32 710 XVIII Jaarverslag en slotwet van Wonen, Wijken en Integratie 2010

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE (XVIII)

Aangeboden 18 mei 2011

Realisaties van de uitgaven naar artikelen voor 2010 (x € 1 000)

Realisaties van de uitgaven naar artikelen voor 2010 (x 				  € 1 000)

Realisaties van de ontvangsten naar artikelen voor 2010 (x € 1 000)

Realisaties van de ontvangsten naar artikelen voor 2010 (x 				  € 1 000)

Inhoudsopgave

  

blz.

   

A.

Algemeen

6

 

Dechargeverlening

6

 

LEESWIJZER

9

   

B.

Beleidsverslag 2010

13

 

Beleidsprioriteiten

13

 

BELEIDSARTIKELEN

26

 

Artikel 1. Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw

26

 

Artikel 2. Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

31

 

Artikel 3. Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

34

 

Artikel 4. Integratie niet-westerse migranten

37

 

Artikel 5. Kennis en Ordening Wonen, Wijken en Integratie

39

 

Artikel 6. Rijkshuisvesting

41

 

NIET-BELEIDSARTIKELEN

44

 

Artikel 95. Algemeen

44

 

Artikel 96. Onverdeeld

46

 

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

47

   

C.

Jaarrekening

51

 

Baten-lastendienst: Rijksgebouwendienst (Rgd)

60

 

A. Beleidsdeel bij jaarverslag van de baten-lastendienst Rgd

60

 

B. Financieel deel bij het jaarverslag van de baten-lastendienst Rgd

63

 

Baten-lastendienst: Dienst van de Huurcommissie (DHC)

77

   

D.

Bijlagen

85

 

Bijlage 1: Toezichtrelaties en ZBO’s / RWT’s

85

 

Bijlage 2: Extra-comptabel overzicht Grotestedenbeleid 2010

87

A. ALGEMEEN

Dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Wonen, Wijken en Integratie (XVIII) over het jaar 2010 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2010 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijke voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010;

  • b. het voorstel van de slotwet over het jaar 2010 die met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2010 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijksschatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2010 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2010 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

Met ingang van 2008 is voor de programmagelden van Wonen, Wijken en Integratie een apart begrotingshoofdstuk (XVIII) ingesteld. De verantwoording hierover vindt plaats in het jaarverslag van Wonen, Wijken en Integratie (XVIII). De apparaatsbudgetten van Wonen, Wijken en Integratie (XVIII) worden volledig verantwoord in het jaarverslag van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI).

Verantwoordelijkheid Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Het Kabinet heeft bij zijn aantreden op 14 oktober 2010 besloten om geen Minister voor Wonen, Wijken en Integratie te laten benoemen. De taken van Wonen, Wijken en Integratie zijn toebedeeld aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (zie het Koninklijk besluit van 14 oktober 2010 in Staatscourant 2010, 16525).

In de begroting 2010 is per algemene beleidsdoelstelling de verantwoordelijkheid van de minister geëxpliciteerd. Ook is daarbij vermeld van welke externe factoren het behalen van de geformuleerde doelstellingen afhankelijk is. Een gedeelde verantwoordelijkheid en afhankelijkheid van externe factoren bepalen in hoeverre de in 2010 bereikte resultaten volledig het gevolg zijn van door WWI gevoerd beleid en daarbij ingezette middelen.

Experiment verantwoording nieuwe stijl

Dit jaarverslag is evenals het jaarverslag over 2009 opgemaakt onder de condities en doelstellingen vanuit het «Experiment verbetering verantwoording en begroting».

Opbouw jaarverslag

De opbouw van het jaarverslag 2010 volgt de Rijksbegrotingvoorschriften 2011. Het jaarverslag bestaat uit vier delen:

  • a. een algemeen deel met de aanbieding en dechargeverlening;

  • b. het beleidsverslag 2010;

  • c. de Jaarrekening 2010;

  • d. de bijlagen.

Het beleidsverslag 2010

De afgelopen jaren werd het beleidsverslag opgebouwd aan de hand van de kabinetsdoelstellingen van het Kabinet Balkenende IV. Met de val van dit kabinet en het aantreden van het huidige kabinet komt deze indeling te vervallen. Het begrotingsjaar 2010 kende het grootste deel van het jaar een demissionair kabinet. Alleen de eerste zeven weken regeerde het vorige kabinet missionair. Concreet betekent dit dat de initiatieven die waren aangekondigd in de beleidsagenda 2010 niet volledig tot uitvoering zijn gebracht. De afspraak om de begroting en het jaarverslag aan elkaar te spiegelen blijft echter overeind. In een tabel aan het einde van het verslag over de beleidsprioriteiten wordt op hoofdlijnen informatie over het afloop van het vorige kabinetsprogramma verschaft.

Het beleidsverslag bestaat uit vier onderdelen: het verslag over de beleidsprioriteiten, de beleidsartikelen, de niet-beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringsparagraaf.

Beleidsprioriteiten

In de paragraaf over de beleidsprioriteiten wordt verantwoording over de bereikte resultaten van de beleidsagenda in de begroting 2010 afgelegd. De beleidsmatige conclusie is net als vorig jaar, steeds apart na iedere prioriteit opgenomen. Het onderwerp Huurtoeslag wordt als overige beleidsprioriteit ook beleidsmatig toegelicht. Dit omdat met dit onderdeel een relatief groot financieel belang is gemoeid.

Beleids- en niet beleidsartikelen

In de paragraaf over de beleids- en niet-beleidsartikelen wordt verantwoording over de realisatie van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten afgelegd. Daarbij zijn de budgettaire en financiële consequenties te vinden waarbij de opmerkelijke verschillen tussen de begroting en realisatie worden toegelicht. Voor het toelichten van de verschillen wordt een ondergrens van € 3,0 mln gehanteerd, met dien verstande dat waar politiek relevant ook posten onder deze grens zijn toegelicht.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verslag gedaan over de bedrijfsvoering van Wonen, Wijken en Integratie. In deze uitzonderingsrapportage wordt verslag gedaan als de rapporteringstolerantie uit de Rijksbegrotingsvoorschriften met betrekking tot de totstandkoming van beleidsinformatie en de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering wordt overschreden. De informatie over het financieel- en materieelbeheer en de overige aspecten van de bedrijfsvoering komen terug in de bedrijfsvoeringsparagraaf van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI).

De Jaarrekening 2010

In de Jaarrekening zijn de volgende onderdelen opgenomen: de verantwoordingsstaat 2010 van het begrotingshoofdstuk Wonen, Wijken en Integratie (XVIII), de saldibalans met toelichting en de jaarrekening van de baten-lastendiensten Rijksgebouwendienst (RGD) en de Dienst van de Huurcommissie. In de jaarrekening van de RGD en de Dienst van de Huurcommissie wordt voor deze diensten, middels een balans, een staat van baten en lasten en een kasstroomoverzicht, financieel verantwoording afgelegd over 2010. Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt inzicht geboden in verschillen, de ontwikkeling van het Eigen Vermogen, de specificatie van de omzet en een overzicht verstrekt van de doelmatigheidsindicatoren.

De bijlagen

Dit jaarverslag bevat twee bijlagen:

  • 1. extra-comptabel overzicht Grotestedenbeleid;

  • 2. een overzicht van de toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s.

De bijlagen «Inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen)» en «Publicatie Personele Topinkomens» zijn niet opgenomen in het jaarverslag van Wonen, Wijken en Integratie (XVIII). Binnen WWI gerealiseerde inhuur en eventuele meldingen personele topinkomens zijn verantwoord in het jaarverslag van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI).

Groeiparagraaf

De opzet van het jaarverslag is nagenoeg onveranderd ten opzichte van het jaarverslag 2009. De Algemene Rekenkamer heeft over 2009 geoordeeld dat ten opzichte van het jaar daarvoor, er een betere aansluiting gemaakt is tussen de doelen van het beleid, de geleverde prestaties en de ingezette middelen. De ingezette verslagleggingslijn is in dit jaarverslag gecontinueerd. Ook is naar aanleiding van opmerkingen van onder andere de Algemene Rekenkamer in dit jaarverslag extra aandacht besteed aan de totstandkoming van de saldibalans.

