29 683 Dierziektebeleid

Nr. 68 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2011

Bij dezen bied ik u het rapport aan met de evaluatie van de invoering van de receptplicht van URA-diergeneesmiddelen1. Adviesbureau Berenschot heeft dit rapport in opdracht van mijn voorgangster opgesteld.

Aanleiding

Aanleiding voor deze opdracht was de toezegging in de Nota Diergeneesmiddelen (TK 2009–2010, 29 683, nr. 39, 3 november 2009) om de in 2008 ingevoerde URA-categorie te evalueren en te bepalen of er aanpassingen nodig zijn.

Onder URA-middelen vallen die diergeneesmiddelen die door apothekers en houders van een vergunning voor het afleveren van diergeneesmiddelen – op recept van een dierenarts – mogen worden afgeleverd aan houders van dieren, zoals bijvoorbeeld ontwormingsmiddelen. Die waren voorheen vrij verkrijgbaar, maar vallen thans op grond van Europese regelgeving onder de receptplicht van een dierenarts. De dierenarts moet als poortwachter het selectiever en restrictiever gebruik van deze middelen borgen en op die manier bijdragen aan een lager risico op residuen (voedselveiligheid) en resistentieontwikkeling (diergezondheid).

Conclusies

Berenschot komt tot de volgende conclusie:

Het oorspronkelijke doel van de Europese richtlijn, te weten het creëren van een gelijk speelveld tussen de verschillende lidstaten op het gebied van diergeneesmiddelenverstrekking, is grotendeels bereikt.

Als gevolg van de invoering van de receptplicht voor URA-middelen is het bewustzijn rondom dierenwelzijn en diergezondheid sterk toegenomen.

De (beleefde) administratieve lastenstijging is voor alle partijen beperkt gebleven. Er is een duidelijke verschuiving opgetreden tussen de handelskanalen. Meer dierhouders betrekken hun URA-middelen van dierenartsen in plaats van handelaren.

De invoering van de receptplicht en daaruit voortvloeiend de poortwachtersrol voor de dierenarts hebben de wijze van toediening van URA-middelen (nog) niet significant veranderd.

Aanbevelingen

Op basis van het onderzoek geeft Berenschot vier aanbevelingen die door de overheid in samenwerking met andere partijen uitgevoerd zouden moeten worden. Hieronder geef ik een reactie op deze aanbevelingen.

1) Zorg dat dierhouders, vooral in de paardensector, actief en direct, geïnformeerd worden over enerzijds de noodzaak van goede veterinaire praktijk inzake toediening van URA-middelen en anderzijds de rol van de poortwachter (dierenarts) bij het implementeren van de goede veterinaire praktijk.

Naast de handhavingscommunicatie die de nVWA verricht, zal er ook specifiek door mijn diensten richting de paardensector worden gecommuniceerd over het belang van selectief en restrictief gebruik van ontwormingsmiddelen.

2) Zorg dat de open normen voor het omgaan met URA middelen snel worden ingevuld.

In juni 2011 verwacht ik de eerste uitspraken van het Veterinair Beroepscollege gericht op het uitschrijven van recepten voor URA-middelen. Daarmee zal de open norm wat van een dierenarts verwacht mag worden ten aanzien van het voorschrijven van URA-middelen op korte termijn worden ingevuld.

3) Maak handhaving veel meer onderdeel van het instrumentarium voor naleving.

In 2011 is de controle op de naleving van de URA-regelgeving bij handelaren en dierenartsen opgenomen in het jaarplan van de nVWA.

4) Monitor de resistentie-ontwikkeling in de verschillende sectoren.

De faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht heeft reeds de opdracht gekregen om de resistentieontwikkeling bij schapen en paarden te monitoren.

In de komende jaren zal dit naar andere diersoorten worden uitgebreid.

Toekomstvisie

Berenschot heeft een drietal scenario’s ter overweging gegeven, namelijk:

  • 1) Ontkoppeling van voorschrijven en leveren voor deze categorie middelen.

  • 2) Hef de categorie URA op en breng de middelen onder het regime van UDA.

  • 3) Geef handelaren de mogelijkheid zich te scholen tot een «qualified person».

Ik deel de analyse van Berenschot en ben van mening dat de nadelen van deze scenario’s, zoals onduidelijkheid tussen de UDA- (onder andere antibiotica) en URA- (onder andere ontwormingsmiddelen) categorieën, beperking van de marktwerking en het creëren van nieuwe gereguleerde beroepen, niet opwegen tegen de voordelen. Daarom zal ik het bestaande beleid voortzetten waarbij de dierenarts de rol van poortwachter dient te vervullen en handelaren een rol kunnen spelen bij het afleveren van URA-middelen.

Mijn doel is dat de dierenarts zijn poortwachterrol duidelijk invult zodat een selectiever en restrictiever gebruik van URA-middelen de risico’s op residuen en resistentieontwikkeling verlagen.

Naast bovenstaande acties specifiek op het vlak van de URA-diergeneesmiddelen verken ik ook wat er, meer ten algemene, nodig is om de rol van de dierenarts voor het publiek belang te verstevigen.

De uitkomsten van de evaluatie van de invoering van de receptplicht van URA-diergeneesmiddelen betrek ik bij die verkenning. Mijn streven is om u voor de zomer te informeren over dat traject.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven