatie zijn 13 maart 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden.

8. Economische analyses en prognoses

Algemene doelstelling

Een breed vertrouwde bron van beleidsrelevante economische analyse zijn.

Al het werk van het CPB heeft als doel bij te dragen aan de beleidsvorming, zowel nationaal als internationaal. Het meest bekend zijn de ramingen. Het CPB heeft in 2011 wederom vier reguliere ramingen gepubliceerd. Zoals gebruikelijk is in het voorjaar het Centraal Economisch Plan verschenen en op Prinsjesdag de Macro Economische Verkenning. In juni en december verschenen korte tussentijdse updates, waarbij de decemberraming op uitzonderlijk veel belangstelling kon rekenen, als gevolg van de verslechterde economische vooruitzichten. Naast boeken over arbeidsmarktflexibiliteit en een kosteneffectiviteitsanalyse van de toekomstige inrichting van de Afsluitdijk, verscheen in november het boek Europa in Crisis, een publieksgericht boek over de Europese schuldencrisis, dat samen met Uitgeverij Balans werd uitgegeven. Ook werd een samenwerkingverband gestart met de Brusselse economische denktank Bruegel, om de internationale zichtbaarheid van het CPB te vergroten en de Europese beleidsdiscussie eerder te kunnen betrekken in de Nederlandse beleidsanalyse.

Het jaar stond vooral in het teken van vernieuwing. De website werd geheel vernieuwd, de papieren kwartaal Nieuwsbrief werd vervangen door een maandelijkse elektronische nieuwsbrief en de publicatiereeksen gingen op de schop. Er zijn nu vier reeksen: CPB Boeken, CPB Discussion papers (gericht op een wetenschappelijk publiek), CPB Notities (met antwoorden op speciale verzoeken om doorrekening in de regel van departementen of de politiek) en CPB Policy Briefs. Deze laatste reeks is nieuw en heeft als doel beleidsmakers te informeren over een voor hen relevant onderwerp met een kort en helder geschreven stuk. In 2011 heeft het CPB-onderzoek, naast de drie genoemde boeken, geresulteerd in 14 CPB Policy Briefs, 34 CPB Notities en 36 CPB Discussion Papers.

Ook de organisatie van het CPB werd aangepast, voornamelijk om inhoudelijke redenen. Er werd teruggegaan van zes naar vijf sectoren en van 20 naar 15 programma’s. In de loop van het jaar werd de omvang van de taakstelling van het huidige kabinet duidelijk, hetgeen resulteert in een volgende reorganisatie die in de komende jaren zijn beslag gaat krijgen.

Gezien de vele reacties op de publicaties, zowel in rechtstreekse contacten met politici, ambtenaren, wetenschappers en andere publieke actoren, als in de media worden de analyses en prognoses breed ontvangen en gebruikt door de regering, het parlement en overige maatschappelijke organisaties. Daarmee is de doelstelling ruimschoots bereikt.

Externe factoren

De belangrijke externe factor waarmee het CPB werd geconfronteerd was de taakstelling van het huidige kabinet. Daarbij werd er door regering en parlement in sterke mate een beroep op het CPB gedaan. Dat blijkt uit de toename van het aantal notities, maar ook uit het verzoek om de economische verkenning tot 2015 te actualiseren en te publiceren bij het CEP 2012.

Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 8 Economische analyses en prognoses (bedragen x € 1 000)
 

Realisatie

Vastgestelde Begroting 2011

Verschil 2011

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen (totaal)

13 580

14 586

14 931

13 964

12 997

967

Uitgaven (totaal)

13 580

14 586

14 931

13 964

12 997

967

– Apparaatuitgaven CPB

13 580

14 586

14 931

13 964

12 997

967

             

Ontvangsten (totaal)

2 065

2 570

2 073

2 256

1 643

613

Het verschil tussen de realisatie en de oorspronkelijke vastgestelde begroting bedraagt bijna € 1 mln. De hogere uitgaven betroffen onder meer compensatie van loonkosten in verband met langdurig afwezigen en een loon- en prijsbijstelling van € 0,35 mln. Daarnaast heeft met betrekking tot de extern gefinancierde projecten een desaldering van € 0,6 mln plaatsgevonden. De voorbereiding op de verhuizing van het Centraal Plan Bureau naar de locatie Bezuidenhoutseweg 30 bracht € 0,15 mln aan uitgaven met zich mee.

Het verschil bij de ontvangsten (€ 0,6 mln) is geheel toe te schrijven aan extra ontvangsten in het kader van extern gefinancierde projecten.

Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen x € 1 000)
 

Raming 2011

Realisatie 2011

 

Formatie1

Gemiddelde prijs

Gemiddelde Bezetting1

Gemiddelde

prijs

CPB- personeel

130,5

82,9

128,4

90,0

CPB- materieel

130,5

16,7

128,4

18,8

X Noot
1

formatie en gemiddelde bezetting inclusief vacatures; exclusief tijdelijk personeel en Young Professional.

De gemiddelde prijs per fte op personeel en materieel is hoger dan geraamd. De reden voor deze stijging is dat in 2011 extra budget is uitgekeerd voor zowel loon- en prijsbijstelling als voor compensatie in verband met langdurige afwezigen. Daarnaast is extra budget ontvangen omdat er meer externe projecten zijn uitgevoerd dan dat oorspronkelijk was geraamd (€ 1,6 mln). Tevens zijn in 2011 extra materiële uitgaven verricht ter voorbereiding op de verhuizing om het Centraal Plan Bureau uitgekeerd. Dit extra budget is omgezet in uitgaven die leiden tot een hogere gemiddelde prijs.

Prestatie-indicatoren

In onderstaande tabel worden de prestatie-indicatoren weergegeven, voorzien van bijbehorende streefwaarden zoals opgenomen in de begroting 2011, en de realisatiewaarden over 2011.

Kritische succesfactor

Prestatie-indicator

Streefwaarde

Realisatie 2011

1. Een goede beoordeling van de kwaliteit van het CPB

1a. Evaluatie kwalitatief functioneren CPB door een visitatiecommissie

1a. Elke 5 à 6 jaar evaluatie, Oordeel goed

1a. n.v.t.

(laatst uitgevoerd in 2010)

 

1b. Evaluatie kwalitatief functioneren CPB door een toetsgroep van beleidsmakers

1b. Elke 5 à 6 jaar evaluatie, Oordeel goed

1b. n.v.t.

(eerst volgende rond 2013)

2. Een goede beoordeling van CPB-producten

2a. Projectevaluatie van elk project >3 maanden

2a. Oordeel goed, evenwicht

tussen inzet en resultaat

2a. gerealiseerd, doelgerichtheid blijft aandachtspunt

 

2b. Aantallen publicaties die aan wetenschappelijke standaarden voldoen

2b. 10 Discussion Papers en 9 artikelen in wetenschappelijke tijdschriften

2b. 36 Discussion Papers en 22 artikelen in wetenschappelijke tijdschriften

3. Specifieke klanten en het brede publiek bedienen met relevante ramingen en analyses

3a. Mate van tevredenheid CPC en CEC-departementen over het CPB-werkplan en de CPB-jaarrapportage

3a. Positieve waardering werkplan en jaarrapportage op hoofdlijnen

3a. Overwegend zeer tevreden. Commentaar met name van ministeries beperkt.

 

3b. Percentages persberichten bij CPB-publicaties

3b. Persberichten bij 90% van de CPB Documenten en Bijzondere Publicaties

3b. 90% ruimschoots gehaald

 

3c. Aandacht in de landelijke pers n.a.v. CPB-persberichten

3c. Artikelen in ≥ 2 landelijke dagbladen bij ≥ 75% van de CPB-persberichten

3c. 75% ruim-schoots gehaald in FD, AD, Volkskrant, NRC, Telegraaf

 

3d. Expertrol in landelijke pers

3d. Ten minste 1x per maand expertrol terugzien in publiciteit

3d. Ruim gehaald

 

3e. Leesbaarheid van publicaties en persberichten d.m.v. onderzoek onder journalisten.

3e. Elke 3 jaar, Oordeel goed

3e. niet van toepassing

(komt in 2012 weer aan de orde)

4. Internationaal als toonaangevend worden beschouwd

4. Aantal verwijzingen naar CPB-publicaties in working papers van OECD, IMF en EC

4. Minimaal 15 keer per jaar

4. 44

a Centrale Plancommissie en Centraal Economische Commissie.

9. Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken

Algemene doelstelling

Het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken.

Het outputprogramma van het CBS zoals opgenomen in het Jaarplan voor 2011 van het CBS is gerealiseerd.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Prestatie-indicatoren

In onderstaande tabel staan de prestatie-indicatoren weergegeven voorzien van bijbehorende streefwaarden, zoals opgenomen in de begroting 2011, en de realisatiewaarden.

Prestatie-indicator

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

1. Realisatie van de publicatie-kalender

Persberichten: 92%

Eurostat: 93%

Persberichten: 91%

Eurostat: 93%

Persberichten: 94%

Eurostat: 93%

Persberichten: 90%

Eurostat: 90%

2. Aantal formele correcties op publicaties

0 persberichten met correctie

0 persberichten met correctie

1

persbericht met correctie

Maximaal 3 persberichten per jaar met correctie

3. Afwijking van voorlopige en definitieve cijfers

       

a. economische groei

2 kwartalen < 0,75% voor het jaar 2006.

4 kwartalen < 0,75% voor het jaar 2007.

4 kwartalen < 0,75% voor het jaar 2008.

Voor minstens drie kwartalen van het jaar moet de afwijking minder zijn dan 0,75 procentpunt.

b. internationale handel

98% afwijkingen < 4%

92% afwijkingen < 4%

98% afwijkingen < 4%

80% van de afwijkingen moet minder zijn dan 4%.

c. bevolkingsgroei

12 maanden met afwijking < 4 000

Gecumuleerd jaar-totaal:

800

12 maanden met afwijking < 4 000

Gecumuleerd jaar-totaal:

2 623

12 maanden met afwijking < 4 000

Gecumuleerd jaar-totaal:

820

Voor minstens 8 maanden moet de afwijking minder zijn dan 4 000 én

de afwijking van het gecumuleerd jaartotaal moet minder dan 16 000 zijn.

4. Administratieve lastenverlaging/ reductie enquête-druk

Definitief cijfer 2009: € 19,8 mln

Definitief cijfer 2010: € 19,0 mln

(Voorlopig) cijfer 2011: nog niet bekend.

De administratieve last door enquêtedruk voor het bedrijfsleven mag in 2011 niet meer bedragen dan de lastendruk in 2010.

Toelichting administratieve lastenverlaging/reductie enquêtedruk

Het CBS produceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie die onder andere inzicht biedt in het functioneren van de samenleving en de economie in het bijzonder. Het CBS betrekt daarvoor de benodigde basisgegevens zoveel mogelijk uit bestaande registraties. Deze registraties zijn echter niet voldoende waardoor uitvraag bij bedrijven noodzakelijk blijft.

Het CBS verzamelt de gegevens op een zodanige manier dat de administratieve lasten voor ondernemingen en instellingen zo laag mogelijk zijn. Uit de cijfers blijkt dat de feitelijke, door het CBS veroorzaakte, administratieve lastendruk al jaren achtereen daalt. Bedroeg deze lastendruk in 2009 € 19,8 mln, in 2010 was de lastendruk met bijna € 0,8 mln gedaald. Het voornemen van het CBS om ook in de komende periode een verdere vermindering van lastendruk te realiseren, sluit aan bij de in het Regeerakkoord aangekondigde ambitie van het kabinet om in 2012 een administratieve lastenreductie van 10 procent te realiseren ten opzichte van 2010 en binnen vier jaar een reductie van in totaal 25 procent. Ook zet het CBS fors in op vermindering van de beleefde lastendruk, in intensieve samenwerking met ondernemers en ondernemersorganisaties, zoals via de Adviesraad Berichtgevers.

Budgettaire gevolgen van beleid

9 Voorzien in maatschappelijk behoefte aan statistieken (bedragen x € 1 000)
 

Realisatie

vastgestelde begroting 2011

Verschil 2011

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

182 467

195 420

192 269

191 676

 187 431

4 245

Waarvan garantieverplichtingen

           

Uitgaven

182 467

195 420

192 269

191 676

187 431

4 245

             

Ontvangsten

           

Bijdrage aan het CBS

Het verschil tussen de oorspronkelijk vastgestelde begroting en de realisatie 2011 ad € 4 mln is voornamelijk ontstaan door de toevoeging van middelen voor Sociaal Flankerend Beleid, extra statistische werkzaamheden in het kader van Caribisch Nederland en voor loon- en prijscompensatie.

Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs

bedragen x € 1 000
 

Raming 2011

Realisatie 2011

 

Formatie

Gemiddelde prijs

Gemiddelde bezetting

Gemiddelde prijs

CBS-personeel

2 018

68,4

1 964

69,3

CBS-materieel

2 018

31,5

1 964

28,3

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderwerp

AD

Start

Afgerond

Vindplaats

Overig evaluatie onderzoek

De doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het CBS (artikel 39 Kaderwet, voorheen artikel 82 CBS-wet).

9

2011

2011

TK, 25 268 nr. 74

De doelmatigheid van het CBS heeft zich positief ontwikkeld in de onderzoeksperiode 2004–2009. Bij een relatief geringe stijging van de input, heeft het CBS een relatief grote stijging van de output gerealiseerd. De kwaliteit en relevantie van de gegevensverzameling is goed geborgd en de administratieve lastendruk in de onderzoeksperiode is verlaagd met 14%. Verder wordt geconstateerd dat de Centrale Commissie voor de Statistiek haar toezichttaak goed heeft ingevuld.

10. Elektronische communicatie en post

Algemene doelstelling

Nederland behoort wereldwijd tot de top met breedbandinfrastructuur dankzij concurrentie op en tussen meerdere netwerken. Door convergentie kunnen diensten als televisie, bellen en internet via meerdere netwerken worden afgenomen en ontstaan nieuwe gebruiksvormen uit combinaties van die toepassingen (zoals tv kijken via internet).

Voor post geldt dat de postmarkt in 2009 is geliberaliseerd. De tarieven voor zakelijke gebruikers zijn aanzienlijk gedaald en PostNL heeft concurrentie gekregen. Aan dit doel zijn voor de rest geen kwantitatieve of kwalitatieve doelstellingen verbonden. Tot 2011 waren er vier landelijke postvervoerders voor geadresseerde post, waarvan twee spelers zich in de loop van 2011 hebben teruggetrokken van de Nederlandse markt voor geadresseerde post. De gehele postmarkt  zit in zwaar weer door teruglopende volumes als gevolg van digitalisering.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Kengetallen

Realisatie

2009

Realisatie 2010

Realisatie

2011

Streefwaarde 2011

1. Plaats van Nederland t.o.v. andere landen op de mondiale Information Society Index ranglijst

Bron: ISI

Negende positie

Twaalfde positie

Twaalfde positie

Stijgend

2. Positie Nederland t.o.v. andere OESO-landen m.b.t. aantal breedbandaansluitingen per 100 inwoners

Bron: OESO

Tweede positie

Eerste positie

Eerste positie

Minimaal tweede positie

3. Concentratie deelmarkten (HHI)

Bron: TNO

Mobiele telefonie:

3 874

(stand Q3 2009)

Mobiele telefonie:

3 802

(stand Q4 2010)

Mobiele telefonie:

3 711

(stand Q3 2011)

Dalend

4. Overkomstduur brieven binnen 24 uur

Bron: OPTA

94,8%

92,9%

nnb

Behoud 95% of meer binnen 24 uur

5. Positie Nederland t.o.v. andere EU-lidstaten m.b.t. gebruik van ICT door het bedrijfsleven

Bron: CBS

3e positie

Geen gegevens beschikbaar

Geen gegevens beschikbaar

Minimaal tweede positie

6. Penetratiegraad van TDAB radio-ontvangers in huishoudens

Bron: TNO

Verwaarloosbaar

Verwaarloosbaar (< 1%)

Verwaarloosbaar

(< 1%)

Streefwaarde 2016: 50% van de huishoudens heeft ten minste 1 TDAB radio-ontvanger

Toelichting

  • 1) Nederland is eerder op de ranglijst gedaald naar de 12de positie, omdat andere landen (onder andere in Azië) relatief meer investeren in ICT R&D en toepassing (zowel overheid als bedrijfsleven). Deze trend is onveranderd en werkt zwaar door in de ISI-index.

  • 3) Het kengetal «Herfindahl Hirschman Index (HHI) Breedband internettoegang» zoals opgenomen in de oorspronkelijke begroting 2011 is door wisselende grondslagen en door enorme bewegingen in de markt (overnames van ISP's door vooral KPN) nietszeggend geworden. Dit kengetal is daarom vervallen.

    Het kengetal «Herfindahl Hirschman Index (HHI) Mobiele telefonie» over geheel 2011 (stand Q4) komt in juni 2012 beschikbaar. De huidige realisatie (3 711) is de stand van het derde kwartaal (Q3).

  • 4) Het Kengetal over 2009 is een voorlopig cijfer omdat Post NL dit cijfer formeel heeft aangevochten (volgens Post NL moet het cijfer 95,2% zijn). Deze rechtszaak loopt nog. Het kengetal «Overkomstduur brieven binnen 24 uur» over 2011 komt begin 2013 beschikbaar

  • 5) De CBS-publicatie is een enquête en kijkt terug in de tijd. Voor het meten van het gebruik van ICT door het bedrijfsleven zijn niet ieder jaar nieuwe gegevens beschikbaar.

  • 6) Het kengetal «Penetratiegraad van TDAB radio-ontvangers in huishoudens» wordt door TNO geleverd aan het CBS ten behoeve van de CBS-uitgave «De Digitale Economie». Realisatiecijfers 2010 en 2011 betreffen voorlopige cijfers.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

10 Elektronische communicatie en post (bedragen x € 1 000)
 

Realisatie

vastgestelde begroting 2011

Verschil 2011

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

74 355

91 369

89 413

105 945

83 279

22 666

Uitgaven

66 627

84 788

91 935

86 699

89 834

– 3 135

programma

51 805

64 942

71 718

68 025

70 349

– 2 324

OD 1: Een efficiënt werkende communicatie- en postmarkt

3 204

4 384

4 463

3 907

6 083

– 2 176

– Bijdrage aan internationale organisaties

1 519

2 010

2 293

1 982

2 501

– 519

– Bijdrage aan OPTA

1 685

2 374

2 170

1 925

3 582

– 1 657

OD 3: Realiseren van de economische en maatschappelijke meerwaarde van ICT-toepassingen en diensten voor burgers, bedrijven en overheid

37 106

49 351

53 774

46 248

52 583

– 6 335

– Programma Implementatie ICT-agenda

15 130

24 738

17 364

21 018

27 171

– 6 153

– ICT-flankerend beleid en administratieve lasten

19 353

21 309

34 874

24 818

24 893

– 75

– ICT&MKB

2 218

3 304

1 536

412

519

– 107

– Kenniswijk

405

         
             

Algemeen

11 495

11 207

13 481

17 870

11 683

6 187

– Beleidsvoorbereiding en evaluaties

11 495

11 207

13 481

17 870

11 683

6 187

             

Apparaat

14 821

19 845

20 216

18 673

19 485

– 812

– Personeel Kerndepartement

7 335

7 751

8 245

7 411

7 108

303

– Bijdrage aan Agentschap NL

   

239

262

 

262

– Bijdrage aan Agentschap Telecom (inspectie)

4 631

5 529

6 009

5 268

6 505

– 1 237

– Bijdrage aan Agentschap Telecom (secretaris generaal)

2 855

6 565

5 723

5 732

5 872

– 140

             

Ontvangsten

2 713

254

27 095

52 232

26 400

25 832

Ontvangsten uit het FES fonds

1 463

         

Diverse ontvangsten

1 250

254

27 095

52 232

26 400

25 832

Toelichting op de programma-uitgaven/verplichtingen

Operationele doelstelling 1: Een efficiënt werkende communicatie- en postmarkt

In het kader van operationele doelstelling 1 zijn in 2011 meer verplichtingen aangegaan dan oorspronkelijk was geraamd. Deels door een committering van € 1,1 mln aan de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) voor het oplossen van ontvangstklachten (verplaatsing van een mast) en een committering van € 7,14 mln aan de Stichting Regionale Omroep Overleg & Samenwerking (ROOS) ter subsidiëring van de uitrol van een digitaal zendnetwerk. Daarnaast is een bedrag van € 5,5 mln gecommitteerd en betaald aan Radiocorp ter compensatie van de te late afgifte van de FM-vergunning (schikkingsbedrag rechtszaak). Ook met dit bedrag was geen rekening gehouden in de begroting 2011.

Regelgeving en Europese coördinatie

Implementatie nieuwe Europese regelgevingskader voor Telecommunicatie

In 2011 is de implementatie van het nieuwe Europese regelgevingskader voor Telecommunicatie in Nederlandse wetgeving door de Tweede Kamer afgerond. Het wetsvoorstel zal begin 2012 door de Eerste Kamer worden behandeld. Daarna zal alle regelgeving naar verwachting in mei 2012 in werking treden. Tegelijkertijd moet lagere regelgeving worden afgerond.

Roaming

De huidige Europese roamingverordening loopt medio 2012 af. Momenteel is nog een discussie gaande met de Europese Commissie gericht op de toekomstige besluitvorming omtrent voortzetting van deze verordening. EL&I is van opvatting dat concurrentie bepalend zou moeten zijn voor de prijsvorming. Indien het daaraan mocht schorten dan is regulering noodzakelijk. Deze moet voldoende bescherming bieden aan Europese consumenten tegen excessieve prijsvorming bij roaming.

Telecom- en postmarkt

Netneutraliteit

In het kader van de herziening van het Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector is netneutraliteit opgenomen in het wetsvoorstel ter wijziging van de Telecommunicatiewet (TK, 32 549). Dit omvat dat aanbieders van internettoegang transparant moeten zijn over hoe zij hun netwerkverkeer behandelen. In aanvulling daarop is opgenomen dat aanbieders van internettoegang, behoudens enkele uitzonderingen, geen diensten of toepassingen op het internet mogen belemmeren of vertragen. Directe aanleiding voor deze aanvullende wetgeving was dat meerdere mobiele telecomaanbieders innovatieve concurrerende diensten (zouden willen) belemmeren.

Zicht op de uitrol van breedbandige netwerken

De voortgang van de uitrol van breedbandige netwerken wordt in kaart gebracht met een jaarlijkse Breedbandmonitor. De eerste monitor wordt in 2012 gepubliceerd.

Frequentie- en antennebeleid

Integrale aanpassing Nationaal Frequentieplan (NFP)

De voorgenomen integrale aanpassing van het Nationaal Frequentieplan (ter implementatie van het wetsvoorstel naar aanleiding van de nota Frequentiebeleid 2005) is opgeschoven als gevolg van de opgetreden vertraging van de parlementaire behandeling van het betreffende wetsvoorstel. Het nieuwe NFP zal naar verwachting in 2013 worden afgerond en gepubliceerd.

Toezicht op emissie van elektromagnetische velden van zendmasten

Er is in 2011 nog geen verbetering van het toezicht op de emissie van elektromagnetische velden van zendmasten gerealiseerd. In 2011 is gezocht naar een aanpak die past binnen het bestaande wetgevende kader, waarmee deze aanpak eenvoudiger is te realiseren. Dit heeft tot nieuwe inzichten geleid. De oplossing met dit verbeterde toezicht, in een beleidsregel uitgewerkt, zal in de eerste helft van 2012 worden gepubliceerd en vanaf dat moment worden geëffectueerd.

Herziening R&TTE richtlijn

In de begroting 2011 was voorzien dat in 2011 de Europese Commissie het initiatief zou nemen om de richtlijn voor radioapparatuur en de wederzijdse erkenning van conformiteit (R&TTE richtlijn) te herzien die betrekking heeft op radio- en randapparatuur. De Europese Commissie heeft dit initiatief echter nog niet genomen in 2011. De voorbereidingen zijn in 2009 gestart en de herziening van de richtlijn wordt nu in de eerste helft van 2012 verwacht.

Prestatie-Indicatoren

Realisatie

2009

Realisatie

2010

Realisatie

2011

Streefwaarde

2013

Het aantal vergunningscategorieën ten behoeve van het gebruik van frequentiebanden

46

46

45

42

Bron: Agentschap Telecom

Toelichting

In 2011 is de vergunningscategorie «Alarm, Radiobeveiligingsinstallatie» afgeschaft. De faciliteiten onder deze categorie zijn volledig overgenomen door alarmeringstoepassingen in het vergunningsvrije domein.

De doelstelling is om het aantal vergunningscategorieën terug te brengen van een referentiewaarde van 47 naar 42 in een periode van vijf jaar. Dit heeft tot gevolg dat gebruiksmogelijkheden van frequenties worden verruimd en wordt aangesloten bij veranderende marktomstandigheden en technologische ontwikkelingen.

Nummers en internetdomeinnamen

Eenvoudiger overstap naar andere aanbieder in geval van Machine-to-Machine (M2M) toepassingen

Voor communicatie tussen apparaten, denk hierbij aan het uitlezen van slimme energiemeters, worden telefoonverbindingen gebruikt. Het is voor eindgebruikers van deze Machine-to-Machine (M2M) toepassingen kostbaar om over te stappen door het gebruik van nummers in de randapparatuur die zijn gebonden aan openbare telecomnetwerken. In 2011 is op internationaal terrein (Conférence européenne des administrations des postes et télécommunications, CEPT, en International Telecommunication Union, ITU) verkend hoe voor bedrijven in deze sector mogelijkheden kunnen worden vergroot om over te stappen naar andere telecomaanbieders. Omdat deze verkenning mondiaal plaatsvindt, kost deze meer tijd dan verwacht. In 2012 wordt meer duidelijkheid verwacht over de uitkomsten en het vervolgtraject.

Operationele doelstelling 2: Een veilig en betrouwbaar elektronisch- en postnetwerk

Netwerk- en informatiebescherming

Weerbaarheid tegen uitval energie en telecom/ICT

Het traject CapaciteitsAnalyse Elektriciteit en Telecom (CAET) heeft langer geduurd dan was gepland. Van de laatst betrokken sectoren (drinkwater, olie en openbaar bestuur) zijn de rapportages nog in 2011 opgesteld, maar heeft bespreking van de aanbevelingen nog niet plaatsgevonden. Het traject CAET wordt in april 2012 afgesloten met een brede bijeenkomst voor alle betrokken sectoren waarin de bevindingen en «best practices» nog eens worden gedeeld.

Bescherming privacy internetgebruiker

Een meldplicht voor datalekken is opgenomen in de wijziging van de Telecommunicatiewet (implementatiewet), die nu in de Eerste Kamer ligt. Tevens zullen, ter implementatie van de Bijzondere Privacyrichtlijn, de regels met betrekking tot het gebruik van zogenaamde cookies aangepast worden. Om te komen tot een geharmoniseerde toepassing van de nieuwe regels rond het gebruik van cookies in de diverse lidstaten van de Europese Unie, is Eurocommissaris Kroes in gesprek met het Europese bedrijfsleven over de praktische invulling van de regels.

Operationele doelstelling 3: Realiseren van de economische en maatschappelijke meerwaarde van ICT-toepassingen en diensten voor burgers, bedrijven en overheid

In het kader van operationele doelstelling 3 zijn in 2011 meer verplichtingen aangegaan dan oorspronkelijk was geraamd, omdat een deel van de opdracht aan Agentschap NL voor 2011 per abuis niet in 2010 was vastgelegd. Dat is alsnog (voor € 5,1 mln) in 2011 gebeurd.

Instrumenten en activiteiten

Op 17 mei 2011 is de Digitale Agenda.nl aan de Tweede Kamer gestuurd. Deze agenda zet de ambities neer wat betreft inzet van ICT voor groei en welvaart en de hiervoor benodigde randvoorwaarden. De Digitale Implementatie Agenda.nl die op 13 december aan de Tweede Kamer is gestuurd beschrijft hoe deze ambities te realiseren. Daarnaast wordt in deze agenda aangeven hoe over de voortgang van de acties zal worden gerapporteerd.

Digitale Economie & maatschappij

Programma Implementatie ICT-agenda (PRIMA)

EL&I is coördinerend ministerie en beheert de gelden die voor PRIMA (Programma Implementatie ICT-agenda) worden uitgegeven. PRIMA betreft een interdepartementaal programma, waaruit een project alleen kan worden gefinancierd, wanneer een departement ook eigen middelen inbrengt. Als penvoerend departement is EL&I voor de betalingen op PRIMA grotendeels afhankelijk van de betalingen en declaraties van de overige betrokken departementen. In 2011 is hiervoor minder opgevraagd dan geraamd.

COMMIT

Dit kabinet zet in op het omzetten van R&D – kennis dus – in kunde en in kassa. En het wil de totale R&D – privaat en publiek – laten stijgen tot 2,5 procent van het BBP in 2020. EL&I stimuleert alle ondernemers in Nederland om te investeren in vernieuwende producten, diensten en processen. Dat doet EL&I met risicokapitaal, met innovatiekrediet en met fiscale instrumenten. En dat is op 16 november 2011 gebeurd met de lancering van het ICT-onderzoeksprogramma COMMIT. COMMIT is een voorbeeld van het bedrijfslevenbeleid nieuwe stijl, waarin ondernemers, onderzoekers en overheden samen achter het stuur zitten. Een vierjarig onderzoeksprogramma van € 110 mln, waarvan 55 procent wordt betaald door het bedrijfsleven en 45 procent uit het budget komt vanuit de overheid.

COMMIT is gebouwd op drie pijlers, namelijk «informatie», «kleine computers» en «grootschalige rekendiensten» en valt uiteen in 16 projecten. Daarbinnen gaan kennisinstellingen, bedrijven en non-profit-organisaties samen aan de slag met ICT-producten en diensten. Zoals voor huisartsen, die medische gegevens snel en veilig willen laten onderzoeken. Zoals met technieken om digitale opnamen van opsporingscamera’s te scannen. En zoals met mogelijkheden om GPS en andere satellietgegevens te gebruiken in de precisielandbouw. Zo gaat COMMIT bijdragen aan innovatieve producten en diensten waarmee Nederland zijn economische groei kan aanjagen en waarmee we tegelijkertijd een antwoord kunnen geven op grote maatschappelijke vraagstukken.

Digitale dienstverlening voor bedrijven

Slim geregeld, goed verbonden (SGGV)

Voor het programma SGGV (Slim geregeld, goed verbonden) zijn in 2011 drie casussen afgerond en overgedragen aan de ketenpartijen. Ultimo 2011 heeft het programma acht casussen afgerond en vier casussen in uitvoering. In totaal zullen tot en met 2012 15 tot 20 ketenprojecten gerealiseerd worden.

Ondernemingsdossier

In 2011 is gestart met de invoering van het Ondernemingsdossier in drie branches: horeca, recreatie en rubber- en kunstofindustrie. Naast het bedrijfsleven zijn ook overheidsorganisaties op het Ondernemingsdossier aangesloten.

e-Factureren

Het project e-Factureren werd verlengd tot 2014. Het doel om in 2011 10% van het totaal aantal facturen aan de rijksoverheid elektronisch te ontvangen en te worden verwerkt is gehaald. Door de inzet van de overheid als «launching customer» is in de markt een onomkeerbaar proces in gang gezet: steeds meer bedrijven versturen hun facturen voortaan elektronisch. Het gebruik van Digipoort als centraal aanleverpunt voor elektronische facturen aan de overheid speelt een belangrijke rol in het bereiken van de doelstellingen. De oorzaak aan leverancierszijde is vooral de complexiteit van de koppeling met Digipoort waardoor de business case alleen aantrekkelijk is voor de heel grote leveranciers van het Rijk en aan overheidszijde kost het meer tijd om de back-office processen af te stemmen op ontvangst en automatische verwerking van e-facturen. EL&I droeg samen met BZK de aanloopverliezen van Digipoort om het gebruik te stimuleren en het «early adopter» probleem te vermijden. Voor bedrijven is het verzenden van e-facturen via de Digipoort gratis en overheden betalen een marktconforme prijs voor het gebruik. Het opdrachtgeverschap voor e-factureren via de Digipoort is door EL&I per 31 december 2011 overgedragen aan BZK. EL&I richt zich na 2011 vooral op het stimuleren van de markt.

SBR

De belastingdienst is in 2011 begonnen de verplichtstelling van SBR te starten in 2013 voor inkomensbelasting en vennootschapsbelasting van ondernemers.

Antwoord voor Bedrijven

De overheid werkt aan een moderne elektronische voordeur om gegevens met bedrijven digitaal te kunnen afwikkelen voor betere overheidsdienstverlening en reductie van administratieve lasten. Open standaarden zijn daarbij de norm. Daarvoor beheert het College Standaardisatie een lijst met open standaarden over techniek (systeemkoppelingen) en eenduidige begrippen in ketens (semantiek). In 2011 zijn vijf nieuwe standaarden toegevoegd aan die lijst, zoals een standaard voor elektronische betalingen. Eind 2011 is het mandaat van het College Standaardisatie met drie jaar verlengd. De scope is verbreed naar het maken van afspraken over eOverheidsvoorzieningen en standaarden in economische topsectoren, zoals Logistiek en AgroFood.

Prestatie-indicatoren

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

1) Het aantal bezoeken aan de website

www.antwoordvoorbedrijven.nl

1 744 036

1 817 686

2 202 017

1 700 000

Bron: Agentschap NL

       

2) Aantal betalende partners en netwerkpartners in het programma Digivaardig & Digibewust

47

72

73

50

Bron: ECP-EPN

       

3) Aantal bezoekers van de websites van het programma Digivaardig & Digibewust

187 047

432 886

91 392

400 000

Bron: ECP-EPN

       

Toelichting

  • 1) In 2011 heeft Antwoord voor bedrijven de portaalfunctie verder verstevigd zoals afgesproken. Dit vertaalt zich in een half miljoen meer bezoekers dan het streefcijfer. Dit mooie resultaat is terug te voeren op het toevoegen van features bij de vernieuwing van de site, waardoor de vindbaarheid van de site stevig gegroeid is. Dat betekent dat als een ondernemer via een zoekmachine (bijvoorbeeld Google) zoekt, hij eerder bij Antwoord voor bedrijven uitkomt. Een van de features die verbeterd is, is dat er veel meer trefwoorden aangebracht kunnen worden. Hoe meer trefwoorden, hoe beter vindbaar. Daarnaast was het streefcijfer voor 2011 niet heel hoog gekozen, omdat voorzien was dat met de vernieuwing van de site een tijdelijke dip in de bezoekcijfers zou komen. Een eerste versie van een platform, waar de ondernemer de informatie gepersonaliseerd aangeboden kan krijgen, is gelanceerd en wordt steeds verder ontwikkeld. Daarnaast participeert Antwoord voor bedrijven volop in de eerste stappen van de ontwikkeling van het digitale ondernemersplein waar de dienstverlening van Antwoord voor bedrijven een plaats krijgt.

  • 3) Een zo groot mogelijk aantal bezoekers op de website van Digivaardig & Digibewust is op zichzelf nooit een doelstelling geweest van het programma. Het zegt namelijk slechts voor een klein deel iets over het beoogde bereik onder de doelgroepen en het succes van het programma. Afgezien daarvan is het gezien de activiteiten in 2011 ook goed verklaarbaar. Dit jaar is het aantal bezoekers afgenomen ten opzichte van het jaar daarvoor, puur omdat er geen gerichte campagne is geweest die naar een website leidt. Dit had diverse redenen: er is in de voorlichtingsactiviteiten juist ook meer aandacht geweest voor offline media (brochures, tijdschriften, kranten) en televisie (bv Cluebie, TV-aandacht op Safer Internet Day). Daarnaast is er –mede door de focusverschuiving van EL&I zoals aangegeven in de Digitale Agenda– in plaats van publiekscampagnes die leiden tot websitebezoeken, veel meer gewerkt aan de afsprakenkaders aan de achterkant die moeten leiden tot meer veiligheid op internet en aan het borgen van initiatieven en projecten op het gebied van digivaardigheid. Zoals de voorbereidingen voor de Meldknop met alle relevante partijen in het speelveld op het gebied van veiligheid en het regelen van borging van de ontwikkelde materialen en projecten op het gebied van digibeten bij instanties als UVW, bibliotheken en Stichting Lezen en Schrijven.

Innovatieve mobiele- en omroeptoepassingen

Uitgifte GSM-vergunningen

Vanwege door de Tweede Kamer gewenste wijzigingen is meer tijd nodig in de voorbereiding van de uitgifte. De vergunningen voor de 800-, 900- en 1 800 MHz band, alsmede vergunningen voor enkele kavels in de 2,1 GHz band en de 2,6 GHz band zullen daardoor in 2012 worden uitgegeven. In de brief van 6 januari 2012 betreffende Regeling veiling mobiele communicatie is de Tweede Kamer hierover nader geïnformeerd en is aangegeven dat de start van de veiling is voorzien voor eind oktober 2012.

Algemeen: Beleidsvoorbereiding en evaluaties

Een bedrag van € 5,5 mln is in 2011 gecommitteerd en betaald aan Radiocorp ter compensatie van de te late afgifte van de FM-vergunning (schikkingsbedrag rechtszaak). Met dit bedrag was geen rekening gehouden in de begroting 2011.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

In 2011 bleek voor het Agentschap Telecom een lagere bijdrage vereist dan geraamd was in de oorspronkelijke begroting.

Toelichting op de ontvangsten

In het kader van operationele doelstelling 1 zijn er meer ontvangsten binnengekomen dan begroot. Deze ontvangsten betroffen de eerste termijnbetaling voor 2011 van € 21,2 mln van de commerciële radio-omroepen voor het verlengen van hun FM-vergunningen voor de periode 2011–2017 en € 2,6 mln van de vergunninghouders van frequenties in de 2,6 GHz band (opbrengst van de in 2010 gehouden veiling). Met deze opbrengsten was in de begroting 2011 geen rekening gehouden.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderzoek onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Een veilig en betrouwbaar elektronisch- en postnetwerk

10.2

2010

2011

TK, 32 837 nr. 1

 

Realiseren van de economische en maatschappelijke meerwaarde van ICT-toepassingen en diensten voor burgers, bedrijven en overheid

10.3

2010

2011

TK, 32 837 nr. 1

Overig evaluatieonderzoek

Universele Dienst Post

10.1

2011

december 2011

TK, 29 502 nr. 7

 

Midterm Review Digivaardig & Digibewust

10.3

2010

2011

http://www.rijksoverheid.nl

Bureau Lysias Advies en Alares (4 april 2011)

Toelichting

Een veilig en betrouwbaar elektronisch- en postnetwerk

Het algemene beeld dat in de doorlichting van operationele doelstelling 10.2 «Een veilig en betrouwbaar elektronisch- en postnetwerk» (OD2) en operationele doelstelling 10.3 «Realiseren van de economische en maatschappelijke meerwaarde van ICT-toepassingen en diensten voor burgers, bedrijven en overheid» (OD3) wordt geschetst, is dat de overheid vanwege opgetreden markt- en systeemfalen een legitieme rol heeft om te interveniëren op het terrein van elektronische communicatie. De gekozen operationele doelstellingen OD2 en OD3 sluiten hierop aan. Het gevoerde beleid en de ingezette beleidsinstrumenten hebben de realisatie van deze doelen dichterbij gebracht. Er worden geen instrumenten gemist en er is sprake geweest van een voldoende gebalanceerde en overwegend doeltreffend ingezette instrumentenmix, variërend van faciliteren en aanjagen tot het opleggen van wettelijke verplichtingen en het toezicht daarop. Waar mogelijk is de primaire verantwoordelijkheid bij bedrijven en eindgebruikers belegd waardoor zelfregulering ook de ruimte heeft gekregen. In de beleidsdoorlichting van OD2 en OD3 is vastgesteld dat wat betreft de doelmatigheid van de instrumenten deze in ieder geval kostenbewust zijn ingezet. Tot slot is een belangrijke les dat het beleidsterrein waar OD2 en OD3 op ziet, dusdanig complex en dynamisch is dat een klassieke beleidsbenadering niet volstaat. De ontwikkelingen laten zich moeilijk sturen en worden door tal van factoren en actoren beïnvloed.

Universele Dienst Post

De evaluaties zijn uitgevoerd door Intomart gfk (gebruikers) en Ecorys (kosten). Onderzocht zijn de behoeften en het gedrag van gebruikers en de kosten van de UPD-verplichtingen. Dan gaat het om: het aantal verplichte bezorgdagen (6), het aantal postvestigingen, het aantal brievenbussen en de overkomstduur van brieven (95% van de poststukken moet binnen 24 uur zijn bezorgd). Een meerderheid van gebruikers zou met minder UPD-verplichtingen genoegen nemen, m.n. het aantal bezorgdagen. Uit de evaluatie bleek voorts dat het schrappen van één verplichte bezorgdag de meeste besparingen oplevert. Besloten is om het aantal verplichte bezorgdagen terug te brengen van zes naar vijf en de rest voorlopig in tact te houden. Hiervoor wordt een wetsvoorstel voorbereid.

31. Duurzaam Ondernemen

Algemene beleidsdoelstelling

EL&I streeft naar een duurzaam agrocomplex. Deze beleidsdoelstelling richt zich op de verduurzaming van het agrocomplex in Nederland, waarbij zoveel mogelijk de Europese kaders worden gevolgd. De verduurzaming geldt niet alleen voor de milieuaspecten, maar ook voor de sociale en economische aspecten (bedrijfsontwikkeling en ondernemerschap). Hierbij staan de volgende doelen centraal:

Stimuleren van een breed aanbod van voedsel

EL&I heeft in 2011 in samenwerking met de agrofoodsector gewerkt aan de verduurzaming van voedsel. Samen met convenantpartijen is ingezet op een stijging van de aankoop van duurzame dierlijke producten in supermarkt en bedrijfsrestaurants van jaarlijks 15%. In 2009 en 2010 heeft dit geresulteerd in een stijging van ongeveer 90% per jaar. Voor 2011 komen de halfjaarcijfers nog steeds boven de 50% uit.

De consumentbestedingen voor biologische producten hebben tot 2010 jaarlijks meer dan 10% stijging laten zien. Vanaf 2010 is sprake van een stijging onder de 10% per jaar. Het areaal voor biologische landbouw groeit nog steeds. Vanaf 2010 is de groei afgenomen tot onder de 5% per jaar.

Verduurzaming productie en handel in agrarische producten

Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven nemen sinds vele jaren een blijvend toonaangevende internationale positie in de internationale handel in duurzame agroproducten in. Vanaf 2002 bezet Nederland de tweede plaats op de ranglijst van landen met een netto handelsoverschot voor agrarische producten zoals groenten, vlees en zuivel.

Productie en verwerking van voedsel in balans met wensen van de samenleving

Doel van het beleid is om een balans te vinden waarbij zo goed mogelijk wordt voldaan aan de wensen van de samenleving enerzijds en waarbij anderzijds de concurrentiekracht van bedrijven zo sterk mogelijk is.

Uit de maatschappelijke appreciatiescore blijkt dat de gemiddelde waardering voor de agrarische sector van de Nederlanders in 2011 wederom ruim voldoende scoort, namelijk 7,5. De helft van de Nederlanders geeft zelfs een 8 of hoger. Kritiekpunten op de agrarische sector hebben vooral betrekking op megastallen en massaproductie, weinig aandacht voor dierenwelzijn en een te laag inkomen voor boeren.

Ecologische verantwoord beheer van visbestanden

EL&I werkt mee aan het Europese visserijbeleid, dat is gericht op een duurzaam gebruik van de natuurlijke hulpbronnen. Maatregelen en acties in de lange termijnstrategie van het operationele programma 2007–2013 bij het Europese Visserij Fonds (EVF) voor de visserijsector zijn gericht op de transitie van de visserijsector naar een duurzame sector. In 2011 is er een midterm evaluatie uitgevoerd en is geconcludeerd dat het bereiken van de formele doelstellingen op schema ligt. Tot en met 2011 is het volgende gerealiseerd:

  • Er zijn meerdere innovatieprojecten afgerond gericht op de ontwikkeling van meer duurzame vistechnieken (zoals de puls- en sumwing-methode), wat vervolgens ondernemers aanzette om op eigen kosten te investeren in deze technieken. Op dit moment is de inschatting dat sinds 2009 circa 40% van de boomkorvloot is omgeschakeld naar meer duurzame technieken.

  • Zeker 115 meerjarige projecten zijn goedgekeurd om te experimenteren met nieuwe technieken, samenwerking in de keten en samenwerking tussen vissers. Hiervan zijn tot nu toe 22% van de projecten gerealiseerd. Door het organiseren van de kenniskringen is het ook gemakkelijk toegankelijk voor allen werkzaam in de sector.

  • Binnen de aquacultuur zijn twintig uitbreidingsprojecten en twintig moderniseringsprojecten gericht op mosselzaadinvanginstallaties gerealiseerd.

  • Meer dan 22 projecten zijn goedgekeurd en deze dragen bij aan het verminderen van de economische afhankelijkheid van visserijgemeenschappen van de visser. Hier leveren de provincies een belangrijke bijdrage in.

Ontwikkelen van biobased economy

In 2011 is in de transitie naar een biobased economy een aantal belangrijke resultaten behaald. Door veel topteams binnen het topsectorenbeleid is biobased economy als kansrijk thema genoemd. In het kader van de Green Deals zijn 10 biobased gerelateerde deals ingediend. Daarnaast is de samenwerking met preferred «BBE-landen» verder vormgegeven en is bijgedragen aan de totstandkoming van de EU-visie op de biobased economy. Via het Biorenewables Business Platforms is een viertal grotere businesscases ontwikkeld. Als belangrijk communicatieinstrument in het netwerk van bedrijfsleven, wetenschap, maatschappelijke organisaties en overheden is de interactieve website www.biobasedeconomy.nl gelanceerd. Verder is een inventarisatie uitgevoerd van problemen ten aanzien van belemmerende en/of botsende wet- en regelgeving. In dit kader zijn oplossingen geformuleerd.

Stimuleren van innovatiekracht van de agrosector

EL&I stimuleert de innovatiekracht van de agrosector. Doelstelling in 2011 was om bij minimaal 14% van de bedrijven in de agrosector innovaties te doen plaatsvinden. Het realisatiecijfer 2010 bedraagt 14,1%, dit komt dus boven de raming voor 2011 uit. Het realisatiecijfer voor 2011 is pas najaar 2012 beschikbaar.

Vermindering van regeldruk

Voor het agrodomein zijn generieke maatregelen genomen, zoals de uniformering van het loonbegrip en maatregelen die door andere departementen worden genomen, zoals het terugbrengen van het aantal omgevings- en watervergunningen als gevolg van het invoegen van agrarische activiteiten in het Activiteitenbesluit. Daarnaast wordt regeldrukvermindering voor de agrarische sector ook gerealiseerd door stroomlijning van de export van mest, vereenvoudiging in de toepassingsvereisten van het vervoersbewijs dierlijke mest, aanpassing van het handelsdocument voor vervoerders van dierlijke bijproducten, en het vervallen van de meldplicht in het Traces systeem van de Europese Unie voor de import van verwerkte mest en verwerkte eiwitten van categorie 3-materiaal.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Indicator

Referentie

waarde

Peil-

datum

Realisatie 2009

Realisatie

2010

Realisatie 2011

Raming

2011

Bron

Verhouding duurzame investeringen ten opzichte van totale investeringen1

           

LEI

1. Totaal investeringen

€ 4 mld

2007

€ 3,1 mld

€ 3,4 mld

n.n.b.

€ 4 mld

 

2. Totaal duurzame investeringen

€ 2 mld

2007

€ 0,9 mld

€ 1,2 mld

n.n.b

€ 2 mld

 

3. Verhouding

0,50

2007

0,29

0,36

n.n.b.

0,50

 

Maatschappelijke appreciatiescore

7,7

2009

7,7

7,7

7,5

7,9

TNS-Nipo

X Noot
1

Voorlopige gegevens

Toelichting

Verhouding duurzame investeringen totale investeringen

In 2010 zijn de totale investeringen in productiemiddelen 13% gestegen ten opzichte van 2009, vooral door hogere investeringen in gebouwen, glasopstanden en installaties.  De stijging van de duurzame investeringen was veel sterker (+39%) en kwam uit op ruim € 1,2 mld in 2010. Die toename kwam geheel voor rekening van de landbouwsector, die ruim € 400 mln meer investeerde in duurzame productiemiddelen, voor een groot deel in duurzame stallen. Hierbij gaat het om meerkosten boven de norminvesteringen van de stallen. De investeringen in duurzame stallen waren het hoogst op varkens- en pluimveebedrijven. Die sectoren moeten in 2013 voldoen aan strengere milieu- en welzijnseisen. De duurzame investeringen in de tuinbouw daalden opnieuw, nu met 20% tot circa € 270 mln in 2010.

Maatschappelijke appreciatiescore

De gemiddelde waardering voor de agrarische sector van de Nederlander is in 2011 wederom ruim voldoende, een 7,5. Dit is een iets lagere waardering dan de vorige jaren. Kritiekpunten op de agrarische sector hebben betrekking op megastallen en massaproductie, weinig aandacht voor dierenwelzijn en een te laag inkomen voor boeren.

Budgettaire gevolgen van beleid

31 Duurzaam ondernemen (bedragen x € 1 000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting 2011

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

455 256

395 417

453 518

414 643

301 001

113 642

– waarvan garanties

 

14 704

52 014

58 738

0

58 738

Uitgaven

404 192

286 924

289 898

322 486

277 871

44 615

Programma-uitgaven

197 897

92 375

98 846

142 175

130 688

11 487

31.11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat

51 967

26 981

32 251

28 464

13 129

15 335

– Jonge agrariërs

2 666

4 294

4 002

4 778

2 919

1 859

– Ondernemerschap

1 439

17 084

24 688

20 016

5 388

14 628

– Bilaterale Economische Samenwerking

 

5 603

3 561

3 670

4 822

– 1 152

– Interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit

47 862

         

31.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn

10 747

12 992

20 404

38 296

25 137

13 159

– Verbetering dierenwelzijn

4 981

4 982

8 165

23 288

9 650

13 638

– Mestbeleid

1 381

440

3 627

5 775

9 287

– 3 512

– Fytosanitair beleid

2 785

3 027

5 181

3 032

2 450

582

– Gewasbeschermingsbeleid

1 600

2 336

2 445

3 229

2 687

542

– Agrobiodiversiteit

     

149

63

86

– Agrologistiek

 

2 207

986

2 823

1 000

1 823

31.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw

72 547

42 885

35 056

62 245

85 408

– 23 163

– Glastuinbouw

18 097

19 291

14 187

16 767

38 034

– 21 267

– Energie-efficiency VGI (MJA)

 

2 011

65

295

 

295

– Biobased Economy

 

2 755

4 914

6 048

14 438

– 8 390

– Biologische landbouw

3 139

4 186

2 998

2 741

2 556

185

– Duurzame veehouderij

5 473

9 306

7 582

10 757

17 021

– 6 264

– Open teelten

2 227

1 686

1 292

3 063

2 718

345

– Overige sectoren

5 796

481

162

1 186

0

1 186

– Innovatie en Samenwerking duurzame landbouw

5 526

1 625

1 367

5 788

1 841

3 947

– Multifunctionele landbouw

286

1 280

1 936

2 599

2 300

299

– ICT-beleidsprogramma’s

 

264

553

1 001

500

501

– VAMIL

     

12 000

6 000

6 000

– Interne begrotingsreserve Landbouw

32 003

         

31.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren

57 149

9 517

11 135

13 170

7 014

6 156

– Duurzame visserijmethoden (EVF as 1)

19 326

165

79

2

 

2

– Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet (EVF as 2)

 

861

1 158

1 014

 

1 014

– Innovatieve proefprocjecten (EVF as 3)

517

3 524

5 011

5 350

3 900

1 450

– Gebiedsgerichte activiteiten (EVF as 4)

           

– Technische bijstand (EVF as 5)

   

51

146

400

– 254

– Innovatie, Kennisontwikkeling en Verspreiding

7 613

4 967 

4 836

6 658

2 714

3 944

– Regeling garantstelling visserij

           

– Interne begrotingsreserve Visserij

29 693

         

31.15 Bevorderen van duurzame ketens

5 487

         

– Bilaterale economische samenwerking

1 905

         

– Agrologistiek

736

         

– ICT Beleidsprogramma’s

854

         

– Energie en Overig

1 572

         

– Biobased Economy

420

         

Apparaatsuitgaven

206 295

194 549

191 051

180 311

147 183

33 128

31.21 Apparaat

22 158

22 597

12 434

12 485

8 656

3 829

31.22 Bijdrage baten-lastendiensten

184 137

171 952

178 617

167 826

138 527

29 299

– Dienst Regelingen

     

93 345

77 049

16 296

– Dienst Landelijk Gebied

     

365

172

193

– Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit

     

62 701

53 898

8 803

– Rijksrederij

     

11 415

7 408

4 007

             

Ontvangsten

93 479

27 866

37 246

30 979

11 966

19 013

Ontvangsten Visserij (o.a. FIOV)

     

8 061

4 993

3 068

Overige ontvangsten

     

22 918

6 973

15 945

Toelichting op de verplichtingen

De hogere verplichtingenrealisatie wordt onder andere veroorzaakt door de hogere uitvoeringskosten van de baten-lastendiensten (Dienst Regelingen, Dienst Landelijk Gebied, Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit, Rijksrederij). Een toelichting is opgenomen onder de «toelichting op de apparaatsuitgaven».

Daarnaast lopen de in 2011 afgegeven garantieverplichtingen (€ 58,7 mln) mee in de verplichtingenrealisatie. Deze garantieverplichtingen waren in de vastgestelde begroting niet meegenomen.

Toelichting op de programma-uitgaven

Operationele doelstelling: 31.11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat

De hogere uitgaven worden met name veroorzaakt door:

  • In het kader van de Investeringsregeling Jonge Agrariërs is in 2011 € 2 mln toegevoegd aan de interne begrotingsreserve Landbouw ter dekking van het amendement Snijder-Hazelhoff en Koopmans (ophoging budgetplafond Investeringsregeling Jonge Agrariërs met € 2,5 mln) 76.

  • Als gevolg van de economische crisis hebben banken op basis van de garantiestelling borgstellingsfaciliteit een hoger bedrag aan verliesdeclaraties bij EL&I gedeclareerd dan in voorgaande jaren. Om deze verliesdeslaraties te kunnen financieren is € 9,2 mln aan de interne begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit onttrokken.

  • In het kader van de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) wordt een aantal proefprojecten uitgevoerd. In het kader van deze pilots ontvangen samenwerkingsverbanden van agrariërs in een bepaald gebied een vergoeding voor verleende diensten op het vlak van landschaps- en waterbeheer. Het gaat om 4 gebieden: Oost-Groningen, Noordelijke Friese Wouden, Laag Holland (boven Amsterdam) en rond Winterswijk. De ervaringen worden gebruikt bij de discussie over het EU-landbouwbeleid en de resultaten van deze pilots worden meegenomen bij de herziening van het GLB. Hiervoor is in 2011 € 1,4 mln uitgegeven.

In de oorspronkelijke LNV-begroting voor 2011 waren drie indicatoren opgenomen op het gebied van regeldruk. Het regeldrukbeleid is sinds het aantreden van het nieuwe kabinet vernieuwd. Er is geen aparte administratieve lasten of toezichtlasten reductiedoelstelling meer voor 2011. De rijksbrede doelstelling voor administratieve lasten is nu een netto reductie van 10% in 2012 ten opzichte van begin 2011. Het kabinet heeft de reductiedoelstelling voor nalevingskosten eveneens vernieuwd. Dit betekent dat vanaf begin 2011 niet meer is gemonitord op de doelstellingen, zoals die zijn opgenomen in de LNV-begroting voor 2011.

Operationele doelstelling: 31.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn

Verbetering dierenwelzijn

In 2009 en 2010 zijn ter stimulering van de economie middelen beschikbaar gesteld voor verduurzaming van de agrarische sector. Doel is onder meer de ontwikkeling van en investering in duurzame stallen te versnellen. Voor overlopende verplichtingen (uit 2009 en 2010) is in 2011 circa € 14 mln meer uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd.

Nieuw mestbeleid

In het kader van het mestbeleid is er in 2011 budget (€ 2,1 mln) overgeheveld naar artikel 36 (kennis en innovatie) ten behoeve van aanvullende onderzoeks-, monitoring- en evaluatieactiviteiten (onder andere Relatie fosfaatbemesting en fosfaattoestand, Pilots mineralenconcentraat, Emissies bouwland, landbouwkundige en milieukundige mineralenconcentratie, vrijloopstallen fase 3/Koe en wij 2011). Daarnaast is € 0,4 mln ingezet ter dekking van het opdrachtenpakket van de baten-lastendienst DR (zie toelichting op de apparaatsuitgaven).

Agrologistiek

In het kader van Agrologistiek is € 1,8 mln meer uitgegeven. Hiervan is € 0,85 mln extern uitgegeven, het restant is toegevoegd aan de interne begrotingsreserve landbouw.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstellingen

Indicator

Basis

waarde

Peil

datum

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Raming

2011

Bron

% bedrijven dat voldoet aan wettelijke eisen dierenwelzijn

70%

2006

 

64%–89%

64%– 86%

80%

WUR

Realisatie normen

fosfaat

78 mln kg

2002

27 mln kg

37 mln kg (1)

nnb

Evenwicht

CBS

Realisatie normen

stikstof

420 mln kg

2002

351 mln kg.

365 mln kg (1)

nnb

360 mln kg

CBS

Milieubelastingspunten gewasbescherming

82% (NMI-3)

2006

onbekend

onbekend

85% (NMI-3)

95%

PBL

Kilometerreductie

250 000 km

2006

onbekend

4 000 000 km

Onbekend

14 000 000 km

Buck Consultants International

% integraal duurzame stallen

nulmeting

2008

2,2%

2,6%

4,7%

5%

WUR

Wettelijke eisen dierenwelzijn

Het «% bedrijven dat voldoet aan de wettelijke eisen dierenwelzijn» laat in 2011 – net als voorgaande jaren – een gedifferentieerd beeld zien over verschillende sectoren. Het varieert van 64% tot 86%. De hoogste naleving is te vinden bij de bedrijfsmatig gehouden honden (86%). In de varkenssector fluctueert de naleving. Er is een sterke stijging te zien sinds 2009, de naleving is in 2011 (66%) iets lager dan in 2010 (> 70%). In de legkippensector is in 2011 geen a-selecte steekproef uitgevoerd. Wel zijn er gerichte controles uitgevoerd, vooral op scharrelbedrijven. Het nalevingsbeeld dat daaruit ontstaat is 64%. In de kalversector zijn er – mede gezien de goede resultaten in 2009 (89%) en 2010 (88%) – minder controles uitgevoerd, waardoor geen betrouwbaar nalevingcijfer gegeven kan worden over 2011.

Ten algemene moet worden opgemerkt dat ook indien men niet voldeed aan één van de eisen uit de besluiten de controle als niet-akkoord wordt gescoord. Elke niet-naleving, hoe gering ook, leidt dus tot een algehele niet-naleving op bedrijfsniveau.

Mestbeleid, normen fosfaat en stikstof

De indicatoren «realisatie normen fosfaat» en «realisatie normen stikstof» geven de bodemoverschotten voor beide stoffen op Nederlandse landbouwgronden weer. Zij zijn een maat voor het verlies aan mineralen naar landbouwgrond, na aftrek van de opname door landbouwgewassen en vervluchtiging van stikstof.

Voor zowel stikstof als voor fosfaat is het gerealiseerde overschot in 2010 (op basis van voorlopige cijfers) lager dan de raming in de rijksbegroting van 2010 (raming stikstofoverschot 390 mln kg, raming fosfaatoverschot 55 mln kg). Ten opzicht van 2009 is, op basis van de voorlopige cijfers over 2010, de omvang van beide overschotten gestegen. Redenen zijn een toename van het gebruik van stikstof en fosfaat uit dierlijke mest en een lagere afvoer van deze stoffen met landbouwgewassen ten opzichte van het voorgaande jaar.

De verwachting is dat het bodemoverschot voor fosfaat in 2011 lager zal zijn dan in 2010. Deze verwachting is gebaseerd op lager gebruik van fosfaat als gevolg van lagere fosfaatgebruiksnormen in 2011 ten opzichte van 2010. Of de raming voor fosfaat voor 2011 wordt gehaald, is nu moeilijk aan te geven. Dit zal in sterke mate afhangen van de mate waarin landbouwers de gebruiksruimte voor fosfaat op hun land benut hebben voor fosfaatbemesting en anderzijds de afvoer van fosfaat met gewasopbrengsten.

Milieubelastingspunten gewasbescherming

In 2011 is in het kader van de eindevaluatie van deze nota een reductiepercentage berekend van 85% met behulp van nutriënten management instituut (NMI versie3). In de nieuwe versie van de NMI zijn belangrijke bronnen als glastuinbouw en drainage van landbouwgronden, die in de eerdere versie ontbraken, wel meegenomen in de berekeningen. Berekening van de milieubelasting in 2006 met de nieuwe versie van de NMI levert een reductie van 82% op. Dat betekent dat in de periode 2006–2011 wel een vermindering heeft plaatsgevonden van de milieubelasting, maar beperkt ten opzichte van de periode daarvoor.

Voor de zomer 2012 zal het Nationale Actie Programma duurzame gewasbescherming aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Hierin zal het beleid voor de komende periode worden aangegeven.

Kilometerreductie

Van de door het Platform Agrologistiek ondersteunde projecten is naar schatting tot 4 miljoen kilometerreductie gerealiseerd. Het actieplan Opschaling Agrologistiek (2008–2010) sprak nog van een potentiële besparing van 14 miljoen wegkilometers in 2011. De snelheid van realisatie wordt aan de sector zelf overgelaten. Er wordt geen jaarlijkse raming opgesteld.

% integraal duurzame stallen

Op 1 januari 2011 waren er in Nederland ruim 88 000 stallen. Het aandeel gerealiseerde duurzame stallen bedraagt in totaal 3,4%. Tussen de sectoren zijn er relatief grote verschillen: het percentage loopt uiteen van 2,3% in de melkveehouderij tot 5,1% in de varkenshouderij en 8,6% in de pluimveehouderij.

Het aantal duurzame stallen vertoont een stijgende trend. Het aandeel duurzame stallen in aanbouw bedraagt thans 1,3% van het totaal aantal stallen. Als deze stallen allemaal gerealiseerd worden, bedraagt het aandeel integraal duurzame stallen 4,7 % in 2011. Definitieve cijfers per 1 januari 2012 worden in april 2012 gepubliceerd.

Operationele doelstelling: 31.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw

Glastuinbouw

In het kader van de voorjaarsbesluitvorming 2011 heeft binnen de EL&I begroting een herprioritering van middelen plaatsgevonden. Een groot deel hiervan is verwerkt op de Regeling MarktintroductieEnergieInnovatie (MEI). Er is € 11,6 mln minder uitgegeven voor deze regeling dan oorspronkelijk geraamd. Een groot deel hiervan is gebruikt om het opdrachtenpakket voor de baten-lastendiensten te financieren.

Daarnaast is er budget (€ 1,8 mln) overgeheveld naar artikel 36 (kennis en innovatie) ten behoeve van aanvullend onderzoek op het gebied van energietransitie en Kas als Energiebron.

Tevens is € 7,5 mln minder uitgegeven in het kader van de geplande energienetwerken, omdat hiervoor geen Brusselse goedkeuring verkregen is. Tenslotte is € 2,7 mln ingezet ter dekking van de kosten van de Floriade en van de schadevergoedingen die de telers bij Moerdijk hebben ontvangen na de ramp bij Chemiepack.

Biobased Economy

De lagere realisatie op dit onderdeel wordt veroorzaakt doordat het programma Biobased Economy vertraging heeft opgelopen. Dit heeft voor een belangrijk deel te maken met de staatssteunmelding procedure die nog in Brussel loopt voor de Bioproces Pilot Facility TU Delft.

Duurzame veehouderij

In 2009 en 2010 zijn ter stimulering van de economie middelen beschikbaar gesteld voor verduurzaming van de agrarische sector. Deze worden onder meer ingezet voor de investeringsregeling luchtwassers. Voor overlopende verplichtingen (uit 2009 en 2010) is in 2011 circa € 6,2 mln meer uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd. Hiertegenover staat ruim € 1,3 mln is overgeheveld naar artikel 36 (kennis en innovatie) ten behoeve van aanvullend onderzoek op het gebied van intensieve veehouderij (onder andere toiletstal), melkveehouderij, fijnstof en luchtkwaliteit. Het restant (ruim € 11,1 mln) is ingezet ter dekking van de tekorten op de baten-lastendiensten.

Overige sectoren

De realisatie 2011 betreft uitgaven voor tegemoetkoming in de zogenaamde sneeuwdrukschade. Hiermee was in de begroting geen rekening gehouden.

Innovatie en samenwerking duurzame landbouw

De hogere realisatie wordt vooral veroorzaakt doordat de vaststelling van de subsidie 2010 ten behoeve van het Uitvoeringsprogramma Innovatie Landbouw Noord-Nederland (UILNN) is uitgesteld naar 2011, terwijl hiervoor op de begroting 2011 geen budget gereserveerd was.

VAMIL

Voor de jaren 2010–2013 is 4 x € 6 mln toegevoegd aan de EL&I-begroting voor vergoedingen in het kader van de Vrijwillige Afschrijving Milieu-investeringen (VAMIL). Ondernemers die kunnen aantonen dat zij in 2007 of 2008 hebben geïnvesteerd in duurzame kassen of stallen en schade hebben geleden, omdat ze de verruiming in de vervroegde en willekeurige afschrijving milieu-investering (Vamil) niet hebben kunnen toepassen, komen – na een toets op de gegevens en de berekening – in aanmerking voor vergoeding van het geleden (rente)nadeel.

Omdat de eerste toekenningen van vergoedingen aan ondernemers niet in 2010 hebben plaatsgevonden, zijn de bijbehorende betalingen (€ 6 mln) doorgeschoven naar 2011. Deze middelen 2011 ad € 12 mln zijn toegevoegd aan de interne begrotingsreserve Landbouw. Deze middelen blijven zo beschikbaar voor dit doel.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstellingen

Indicator

Basis-waarde

Peildatum

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Raming 2011

Bron

Outcome

             

Aandeel duurzame energie in glastuinbouw t.o.v. totaal energiegebruik (in de glastuinbouw)

0,55%

2003

1,5%

1,6%

1

4%

LEI

Jaarlijkse groei consumentenbestedingen – biologische landbouw

€ 583,4 mln

2008

10,8%

€ 646,6 mln

11,7% (€ 722,5 mln)

20%2

€ 776,5 mln

WUR

Jaarlijks 5% groei in biologisch areaal

47 000 ha

2007

3% 51 911 ha

3,9% 53 948 ha

2,3% 55 182 ha

57 100 ha

WUR

Percentage innoverende agrarische bedrijven

11,6%

2006

17,6%

14,1%

nnb

15%

LEI

X Noot
1

Niet beschikbaar, komt rond juni 2012

X Noot
2

Voorlopig raming, definitieve uitkomst in april 2012

Aandeel duurzame energie in glastuinbouw

De realisatie aandeel duurzame energie in de glastuinbouw loopt achter op de raming van 4%. Dit wordt vooral veroorzaakt door de financiële crisis en de daarmee samenhangende verminderde investeringsbereidheid.

Groei consumentenbestedingen en areaal biologische landbouw

De biologische keten blijft groeien, zowel in areaal als in consumentenbestedingen. In 2010 waren de bestedingen aan biologisch voedsel € 722,5 mln. De verwachting voor het jaar 2011 is dat dit zal stijgen met circa 20% tegen een lichte stijging van de totale voedselbesteding (circa 2%). De definitieve cijfers worden in april 2012 gepubliceerd.

Het biologische areaal is in 2011 toegenomen met 2,3% van 53 948 hectare naar 55 182 hectare. Dit betekent dat er sprake is van een groeivertraging gedurende de laatste jaren.

Percentage innoverende agrarische bedrijven

In vergelijking met 2009 is het «percentage innoverende agrarische bedrijven» (bedrijven dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd in het betreffende jaar) in 2010 gedaald. De daling heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met de gevolgen van de financiële crisis en de lastiger rond te krijgen financiering. Wel is binnen de 14,1% de categorie eerste innovatoren van 1% in 2009 gestegen naar 3,2% in 2010. Het realisatiecijfer 2010 komt wel boven de raming voor 2010 (13%) uit. Het realisatiecijfer voor 2011 is pas in 2012 beschikbaar.

Operationele doelstelling: 31.14 Bevorderen van duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren

Aguacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet (Europees Visserij Fonds As 2)

Innovatieve proefprojecten (Europees Visserij Fonds As 3)

De hogere uitgavenrealisatie komt door de afronding van de projecten die grotendeels in 2009 zijn gestart. Het betreft hier met name de projecten van de regelingen Investering Aquacultuur en Investering mosselzaadinvanginstallaties onder As 2 en de projecten Collectieve Acties en Innovatie in de visketen onder As 3.

Innovatie, Kennisontwikkeling en verspreiding

De uitgaven voor Innovatie, Kennisontwikkeling en verspreiding zijn hoger dan oorspronkelijk gepland omdat in de loop van 2011 enkele budgetten zijn toegevoegd. Het verschil wordt met name veroorzaakt door:

  • In het kader van de innovatie, kennisontwikkeling en verspreiding zijn in 2011 projecten uitgevoerd, die niet in aanmerking komen voor Europese cofinanciering, zoals onderzoek Pulskor, garnalenonderzoek en ontwikkelen Aquaculture Stewardship Council-keurmerk ASC. Hiervoor is € 2 mln onttrokken aan de interne begrotingsreserve visserij.

  • In 2011 is een vangstverbod ingesteld voor paling en wolhandkrab in gebieden waar de paling en de wolhandkrab teveel voor de volksgezondheid schadelijke dioxine en dioxineachtige PCB’s (Polychloorbifenylen) bevat en die op basis van voedselveiligheidsnormen niet in de handel mag worden gebracht.

  • Aan de Tweede Kamer is toegezegd 79 om de aalvissers, die getroffen zijn door de sluiting van de met dioxine vervuilde gebieden, langs drie sporen tegemoet te komen. In 2011 zijn de financiële gevolgen van spoor 2 verwerkt.

  • Spoor 2 betreft het verlenen van een tegemoetkoming voor met het oog op de visserij gedurende de huurtijd gemaakte kosten, die wegens de vroegere beëindiging van de huur niet meer uit de opbrengsten van de visserij kunnen worden goedgemaakt. In 2011 is € 1,6 mln uitgekeerd.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstellingen

Indicator: getallen in tonnen

Basiswaarde

Peildatum

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Raming 2011

Bron

Outcome

             

Voorzorgsniveau Schol

205 000

2005

385 900

460 700

522 891

230 000

ICES

Voorzorgsniveau Tong

41 000

2005

34 700

35 200

36 550

35 000

ICES

Hoeveelheid alternatief gewonnen mosselzaad

2 000

2006

 

9 350

10 050

12 000

Bureau Marinx

Voorzorgsniveau schol en tong

De realisatie van de voorzorgsniveaus voor tong en vooral schol vertonen een zeer gunstige ontwikkeling. De positieve werking van de meerjarige beheerplannen wordt in deze cijfers zichtbaar. De ontwikkeling van het tongbestand blijft zorgelijk laag op 90% van het bestand van 2005.

De cijfers voor 2011 betreffen voorlopige cijfers uit juni advies 2011. Definitieve cijfers van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) volgen medio 2012.

Hoeveelheid alternatief gewonnen mosselzaad

In 2011 is 10 050 ton ingevangen. Dit is lager dan de verwachting (de raming voor dit jaar bedroeg 12 000 ton). De lagere hoeveelheid is vooral te wijten aan zeesterrenvraat.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Apparaat

De hogere uitputting van de apparaatsuitgaven houdt voornamelijk verband met een herschikking van de budgetten ambtelijk personeel op basis van de toegestane formatie en de daarbij behorende genormeerde budgetten.

Baten-lastendiensten

De hogere bijdragen aan baten-lastendiensten wordt veroorzaakt door:

  • Het uitvoeringsbudget op basis van de ontwerpbegroting Dienst Regelingen (DR) bleek ontoereikend om het noodzakelijk uit te voeren opdrachtenpakket DR voor 2011 te dekken. Gedurende het jaar is gezocht naar compensatie voor deze hogere uitgaven (€ 16,3 mln). Deze extra benodigde middelen zijn gedekt door een herschikking van budgetten in de tweede suppletoire begrotingswet. Deze herschikking van budgetten was noodzakelijk doordat bij een aantal subsidieregelingen de uitvoering was vertraagd ten opzichte van de geraamde kasprognose waardoor uitbetaling niet meer in 2011 kon plaatsvinden.

  • De bijstelling op het DR opdrachtenpakket betreft onder andere uitvoeringskosten in verband met de uitvoering van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) 1e pijler de zogenaamde inkomenssteun en uitvoering van het mestbeleid. DR verricht daarnaast werkzaamheden ten behoeve van grondkamers. De uitvoeringskosten hiervan worden gedekt uit leges. Daarnaast is budget (€ 0,5 mln) onttrokken aan de interne begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit ten behoeve van uitvoeringskosten van DR voor de garantieregeling borgstelingsfaciliteit.

  • De hogere uitgaven bij de Dienst Landelijk Gebied (DLG) zijn het gevolg van het verlenen van een opdrachtenpakket 2011 waarbij het uitvoeringsbudget beschikbaar bij de ontwerpbegroting niet toereikend was om het opdrachtenpakket te dekken. Compensatie met een bedrag ad € 193 000 heeft daarom gedurende het jaar plaatsgevonden.

  • De hogere bijdrage aan de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) ad € 8,8 mln wordt vooral veroorzaakt door extra uitgaven voor de ontwikkeling en de implementatie van het Programma Client Export (€ 5,4 mln). Ook zijn extra uitgaven gedaan voor het toezicht op diertransporten (€ 0,9 mln), de fytosanitaire inspecties op export naar Rusland (€ 0,6 mln), toezicht op maatregelen ex artikel 68 GLB (€ 0,3 mln), ontwikkeling van de fytosanitaire Q-bank (€ 0,3 mln) en het project analyse van de EU-ondergrens bij het toezicht van de NVWA (€ 0,1 mln). Voorts bestaat het bedrag voor € 1,2 mln uit betalingen die via de NVWA verlopen.

  • De uitgaven voor de Rijksrederij zijn in 2011 € 4 mln hoger dan geraamd omdat, conform afspraken in het convenant Rijksrederij en EL&I, er een efficiëntere bevoorschottingswijze is ingevoerd. Vanaf 2012 wordt er in plaats van maandelijkse bevoorschotting overgegaan naar een kwartaalbevoorschotting. Bij Voorjaarsnota is € 1,1 mln overgemaakt, in december 2011 heeft de bevoorschotting plaatsgevonden voor het eerste kwartaal van 2012 (€ 2,4 mln). Tenslotte heeft een afrekening plaatsgevonden van de brandstofkosten (€ 0,5 mln).

  • Bij alle baten-lastendiensten is budget toegevoegd ten behoeve van de loonbijstelling 2010 (totaal € 0,5 mln).

Toelichting op de ontvangsten

Ontvangsten visserij

Er is € 2 mln onttrokken aan de interne begrotingsreserve visserij voor de uitvoering van projecten in het kader van de innovatie, kennisontwikkeling en verspreiding. Hiermee was in de begroting geen rekening gehouden.

Er is ruim € 1 mln meer ontvangen uit onder andere de huur van mosselpercelen. Deze meerinkomsten zijn ingezet voor uitvoeringskosten van de Rijksrederij.

De verhoging van de ontvangstenraming heeft voor het grootste deel de volgende oorzaken:

  • Onttrekking van € 9,7 mln aan de interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit voor de uitbetaling van verliesdeclaraties en de uitvoering daarvan door Dienst Regelingen.

  • Onttrekking van € 2 mln aan de interne begrotingsreserve Visserij voor de uitvoering van visserijprojecten.

Overige ontvangsten

De hogere ontvangsten hebben voornamelijk betrekking op:

  • Onttrekking van € 2,2 mln aan de interne begrotingsreserve Landbouw voor de betaling van schadeclaims van telers die getroffen zijn door de PSTVd, voor een uitkering aan boomkwekers in de regio Boskoop in verband met kosten van extra inspecties in het kader van de bestrijding van de Boktor die verplicht zijn vanuit de EU en voor programma’s in het kader van de ontwikkeling van multifunctionele landbouw.

  • Onttrekking van € 9,7 mln aan de interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit voor de uitbetaling van verliesdeclaraties op de regeling garantstelling voor de landbouw en voor uitvoeringskosten door Dienst Regelingen.

  • Provisie-inkomsten voor de garantstelling borgstellingsfaciliteit van € 2,2 mln (ter financiering van de uitbetaling van verliesdeclaraties op Operationele Doelstelling 31.11).

Interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit

Interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit (bedragen x €)

Stand 1/1/2011

54 875 020

+ bijschrijving rente

+ 484 226

+ storting Flankerend beleid pelsdierhouders

+ 2 000 000

+ storting ten behoeve van garantstellingsregeling visserij

+ 1 450 000

+ overige mutaties

+ 113 864

– onttrekking garantstelling borgstellingsfaciliteit

– 9 236 716

– onttrekking uitvoeringskosten DR borgstellingsfaciliteit

– 500 000

Stand 31/12/2011

49 186 394

Als gevolg van de economische crisis hebben banken op basis van de garantiestelling borgstellingsfaciliteit een hoger bedrag aan verliesdeclaraties bij EL&I gedeclareerd dan in voorgaande jaren. Om deze verliesdeclaraties te kunnen financieren is € 9,2 mln aan de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit onttrokken. Verder is er € 0,5 mln onttrokken aan de interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit voor de uitvoeringskosten van deze regeling voor Dienst Regelingen.

Interne begrotingsreserve Landbouw

Interne begrotingsreserve Landbouw (bedragen x €)

Stand 1/1/2011

18 586 168

+ bijschrijving van rente

+ 166 705

+ storting VAMIL

+ 12 000 000

+ storting Investeringsregeling duurzame stallen

+ 5 556 000

+ storting SBIR biobased/agrologistiek

+ 946 000

+ storting MEI

+ 9 000

+ storting Luchtwassers

+ 1 825 000

+ storting Precisielandbouw

+ 63 000

+ storting Jonge Agrariërs

+ 2 000 000

– onttrekking tbv schadeclaims PSTVd

– 2 235 045

Stand 31/12/2011

38 916 828

Stortingen:

VAMIL

Een toelichting bij deze storting is opgenomen onder de Operationele Doelstelling 31.13.

Investeringsregeling duurzame stallen

In 2009 is in het kader van het Aanvullend Beleids Akkoord (ABA) 2 x € 10 mln (2009 en 2010) toegevoegd aan de EL&I-begroting ter intensivering van de investeringen in duurzame stallen. Omdat hiervoor eerst een regeling moest worden gemaakt en de betrokken agrariërs 3 jaar de tijd kregen om de met de subsidie samenhangende investering te realiseren, is het grootste gedeelte (€ 17,5 mln) van deze € 20 mln doorgeschoven naar 2011. Omdat de agrariërs ook in 2012 nog vaststellingsverzoeken kunnen indienen is € 5,6 mln in de interne begrotingsreserve Landbouw gestort ter dekking van de betalingen in 2012.

Biobased Economy en Agrologistiek/Regeling Marktintroductie Energie Innovatie/Investeringsregeling Luchtwassers/Precisielandbouw

In 2012 en 2013 vindt nog uitfinanciering plaats van de reeds aangegane verplichtingen in het kader van investeringen in Biobased Economy en Agrologistiek, eerdere openstellingen van de Regeling Marktintroductie Energie Innovatie, de Investeringsregeling Luchtwassers en projecten in het kader van Precisielandbouw.

In 2011 zijn hiervoor middelen toegevoegd aan de interne begrotingsreserve Landbouw. Deze middelen worden in 2012 en 2013 weer toegevoegd aan de begroting om zodoende de betalingen te kunnen doen.

Jonge Agrariërs

In het kader van de Investeringsregeling Jonge Agrariërs is in 2011 € 2 mln toegevoegd aan de interne begrotingsreserve Landbouw ter dekking van de extra uitgaven die samenhangen met het goedgekeurde amendement Snijder-Hazelhoff/Koopmans ter verhoging van het subsidieplafond van de Subsidieregeling Jonge Agrariërs.

Onttrekking

Voor de betaling van schadeclaims van telers die getroffen zijn door de Potato spindle tuber viroid (PSTVd), voor een uitkering aan boomkwekers in de regio Boskoop in verband met kosten van extra inspecties in het kader van de bestrijding van de Boktor die verplicht zijn vanuit de EU en voor programma’s in het kader van de ontwikkeling van multifunctionele landbouw is € 2,2 mln onttrokken aan de interne begrotingsreserve Landbouw.

Interne begrotingsreserve Visserij

Interne begrotingsreserve Visserij (bedragen x €)

Stand 1/1/2011

27 675 704

+ bijschrijving van rente

+ 244 218

+ storting Schade dioxine vervuilde paling

+ 923 000

– onttrekking visserijprojecten

– 1 971 957

Stand 31/12/2011

26 870 965

De storting is bestemd voor de tegemoetkoming van de aalvissers die getroffen zijn door de sluiting van de met dioxine vervuilde gebieden (zie ook de toelichting onder Operationele Doelstelling 31.14). Omdat een deel van deze tegemoetkoming pas in 2012 wordt uitbetaald, is in 2011 € 0,9 mln toegevoegd aan begrotingsreserve Visserij. Deze middelen worden in 2012 weer onttrokken uit de reserve om de betalingen te kunnen verrichten.

Er is circa € 2 mln onttrokken aan de interne begrotingsreserve Visserij voor de uitvoering van projecten in het kader van de innovatie, kennisontwikkeling en verspreiding. Hiermee was in de begroting geen rekening gehouden.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderzoek onderwerp1

Nummer AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Effectenonderzoek ex-post

Evaluatie investeringsregeling Jonge agrariërs

31.11

2010

2011

Eindrapport Bureau Bartels (10 januari 2011)

 

Regeling Bedrijfsadviesdiensten

31.11

2011

2011

LEI

 

Regeling Beroepsopleiding en voorlichting2

31.11

2010

2010

Intern LEIrapport (juni 2010)

 

Meststoffenwet 2011

31.12

2011

2012

 
 

Evaluatie Nota duurzame gewasbescherming

31.12

2010

2012

TK, 27 858 nr. 102

 

Regeling marktintroductie energie transities2

31.12

2012

2012

 
 

Regeling investeringen in energiebesparing2

31.12

2012

2012

 

Overig evaluatieonderzoek

         
 

Ex-ante evaluatie landbouw en Kader Richtlijn Water3

31.12

2010

2011

Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven 2011

 

Evaluatie Koopmansgelden melkveehouderij2

31.13

2012

2012

 
 

Tussentijdse evaluatie Europees Visserij Fonds

31.14

2010

2011

Bureau Bos en Witteveen, mei 2011

 

Tussentijdse evaluatie schelpdiervisserijbeleid3

31.14

     
X Noot
1

De voor 2011 geplande subsidieregeling stimulering biologische productie zal niet worden uitgevoerd.

X Noot
2

De start en/of afrondingsdata voor een aantal evaluaties zijn veranderd en in de tabel aangepast.

X Noot
3

Niet doorgegaan, wordt meegenomen in de evaluatie van het Mosselconvenant in 2014.

32. Agrarische Ruimte

Algemene doelstelling

EL&I streeft naar een goede ruimtelijke structuur voor agrarische functies. Het optimaliseren van de agrarische functies in het landelijk gebied draagt bij aan het versterken van de land- en tuinbouw als producent van kwalitatief goede en veilige producten en als beheerder van het landelijk gebied. Een toekomstgerichte en concurrerende land- en tuinbouw is een belangrijke economisch drager van dit gebied.

De Europese Commissie heeft in 2011 wetgevingsvoorstellen gedaan voor een nieuw, duurzaam Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB). Inzet van EL&I is om agrarisch natuurbeheer te koppelen aan het GLB. Middelen (hectarepremies) uit het GLB kunnen op die manier bijvoorbeeld worden aangewend ter beloning van boeren die beheerstaken uitvoeren in het landelijk gebied. Zie hierover de kabinetsreactie herziening GLB (TK, 28 625, nr. 137).

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Voor informatie over de voortgang van Structuurverbetering grondgebonden landbouw in 2011 wordt verwezen naar de nog te verschijnen voortgangsrapportage over het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) met in achtneming van de afspraken die zijn gemaakt in het decentralisatieakkoord natuur waarin de grondgebonden landbouw is aangemerkt als vervallen rijkstaak.

Budgettaire gevolgen van beleid

32 Agrarische ruimte (bedragen x € 1 000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting 2011

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

83 032

78 037

15 734

24 332

18 032

6 300

Uitgaven

56 950

83 920

89 380

58 458

53 368

5 090

Programma-uitgaven

45 628

72 776

78 323

48 692

43 608

5 084

32.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw

24 710

27 493

28 134

29 323

26 208

3 115

waarvan ILG:

           

– Grondgebonden landbouw

17 539

22 504 

20 376

23 982

22 943

1 039

– Duurzaam ondernemen

       

1 993

– 1 993

– BTW Compensatie

       

790

– 790

waarvan niet ILG:

           

– Landinrichtingsprojecten Landbouw

7 171

4 989

7 758

5 341

 

5 341

– Grondgebonden Landbouw

   

0

 

482

– 482

32.12 Ruimte voor niet grondgebonden

landbouw

20 918

45 283

50 189

19 369

17 400

1 969

waarvan ILG:

           

– Stidug-projecten

8 667

7 704

7 089

     

– Greenports

11 888

30 592

43 100

13 100

14 100

– 1 000

– Mooi Vitaal Delfland

     

3 300

3 300

 

– BTW Compensatie

           

– Verspreid liggend glastuinbouw

 

5 000

       

waarvan niet ILG:

           

– Infrastructuurregeling Glastuinbouw

363

1 987

 

2 969

 

2 969

Apparaatsuitgaven

11 322

11 144

11 057

9 766

9 760

6

– 32.21 Apparaat

139

         

– 32.22 Bijdrage Baten-lastendiensten

11 183

11 144

11 057

9 766

9 760

6

– Dienst Landelijk Gebied

     

9 766

9 760

6

             

Ontvangsten

65 841

70 073

82 355

44 754

44 231

523

Ontvangsten uit Fonds Economische Structuurversterking

           

Landinrichtingsrente

     

40 364

42 161

– 1 797

Ontvangsten landinrichting

     

4 390

 

4 390

Bijdrage van derden

       

2 070

– 2 070

Toelichting op de programma-uitgaven/verplichtingen

Operationele doelstelling 32.11: Ruimte voor grondgebonden landbouw

ILG Duurzaam ondernemen

De bijdrage aan de provincies in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) voor de pilots duurzaam ondernemen is in 2011 verlaagd omdat de prestaties in het kader van het ILG achterbleven. Hiertegenover staan in 2011 tevens lagere ontvangsten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu van dezelfde omvang.

Niet ILG Landinrichtingsprojecten landbouw

In het kader van het versneld afwikkelen van oude lopende landinrichtingsprojecten, doen zich op jaarbasis fluctuaties voor in de uitgaven/ontvangsten van deze projecten. In 2011 is voor € 5,3 mln aan uitgaven ter realisatie van deze landinrichtingsprojecten gerealiseerd. Tegenover deze uitgaven staan ook hogere ontvangsten van € 4,4 mln.

Operationele doelstelling 32.12: Ruimte voor niet grondgebonden landbouw

Niet ILG Infrastructuurregeling Glastuinbouw

De uitgaven houden verband met de laatste betaling aan gemeente Westland voor de Wateringseveldpolder De Baak.

Toelichting op de ontvangsten

Zie de toelichting bij de programma-uitgaven van OD32.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderzoek onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Agrarische Ruimte

32

2010

2010

TK, 32 359 nr. 1

De beleidsdoorlichting is uitgevoerd als Rapport Brede Heroverweging Leefomgeving en Natuur. Dit is gemeld in het jaarverslag 2010. In het verslagjaar is uitvoering gegeven aan het Regeerakkoord met betrekking tot het decentraliseren en afbouwen van rijkstaken op het gebied van landschap en recreatie.

33. Natuur

Algemene doelstelling

EL&I streeft naar behoud en verbetering van de biodiversiteit in Nederland, zodat de natuur kan bijdragen aan een leefbare samenleving. De natuur brengt in deze samenleving mensen en functies bij elkaar als het gaat om economisch vestigingsklimaat, luchtkwaliteit, gezondheid en recreatie. Door de realisatie van een herijkte Ecologische Hoofdstructuur worden de voorwaarden gecreëerd om de biodiversiteit te versterken.

Herijking natuurbeleid

In 2011 is uitvoering aan het Regeerakkoord gegeven door een onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur met het IPO te sluiten (Bijlage bij TK, 30 825, nr. 107). In het akkoord zijn afspraken verankerd over de wijze waarop de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS) door de provincies zal worden gerealiseerd en het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) wordt afgerond. Middelen zijn inclusief taakstellende bezuinigingen overgeheveld en een aantal Rijksdoelen, waaronder de Robuuste Verbindingen en Recreatie om de Stad zijn geschrapt.

In 2011 is het wetsvoorstel Wet natuurbescherming opgesteld. De wet natuurbescherming zal drie bestaande wetten vervangen: de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Met het wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan het Regeerakkoord door:

  • herkenbare omzetting van Europese verplichtingen,

  • decentralisatie naar provincies,

  • optimale aansluiting op omgevingsrecht en

  • vermindering van de administratieve lasten.

Via (internet)consultatie hebben burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties eind vorig jaar kunnen meedenken over de nieuwe wet. Het wetsvoorstel is in februari 2012 voor advies aan de Raad van State voorgelegd.

Natura2000

2011 stond in het teken van het haalbaar en betaalbaar maken van de Natura2000-aanpak en het ruimte bieden aan economische ontwikkeling. In september 2011 heeft de Staatssecretaris van EL&I de nieuwe aanpak van Natura2000 in een 10-puntenplan aan de Tweede Kamer verwoord (TK, 32 670, nr. 24). Daarnaast is om vergunningverlening in en om Natura2000-gebieden weer op gang te krijgen de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) ontwikkeld. Drie pijlers hieronder zijn ontwikkelruimte, herstelstrategieën en de rekentool Aerius die een en ander inzichtelijk moet maken. Met de provincies is zwaar ingezet op de verdere ontwikkeling van de PAS en is de beoogde aanpak vervolgens toegepast op de stikstofgevoelige Natura2000-gebieden. Hieruit blijkt dat de PAS voor het overgrote deel van de gebieden voldoende ruimte creëert om weer vergunningen af te kunnen gaan geven. Voorwaarde daarbij is wel dat de noodzakelijke maatregelpakketten betaalbaar zijn. Het proces waarin dit bestuurlijk besproken en verankerd moet worden is eind 2011 gestart. Er is aan de aanwijzingsbesluiten en beheerplannen op de achtergrond veel werk verzet, maar vanwege de financiële onzekerheden rondom het decentralisatieakkoord en de voor PAS aanvullend noodzakelijke maatregelen is op verzoek van de Tweede Kamer de formele vaststelling van aanwijzingsbesluiten aangehouden.

In juni is het alternatief plan voor natuurcompensatie in de Westerschelde aan de Kamer aangeboden (TK, 30 862, nr. 48).

Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen

Op 13 december 2011 is het advies «Groene Groei. Investeren in biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen» (Bijlage bij TK, 33 043, nr. 10) aangeboden aan het Kabinet en VNO-NCW. De Taskforce, onder leiding van Hans Alders, adviseert het bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheid om onvoorwaardelijk te kiezen voor het tot staan brengen van het biodiversiteitverlies in 2020. Niet door alles overal te behouden, maar door ervoor te zorgen dat per saldo geen verlies optreedt (No Net Loss) 80. Vergroening van de economie, optimalisering van landgebruik en gebiedsbescherming, en bewustwording worden genoemd als belangrijkste opgaven. VNO-NCW en het Kabinet (in een eerste reactie; TK, 33 043, nr. 10) hebben de hoofdlijnen van het advies onderschreven. Begin 2012 volgt de officiële kabinetsreactie. Het advies sluit aan op de EU biodiversiteitsstrategie, die in mei is aangenomen, en waaraan EL&I heeft bijgedragen.

Green Deals biodiversiteit

Dat beleidsinhoudelijk winst is te halen uit de combinatie van voormalig EZ en voormalig LNV, economie en natuur, bleek uit de 2e tranche Green Deals die minister Verhagen op 13 december 2011 ondertekende op het gebied van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen (zie TK, 33 043, nr. 10). Met private partijen zijn dertien Green Deals gesloten die specifiek gericht zijn op het combineren van concurrentiekrachtversterking en duurzaam omgaan met biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. De afgesloten deals beogen onder meer de ontwikkeling van een «biodiversiteits+»-label, waarmee ondernemers biodiversiteitsvriendelijkere producten concurrerend in de markt kunnen zetten en het slimmer omgaan met «tijdelijke natuur» op braakliggende gronden zodat economische ontwikkeling niet onnodig wordt gehinderd.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Prestatiegegevens

prestatie-indicator(en) en/of kengetallen

Basiswaarde

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde/

Ambitie 2011

1. Stand van duurzame condities van alle in 1982 voorkomende soorten en populaties (o.b.v) -Bern-): soorten

Bron: CBS

106

107

107

107

100

2.Stand van duurzame condities van alle in 1982 voorkomende soorten en populaties (o.b.v) -Bern-): populaties

Bron: Gegevensautoriteit Natuur

Gunstig 19%, zeer ongunstig 47%

 

 is vervallen

 is vervallen

  Gunstig 29%, zeer ongunstig 37%

3. Realisaties kwantiteit nieuwe natuur

Bron: Groot project EHS

158 275 ha

1

1

1

 275 000 ha

4. Realisatie aantal ha agrarisch natuurbeheer binnen nieuwe EHS

Bron: Groot project EHS

 29 978 ha

1

1

1

 97 106 ha

X Noot
1

Voor informatie over de voortgang van de Ecologische Hoofdstructuur in 2011 wordt verwezen naar de nog te verschijnen voortgangsrapportages van het groot project EHS (rapportagejaar 2011) en de Natuurmeting op kaart (peildatum 1-1-2012). Daarnaast geldt dat de in de indicator genoemde uitbreidingstaakstelling van 275 000 ha. gelet op de in het regeerakkoord aangekondigde en in 2011 verder uitgewerkte herijking van de Ecologische Hoofdstructuur niet langer actueel is.

Toelichting

  • 1. Het prestatie- of outcome-cijfer in het begrotingsjaar 2011 is formeel onveranderd gebleven ten opzichte van dat in de begrotingsjaren 2009 en 2010. Dat komt omdat de actualisatiecyclus van rode lijsten waarop de indicator is gebaseerd langer is dan de – jaarlijkse – begrotingscyclus. Medio 2012 zal overleg plaatsvinden over onder meer de technische mogelijkheden om de begrotingsindicator desgewenst ook jaarlijks te actualiseren.

  • 2. Met betrekking tot de indicatoren «soorten»  en «populaties» uit de begroting 2011, is die indicator gehandhaafd (soorten-indicator) die het meest aansluit bij de definitie van biologische diversiteit (de verscheidenheid aan planten, dieren en ecosytemen) en die het best aansluit bij EU en mondiale ambities om een halt toe te roepen aan de achteruitgang van de biologische diversiteit.

Budgettaire gevolgen van beleid

33 Natuur
 

Realisatie

Vastgestelde begroting 2011

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

327 833

397 951

340 855

217 520

345 570

– 128 050

waarvan garanties

33 663

83 505

54 076

0

44 326

– 44 326

Uitgaven

558 554

546 221

559 719

648 416

565 272

83 144

Programma-uitgaven

462 214

435 304

442 747

532 060

487 221

44 839

33.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur

76 459

53 595

41 682

102 982

142 123

– 39 141

waarvan ILG

           

– Verwerven EHS

34 148

   

63 010

101 583

– 38 573

– Verwerven en inrichten Westerschelde

17 233

22 324

12 109

5 099

5 099

 

– BTW-compensatie

       

1 286

– 1 286

waarvan niet ILG:

           

– Verwerven droge EHS

2 353

4 333

       

– Rente en aflossing

22 725

26 938

29 316

31 904

33 936

– 2 032

– Verwerven NURG

   

257

2 969

219

2 750

33.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur

144 148

128 003

136 619

111 929

110 709

1 220

waarvan ILG:

           

– Inrichten EHS

69 753

64 084

78 685

64 302

60 834

3 468

– Inrichten robuuste verbindingen

16 406

17 304

16 200

6 712

6 712

 

– Milieukwaliteit EHS en VHR

43 340

34 475

29 989

30 312

32 502

– 2 190

– BTW-compensatie

       

3 468

– 3 468

waarvan niet ILG

           

– Inrichten EHS

7 542

5 696

5 184

3 910

500

3 410

– Mainport Rotterdam

6 307

6 433

6 561

6 693

6 693

 

– Natte natuur

800

11

       

33.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur

168 415

172 152

189 188

239 652

164 393

75 259

waarvan ILG:

           

– Programma Beheer

100 956

106 116

110 007

175 489

106 057

69 432

– Natuur overig

2 311

2 311

2 292

578

578

 

– BTW-compensatie

       

3 850

– 3 850

waarvan niet ILG:

           

– Beheer door SBB

52 510

52 940

56 458

52 357

51 563

794

– Behoud en herstel historische buitenplaatsen

2 476

2 346

2 990

534

700

– 166

– Overig beheer

10 162

8 439

17 441

10 694

1 645

9 049

33.14 Beheer van de natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit

73 192

81 554

75 258

77 497

69 996

7 501

waarvan ILG:

           

– Bijdrage nationale parken

4 222

4 320

4 308

4 294

4 234

60

– Soorten bescherming

1 156

2 955

2 902

2 902

2 902

 

– Beheer van natuur buiten EHS

7 895

8 820

9 571

5 441

10 495

– 5 054

– BTW-compensatie

       

546

– 546

waarvan niet ILG:

           

– Gegevens autoriteit natuur

7 214

9 305

9 028

6 354

5 888

466

– Beheer door SBB

11 944

12 956

12 149

12 338

11 760

578

– Bijdrage nationale parken

1 657

1 755

1 948

1 872

1 826

46

– Faunafonds

16 235

11 974

13 368

20 853

7 853

13 000

– Overige nationale bijdragen

11 188

16 594

12 779

13 497

13 443

54

– Internationale subsidies en contributies

1 328

417

356

106

209

– 103

– Natura 2000

7 260

7 965

6 700

7 123

7 253

– 130

– Soortenbescherming

3 093

3 093

2 149

859

2 987

– 2 128

– Programma Biodiversiteit

 

1 400

 

1 858

600

1 258

Apparaatsuitgaven

96 340

110 917

116 972

116 356

78 051

38 305

33.21 Apparaat

7 442

11 682

14 486

11 661

7 778

3 883

33.22 Bijdrage Baten- lastendiensten

88 898

99 235

102 486

104 695

70 273

34 422

– Dienst Landelijk Gebied

     

45 503

36 814

8 689

– Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit

     

7 834

6 341

1 493

– Dienst Regelingen

     

51 358

27 118

24 240

             

Ontvangsten

91 834

28 252

31 374

28 605

44 394

– 15 789

Verkoop gronden SBB

     

15 000

15 000

 

EU-bijdragen

     

4

2 096

– 2 092

Opbrengsten jachtakten

     

893

1 031

– 138

Bijdragen van derden

     

10 602

25 705

– 15 103

Overige

     

2 106

562

1 544

Toelichting op de verplichtingen

De lagere verplichtingenrealisatie van € 128 mln houdt voornamelijk verband met het volgende.

Westerschelde (–€ 84 mln)

De meerjarige reeks 2e tranche FES gelden voor de Westerschelde staat met ingang van 2011 op de begroting van E&LI. Het budget wordt voor 2014 gedecentraliseerd. Deze afspraak is in het decentralisatie akkoord natuur gemaakt met betrekking tot de FES projecten die onderdeel uitmaken van het ILG. De verplichtingen zijn derhalve in 2011 niet aangegaan en schuiven door naar het moment van decentralisatie.

Staatsbosbeheer (– € 52 mln)

De bijdrage aan Staatsbosbeheer, onderdeel beheer binnen EHS, is onderdeel van het decentralisatieakkoord natuur. Het budget 2012 en 2013 wordt vanaf 2012 gedecentraliseerd. Tot het moment van decentralisatie stelt het rijk na instemming van provincies vanuit de rijksbegroting middelen beschikbaar aan Staatsbosbeheer. De verplichtingen voor 2011 die betrekking hebben op de uitgaven 2012 zijn derhalve niet gerealiseerd maar schuiven door naar 2012. Vervolgens worden de budgetten bij Voorjaarsnota 2012 meerjarig overgeheveld naar de begroting van het Provinciefonds.

Garantieverplichtingen (– € 44 mln)

In verband met de decentralisatie van het verwervingsbudget Natuur hebben de particuliere natuurbeschermingsorganisaties geen beroep gedaan op de garantieleningen in 2011.

Apparaat (+ € 38 mln)

Zie de toelichting bij de apparaatsuitgaven.

SAN regeling ganzen/Faunafonds (+ € 18 mln)

Het beroep op de SAN-regeling ganzen en de bijdrage aan het Faunafonds vallen dit jaar hoger uit dan geraamd als gevolg van een groter aantal uit te betalen tegemoetkomingen in schade die voornamelijk veroorzaakt wordt door ganzen en als gevolg van het gestegen bedrag per schadegeval van 30%.

Toelichting op de programma-uitgaven

Algemeen

BTW-compensatie

In 2007 is € 113 mln vanuit de LNV-begroting overgeheveld naar het BTW-compensatiefonds. Dit betreft 3,7% van het totale ILG-budget voor de periode 2007 tot en met 2013. Hierop heeft bij Voorjaarsnota 2009 een correctie plaats gevonden voor het deel dat niet door de provincies declarabel is bij het BTW-compensatiefonds. Deze bedragen zijn thans over de ILG-onderdelen verdeeld.

Operationele doelstelling 33.11: Verwerven Ecologische Hoofdstructuur

ILG Verwerven EHS

De lagere uitgaven houden voornamelijk verband met een kasverschuiving vanuit 2011 naar 2010.

Zoals toegelicht in de suppletoire wet bij de Najaarsnota 2010 is een aantal knelpunten op het terrein van natuur en landschap in 2010 opgelost, waaronder hogere uitvoeringskosten Programma Beheer en implementatiekosten van het nieuwe (provinciale) subsidiestelsel Natuur en Landschapsbeheer en de kosten van de programma’s Biodiversiteit en Leren voor Duurzame Ontwikkeling. De dekking heeft plaatsgevonden via een kasverschuiving op de onderhavige OD vanuit 2011 en is geformaliseerd bij de Voorjaarsnota 2011.

Niet ILG Verwerving NURG

De hogere uitgaven houden verband met hogere kosten van voorgenomen verhuizing van TNO naar een nieuwe, veilige, locatie. Deze kosten zijn gedeeld met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu die hiertoe bij Najaarsnota € 2,75 mln heeft overgeheveld naar de begroting van EL&I.

Operationele doelstelling 33.12: Inrichten Ecologische Hoofdstructuur

ILG Inrichten EHS

ILG BTW-compensatie

Zie de toelichting bij Algemeen

Niet ILG Inrichten EHS

De hogere uitgaven houden voornamelijk verband met het feit dat in het kader van de NURG (Nadere Uitwerking Rivieren Gebied) gronden ingericht zijn ingericht die zijn gefinancierd uit extra opbrengsten van verkopen van slib en ruilgrond ten behoeve van de NURG. Deze ontvangsten zijn verantwoord op ontvangsten OD33.12.

Operationele doelstelling 33.13: Beheren Ecologische Hoofdstructuur

ILG Programma beheer

De hogere uitgaven houden voor € 83,3 mln verband met het volgende.

Er is een onderhandelaarsakkoord natuur met het Interprovinciaal Overleg (IPO). Gelet op de door de provincies aangegane verplichtingen is een ander tempo van financiering afgesproken dan voorzien op de begroting. Voor 2011 betekent dit een verhoging met € 83,3 mln. Bij Voorjaarsnota 2012 wordt de begroting met € 83,3 mln verlaagd in de periode 2014–2017. In 2012 en 2013 zijn geen aanpassingen noodzakelijk.

Hiertegenover staan lagere uitgaven ad € 13,8 mln. Deze houden verband met een lagere bijdrage aan het ILG voor het subsidiestelsel Programma Beheer van € 15 mln ten gunste van de bijdrage aan de Dienst Regelingen. Zie de toelichting op de apparaatsuitgaven. Voorts is dit onderdeel verhoogd met € 1 mln in het kader van de loonbijstelling 2011.

Niet ILG Overig beheer

De hogere uitgaven houden voornamelijk verband met betalingen in 2011 over de jaren 2009 en 2010 aan de ganzenregeling die valt onder de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer. Deze betalingen hebben betrekking op de afwikkeling van de herstelactie ganzenaanvragen over eerdere jaren. Deze aanvragen voldeden destijds niet aan de EU-normen. Omdat deze herstelactie langer duurt, zijn de basis en variabele vergoeding van de ganzenaanvragers 2009 en 2010 pas in 2011 uitbetaald.

Operationele doelstelling 33.14: Beheer van de natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit

ILG Beheer van natuur buiten EHS

De bijdrage aan de provincies in het kader van het ILG is verlaagd ten gunste van de bijdrage aan het Faunafonds (zie toelichting bij onderdeel Faunafonds).

Niet ILG Faunafonds

De bijdrage aan het Faunafonds valt dit jaar hoger uit dan geraamd als gevolg van een groter aantal uit te betalen tegemoetkomingen in schade die voornamelijk veroorzaakt wordt door ganzen en als gevolg van het gestegen bedrag per schadegeval met 30%.

Niet ILG Soortenbescherming

Ruim € 2 mln van de voor soortenbescherming beschikbare middelen hebben niet tot uitgaven geleid ten behoeve van de oorspronkelijke doelstellingen omdat de «leefgebiedenbenadering» met het regeerakkoord is komen te vervallen als Rijkstaak. De middelen zijn ingezet voor hogere uitgaven bij het faunafonds ten behoeve van tegemoetkomingen in de schade.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Apparaat

De hogere uitgaven op apparaat houden verband met het feit dat in de oorspronkelijke begroting is uitgegaan van een te lage middenloonsom.

Dienst Landelijk Gebied

De hogere bijdrage aan de Dienst Landelijk Gebied houdt verband met het in overeenstemming brengen van de bijdrage met het opdrachtenpakket afgezet tegen het uurtarief, de uitvoeringskosten voor de implementatie van beheersplannen in het kader van Natura 2000-gebieden en de uitvoeringskosten van het project Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Compensatie heeft plaatsgevonden vanuit de budgetten voor Verwerving ILG € 3,6 mln, Natura 2000 € 4 mln en PAS € 1 mln.

Dienst Regelingen

De hogere bijdrage aan de Dienst Regelingen houdt hoofdzakelijk verband met hogere uitvoeringskosten dan voorzien voor de Subsidieregeling Natuur en Landschap. Deze hogere kosten hangen samen met vertraagde oplevering ICT, handmatige beoordelingen van aanvragen, het doorschuiven van aanvragen van vorig jaar, de gevolgen van de actualisatie van het perceelsregister voor de aanvragers en de beoordeling door Dienst Regelingen.

Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit

De hogere bijdrage aan de NVWA houdt verband met uitvoeringstaken inzake de Subsidieregeling Natuur en Landschap die oorspronkelijk door de Dienst Landelijk Gebied werden gedaan. De verlaging van de DLG-bijdrage is reeds bij Voorjaarsnota 2010 structureel verwerkt.

Toelichting op de ontvangsten

EU-bijdragen

Vanaf begin 2000 staat er een taakstelling voor Platteland Ontwikkelingsprogramma (POP)- inkomsten verwerving op artikel 33 (natuur). Verwerving is echter geen onderdeel meer van het POP-programma vanaf 2007. Op deze taakstelling zijn derhalve vanaf 2007 geen ontvangsten meer gerealiseerd.

Bijdragen van derden

De lagere ontvangsten houden voornamelijk verband met het volgende.

De bijdrage van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu voor milieukwaliteit en de aanleg van bufferzones in het kader van het ILG is in 2011 via budgetoverheveling geëffectueerd in plaats van rechtstreekse betaling. Deze bijdrage is dus in 2011 niet via de ontvangstenbegroting verwerkt waardoor de realisatie € 17,4 mln lager is uitgevallen. Hiertegenover staan € 2,8 mln hogere uitgaven als gevolg van verkoop van slibgronden.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderzoek onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Effectonderzoek ex post

Ecologische effecten van Natuurwetgeving1

33

2010

2011

TK, 31 536, nr. 13

 

Natuurbalans 20112

33

     

Overig evaluatieonderzoek

EHS Groot project 20103

33

2011

2011

TK, 30 825, nr. 111

X Noot
1

Het rapport Ecologische effectiviteit van natuurwetgeving is in 2011 door het Planbureau voor de Leefomgeving en Alterra Wageningen UR voltooid. Aan de basis van het rapport ligt een aantal Kamermoties. Het rapport is gebruikt bij het opstellen van het wetsvoorstel Wet natuurbescherming en is in januari 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden.

X Noot
2

De Natuurbalans 2011 is vervangen door de Balans van de leefomgeving 2012. De balans van de Leefomgeving is een integrale studie van EL&I en I&M die het planbureau van de Leefomgeving voortaan elke twee jaar zal uitbrengen als opvolger van de Milieubalans, Natuurbalans en Monitor Nota ruimte. De eerste verscheen september 2010, de volgende verschijnt september 2012. In deze studie maakt het planbureau van de Leefomgeving de balans op van de ontwikkelingen in de afgelopen jaren op het gebied van ondermeer verstedelijking, bereikbaarheid, milieu, klimaat en natuur en biodiversiteit.

X Noot
3

EHS Groot project is een jaarlijkse voortgangsrapportage over de EHS, op verzoek van de Tweede Kamer. Het rapport wordt elk jaar rondom Prinsjesdag aangeboden door EL&I, mede namens I&M.

ILG-overzicht begrotingsmutaties 2011

In dit hoofdstuk zijn alle begrotingsmutaties 2011 met betrekking tot het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) samengevoegd. De begrotingsmutaties op het terrein van ILG hebben betrekking op meerdere operationele doelstellingen (zie onderstaand overzicht). Reden om deze te bundelen in een totaal overzicht is het vergroten van de leesbaarheid cq. presenteerbaarheid van begrotingsmutaties op het ILG. Aangezien het hier om een financiële verantwoording gaat, is gekozen om te komen tot een algemeen deel behorend bij de artikelgewijze toelichting in het financieel jaarverslag.

Overzicht uitgavenmutaties (bedragen x € 1 000)

1

2

3

4

5

6

Operationele doelstellingen

Begrotingsstand 2011 ILG-deel

Wijzigingen 1e suppletoire begroting

Wijzigingen 2e suppletoire begroting

Slotwet

Realisatie

32.11

24 936

 

– 1 993

1 039

23 982

32.12

17 400

 

– 1 000

 

16 400

33.11

106 543

– 36 120

– 3 600

1 286

68 109

33.12

100 048

 

– 2 190

3 468

101 326

33.13

106 635

– 5 000

69 482

4 950

176 067

33.14

17 631

 

– 5 453

459

12 637

34.11

22 269

– 5 099

 

528

17 698

34.12

9 726

 

135

– 131

9 730

34.13

139 185

 

– 2 596

– 6 879

129 710

34.14

9 437

   

130

9 567

37.11

59 548

   

1 124

60 672

37.12

27 888

8 805

– 1 053

– 17 965

17 675

Terugontvangen BTW-

compensatie

13 250

   

– 13 250

 

Totaal

654 496

– 37 414

51 732

– 25 241

643 573

Algemeen

De mutaties bij 1e en 2e suppletoire begroting zijn in de desbetreffende begrotingswetsvoorstellen toegelicht.

De mutaties bij de Operationele Doelstellingen 32.11, 33.11, 33.12, 33.14, 34.11, 34.14 en 37.11 houden voornamelijk verband met de verdeling van de terugontvangen BTW-compensatie over de ILG-onderdelen.

33.13 Beheren EHS

Naast de toevoeging van € 3,8 mln terugontvangen BTW-compensatie is € 1,1 mln toegevoegd aan het ILG als vergoeding voor riettelers.

34.12 Landschap Algemeen

De uiteindelijke bijdrage aan het project Nieuwe Hollandse Waterlinie is gebaseerd op het oorspronkelijke begrotingsbedrag dus exclusief de prijsbijstelling ad € 0,135 mln.

34.13 Groen en de stad

Naast de toevoeging van € 1,4 mln terugontvangen BTW-compensatie is € 8,2 mln minder aan het ILG bijgedragen. Dit houdt verband met het volgende.

Het FES-project Westflank Haarlemmermeer is in de loop van 2011 heroverwogen in verband met het kabinetsbesluit omtrent de hoogspanningsleiding die door dat gebied komt. De bijdrage aan provincie Noord-Holland in 2011 ten behoeve van het oorspronkelijke plan en doelstellingen is hierdoor komen te vervallen. Inmiddels zijn er afspraken gemaakt met Provincie Noord-Holland en de stadsregio Amsterdam over een verruiming van de voorwaarden voor besteding van de nota ruimte middelen bestemd voor de Westflank Haarlemmermeer en een koppeling met de doorontwikkeling van de Zuidas. Afgesproken is om de resterende middelen voor de Westflank grotendeels in 2012 te verstrekken en voor een maximum van € 10 mln in 2013.

37.12 Bodem en water

De verlaging met € 18 mln houdt verband met het volgende.

De geraamde bijdrage aan de provincies in het kader van het ILG voor waterbodemonderzoek waarvoor het Ministerie van I&M de bijdrage zou leveren van € 17,6 mln is niet gerealiseerd. Conform afspraak lopen de uitgaven voortaan via convenanten met gemeenten. De ILG-bijdrage aan projecten op het gebied van water in samenwerking met het Ministerie van I&M, zogenaamde synergiegelden, is conform afspraak € 0,4 mln lager. Hiertegenover is € 0,033 mln toegevoegd in het kader van terugontvangen BTW-compensatie.

34. Landschap en Recreatie

Algemene doelstelling

Het landschap heeft belangrijke waarden voor de samenleving. De verschillende bestaande landschappen beschikken ieder over een eigen identiteit en/of kwaliteit en vertegenwoordigen belangrijke cultuurhistorische, architectonische, ecologische, recreatieve en esthetische waarden. Een aantrekkelijk landschap biedt volop kansen voor welzijn en economie.

Met het Regeerakkoord is het beleid voor landschap en recreatie ten opzichte van het uitgestippelde pad uit de begroting flink gewijzigd. Zo zijn er niet langer Rijksmiddelen beschikbaar voor de Nationale Landschappen, voor het Recreatie om de Stad-beleid en voor het oplossen van knelpunten voor de landelijke routenetwerken voor wandelen, fietsen en varen. Het is aan de provincies om voor deze vervallen Rijkstaken eventueel middelen in te zetten. Landschap en recreatie zullen hierdoor op Rijksniveau meer gaan «meeliften» met andere ontwikkelingen zoals het Natura 2000-beleid, de Green Deals en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB); bijvoorbeeld:

  • Via het 10 puntenplan Natura 2000 (TK, 32 670, nr. 24) en de nieuwe Natuurwet krijgen recreatieondernemers meer ruimte;

  • Via onze Brusselse inzet voor vergroening van het GLB door landbouwsteun te koppelen aan maatregelen voor natuur, landschap, milieu etc., wordt een mooier landschap gerealiseerd; en

  • EL&I heeft Green Deals afgesloten in de vorm van concrete gebiedsprojecten met recreatieondernemers, waarin «groen» en «groei», recreatie en landschap samen gaan.

De Agenda Landschap, «het wordt mooier als u meedoet», is in 2011 afgerond. Via de publiekscampagne «Een mooier Landschap, maak het mee»; ondersteuning van een vijftal burgerinitiatieven; een Community of Practice voor lokale landschapscoördinatoren en de publicatiereeks «Burgers en Landschap» van Alterra is maatschappelijk debat over de betekenis van landschap geëntameerd. EL&I heeft twee pilotprojecten uitgevoerd inzake krimpgebieden en de relatie met natuur en recreatie. Een uitbreidingsvoorstel voor Werelderfgoederen in Nederland, met o.a. voorstellen voor groene werelderfgoederen op Bonaire en Saba, is naar de Tweede Kamer gestuurd (TK, 32 725, nr. 1).

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

In het verslagjaar is uitvoering gegeven aan het Regeerakkoord met betrekking tot het decentraliseren en afbouwen van Rijkstaken op het gebied van landschap en recreatie. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop met de eerder afgesproken indicatoren voor de outcome van het beleid op het gebied van landschap en recreatie is omgegaan. Er zijn door EL&I in navolging van het Regeerakkoord geen nieuwe monitoringactiviteiten in gang gezet. Dat geldt voor alle indicatoren zoals die voorheen in de begroting waren opgenomen 87.

De kwaliteit van het landschap wordt overigens meegenomen in algemene verkenningen en analyses, zoals de Natuurverkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving 88 en de Sociale Staat van het Platteland van het Sociaal-Cultureel Planbureau 89

Budgettaire gevolgen van beleid

34 landschap en Recreatie (bedragen x € 1 000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting 2011

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

96 160

189 377

76 492

68 987

82 324

– 13 337

Uitgaven

193 151

124 882

140 330

236 037

257 823

– 21 786

Programma-uitgaven

152 986

83 705

105 630

202 103

225 693

– 23 590

34.11 Nationale Landschappen

14 321

20 888

19 163

18 447

24 936

– 6 489

waarvan ILG:

           

– Nationale landschappen

12 913

18 753

17 630

17 698

22 270

– 4 572

– BTW-Compensatie

       

528

– 528

– waarvan niet ILG:

           

– Toegankelijkheid nationale landschappen

           

– Versterking, beheer en behoud landschapskwaliteiten

536

507

495

272

1 204

– 932

– Cultuurhistorie/Belvedere

 

29

       

– Monitoring, onderzoek en communicatie

872

1 599

1 038

477

934

– 457

34.12 Landschap Algemeen

7 432

4 819

9 336

12 700

17 573

– 4 873

waarvan ILG:

           

– Landschap generiek

2 618

1 318

4 126

130

126

4

– Nieuwe Hollandse Waterlinie

     

9 600

9 600

 

– BTW-Compensatie

       

4

– 4

waarvan niet ILG:

           

– Agenda Landschap

 

1 988

3 720

2 188

7 700

– 5 512

– Projectfinanciering

4 814

1 513

1 490

782

143

639

34.13 Groen en de Stad

92 188

20 143

37 664

130 597

146 452

– 15 855

waarvan ILG:

           

– Leefbaarheid

10 000

         

– Groen en de Stad (grootschalig groen)

76 817

13 550

29 354

122 735

124 185

– 1 450

– Recreatie Haarlemmermeer

     

6 975

15 000

– 8 025

– BTW-Compensatie

       

1 358

– 1 358

waarvan niet ILG:

           

– Beheer Groen en de Stad

2 000

3 000

3 958

692

5 000

– 4 308

– Kaderwet LNV projectbijdrage

3 111

3 100

2 122

20

14

6

– Groene partners

   

3

4

 

4

– Netwerk veelzijdig platteland

260

493

227

171

895

– 724

– Groen rond nieuwe Amerikaanse ambassade

   

2 000

     

34.14 Recreatie algemeen

39 045

37 855

39 467

40 359

36 732

3 627

waarvan ILG:

           

– Toegankelijkheid

6 481

3 569

5 991

3 901

3 901

 

– Routenetwerken

5 466

5 596

5 536

5 666

5 536

130

– BTW-Compensatie

       

325

– 325

waarvan niet ILG:

           

– Kennis en deskundigheid voor recreatie

1 801

2 566

1 853

4 114

1 676

2 438

– Staatsbosbeheer voor recreatieve voorzieningen

24 019

24 388

24 636

24 697

24 323

374

– Midden-Delfland & Grevelingen

1 278

1 736

1 451

1 981

971

1 010

             

Apparaatsuitgaven

40 165

41 177

34 700

33 933

32 130

1 803

34.21 Apparaat

5 688

6 173

       

34.22 Bijdrage Baten- lastendiensten

34 477

35 004

34 700

33 933

32 130

1 803

– Dienst Landelijk Gebied

     

32 994

31 195

1 799

– Dienst Regelingen

     

841

838

3

– Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit

     

99

97

2

             

Ontvangsten

32 414

38 540

30 137

13 405

7 560

5 845

Overige

32 414

38 540

30 137

13 405

7 560

5 845

Toelichting op de verplichtingen

De lagere verplichtingenrealisatie van € 13,3 mln hangt samen met de lagere uitgavenrealisatie. Uitzondering hierop is de lagere uitgavenrealisatie voor het FES-project Westflank Haarlemmermeer, dit heeft alleen betrekking op de kasuitgaven. Zie tevens de toelichting bij OD34.13.

Toelichting op de programma-uitgaven

Algemeen

BTW-compensatie

In 2007 is € 113 mln vanuit de LNV-begroting overgeheveld naar het BTW-compensatiefonds. Dit betreft 3,7% van het totale ILG-budget voor de periode 2007 tot en met 2013. Hierop heeft bij Voorjaarsnota 2009 een correctie plaats gevonden voor het deel dat niet door de provincies declarabel is bij het BTW-compensatiefonds. Deze bedragen zijn in 2011 over de ILG-onderdelen verdeeld.

Operationele doelstelling 34.11: Nationale landschappen

ILG Nationale landschappen

De lagere uitgaven houden voornamelijk verband met het volgende.

Bij Nota van Wijziging op de begroting 2011 (TK, 2010–2011, 32 500 XIV, nr. 10) is voor 2011 € 5,1 mln toegevoegd ten behoeve van het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK).

Onderdeel van het regeerakkoord is dat de doelstellingen op het gebied van landschap niet meer als rijksverantwoordelijkheid worden gezien. Daarom was 2011 vooral gericht op het afronden van bestaande projecten en zijn geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan. De toegekende Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) gelden uit het Fonds Economische Structuurversterking ad € 5,1 mln die bestemd waren voor de Nationale Landschappen zijn daardoor niet benut.

Operationele doelstelling 34.12: Landschap Algemeen

Niet ILG Agenda Landschap

De lagere uitgavenrealisatie houdt verband met het feit dat als onderdeel van het regeerakkoord de doelstellingen op het gebied van landschap niet meer als rijksverantwoordelijkheid worden gezien. Daarom was 2011 vooral gericht op het afronden van bestaande projecten en zijn geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan.

Operationele doelstelling 34.13: Groen en de stad

ILG Recreatie Haarlemmermeer

Het FES-project Westflank Haarlemmermeer is in de loop van 2011 heroverwogen in verband met het kabinetsbesluit omtrent de hoogspanningsleiding die door dat gebied komt. De bijdrage aan provincie Noord-Holland in 2011 ten behoeve van het oorspronkelijke plan en doelstellingen is hierdoor komen te vervallen. De Minister van EL&I heeft toegezegd dat het budget in zijn totaliteit wel beschikbaar zal blijven voor de betreffende regio. Inmiddels zijn er afspraken gemaakt met Provincie Noord-Holland en de stadsregio Amsterdam over een verruiming van de voorwaarden voor besteding van de nota ruimte middelen bestemd voor de Westflank Haarlemmermeer en een koppeling met de doorontwikkeling van de Zuidas. Afgesproken is om de resterende middelen voor de Westflank grotendeels in 2012 te verstrekken en voor een maximum van € 10 mln in 2013.

Niet ILG Beheer Groen en de Stad

Op grond van het Regeerakkoord zijn in 2011 geen nieuwe projecten gestart. Hierdoor zijn er ten opzichte van de oorspronkelijke begroting lagere uitgaven gerealiseerd.

Operationele doelstelling 34.14: Recreatie Algemeen

Niet ILG Kennis en deskundigheid voor recreatie

Als uitvloeisel van de bezuiniging op het rijksnatuurbeleid en de decentralisatieopgaven uit het regeerakkoord wordt de bijdrage aan het Kennis Centrum Recreatie vanaf 2011 afgebouwd. In 2011 vergt dit echter nog extra uitgaven, onder andere om de medewerkers te begeleiden naar ander werk en bestaande verplichtingen af te bouwen.

Apparaatsuitgaven

Dienst Landelijk Gebied

De hogere bijdrage houdt verband met de uitvoering van werkzaamheden van het bureau Nieuwe Hollandse Waterlinie. Hiertegenover staan lagere uitgaven aan Nationale Landschappen.

Toelichting op de ontvangsten

De geraamde ontvangsten voor 2010 ad € 13 mln vanuit het Groenfonds voor de kosten van het Plan van Aanpak Schiphol en Omgeving (PASO) zijn pas in 2011 ontvangen. Het betreft hier de realisatie van 500 ha groen in de Haarlemmermeer. De middelen die hiervoor beschikbaar zijn, zijn in het verleden door diverse partijen (onder andere NV Schiphol, provincie Noord-Holland en voormalig Ministerie van VROM) in het Groenfonds gestort.

Hiertegenover staan lagere ontvangsten ad € 5 mln aangezien de bijdrage van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu voor de aanleg van bufferzones in het kader van het ILG via budgetoverheveling is geëffectueerd in plaats van rechtstreekse betaling. Deze bijdrage is derhalve in 2011 niet via de ontvangstenbegroting verwerkt waardoor het bedrag lager is uitgevallen.

Voorts valt de ontvangstenrealisatie € 1,9 mln lager uit aangezien de ontvangsten in het kader van de verkooptaakstelling Recreatie Om de Stad pas in 2012 worden gerealiseerd. De niet verkochte hectares in 2011 worden in 2012 verkocht.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderzoek onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Landschap en Recreatie1

34

2010

2010

TK, 32 359 nr. 1

Effectonderzoek ex-post

Effectonderzoek landschapscampagne

34.12

2009

2011

Rijksvoorlcichtingsdienst november 2011

Overig evaluatieonderzoek

Evaluatie Nationale Landschappen2

34.11

2010

2010

TK, 31 253, nr. 26

X Noot
1

De beleidsdoorlichting is uitgevoerd als Rapport Brede Heroverweging Leefomgeving en Natuur. Dit is gemeld in het jaarverslag 2010. In het verslagjaar is uitvoering gegeven aan het Regeerakkoord met betrekking tot het decentraliseren en afbouwen van rijkstaken op het gebied van landschap en recreatie.

X Noot
2

Het rapport is al in 2010 aan de Tweede Kamer aangeboden. De Nationale Landschappen zijn als rijkstaak vervallen bij de decentralisatie natuur.

35. Voedselkwaliteit en Diergezondheid

Algemene doelstelling

EL&I streeft naar een kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod, een verantwoord consumptiepatroon en een hoog gezondheidsniveau van de Nederlandse veestapel.

Deze doelstelling richt zich op een verantwoorde productie en consumptie van voedsel. Dierhouders, producenten en consumenten hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid. Dierhouders en producenten van voedsel zijn primair verantwoordelijk voor het waarborgen van de diergezondheid, voedselveiligheid en voedselkwaliteit. Consumenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om op een zorgvuldige en veilige manier met voedsel en waarden rond voedsel om te gaan. EL&I heeft als taak om – veelal in internationaal en Europees verband – eisen en randvoorwaarden te stellen waar binnen partijen hun verantwoordelijkheid kunnen invullen.

Op basis van de Nota Duurzaam Voedsel (TK, 2008–2009, 31 532 nr. 18, Tweede Kamer) worden alle partijen in de keten, van producent tot bewuste consument, geacht hieraan een bijdrage te leveren. Met duurzaam wordt bedoeld een productie en consumptie met respect voor mens, dier en milieu. De vooraanstaande positie die Nederland op voedselgebied heeft in de wereld, wordt daarmee optimaal als kracht benut. In de eerste plaats is daarom ingezet op vergaande verduurzaming van de productie en het aanbod, waarbij de gehele keten is betrokken. Daarnaast is ingezet op het activeren van de consument om deze te verleiden tot een duurzame keuze. Ten slotte ligt internationaal de focus op het creëren van ruimte voor een duurzame Nederlandse agrofoodketen. De keten kan met zijn concurrentievermogen, innovatiekracht en duurzaamheidsambities optimaal bijdragen aan een duurzaam mondiaal voedselsysteem.

Halverwege 2011 is besloten tot een koerswijziging: het verduurzamen van de voedselproductie is de verantwoordelijkheid van de keten en dus van het bedrijfsleven. De overheid heeft dit proces een impuls gegeven en trekt zich daarna grotendeels terug. Dit past in de aanpak van het topsectorenbeleid, waarbij de agroketen als één van de negen topsectoren is aangewezen. Gezond voedsel is de verantwoordelijkheid van het Ministerie van VWS en de informatievoorziening verloopt via het Voedingscentrum. Het Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke producten, is eind 2011 afgesloten. Uit de evaluatie eind 2011 is gebleken dat het convenant erg succesvol was met betrekking tot het stimuleren van diervriendelijke producten, met onder andere het Beter Leven Kenmerk van de Dierenbescherming.

De door het Platform Verduurzaming Voedsel ingezette samenwerking met het bedrijfsleven heeft in 2011 geleid tot veel innovatieve pilots, bijvoorbeeld over verdere verduurzaming van de keten en projecten voor het verminderen van voedselverspilling (TK, 31 532 nr. 73 van 22 december 2011). De Monitor Duurzaam Voedsel over 2010 is in 2011 verschenen en liet een groei zien van bijna 30% aan aanbod van duurzame producten (Bijlage bij TK, 31 532 nr. 57). Ook is in 2011 de Voedselbalans verschenen, met daarin de stand van zaken ten aanzien van diverse aspecten van voedselbeleid.

Ook is de pilotregeling draagvlak duurzaam voedsel in 2011 geëvalueerd en aan de Tweede Kamer aangeboden (TK, 30 825 nr. 80). De regeling bleek succesvol en is in 2011 beëindigd.

Zoals in TK, 20 487 nr. 37 is aangegeven waren er in 2011 geen financiële middelen beschikbaar voor openstelling van de subsidieregeling maatschappelijke initiatieven als module van de RDN of de opvolger daarvan.

Op het terrein van voedselveiligheid is verder vorm gegeven aan modernisering van de vleeskeuring, waarbij onder andere in het kader van pilot projecten de inzet van de NVWA in de vleeskeuring wordt teruggebracht. Ook is nieuwe wetgeving op het gebied van dierlijke bijproducten geïmplementeerd, waarbij de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven is teruggebracht.

Voor veterinaire markttoegang (wegnemen van exportbelemmeringen) is samen met het bedrijfsleven een nieuwe strategie ontwikkeld, die uitgaat van scherpere prioritering, meer inzet van bedrijfsleven en een scherpere taakverdeling met de Europese Commissie.

Het afgelopen jaar is de mate van het vertrouwen van consumenten in voedsel vrijwel constant gebleven. Naast de overheid hebben ook het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties hier een verantwoordelijkheid. Het is van belang dat de sector blijft investeren in kwaliteit en veilig en gezond voedsel, daarover goed communiceert en dat ze de levensmiddelenregelgeving correct naleeft. Inzet van de overheid op onderwijs, voorlichting, transparantie en toezicht en controle van voedsel blijft geboden.

Ultimo 2011 is Nederland geconfronteerd met een nieuwe dierziekte, het Schmallenbergvirus. Dit zal zijn weerslag hebben in 2012.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Indicator

Basiswaarde

Peildatum

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Output

           

1. Mate van vertrouwen van consumenten in voedsel

Bron: NVWA

3,3

2008

3,5

3,4

3,4

3,5

2. EU-OIE vrije status

Bron: EU en OIE

7

2009

7

7

7

7

  • 1) De realisatie 2011 is 3.4. De schaal loopt van 1 tot 5, waarbij 5 het hoogste is.

  • 2) Nederland is vrij van een aantal dierziekten en heeft hier een officiële erkenning voor verkregen van de OIE en de EU. Om de door de EU en de OIE verleende erkenningen te behouden moeten bepaalde bewakingsonderzoeken worden uitgevoerd en moet direct actie worden ondernomen om Nederland vrij te houden van deze dierziekten. Het gaat om onderzoeken voor de volgende dierziekten: Brucella melitensis, Brucellose, Blauwtong, TSE (scrapie bij schapen/geiten en BSE bij runderen), KVP, AI en MKZ. In geval er in Nederland een uitbraak is van deze dierziekten moet dit gemeld worden aan de EU en de OIE. Voor 2011 is het streven om voor deze dierziekten de EU-status «vrij van dierziekten» te behouden gerealiseerd. De uitgaven en prestaties die samen met de uitvoering van deze en andere bewakings- en monitoringsprogramma’s en de in 2011 bestreden incidenten van besmettelijke dierziekten worden verantwoord in het het jaarverlag van het Diergezondheidsfonds.

Budgettaire gevolgen van beleid

35 Voedselkwaliteit en Diergezondheid
 

Realisatie

Vastgestelde begroting 2011

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

138 233

112 906

147 287

107 425

66 301

41 124

Uitgaven

136 807

107 538

138 811

111 198

67 211

43 987

Programma-uitgaven

45 797

30 723

75 576

26 720

30 428

– 3 708

35.11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon

21 134

21 624

16 366

14 105

14 033

72

– Risicomanagement

1 310

1 792

2 943

2 383

2 327

56

– Voedselveiligheid

2 933

2 205

2 639

1 540

2 100

– 560

– Consument, transparantie en ketenomkering

3 774

3 596

7 576

9 399

8 276

1 123

– Destructie

12 530

13 430

2 638

     

– Biotechnologie

170

148

243

172

500

– 328

– Overig

417

453

327

611

830

– 219

35.12 Handhaven diergezondheidsniveau

24 663

9 099

59 210

12 615

16 395

– 3 780

– Preventieve diergezondheid

261

187

406

568

900

– 332

– I&R

307

225

5

3

100

– 97

– Monitoring, early warning en bewaking

4 771

2 444

4 454

4 858

5 200

– 342

– Handhaving veterinaire veiligheid

2 700

2 231

1 461

1 504

3 600

– 2 096

– Crisisorganisatie en -management

15 358

2 270

4 393

4 367

6 595

– 2 228

– Q-koorts

   

47 000

     

– Overig (BSE, BTW-varkenspest, Vogelpest (AI), schikking fokverbod KVP, overig)

1 266

1 742

1 491

1 315

0

1 315

             

Apparaatsuitgaven

91 010

76 815

63 235

84 478

36 783

47 695

U35.21 Apparaat

6 294

6 878

8 339

8 278

4 797

3 481

U35.22 Baten-lastendiensten

84 716

69 937

54 896

76 200

31 986

44 214

– Dienst Regelingen

     

1 975

1 969

6

– Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit

     

74 225

30 017

44 208

             

Ontvangsten

20 905

9 162

3 368

2 953

1 247

1 706

Uitvoering I&R

       

600

– 600

BSE-laboratoria

       

430

– 430

Overig

     

2 953

217

2 736

Toelichting op de programma-uitgaven/verplichtingen

Operationele doelstelling: 35.11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon

Consument, transparantie en ketenomkering

Overschrijding betreft met name projecten op het terrein van duurzaam voedsel en voedselverspilling die via het Platform Verduurzaming Voedsel zijn ingediend.

Indicator

Basiswaarde

Peildatum

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Raming 2011

Output

           

Aantal basisscholen met smaaklessen

Bron: landelijk Steunpunt Smaaklessen en SchoolGruiten Wageningen University

Beperkt aantal

2005

 

2 150

24881

2 600

Nalevingsniveau HACCP-verplichting

Bron:NVWA

80%

April 2009

80%

80%

80%2

90%

X Noot
1

De streefwaarde is 3 000 scholen in 2012. Het Steunpunt Smaaklessen verwacht dit nog steeds te gaan halen. Bij het aantal basisscholen met Smaaklessen gaat het om de bij het Steunpunt Smaaklessen geregistreerde scholen.

X Noot
2

Indicator is gebaseerd op de jaarlijkse controleresultaten van een selecte steekproef van de doelgroep. Deze selectie wordt gemaakt op basis van een risico-inschatting, welke bedrijven een hoger nalevingsrisico hebben, de controlefrequentie en welke onderdelen van de HACCP verplichting gecontroleerd zullen worden. De indicator is gebaseerd op de audit-rapporten van de NVWA van deze selecte steekproef. Om op basis van de resultaten van dit onderzoek (selecte steekproef, hoger nalevingsrisicoprofiel etc.) een uitspraak te kunnen doen over het nalevingsniveau voor de gehele groep van bedrijven worden de verzamelde gegevens door een groep deskundigen besproken en geanalyseerd.

Operationele doelstelling: 35.12 Handhaven diergezondheidsniveau

Handhaving veterinaire veiligheid

De lagere realisatie houdt verband met een budgetoverheveling van € 1,6 mln in de Najaarsnota naar het Ministerie van Financiën voor extra controles door de Douane van passagiers en passagiersbagage om de insleep van dierziekten te voorkomen. Daarnaast heeft een budgetoverheveling plaats gevonden naar de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) voor de dekking van meerwerkosten voor onder andere Q-koorts (€ 0,3 mln).

Crisisorganisatie en -management

Vanuit dit instrument heeft een budgetoverheveling van € 2 mln plaats gevonden naar de NVWA voor financiering van aan NVWA verleende opdrachten en ter financiering van niet kostendekkende tarieven bij kleine slachterijen.

Overig

De overige uitgaven houden met name verband met het meerjarige onderzoeksproject ter bestrijding en voorkoming van Aviaire Influenza, in Indonesië («bestrijding aan de bron»). Het Ministerie van Buitenlandse zaken is hoofdfinancier van dit project. Tegenover de hogere uitgaven staan dan ook hogere ontvangsten.

Diergezondheidsfonds

De uitgaven en prestaties die samenhangen met de maatregelen om het diergezondheidsniveau te handhaven zoals de bewakings- en monitoringsprogramma’s en de maatregelen bij verdenkingen van besmettelijke dierziekten zijn verantwoord in het jaarverslag 2011 van het Diergezondheidsfonds.

Indicator

Basiswaarde

Peildatum

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Output

           

1. «early warning» bestrijdingsplichtige ziekten

20

2005

 

4

2. Vaccinbanken

2

2006

2

2

2

3

3. Aantal beleidsdraaiboeken voor bestrijdingsplichtige ziekten en voedselkwaliteit

5

2005

8

9

10

12

4. Aantal internationale «capacity building» projecten dierziekte-bestrijding

2

2007

 

4

5

4

Bron: Ministerie van EL&I

Toelichting

  • 1. Voor deze indicator is geen realisatiewaarde vermeld omdat het niet gelukt is om voor deze indicator betrouwbare realisatiegegevens te verkrijgen.

    Deze indicator geeft het aantal dagen tussen (vermoedelijke) besmetting (vermeerderd met de ziekteafhankelijke incubatieperiode) en ontdekken aan. Besmetting wordt normaliter geconstateerd door de veehouder en/of dierenarts en moet voor aangewezen besmettelijke dierziekten verplicht bij de NVWA gemeld worden. Achtergrond van de indicator is dat het zo snel mogelijk ontdekken van een uitbraak van groot belang is om de ziekte zo snel en efficiënt mogelijk te kunnen bestrijden. De referentiewaarde ligt op 20 dagen, de streefwaarde is over de jaren bijgesteld naar 4. Vanuit EL&I is in de afgelopen jaren veel inspanning verricht om snel melden van besmettingen door veehouders te bevorderen. Bijvoorbeeld via voorlichting en instellen van early warning programma’s. Deze indicator heeft weliswaar een duidelijke intentie, maar is niet hard kwantificeerbaar aangezien er door de overheid slechts indirect op te sturen valt (door middel van bijvoorbeeld voorlichting).

  • 2. EL&I beschikt permanent over vaccinbanken voor KVP en MKZ. In 2011 heeft EL&I ook voorzien in de beschikbaarheid van vaccin tegen Q koorts. Voor 2012 wordt de noodzaak hiertoe opnieuw bezien.

  • 3. Meerdere draaiboeken zijn in concept gereed (AVP, Q koorts, paardenziekten). Afronding en accorderen hiervan is voorzien begin 2012. Dan wordt de streefwaarde van 12 gehaald.

  • 4. Projecten in Indonesië, Turkije, Egypte en bij FAO in Rome.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

35.21 Apparaat

De hogere uitgaven houden verband met interne verschuivingen van taken in het kader van de reorganisatie zoals extra taken op het terrein van voedselkwaliteit en duurzame voedselsystemen alsmede dierenwelzijn van gezelschapsdieren.

35.22 Baten-lastendiensten

De hogere bijdrage van ruim € 44 mln houdt verband met extra bijdragen aan de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit. Deze hogere bijdragen hebben onder andere betrekking op extra controles op het gebruik van antibiotica (€ 1 mln) alsmede op gederfde inkomsten (€ 3,4 mln) als gevolg van het niet kunnen doorberekenen van kosten boven het maximumplafond voor het roodvleesconvenant en bijdragen in tekorten op de niet-kostendekkende tarieven voor kleine slachterijen. De dekking is vrijgemaakt vanuit het OD 35.12 Handhaven diergezondheidsniveau.

Voorts is een bijdrage van € 6 mln aan de NVWA nodig gebleken voor dekking frictiekosten vanwege vertraging van de fusie. Daarnaast is het exploitatietekort van € 10,4 mln aangezuiverd. Het exploitatietekort ontstond onder andere door hogere werkelijke kosten ten gevolge van geringere uitstroom dan oorspronkelijk begroot.

Voor het afronden van de reorganisatie van de NVWA is een voorziening getroffen voor kosten van boventalligen. Aan deze reorganisatievoorziening is in 2011 door het Ministerie van VWS € 10 mln en door het Ministerie van EL&I € 12,5 mln bijgedragen. De dekking van EL&I voor het exploitatietekort en de voorziening is gevonden door een herschikking van budgetten in de tweede suppletoire begroting.

Toelichting op de ontvangsten

De hogere ontvangsten hebben betrekking op nagekomen bijdragen van de EU voor in voorgaande jaren gemaakte kosten voor onder andere Bluetongue en AI (€ 0,9 mln). Verder is de bijdrage van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen voor het Aviaire Influenza project in Indonesië.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderzoek onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Effectenonderzoek ex-post

Evaluatie van de regeling inzake URA-categorie (Uitsluitend op Recept Afleveren)

35.11

2010

2011

TK, 29 683, nr. 68

Overig evaluatieonderzoek

Effect Smaaklessen

35.11

2010

2012

 
 

Preventiebeleid (algemeen)

35.12

2011

2012

 
 

Grensoverschrijdende dierziekteoefening in Beneluxverband

35.12

2010

2011

TK, 29 683, nr. 67

 

Evaluatie pilotregeling draagvlak duurzaam voedsel

35.11

2011

2011

TK, 30 825, nr. 80

 

Evaluatie convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten

35.11

2011

2011

Bureau Bartels, 25 november 2011

Toelichting

  • Er komt geen evaluatie voedselbeleid. Het voedselbeleid is/wordt wel op onderdelen geëvalueerd:effect smaaklessen, Voedingscentrum Nederland, Subsidieregeling draagvlak duurzaam voedsel en evaluatie Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten.

  • Effectmeting Smaaklessen wordt eind 2012 afgerond.

  • Evaluatie Preventiebeleid (algemeen) wordt in 2012 afgerond.

  • De evaluatie convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten wordt voorjaar 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden.

36. Kennis en Innovatie

Algemene doelstelling

Op basis van het door de minister van EL&I goedgekeurde Strategisch Plan 2011–2014 Wageningen UR (Wageningen Universiteit en Research, 2011) is in 2011 door Dienst Landbouwkundig onderzoek (DLO) funderend (kennisbasis) onderzoek uitgevoerd. Dit sluit aan op internationale samenwerkingsprojecten en -programma’s in EU-verband (7e kaderprogramma). Een hoogwaardig en international kenniscentrum voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte wordt daarmee gecontinueerd. Voor een bijdrage aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken is door DLO onderzoek uitgevoerd op onder andere de gebieden duurzaam produceren en consumeren, klimaat, diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid. Bij instellingen buiten DLO zijn onderzoeksopdrachten uitgevoerd onder andere op het gebied van kweekvlees, antibioticaresistentie, nieuwe Nederlanders en hun voeding. Via Small Business Innovation Research (SBIR) hebben midden- en kleinbedrijf (MKB) ondernemers en andere doelgroepen innovatieve producten en diensten ontwikkeld op gebied van eiwitten, natuurvriendelijk werken en recreatie. Daarnaast zijn de stimulansen voor samenwerkingsverbanden en strategische speerpuntprogramma’s bij onderzoekinstellingen gericht op verbeteren van de kennisinfrastructuur en het innovatief vermogen van het bedrijfsleven gecontinueerd. Het betreft drie projecten (Aviaire Influenza, Towards Biosolar Cells en Technologisch Topinstituut Groene Genetica) die werden voortgezet en het project Transitie duurzame landbouw dat werd afgerond. Ook zijn middelen ingezet om innovaties in het kennisbeleid zelf (methoden en infrastructuur) te ondersteunen. Voorbeelden zijn maatschappelijk verantwoord innoveren (via NWO) en vaccinimpuls (via Universiteit van Utrecht). Het InnovatieNetwerk heeft concepten ontwikkeld en naar de praktijk gebracht voor grensverleggende innovaties.

In aansluiting op maatschappelijke behoeften op het gebied van personeelsvoorziening en kennisverspreiding voor de groene sector is de bekostiging van het groen onderwijs uitgevoerd en geactualiseerd. Dit in overeenstemming met wetgeving en in afstemming met het Ministerie van OCW. Er zijn subsidies verstrekt aan onderwijs ondersteunende instellingen voor ontwikkelen van leermiddelen (Ontwikkelcentrum), verzorgen van onderwijskundige begeleiding (Landelijke Pedagogische Centra), vernieuwing van examens VMBO in aansluiting op competentiegericht MBO en toetsing (CITO) en dienstverlening vernieuwing groen onderwijs. In verband met onder meer kleinschaligheid van onderwijsinstellingen en een groot deel van de bedrijven in de groene sector zijn afzonderlijk middelen beschikbaar gesteld voor praktijkleren in gesimuleerde bedrijfssituaties. Subsidieregelingen algemeen onderwijsbeleid voor onderwijsvernieuwing onder andere op de gebieden maatschappelijke stage, professionalisering en functiemix zijn voor het groen onderwijs beschikbaar gesteld. Er zijn stimulansen gegeven voor een Center voor biobased economy, kwaliteitsimpuls Hoger Agrarisch Onderwijs en benutten van culturele diversiteit. Binnen de Groene Kennis Coöperatie, het samenwerkingsverband van groen onderwijs, onderzoek, en praktijkwereld, is via vraaggestuurde kennisprogramma’s aansluiting gezocht bij de kennisvraag en arbeidsbehoeften vanuit de sector. Via de regeling Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs heeft het groen onderwijs innovatieve projecten uitgevoerd.

Binnen het kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) zijn maatregelen ontwikkeld om negatieve gevolgen van verdroging, vermesting en verzuring tegen te gaan met doel positieve effecten voor natuur en leefgebied. Door middel van kennisverspreidingsprojecten heeft het Ministerie van EL&I ingezet op een betere ontsluiting van ontwikkelde kennis gericht op duurzame ontwikkeling, ook in ontwikkelingslanden. Voorbeelden zijn smaaklessen voor het basisonderwijs en bedrijfsnetwerken biologische landbouw. Via Natuur- en milieueducatie is basiskennis over groen, dierenwelzijn en gezonde voeding via regionale arrangementen onder de bevolking gebracht.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Indicator

Basis-waarde

Peil-

datum

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Outcome

           

Positie Nederland op basis citatie-impactscore; het aantal wetenschapsvelden waarbinnen WU tot de top 5 van de wereld behoort

1

2009

1

2

1

2

Bron: ISI Web of Knowledge van The Thomson Corporation, gegevens per eind 2011.

           

Kwaliteitsniveau groen onderwijs

79%

2009

79%

88%

82%

81%

Bron: Inspectie van het Onderwijs, gegevens beschikbaar gesteld in 2012.

           

Aandeel niet-westerse allochtonen in het groen onderwijs

4,1%

2008

4,5%

4,4%

5,0%

5,5%

Bron: DUO, gegevensbestand beschikbaar gesteld 2012.

           

De streefwaarde «Positie Nederland op basis citatie impactscore» is niet gehaald. Wageningen Universiteit stond eind 2011 met «Landbouwwetenschappen» op een 4e plaats. De wetenschapsvelden «Omgeving en ecologie» en «Plant en dierwetenschappen» scoren wel hoog (respectievelijk 6e en 7e plaats) maar niet in de top 5. Behalve taakstellingen op het onderzoek zijn opkomende kenniseconomieën (de Chinese Academy of Sciences is Wageningen Universiteit op het gebied van Omgeving en ecologie en Plant en dierwetenschappen voorbijgestreefd) een belangrijke reden.

Met uitzondering van het Wetenschappelijk onderwijs zijn niet westerse allochtonen ondervertegenwoordigd in het groen onderwijs. Voor een voldoende instroom van gekwalificeerde beroepsbeoefenaren in de groene sector is meer instroom ook vanuit deze groep gewenst. De streefwaarde is niet gehaald. Er is wel sprake van een stijging (van 4,4 % in 2010 naar 5 % in 2011). In onderstaande tabel zijn voor 2011 de percentages niet westerse allochtonen per sector aangegeven.

Onderwijssector

groen

Techniek

Economie

Zorg en welzijn

VO

5,3

14,6

36,0

20,8

MBO

2,9

11,4

25,9

15,8

HBO

3,4

13,3

20,0

9,1

WO

15,1

14,4

16,2

13,3

Budgettaire gevolgen van beleid

36 Kennis en Innovatie (bedragen x € 1 000)
 

Realisatie

Vastge-stelde begroting 2011

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

1 030 041

1 032 653

1 042 130

949 231

963 326

– 14 095

Uitgaven

984 949

1 016 534

1 012 003

996 498

979 039

17 459

Programma-uitgaven

970 681

1 002 263

999 562

984 451

968 637

15 814

36.15 Kennisontwikkeling en innovatie

194 177

184 157

182 396

170 737

150 132

20 605

Kennisontwikkeling t.b.v. maatschappelijke vraagstukken

           

– DLO onderzoeksprogramma's

110 715

94 678

91 251

80 188

59 226

20 962

– DLO wettelijke onderzoekstaken

54 250

52 414

51 484

51 016

52 020

– 1 004

– Niet-DLO onderzoeksprogrammering

3 559 

4 142

2 944

3 276

6 106

– 2 830

Ontsluiten van kennis via groen onderwijs voor bedrijfsleven en samenleving

           

– Groene Kenniscoöperatie

3 348

4 335

4 950

5 545

3 899

1 646

– School als kenniscentrum

5 000 

5 000

5 000

5 000

4 219

781

– Regeling Kennisverspreiding Innovatie Groen Onderwijs

4 672

5 407

3 762

5 567

7 150

– 1 583

Bevorderen van innovaties bij stakeholders

           

– Bijdrage InnovatieNetwerk

2 840

3 102

3 630

3 671

4 033

– 363

– Innovatieopdrachten en subsidies

789

5 181

5 945

2 904

551

2 353

– Kenniskringen/lerende netwerken

2 155

1 672

2 688

2 671

1 585

1 086

– Kennisverspreidingsprojecten

5 674

3 930

5 242

5 949

6 197

– 248

– Natuur en milieueducatie

1 175

4 296

5 500

4 950

5 146

– 196

             

36.16 Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs

774 483

818 106

817 166

813 714

818 505

– 4 791

– Bekostiging DLO Kennisbasis

48 286

44 378

43 993

43 321

45 343

– 2 023

– Bekostiging WU

154 283

159 589

157 397

162 177

158 291

3 886

– Bekostiging HBO-groen

59 960

63 453

64 654

67 472

66 455

1 017

– Bekostiging MBO-groen

140 813

149 601

144 677

146 364

126 229

20 135

– Bekostiging VOA

9 010

9 102

9 275

11 364

9 402

1 962

– Wachtgelden

   

12 514

12 333

12 500

– 167

– Bekostiging VMBO-groen

293 247

292 916

287 927

278 649

311 931

– 33 282

– Bekostiging Aequor

7 829

8 125

8 010

7 180

6 577

603

– Basisfinanciering overige

– kennisinstellingen

– 1 651

1 029

581

613

1 966

– 1 353

– Subsidies ondersteunings-structuur

9 034

10 981

9 395

9 144

6 859

2 285

– Praktijkleren

21 501

28 628

26 435

25 523

32 234

– 6 711

– Vernieuwing onderzoeksinfrastructuur

11 820

11 636

11 910

16 481

15 492

989

– Ontwikkeling kennisbeleid

5 416

7 938

13 704

7 603

5 991

1 612

– OCW-conforme onderwijs subsidies

14 935

30 730

26 694

25 490

19 234

6 256

Apparaatsuitgaven

14 267

14 271

12 441

12 047

10 402

1 645

36.21 Apparaat

13 030

12 570

11 812

10 772

9 685

1 087

36.22 Bijdrage Baten- lastendiensten

1 237

1 701

629

1 275

717

558

             

Ontvangsten

45 391

27 375

21 854

14 488

10 441

4 047

Rente en aflossing over de verstrekte lening aan de Stichting DLO inzake aankoop van grond en gebouwen

8 989

8 989

8 989

10 279

8 802

1 477

FES-ontvangsten

14 289

13 672

10 028

     

Overige ontvangsten

22 113

4 714

2 837

4 209

1 639

2 570

Toelichting op de verplichtingen

Enerzijds is er een lagere realisatie doordat de opdracht aan DLO voor 2012 maar voor 2/3 verleend kon worden. Het niet verleende deel betreft de onderzoekscapaciteit bij DLO die beschikbaar is gesteld aan de topsectoren Agrofood en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen. De benutting van de onderzoekscapaciteit daarvoor wordt bepaald door zogenaamde Innovatiecontracten, die eind 2011 nog niet geheel waren ingevuld (€ 51 mln). Anderzijds waren er in 2011 aanvullende verplichtingen voor additionele DLO projecten 2011 (€ 18,2 mln), wettelijke bekostiging van het onderwijs (€ 6,7 mln) en in het kader van de Vaccinimpuls (€ 12 mln).

Toelichting op de programmauitgaven

Operationele doelstelling 36.15: Kennisontwikkeling en innovatie

De hogere uitgavenrealisatie voor DLO-onderzoeksprogramma’s houdt verband met uitvoering van diverse projecten waarvoor bij eerste- en tweede suppletoire wet budgetten vanuit betrokken begrotingsartikelen en -onderdelen zijn overgeheveld naar DLO-onderzoeksprogramma’s.

DLO onderzoeksprogramma’s (bedragen x € 1 000)
 

Uitgaven

Begroting 2011

Verschil

Verduurzaming Agrosector en visserij

51 396

35 928

15 468

Voedselkwaliteit, diergezondheid en consument

7 845

3 670

4 175

Internationale samenwerking

7 685

6 394

1 291

Natuur, landschap en platteland

12 008

12 954

– 946

Kennis

1 254

280

974

Totaal

80 188

59 226

20 962

Meeruitgaven bij Agroketens en Visserij waren onder andere voor Ondersteuning Taskforce multifunctionele landbouw, Evaluatie meststoffenwet, Systeeminnovatie diervriendelijke stallen en Kenniskringen visserij. Op het gebied van Voedsel, dier en consument werd onder andere meer besteed in het kader van onderzoek Rift Valley Fever en Voedselbalans. Op het gebied van Internationale samenwerking was er een belangrijke meerbesteding in het kader van de ontwikkeling van de agrarische sector in Afghanistan.

De lagere uitgavenrealisatie voor niet-DLO onderzoeksprogramma’s houdt verband met verwerking van de subsidietaakstelling (€ 2,2 mln) en uitvoering van diverse projecten waarvoor bij eerste- en tweede suppletoire wet budgetten zijn overgeheveld naar het onderdeel Innovatieopdrachten en subsidies binnen dit begrotingsartikel (€ 2,8 mln).

Indicator

Basiswaarde

Peildatum

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Outcome

           

Plant Breeders Index

32%

2009

32 %

32 %

 

>32%

Bron: CPVO, Annual report 2009, 2010 en Annual report 2010, 2011

           

Aantal octrooien in de agrarische verwerkende industrie

7,3%

2008

6,8%1

   

7,3%

Bron: NL-Octrooicentrum, Octrooi-informatie als indicator voor Innovatie in Food & Agri, 2011

           

Mate van vraagsturing van onderzoek door maatschappelijke actoren (% kennisbenutting)

77%

2008

85 %

86 %

 

80 %

Bron: PROSU, kennisbenutting meting 2009 en 2010 en kennisbenutting meting 2010

           

Beschikbaarheid van NME-voorzieningen2

45%

2009

45 %

45 %

51 %

60%

Bron: NME-programmabureau, gegevens beschikbaar gesteld in 2012

           
X Noot
1

Het aandeel van Nederland in aangevraagde octrooien voor de agrarische verwerkende industrie was in 2009 (voorlopig cijfer), het jaar waarover in maart 2012 gegevens beschikbaar zijn gesteld, lager dan in 2008. De vierde plaats van Nederland in de rangorde van octrooiaanvragende landen bleef echter wel gehandhaafd. In verband met bescherming Octrooi-informatie stelt NL Octrooicentrum deze informatie met vertraging beschikbaar. De gegevens over 2010 worden in april 2013 gepubliceerd.

X Noot
2

De streefwaarde «Beschikbaarheid van NME voorzieningen» is niet gehaald. Er is echter wel sprake van een aanzienlijke stijging ten opzichte van voorgaande jaren. Er zijn sinds de nulmeting in 2009 25 locaties met beperkte voorzieningen en 29 locaties met uitgebreide voorzieningen (alle thema’s voor alle doelgroepen) bijgekomen.

Operationele doelstelling 36.16: Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs

De hogere uitgavenrealisatie op Bekostiging MBO wordt veroorzaakt door stijgende leerlingaantallen MBO-groen, die nog niet meerjarig in de budgetten waren verwerkt. De meeruitgaven worden gedekt uit minderuitgaven voor het VMBO-groen.

De lagere uitgavenrealisatie op Bekostiging VMBO-groen wordt voor € 27,5 mln veroorzaakt door dalende leerlingaantallen VMBO-groen. Die daling was nog niet meerjarig in de budgetten verwerkt. Daarnaast is een minderbesteding van € 5,8 mln veroorzaakt door overboeking naar het budget OCW-conforme subsidies, omdat de betreffende regelingen lopen via dit onderdeel.

Bekostigde aantallen binnen het groene onderwijs en uitgaven (x € 1000) in 2011

Instrument

Type studenten/ getuigschriften/ promoties

Aantallen

Prijs

Bedrag

Totale uitgaven

Bekostiging WU

Inschrijvingen

3 524

5 591

19 704

 
 

Graden onderwijs

1 186

5 591

6 631

 
 

Graden onderzoek bachelor

457

3 602

1 646

 
 

Graden onderzoek master

729

7 205

5 252

 
 

Promoties

196

93 408

18 308

 
 

Vaste componenten

   

110 636

162 177

Bekostiging HBO-groen

Inschrijvingen hoog

6 654

6 183

41 139

 
 

Inschrijvingen laag

4

4 830

19

 
 

Graden hoog

1 396

6 183

8 631

 
 

Graden laag

3

4 830

14

 
 

Vaste componenten

   

17 669

67 472

Bekostiging MBO-groen

Studenten beroepsopleidende leerweg

17 713

5 967

105 704

 
 

Studenten

       
 

beroepsbegeleidende leerweg

11 732

3 466

40 660

146 364

Bekostiging VOA

Leerlingen niveau 1

2 610

1 997

5 212

 
 

Leerlingen niveau 2

7 708

799

6 157

11 364

Wachtgelden

Vaste component

     

12 333

Bekostiging VMBO-groen

Expl. leerlingen VMBO/VBO

18 500

6 998

129 463

 
 

Expl. leerlingen VMBO/LWOO

13 500

10 606

143 181

 
 

Vaste component

   

6 005

278 649

De lagere uitgavenrealisatie op Praktijkleren wordt veroorzaakt door minder op de betreffende regeling gebaseerde toekenningen aan instellingen (€ 4,9 mln) en vrijstelling van BTW-plicht (€ 1,8 mln).

De hogere uitgavenrealisatie bij OCW-conforme onderwijssubsidies is een gevolg van een technische verschuiving van eerder aan bekostigingsmiddelen VO en MBO toegevoegde middelen die besteed zijn binnen het onderdeel OCW-conforme subsidies. Het betreft middelen voor onder andere kwaliteitsagenda VO, functiemix en gratis lesmateriaal.

Indicator

Basiswaarde

Peildatum

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2011

Oordeel visitatiecommissies en indruk kenniskamers

100%

2009

100%

100%

100%

100%

Bron: Visitatiecommissies, visitatierapporten, betreft in de periode 2006 t/m 2011 uitgevoerde visitaties.

           

Voortijdig schoolverlaten

4,7%

2009

4,7%

4,4%

4,6%

3,9%

Bron: DUO, gegevens schooljaar 2010–2011, bestand geleverd in 2012.

           

Doorstroom MBO-BOL4 naar hoger onderwijs

41%

2008

39%

46%

 

44%

Bron: ROA, Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2010, 2011.

           

Adequaat aanbod aan de vraag op de arbeidsmarkt

48%

2009

48 %

 

1 %

51%

Bron: ROA, De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2016, 2011.

           

% afgestudeerden dat minimaal werkt op niveau van opleiding

BOL-4 76% HBO 76%

WO 72%

2008

BOL-4 72% HBO 79%

WO 64%

BOL-4 76% HBO 76%

WO -

 

70 à 80%

Bron: ROA, Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2010, 2011.

           

Aantal groene maatschappelijke stageplaatsen

8 148

2009

8 148

13 269

 

10 600

Bron: Senter Novem, De praktijk leert, 2009.

Aantal leerlingen VMBO-groen dat maatschappelijke stage heeft gevolgd

9 864

2009

9 864

8 000

 

Alle VMBO groen leerlingen

Bron: AOC-raad, 2009.

           

Aantal studenten uit ontwikkelingslanden opgeleid door het groene onderwijs 2)

720

2008

797

876

857

805

Bron: DUO, gegevens schooljaar 2010–2011, bestand geleverd in 2012.

           

De streefwaarde «Voortijdig schoolverlaten» is niet gehaald. De gerealiseerde voor 2011 (voorlopig cijfer) waarde ligt ook lager dan die over het schooljaar 2009–2010. De waarde is echter nog steeds lager dan die voor het OCW-onderwijs. Daar werd over het schooljaar 2010–2011 5,6 % gerealiseerd.

Voor de indicator «adequaat aanbod aan de vraag op de arbeidsmarkt» wijkt het resultaat sterk af van de streefwaarde. In de agrarische beroepsklasse zullen op de middellange termijn (grote) problemen ontstaan om voldoende vakkrachten, vertegenwoordigers en bedrijfshoofden te vinden. Voor 99 % van de werkenden in de agrarische beroepen worden nu knelpunten gezien, waarvan bij 54 % grote tot zeer grote knelpunten. Onderstaand overzicht geeft aan dat de situatie bij de agrarische beroepen zich de afgelopen 2 jaren ten opzichte van andere beroepsgroepen relatief ongunstig heeft ontwikkeld. In 2009 werd voor 52 % van de werkenden in agrarische beroepen slechts beperkte knelpunten voorzien.

Percentage met (vrijwel) geen knelpunten

Beroepsklasse

2009

2011

Verandering

Medische en paramedische beroepen

0

0

0

Agrarische beroepen

48

1

– 47

Transportberoepen

10

4

– 6

Technische en industrieberoepen

27

8

– 19

Verzorgende en dienstverlenende beroepen

10

10

0

Pedagogische beroepen

23

15

– 8

Openbare orde- en veiligheidsberoepen

7

42

35

Creatieve beroepen

87

46

– 41

Sociaal culturele beroepen

79

78

– 1

Economische en administratieve beroepen

80

87

7

Informaticaberoepen

71

100

29

Totaal

41

38

– 3

Bron: ROA, De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014 (2009) en ROA, De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2016 (2011).

Het bevorderen van de aansluiting onderwijs arbeidsmarkt (door opstellen human capital agenda’s, instellen centra voor innovatief vakmanschap, inzet op loopbaanoriëntatie), het interesseren van nieuwe potentiële leerlinggroepen (aanboren culturele diversiteit), het tegengaan van voortijdig schoolverlaten en het vergroten van doorstroom naar hogere opleidingsniveaus zijn ingezet als middelen om het verwachte tekort te beperken.

Omdat de streefwaarde van het voorgaande kabinet al in 2010 werd gehaald en het nieuwe kabinet zich op dit punt geen doel heeft gesteld zijn er in 2011 geen gegevens over het aantal groene maatschappelijke stageplaatsen verzameld.

Omdat de maatschappelijke stage in 2011 verplicht is voor alle VO-leerlingen zijn voor de indicator «aantal leerlingen VMBO-groen dat maatschappelijke stage heeft gevolgd» in 2011 geen gegevens verzameld. Vanwege de verplichtheid hebben alle relevante leerlingen in 2011 de stage gevolgd.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

De hogere uitgavenrealisatie bij de baten-lastendienst Dienst Regelingen wordt grotendeels veroorzaakt door hogere uitvoeringskosten. Er is meer opgedragen in het kader van uitvoering Regeling Praktijkleren en Groene plus.

Toelichting op de ontvangsten

Hogere ontvangsten zijn een gevolg van het aflopen van een aflossingsvrije periode voor een lening aan DLO en ontvangen projectbijdragen, onder andere voor een onderwijsopbouwproject in Afghanistan.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Er zijn in 2011 geen onderzoeken afgerond. Er is één onderzoek gestart.

Soort onderzoek

Onderzoek onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Overig evaluatieonderzoek

Evaluatie Natuur- en milieueducatie (NME) en Leren voor Duurzame ontwikkeling

36.15

2011

2013

 

37. Bodem, water en reconstructie zandgebieden

Algemene doelstelling

De reconstructie zandgebieden is een gebiedsproces waarbinnen diverse Rijksdoelen worden gerealiseerd. De focus is de aanpak van de gestapelde problematiek die is ontstaan door de hogere veedichtheid (vermesting, verzuring en geuroverlast) en de aanwezigheid van kwetsbare natuur. Door een integrale, gebiedsgerichte aanpak wordt getracht de landbouw weer kansen te geven en tegelijk ook de milieu- en natuurkwaliteit te verbeteren.

Het grootste deel van de reconstructie zandgebieden en het tegengaan van de bodemdaling veenweidegebieden wordt via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) gerealiseerd. Kwantitatieve informatie over de voortgang van de reconstructie zandgebieden en veenweidegebieden is afkomstig uit de jaarlijkse provinciale ILG-voortgangsrapportages. Op basis van deze provinciale voortgangsrapportages wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd over de voortgang.

Budgettaire gevolgen van beleid

37 Bodem, water en reconstructie zandgebieden (bedragen x € 1 000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting 2011

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

132 780

80 183

18 788

18 515

19 625

– 1 110

Uitgaven

71 304

79 977

92 019

96 955

107 059

–10 104

Programma-uitgaven

50 846

60 413

73 454

79 478

89 685

–10 207

37.11 Reconstructie zandgebieden

50 527

47 529

55 620

61 803

61 764

39

waarvan ILG

           

– Reconstructie zandgebieden

42 047

35 819

35 503

35 972

34 848

1 124

– Veenweidegebieden

6 001

7 999

19 664

24 700

24 700

 

– BTW Compensatie

       

1 122

– 1 122

waarvan niet ILG

           

– Agenda Vitaal Platteland

1 853

57

       

– Rijksacties MJP-2

226

         

– Voorfinanciering UC 2005/2006

 

3 588

 

1 109

1 094

15

– Reconstructie algemeen

400

66

453

22

 

22

37.12 Bodem en Water

319

12 884

17 834

17 675

27 921

– 10 246

waarvan ILG

           

– Duurzaam watergebruik

319

528

1 053

 

1 053

– 1 053

– Waterkwaliteit

       

8 805

– 8 805

– Synergiegelden

 

12 356

16 781

17 675

18 030

– 355

– BTW Compensatie

       

33

– 33

Apparaatsuitgaven

20 458

19 564

18 566

17 477

17 374

103

37.21 Apparaat

197

         

37.22 Bijdrage Baten-lastendiensten

20 261

19 564

18 566

17 477

17 374

103

– Dienst Landelijk Gebied

     

17 477

17 374

103

             

Ontvangsten

1 300

13 166

25 265

17 765

27 928

– 10 163

Bijdrage aan derden

     

17 765

27 928

– 10 163

Toelichting op de programma-uitgaven

Algemeen

BTW-compensatie

In 2007 is € 113 mln vanuit de LNV-begroting overgeheveld naar het BTW-compensatiefonds. Dit betreft 3,7% van het totale ILG-budget voor de periode 2007 tot en met 2013. Hierop heeft bij Voorjaarsnota 2009 een correctie plaats gevonden voor het deel dat niet door de provincies declarabel is bij het BTW-compensatiefonds. Deze bedragen zijn in 2011 over de ILG-onderdelen verdeeld.

Operationele doelstelling 37.12: Bodem en water

ILG Duurzaam watergebruik

De bijdrage aan de provincies in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) voor duurzaam watergebruik is in 2011 verlaagd omdat de prestaties in het kader van het ILG achterbleven. Hiertegenover staan in 2011 tevens lagere ontvangsten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu van dezelfde omvang.

ILG Waterkwaliteit

De geraamde bijdrage aan de provincies in het kader van het ILG voor waterbodemonderzoek waarvoor het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de bijdrage zou leveren wordt niet gerealiseerd.

Conform afspraak lopen de uitgaven voortaan via convenanten met gemeentes. Hierdoor worden zowel de uitgaven als de ontvangsten op dit onderdeel niet gerealiseerd.

Toelichting op de ontvangsten

Zie de toelichting bij de programma-uitgaven.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderzoek onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Bodem, water en reconstructie zandgebieden

37

2010

2010

TK, 32 359 nr. 1

De beleidsdoorlichting is uitgevoerd als Rapport Brede Heroverweging Leefomgeving en Natuur. Dit is gemeld in het jaarverslag 2010. In het verslagjaar is uitvoering gegeven aan het Regeerakkoord met betrekking tot het decentraliseren en afbouwen van rijkstaken op het gebied van landschap en recreatie.

1.3.2 De Niet-beleidsartikelen

21. Algemeen

Budgettaire gevolgen van beleid

bedragen x € 1 000
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Verplichtingen (totaal)

112 081

123 414

109 112

96 902

98 848

– 1 946

             

Uitgaven (totaal)

113 684

119 499

103 360

105 903

104 210

1 693

Personeel stafdiensten

36 091

38 139

36 491

34 481

29 782

4 699

Personeel diversen

23 920

19 774

19 607

11 030

20 423

– 9 393

ICT

11 241

13 751

14 332

16 792

13 578

3 214

Materieel kernministerie

35 720

30 028

25 959

26 082

30 339

– 4 257

BES eilanden

       

2 200

– 2 200

Materieel diversen

6 711

17 807

6 971

17 517

7 888

9 629

             

Ontvangsten (totaal)

7 003

10 676

6 857

2 980

2 300

680

Diverse ontvangsten

personeel

2 914

2 500

2 488

1 918

2 300

– 382

Diverse ontvangsten

materieel

555

1 467

530

419

 

419

Ontvangsten (buiten)diensten

3 534

6 709

3 839

643

 

643

Personeel stafdiensten

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie wordt met name veroorzaakt door toevoeging van budget bij de suppletoire begrotingen 2011 vanuit de DG’s en Agentschap NL naar dit personeelsbudget in verband met het Concordaat (een overeenkomst tussen het Ministerie van BZK en het voormalig Ministerie van EZ over het uitwisselen van medewerkers). Ook is budget toegevoegd aan Personeel stafdiensten voor nieuwe activiteiten in verband met Caribisch Nederland.

Daarnaast is het budget bij eerste suppletoire begroting opgehoogd met de loonbijstelling en is het budget verhoogd (vanuit de post Personeel diversen) in verband met de kosten van langdurige afwezigen. Dit betreft een budgetverschuiving en hangt samen met het feit dat de betreffende kosten vanaf 2011 ten laste van de personeelsbudgetten van de stafdiensten (en de andere decentrale dienstonderdelen) worden geboekt.

Verder zijn, als gevolg van de departementale herindeling, bij eerste suppletoire begroting middelen toegevoegd aan Personeel stafdiensten. Dit budget was in eerste instantie aan de beleidsartikelen toegekend.

Personeel diversen

Bij tweede suppletoire begroting is het budget voor langdurige afwezigen vanuit Personeel diversen toegedeeld aan de decentrale personeelsbudgetten van de Directoraten Generaal, stafdirecties en uitvoerende diensten van EL&I. De desbetreffende kosten worden met ingang van 2011 direct ten laste van de personeelsbudgetten van de individuele dienstonderdelen gebracht; derhalve zijn ook de hiervoor beschikbare budgetten gedecentraliseerd. Dit leidt tot een lager budget en lagere realisatie op Personeel diversen.

Voorts zijn middelen voor Sociaal Flankerend Beleid overgeheveld naar het CBS en is een voor eind 2011 geplande betaling vertraagd en derhalve ten laste van 2012 gekomen. Tenslotte is op het deelbudget voor Wachtgeld en Sociaal Plan in 2011 sprake van een lagere realisatie omdat het aantal personen met aanspraak op wachtgeld en de Remkesregeling sneller is gedaald dan verwacht.

ICT

De hogere dan geraamde realisatie op ICT is het gevolg van (eerder dan voorzien) eenmalige uitgaven voor integraties van kantoorautomatisering, werkplekken en personeelsadministraties in verband met de fusie van de ministeries van voorheen EZ en LNV tot EL&I. Het werkplekconcept en de kantoorautomatisering van voormalig EZ enerzijds en het scenario van voormalig LNV voor de personeelsadministratie anderzijds worden voor het gehele kernministerie van EL&I uitgerold.

Materieel kernministerie

De lagere realisatie dan oorspronkelijk begroot is voornamelijk het gevolg van de budgetoverheveling bij de eerste suppletoire begroting van € 2,5 mln naar artikel 39 van de begroting in verband met het centraliseren van de facilitaire dienstverlening van het nieuw gevormde ministerie van EL&I. Voorts is sprake geweest van meevallende (onvoorspelbare) kosten voor nutsvoorzieningen en onderhoud (€ 0,9 mln) en vielen de kosten van invoering van de Rijkspas en de exploitatie van het Bedrijfsrestaurant lager uit dan geraamd (€ 1,4 mln) en zijn de uitgaven voor Reprografie lager dan begroot vanwege lagere afnamevolumes van Vijfkeerblauw (de grafische dienstverlener van de Rijksoverheid) (€ 0,7 mln).

Materieel diversen

De hoger dan verwachte realisatie op Materieel diversen is vrijwel geheel het gevolg van de compensatie aan Agentschap NL door de eigenaar, het ministerie van EL&I, voor de kosten van de vaststellingsovereenkomst met Capital P. Deze vaststellingsovereenkomst is gesloten tussen de Staat der Nederlanden en Capital P en regelt de reductie van medewerkers met een Capital P-aanstelling, die noodzakelijk is geworden ten gevolge van de bezuinigingsmaatregelen in het Regeerakkoord.

In de vaststellingsovereenkomst verplicht Agentschap NL zich om voor werknemers van Capital P met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, die als pay-rollmedewerkers voor Agentschap NL werkzaamheden verrichten, een mobiliteitstraject van zes maanden beschikbaar te stellen.

Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen x € 1 000)
 

raming 2011

realisatie 2011

 

formatie

gemiddelde prijs

gemiddelde bezetting

gemiddelde prijs

Stafdiensten – personeel

435,8

69,0

432

79,6

Kerndepartement – materieel

1 018,9

49,7

1 109

50,0

De hogere gerealiseerde gemiddelde personele prijs wordt onder meer veroorzaakt doordat met ingang van 2011 de kosten van langdurige afwezigen ten laste van de personeelsbudgetten van stafdirecties (en de andere decentrale dienstonderdelen) worden geboekt. Hiervoor is ook het bijbehorende budget toegevoegd aan de stafdiensten. Voorheen zat het betreffende budget en de kosten in het centrale personeelsbudget.

Deze administratieve wijziging werkt door in de gerealiseerde uitgaven voor stafdiensten maar niet in de bezetting, met als gevolg een hogere gemiddelde prijs.

Ook zijn er in verband met het Concordaat in 2011 meer en relatief hoger ingeschaalde voormalig EZ-medewerkers uitgezonden dan geraamd. Hiervoor is budget vanuit DG’s en Agentschap NL aan het personeelsbudget voor stafdiensten (waaruit het Concordaat gefinancierd wordt) toegevoegd. Deze middelen voor Concordaat medewerkers waren niet opgenomen in de oorspronkelijk begroting, waardoor de gerealiseerde gemiddelde personele prijs hoger uitpakt.

De gemiddelde bezetting van het kerndepartement is hoger dan oorspronkelijk geraamd als gevolg van de departementale herindeling voortvloeiend uit het Regeerakkoord. Hierdoor zijn bij de Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) taken inclusief fte’s en bijbehorende middelen overgekomen vanuit andere departementen (waaronder Financiën en voorheen VROM en V&W) naar EL&I. Dit heeft geen effect op de gemiddelde prijs, maar hierdoor is wel de gemiddelde bezetting toegenomen.

22. Nominaal en onvoorzien

Dit artikel bevat de posten prijsbijstelling, onvoorzien en nog te verdelen posten.

Budgettaire gevolgen van beleid

22 Nominaal en onvoorzien (bedragen x € 1 000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting 2011

Verschil 2011

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen (totaal)

0

0

0

0

2 775

– 2 775

Uitgaven (totaal)

0

0

0

0

2 775

– 2 775

– Prijsbijstelling

0

0

0

0

3 440

– 3 440

– Budget onvoorzien

0

0

0

0

250

– 250

– Nog te verdelen posten

0

0

0

0

– 915

915

             

Ontvangsten (totaal)

0

0

0

0

   

Op dit artikel is geen sprake van realisatie. De reservering voor prijsbijstelling is verdeeld over de overige artikelen van de EL&I-begroting, waar de daadwerkelijke beleids- en apparaatsuitgaven plaatsvinden.

38. Nominaal en onvoorzien

Dit artikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.

Budgettaire gevolgen van niet-beleidsartikelen

38 Nominaal en onvoorzien (bedragen x € 1 000)
 

Realisatie

Begroting 2011

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

0

0

0

0

4 019

– 4 019

Uitgaven

0

0

0

0

4 019

– 4 019

38.11 Prijsbijstelling

0

0

0

0

6 891

– 6 891

38.12 Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

38.13 Onvoorzien

0

0

0

0

– 2 872

2 872

             

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De in 2011 bij Voorjaarsnota toegekende prijsbijstelling is toegedeeld naar de relevante artikelen en daardoor niet zichtbaar in de bovenstaande tabel.

Bij begroting 2011 was een restantdeel van de bij begroting 2009 opgelegde subsidietaakstelling op Operationele Doelstelling 38.13 (onvoorzien) verwerkt. Dit restant van de taakstelling is meegelopen in het saldo van mee- en tegenvallers 2011 op de EL&I-begroting.

39. Algemeen

Op dit artikel worden de uitgaven, zowel apparaat als programma, toegelicht die niet vallen onder de beleidsartikelen. Dit betreft de apparaatsuitgaven van een aantal algemene onderdelen van het kerndepartement, internationale contributies en de uitvoering van EU maatregelen door onder meer de productschappen.

Budgettaire gevolgen van beleid

39 Algemeen (bedragen x € 1 000)
 

Realisatie

Begroting 2011

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

   

Verplichtingen

249 656

304 795

316 897

518 782

268 488

250 294

Uitgaven

249 746

303 585

314 928

518 077

268 484

249 593

Programma-uitgaven

41 174

51 471

68 090

263 766

63 796

199 970

39.11 Internationale contributies

8 482

8 762

10 367

12 483

9 887

2 596

39.12 Uitvoering van EU-maatregelen

32 692

38 919

52 439

245 578

50 609

194 969

39.13 Verzameluitkeringen

 

3 790

5 284

5 705

3 300

2 405

Apparaatsuitgaven

208 572

252 114

246 838

254 311

204 688

49 623

39.21 Apparaat

188 133

206 732

213 961

207 160

188 761

18 399

39.22 Baten-lastendiensten

20 439

45 382

32 877

47 151

15 927

31 224

             

Ontvangsten

359 988

299 261

267 340

275 354

313 556

– 38 202

Landbouwheffingen (douane-rechten op landbouwproducten

en productieheffingen)

343 923

270 348

246 473

258 113

303 681

– 45 568

EU-ontvangsten

3 551

8 607

6 170

3 359

5 003

– 1 644

Overige ontvangsten

12 514

20 306

14 697

13 882

4 872

9 010

Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen

U39.11 Internationale contributies

De hogere uitgaven op het onderdeel internationale contributies hangt samen met een verplichting voor de uitvoering van EL&I-OntwikkelingsSamenwerkingsprojecten.

U39.12 Uitvoering van EU-maatregelen

In de 1e suppletoire wet 2011 is aangegeven dat er in 2011 een interne begrotingsreserve gevormd zal worden voor uitgaven die het gevolg zijn van mogelijke toekomstige financiële correcties die de Europese Commissie kan opleggen in het kader van de zogenaamde apurementprocedure. Deze correcties worden aan een lidstaat opgelegd als uit de zogenaamde conformiteitsaudits van de Europese Commissie blijkt dat de regelgeving niet conform de EU-voorschriften is uitgevoerd. De begrotingsreserve is gevormd omdat vooraf niet is vast te stellen hoe hoog de definitieve financiële correcties zullen zijn en in welk jaar deze kosten op de nationale begroting zullen neerslaan. Voor mogelijk toekomstige correcties is een bedrag van € 170 mln in de interne begrotingsreserve apurement gestort. Daarnaast is in 2011 daadwerkelijk voor een bedrag van € 52 mln aan opgelegde EU-correcties betaald. Deze betalingen in 2011 aan de EU hebben betrekking op de niet EU-conforme uitvoering van de aardappelzetmeelregeling in de periode 2003 –2008 (correctie € 29,3 mln) en de niet EU-conforme uitvoering van de Gemeenschappelijke Marktordeningsregeling (GMO) voor groenten en fruit over de periode 2005–2008 (correctie € 22,7 mln). Het Ministerie van EL&I is tegen deze besluiten een procedure gestart bij het Europese Hof en is in overleg met de Europese Commissie over verbeteringen in de uitvoering voor de periode vanaf 2009.

Voor de betaling van deze correcties was het noodzakelijk het oorspronkelijke budget voor apurement (€ 22 mln) per saldo te verhogen met € 30 mln.

Inmiddels heeft het ministerie maatregelen genomen om de risico’s op toekomstige financiële correcties te verkleinen door interpretaties van EU-regelgeving zoveel mogelijk vooraf voor te leggen voor verduidelijking aan de Commissie, echter door de lange doorlooptijden die gemoeid zijn met de definitieve afwikkeling van de EU-dossiers is het noodzakelijk hiervoor een voorziening in de vorm van een interne begrotingsreserve te treffen.

Tenslotte is er op deze operationele doelstelling een meevaller van € 5 mln in verband met lagere uitvoeringskosten door de productschappen van EU-regelingen. Dit wordt onder andere veroorzaakt door het afschaffen van de suikerrestitutieregeling en het op nihil stellen van de zuivelrestitutie.

Interne begrotingsreserve apurement/rechtszaken

Interne begrotingsreserve apurement/rechtszaken (bedragen x €)

Stand 1/1/2011

0

Storting

170 000 000

Stand 31/12/2011

170 000 000

U39.13 Verzameluitkeringen

In 2011 is vanuit operationele doelstelling 34.13 Groen en de stad budget overgeheveld naar de Operationele Doelstelling verzameluitkeringen voor groen in krachtwijken. Deze middelen zijn via het Ministerie van BZK aan gemeenten beschikbaar gesteld via het instrument Verzameluitkeringen.

U39.21 en U39.22 Apparaat en bijdrage baten-lasten diensten

Bedragen x € 1 000
 

Realisatie 2011

Begroting 2011

Personeel algemene leiding en stafdirecties (excl. DICTU)

41 115

36 402

Personeel overige directies

46 117

44 328

Materieel

20 023

21 652

Materieel Ministerie algemeen en huisvesting

64 869

58 410

Overig personeel en post-actieven

35 036

27 969

Bijdrage aan baten-lastendiensten

47 151

15 927

Totaal apparaatsuitgaven

254 311

204 688

De hogere uitgaven houden verband met het instellen van een reorganisatie voorziening van € 7 mln, de toegekende loonbijstelling en de gefaseerde realisatie van de taakstelling op het personele budget € 7 mln, extra lasten als gevolg maatregelen in het kader van sociaal flankerend beleid € 4,5 mln, à fond perdu kosten voor de renovatie van het hoofdgebouw € 6 mln, versnelde afschrijving van de oude systemen als gevolg van de samenvoeging tot EL&I (€ 9,3 mln, investeringen in de nieuwe kantoorautomatiseringslijn, en aanschaf van licenties voor EL&I € 9,9 mln.

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 

Realisatie 2011

Begroting 2011

Landbouwheffingen (douane-rechten op landbouwproducten

en productieheffingen)

258 113

302 999

EU-ontvangsten

3 359

5 685

Overige ontvangsten

13 882

4 872

Totaal ontvangsten

275 354

313 556

Toelichting

De landbouwheffingen vallen circa € 45 mln lager uit. De reden ligt vooral in de afname van de wereldhandel als gevolg van de economische crisis. Overige ontvangsten vallen hoger uit door het bruto boeken van ontvangsten en uitgaven. Het betreft hier detacheringen en facturering.

1.3.3. De Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de bedrijfsvoeringsparagraaf (BVP) wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en het Diergezondheidsfonds (DGF). De BVP heeft conform de Comptabiliteitswet 2001 het karakter van een uitzonderingsrapportage.

De informatie opgenomen in de BVP is tot stand gekomen vanuit het departementale management controlsysteem en informatie uit audits van de Auditdienst (AD).

I Fusie EL&I

Per 14 oktober 2010 zijn de Ministeries van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Economische Zaken (EZ) opgegaan in het nieuwe Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). In 2011 is met succes gewerkt aan de integratie van de organisatie onder andere ook mandaten, processen en informatiesystemen. Met ingang van januari 2012 beschikt het kerndepartement van EL&I over een nieuw geïntegreerd financieel informatiesysteem.

Vanwege de integratie is in 2011 binnen EL&I een nieuwe managementcyclus ontwikkeld. De nieuwe managementcyclus richt zich op het realiseren van de beleidsdoelen en topprioriteiten. Daarnaast zijn beheersing van financiële risico's, blijvende kwaliteit van de bedrijfsvoering en een optimale allocatie van mensen en middelen belangrijke onderdelen binnen de nieuwe cyclus.

Het financieel en materieel beheer heeft minimaal last gehad van de fusie doordat zoveel mogelijk is uitgegaan van de bestaande processen en verantwoordelijkheden. Voor de verantwoording 2011 is ervoor gekozen de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten uit de twee afzonderlijke administraties samen te voegen in één gebundeld jaarverslag met twee saldibalansen. De grondslagen voor de administratie en verantwoording zijn over 2011 op een beperkt aantal punten nog niet geïntegreerd (zie de nadere toelichting bij de leeswijzer).

II Comptabele rechtmatigheid en getrouwheid

Vanuit de mij bekende informatie zijn er geen fouten en geen onzekerheden met betrekking tot de comptabele rechtmatigheid of getrouwheid geconstateerd die de tolerantiegrenzen op het niveau van het begrotingsartikel, van het totaal van de saldibalans, van het totaal van de baten-lastendiensten gezamenlijk of van de gehele departementale verantwoordingsstaat overschrijden.

III Totstandkoming van beleidsinformatie

Vanuit de mij bekende informatie zijn er geen belangrijke tekortkomingen in de totstandkoming van beleidsinformatie.

IV Financieel en materieel beheer

Opvolging aanbevelingen Algemene Rekenkamer (AR)

De AR heeft in de rapporten bij het jaarverslag over 2010 van de voormalige Ministeries EZ en LNV geconcludeerd dat opnieuw vooruitgang is geboekt in het financieel beheer. Belangrijke aandachtspunten waren de toepassing van de Europese aanbestedings-voorschriften bij Agentschap NL (AgNL) en de verantwoordingsystematiek over het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).

AgNL heeft in 2011 de interne procedures aangepast en de deskundigheid op het gebied van de inkoop en Europese voorschriften in een centrale adviesfunctie gebundeld.

Belangrijke ILG aandachtspunten waren het formuleren van sanctiebeleid, het instellen van een gegevensautoriteit en de aanbeveling om te komen tot één begrotingsartikel voor ILG. De begroting is conform aanbeveling aangepast waarbij alle ILG onderdelen zijn ondergebracht in één begrotingsartikel. Daarnaast is aan de hand van een waarschuwingsbrief van 23 december 2011 aan de provincies invulling gegeven aan de voorwaarden om te kunnen sanctioneren bij ILG wanprestatie. Op 20 september 2011 is een onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur getekend met daarin afspraken over de herijking van de ecologische hoofdstructuur en de afronding van het ILG. Inmiddels zijn ook afspraken gemaakt over de uitvoering van dit decentralisatieakkoord natuur. Het ILG wordt afgerekend per 1 januari 2011. Het instellen van een gegevensautoriteit voor verbeteren van kwaliteit van de ILG-verantwoordingsinformatie is daardoor in een ander perspectief komen te staan en wordt vooralsnog niet toegepast. In het decentralisatieakkoord zijn afspraken gemaakt over de monitoring van gegevens die in het kader van de rapportageplicht bij internationale verplichtingen noodzakelijk zijn. Hiermee is invulling gegeven aan de aanbevelingen.

Naar aanleiding van een onderzoek van de AR geeft EL&I in 2012 extra aandacht aan het tijdig en goed evalueren van subsidies. Uitgangspunt hierbij zijn de in dat kader aangepaste Rijksbegrotingsvoorschriften.

Overige aandachtspunten

Bij de DICTU, Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) en het Agentschap Telecom (AT) bleken in 2011 problemen ten aanzien de naleving van procedures rond opdrachtverlening en Europese aanbesteding.

Bij de NVWA is de beheersing van de volledigheid van de omzetverantwoording niet toereikend. Achteraf kon deze volledigheid wél worden vastgesteld. De realisatie van structurele beheersmaatregelen vergt aandacht in 2012.

Nationale verklaring (NV)

Met de NV verklaart de minister van Financiën aan de Tweede Kamer en de Europese Commissie dat het financieel beheer van Europese geldstromen op orde is. In februari 2012 heeft de Staatssecretaris de deelverklaringen voor de gezamenlijke Europese Landbouwfondsen, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Visserij Fonds (EVF) over voorgaande jaren afgegeven. In de auditrapportages over de werking van de systemen zijn een aantal belangrijke aanbevelingen geformuleerd waaraan in 2012 opvolging wordt gegeven.

EU-conformiteit

De Europese Commissie (EC) heeft in 2011 boetes opgelegd inzake in het verleden ingediende rekeningen. Om nieuwe boetes te voorkomen worden interpretatievragen over de uitvoering van EU-subsidieregelgeving meer dan voorheen met de EC afgestemd. Verder wordt ingezet op vereenvoudiging van nieuwe EU-regelgeving. De mogelijkheden van verhaal van boetes zijn beperkt, omdat er vaak geen juridisch verband kan worden gelegd met een onregelmatigheid op begunstigdenniveau.

Fonds Economisch Structuurversterking (FES)

De AR is van mening dat over 2010 – in aanvulling op het Jaarverslag FES 2010 – alsnog een verantwoording over de FES-waardigheid van alle afzonderlijke FES-projecten dient plaats te vinden in de vorm van assurance rapporten. De FES-beheerders hebben in aanvulling op het jaarverslag 2010 van het FES medio 2011 een brief gestuurd aan de betrokken ministers waarin zij wijzen op het feit dat deze vanaf 2011 zelf verantwoordelijk zijn voor het afleggen van verantwoording over uitgaven van (voorheen) FES-projecten. Daarmee is de afwikkeling van het FES naar de mening van de FES beheerders afgerond. De uitgaven in 2011 zijn onderdeel van de reguliere verantwoording van de departementale begrotingen.

Toezichtshandhaving AGNL

Afgelopen jaren heeft voormalig EZ een nieuw subsidiebeleid ingevoerd, gebaseerd op meer vertrouwen en minder administratieve lasten. De Bestuursraad van EL&I heeft in september 2010 een nieuw toezichtskader vastgesteld. De implementatie is nog niet gerealiseerd en wordt in 2012 opgepakt.

Groen Onderwijs

EL&I maakt voor de uitvoering van het Groen Onderwijs gebruik van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het Ministerie van OCW. De AD van OCW heeft een goedkeurende controleverklaring bij de verantwoording afgegeven (financieel belang circa € 535 mln). Er zijn fouten en onzekerheden in de verplichtingen en uitgaven vastgesteld naar aanleiding daarvan zullen OCW en EL&I de dienstverleningsovereenkomst (DVO) aanscherpen.

Betaalgedrag

Een aantal onderdelen van EL&I hebben in de eerste vier maanden van 2011 niet voldaan aan de 30-dagen norm voor het tijdig betalen van facturen. Er zijn aanvullende maatregelen genomen waaronder een analyse van oorzaken, het opstellen van richtlijnen inclusief monitoring en maandelijkse rapportage aan de departementsleiding. Over geheel 2011 is een percentage tijdige betalingen van 90% gerealiseerd.

Reviews op controleverklaring specifieke uitkeringen

Uit onderzoek in IODAD-verband  naar de werkzaamheden van accountants inzake specifieke uitkeringen bij gemeenten (en provincies) is gebleken dat er een onzekerheid bestaat met betrekking tot de accountantscontrole van de specifieke uitkeringen in de jaarrekeningen 2010 van gemeenten en  provincies. Daardoor kan niet in voldoende mate op die accountantscontrole worden gesteund.

De SISA-bijlage vormt de basis voor de vaststelling van de specifieke uitkeringen. De voorschotten staan los van de SISA-bijlage en zijn gebaseerd op andere informatie dan in de SISA-bijlage is vermeld. Samen met mijn ambtsgenoten van BZK en Financiën worden er maatregelen uitgewerkt die tot verbetering van de werking van de SISA-systematiek moeten leiden. Deze zijn opgenomen in de BVP van het ministerie van BZK, omdat BZK beleidsverantwoordelijke is voor SISA.

Inhuur Externen

De inhuuruitgaven van EL&I zijn ten opzichte van 2010 met € 32 mln gedaald. Het inhuurpercentage van EL&I (inclusief de reguliere inhuuruitgaven en exclusief de flexibele schil inhuuruitgaven bij AgNL en DR) over geheel 2011 is uitgekomen op 8,7% en daarmee onder de norm van 10% van de motie Roemer valt. De flexibele schil betreft het gebruik van in tijd, samenstelling en omvang wisselende inzet van externe inhuur waarvan AgNL en Dienst Regelingen structureel gebruik maken om het aantal medewerkers en de benodigde kennis en expertise snel en flexibel aan te passen aan veranderingen in de omvang en samenstelling van het opdrachtenpakket. Het inhuurpercentage van EL&I inclusief flexibele schil over 2011 komt uit op 14%.

V Overige aspecten in de bedrijfsvoering

Krimptaakstelling

De krimptaakstelling van het kabinet Balkenende IV betekent voor EL&I (exclusief ZBO's) dat in vier jaar het aantal ambtenaren met 1 646 fte moet worden teruggebracht. De departementsleiding geeft aan het mobiliteitsbeleid de nodige aandacht. Per eind 2011 heeft EL&I, met het aanwijzen van herplaatsingskandidaten, de taakstelling Balkenende IV gerealiseerd.

Bedrijfsvoeringsystemen

Voor de ICT-systemen geldt dat 2011 in het teken stond van de voorbereiding op integratie en vernieuwing. Dit gold voor kantoorwerkplekken, documentmanagement en financiën/inkoop. Een groot aantal van de systemen zal in 2012 daadwerkelijk in gebruik genomen worden. Tot die tijd wordt gewerkt met bestaande systemen. De ambitie rond informatiebeveiliging krijgt in 2012 nadrukkelijk aandacht.

Gebruik open standaarden

EL&I werkt zoveel mogelijk met open standaarden voor informatietechnologie. Bij oude applicaties wordt nog niet altijd gebruik gemaakt van open standaarden. In een aantal gevallen zijn er initiatieven om dit in de toekomst te verbeteren. In 2011 is bij EL&I bij het inkopen of bouwen van applicaties niet afgeweken van de lijst voor Open Standaarden. Ook bij de bouw en aankoop van websites zijn de webrichtlijnen als eis gespecificeerd. Bij toetsing bleken echter niet alle websites aan de webrichtlijnen te voldoen. Er is een plan om alle websites van EL&I in 2012 te laten voldoen aan de webrichtlijnen.

C. JAARREKENING

1.4.1. Departementale verantwoordingsstaat

Departementale verantwoordingsstaat 2011 van het
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII)
Bedragen x € 1 000
   

(1)

(2)

(3)

(4)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Stand ISB (+of–) dep. herindeling

Realisatie

Verschil realisatie en stand ISB

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

TOTAAL

 

3 151 958

10 283 564

 

5 900 781

10 744 887

 

5 943 642

11 947 018

 

42 861

1 202 131

                           

Beleidsartikelen

 

3 045 261

10 281 264

 

5 521 293

10 429 031

 

5 319 662

11 668 684

 

– 201 631

1 239 653

1

Goedfunctionerende economie en markten in Nederland en Europa

87 172

87 034

43 204

87 172

87 034

43 204

 89 759

 92 452

 30 501

2 587

5 418

– 12 703

2

Een sterk innovatievermogen

639 731

655 432

42 519

890 520

809 210

42 519

969 465

878 128

44 462

78 945

68 918

1 943

3

Een excellent ondernemings- en vestigingsklimaat

2 302 641

486 241

105 772

2 252 034

490 134

105 772

1 343 832

415 372

77 797

– 908 202

– 74 762

– 27 975

4

Doelmatige en duurzame energiehuishouding

324 331

1 397 280

10 049 911

334 493

1 408 098

10 049 911

3 174 394

1 046 540

11 299 393

2 839 901

– 361 558

1 249 482

5

Internationale economische betrekkingen

144 284

128 912

11 815

140 784

128 912

11 815

111 817

124 783

9 094

– 28 967

– 4 129

– 2 721

8

Economische analyses en prognoses

12 997

12 997

1 643

12 997

12 997

1 643

13 964

13 964

2 256

967

967

613

9

Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistieken

187 431

187 431

 

187 431

187 431

 

 191 676

191 676

 

4 245

4 245

0

10

Elektronische communicatie en post

83 579

89 934

26 400

83 279

89 834

26 400

105 945

86 699

52 232

22 666

– 3 135

25 832

31

Duurzaam ondernemen

     

301 001

277 871

11 966

 414 643

322 486

30 979

113 642

44 615

19 013

32

Agrarische ruimte

     

18 032

53 368

44 231

 24 332

58 458

44 754

6 300

5 090

523

33

Natuur

     

345 570

565 272

44 394

 217 520

648 416

28 605

– 128 050

83 144

– 15 789

34

Landschap en recreatie

     

82 324

257 823

7 560

 68 987

236 037

13 405

– 13 337

– 21 786

5 845

35

Voedselkwaliteit en diergezondheid

     

66 301

67 211

1 247

 107 425

111 198

2 953

41 124

43 987

1 706

36

Kennis en innovatie

     

963 326

979 039

10 441

 949 231

996 498

14 488

– 14 095

17 459

4 047

37

Bodem, water en reconstructie zandgebieden

     

19 625

107 059

27 928

 18 515

96 955

17 765

– 1 110

– 10 104

– 10 163

                           

Niet-beleidsartikelen

106 697

2 300

 

379 488

315 856

 

623 980

278 334

 

244 492

– 37 522

21

Algemeen-EZ

98 560

103 922

2 300

98 848

104 210

2 300

96 902

105 903

2 980

– 1 946

1 693

680

22

Nominaal en onvoorzien-EZ

2 775

2 775

 

2 775

2 775

 

 0

0

0

– 2 775

– 2 775

0

38

Nominaal en onvoorzien-LNV

     

4 019

4 019

 

 0

0

0

– 4 019

– 4 019

0

39

Algemeen-LNV

     

268 488

268 484

313 556

 518 782

518 077

275 354

250 294

249 593

– 38 202

Samenvattende verantwoordingsstaat inzake Baten-lastendiensten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)= (2)-(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde

begroting

Realisatie

2011

Verschil realisatie en oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Dienst ICT Uitvoering

       

Totale baten

100 088

124 383

24 295

127 921

Totale lasten

99 905

124 049

24 144

128 016

Saldo van baten en lasten

183

334

151

– 95

         

Totale kapitaaluitgaven

26 654

23 584

– 3 070

20 759

Totale kapitaalontvangsten

12 000

9 927

– 2 073

9 430

         

Dienst Landelijk Gebied

       

Totale baten

126 365

136 500

10 135

136 365

Totale lasten

126 365

136 042

9 677

139 460

Saldo van baten en lasten

0

458

458

– 3 095

         

Totale kapitaaluitgaven

13 948

4 120

– 9 828

8 845

Totale kapitaalontvangsten

9 010

2 945

– 6 065

5 095

         

Dienst Regelingen

       

Totale baten

129 190

173 214

44 024

179 546

Totale lasten

129 190

172 606

43 416

178 733

Saldo van baten en lasten

0

608

608

813

         

Totale kapitaaluitgaven

29 314

13 678

– 15 636

35 242

Totale kapitaalontvangsten

15 000

3 022

– 11 978

2 743

         

Agentschap Nederland

       

Totale baten

268 097

267 841

– 256

280 810

Totale lasten

268 047

267 185

– 862

282 405

Saldo van baten en lasten

50

656

606

– 1 595

         

Totale kapitaaluitgaven

9 900

4 847

– 5 053

6 479

Totale kapitaalontvangsten

9 050

15

– 9 035

29

         

Agentschap Telecom

       

Totale baten

32 249

32 294

45

34 368

Totale lasten

32 249

31 039

– 1 210

32 493

Saldo van baten en lasten

0

1 255

1 255

1 875

         

Totale kapitaaluitgaven

3 898

2 760

– 1 138

3 745

Totale kapitaalontvangsten

425

0

– 425

0

         

Nederlandse Voedsel en Waren

Autoriteit

       

Totale baten

240 811

304 205

63 394

285 193

Totale lasten

240 811

303 945

63 134

290 780

Saldo van baten en lasten

0

259

259

– 5 587

         

Totale kapitaaluitgaven

30 958

25 148

– 5 810

24 984

Totale kapitaalontvangsten

18 763

13 888

– 4 875

14 595

1.4.3. Toelichting bij de samenvattende verantwoordingsstaat inzake Baten-Lastendiensten

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

Staat van baten en lasten

Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

2011

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

99 276

106 822

7 546

122 372

Omzet overige departementen

 

73

73

281

Omzet derden

812

4 935

4 123

4 817

Rentebaten

 

453

453

451

Vrijval voorzieningen

 

200

200

 

Bijzondere baten

 

11 900

11 900

 

Totaal baten

100 088

124 383

24 295

127 921

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

39 541

50 688

11 147

65 595

– materiële kosten

49 989

59 416

9 427

48 195

Afschrijvingskosten

       

– immaterieel

6 162

6 203

41

4 607

– materieel

3 268

2 959

– 309

4 661

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

 

0

0

2 246

– rentelasten

945

844

– 101

1 120

– bijzondere lasten

 

3 939

3 939

1 592

Totaal lasten

99 905

124 049

24 144

128 016

         

Saldo van baten en lasten

183

334

151

– 95

2011 heeft voor DICTU in het teken gestaan van:

  • Afronding van het programma vernieuwing kantoorautomatisering.

  • Samenvoeging van de voormalige ministeries EZ en LNV tot EL&I.

  • Het verder verbeteren van kwaliteit en betrouwbaarheid van ICT-services.

  • De informatiebeveiliging op het niveau brengen van de aangescherpte eisen voor de Europese betaalorganen.

  • Het verder verbeteren van het applicatielandschap om ook in de toekomst betrouwbare en kostenefficiënte ICT dienstverlening te kunnen blijven bieden.

Toelichting op de baten

Opbrengst moederdepartement

De hogere omzet ad € 7,5 mln hangt samen met niet begrote werkzaamheden in het kader van ICT-harmonisatie EL&I en de overkomst van het ICT-dienstencentrum van voormalig EZ naar DICTU per 1 november 2011.

Voor de onderverdeling van de omzet naar producten wordt verwezen naar de doelmatigheidsparagraaf DICTU.

Opbrengst derden

De hogere omzet derden hangt samen met de outsourcing van een deel van de kantoorautomatisering EL&I en een hogere bijdrage van Staatsbosbeheer dan begroot

Bijzondere baten

Bijzondere baten betreft een bijdrage vanuit het moederdepartement ter financiering van de eenmalige kosten die samenhangen met de outsourcing van een deel van de kantoorautomatisering EL&I. Daarnaast is een bijdrage ontvangen voor afwaardering van activa als gevolg van de samenvoeging tot het Ministerie van EL&I.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De personele kosten zijn hoger dan begroot door de extra werkzaamheden in het kader van de ICT-harmonisatie EL&I, de overkomst van het ICT-dienstencentrum en het tijdelijk aanhouden van outsourcingsbesluiten vanwege de fusie EL&I.

Materiële kosten

De materiële kosten zijn hoger dan begroot door de migratie van de kantoorautomatisering en de ICT-harmonisatie EL&I.

Saldo van baten en lasten

DICTU heeft over 2011 een financieel resultaat behaald van € 0,3 mln. Het vaststellen van de resultaatbestemming is een verantwoordelijkheid van de Secretaris-Generaal van EL&I.

Balans per 31 december 2011

Vóór resultaatsbestemming, bedragen x € 1 000
 

31-12-2011

31-12-2010

Activa

   

Immateriële vaste activa

24 411

23 533

Materiële vaste activa

   

– grond en gebouwen

   

– installaties en inventarissen

7 157

5 862

– overige materiële vaste activa

   

Debiteuren

7 030

18 962

Nog te ontvangen

7 912

3 914

Liquide middelen

4 846

1 120

Totaal Activa

51 356

53 391

     

Passiva

   

Eigen vermogen

   

– exploitatiereserve

1 044

1 139

– onverdeeld resultaat

334

– 95

Voorzieningen

836

2 633

Leningen bij het ministerie van Financiën

20 571

20 421

Crediteuren

6 420

10 236

Nog te betalen

22 151

19 057

Totaal Passiva

51 356

53 391

Eigen vermogen

De exploitatiereserve is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. De maximaal toegestane omvang van de exploitatiereserve bedraagt € 6,1 mln. Met een eigen vermogen van € 1,4 mln blijft DICTU ruim binnen dit plafond.

Voorzieningen

Bedragen x € 1 000

Boekwaarde 1 januari 2011

2 633

Dotaties

 

Onttrekkingen

– 1 597

Vrijval

– 200

Boekwaarde 31 december 2011

836

Dit betreft de reorganisatievoorziening voor per 31 december 2011 bekende en aangewezen herplaatsingskandidaten als gevolg van de uitvoer van het bedrijfsplan DICTU 2008–2011.

Kasstroomoverzicht over 2011

Bedragen x € 1 000
   

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1

Rekening-courant RHB 1 januari 2011 + stand depositorekeningen

0

1 120

1 120

2

Totaal operationele kasstroom

14 654

17 383

2 729

3a

Totaal investeringen (–/–)

–12 000

– 15 188

– 3 188

3b

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3

Totaal investeringskasstroom

– 12 000

– 15 188

– 3 188

4a

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

4b

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

4c

Aflossingen op leningen (–/–)

– 14 654

– 8 396

6 258

4d

Beroep op leenfaciliteit (+)

12 000

9 927

– 2 073

4

Totaal financieringskasstroom

– 2 654

1 531

4 185

5

Rekening-courant RHB 31 december 2011 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

0

4 846

4 846

Algemene toelichting

Per balansdatum 31-12-2011 bedraagt het saldo van de Rekening-courant € 4,8 mln.

Investeringen en desinvesteringen

In 2011 is meer geïnvesteerd in generieke activa dan begroot; dit vanwege de harmonisatie ICT-bedrijfsvoorzieningen binnen EL&I.

In 2011 is een bedrag van € 4,3 mln geïnvesteerd in ICT-gerelateerde materiële vaste activa en € 10,9 mln in immateriële vaste activa (voornamelijk software ontwikkeling).

Aflossingen op leningen

De aflossingen op de leningen is lager dan begroot omdat DICTU in de loop van 2010 heeft besloten om minder te investeren. Dit heeft geleid tot lagere afroep van leningen en resulteert in lagere aflossingen op de leningen.

Doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving

2009

2010

2011

1. Kostprijzen per product (groep)

     

a. Basistarief werkplek (gemiddeld per stuk x €)

2 450

2 225

2 420

b. Aantal Werkplekken

9 500

10 000

8 900

c. Infrastructuur (x € 1 000)

19 100

23 844

21 214

d. Productieve uren (norm = I= 77%)

689 000

(74%)

694 000

(80%)

640 000

(82%)

       

2. Tarieven/uur

     

a. Projectleider /Delivery manager

142

138

139

b. Senior medew. (Ontwikkeling en Kwal. begeleiding)

142

132

133

b. Senior medew.

142

132

130

c. Medior medew. (bouw)

117

107

108

d. Junior medew. (test en beheer)

100

97

98

       

3. Omzet per prod.groep (pxq)

     

a. Werkplekservices

22 825

21 793

23 286

b. Infrastructuur

22 757

24 696

22 313

c. Applicatieservices incl. outsourcing

19 437

17 396

18 352

d. Ontwikkeling incl. detachering

32 949

36 742

30 548

e. Overige omzet incl. directe doorbelastingen en vanaf 2010 incl. werkplekmigratie.

16 359

26 843

17 332

Totaal

114 327

127 470

111 831

       

4. gem. bezetting FTE-totaal (excl. externe inhuur)

297

284

275

       

5. Saldo baten en lasten

0,5%

– 0,1%

0,3%

  • 1) Voor de vergelijkbaarheid van cijfers is hier uitgegaan van het aantal werkplekken voormalig LNV. In 2011 is het aantal werkplekken met ruim 10% gereduceerd. Dit hangt samen met de gerealiseerde krimp op departementsniveau. Eind 2011 is ook het beheer van de werkplekken voormalig EZ ondergebracht bij DICTU.

  • 2) Deze indicator betreft de productiviteit in het primair proces DICTU en zegt iets over de doelmatigheid van de bedrijfsvoering. Hoe hoger het percentage, hoe efficiënter de inzet van beschikbare uren. De gerealiseerde productiviteit is in 2011 verder verbeterd.

  • 3) In 2011 is de ambtelijke formatie DICTU verder teruggebracht. In november 2011 is echter 36 fte ambtelijk personeel overgeheveld naar DICTU; dit in verband met de overkomst ICT-dienstencentrum. Hierdoor is visueel de reductie beperkt.

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

Staat van baten en lasten

Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

2011

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

94 977

107 432

12 455

110 252

Bijzondere bijdrage moederdepartement

0

7 000

7 000

 

Omzet overige departementen

5 806

10 347

4 541

7 515

Omzet derden

25 532

11 603

– 13 929

18 433

Rentebaten

50

14

– 36

0

Vrijval uit voorzieningen

0

104

104

165

Totaal baten

126 365

136 500

10 135

136 365

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personeel

82 663

79 830

– 2 833

87 501

– materieel

37 152

36 598

– 554

39 738

–Rentelasten

500

348

– 152

541

Afschrijvingskosten

       

– materieel

1 650

1 267

– 383

1 353

– immaterieel

4 300

2 625

– 1 675

8 867

Overige lasten

       

– dotaties aan voorzieningen

100

15 374

15 274

1 460

– bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

126 365

136 042

9 677

139 460

         

Saldo van baten en lasten

0

458

458

– 3 095

Toelichting op de baten

In 2011 zijn de totale baten van DLG uitgekomen op € 136,5 mln. Ten opzichte van de begroting is er € 10,1 mln meer omzet geboekt. DLG heeft in 2011 een positief resultaat geboekt van € 0,5 mln.

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement is € 12,5 mln hoger dan begroot. Dit houdt verband met hogere kosten als gevolg van onder andere extra opdrachten in het kader van Natura 2000 (€ 4,1 mln) en het project programmatische aanpak stikstof (€ 1,1 mln). Daarnaast is het budget bijgesteld voor uitvoeringskosten ILG (€ 4 mln) en looncompensatie.

Het restant van de vooruit ontvangen bijdrage voor organisatieontwikkeling (€ 1,2 mln) is in 2011 vrijgevallen. Deze middelen hebben betrekking op het transitieproces naar de nieuwe organisatie en maken nu deel uit van de reorganisatievoorziening.

Bijzondere bijdrage moederdepartement

In 2011 heeft DLG eenmalig een bijdrage van € 7,0 mln ontvangen ter dekking van de kosten voor de reorganisatievoorziening. De post is afzonderlijk gepresenteerd van de omzet uit opdrachten.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen is hoger dan begroot. Dit is het gevolg van meer opdrachten tegen een gemiddeld hoger tarief dan begroot. De belangrijkste opdrachtgevers zijn het ministerie van I&M (€ 4,9 mln) en RWS (€ 2,9 mln).

Omzet derden

De omzet derden is € 13,9 mln lager dan begroot. Hiervan is € 7,4 mln het gevolg van minder omzet uit opdrachten voor provincies. In 2011 bedroegen de opbrengsten voor provincies € 4,7 mln terwijl in 2010 € 10,8 mln aan opdrachten werd gerealiseerd. De provincies zijn in 2011 terughoudend geweest in de opdrachtverstrekking in afwachting van duidelijkheid over het decentralisatieakkoord natuur.

Het resterende verschil van € 6,5 mln heeft betrekking op de geraamde bijdrage van de provincies voor uitvoeringskosten ILG. Deze is deels (€ 4 mln) via het moederdepartement ontvangen.

Toelichting op de lasten

Personele lasten

De personele kosten over 2011 bedragen € 79,8 mln (€ 82,7 mln begroot). Hiervan is € 78,7 mln besteed aan ambtelijk personeel (€ 81,2 mln begroot) en € 1,1 mln aan inhuur (€ 1,5 mln begroot).

De lagere ambtelijke personeelskosten van € 2,5 mln worden met name veroorzaakt door een lagere ambtelijke bezetting dan begroot. DLG hield in de begroting rekening met een gemiddelde ambtelijke bezetting van 1 247 fte. De gemiddelde bezetting over 2011 is uitgekomen op 1 216 fte. Dit leidt tot € 2,0 mln lagere salariskosten. De overige € 0,5 mln wordt veroorzaakt door een lichte afwijking tussen de gemiddelde gerealiseerde en begrote salariskosten.

De inhuur is € 0,4 mln lager dan begroot. DLG streeft er naar de inhuur te beperken. Dit heeft met name geresulteerd in een lagere inhuur met betrekking tot uitzendkrachten.

Materiële lasten

De materiële lasten zijn in 2011 € 0,6 mln lager dan begroot. De voornaamste oorzaak kan worden gevonden in € 0,8 mln lagere kosten voor huisvesting. Eind 2010 is er een voorziening getroffen voor verlieslatende huurcontracten, waardoor de betreffende huurkosten ten laste van de voorziening worden gebracht. Daarnaast zijn de beheerskosten van DICTU € 0,3 mln lager dan begroot.

Daar staat tegenover dat DLG € 0,5 mln hogere kosten voor informatiebeveiliging heeft gemaakt.

Rentelasten

De rentelasten vallen € 0,2 mln lager uit dan begroot. De lagere investeringen in 2010 leiden tot een lagere financieringsbehoefte in 2010 en tot minder en lagere leningen en rentelasten.

Afschrijvingskosten

DLG heeft in 2010 en 2011 de investeringen beperkt gehouden. De afschrijvingskosten zijn in 2011 € 2,1 mln lager dan begroot.

De afschrijvingskosten van immateriële vaste activa bedraagt in 2011 € 2,5 mln tegen een begroting van € 4,3 mln. Dit resulteert in € 1,8 mln lagere afschrijvingslasten. Dit is een direct gevolg van de afwaardering van immateriële vaste activa in 2010 van € 4,6 mln.

Voorzieningen

In 2011 heeft DLG een reorganisatiebesluit genomen. Op basis hiervan is een reorganisatievoorziening getroffen van € 13,6 mln. DLG heeft van het moederdepartement hiervoor een bijdrage van € 7,0 mln ontvangen. De resterende dotatie van € 6,6 mln aan de reorganisatievoorziening draagt DLG zelf bij.

In 2011 is het personeelsbestand met 161 fte afgenomen. Het personeelsbestand zal de komende jaren teruglopen, tot ca. 750 fte in 2015. In 2011 heeft DLG daarom besloten een aantal kantoorlocaties af te stoten of delen van kantoorlocaties vrij te maken. Voor de onvermijdelijke contractuele kosten heeft DLG een voorziening getroffen voor verlieslatende huurcontracten en bijbehorende servicekosten van € 1,8 mln.

Balans per 31 december 2011

Vóór resultaatsbestemming, bedragen x € 1 000
 

31-12-2011

31-12-2010

     

Activa

   

Immateriële vaste activa

983

3 488

Materiële vaste activa

   

– grond en gebouwen

1 714

2 045

– installaties en inventarissen

1 408

1 683

– overige materiële vaste activa

731

672

Voorraden

0

0

Debiteuren

3 496

6 542

Nog te ontvangen

5 292

6 451

Liquide middelen

27 376

8 824

Totaal activa

41 000

29 705

     

Passiva

   

Eigen vermogen

   

– exploitatiereserve

3 045

6 140

– verplichte reserves

0

0

– onverdeeld resultaat

458

– 3 095

Leningen bij het Ministerie van Financiën

5 243

4 969

Voorzieningen

16 109

1 681

Crediteuren

842

2 190

Nog te betalen

15 303

17 820

Totaal passiva

41 000

29 705

Activa

Per 31-12-2011 bedraagt het balanstotaal van DLG € 41 mln. Ten opzichte van 2010 is er sprake van een toename van € 10,3 mln.

Immateriële en materiële vaste activa

De boekwaarde van de activa bedraagt per balansdatum € 4,8 mln (2010: € 7,9 mln). De afname bij de immateriële vaste activa ad € 2,5 mln is het gevolg van de afwaarderingen die op basis van de impairment in 2010 zijn doorgevoerd.

Liquide middelen

De voornaamste oorzaak van de toename is de bijdrage van EL&I van € 7,0 mln ten behoeve van de reorganisatievoorziening. Daarnaast heeft DLG € 2,4 mln ontvangen van het moederdepartement voor de kosten van sociaal flankerend beleid over 2011. Dit bedrag staat grotendeels op de balans als vooruit ontvangen bijdrage, omdat de meeste kosten en premies nog in 2012 worden uitgekeerd.

Daarnaast zijn de debiteuren ten opzichte van 2010 met € 3,0 mln afgenomen en is een positief resultaat geboekt van € 0,5 mln. Dit verklaart voor een groot deel de toename van de liquide middelen. Zie voorts het kasstroomoverzicht.

Passiva

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Per 31-12-2011 is de openstaande schuld bij het Ministerie van Financiën met € 0,3 mln toegenomen. In 2011 heeft DLG € 1,8 mln geleend ten behoeve van de inrichting van een nieuw kantoor in Utrecht. Dit pand is kleiner en goedkoper dan de huidige kantoorlocatie en kent een lagere flexfactor (0,8 werkplek per fte). DLG bespaart hiermee meer dan evenredig op zijn huisvestingskosten in relatie tot de krimpende organisatie.

Voorzieningen

DLG heeft per 31-12-2011 de volgende voorzieningen voor een boekwaarde van € 15,6 mln op de balans staan. In 2011 heeft DLG een reorganisatievoorziening van € 13,6 mln en een voorziening voor verlieslatende huurcontracten getroffen.

Het verloop van deze posten is als volgt:

Bedragen x € 1 000
 

Aansprakelijkheid

Reorganisatie Voorziening

Verlieslatende huurcontracten

Boekwaarde 1 januari 2011

152

0

1 529

Dotaties

0

13 613

1 286

Onttrekkingen

– 9

0

– 840

Vrijval1

0

0

– 96

Boekwaarde 31 december 2011

143

13 613

1 879

X Noot
1

Exclusief vrijval dubieuze debiteuren € 7 000.

Eigen vermogen

De exploitatiereserve is gemaximeerd tot 5% van de gemiddelde omzet in de afgelopen drie jaar. Dit houdt in dat de maximaal toegestane omvang van de exploitatiereserve € 6,9 mln bedraagt. Inclusief het resultaat over 2011 bedraagt het saldo van de exploitatiereserve € 3,5 mln en blijft daarmee binnen het toegestane maximum. De Secretaris-Generaal besluit na vaststelling van de financiële verantwoording over de resultaatsbestemming.

Kasstroomoverzicht over 2011

Bedragen x € 1 000
   

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011

5 392

8 824

3 432

2.

Totaal operationele kasstroom

5 950

19 780

13 830

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 9 010

– 840

8 170

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

169

169

3.

Totaal investeringskasstroom

– 9 010

– 672

8 338

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door moederdepartement (+)

0

0

0

4c.

Aflossingen op leningen (–/–)

– 4 938

– 3 333

1 605

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

9 010

2 776

– 6 234

4.

Totaal financieringskasstroom

4 072

– 557

– 4 629

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011 (=1+2+3+4)

6 404

27 376

20 972

Per balansdatum 31-12-2011 bedraagt het saldo van de Rekening-courant € 27,4 mln.

Operationele kasstroom

Het verschil tussen de begrote en gerealiseerde operationele kasstroom bedraagt € 13,8 mln. De voornaamste oorzaak van de toename van de operationele kasstroom zijn de incidentele bijdragen voor de reorganisatievoorziening en Sociaal Flankerend Beleid van in totaal € 9,0 mln. Daarnaast heeft DLG een resultaat geboekt van € 0,5 mln. Het overige verschil van € 3,9 mln. is het gevolg van de afgenomen schulden en vorderingen, waaronder de debiteuren en crediteuren.

