33 159 Evaluatie van instellingen die wettelijke taken uitvoeren op grond van de Metrologiewet

Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2012

Hierbij bied ik u het eindrapport aan van de evaluatie van instellingen die wettelijke taken uitvoeren op grond van de Metrologiewet.1 In deze brief schets

ik de achtergrond en de opzet van de evaluatie, vat ik het eindoordeel en de aandachtspunten van de onderzoekers samen en geef ik aan op welke wijze ik opvolging geef aan de resultaten van het onderzoek.

1. Achtergrond en aanleiding

In 2007 is de Metrologiewet in werking getreden. In de Metrologiewet worden eisen gesteld aan meeteenheden en aan meetinstrumenten die voor nader bepaalde meettaken worden gebruikt. Deze eisen dienen onder meer de eerlijke handel, consumentenbescherming en volksgezondheid.

Voorschriften aan meetinstrumenten/toezicht

Ten aanzien van een aantal meetinstrumenten die onder andere in de handel worden gebruikt, zijn voorschriften gesteld om een correct meetresultaat te waarborgen. Door middel van conformiteitsbeoordelingen wordt getoetst of een meetinstrument aan de eisen voldoet. Ten behoeve van deze conformiteitsbeoordelingen worden instanties aangewezen door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Dit gebeurt op grond van artikel 12 van de Metrologiewet. In de evaluatieperiode waren daarvoor zes instanties aangewezen met betrekking tot één of meer meetinstrumenten: Kalibra International B.V, Kema Quality B.V., Kiwa N.V., NMi-Certin B.V., SGS Nederland B.V. en Tanktech B.V.. Indien daarvoor aangewezen kunnen de instanties vervolgens andere instanties erkennen (erkende keurders), die een keuring kunnen verrichten van meetinstrumenten die in gebruik zijn genomen. De aangewezen instanties zijn private deeltijd zelfstandige bestuursorganen.

Het toezicht op de naleving van de Metrologiewet vindt plaats door Verispect B.V. (hierna: Verispect) op grond van artikel 27 van de Metrologiewet. Verispect is eveneens een privaat deeltijd zelfstandig bestuursorgaan. Op grond van artikel 28 van de Metrologiewet zijn ook het Staatstoezicht op de mijnen (SodM) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op deelterreinen belast met toezichthoudende taken in het kader van de Metrologiewet.

Aanleiding

Artikel 40 van de Metrologiewet bepaalt dat de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie elke 4 jaar aan de Staten-Generaal een verslag uitbrengt over de doeltreffendheid van het functioneren van (1) de aangewezen instanties en van (2) de toezichthoudende instantie (Verispect), alsmede in voorkomend geval van (3) een krachtens artikel 28 aangewezen instelling (SodM en IGZ). Tevens is bepaald dat de Minister elke vier jaar aan de Staten-Generaal verslag uitbrengt over de doelmatigheid van het functioneren van de toezichthoudende instantie.

De onderhavige evaluatie2 is de eerste sinds het in werking treden van de Metrologiewet en betreft de periode 2007–2010.

2. Opzet van de evaluatie

De evaluatie is uitgevoerd door adviesbureau Kwink-Groep in samenwerking met de Faculteit Techniek, Bestuur en Management van de TU-Delft. De centrale onderzoeksvragen waren:

  • Heeft Verispect zijn taken doelmatig en doeltreffend vervuld en op een doelmatige en doeltreffende manier gebruik gemaakt van de bevoegdheden?

  • Hebben de aangewezen instanties, SodM en IGZ hun taken doeltreffend vervuld en op een doeltreffende manier gebruik gemaakt van de bevoegdheden?

Voor het beoordelen van de doelmatigheid van Verispect is het verband onderzocht tussen «input» (middelen) en «output en outcome» (resultaten en effecten). Daarbij is tevens gekeken naar de wijze waarop tot het resultaat wordt gekomen.

Voor het beoordelen van de doeltreffendheid van Verispect, de aangewezen instanties en de sectorspecifieke toezichthouders, SodM en IGZ, is de uitvoering van wettelijke taken beoordeeld op zeven toetsingscriteria: (I) effecten voor de maatschappij en lasten; (II) effectiviteit instrumentarium; (III) prioritering; (IV) zorgvuldigheid en consistentie; (V) responsiviteit en transparantie, explicietheid; (VI) voorspelbaarheid en (VII) samenwerking.

In het evaluatieonderzoek is, naast documentonderzoek, uitgebreid gesproken met stakeholders: o.a. ministeries, betrokken instellingen, erkende keurders, fabrikanten, leveranciers, onderhoudsbedrijven en gebruikers van meetinstrumenten. Daarnaast is een benchmark uitgevoerd bij vier Scandinavische collega-toezichthouders. Deze benchmark was gericht op het beschikbaar zijn van voorzieningen voor het borgen van doelmatigheid.

3. Eindoordeel van de onderzoekers en verbeterpunten

Het onderzoeksbureau komt tot het volgende eindoordeel:

  • De gewenste effecten voor de maatschappij van certificering, keuring en toezicht op grond van de Metrologiewet zijn bereikt in de evaluatieperiode. Het is aannemelijk dat hiermee een bijdrage is geleverd aan de doelen van de Metrologiewet, waaronder het bevorderen van eerlijke handel, consumentenbescherming en volksgezondheid. Het vertrouwen in meetinstrumenten is groot in Nederland. Dat blijkt onder meer uit het zeer geringe aantal (gegronde) klachten van consumenten en bedrijven over meetinstrumenten. De Metrologiewet wordt ook in belangrijke mate nageleefd. De administratieve lasten van certificering en toezicht voor het bedrijfsleven worden in voldoende mate beperkt door de toezichthouders en aangewezen instanties.

  • De wijze waarop Verispect in de evaluatieperiode invulling heeft gegeven aan zijn taken en gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden wordt beoordeeld als doeltreffend en doelmatig.

  • De wijze waarop de aangewezen instanties en de sectorspecifieke toezichthouders IGZ en SodM hun taken hebben ingevuld en gebruik hebben gemaakt van hun bevoegdheden wordt beoordeeld als doeltreffend.

  • De toezichthouders en aangewezen instanties hebben – behoudens een aantal aandachtspunten – hun operationele zaken goed op orde. Er is verbeterpotentieel op strategisch en institutioneel vlak.

De aandachtspunten en verbeterpunten die zijn gesignaleerd betreffen in hoofdlijnen:

  • 1. De toezichtstrategie van Verispect kan worden doorontwikkeld door prioriteiten meer te stellen op basis van risico’s, meer inzicht te verkrijgen in de effecten van toezicht en afwegingen explicieter te maken en te verankeren in die strategie.

  • 2. Het ministerie kan meer tegenwicht bieden aan Verispect, met name daar waar het gaat om strategische vraagstukken.

  • 3. De inbedding van de taak bij IGZ. Voor een goede borging van de taak op het gebied van metrologie dient deze explicieter in de afwegingen binnen IGZ te worden meegenomen.

  • 4. Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie kan SodM en IGZ verzoeken om te rapporteren over de taakuitvoering op grond van de Metrologiewet. Hiermee wordt expliciet aandacht gevraagd voor deze taak. Ook kan de keuze om het toezicht te beleggen bij sectorspecifieke toezichthouders worden heroverwogen.

4. Bevindingen

Ik ben verheugd over het positieve oordeel van de onderzoekers over het functioneren van de Metrologiewet in de praktijk en van de onder de Metrologiewet aangewezen instellingen.

De aandachtspunten en verbeterpunten met betrekking tot Verispect zijn eerder onderkend en worden meegenomen in de jaarplannen voor 2012 en verder. De evaluatie bevestigt op dit punt de ingezette koers, welke ik met kracht zal voortzetten.

Ten aanzien van de sectorspecifieke toezichthouders onderken ik dat de bestaande sturingsmogelijkheden nog onvoldoende zijn benut. De inschatting is dat het beoogde effect, meer en structurele aandacht voor metrologie, kan worden bereikt door nadrukkelijker in contact te treden met deze toezichthouders. In 2012 neem ik daartoe het initiatief. Een heroverweging van het beleggen van de toezichtstaak bij IGZ en SodM acht ik vooralsnog niet nodig.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Conform de motie Bakker c.s. (Kamerstukken II 2004–2005; 30 105, nr. 16 ) bericht ik u dat de kosten van het onderzoek 118 524,– (incl. BTW) bedroegen. Er is gekozen voor een extern onderzoek om de onafhankelijkheid te waarborgen, conform de Regeling periodiek evaluatieonderzoek en beleidsinformatie 2006 (Stcrt. 2006, nr. 83, p. 14).

Naar boven