Investeringen en desinvesteringen

DLG heeft er voor gekozen om minder te investeren in gebouwen en systemen. De geplande investeringen in materiële vaste activa van € 5,3 mln is beperkt gebleven tot € 0,4 mln.

In 2011 is er in totaal € 0,8 mln geïnvesteerd in activa. De desinvesteringen bedragen € 0,2 mln voor materiële vaste activa die in 2011 zijn afgevoerd.

Aflossingen op leningen

De aflossingen op de leningen is lager dan begroot omdat DLG in de loop van 2010 heeft besloten om minder te investeren. Dit heeft geleid tot lagere afroep van leningen en resulteert in lagere aflossingen op de leningen.

Beroep op leenfaciliteit

In 2011 is er € 2,8 mln aan financiering bij het Ministerie van Financiën geleend, waarvan € 1,8 mln is bestemd voor de financiering van de verbouwing van de kleinere en goedkopere kantoorlocatie in Utrecht.

Doelmatigheid

De omzet per produktgroep is met € 7,4 mln afgenomen ten opzichte van 2010. De afname concentreert zich met name op de verwerving en vervreemding van gronden en de planvorming.

Het aantal fte dat DLG eind 2011 in dienst had (excl. externe inhuur en 3 directeuren) bedraagt 1 117 fte. Ten opzichte van 2010 is er sprake van een afname van 161 fte. DLG staat de komende jaren voor een krimpopgave. In de loop van 2011 is DLG zogenaamde fase 2 organisatie geworden. In deze fase wordt het voor medewerkers mogelijk om aanspraak te maken op de mogelijkheden die het sociaal flankerend beleid biedt.

DLG hield in de begroting – conform de krimptaakstelling van Balkenende IV – rekening met 1 202 fte ultimo 2011.

Op dit moment zijn de gegevens van het klanttevredenheidsonderzoek niet beschikbaar. De resultaten van het klanttevredenheidsonderzoek komen naar verwachting in maart 2012 beschikbaar.

Doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving generieke deel

2009

2010

2011

Kostprijzen per product (groep)

   

Tarieven/uur

€ 101,22

€ 105,33

103,39

Omzet* per produktgroep (pxq)

     

* excl. additionele opbrengsten

     
       

Verwerving en vervreemding grond

22 644

20 084

15 914

Exploitatie grond

1 523

1 722

1 137

Planvorming

23 094

21 759

17 945

Planuitvoering

41 110

43 577

40 908

Adviezen aanvragen

6 675

3 856

3 334

Uitvoeren subsidie regelingen

10 047

11 019

12 046

Adviezen algemeen en beleid

24 448

26 214

29 689

Informatieverstrekking

1 499

988

809

Totaal

131 040

129 219

121 781

       

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

1 352

1 278

1 117

Saldo van baten en lasten (%)

0,05%

– 2,27%

0,34%

       

Klanttevredenheid

6,9

PM

Dienst Regelingen (DR)

Staat van baten en lasten

Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

2011

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

107 690

156 171

48 481

160 867

Omzet overige departementen

5 300

2 003

– 3 297

1 551

Omzet derden

16 000

15 002

– 998

17 088

Rentebaten

200

38

– 162

40

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

129 190

173 214

44 024

179 546

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

65 803

100 555

34 752

95 291

– materiële kosten

47 087

56 488

9 401

64 364

Afschrijvingskosten

       

– immaterieel

14 700

14 105

– 595

16 994

– materieel

600

509

– 91

415

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

– rentelasten

1 000

949

– 51

1 669

– bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

129 190

172 606

43 416

178 733

         

Saldo van baten en lasten

0

608

608

813

Toelichting op de baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst moederdepartement is bijna € 48,5 mln hoger dan initieel begroot. Dit wordt grotendeels veroorzaakt, doordat de overeengekomen opdracht hoger lag dan initieel begroot door EL&I (€ 36,5 mln). Dit houdt met name verband met de uitvoering van EU-regelingen. De uitvoering van de subsidieregeling Natuur en Landschap was arbeidsintensiever dan voorzien, dit vanwege de doorwerking hersteloperatie percelen (€ 8,8 mln). Daarnaast is een bijdrage verstrekt voor de uitvoering van twee projecten door DR van het ICT-programma «digitale dienstverlening» (€ 2,5 mln) en is de bijdrage voor de werkzaamheden voor voormalig EZ (€ 0,8 mln) verantwoord als opbrengst moederdepartement (was begroot als opbrengst overige departementen).

Toelichting op de lasten

Personele en materiële kosten

De uitvoering van de opdracht moederdepartement vertaalt zich in hogere personele en materiële kosten dan begroot. De stijging personele kosten betreft vooral inzet van uitzendkrachten.

Saldo van baten en lasten

Het vaststellen van de financiële verantwoording en resultaatbestemming is de verantwoordelijkheid van de Secretaris-Generaal van EL&I, in zijn hoedanigheid van eigenaar van DR. Vooruitlopend op de besluitvorming hieromtrent is het saldo van baten en lasten over het boekjaar 2011 van € 0,6 mln, gerubriceerd onder het eigen vermogen.

Balans per 31 december 2011

Vóór resultaatsbestemming, bedragen x € 1 000
 

31-12-2011

31-12-2010

Activa

   

Immateriële vaste activa

27 082

37 796

Materiële vaste activa

   

– grond en gebouwen

748

759

– installaties en inventarissen

1 404

1 423

– overige materiële vaste activa

0

0

Voorraden

0

0

Debiteuren

3 628

2 051

Nog te ontvangen

13 480

13 137

Liquide middelen

7 317

15 726

Totaal Activa

53 659

70 892

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

4 554

3 741

– onverdeeld resultaat

608

813

Voorzieningen

0

0

Leningen bij het MvF

8 098

14 262

Crediteuren

4 020

2 353

Nog te betalen

36 379

49 723

Totaal Passiva

53 659

70 892

Eigen vermogen

De exploitatiereserve is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. De maximaal toegestane omvang van de exploitatiereserve bedraagt voor 2011 € 8,9 mln. Met een eigen vermogen van € 5,2 mln blijft DR ruim binnen dit plafond.

Kasstroomoverzicht over 2011

Bedragen x € 1 000
   

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011 + stand depositorekeningen

18 452

15 726

– 2 726

2.

Totaal operationele kasstroom

15 300

2 247

– 13 053

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 15 000

– 3 892

11 108

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

22

22

3.

Totaal investeringskasstroom

– 15 000

– 3 870

11 130

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

4c.

Aflossingen op leningen (–/–)

– 14 314

– 9 786

4 528

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

15 000

3 000

– 12 000

4.

Totaal financieringskasstroom

686

– 6 786

– 7 472

5.

Rekening-courant RHB

31 december 2011 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

19 438

7 317

– 12 121

Toelichting

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van de baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal. De gerealiseerde operationele kasstroom is € 13,1 mln lager dan begroot. Dit hangt vooral samen met de afname van de kortlopende schulden met € 11,1 mln.

De gerealiseerde investeringen zijn € 11,1 mln lager dan begroot wat voornamelijk wordt veroorzaakt door een neerwaartse bijstelling van de investeringsbegroting en het terughoudend investeringsbeleid dat in 2011 door DR gevoerd is. De investeringen hebben grotendeels betrekking op ICT-systemen (ca 90%).

De financieringskasstroom is hoger dan begroot, omdat meer aflossing heeft plaatsgevonden dan dat er geleend is. Dat de aflossing op leningen lager uitvalt dan begroot, heeft een praktische oorzaak (31 december viel op een zaterdag. Hierdoor zijn een aantal leningen effectief pas op 2 januari 2012 afgelost).

Doelmatigheidsindicatoren
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

       

Doelmatigheidsindicatoren

     

Tarieven/uur

     

Voorcalculatorisch integraal uurtarief

€ 93,80

€ 90,50

€ 96,00

Index ten opzichte van 2009 (2009 = 100)

100

96,5

102,3

Omzet per productgroep (x € 1 000) (1)

     

Omzet GLB

 

45 520

42 229

Omzet Programma Beheer

 

30 265

38 245

Omzet NMB

 

17 138

16 801

FTE-totaal

     

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

1 080,8

1 064,5

976,2

Saldo van baten en lasten

     

Saldo van baten en lasten (x € 1 000)

3 291

813

608

Saldo van baten en lasten als % van de totale baten

1,9%

0,5%

0,4%

Productiviteit (2)

     

Facturabele / productieve uren

75,8%

76,8%

76,1%

       

Overzicht kwaliteitsindicatoren

     

Gegrond verklaarde bezwaarschriften (%) (3)

28%

22%

51%

Aandeel digitaal verwerkte aanvragen DR (4)

74%

85%

90%

Betaalschema BTR (5)

86,3%

43%

81%

Klanttevredenheid begunstigden DR (6)

6,8

6,8

6,3

  • 1. Om een goede vergelijking te kunnen maken, zijn in de realisatie de incidentele kosten die samenhangen met het herstel perceelsregister niet meegenomen.

  • 2. Deze indicator betreft de productiviteit van ambtelijke medewerkers en zegt iets over de doelmatigheid van de bedrijfsvoering. Hoe hoger het percentage, hoe efficiënter het omzettingsproces van beschikbare naar productieve uren. De gerealiseerde productiviteit is in 2011 licht gedaald tot 76,1%.

  • 3. Het percentage gegrond verklaarde bezwaarschriften ligt met 51% ruim boven de norm van 25%. Dit is vooral veroorzaakt door het grote aantal gegronde bezwaren gericht tegen de perceelregistratie, de vleeskuikens en het mestbeleid.

  • 4. DR wil de dienstverlening naar de doelgroep optimaliseren door zoveel mogelijk informatie digitaal uit te wisselen. De indicator heeft betrekking op aanvragen die binnen GDI worden ingewonnen. In de begroting was uitgegaan van 80%.

  • 5. Uitbetaling van de BTR vindt plaats binnen de vastgestelde EU-regelgeving. De indicator heeft betrekking op de uitbetaling per 31 december. In de begroting 2011 was rekening gehouden met een percentage van 80%.

  • 6. Het betreft hier de score van een tweejaarlijks klanttevredenheidsonderzoek. Het onderzoek is in 2011 gehouden onder ruim 2 000 relaties.

Agentschap NL (AgNL)

Staat van baten en lasten

Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2011

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

176 343

182 926

6 583

179 864

Bijzondere bijdrage moederdepartement

11 546

11 546

Omzet overige departementen

84 354

67 004

– 17 350

93 404

Omzet derden

6 900

5 251

– 1 649

7 481

Rentebaten

38

38

Vrijval voorzieningen

948

948

61

Bijzondere baten

500

128

– 372

Totaal baten

268 097

267 841

– 256

280 810

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

180 390

173 960

– 6 430

195 116

– materiële kosten

82 697

75 091

– 7 606

80 725

Afschrijvingskosten

       

– materieel

4 800

4 000

– 800

3 412

– immaterieel

769

769

872

         

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

11 907

11 907

2 259

– rentelasten

160

128

– 32

21

– buitengewone lasten

1 330

1 330

Totaal lasten

268 047

267 185

– 862

282 405

Saldo van baten en lasten

50

656

606

– 1 595

Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie

Toelichting op de baten

Algemeen

Bij het opstellen van de begroting 2011 was uitgegaan van een omzetdaling van 8,2% als gevolg van de rijksbrede taakstelling. De gerealiseerde omzet is € 12,4 mln lager dan de begroting door een sterk krimpend opdrachtenpakket.

Omzet moederdepartement

Bij het opstellen van de ontwerpbegroting is geen rekening gehouden met de samenvoeging van de ministeries van Economische Zaken en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tot het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Hierdoor is de omzet van voormalig LNV (€ 5,3 mln) in de ontwerpbegroting onder de omzet van overige departementen opgenomen.

Indien er rekening met de bovengenoemde verschuiving wordt gehouden, is de omzet van het moederdepartement ten opzichte van de oorspronkelijke begroting met € 1,3 mln gestegen. De stijging wordt veroorzaakt door de overgang van een aantal regelingen (zoals Stralingsbescherming en Hybride en Elektrisch Rijden) van het ministerie van Infrastructuur en Milieu naar het moederdepartement. Het aandeel van EL&I in de totale omzet van AgNL bedraagt 71,7%.

Bijzondere bijdrage moederdepartement

Het moederdepartement heeft in 2011 bijgedragen aan de kosten voor dotatie aan de voorziening personeel in verband met de aangekondigde afvloeiing van personeel (€ 10,5 mln) ter voorkoming van een negatief eigen vermogen van Agentschap NL. Daarnaast heeft het moederdepartement bijgedragen in de kosten van het herhuisvestingsproject divisie EVD Internationaal (€ 1 mln).

Omzet overige departementen

De omzet van overige departementen is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting (exclusief LNV) met 15,3% gedaald. De afname van het opdrachtenpakket doet zich bij alle opdrachtgevers voor, behalve bij het ministerie van Buitenlandse zaken. Bij Buitenlandse Zaken is een groei te zien door een intensivering van de bestaande portefeuille en een aantal aanvullende/nieuwe opdrachten zoals Transitiefaciliteit en Water OS. Bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu daalt het opdrachtenpakket door de invulling van taakstellingen sterker dan in de ontwerpbegroting aangenomen is. Daarnaast zijn een aantal regelingen in 2011 overgegaan naar het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Het aandeel in de totale omzet van de overige departementen bedraagt 26,2%.

Omzet derden

De omzet derden betreft de opbrengst die buiten de Rijksoverheid wordt gerealiseerd. De opbrengst derden heeft betrekking op opdrachten voor de Europese Unie en diverse overige opdrachtgevers. De omzet overige opdrachtgevers is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting gedaald met 23,9% doordat de afname van het opdrachtenpakket bij de Europese Unie groter is dan begroot en de uitbreiding van werkzaamheden voor Regionale Uitvoeringsdiensten in 2011 lager is dan oorspronkelijk verwacht was. Het aandeel in de totale omzet bedraagt 2,1%.

Rentebaten

In 2011 is rentevergoeding over het positieve saldo bij de Rijkshoofdboekhouding en de afgesloten deposito’s ontvangen.

Vrijval voorzieningen

De vrijval voorzieningen bedraagt € 0,9 mln en wordt voornamelijk veroorzaakt door de afname van de voorziening debiteuren als gevolg van een lagere inschatting van oninbaarheid van de posten die langer dan 1 jaar open staan.

Bijzondere baten

De medefinanciering van het meerjarenprogramma eDienstverlening (VRD gelden en PRIMA subsidie) loopt via het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en is hierdoor onder de omzet van het moederdepartement gepresenteerd. In de oorspronkelijke begroting waren deze onder de bijzondere baten opgenomen.

De bijzondere bate betreft het nog te ontvangen bedrag van de NIVR inzake de voorziening voor tussentijdse afvloeiing, overgangsregeling VUT en afkoop afschaffing VUT.

Toelichting op de lasten

Algemeen

De lasten zijn 0,3% lager dan begroot.

Personele kosten

De totale personeelskosten zijn ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 3,6% lager. De loonkosten zijn 3,1% lager. Dit wordt veroorzaakt door de lagere omvang van het personeelsbestand als gevolg van de afname van het opdrachtenpakket. De overige personeelskosten zijn 14,8% lager in verband met de lagere realisatie op de opleidingskosten.

Het gemiddelde aantal fte’s is ten opzichte van de begroting (2 235 fte: 1 492 ambtenaar en 743 inhuur) gedaald met 85,6 fte naar 2 149,4 fte (1 502,8 ambtenaar en 646,6 inhuur). Deze daling betreft voornamelijk een lager aantal inhuurkrachten als gevolg van afname van het opdrachtenpakket. De afname van de ambtelijke bezetting is door de tegenvallende natuurlijke uitstroom lager dan begroot. In 2010 waren nog 1 520 fte ambtenaren in dienst.

De gemiddelde loonkosten per fte bedragen in 2011 € 78 275, voor ambtenaren € 75 558 en voor inhuurkrachten € 84 589.

Materiële kosten

De materiële kosten liggen per saldo 9,2% onder de raming. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door lagere directe uitvoeringskosten (– € 7,9 mln door afname van het opdrachtenpakket), communicatiekosten (– € 0,7 mln) en kantoorkosten (– € 0,4 mln).

Dotatie voorzieningen

De dotatie aan de voorzieningen bedraagt € 11,9 mln als gevolg van met name de noodzakelijke dotatie aan de voorziening personeel in verband met de aangekondigde afvloeiing van het personeel.

Rentelasten

De rentelasten bedragen € 0,1 mln. Deze betreffen de wettelijke rente.

Agentschap NL heeft geen uitstaande leningen bij het Ministerie van Financiën.

Bijzondere lasten

Als gevolg van het verlieslatende personeelscontract is in 2011 € 1,1 mln aan bijzondere lasten gemaakt. Dit betreft de kosten, die gemaakt zijn voor de afvloeiing van het personeel. Van de bijzondere lasten is € 0,17 mln voor schadeloosstelling aan opdrachtgevers.

Saldo van baten en lasten

Het Agentschap NL sluit het jaar met een positief resultaat van € 0,66 mln.

Balans per 31 december 2011

Vóór resultaatsbestemming, bedragen x € 1 000
 

31-12-2011

31-12-2010

Activa

   

Immateriële vaste activa

710

1 271

Materiële vaste activa

   

– grond en gebouwen

 

– installaties en inventarissen

15 607

15 420

– overige materiële vaste activa

2 268

2 015

Voorraden

Debiteuren

11 201

8 607

Nog te ontvangen

13 088

7 075

Liquide middelen

65 733

56 723

Totaal Activa

108 607

91 111

     

Passiva

   

Eigen vermogen

   

– exploitatiereserve

11 226

12 821

– onverdeeld resultaat

656

–1 595

Leningen bij het MvF

Egalisatierekening

302

487

Voorzieningen

17 713

8 904

Crediteuren

15 045

14 862

Nog te betalen

63 665

55 632

Totaal Passiva

108 607

91 111

Voorzieningen

Bedragen x € 1 000
 

Voorzieningen 1 januari 2011

Dotatie

Onttrekking

Vrijval

Voorzieningen 31 december 2011

Voorziening Ambtsjubilea

5 053

433

– 303

5 183

Voorziening Verlieslatende contracten/personeel

364

9 388

– 62

– 14

9 676

Voorziening Verlieslatende contracten/projecten

1 439

– 455

– 39

945

Voorziening reorganisatie

708

262

– 249

– 217

504

Voorziening Wachtgelden

1 340

275

– 338

1 277

Voorzieningen NIVR postactieven

128

128

Totaal

8 904

10 486

– 1 407

– 270

17 713

De totale dotatie aan de voorzieningen (inclusief te verrekenen met opdrachtgevers en debiteuren) bedraagt € 11,9 mln en de vrijval € 0,9 mln.

Eigen vermogen

De exploitatiereserve is gemaximeerd tot 5% van de gemiddelde omzet in de afgelopen twee jaar. Dit houdt in dat de maximaal toegestane omvang van de exploitatiereserve € 13,4 mln bedraagt. Inclusief het resultaat over 2011 bedraagt het saldo van de exploitatiereserve € 11,9 mln en blijft daarmee binnen het toegestane maximum.

Kasstroomoverzicht over 2011

Bedragen x € 1 000
   

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde

begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari 2010

36 595

56 723

20 128

2.

Totaal operationele kasstroom

4 910

13 843

8 933

3a.

totaal investeringen (–/–)

– 9 400

– 4 847

4 553

3b.

totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

15

15

3.

Totaal investeringskasstroom

– 9 400

– 4 832

4 568

4a.

eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

– 260

260

4b.

eenmalige storting door moederdepartement (+)

4 250

– 4 250

4c.

aflossingen op leningen (–/–)

– 240

240

4d.

mogelijk beroep op leenfaciliteit (+)

4 800

– 4 800

4.

Totaal financieringskasstroom

8 550

– 8 550

5.

Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 31 december (= 1+2+3+4)

40 655

65 733

25 078

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van de baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal. De gerealiseerde operationele kasstroom is € 8,9 mln hoger dan begroot door het hogere saldo van baten en lasten en doordat de bijdrage van het moederdepertement in de dotatie aan voorzieningen personeel als baten is verwerkt.

De gerealiseerde investeringen zijn € 4,6 mln lager dan begroot wat voornamelijk wordt veroorzaakt door de lagere uitgaven voor het herhuisvestingsproject van de divisie NL EVD Internationaal. Daarnaast zijn de voorziene investeringen in de toegangstechniek in het kader van het project Rijkspas uitgesteld naar 2012.

De financieringskasstroom is lager dan begroot. Voor de financiering van de investeringen in huisvesting is geen beroep gedaan op de leenfaciliteit. De begrote éénmalige storting door het moederdepartement is opgenomen onder operationele kasstroom doordat de bijdrage aan de kosten in het staat van baten en lasten is verwerkt.

Doelmatigheidsindicatoren
 

Realisatie 2009

2010

2011

 Inputindicatoren

SN

EVD

OCNL

AGNL

AGNL

Kernindicatoren

         

Verhouding direct/indirect personeel in fte’s

1 504 fte/261 fte

362 fte/93 fte

86 fte/33 fte

2 018 fte/409 fte

1 825,3 fte/ 343,9 fte

           

Verklarende variabelen

         

Loonkosten per fte

€ 75 514

€ 70 295

€ 74 000

€ 78 149

€ 78 275

Totaal aantal fte’s

1 765 fte

479 fte

119 fte

2 451,5 fte

2 169,2 fte

Kosten inhuur externen op basis van PAO-definitie (x 1 000)

€ 54 857

€ 13 930

€ 1 430

€ 76 887

€ 54 697

Outputindicatoren

SN

EVD

OCNL

AGNL

AGNL

Kernindicatoren

         

Uurtarief

2,4% reële tariefstijging

3,4% reële tariefstijging

– 3,6% reële tariefstijging

1% reële tariefstijging

0,7% reële tariefstijging

Aantal declarabele uren per fte en totaal

1 444 uren per fte/2,53 mln uren totaal

1 434 uren per fte/552 090 uren totaal

1 146 uren per fte/136 329 uren totaal

1 468 uren per fte / 2,96 mln uren totaal

1 441 uren per fte / 2,6 mln uren totaal

Aantal werkbare en bruto/netto beschikbare uren

2 032 werkbare uren

2 032 werkbare uren

2 032 werkbare uren

2 040

werkbare uren

2 040

werkbare uren

 

1 656 bruto

1 659 bruto

1 663 bruto

1 671 bruto

1 671 bruto

 

1 568 bruto

1 568 bruto

1 592 bruto

1 579 netto

1 579 netto

           

Verklarende variabelen

         

Bedrijfsresultaat /

omzet (x 1 000)

€ 5 080

€ 168 692

€ 0

€ 42 000

€ 387

€ 16 791

– € 1 595

€ 280 749

€ 656

€ 255 181

Kwaliteitsindicatoren

SN

EVD

OCNL

AGNL

AGNL

Kernindicatoren

         

Klanttevredenheid

7,5

7

7,8

7,3

7,5

Doorlooptijd processen

Verleningen: 86%.

Declaraties <50%: 23 dagen.

Vastgelegd in wettelijke bepalingen

Doorlooptijd handelstransacties: 92%

Doorlooptijd handelstransacties: 92%

Declaraties: 95,5%

Declaraties >50%: 32 dagen

 

Doorlooptijd verleningen: 81,1%

Doorlooptijd verleningen: 88%

     

Doorlooptijd octrooien: 100%

Doorlooptijd octrooien: 100%

Gehonoreerde bezwaarschriften

605 (32,3%)

10 (20%)

83 (<0,1%)

954 (36,3% van het totaal)

773 (30,3% van het totaal)

Aantal klachten

23

3

Nvt

53

24

Medewerker-tevredenheid

7,5

7,6

7,4

7,2

Geen meting

           

Verklarende variabelen

         

Ziekteverzuim %

4,3%

4%

4,3%

4,1%

5,1%

Inputindicatoren

In 2011 heeft de afname van het opdrachtenpakket geleid tot een sterke daling van de omvang van het personeelbestand, voornamelijk zichtbaar in de daling van het aantal inhuurkrachten. De kosten inhuur externen (inclusief de structurele inhuur) zijn hierdoor gedaald naar € 55 mln. Door de genomen maatregelen is de verhouding direct/indirect ten opzichte van vorig jaar verbeterd.

Outputindicatoren

In 2011 is de declarabiliteit lager dan begroot met gemiddeld 1 441 declarabele uren per fte door het hogere ziekteverzuim en krimp van de organisatie. Dit gemiddelde ligt ruimschoots boven de richtlijn volgens de handleiding overheidstarieven van het Ministerie van Financiën (1 372 uur).

Kwaliteitsindicatoren

Het Agentschap streeft naar een zo efficiënt mogelijke afhandeling van aanvragen, betalingen en bezwaarschriften. De doorlooptijd van de verleningen is in 2011 88%; een verbetering van ongeveer 7% ten opzichte van 2010. Op afzonderlijk opdrachtniveau wordt continue gewerkt aan het verbeteren van de doorlooptijd.

De doorlooptijd van de betalingen van de handelstransacties is in 2011, net als in 2010, 92% en ligt hiermee boven de EL&I-norm van 90% betalingen binnen 30 dagen.

De afhandeling van bezwaarschriften ligt in 2011 op het niveau van 2010 (2 554 stuks tegenover 2 626 over 2010). Bij een aantal regelingen werd de verwachte instroom fors overschreden. Het gaat hier met name om de BEW+, MWA, VKB, WBSO en TSI.

Het percentage gehonoreerde bezwaarschriften is 30,3%. Een groot aandeel in dit percentage is te zien bij BEW+ (42%), VKB (54%) en WBSO (36%).

In 2011 zijn er 24 klachten ontvangen (tegenover 53 in 2010). In totaal zijn er 29 klachten afgehandeld, aangezien er nog een aantal klachten uit 2010 in 2011 zijn afgehandeld. Van deze 29 klachten zijn er 22 binnen zes weken afgehandeld, 5 binnen 10 weken en bij 2 klachten is de termijn, na instemmen van de klager, verlengd.

De klanttevredenheid is met 7,5% in 2011 iets hoger dan in 2010. In 2011 is voor 14 programma’s een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd conform het stramien «KTO Agentschap NL».

Agentschap Telecom (AT)

Staat van baten en lasten

Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3) = (2)–(1)

(4)

 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2011

Realisatie 2011

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

11 783

11 885

102

12 395

Omzet overige departementen

0

58

58

470

Omzet derden

20 154

19 803

– 351

21 245

Rentebaten

7

249

242

63

Vrijval voorzieningen

0

4

4

31

Bijzondere baten

305

295

– 10

164

Totaal baten

32 249

32 294

45

34 368

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

20 434

19 200

–1 234

19 728

– materiële kosten

9 112

9 239

127

8 649

Afschrijvingskosten

       

– immaterieel

0

66

66

7

– materieel

2 295

2 345

50

2 060

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

300

116

– 184

1 909

– rentelasten

108

73

– 35

140

– bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

32 249

31 039

–1 210

32 493

         

Saldo van baten en lasten

0

1 255

1 255

1 875

Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie

Toelichting op de baten

Omzet derden

Aan de ene kant is op de categorie Omroep een lagere opbrengst gerealiseerd door een wijziging van de beleidsregel waarin nu is bepaald dat het reële zendvermogen in rekening mag worden gebracht bij Middengolf in plaats van het maximale zendvermogen. Dit heeft geleid tot een opbrengstderving van circa € 0,9 mln.

Bij de categorie Vaste verbindingen is het aantal verlengingen voor straalverbindingen lager geweest dan voorzien. Het effect hiervan was een minderopbrengst van circa € 0,2 mln.

Aan de andere kant was bij de begroting geen rekening gehouden met de opbrengst van ruim € 0,8 mln voor Caribisch Nederland. De opbrengst heeft betrekking op de feitelijke uitvoering van het telecommunicatie- en postbeleid en het toezicht op de telecommunicatie- en postsector in Caribisch Nederland.

Rentebaten

De rentebaten zijn hoger dan oorspronkelijk begroot omdat de resultaten over de afgelopen jaren positiever waren dan voorzien. Daarnaast heeft het moederdepartement relatief lang gewacht met het ophalen van gelden, zoals boetes en dwangsommen, die AT namens haar ontvangt. In 2011 zijn daarover procedureafspraken gemaakt. De extra liquide middelen zijn gebruikt om meer gelden in deposito te zetten.

Bijzondere baten

Onder de bijzondere baten zijn onder meer opgenomen de inruilwaardes van vervangen activa, de opbrengst uit onderverhuur van een aantal parkeerplaatsen en de opbrengst van gedetacheerd personeel.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

Ten eerste was de gemiddelde bezetting in 2011 lager dan begroot. Hierdoor vielen de totale loonkosten lager uit dan voorzien. Daarnaast werd bij de begroting nog rekening gehouden met een loonindexatie van 1,75% (€ 0,3 mln) Tenslotte was bij het opstellen van de begroting geen rekening gehouden met de inhuurgrens van 10%. Agentschap Telecom heeft bij de uitvoering ruim voldaan aan deze inhuurgrens en daarmee € 0,6 mln minder besteed aan inhuur dan begroot.

Materiële kosten

Na het opstellen van de begroting bleek dat de prijzen voor OV-jaarkaarten voor 2011 behoorlijk verhoogd waren. Als gevolg hiervan zijn de reis- en verblijfkosten gestegen met circa € 0,3 mln.

Daarnaast waren de kosten voor Caribisch Nederland ad € 0,6 mln niet begroot.

Saldo van baten en lasten

Het onverdeelde resultaat over 2011 bedraagt € 1,3 mln. Door meevallers in met name de personele kosten is het resultaat positiever uitgevallen dan begroot.

Met een balanswaarde ultimo 2011 van € 1,6 mln heeft de exploitatiereserve het toegestane maximum bereikt. De Secretaris-generaal van EL&I besluit na vaststelling van de financiële verantwoording over de resultaatsbestemming.

Balans per 31 december 2011

Vóór resultaatsbestemming, bedragen x € 1 000
 

31-12-2011

31-12-2010

Activa

   

Immateriële vaste activa

601

332

Materiële vaste activa

   

– grond en gebouwen

0

0

– installaties en inventarissen

1 453

1 818

– overige materiële vaste activa

5 589

6 317

Voorraden

0

0

Debiteuren

3 223

3 126

Nog te ontvangen

9 163

9 453

Liquide middelen

7 717

15 003

Totaal Activa

27 746

36 049

     

Passiva

   

Eigen vermogen

   

– exploitatiereserve

1 550

1 550

– onverdeeld resultaat

1 255

1 875

Voorzieningen

2 387

2 729

Leningen bij het MvF

1 410

1 940

Crediteuren

1 012

2 900

Te verrekenen met vergunninghouders c.a.

5 882

4 650

Nog te betalen

14 250

20 405

Totaal Passiva

27 746

36 049

Eigen vermogen

Per 31 december 2011 bedraagt het eigen vermogen, inclusief het onverdeelde resultaat, € 2,8 mln.

Voorzieningen

Bedragen x € 1 000
 

Boekwaarde

Dotaties

Onttrekkingen

Vrijval

Boekwaarde

 

1-1-2011

     

31-12-2011

Wachtgeld en FLO

2 453

0

– 315

– 4

2 134

Ambtsjubilea

276

19

– 42

0

253

Totaal

2 729

19

– 357

– 4

2 387

Op grond van de best mogelijke inschatting van de risico’s per balansdatum is gedoteerd aan de voorziening Ambtsjubilea, op basis van de contante waarde van de benodigde voorziening.

De voorziening dubieuze debiteuren is niet in de tabel opgenomen, maar verwerkt in de post Debiteuren.

Kasstroomoverzicht over 2011

Bedragen x € 1 000
   

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2011

Realisatie 2011

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011+ stand depositorekeningen

3 132

12 128

8 996

2.

Totaal operationele kasstroom

2 453

–1 651

–4 104

3a.

totaal investeringen (–/–)

–3 053

–1 587

1 466

3b.

totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

–3 053

–1 587

1 466

4a.

eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

– 643

– 643

4b.

eenmalige storting door moederdepartement (+)

425

0

– 425

4c.

aflossingen op leningen (–/–)

– 845

– 530

315

4d.

beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 420

–1 173

– 753

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

2 112

7 717

5 605

In 2011 zijn met het moederdepartement afspraken gemaakt over de afdracht van namens hen ontvangen middelen. Dat heeft bijgedragen aan een substantiële afname van de kortlopende schulden, met als gevolg een negatieve operationele kasstroom.

De investeringskasstroom is lager dan begroot. Investeringen in ICT zijn uitgesteld in verband met de overgang naar het Dienstencentrum/Dictu. Daarnaast bleken sommige investeringen in inrichting en elektronische apparatuur niet noodzakelijk in 2011 en zijn deze doorgeschoven naar 2012.

De financieringskasstroom is negatief omdat in 2011 geen leningen zijn afgesloten voor de investeringen en een deel van het resultaat over 2010 is afgedragen aan het moederdepartement.

Doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

 

Realisatie 2009

realisatie 2010

realisatie 2011

Inputindicatoren

       

Kernindicatoren

       

Verhouding direct/indirect (in fte)

 

175,7 / 90,4

183,0 / 93,6

175,5 / 94,5

Verklarende / achterliggende variabelen

       

Personeelskosten per fte

 

€ 73 316

€ 71 323

€ 71 111

Totaal aantal fte's

 

266,0

276,6

270,0

Kosten inhuur externen (PAO-definitie; x € 1 000)

 

2 479

1 867

1 570

Outputindicatoren

       

Uurtarief (wijziging in reële termen)

 

– 0,01%

2,90%

0,00%

Aantal declarabele uren (per fte en totaal)

 

1 420/1 660

1 429/1 667

1 453/1 667

Aantal werkbare /beschikbare uren:

       

– werkbare uren

 

1 829

1 836

1 836

– bruto beschaikbare uren

 

1 660

1 667

1 667

– netto beschikbare uren

 

1 578

1 588

1 588

Verklarende/achterliggende variabelen

       

Bedrijfsresultaat (x € 1 000)

 

776

1 875

1 255

Omzet

 

32 094

34 368

32 294

Kwaliteitsindicatoren

       

Kernindicatoren

       

Klanttevredenheid:

   

(schaal 5,0)

 

• doelgroep hoog belang

 

niet in 2009

3,8

niet in 2011

• doelgroep midden belang

 

niet in 2009

4,0

niet in 2011

• doelgroep laag belang

 

niet in 2009

4,0

niet in 2011

Doorlooptijd primaire processen:

       

Vergunningaanvragen 95% binnen

8 weken

98%

93%

96%

 

6 weken

97%

89%

 
 

4 weken

95%

83%

 
 

2 weken

89%

63%

 
         

Reactietijd storingsklachten

norm

     

Klachten van levensbelang ≤ 4 uur

100%

100%

100%

98%

Klachten van maatschappelijk belang ≤ 12 uur

98%

98%

97%

95%

Klachten van individueel belang ≤ 3 werkdagen

80%

92%

92%

99%

         

Gegrond verklaarde bezwaarschriften aantal

norm

18

25

21

 

≤ 5%

10,8%

14,3%

11,3%

Aantal klachten

 

7

14

7

Medewerkertevredenheid

 

7

7,6

niet in 2011

Verklarende/achterliggende variabelen

       

Ziekteverzuim

≤ 4,3%

4,7%

4,0%

4,6%

Doorlooptijd primaire processen

Voor 2011 beperkt AT zich tot het melden van de doorlooptijd binnen de wettelijke termijn van 8 weken.

Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA)

Staat van baten en lasten

Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

99 823

132 073

32 250

132 195

Omzet overige departementen

72 537

73 424

887

81 970

Omzet DGF

500

680

180

4 687

Omzet derden

65 951

61 908

– 4 027

66 091

Bijzondere bijdrage moederdepartement

0

22 500

22 500

0

Rentebaten

0

6

6

46

Vrijval voorzieningen

0

6 318

6 318

204

Bijzondere baten

0

0

0

0

Overige baten

2 000

7 296

5 296

0

Totaal baten

240 811

304 205

63 394

285 193

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

153 117

198 416

45 299

207 774

– materiële kosten

73 445

72 084

– 1 361

71 869

Afschrijvingskosten

       

– immaterieel

5 547

3 974

– 1 573

3 251

– materieel

6 540

5 820

– 720

6 384

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

850

22 675

21 825

403

– rentelasten

1 312

976

–336

1 099

– bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

240 811

303 945

63 134

290 780

         

Saldo van baten en lasten

0

259

259

–5 587

Omzet moederdepartement.

De omzet van het moederdepartement is aanzienlijk hoger dan begroot. De omzet kan als volgt worden gespecificeerd:

  • jaarplanbijdrage conform begroting ad € 99,8 mln.

  • dekking frictiekosten ad € 6,0 mln.

  • dekking fusiekosten en exploitatietekort ad € 13,9 mln.

  • financiering niet kostendekkende tarieven ad € 3,4 mln.

  • uitvoering aanvullende opdrachten ad € 8,9 mln. (Programma Cliënt Export, antibioticabeleid, SNL, fytosanitaire inspecties op export Rusland)

Omzet DGF

De opbrengst DGF bedraagt totaal € 0,7 mln. Deze opbrengsten betreft de afhandeling van verdenkingen en uitbraken van dierziekten. De opbrengsten DGF kunnen als volgt worden gespecificeerd:

  • Afhandeling Aviaire Influenza ad € 0,2 mln.

  • Monitoring BSE/TSE ad € 0,1 mln.

  • Overige uitbraken en verdenkingen ad € 0,4 mln.

Omzet derden

De opbrengsten retributie ad € 61,9 mln is € 4,0 mln lager dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door niet kostendekkende tarieven van onder andere de keuring roodvlees. Dit wordt grotendeels gecompenseerd door het ministerie ELI middels de bijdrage voor niet kostendekkende tarieven ad € 3,4 mln. Verder is er sprake van minder omzet bij import/export ivm economische terugval.

Bijzondere baten moederdepartement

In verband met de reorganisatie van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) is een voorziening ad € 22,5 mln getroffen. De voorziening wordt in de komende jaren aangewend ter dekking van de kosten van herplaatsingskandidaten, inclusief de kosten van sociaal flankerend beleid. Aan deze voorziening hebben EL&I (€ 12,5 mln) en VWS (€ 10 mln) bijgedragen. Het totale bedrag ad € 22,5 mln is betaald door EL&I.

Vrijval voorzieningen

De vrijval van voorzieningen is niet in de begroting opgenomen. De vrijval van de voorzieningen ad € 6,3 mln kan als volgt worden gespecificeerd:

  • vrijval voorziening claims inzake ad € 0,9 mln.

  • vrijval voorziening leegstand ad € 5,4 mln.

  • vrijval voorziening personeel ad € 0,05 mln.

Overige baten

De overige baten ad € 7,3 mln zijn € 5,3 mln hoger dan begroot. Deze baten betreffen met name de uitvoering van door derden gefinancierde projecten. Dit betreft grotendeels door de Europese Unie gefinancierde projecten. De opbrengsten kunnen als volgt worden gespecificeerd:

  • opbrengst verkoop auto’s leaseplan ad € 0,9 mln.

  • doorbelasting ICT kosten aan Plantkeur ad € 0,7 mln.

  • projecten EVD ad € 1,9 mln.

  • projecten Electronische Dienstverlening ad € 0,8 mln.

  • overige projecten derden ad € 3,0 mln.

Personele kosten

De personele kosten zijn hoger dan begroot. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door een bezetting boven de formatie en anderzijds door hogere kosten van inhuur derden.

De bezetting per 1 januari 2011 ad 2 422 FTE was hoger dan de toegestane formatie ad 2 148 FTE. Het bevorderen van de uitstroom was een belangrijk speerpunt in 2011. Tegelijkertijd moest de fusie en de reorganisatie in 2011 worden afgerond. Totaal is de bezetting eind 2011 aanzienlijk gekrompen. Deze uitstroom is grotendeels pas aan het eind van het jaar gerealiseerd middels de inzet van Sociaal Flankerend Beleid. Ondanks deze uitstroom zijn er per 1 januari 2012 van de 2 298 fte nog 152 medewerkers (138 FTE) herplaatsingskandidaten.

De overschrijding op de personele kosten ad € 45,3 mln kan dan ook als volgt worden verklaard.

  • hogere bezetting personeel nVWA en hoger gemiddelde personeelskosten ad € 28,0 mln.

  • hogere kosten inzet practitioners ad € 2,3 mln.

  • inhuur derden ad € 15,0 mln.

De inhuur derden is voor een belangrijk deel ingezet voor het realiseren van de fusie (onder andere programma personeel en huisvesting), voor de uitvoering van de DHT controles (leeftijdsgrenzen), voor ICT en financiën.

Afschrijvingskosten immaterieel.

De afschrijvingskosten immaterieel (software en systeemontwikkeling) zijn € 1,6 mln lager dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de investeringen zowel in 2010 als in 2011 lager zijn dan begroot. Hierdoor zijn de afschrijvingskosten eveneens lager dan begroot.

Afschrijvingskosten materieel

In 2011 is een investering in dienstauto’s ad € 3,5 mln uitgesteld tot 2012. Mede hierdoor zijn de afschrijvingskosten lager dan begroot.

Balans per 31 december 2011

Vóór resultaatsbestemming, bedragen x € 1 000
 

31-12-2011

1-1-2011

Activa

   

Immateriële vaste activa

13 948

10 977

Materiële vaste activa

   

– grond en gebouwen

2 071

2 313

– installaties en inventarissen

5 639

4 876

– overige materiële vaste activa

14 984

16 068

Voorraden

1 238

1 248

Debiteuren

12 418

11 831

Nog te ontvangen

19 924

13 185

Liquide middelen

38 431

34 419

Totaal Activa

108 653

94 918

     

Passiva

   

Eigen vermogen

   

– exploitatiereserve

3 661

9 249

– onverdeeld resultaat

259

– 5 587

Voorzieningen

39 208

24 565

Leningen bij het ministerie van Financiën

20 253

19 806

Crediteuren

6 111

7 124

Nog te betalen

39 161

39 761

Totaal Passiva

108 653

94 918

Voorzieningen

Bedragen x € 1 000

Voorzieningen

Boekwaarde 1-jan-2011

Dotatie

Onttrekking

Vrijval

Boekwaarde 31-12-2011

Claims, geschil, rechtsgeding

1 357

175

– 50

– 875

607

Leegstand gebouwen

22 513

0

– 1 405

– 5 395

15 713

Reorganisatie

0

22 500

0

0

22 500

Personele kosten

357

0

– 10

– 47

300

Projecten

338

0

– 250

0

88

Totaal

24 565

22 675

– 1 715

– 6 317

39 208

Eigen vermogen

De exploitatiereserve is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. De maximaal toegestane omvang van de exploitatiereserve bedraagt € 14,6 mln.

De Secretaris-Generaal besluit na vaststelling van de financiële verantwoording over de resultaatsbestemming. Vooruitlopend op de besluitvorming hieromtrent is het saldo van baten en lasten over het boekjaar 2011 gerubriceerd onder het eigen vermogen.

Kasstroomoverzicht over 2011

(bedragen x € 1 000)
   

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011 + stand depositorekeningen

34 419

34 419

0

2.

Totaal operationele kasstroom

11 086

15 272

4 186

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 18 763

– 15 025

3 738

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

2 823

2 823

3.

Totaal investeringskasstroom

– 18 763

– 12 202

6 561

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

4c.

Aflossingen op leningen (–/–)

– 12 195

– 10 123

2 072

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

18 763

11 065

– 7 698

4.

Totaal financieringskasstroom

6 568

942

– 5 626

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

33 310

38 431

5 121

Toelichting

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van de baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal. De gerealiseerde kasstroom is positiever dan voorzien met name door de bijzondere bijdrage van € 22,5 mln van het moederdepartement ten behoeve van de voorziening reorganisatiekosten.

De totale investeringen zijn lager dan begroot. Dit is het gevolg van een terughoudend investeringsbeleid met name op de aanschaf van dienstauto’s. Ook de leningen zijn hierdoor lager dan begroot. De afgeroepen leningen zijn ook lager dan de investeringen in 2011. Een deel van de investeringen is gefinancierd uit eigen middelen.

De investeringen hebben betrekking op systeemontwikkeling (€ 6,3 mln), software (€ 0,7 mln) grond en gebouwen (€ 1,7 mln), installaties en inventaris is (€ 2,8 mln) en overige materiële vaste activa (€ 3,6 mln) met name gedaan vervanging van dienstauto’s.

Doelmatigheidsindicatoren
 

Realisatie 2010

Begrotingscijfers

Realisatie 2011

Tarieven

     

Index in reële termen t.o.v. 2011 (2011 = 100)

Nvt

100

100

Omzet per productgroep (x € mln)

     

Klantinteractie en dienstverlening

 

13

19,4

Toezicht

 

164

159

Inlichtingen en opsporing

 

13

11,9

Laboratoriumonderzoek

 

20

20,4

Kennis en expertise

 

10

11,3

FTE

     

Aantal FTE (excl. externe inhuur)

 

2 250

2 347

Verhouding FTE direct/indirect

 

1 800 / 450

1 802 / 545

Personeelskosten per fte

 

€ 70 000

€ 64 869

Saldo van baten en lasten

     

Saldo van baten en lasten als % van de totale baten

 

0 %

0,09%

Productiviteit

     

Declarabele / productieve uren1

 

70 %

73,6%

Kwaliteit

     

Gegrond verklaarde bezwaarschriften (aantal en in %)

 

100 (5%)

50 (18%)1

Aantal klachten over handelen nVWA

 

110

52

Aantal verzoeken, klachten en meldingen

 

40 000

14 5972

Afhandelsnelheid informatieverzoeken, klachten

en meldingen2

 

95 %

96,8%

Aantal boetebeschikkingen per wet

     

– Warenwet

 

2 500

2 275

– Tabakswet

 

1 000

1 382

– Drank en horecawet

 

200

331

– Wet gewasbescherming biociden

 

300

330

– Gezondheid en Welzijnswet voor Dieren

 

50

2183

– Geneesmiddelenwet

 

10

24

Naamsbekendheid

     

–spontaan

 

20 %

17%

–geholpen

 

80 %

75%

X Noot
1

Inclusief bezwaarschriften tegen bestuurlijke maatregelen VWS/I&M,

Bezwaarschriften geënt op ELI wetgeving n=40 % = 16.

X Noot
2

Aantal verzoeken, klachten en meldingen en afhandelingsnelheid heeft alleen betrekking op de verzoeken die bij het klantcontactcentrum te Utrecht binnenkomen en worden geregistreerd in Moss.

X Noot
3

Exclusief dwangsommen. Dwangsommen Warenwet 3, GWWD 1.

1.4.4 Saldibalans voormalig EZ per 31 december 2011

Saldibalans per 31 december 2011

1)

Uitgave ten laste van de begroting 2011

2 955 512 573,79

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting 2011

11 518 714 515,54

3)

Liquide middelen

7 769 581,52

     

4)

Rekening-courant RHB

8 615 343 215,94

     

4b)

Te verrekenen begrotings-reserves

132 714 345,84

4c)

Begrotingsreserves

132 714 345,84

5)

Uitgaven buiten begrotingsverband (=intracomptabele vorderingen)

12 827 381,95

6)

Ontvangsten buiten begrotingsverband (=intra-comptabele schulden)

72 738 237,66

7)

Openstaande rechten

0,00

7a)

Tegenrekening openstaande rechten

0,00

8)

Extra-comptabele vorderingen

1 406 595 284,86

8a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

1 406 595 284,86

9a)

Tegenrekening extra-comptabele schulden

0,00

9)

Extra-comptabele schulden

0,00

10)

Voorschotten

7 394 740 897,28

10a)

Tegenrekening voorschotten

7 394 740 897,28

11a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

4 924 452 971,61

11)

Garantieverplichtingen

4 924 452 971,61

12a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

18 528 765 971,24

12)

Openstaande verplichtingen

18 528 765 971,24

13)

Deelnemingen

1 420 566 263,95

13a)

Tegenrekening deelnemingen

1 420 566 263,95

           
 

TOTAAL

45 399 288 487,98

 

TOTAAL

45 399 288 487,98

Toelichting op de saldibalans

De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften wordt afgeweken, wordt dit nader toegelicht.

Toelichting per balanspost

Balanspost 1 Uitgaven ten laste van de begroting 2011

2 955 512 573,79

De uitgaven over 2011 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van ELI (XIII), onderdeel uitgaven, artikelen 1 t/m 10, 21 en 22.

Balanspost 2 Ontvangsten ten gunste van de begroting 2011

11 518 714 515,54

De ontvangsten over 2011 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van ELI (XIII), onderdeel ontvangsten, artikelen 1 t/m 10, 21 en 22.

Balanspost 3 Liquide middelen

7 769 581,52

De post liquide middelen is samengesteld uit de aanwezige kas- en banksaldi van de kasbeheerders. Tevens is hierin opgenomen het saldo van de bankrekeningen welke worden aangehouden in het kader van BBMKB per 31 december 2011 ad € 6 736 599,77.

Toelichting

De post liquide middelen is als volgt opgebouwd:

Saldo 31-12-11

(x € 1 000)

Saldo liquide middelen kasbeheerder EZ

1

Saldo liquide middelen overige kasbeheerders

6 740

Saldo rekening-courant TWA/CBIN

1 029

Totaal

7 770

Balanspost 4 Rekening Courant RHB

8 615 343 215,94

Deze post geeft de vordering- en schuldverhouding weer tussen EZ en het Ministerie van Financiën per 31 december 2011. Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo-opgave per 31 december 2011 van het Ministerie van Financiën.

Balanspost 4c Begrotingsreserves

132 714 345,84

De begrotingsreserves zijn een meerjarige budgettaire voorzieningen die EZ aanhoudt op afzonderlijke rekening-couranten bij het Ministerie van Financiën.

Toelichting

EZ maakt gebruik van een viertal interne begrotingsreserves. De toevoegingen aan en onttrekkingen van deze reserves die respectievelijk ten laste of ten gunste van de begroting plaatsvinden zijn in het jaarverslag toegelicht bij de artikelen 3, 4 en 5.

Deze post is per 31 december 2011 als volgt opgebouwd:

 

Reserves artikel 3

 

Begrotingsreserve scheepsbouwgarantie

25 000 000,00

Begrotingsreserve groeifaciliteit GO

63 357 865,84

Reserve artikel 4

 

Begrotingsreserve garantieregeling geothermie

11 356 480,00

Reserve artikel 5

 

Begrotingsreserve SENO/GOM

33 000 000,00

Totaal

132 714 345,84

Balanspost 5 Uitgaven buiten begrotingsverband

12 827 381,95

Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die niet ten laste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze uitgaven met derden zullen worden verrekend.

Toelichting

De uitgaven buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:

Bedrag (x € 1 000)

Vorderingen op andere ministeries

10 605

Vorderingen met betrekking tot beleidsuitgaven

1 297

Vorderingen met betrekking tot apparaatsuitgaven

925

Totaal

12 827

Vorderingen op andere Ministeries

Het bedrag van € 10,6 mln onder vorderingen op andere Ministeries is met name afkomstig van het Agentschap NL (€ 10,1 mln) vanwege voor andere departementen uitgevoerde regelingen. De overige € 0,5 mln betreft vorderingen van het kerndepartement.

Vorderingen met betrekking tot beleidsuitgaven

Het bedrag van € 1,3 mln is voornamelijk het saldo van met opdrachtgevers van agentschappen te verrekenen posten.

Vorderingen met betrekking tot apparaatsuitgaven

Het bedrag van € 0,9 mln betreft voornamelijk de openstaande vordering op NWO (€ 0,3 mln) en overige salarisdebiteuren (€ 0,5 mln).

Balanspost 6 Ontvangsten buiten begrotingsverband

72 738 237,66

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die niet ten gunste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze ontvangsten met derden zullen worden verrekend.

Toelichting

De ontvangsten buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:

Bedrag (x € 1 000)

Schulden aan andere ministeries

45 955

Schulden met betrekking tot beleidsuitgaven

2 740

Schulden met betrekking tot apparaatsuitgaven

24 043

Totaal

72 738

Schulden aan andere Ministeries

Het bedrag van € 45,9 mln betreft met name door AGNL vooruit ontvangen bedragen voor de uitvoering van regelingen voor andere Ministeries. Het betreft voornamelijk het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor een bedrag van € 37,3 mln en het Ministerie van Onderwijscultuur en Wetenschap voor een bedrag van € 7,9 mln.

Schulden met betrekking tot apparaatsuitgaven

Het bedrag van € 24,0 mln bestaat ondermeer uit de per 31 december 2011 af te dragen loonbelasting (€ 6,9 mln), af te dragen premies € 3,9 mln en een schuld van AgNL aan derden (o.a. depothouders) van € 2,4 mln wegens vooruit ontvangen octrooitaxen. De intracomptable schulden ad € 2,7 mln bestaan uit voornamelijk vóórgefinancierde bijdragen van andere medefinanciers dan departementen.

Balanspost 8 Extra-comptabele vorderingen

1 406 595 284,86

De extra comptabele vorderingen hebben betrekking op nog te ontvangen middelen, welke voortvloeien uit uitgaven die ten laste van de begroting zijn gebracht en nog met derden zullen worden verrekend.

Toelichting

De extra-comptabele vorderingen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag (x € 1 000)

Stand vorderingen 31.12.2010

1 330,3

Bij

In 2011 ontstane vorderingen

257,7

 

Bijgeschreven dividend/rente

5,0

 
 

262,7

   

1 593,0

Af

Ontvangsten

–/– 137,8

 

Ontvangsten dividend/rente

–/– 9,6

 

Buiteninvorderingstelling c.q. kwijtschelding

–/– 39,0

 
   

–/– 186,4

Stand vorderingen 31.12.2011

1 406,6

Uit het bovengenoemde verloop van de extra-comptabele vorderingen blijkt dat het saldo van de in 2011 ontstane vorderingen € 262,7 mln is. De ontvangsten (incl. ontvangen dividend en rente) zijn voor € 29,7 mln door de NMa-CA gegenereerd. Op kredieten is door Agentschap NL € 7,8 mln ontvangen alsmede € 6,3 mln op BMKB. Een bedrag van € 25,5 mln komt uit GSMvergunningen.

De buiteninvorderingstellingen c.q. kwijtscheldingen betreffen voor € 22,3 mln de BMKB en voor € 10,3 mln de TOK/TOP/MPO/KRE (incl. kwijtschelding van voorwaardelijke rente). De overige € 6,4 mln betreft de overige regelingen.

De extra-comptabele vorderingen zijn per begrotingsartikel, het Agentschap NL, NMa en overige apparaat onderverdeeld naar de mate van liquiditeit (opeisbaarheid) van de vorderingen.

Direct opeisbare vorderingen

Het overzicht per artikel is als volgt:

Bedrag (x € 1 000)

Art 1

Diverse

3,7

Art 2

EVD inzake afrekening jaarprogramma 2010

370,2

 

Vordering op NIVR na invaren Agentschap NL

4 666,6

Art 3

Vordering gemeente Enschede en intrekking subsidie MKB.

485,8

Art 4

Diverse

110,0

Art 5

Diverse

104,9

Art 8

Vordering op CPB

113,2

Art 9

Afrekening CBS meerjarenprogramma

159,3

Art 21

Diverse

179,8

 

Overig apparaat

2,1

AGNL

Terug te vorderen subsidies

18 557,8

Totaal

 

24 753,4

Van de direct opeisbare vorderingen heeft een bedrag van 7,5 mln betrekking op 2011. De resterende vorderingen zijn van 2010 en ouder.

Op termijn opeisbare vorderingen (leningen)
De belangrijkste vorderingen en leningen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag (x € 1 000)

Art 1

Vorderingen van de Consumentenautoriteit

892,1

     

Art 2

Renteloze lening aan Marin

6 806,7

 

Lening aan Commanditaire Vennootschap Biopartner

13 524,5

 

Kredietfaciliteit CVO aan het NIVR

12 569,4

 

Lening aan Biomedbooster

3 000,0

     

Art 3

Leningen aan EIM

769,7

 

Leningen aan NESEC

1 934,2

 

Renteloze lening aan het LIOF

17 088,2

 

Vordering op de NOM

372,6

 

Renteloze lening BOM

4 880,0

 

Renteloze lening Stichting Microkredieten

16 966,2

 

Lening aan Nedermaas Hightech

8 542,0

 

Lening aan de Gemeente Eindhoven

7 000,0

 

Diverse

89,9

     

Art 5

Leningen aan Indonesië en Egypte beheerd door het NIO

9 527,5

     

Art 10

Te vergoeden termijnen inzake GSM vergunningen

25 457,3

     

Art 21

Diverse

296,5

     

AGNL

Te innen aflossingen op (innovatieve) kredieten

83 125,8

 

Vorderingen inzake ontwikkelingskredieten

89 185,5

 

Vorderingen inzake luchtvaartkredieten

58 330,1

 

Vorderingen inzake UK, SEED en innovatiekredieten

28 738,4

Totaal

389 096,6

Van de op termijn opeisbare vorderingen is een bedrag van 84 580,4 mln opeisbaar binnen 1 jaar. Het resterende bedrag is na 1 jaar of meer opeisbaar.

Kredietfactiliteit CVO aan het NIVR

In 2012 zal de verevening met het NIVR moeten plaatsvinden.

AgentschapNL

Het merendeel van de vorderingen van Agentschap NL (161 471,3) heeft betrekking op de Regeling Technische ontwikkelingskredieten en de Regeling Technische Ontwikkelingsprojecten. Deze regelingen worden uitgevoerd door dit agentschap. Het betreft leningen verstrekt met het doel een «nieuw» product te ontwikkelen. De terugbetaling van de lening is afhankelijk van de met het ontwikkelde product verkregen omzet. Er is rente verschuldigd die jaarlijks wordt bijgeschreven. De regelingen zijn inmiddels ingetrokken.

Geconditioneerde vorderingen

De belangrijkste vorderingen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag (x € 1 000)

Art 2

Revolving fund van het NIVR (mogelijk in 2012 afrekening)

11 181,6

Art 2

Diverse

567,2

     

Art 3

Consortium bijdrage JSF

278 755,0

 

Vordering op United Nations University

6 806,7

 

Lening aan Volvo

396,1

 

Diverse

9 693,3

     

Art 4

Vordering op COVRA

18 200,0

 

Borgen radioactiviteit

4 773,6

     

AGNL

Investeringsfaciliteit opkomende markten door FMO

97 656,5

 

BBMKB-regeling

201 344,7

 

Faillissementen en niet gerealiseerde omzetten

133 406,4

 

Diverse

8 215,5

     

NMA

Diverse opgelegde boetes

221 748,7

Totaal

 

992 745,3

Revolving fund van het NIVR

In het revolving fund van het NIVR werden aflossing op kredieten en royalties gestort. Het NIVR mocht het revolving fund aanwenden voor activiteiten. Door de overgang van het NIVR naar AGNL valt het fonds toe aan EL&I. Naar verwachting zal in 2012 het revolving fund worden afgerekend met EL&I. De stand is te hoog omdat enkele posten nog niet zijn geboekt. De vordering zou € 4 404,0 mln moeten zijn.

Consortium bijdrage JSF

Deze vordering inzake de Nederlandse bijdrage aan de JSF is een inschatting van de toekomstige opbrengsten op grond van de herziene omzetprognoses. De vordering is berekend op basis van het prijspeil 2011.

Balanspost 10 Voorschotten

7 394 740 897,28

Op deze rekening staat het saldo van de vooruitbetalingen (voorschotten). Deze voorschotten zijn gebaseerd op EZ-subsidieregelingen danwel op door EZ gesloten contracten. Voor wat betreft subsidies wordt in principe betaald op basis van gemaakte en betaalde kosten. De definitieve vaststelling van de subsidie danwel de afwikkeling van het contract geschiedt na indiening van de einddeclaratie.

Toelichting

Het saldo openstaande voorschotten is als volgt opgebouwd:
Bedrag (x € 1 000)

Beleidsartikelen

2007 en eerder

2008

2009

2010

2011

Totaal

01 Markten

0

0

1 005

3 423

16 092

20 520

02 Innovatie

77 386

66 693

146 043

329 354

710 960

1 330436

03 Ondernemersklimaat

101 875

56 535

127 576

177 901

257 677

721 564

04 Energie huishouding

64 496

1 758 367

679 358

799 102

846 127

4 147 450

05 Internationale Economische Betrekkingen

7 013

4 291

5 206

14 693

73 637

104 840

09 Statistiek

0

0

195 420

192 269

191 676

579 365

10 Elektronische Communicatie

2 722

2 411

3 116

26 627

57 881

92 757

99 Buiten Begrotingsverband

12 965

14 405

47 859

100 148

222 430

397 808

Totaal

266 457

1 902 702

1 205 583

1 643 517

2 376 480

7 394 741

Op artikel 4 zijn onder andere de voorschotten verantwoord inzake bijdrage MEP voor een bedrag van € 3 583,9 mln.

Op artikel 9 zijn de voorschotten inzake bijdrage CBS verantwoord voor de jaren 2008 tot en met 2010 voor een bedrag van € 579,4 mln. De voorschotten CBS worden per programmeringsperiode afgerekend. Het jaar 2008 valt in het meerjarenprogramma 2004 – 2008 en zal naar verwachting in 2012 worden afgerekend. De jaren 2009 en 2010 vallen in programma 2009 – 2013 waardoor afrekening na 2013 zal plaatsvinden.

Verloop van de voorschotten gedurende het dienstjaar 2011

Bedrag

Beginstand 1 januari 2011

6 722 124 546,80

Verstrekte voorschotten

2 538 634 398,71

Afgerekende voorschotten

– 1 866 018 048,23

Eindstand 31 december 2011

7 394 740 897,28

De betaalde bedragen aan Loyalis zijn niet meer in de voorschotten verantwoord. De in voorgaande jaren opgenomen voorschotten aan Loyalis zijn daarom technisch eindafgerekend.

Balanspost 11 Garantieverplichtingen

4 924 452 971,61

De garantieverplichtingen per 31 december 2011 zijn voorwaardelijke financiële verplichtingen aan derden die pas tot uitbetaling leiden als bij de wederpartij zich bepaalde omstandigheden voordoen.

Toelichting

Het verloop van de garantieverplichtingen in 2011 was als volgt:

Bedrag (x € 1 mln)

Saldo garantieverplichtingen tot en met 2010

4 591,1

Bij: Aangegane garantieverplichtingen in 2011

1 198,3

Af: Betalingen op garantieverplichtingen in 2011

–/– 78,1

Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties

–/– 786,8

Saldo garantieverplichtingen ultimo 2011

4 924,5

Circa de helft van dit bedrag (€ 2 567,8 mln) betreft de garanties van de borgstellingsregeling BMKB (art. 3). Het uitstaande garantiebedrag voor deze regeling is verhoogd in verband met afgegeven garanties van ongeveer € 908,8 mln en verlaagd in verband met negatieve bijstellingen van ongeveer € 498,1 mln. Aan verliesafdekking is € 73,6 mln betaald.

De andere helft van het saldo garantieverplichtingen ultimo 2011 bestaat uit voornamelijk garanties Groeifinancieringsfaciliteit € 869,5 mln ( art 3), COVA (art. 4) € 1 325,0 mln en garanties ten behoeve het CBS (art 9) van € 81 mln en OPTA (art 10) van € 9 mln.

Balanspost 12 Verplichtingen

18 528 765 971,24

De openstaande verplichting per 31 december 2011 kunnen vanaf 2012 tot betaling leiden.

Toelichting

Het verloop van de verplichtingen in 2011 was als volgt:

Bedrag (x € 1 mln)

Saldo aangegane verplichtingen tot en met 2010

17 162,9

Bij: Aangegane verplichtingen in 2011

5 264,2

Af: Betalingen op verplichtingen in 2011

–/– 3 209,3

Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties

–/– 689,0

Saldo verplichtingen ultimo 2011

18 528,8

In 2011 is de administratie opgeschoond voor de overgang naar Oracle. Er is € 689,0 mln ingetrokken. Dit bedrag is inclusief verplichtingen buiten begrotingsverband. Van de in 2011 aangegane verplichtingen vloeit een bedrag van € 3,0 miljard voort uit «verduurzaming van de energiehuishouding».

Omvangrijke negatieve bijstellingen

In onderstaande tabel zijn de reguliere bijstellingen (intrekkingen) per artikel opgenomen.

Art.

Omschrijving

(x € 1 mln)

1

Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa

0,1

2

Een sterk innovatievermogen

61,6

3

Concurrerend ondernemingsklimaat

841,3

4

Doelmatige en duurzame energiehuishouding

482,7

5

Internationale economische betrekkingen

21,3

10

Elektronische communicatie en post

2,0

21

Algemeen

0,5

 

Buiten begrotingsverband

66,3

Totaal

 

1 475,8

De negatieve bijstellingen (intrekkingen) hebben met name betrekking op vrijgevallen verplichtingruimte in verband met definitief vastgestelde subsidies en bijdragen. Bij de begrotingsvoorbereiding van de afgelopen jaren is het kaseffect van deze vrijval al verwerkt in de kasramingen.

Een belangrijk deel van de intrekkingen van artikel 2 heeft betrekking op de regelingen die door Agentschap NL worden uitgevoerd. Op innovatievouchers is € 13,1 mln ingetrokken.

De negatieve bijstellingen van artikel 3 hebben voor € 15,1 mln betrekking op aan BZK overgedragen TOPPERdossiers en voor € 8,9 mln op BSRI. Op bedrijventerreinen is € 13,9 mln ingetrokken en op Innovatiedossiers € 28 mln. Het Bio Science Park ging voor € 10 mln niet door. Op de MKB en de groeifaciliteit is € 498,1 mln respectievelijk € 288,7 mln ingetrokken.

De intrekkingen op artikel 4 hebben met name betrekking op MEP 352,6 mln, «wind op land» € 18,1 mln, zonnenergie 27,9 mln, vergisting € 48,1 mln, El. Coverg 20,6 mln.

Bovendien is er voor € 17,2 mln aan regelingen van VROM overgenomen (Straling en Elektrische auto)

De intrekkingen van artikel 5 betreffen voor € 5,0 mln Buitenlandse Markten PSB. Een bedrag van € 7,8 mln viel vrij op Economische Samenwerking PSO.

De intrekkingen op artikel 10 bedroegen € 2,0 mln. Het betreft voornamelijk bijdrage aan OPTA, PRIMA en ICT/frequenties.

De intrekkingen op «verplichtingen buiten begrotingsverband» hadden voornamelijk betrekking op door Agentschap NL voor BUZA, I&M (V&W) en OCW uitgevoerde regelingen. (€ 57,1)

Balanspost 13 Deelnemingen

1 420 566 263,95

Toelichting

De toelichting op de deelnemingen is als volgt ( x € 1 000):

Naam

Nominaal

Betaald

 
 

Ultimo 2010

Ultimo 2011

Ultimo 2010

Ultimo 2011

Deeln.%

N.V. NOM

51 879,8

51 879,8

51 879,8

51 879,8

99,9

N.V. LIOF

50 373,2

50 373,2

50 373,2

50 373,2

94,4

Oost N.V.

26 263,5

26 263,5

35 714,1

35 714,1

65,2

N.V. BOM

19 153,6

19 153,6

21 090,2

21 090,2

57,6

GasTerra B.V.

18 000,0

18 000,0

18 151,2

18 151,2

10

EBN NV

128 137,5

128 137,5

1 243 357,8

1 243 357,8

100

NOVEM B.V.

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Totaal

293 807,6

293 807,6

1 420 566,3

1 420 566,3

 

In 2011 waren er geen mutaties op deelnemingen.

1.4.5 Saldibalans voormalig LNV per 31 december 2011

Saldibalans per 31 december 2011 (bedragen in €)

1)

Uitgaven ten laste van de begroting 2011

2 988 121 752,36

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting 2011

428 302 945,93

3)

Liquide middelen

132 625 608,67

4a)

Rekening-courant RHB

3 170 373 205,95

4b)

Te verrekenen begrotings-reserves

284 974 187,74

4c)

Begrotingsreserves

284 974 187,74

5)

Uitgaven buiten begrotingsverband (=intracomptabele vorderingen)

649 558 268,14

6)

Ontvangsten buiten begrotingsverband (=intra-comptabele schulden)

171 629 477,29

7)

Openstaande rechten

0,00

7a)

Tegenrekening openstaande rechten

0,00

8)

Extra-comptabele vorderingen

1 696 191 425,40

8a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

1 696 191 425,40

9a)

Tegenrekening extra-comptabele schulden

9 353,88

9)

Extra-comptabele schulden

9 353,88

10)

Voorschotten

3 476 720 522,80

10a)

Tegenrekening voorschotten

3 476 720 522,80

11a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

949 966 813,25

11)

Garantieverplichtingen

949 966 813,25

12a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

2 623 057 890,15

12)

Openstaande verplichtingen

2 623 057 890,15

13)

Deelnemingen

0,00

13a)

Tegenrekening deelnemingen

0,00

           
 

Totaal

12 801 225 822,39

 

Totaal

12 801 225 822,39

Toelichting op de saldibalans

Algemeen

De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften wordt afgeweken, wordt dit nader toegelicht.

Toelichting per balanspost

Balanspost 1 Uitgaven ten laste van de begroting 2011

2 988 121 752,36

De uitgaven over 2011 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van ELI (XIII), onderdeel uitgaven, artikelen 31 t/m 39

Balanspost 2 Ontvangsten ten gunste van de begroting 2011

428 302 945,93

De ontvangsten over 2011 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van ELI (XIII), onderdeel ontvangsten, artikelen 31 t/m 39

Balanspost 3 Liquide middelen

132 625 608,67

De post liquide middelen is samengesteld uit de aanwezige banksaldi bij kasbeheerders inzake contante waarborgen en enkele kleine kassen. Tevens is hierin opgenomen het saldo van de bankrekening van LNV bij het Groenfonds per 31 december 2011 ad. € 125 877 820,31.

Balanspost 4a Rekening-Courant RHB-Financiën

3 170 373 205,95

Deze post geeft de vordering- en schuldverhouding weer tussen LNV en het Ministerie van Financiën per 31 december 2011. Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo opgave per 31 december 2011 van het Ministerie van Financiën.

Toelichting

Het saldo rekening-courant met het Ministerie van Financiën is als volgt samengesteld:

Bedrag

LNV

2 256 334 071,05

LNV / EOGFL / EM (LEF)

914 039 134,90

Totaal

3 170 373 205,95

Op de rekening-courant LNV / EOGFL / EM (LEF) vindt verantwoording plaats van de Europese regelingen van het Europees LandbouwGarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor de PlattelandsOntwikkeling (ELFPO). Bij een deel van deze regelingen vindt nationale financiering plaats waardoor de rekening-courant niet gelijk is aan de vordering op de Europese Commissie.

Balanspost 4c Begrotingsreserves

284 974 187,74

De begrotingsreserves zijn een meerjarige budgettaire voorziening die LNV aanhoudt op afzonderlijke rekening-couranten bij het Ministerie van Financiën.

Toelichting

LNV maakt gebruik van een viertal interne begrotingsreserves. De toevoegingen aan en onttrekkingen van deze reserves die respectievelijk ten laste of ten gunste van de begroting plaatsvinden zijn in het jaarverslag toegelicht bij artikel 31 en 39.

Deze post is per 31 december 2011 als volgt opgebouwd:

 

Reserves artikel 31

 

Begrotingsreserve Landbouw

38 916 828,05

Begrotingsreserve Visserij

26 870 965,21

Begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit

49 186 394,48

Reserve artikel 39

 

Begrotingsreserve apurement/rechtszaken

170 000 000,00

Totaal

284 974 187,74

Balanspost 5 Uitgaven buiten begrotingsverband

649 558 268,14

Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die niet ten laste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze uitgaven met derden zullen worden verrekend.

Toelichting

De uitgaven buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Vorderingen DLG inzake POP

23 509 646,32

Vordering DGF inzake BSE

1 911 198,57

EU uitgaven ELGF

584 739 033,37

EU uitgaven ELFPO

33 751 638,69

Gefinancierde interventievoorraad

5 307 517,52

Diverse

339 233,67

Totaal

649 558 268,14

Vorderingen DLG inzake POP

Het betreft met name vorderingen op co-financiers van Dienst Landelijk Gebied naar aanleiding van de uitvoering van het Plattelands Ontwikkelings Programma.

Te verrekenen met DGF inzake BSE

Dienst Regelingen is belast met de uitvoering van de dierziektebestrijding. De financiële middelen voor de dierziektebestrijding zijn in het DierGezondheidsFonds beschikbaar. De vordering zal in 2012 verrekend worden.

EU uitgaven ELGF en ELFPO

De gelden die LNV voor de Europese fondsen ELGF en ELFPO voorfinanciert betreffen de declaraties van de maanden november (16/10 – 30/11) en december. De gedeclareerde bedragen van deze maanden zijn in 2012 ontvangen respectievelijk in de maanden januari en februari. De navolgende tabellen geven inzicht in de totaalbedragen van uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het ELGF en ELFPO van de jaren waarvan de declaraties nog niet door de Europese Commissie zijn vastgesteld.

ELGF overzicht
 

Omschrijving

Bedrag

Restant ELGF vordering voorgaande dienstjaar

714 045,17

 

Boekjaar 2011, in 2010 gerealiseerde uitgaven1

223 076 978,66

Vordering 31 december 2010

223 791 023,83

 

Boekjaar 2011, in 2011 gerealiseerde uitgaven

654 074 956,95

 

Ontvangsten uit ELGF boekjaar 2011

–/– 876 800 061,94

     

Nog te vorderen boekjaar 20112

 

1 065 918,84

 

Boekjaar 2012, in 2011 gerealiseerde uitgaven

583 673 114,53

Vordering 31 december 2011

584 739 033,37

X Noot
1

Het boekjaar voor het ELGF loopt van 16 oktober tot en met 15 oktober van het volgende jaar.

X Noot
2

Te vorderen als gevolg van correcties in de jaaraangifte 2010 (€ 714 045,17) en 2011 ( € 351 873,67). Naar verwachting zal de Europese Commissie de jaaraangifte 2010 en 2011 in 2012 definitief vaststellen en de correcties verrekenen.

ELFPO overzicht
 

Omschrijving

Bedrag

Restant ELFPO schuld voorgaande dienstjaar

 

–/– 3 210 696,59

 

Boekjaar 2011, in 2010 gerealiseerde uitgaven1

25 772 316,23

Vordering 31 december 2010

 

22 561 619,64

 

Boekjaar 2011, in 2011 gerealiseerde uitgaven

45 664 561,65

 

Ontvangsten uit ELFPO boekjaar 2011

–/– 66 459 914,92

 

Afrekening 2010

3 210 696,59

Nog te vorderen2

 

4 976 962,96

 

Boekjaar 2012, in 2011 gerealiseerde uitgaven

28 774 675,73

Vordering 31 december 2011

 

33 751 638,69

X Noot
1

Het boekjaar voor het ELFPO loopt van 16 oktober tot en met 15 oktober van het volgende jaar

X Noot
2

Te vorderen als gevolg van correcties in de jaaraangifte 2011. Naar verwachting zal de Europese Commissie de jaaraangifte 2011 in 2012 definitief vaststellen en de correctie verrekenen.

Gefinancierde interventievoorraad
 

Magere melkpoeder

Pallets

Totaal

Beginvoorraad

22 262 118,26

161 830,00

22 423 948,26

Waardevermeerdering

12 499 216,13

0,00

12 499 216,13

Aankopen

0,00

0,00

0,00

Verkopen

–/–29 489 166,87

–/– 126 480,00

–/–29 615 646,87

Eindvoorraad

5 272 167,52

35 350,00

5 307 517,52

Diverse

Dit betreft ondere andere personeelsgerelateerde vorderingen.

Balanspost 6 Ontvangsten buiten begrotingsverband

171 629 477,29

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die niet ten gunste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze ontvangsten zullen worden verrekend.

Toelichting

De ontvangsten buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Diverse

8 281 889,78

Contante waarborgen productschappen

6 060 162,41

Reservering bezwaar SFSH

1 551 919,07

Werkkapitaal ELFPO

34 056 481,69

Bommenregeling

11 422 012,16

Vooruitbetaling uitvoering ILG

36 495 545,78

Vooruitbetaling derden diverse projecten

73 761 466,40

Totaal

171 629 477,29

Diverse

Het betreft hier ontvangen gelden voor diverse projecten (Pin Matra, EU projecten) die door LNV worden uitgevoerd en gelden die bestemd zijn voor DGF en de productschappen.

Contante waarborgen productschappen

De productschappen ontvangen per bank gelden van het bedrijfsleven als zekerheidsstelling voor in- en uitvoercertificaten en uitvoerrestituties. Als aan de voorwaarden voor de certificaten en restituties is voldaan dan betalen de productschappen op verzoek van de belanghebbende de bedragen terug.

Reservering bezwaar SFSH

In het kader van de superheffing voor melkproducenten wordt het aan het ELGF verschuldigde bedrag bepaald op basis van de landelijke overschrijding van het melkquotum. De som van de door de individuele heffingplichtige verschuldigde bedragen is in de regel hoger dan de landelijke overschrijding. Regelgeving schrijft voor dat de som van de individuele heffingsopleggingen niet kleiner mag zijn dan het aan het ELGF verschuldigde bedrag. De op deze wijze ontstane extra heffing wordt het «schommelfonds» genoemd. Het «schommelfonds» kan gebruikt worden in die gevallen waarbij als gevolg van een beslissing op bezwaar aan een heffingplichtige eerder opgelegde heffing moet worden gecorrigeerd.

Werkkapitaal ELFPO

In verordening (EG) nr. 1290/2005 (art 25 lid 1) is bepaald dat na vaststelling door de commissie van het programma voor plattelandsontwikkeling (2007 – 2013) een voorfinanciering van 7% zal plaatsvinden van de bijdrage uit het ELFPO voor het betreffende programma. In 2007 heeft de commissie het programma voor plattelandsontwikkeling van Nederland goedgekeurd en de voorfinanciering aan LNV betaald. Bij de afsluiting van het programma zal het werkkapitaal worden verrekend.

Bommenregeling

Dienst Regelingen voert in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken de bommenregeling uit. Voor de uitgaven van deze regeling stelt het Ministerie van Binnenlandse Zaken vooraf gelden beschikbaar aan Dienst Regelingen.

Vooruitbetaling uitvoering ILG

Dienst Landelijk Gebied draagt zorg voor de uitvoering van de ILG. De provincies stellen gelden beschikbaar voor deze uitvoering. Per balansdatum heeft DLG voor twee provincies een bedrag van € 394 844,02 voorgefinancierd en door tien provincies is een bedrag van € 36 890 389,80 vooruitbetaald.

Vooruitbetaling derden diverse projecten

Deze post betreft onder andere door DLG ontvangen bedragen van I&M en RWS voor de sanering van asbestwegen in Oost-Nederland en voor het project Millenwaard.

Balanspost 8 Extra Comptabele Vorderingen

1 696 191 425,40

De extra comptabele vorderingen hebben betrekking op nog te ontvangen middelen, welke voortvloeien uit uitgaven die ten laste van de begroting zijn gebracht en nog met derden zullen worden verrekend, alsmede opgelegde mestheffingen.

Toelichting

De extra comptabele vorderingen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Diverse

107 974 977,80

Vorderingen uit garantiestellingen

24 940 982,97

Mineralenboekhouding Bureau Heffingen

2 234 246,00

Landbouwgronden

928 220 834,71

Leningen

102 562 586,33

Gestelde zekerheden

530 257 797,59

Totaal

1 696 191 425,40

Diverse

Betreft diverse vorderingen onder andere van Dienst Regelingen in het kader van de uitvoering van Europese regelingen en nationale regelingen (slachtpremieregeling, taxatiekosten, superheffingen, mestbeleid, suikerheffingen).

Vorderingen uit garantiestellingen

In 2010 heeft LNV de rechten en verplichtingen van de Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw overgenomen. Het gaat hier om vorderingen op agrarische ondernemingen die overgenomen zijn van kredietinstellingen. Deze vorderingen komen voort uit leningen waarop garantstellingen van LNV van toepassing waren.

Mineralen Boekhouding Bureau Heffingen

Betreft vorderingen in het kader van de uitvoering en inning van de mineralen-, varkens- en overschotheffing.

Landbouwgronden

Het saldo van de landbouwgronden bestaat voornamelijk uit een langlopend renteloos voorschot van LNV aan het Bureau Beheer Landbouwgronden van € 441 mln waarvoor door het Bureau Beheer Landbouwgronden gronden zijn verworven die na doorlevering aan eindbeheerders leiden tot doelrealisatie. Daarnaast is er een bedrag van € 389 mln nog te vorderen uit hoofde van landinrichtingsrente door grondeigenaren te betalen in afgesloten landinrichtingsprojecten, welke in het algemeen in 26 jaar worden geïnd. Voorts heeft Dienst Landelijk Gebied nog € 98 mln te vorderen uit hoofde van nog niet afgesloten landinrichtingsprojecten.

Leningen
 

Bedrag

WUR (Stichting DLO)

80 919 723,09

WUR Praktijkonderzoek

17 938 499,03

WUR IAC/ILRI

3 704 364,21

Totaal

102 562 586,33

Gestelde zekerheden

Dit betreffen zekerheden die bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid worden gevraagd. De uitvoering hiervan vindt plaats bij:

 

Bedrag

Productschappen Vee, Vlees en Eieren

370 621 137,26

Productschap Tuinbouw

17 324 882,47

Dienst Regelingen

142 311 777 86

Totaal

530 257 797,59

Balanspost 9 Extra comptabele schulden

9 353,88

Balanspost 10 Voorschotten

3 476 720 522,80

Onder voorschotten wordt verstaan de vooruit verstrekte gelden, welke op 31 december 2011 nog niet waren verrekend.

Toelichting

(x € 1 000)

Beleidsartikelen

2007 en eerder

2008

2009

2010

2011

Totaal

31 Duurzaam ondernemen

12 895

4 631

13 453

22 654

67 618

121 251

32 Agrarische ruimte

20 595

38 094

65 801

70 565

40 382

235 437

33 Natuur

296 151

314 170

292 041

297 158

504 628

1 704 148

34 Landschap en recreatie

117 040

114 479

44 493

72 166

198 262

546 440

35 Voedselkwaliteit & Diergezondheid

3 472

460

1 145

3 931

15 302

24 310

36 Kennis en innovatie

48 472

46 072

53 199

63 874

304 724

516 341

37 Bodem, water en reconstructie zandgebieden

45 458

48 366

56 702

73 000

78 347

301 873

39 Algemeen

0

0

130

871

25 920

26 921

Totaal

544 083

566 272

526 964

604 219

1 235 183

3 476 721

Verloop van de voorschotten gedurende het dienstjaar 2011

Bedrag

Beginstand 1 januari 2011

2 896 541 829,95

Verstrekte voorschotten

1 308 563 120,04

Eindafgerekende voorschotten

– 728 384 427,19

Eindstand 31 december 2011

3 476 720 522,80

De voorschotten in het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied op de artikelen 32, 33, 34 en 37 worden pas in 2014 of later eindafgerekend. Het totaal van de voorschotten voor de ILG bedraagt per 31 december 2011 € 2 481,2 mln.

Balanspost 11 Garantieverplichtingen

949 966 813,25

De garantieverplichtingen per 31 december 2011 zijn voorwaardelijke financiële verplichtingen aan derden die pas tot uitbetaling als bij de wederpartij zich bepaalde omstandigheden voordoen.

Toelichting

Het overzicht van de garantieverplichtingen per 31 december 2011

Artikel

a) ten behoeve van

Ingangsdatum

looptijd in jaren

Maximaal verleend

Lopende verplichting

 

b) aan

       

31

Garantieverplichtingen

   

814 559 953,60

468 100 532,40

           

33

a)Rente en aflossingen van leningen inzake aankoop van natuurgebieden en landschappen

       
 

b) Alg. Spaarbank voor Nederland

01-04-1992

30

3 630 241,73

2 157 151,83

   

05-06-1992

30

4 537 802,16

2 697 460,13

   

11-07-1997

19

6 096 874,52

2 327 463,58

 

b) Bank Nederlandse Gemeenten

02-06-1997

18

5 912 147,70

1 862 418,34

   

22-10-1998

30

4 991 582,38

3 665 109,23

   

15-03-1999

30

4 084 021,94

3 079 740,43

   

30-06-1999

20

2 362 505,84

1 199 044,09

   

30-01-2001

20

2 834 516,70

1 772 142,16

   

28-02-2001

30

9 075 604,32

7 418 933,20

   

01-10-2001

20

5 230 000,00

3 258 137,48

   

19-11-2001

30

9 075 000,00

7 271 682,63

   

24-12-2002

10

9 100 000,00

9 100 000,00

   

18-09-2003

20

18 513 818,97

10 115 869,48

 

b) ASF Graf.Bedr./Telegraaf/Fortis

15-12-1997

20

2 359 657,12

1 006 583,34

 

b) Ned. Waterschaps Bank

16-09-2002

10

12 942 443,00

8 570 442,99

 

b) Ministerie van Financiën

15-12-2003

10

9 076 000,00

7 666 000,00

   

01-04-2004

10

21 452 780,72

11 822 780,72

   

15-11-2004

10

9 076 000,00

7 766 000,00

   

15-12-2004

10

24 100 000,00

20 570 000,00

   

05-01-2005

10

22 100 000,00

19 370 000,00

   

15-09-2005

10

16 064 658,84

13 545 000,00

   

30-12-2005

10

9 076 000,00

7 906 000,00

   

19-01-2006

10

45 000 000,00

40 190 000,00

   

26-01-2006

10

21 110 000,00

18 850 000,00

   

14-03-2006

10

9 076 000,00

8 176 000,00

   

31-01-2007

10

65 090 000,00

60 150 000,00

   

31-01-2007

10

9 076 000,00

8 386 000,00

   

02-07-2007

10

8 967 515,48

8 335 000,00

   

31-01-2008

10

9 076 000,00

8 566 000,00

   

02-06-2008

10

2 586 310,86

2 322 310,86

   

23-06-2008

10

22 000 000,00

20 880 000,00

   

02-02-2009

10

9 076 000,00

8 746 000,00

   

27-02-2009

10

20 000 000,00

19 250 000,00

   

11-09-2009

10

3 678 465,17

3 307 000,17

   

30-09-2009

10

10 000 000,00

9 607 000,00

   

01-12-2009

10

15 000 000,00

14 404 000,00

   

23-12-2009

26

13 610 000,00

12 600 000,00

   

23-12-2009

26

12 140 000,00

11 290 000,00

   

16-07-2010

10

1 545 796,70

1 485 195,69

   

01-04-2010

10

9 076 000,00

8 896 000,00

   

01-04-2010

10

15 000 000,00

14 700 000,00

   

06-08-2010

10

15 000 000,00

14 700 000,00

   

03-11-2010

10

15 000 000,00

14 660 000,00

 

Subtotaal artikel 33

   

542 799 744,15

463 648 466,35

36

b) Gebouwen en terreinen voor gesubsidieerde scholen Agrarisch onderwijs

   

30 630 241,73

18 217 814,50

 

Totaal generaal

   

1 387 989 939,48

949 966 813,25

Balanspost 12 Openstaande verplichtingen

2 623 057 890,15

De openstaande verplichtingen per 31 december 2011 kunnen vanaf 2012 tot betaling leiden.

Toelichting

(x € 1 000)

Beleidsartikelen

Stand per 01-01-2011

In 2011 aangegaan +

Negatieve bijstelling –/–

Uitgaven –/–

Stand per 31-12-2011

31 Duurzaam ondernemen

224 302

355 905

26 006

322 485

231 716

32 Agrarische ruimte

113 279

24 331

10 719

58 458

68 433

33 Natuur

1 172 315

217 520

4 128

648 416

737 291

34 Landschap en recreatie

442 428

68 986

3 396

236 036

271 982

35 Voedselkwaliteit & Diergezondheid

24 097

107 424

1 435

111 198

18 888

36 Kennis en innovatie

966 129

949 231

14 218

996 498

904 644

37 Bodem, water en reconstructie zandgebieden

267 314

18 514

2 578

96 954

186 296

39 Algemeen

2 390

518 781

230

518 077

2 864

Subtotaal

3 212 254

2 260 692

62 710

2 988 122

2 422 114

Buiten begrotingsverband

204 568

106 282

70 272

39 634

200 944

Totaal generaal

3 416 822

2 366 974

132 982

3 027 756

2 623 058

D. BIJLAGEN

1. Toezichtsrelaties en ZBO’s/RWT’s

           

Financiering (realisatiecijfers X € 1 000)

     
 

Externe organisatie (met wettelijke en/of bestuurlijke taak)

RWT

ZBO

Functie

Begrotings- artikel(en)

Begroting

Premies

Tarieven

Verwijzing( URL-link) naar website RWT/ZBO

Verwijzing (URL-link) naar toezichtsvisies/- arrangementen1

het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

1

Agrarische Opleidingscentra (13)

X

X 2

De AOC’s zijn de kennisinstellingen / opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op MBO/VMBO-niveau.

36

492 275

         

2

Bureau Beheer Landbouwgronden/ Commissie Beheer Landbouwgronden

X

X 3

BBl is belast met de verwerving van onroerend goed voor het realiseren van overheidsdoelen in het landelijk gebied met betrekking tot de thema’s natuur, landbouw, recreatie, landschap, water en milieu

33, 34

4

   

www.dlg.nl

   

3

College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (vh. CTB)

X

X

Het Ctgb oordeelt over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden op basis van Europees geharmoniseerde wet- en regelgeving.

31

2 239

 

5 360*

www.ctgb.nl

 

V *

4

AOC Raad (Bureau Erkenningen)

X

 

Bureau Erkenningen (BE) van de AOC Raad, in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Rgb), aangewezen als instantie voor het verstrekken van vakbekwaamheidsbewijzen gewasbescherming.

 

Geen bijdrage

   

www.erkenningen.nl

   

5

Faunafonds

X

X3

Taken FF: het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schade door dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten; het in daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot de beschermde inheemse diersoorten;

gedeputeerde staten van de provincies van advies dienen over de uitvoering van taken die hen zijn opgedragen krachtens de Flora- en Faunawet;

de minister van advies dienen bij het ontwerp van algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen.

33

20 853

   

www.faunafonds.nl

   

6

Herinrichtingscommissie Oost-Groningen & Drents-Groningse Veenkoloniën 5

 

X3

 

34

Geen bijdrage

         

7

Hogere Agrarische Onderwijsinstellingen

X

X2

De HAS’en zijn de kennisinstellingen / opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op HBO-niveau.

36

79 165

         

8

Kamer voor de Binnenvisserij

 

X6

   

Geen bijdrage

         

9

Raad voor de Plantenrassen

 

X

De Raad voor Plantenrassen geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet op het gebied van toelating van plantenrassen en verlening van intellectuele eigendomsbescherming m.b.t. plantenrassen (kwekersrecht).

39

1 056

   

www.plantenrassen.nl

   

10

Reconstructiecommissie Midden Delfland5

 

X3

 

34

Geen bijdrage7

         

11

Regionale Grondkamers (5)

 

X6

Bevorderen van goede pachtverhoudingen in Nederland, toetsen van de inhoud van pachtovereenkomsten aan de dwingend rechtelijke bepalingen van de Pachtwet, uitvoeren van een prijstoetsing en toetsen van overeenkomsten van korte duur, bepalen van verpachte waarde.

 

Geen bijdrage

         

12

Rendac BV

X

 

Ophalen, verwerken en (laten) vernietigen van dierlijke restmaterialen en kadavers (categorie 1- en 2-materiaal, niet bestemd voor consumptie).

35

Geen bijdrage

 

www.rendac.nl

     

13

Staatsbosbeheer

X

X3

Staatsbosbeheer richt zich op de volgende hoofddoelstellingen:

het instandhouden, herstellen en ontwikkelen van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in de gebieden van Staatsbosbeheer;

het bevorderen van recreatie in zo veel mogelijk gebieden van Staatsbosbeheer;

het leveren van een bijdrage aan de productie van milieuvriendelijke en vernieuwbare grondstoffen zoals hout.

33, 34

89 392

   

www.staatsbosbeheer.nl/

 

V *

14

Stichting Bloembollenkeuringsdienst

X

X

Stichting BKD geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, het Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen, de Plantenziektenwet en aan Europese wetgeving m.b.t. bloembollen.

 

Geen bijdrage

 

7 273

www.bloembollenkeuringsdienst.nl

 

V *

15

Stichting Borgstellingsfonds Landbouw 8

 

X

   

Geen bijdrage

         

16

Stichting Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden Zuivel

X

X

Controle en inspectie, erkenningen, keuringen van zuivelproducten en het uitreiken van merken, tekenen van bewijsstukken op basis van de Landbouwkwaliteitswet.

35

Geen bijdrage

 

6 540*

www.cokz.nl

 

V *

17

Stichting Controlebureau Pluimvee, Eieren en Eiproducten

X

X

Controle op grond van het Landbouwkwaliteitsbesluit (LKB) Eieren en het LKB Eiproducten van de naleving van de wettelijke regels voor eieren vastgelegd in onder andere het Legkippenbesluit en de EU-verordening voor de handelsnormen voor eieren.

 

Geen bijdrage

 

1 170*

www.cpe.nl

 

V *

18

Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek

X

 

In het algemeen belang bijdragen aan strategisch en toepassingsgericht onderzoek op het gebied van productie, verwerking, afzet en handel van agrarische producten, van de visserij, van het natuur- en milieubeheer, van de openluchtrecreatie en van het beheer en de inrichting van het landelijk gebied.

36

     

http://www.wur.nl

   

19

Stichting Fonds MKZ-AI

 

X

   

Geen bijdrage

         

20

Stichting Kwaliteitscontrole Alternatieve Landbouwproductiemethoden

X

X

Stichting Skal geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet m.b.t. biologische productiemethoden.

 

Geen bijdrage

 

2 943

www.skal.nl

 

V *

21

Stichting Kwaliteitscontrolebureau Groente en Fruit

X

X

Stichting KCB geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, de Plantenziektenwet en de Landbouwkwaliteitsregeling Controle Groenten en Fruit voor import en export.

31

Geen bijdrage

 

10 585*

www.kcb.nl

 

V *

22

Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw

X

X

Stichting NAK-tuinbouw geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, de Zaaizaad- en Plantgoedwet en de Plantenziektenwet m.b.t. tuinbouwteeltmateriaal in de sectoren bloemisterij-, fruit- en groentegewassen.

 

Geen bijdrage

 

15 500

www.naktuinbouw.nl

 

V *

23

Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen)

X

X

Stichting NAK geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, de Zaaizaad- en Plantgoedwet en de Plantenziektenwet m.b.t. zaaizaad en pootgoed in de sector landbouwgewassen.

 

Geen bijdrage

 

17 994*

http://www.nak.nl

 

V *

24

Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds Landbouw

 

X

Het doel is de bevordering van de ontwikkeling en sanering van de landbouw. (art. 2 statuten). Door te bevorderen dat maatregelen worden genomen en voorzieningen worden getroffen, die kunnen leiden tot een verbetering van de structuur van de landbouw.

 

Geen bijdrage

         

25

Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds Visserij8

 

X

   

Geen bijdrage

         

26

Wageningen Universiteit

X

X2

Wageningen Universiteit is de belangrijkste Europese Universiteit op het gebied van de Life Sciences. Onderzoekers en studenten van Wageningen Universiteit richten zich op onderwerpen op het terrein van de voeding, gezondheid, natuur en leefomgeving.

 

165 340

   

http://www.wur.nl/

   

27

Centraal Bureau voor de Statistiek

X

X

Het verzamelen, bewerken en publiceren van statistieken ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap. Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. De wettelijke grondslag voor het CBS is de «Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek».

9

191 676

   

www.cbs.nl

 

V

28

Centrale Commissie voor de Statistiek

 

X

Het, als onafhankelijke commissie, bewaken van de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, relevantie, kwaliteit en continuïteit van het statistische programma van het CBS. De CCS houdt toezicht m.b.t. het CBS op de aanname van werk-voor-derden in verband met concurrentievervalsing, op de hoeveelheid administratieve lasten voor ondernemingen en instellingen bij de verwerving van gegevens en op het beschikbaar stellen van verzamelingen van gegevens (microbestanden) ten behoeve van statistisch of wetenschappelijk onderzoek door het CBS.

 

Geen bijdrage

         

29

Kamers van Koophandel en fabrieken

 

X

Het bevorderen van de economische belangen van handel, industrie, ambacht en dienstverlening. Taken volgens de Wet op de Kamers van Koophandel en de Handelsregisterwet: voeren van het Handelsregister, het loket voor ondernemers, voorlichting en het stimuleren van de regionale ontwikkeling.

 

Geen bijdrage

 

157 428*

www.kvk.nl

 

V *

30

Stichting COVA

X

 

Er voor zorgen dat Nederland te allen tijde een minimum voorraad aardolieproducten heeft, om in tijden van crises te kunnen voldoen aan de aardolievraag.

4

89 292

   

www.cova.nl

   

31

VSL

X

 

Het onderhouden en verwezenlijken van nationale meetstandaarden zoals vastgelegd in de Metrologiewet. Op grond van artikel 3 van deze wet is VSL door de minister van EZ hiervoor aangewezen.

1

14 923 9

   

www.vsl.nl www.hollandmetrology.nl

 

V *

32

Verispect

X

X

Het uitoefenen van het toezicht op de naleving van de Metrologiewet. Op grond van artikel 27 van deze wet is Verispect door de Minister van EZ hiervoor aangewezen. Daarnaast de uitvoering van het toezicht op de Waarborgwet zoals vastgelegd in de Waarborgwet.

1

Zie VSL

   

www.verispect.nl

 

V

33

Aangewezen instanties als bedoeld in art. 12 Metrologiewet.

 

X3

Het optreden als onafhankelijke toetsende instantie bij overeenstemmingbeoordelingen van meetinstrumenten. De werkzaamheden die zij verrichten kunnen per overeenstemmingbeoordeling verschillen maar omvat o.a. het beoordelen van kwaliteitssystemen, het afgeven van certificaten van typeonderzoek of ontwerponderzoek en het keuren van meetinstrumenten.

 

Geen bijdrage

         

34

WaarborgHolland

X

X

Het keuren van alle gouden, zilveren en platina voorwerpen boven een bepaalde gewichtsdrempel en alvorens zij op de Nederlandse markt worden gebracht, te voorzien van één of meerdere stempelmerken (het waarborgen). Deze taak is vastgelegd in de Waarborgwet 1986. De stempelmerken worden alleen aangebracht nadat het juiste gehalte aan edelmetaal door onderzoek is vastgesteld.

 

Geen bijdrage

 

10

www.waarborgholland.nl

   

35

Edelmetaal Waarborg Nederland

X

X

Zie functiebeschrijving Waarborg Holland.

 

Geen bijdrage

 

10

www.ewnederland.nl

   

36

Raad voor de Accreditatie

X

X

Verifiëren dat instellingen die actief zijn op het gebied van laboratoriumtesten, inspecteren, kalibreren en certificeren aan accreditatienormen voldoen. De taken van de Raad voor Accreditatie zijn vastgelegd in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie.

1

169

 

10 689

www.rva.nl

 

V

37

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

X

X

Het zorgen voor concurrentie en vertrouwen in de communicatiesector in het belang van de consument.

De taken van OPTA volgens de Telecommunicatiewet en de Postwet: 1) concurrentiebevordering door het uitvoeren van marktanalyses, het stimuleren van investeringen en innovaties en het garanderen van de bereikbaarheid van diensten en de communicatiemogelijkheden van eindgebruikers onderling; 2) consumentenbescherming door bijv. bewaking van privacy en het vergroten van internetveiligheid; 3) waarborgen van de benodigde randvoorwaarden op de communicatiemarkten, zoals het beheer van nummerplannen en de registratie van marktpartijen.

10

1 925

 

15 492

www.opta.nl

 

V

38

Raad van Bestuur Nederlandse Mededingingsautoriteit (met ingang van 1 juni 2005) 11

 

X

De uitvoering van de Mededingingswet: toezien op een eerlijke concurrentie in alle sectoren van de Nederlandse economie, handhaving van het verbod op kartels of misbruik van een economische machtspositie en toetsing van fusies en overnames. Daarnaast de uitvoering van het toezicht op de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en sectorspecifiek (mededingings)toezicht op de spoorsector en overig openbaar vervoer als tram-, metro- en busvervoer.

1

970

   

www.nma.nl

 

V

39

Keuringsinstanties als bedoeld in artikel 10.3 Telecommunicatiewet 12

 

X3

Het afgeven van rapporten, certificaten of EG-typeverklaringen voor radiozendapparaten en randapparaten.

 

Geen bijdrage

         

40

Examinerende instanties als bedoeld in artikel 19 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008

X

 

Het afnemen van examens ter verkrijging van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte.

 

Geen bijdrage

         
X Noot
1

Het Ministerie van EL&I heeft geen openbare URL-links naar toezichtsvisies en/of -arrangementen. Op dit moment wordt gewerkt aan een toezichtsvisie voor het nieuwe Ministerie van EL&I.

X Noot
2

De onderwijsinstellingen zijn partieel ZBO, namelijk voor het deel waarin zij examens afnemen en beoordelen.

X Noot
3

Valt niet onder de Kaderwet ZBO. Voor de aanlevering van bijvoorbeeld de jaarrekening gelden andere regels.

X Noot
4

Bijdrage in opgenomen in het Investeringsbudget Landelijk Gebied en loopt daarom via de provincies.

X Noot
5

Opheffing voorgenomen.

X Noot
6

In voorbereiding om onder de werking van de Kaderwet zbo te brengen.

X Noot
7

In de bijlage bij de begroting 2011 is hier abusievelijk een bedrag opgenomen. Moet zijn «geen bijdrage».

X Noot
8

Opgeheven.

X Noot
9

Dit bedrag is niet alleen bedoeld voor dit instituut maar omvat ook de bijdrage aan Verispect en de verplichte bijdrage aan de internationale organisaties BIPM, OIML en Welmec.

X Noot
10

Omdat de waarborginstellingen kleine privaatrechtelijke zbo’s zijn, hun werkzaamheden een sterk technisch karakter hebben en hun jaarverslagen dus ook, worden deze jaarverslagen niet naar de Tweede en Eerste kamer gezonden. de verslagen worden wel toegezonden aan de minister.

X Noot
11

Het toezicht op het ZBO-deel van de NMa vindt plaats aan de hand van wettelijke kaders (ZBO wet NMA). De uitvoeringsorganisatie van de NMa is onderdeel van EL&I en het toezicht hierop vindt plaats via de reguliere managementcontrol-systematiek van EL&I.

X Noot
12

Het gaat hierbij om het volgende cluster aan ZBO’s: Dare!! Consultancy, Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium, Philips Consumer Electronics BV, Thales Nederland BV, TNO Electronic Products and Services BV en TNO Fysisch en Elektronisch Laboratorium.

2. EU-bijlage

1. Inleiding

Deze EU-bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de beleidsterreinen van EL&I. Deze bevat een samenhangend overzicht van deze geldstromen en de cofinanciering met EL&I-middelen en middelen van andere overheden en private partijen. De betreffende EU-middelen zijn gestoeld op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en het EU-Structuurbeleid.

Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De eerste pijler bestaat voor een klein deel nog uit het klassieke markt- en prijsbeleid en voor het grootste deel uit de zogenaamde (merendeels ontkoppelde) inkomenssteun. De tweede pijler is het plattelandsbeleid. Het markt- en prijsbeleid richt zich op het stabiliseren van de landbouwprijzen en -inkomens. Hiervoor worden instrumenten ingezet als exportrestituties en interventiemaatregelen. Dit klassieke markt- en prijsbeleid is de laatste jaren stap voor stap afgebouwd en inmiddels grotendeels vervangen door een generiek systeem, de van de productie ontkoppelde directe inkomenssteun, die is verbonden aan maatschappelijke prestaties op het gebied van milieu, natuur, voedselveiligheid en dierenwelzijn. Het plattelandsbeleid richt zich op versterking van de concurrentiekracht van de landbouw, op diversificatie van de plattelandseconomie en op het zorgdragen voor natuur- en landschapsbeheer.

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld onder andere ten aanzien van minimummaaswijdten, minimum maten, gesloten tijden en gebieden en beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van stabiliteit van de vismarkt. Het EU-structuurbeleid is tot slot gericht op versterking van de sociale en economische cohesie tussen de regio’s in de EU. Naast het plattelandsbeleid uit de 2e pijler van het GLB, zijn ook vanuit dit beleid maatregelen gericht op de ontwikkeling van het platteland aan de orde.

2. Europese middelen: uitgaven en ontvangsten

Aan de genoemde elementen van het Europese beleid op het terrein van EL&I zijn geldstromen naar de lidstaten verbonden. Vanaf oktober 2006 bestaan er twee fondsen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, te weten het Europese Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europese Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). De geldstromen uit de eerste pijler worden volledig Europees gefinancierd. Bij de plattelandsmaatregelen uit de 2e pijler dient er sprake te zijn van nationale cofinanciering door de overheid.

Het GVB bestaat voornamelijk uit gezamenlijke afspraken en regelgeving op communautair niveau. De gezamenlijke afspraken en regelgeving uit het GVB worden vanuit Brussel ondersteund door subsidies verbonden aan het Europees Visserij Fonds (EVF).

Voor de uitvoering van het Europees structuurbeleid zijn meerjarige afspraken over doelstellingen gemaakt (Doelstelling 2, D2). De afspraken verbonden aan Doelstelling 2 worden deels medegefinancierd vanuit het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO).

In tabel 1 is een overzicht van de ontvangen programmagelden vanuit de EU opgenomen. De uitgaven uit hoofde van het markt- en prijsbeleid en de inkomenssteun geschieden buiten begrotingsverband en komen via officieel erkende betaalorganen in Nederland (DR en DLG) rechtstreeks vanuit de EU bij de belanghebbende terecht. Deze uitgaven worden door de betaalorganen (buiten de EL&I-begroting) verantwoord richting de Europese Commissie. Uitgaven en ontvangsten voor plattelandsbeleid die behoren tot het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) worden voor wat betreft de uitgaven door EL&I wel op de EL&I-begroting verantwoord.

Tabel 1 Programma-uitgaven voor het jaar 2011 (x € 1 mln)
 

Begroting 2011

Realisatie 2011

Financieringsbron Beleid

EU1

EL&I

Overig2

EU 1

EL&I

Overig2

GLB

           

Inkomens- en productiesteun/markt – en prijsbeleid

1 000,0

n.v.t.

n.v.t.

877,0

n.v.t.

n.v.t.

Waarvan Artikel 68

(22,0)

2,7

n.v.t.

13,6

1,9

n.v.t

             

Plattelandsontwikkelingsprogramma POP-2 2007–2013

           

Verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector (as 1)

33,3

9,9

14,9

13,7

8,3

4,9

Verbetering van het Milieu en het platteland (as 2)

27,9

0,6

23,5

16,6

3,9

12,8

De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie (as 3)

22,0

0

21,0

25,0

0

25,0

Uitvoering leader-aanpak (as 4)

6,8

0

6,8

10,7

0

10,7

Kosten technische bijstand

0,4

0,2

0,2

0,5

0,2

0,2

Totaal

1 090,4

13,4

66,4

957,1

14,3

53,6

waarvan POP-NU (Nieuwe uitdagingen)

19,8

4,2

2,3

0,8

0,3

0,0

X Noot
1

De EU-bijdragen worden buiten begrotingsverband geraamd en verantwoord. De EU-ontvangsten betreffen de bij de EC gedeclareerde uitgaven over de periode 16 oktober 2010 t/m 15 oktober 2011.

X Noot
2

De post «Overig» betreft de nationale cofinanciering door andere overheden dan het Rijk (provincies, gemeenten, waterschappen etc.)

Toelichting

Inkomenssteun- en productiesteun

De bij de EU gedeclareerde uitgaven over de periode 16 oktober 2010 tot en met 15 oktober 2011 bedraagt € 947 mln. Hiervan heeft € 817 mln betrekking op uitbetalingen voor rechtstreekse steun aan agrariërs in de vorm van de Bedrijfstoeslagregeling (BTR) en heeft een bedrag van € 130 mln betrekking op exportrestituties en steunmaatregelen van landbouwproducten. In dezelfde periode heeft Nederland € 70 mln afgedragen aan het Landbouwgarantiefonds. Dit betreffen zogenaamde bestemmingsontvangsten (financiële correcties in het kader van de goedkeuring van de rekeningen, terugvorderingen in verband met onregelmatigheden en superheffing).

POP

Ter uitvoering van de maatregelen uit de Verordening worden rijksregelingen en provinciale programma’s ingezet. POP2 is op 20 juli 2007 door de Europese Commissie goedgekeurd en in 2009 op basis van het Health Check besluit en het economisch herstelplan aangepast. De uitgaven kunnen middels de N+2-regeling worden ingelopen. Tot en met 2011 is er € 235 mln bij de EU gedeclareerd. De tot en met 2011 gerealiseerde bijdrage van de EU blijft op enkele onderdelen achter bij de raming. De oorzaak ligt hierbij vooral bij as 1 Verbetering concurrentiekracht (achterblijvende uitgaven voor verduurzaming en verbetering infrastructuur circa € 20 mln) en bij as 3 Leefkwaliteit platteland (€ 9 mln).

Douane-rechten op landbouwproducten en productieheffingen

Tegenover de Europese subsidie-uitgaven staan ook afdrachten aan de EU. De voor EL&I relevante afdrachten zijn de zogenaamde douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen. Deze douanerechten en productieheffingen zijn een deel van de totale afdrachten van Nederland aan de Europese Unie. Verantwoording over de EU-afdrachten vindt plaats via het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Tabel 2 Ontvangsten in 2011 uit hoofde van heffingen en douanerechten op landbouwproducten (in € mln)
 

Begroting

Realisatie

Douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen

303

258

Toelichting

Deze ontvangsten worden verantwoord op artikel 39 van de EL&I-begroting. De lagere ontvangsten zijn het gevolg van de economische crisis waardoor de invoer van landbouwproducten is afgenomen.

3. De eerste pijler van het GLB (markt- en prijsbeleid, inkomenssteun)

Het markt- en prijsbeleid richt zich op de stabilisatie van landbouwprijzen en -inkomens. Sinds 1992 is regelmatig sprake van hervormingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. In hoofdlijnen kan worden gesteld dat de klassieke instrumenten als exportrestituties, productiesteun en interventie getransformeerd worden naar vormen van inkomenssteun. In 2006 heeft de ontkoppeling van de productie plaatsgevonden. Een groot aantal steunregelingen (zoals akkerbouw, dierlijke regelingen met uitzondering van de slachtpremies) zijn daarbij opgenomen in de bedrijfstoeslagregeling.

In november 2008 heeft de EU in het kader van de Health Check het landbouwbeleid opnieuw aangepast. Op voorstel van de Commissie is de EU verder gegaan op de weg die was ingeslagen in de Mid Term Review van 2003 met het doel het GLB verder te moderniseren en bij te sturen zodat de EU-landbouw beter in kan spelen op de groeiende vraag naar landbouwproducten. Het markt- en prijsbeleid wordt verder afgeslankt.

Artikel 68

Met het Health Check-akkoord is een zogenaamd artikel 68 geïntroduceerd waarmee een deel van de nationale enveloppe voor inkomenssteun kan worden herbestemd voor het stimuleren van bijvoorbeeld milieuvriendelijke landbouw, kwaliteitslandbouw en risicoverzekeringen. Van belang is daarbij dat gebruik van artikel 68 betekent dat de betreffende middelen behouden blijven in de eerste pijler. Afgesproken is dat het vanaf 2010 mogelijk wordt om artikel 68 toe te passen. Verschillende doelen, waaronder dierenwelzijnmaatregelen, kunnen met het nu gecreëerde artikel 68 worden gediend.

In 2011 hebben € 13,6 mln uitgaven plaatsgevonden in het kader van artikel 68. De wettelijke termijn voor uitbetaling is 30 juni 2011. Deze maatregelen worden in 2012 en 2013 voortgezet, aangevuld met maatregelen om diervriendelijke productiemethoden verder te stimuleren en maatregelen om precisielandbouw te bevorderen.

Zuivel

In 2011 zijn voor de zuivel in hoofdlijnen onderstaande aanpassingen doorgevoerd :

De interventiemechanismen voor boter en magere melkpoeder.

In de huidige regeling kan tegen vaste prijzen en voor een vastgestelde periode (1 maart tot en met 31 augustus) magere melkpoeder en boter ter interventie worden aangeboden tot max. 109 000 respectievelijk 30 000 ton (maxima voor de hele EU samen). Dit systeem kan (nadat voornoemde maximum hoeveelheden zijn aangeboden) aangevuld worden met interventie via een inschrijvingsprocedure waarbij het maximumprijsniveau niet het huidige interventieprijsiveau mag overschrijden.

In 2011 werd geen boter en geen magere melkpoeder uit de markt genomen. Er werd van de beschikbare voorraad melkpoeder bijna 14 000 ton verkocht. Aan het eind van het kalenderjaar was er nog ruim 3 500 ton in voorraad. Deze hoeveelheid is gereserveerdvoor toepassing van uitvoeringsverordening(EG)Nr.562/2011(financiële jaar 2012). Dit betreft de «minstbedeeldenregeling». Het melkpoeder zal worden overgedragen aan Italië (2750 ton), Slovenië (288 ton) en Finland (489 ton)

Particuliere opslagregeling voor boter

Particuliere opslag van boter is een regeling waarbij door natuurlijke of rechtspersonen met Dienst Regelingen contracten kunnen worden afgesloten om boter tijdelijk uit de markt te nemen en voor eigen rekening en risico op te slaan in vrieshuizen. De contractant ontvangt voor de opslag van Dienst Regelingen een vergoeding. Deze vergoeding bestaat uit een vast bedrag voor de inslag en uitslag én een bedrag per dag van opslag voor de opslagkosten (inclusief de rentekosten). De regeling kent een inslag- en uitslagperiode. Boter kan contractueel worden ingeslagen van 1 maart 2011 tot en met 15 augustus 2011. De uitslag kan plaatsvinden vanaf 16 augustus 2011 tot en met 29 februari 2012. In kalenderjaar 2011 werd bijna 30 000 ton boter ingeslagen en ruim 27 000 ton uitgeslagen. Van deze hoeveelheid heeft ruim 5 500 ton betrekking op boter die in 2010 (PO-regeling 2010/2011) werd ingeslagen. Aan het eind van het kalenderjaar was ruim 8 000 ton boter in de particuliere opslag aanwezig.

Afzetsteun voor melkeiwit

De steunmaatregel voor melkeiwit is door de goede marktsituatie in 2011 niet toegepast. De Europese Commissie heeft aangekondigd deze regeling per 2014 te willen beëindigen.

Melkquotering

Het besluit om de melkquotering te laten eindigen op 1 april 2015 is niet ter discussie gesteld. Wel heeft een aantal lidstaten informeel laten weten ook na 2015 een vorm van quotering te willen handhaven.

Door de quota jaarlijks uit te breiden wordt een zachte landing van het systeem bewerkstelligd. In het quotum jaar 2011/2012 is het melkquotum in Nederland met 1% verhoogd (116960 ton). Het totale quotum voor Nederland bedraagt daarmee 11 813 050 ton

4. De tweede pijler van het GLB (plattelandsbeleid)

Het Plattelandontwikkelingsprogramma (afgekort POP) is een Europees subsidieprogramma dat gericht is op de ontwikkeling van het platteland in brede zin. In de uitvoering ervan is sprake van EU- en nationale cofinanciering. Het POP 2007–2013 (ook wel POP2) volgt op de eerste periode 2000–2006.

Programmadocument POP2

Nederland heeft voor de programmeringperiode 2007–2013 een landsdekkend POP opgesteld, zonder opdeling in regionale of provinciale programma’s. Dit programma is in juni 2007 goedgekeurd door de Europese Unie. De uitvoering van dit programma loopt in grote lijnen via twee sporen: een sectoraal spoor (via het ondernemersprogramma van EL&I) en een gebiedsgericht programma (deels via het Investeringsbudget Landelijk Gebied).

In het EU-plattelandsbeleid is sprake van vier hoofddoelen, «assen» genoemd, waarbinnen Europa een aantal maatregelen voorstelt. Elke lidstaat maakt een programma waarin de vier assen terugkomen:

As 1. Verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector.

As 2. Verbetering van het milieu en het platteland.

As 3. De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie.

As 4: Invoeren van de Leader-aanpak

Het aan de Health Check besluiten aangepaste Nederlandse Plattelandsontwikkelings Programma is eind 2009 goedgekeurd, waardoor de komende jaren aanvullend circa € 150 mln beschikbaar komt voor ondersteuning van maatschappelijke waarden op het gebied van natuur-, milieu-, gebied- en waterkwaliteit, innovatie en duurzame energie. De uitvoering van de maatregelen zal voor een belangrijk deel door de provincies ter hand worden genomen, inclusief de nationale cofinanciering.

Financiële verordening (EG) nr. 1290/2005

Bij de (inhoudelijke) verordening hoort de verordening met betrekking tot financiering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid die op 21 juni 2005 door de Europese Commissie is vastgesteld. In de financiële verordening is onder meer bepaald dat voor POP het N+2 regime gaat gelden. De financiële verordening bevat daarnaast (gedetailleerde) bepalingen met betrekking tot toezicht, evaluatie, beheer en controle. Nederland ontvangt voor het POP in de periode 2007–2013 ruim € 593 mln EU financiering (incl. Health Check middelen). Voor een groot deel van deze gelden mag de EU financiering maximaal 50% bedragen. Derhalve dient Nederland de Europese gelden altijd op te hogen met een minstens even grote bijdrage. In het programmadocument is hierin voorzien. Tegelijk met de Health Check voorstellen is het oorspronkelijk budget met € 9 mln opgehoogd waarvoor de nationale financiering van 50% ook van toepassing is.

Met het health-check akkoord zijn extra modulatiegelden (€ 97 mln) toegevoegd aan het POP-2 plafond. Afgesproken is dat de lidstaat hier zorg draagt voor 25% co-financiering en dat het EU-aandeel 75% bedraagt.

5. Europees Visserij Fonds

De Europese Commissie heeft, in het kader van het Europees Visserij Fonds (EVF), een communautaire bijdrage van € 48,6 mln toegekend aan Nederland voor de periode 2007–2013. Daarnaast levert Nederland een nationale bijdrage van € 72,1 mln. Onderstaande tabel bevat een overzicht van de uitgaven in 2011.

Tabel 3 Europees Visserij Fonds (EVF) (x € 1 mln)
 

Begroting 2011

Realisatie 2011

 

EU1

EL&I2

Overig3

EU

EL&I

Overig

Europees Visserij Fonds (EVF)

5,2

6,1

1,0

3,87

6,47

1,8

             

Duurzame visserijmethodes (As 1 EVF)

0,2

0,4

0,02

0,02

 

Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet (As 2 EVF)

1,4

1,6

0,8

1,0

 

Innovatieve proefprojecten (As 3 EVF)

2,2

3,7

1,1

5,3

 

Gebiedsgerichte activiteiten (As 4 EVF)

1,0

 

1,0

1,8

 

1,8

Technische bijstand (As 5 EVF)

0,4

0,4

 

0,15

0,15

 
X Noot
1

De communautaire bijdrage van de EU wordt geboekt op een artikel buiten begrotingsverband.

X Noot
2

De nationale bijdrage voor het EVF wordt verantwoord op begrotingsartikel U31.14 «Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren».

X Noot
3

Betreft bijdragen van de provincies.

Toelichting

De realisatie van As 2 is lager als gevolg van minder gerealiseerde kasuitgaven van in voorgaande jaren aangegane verplichtingen.

Voor As 3 is de realisatie nationaal hoger door de verstrekte nationale voorschotten.

As 4 betreft projecten die door de provincies worden voorgedragen. Hier is meer uitbetaald omdat er meer projecten zijn afgerond waarvan de verplichting in voorgaande jaren zijn aangegaan.

3. Overzicht niet-financiële informatie over inschakeling van externe adviseurs en tijdelijke personeel (externe inhuur)

Uitgaven (in € x 1 000)
 

totaal EL&I 

apparaat en programmakosten

 

1. Interim-management

1 950

2. Organisatie- en Formatieadvies

2 237

3. Beleidsadvies

5 756

4. Communicatieadvisering

701

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

10 644

5. Juridisch Advies

1 644

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

15 633

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

9 007

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

26 284

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

86 655

ondersteuning bedrijfsvoering (som 8)

86 655

Totaal uitgaven inhuur externen (som 1 t/m 8)

123 583

Noten:

  • De kosten voor inhuur uit hoofde van de flexibele schil bij de baten-lastendiensten, zijn opgenomen onder 8 (uitzendkrachten). De flexibele schil bij deze diensten is onderdeel van de aanpak ten behoeve van adequate en flexibele uitvoering van opdrachten EL&I en andere ministeries/overheden.

  • Het komt incidenteel voor dat de programma-uitgaven uitgaven bevatten die conform RBV definitie als externe inhuur moeten worden gekwalificeerd maar niet als zodanig zijn geadministreerd.

Toelichting op het inhuurpercentage 2011

De uitgaven aan externe inhuur van EL&I in 2011 zijn ten opzichte van 2010 met € 32 mln afgenomen tot € 123,6 mln. Het inhuurpercentage 119 van EL&I in 2011 is daarmee uitgekomen op 14,0%. Abstraherend van de inhuuruitgaven uit hoofde van de flexibele schil bij Agentschap NL (AgNL) en Dienst Regelingen (DR), is het inhuurpercentage in 2011 uitgekomen op 8,7% en is daarmee onder de rijksbrede norm van 10% gebleven (motie Roemer).

De flexibele schil betreft het gebruik van in tijd, samenstelling en omvang wisselende inzet van externe inhuur waarvan AgNL en DR gebruik maken om het aantal medewerkers en de benodigde kennis en expertise snel en flexibel aan te passen aan veranderingen in de omvang en samenstelling van het opdrachtenpakket.

Per brief van 22 november 2010 (TK, 2010–2011, 32 504, nr. 6) heb ik de Tweede Kamer reeds toegelicht waarom de flexibele schil nodig is en dat het, gegeven de gemaximeerde omvang van de ambtelijke bezetting van AgNL en DR en de bestaande opdrachtenportefeuille niet mogelijk is om voor de flexibele schil van inhuur aan de inhuurnorm te voldoen. Zo kan zonder de flexibele schil bij AgNL een deel van de beleidsinstrumenten van EL&I en andere opdrachtgevers niet meer uitgevoerd worden. Tevens kan zonder de flexibele schil DR de piekwerkzaamheden niet langer meer opvangen en zal dit bij de frontoffice kunnen leiden tot langere wachttijden. De afhandeling van beschikkingen zal dan onder druk komen te staan, waardoor burgers langer moeten wachten op afdoening van de voor hun geldende beschikkingen. Overigens zal het invullen van de subsidie- en apparaatstaaktellingen uit het Regeerakkoord die bij AgNL en DR zijn belegd, zich vertalen in een verdere reductie van de flexibele schil.

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten mantelcontracten

In onderstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2011 door het ministerie buiten de mantelcontracten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumtarief van € 225 (exclusief BTW).

Inhuur externen buiten mantelcontracten

2011

Aantal overschrijdingen maximumtarief

1

Toelichting: Het betreft 64 uur bemiddeling, ad. € 19.220,– in problematiek elektriciteitsvoorziening te Bonaire.

 

4. Lijst van afkortingen

ABA

Aanvullend Beleids Akkoord

ACM

Autoriteit Consument en Markt

AD

Audit Dienst

AgNL

Agentschap Nederland

AI

Aviaire influenza

AOC

Agrarisch Opleidingscentrum

AR

Algemene Rekenkamer

ASF

African Swine Fever

BBP

Bruto Binnenlands Product

BES

Bilaterale Economische Samenwerking

BIRK

Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit

BIZ

Bedrijfsinvesteringszones

BMKB

Besluit Borgstellingskrediet Midden- en Kleinbedrijf

BOL

Beroepsopleidende leerweg

BRIC-landen

Brazilië, Rusland, India en China

BSE

Bovine Spongiform Encephalopathy

BSRI

Besluit subsidies regionale inversteringsprojecten

BVP

Bedrijfsvoeringsparagraaf

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CA

Consumentenautoriteit

CAET

CapaciteitsAnalyse Elektriciteit en Telecom

CBB

College van Beroep voor het bedrijfsleven

CBS

Centraal Bureau Statistiek

CCS

Carbon Capture Storage

CE

Certificeerbare eenheid

CEC

Centrale Economische Commissie

CEPT

Conférence européenne des administrations des postes et télécommunications

CIF

CoInvesteringsFaciliteit

CITO

Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling

CPB

Centraal Plan Bureau

CPC

Centrale Plancommissie

CSA

Cluster Strategische Acquisitie

CVO

Civiele Vliegtuig Ontwikkelings-programma

DGF

Diergezondheidsfonds

DICTU

Dienst ICT Uitvoering

DIS

Defensie Industrie Strategie

DLG

Dienst Landelijk Gebied

DLO

Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek

DR

Dienst Regelingen

DTB

Dutch Trade Board

DTE

Dienst Toezichtenergie

EC

Europese Commissie

ECN

Bijdrage aan Energieonderzoek Centrum Nederland

EFRO

Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling

EHS

Ecologische Hoofd Structuur

EIM

Economisch Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf

EL&I

Ministerie Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

ELFPO

Europees Landbouwfonds voor de Plattelands Ontwikkeling

ELGF

Europees Landbouwgarantiefonds

EOS

Energie Onderzoek Subsidies regeling

EP

Europees Parlement

EPAn

Eenheid Planning en Advies nucleair

EPO

European Patent Organisation

ESA

European Space Agency

ETS

Emission Trading System

EU

Europese Unie

EVD

Economische Voorlichtingdienst

EVF

Europese Visserij Fonds

EZ

Ministerie van Economische Zaken

FES

Fonds Economische Structuurversterking

FIOV

Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de Visserij

FTA

Free Trade Agreement

G2G

Government2Government

GCI

Global Competitiveness Index

GLB

Gemeenschappelijk Landbouw Beleid

GMO

Gemeenschappelijke Marktordeningsregeling

GO

Garantie Ondernemingsfinanciering

GPA

Government Procurement Agreement

GTI

Grote Technologische Instituten

HBO

Hoger Beroeps Onderwijs

HHI

Herfindahl Hirschman Index

HTSM

HighTech Systems & Materials

I&M

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IBO

Investeringsbeschermingsovereenkomsten

ICES

International Council for the Exploration of the Sea

ICT

Informatie Communicatie Technologie

ILG

Investeringsbudget Landelijk Gebied

IMVO

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

IPC

Innovatie Prestatie Contracten

IPO

Interprovinciaal Overleg

ISP

Internet Service Providers

ITU

International Telecommunication Union

KP7

7e kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling

KVP

Klassieke Varkens Pest

LEI

Landbouw Economisch Instituut

LNV

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

LWOO

Leerweg Ondersteunend Onderwijs

M2M

Machine-to-Machine

MBO

Middelbaar beroepsonderwijs

MEI

Marktintroductie Energie Innovaties

MEP

Subsidieregeling Milieukwaliteit elektrischeteitsproductie

MER

Milieueffectrapportage

MIA

Milieu- Investeringsaftrek

MJA

Meerjaren afspraken

MJP

Meerjaren Plan

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MVO

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

NABSO

Netherlands Agriculture Business Support Office

NBSO

Netherlands Business Support Offices

NBTC

Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen

NCP

Nationaal Contact Punt

NeCen

Nederlands Centrum voor Elektronen Nanoscopie

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NFP

Nationaal Frequentieplan

NFP

Nationaal Frequentieplan

NIVR

Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart

NLR

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratoruim

NMa

Nederlandse Mededingenautoriteit

NME

Natuur- en milieueducatie

NMI

Nationale Milieu-Indicator

NPO

Nederlandse Publieke Omroep

NURG

Nadere Uitwerking Rivierengebied

NV

Nationale verklaring

NVAO

Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie

NVWA

Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit

OBN

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

OD

Operationele Doelstelling

OECD

Organisation for Economic Co-operation and Development

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OIE

Office Internationale des Epizoöties

OPTA

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

P4G

Package4Growth

PAS

Programmatische Aanpak Stikstof

PASO

Plan van Aanpak Schiphol en Omgeving

PIANOo

Professioneel en Innovatief Aanbesteden Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers

PIB

Partners for International Business

POP

Plattelands Ontwikkelings Programma

PPS

Publiek-private samenwerking

PRIMA

Programma Implementatie ICT-agenda

PSTVD

Potato spindle tuber viroid (aardappelspindelknolviroïde)

PUM

Programma Uitzending managers

R&D

Research and Development

R&TTE

Radio en Telecommunications Terminal Equipment Richtlijn

RCR

Rijkscoördinatie Regeling

RDA

R&D-stimuleringsregeling Research & Development Afrek

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

ROA

Rijksoverheid Architectuur

RODS

Recreatie om de Stad

ROOS

Stichting Regionale Omroep Overleg & Samenwerking

SAN

Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer

SAU

Strategische Acquisitie Unit

SBB

Staatsbosbeheer

SBIR

Small Business Innovation Research Programma

SDE

Stimulering Duurzame Energieproductie

SISA

Single Information Single Audit

SIZ

Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw

TASK

Tijdelijke Aanvullende Staatskredietverzekering

TDAB

Terrestrial-Digital Audio Broadcasting

TEA

Total Entrepreneurial Activity

TNO

Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek

TOP

Technische Ontwikkelingsprojecten

TSE

Transmissible Spongiform Encephalopathies

TWA

Technisch Wetenschappelijk Attachées

UILNN

Uitvoeringsprogramma Innovatie Landbouw Noord-Nederland

UKP

Unieke Kansen Programma

UKR

Unieke Kansen Regeling

Vamil

Regeling Vrijwillige afschrijving milieu-investeringen

VBO

Voortgezet Beroepsonderwijs

VGI

Voedings- en Genotsmiddelen Industrie

VHR

Vogel- en Habitatrijchtlijn

VMBO

Voortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs

VO

Voortgezet onderwijs

VOA

Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten

VROM

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WBSO

Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk

WEF

World Economic Forum

WTO

World Trade Organization

WU

Wageningen Universiteit

WUR

Wageningen Universiteit Researchcentrum

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan


X Noot
1

Chemie, Creatieve Industrie, Energie, High Tech Systemen en Materialen, Life Science & Health, Agro & Food, Logistiek, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, Water en Hoofdkantoren.

X Noot
2

TK, 32 647, nr. 15

X Noot
3

TK, 31 985, nr. 5

X Noot
4

TK, 29 502, nr. 77.

X Noot
5

TK, 32 670, nr. 24

X Noot
6

TK, 28 973, nr. 85

X Noot
7

TK, 33 037, nr. 1

X Noot
8

TK, 32 645, nr. 1.

X Noot
9

TK, 29 023, nr. 112.

X Noot
13

CBS-cijfers gepubliceerd op 15 februari 2011, onderliggend aan persbericht op http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/dossiers/conjunctuur/publicaties/artikelen/archief/2012/2012–009-pb.htm en de CPB Wereldhandelsmonitor gepubliceerd op 19 januari 2011 op http://www.cpb.nl/sites/default/files/cijfer/cpb-wereldhandelsmonitor-november-2011/wereldhandelsmonitor-november-2011.xls

X Noot
14

TK, 2010–2011, 27 406, nr. 193.

X Noot
20

TK, 2011–2012, 31 354, nr. 41.

X Noot
21

TK, 2010–2011, 24 036, nr. 377.

X Noot
22

Voor meer informatie over de bijdrage van de NMa aan de (operationele) doelstellingen van EL&I wordt verwezen naar het jaarverslag van de NMa (www.nma.nl).

X Noot
23

TK, 2009–2010, 32 440.

X Noot
24

TK, 2009–2010, 27 879 nr. 24.

X Noot
25

Naar verwachting publiceert de Europese Commissie in maart 2012 de cijfers over 2011

X Noot
36

CBS, Het Nederlandse ondernemingsklimaat in cijfers 2011, 2011.

X Noot
37

EIM, Global Entrepreneurship Monitor 2010 The Netherlands, 2011.

X Noot
38

World Economic Forum, World Competitiveness Report 2011–2012, 2011.

X Noot
41

Van Stel en Van Praag, The More Business Owners the Merrier? The Role of Tertiary Education, 2011

X Noot
46

TK, 2010–2011, 31 311 nr. 80.

X Noot
70

TK, 22 054, nr. 165

X Noot
71

Bron: Agentschap NL

X Noot
73

Hoogwaardige investeringen betreffen hoofdkantoren, R&D-centra, hoogwaardige productie, trainingscentra, financieringsmaatschappijen, shared services centra en Europese distributiecentra in prioritaire sectoren. Vanaf 2012 verschuift deze definitie in lijn met het topsectorenbeleid.

X Noot
76

TK, 2011–2012, 33 000 XIII, nr. 95

X Noot
79

TK, 2010–2011, 29 675, nr. 131.

X Noot
87

Respectievelijk:

1. tevredenheid burger over groene recreatie in de Randstad

2. tevredenheid voorzieningen in platteland/stad

3. tevredenheid woonomgeving op platteland

4. kans op werk op platteland/stad

5. waardering landschap

6. mate van voldoen aan kernkwaliteiten Nationale Landschappen

7. percentage actieve betrokkenheid bij natuur en landschap

X Noot
119

De definitie die ten grondslag ligt aan het sturingsinstrument voor externe inhuur, schrijft voor dat het inhuurpercentage wordt bepaald door de uitgaven aan externe inhuur uit te drukken als percentage van het totaal van de personele uitgaven. De totale personele uitgaven zijn gedefinieerd als de som van de uitgaven voor ambtelijk personeel en de uitgaven voor extern ingehuurd personeel.

Naar boven