B. BELEIDSVERSLAG 2010

Beleidsprioriteiten

In deze paragraaf wordt verantwoording afgelegd over de resultaten van de in de beleidsagenda 2010 vermelde beleidsprioriteiten. Het onderwerp Huurtoeslag wordt vanwege de (financiële) omvang ook beleidsmatig toegelicht.

1 Inleiding

De afgelopen jaren is de beleidsagenda in de begroting en het daaraan gelieerde beleidsverslag van het jaarverslag opgebouwd aan de hand van de kabinetsdoelstellingen van het kabinet Balkenende IV. Met het aantreden van het kabinet Rutte-Verhagen komt deze indeling te vervallen. De afspraak om de begroting en het jaarverslag aan elkaar te spiegelen blijft echter overeind.

Het begrotingsjaar 2010 kende het grootste deel van het jaar een demissionair kabinet. Concreet betekent dit dat de initiatieven die waren aangekondigd in de beleidsagenda 2010 niet volledig tot uitvoering zijn gebracht. Dit betekent niet dat er in 2010 niets is gebeurd; de tabel aan het einde van dit hoofdstuk geeft hierin inzicht.

2 Werken aan leefbare wijken, krachtige steden en vitale regio’s

Doel:

  • 1. Ontwikkelen van krachtige, vitale steden;

  • 2. Verbeteren van de leefbaarheid en inlopen van de achterstand van wijken;

  • 3. Bevorderen van productie en kwaliteit nieuwbouw;

  • 4. Voorkomen van neerwaartse spiraal in regio’s met bevolkingsdaling;

  • 5. Realiseren van de klimaat- en energiedoelstellingen in de bestaande bouw (tot 2020 2,4 mln bestaande gebouwen tenminste 30% energiezuiniger) en nieuwbouw (nieuwe woningbouw in 2020 energieneutraal en nieuwe utiliteitsgebouwen in 2017 50% energiezuiniger);

  • 6. Mogelijkheden bieden voor het beheersen van de energielasten voor bewoners en bedrijven.

Doelbereik

Ad 1: Uit de evaluatie Grotestedenbeleid 2005–2009 (GSB III) blijkt dat het beleid aantoonbaar heeft bijgedragen aan de verbetering van de leefbaarheid in de steden en wijken (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 30 995, nr. 87, www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/steden/documenten-en-publicaties).

Daarnaast verschijnt in het tweede kwartaal 2011 de eindmeting GSB III, waarin enerzijds de realisatie van de vijf landelijke doelstellingen is opgenomen, en anderzijds de mate van realisatie door de G31 van de met het Rijk gemaakte resultaatafspraken.

Hieruit blijkt dat de licht positieve trend, die uit de midterm review bleek tussen 2005 en 2007 (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 128, nr. 15), zich heeft doorgezet voor de meeste doelstellingen.

Ten eerste heeft de verbetering van de objectieve veiligheid zich in de G31 op alle onderdelen voorgedaan. Burgers in de grote steden zijn in de periode 2005–2009 minder vaak slachtoffer geworden van woninginbraak, fietsendiefstal, autodiefstal en -vernieling, en van geweldsdelicten; met name de G4 laten een sterke verbetering zien ten aanzien van autodelicten. Ook is in de G31 als geheel het veiligheidsgevoel in deze periode licht gestegen, waarbij de steden onderling wel sterk verschillen.

Ten tweede is de fysieke kwaliteit van de leefomgeving in de G31 gemiddeld verbeterd wat betreft verloedering (bekladding, hondenpoep, zwerfafval, vernieling).

Ten derde is de sociale kwaliteit van de samenleving in de grote steden ten aanzien van de arbeidsparticipatie nauwelijks gestegen, en qua perceptie van de woonomgeving (in welke mate mensen elkaar kennen en met elkaar omgaan, saamhorigheidsgevoel) gelijk gebleven.

Ten vierde zijn de G27 in staat geweest iets beter de middeninkomens vast te houden dan de G4; voor de hoge inkomens zijn de G4 daar beter in geslaagd. Ten aanzien van de laatste doelstelling, vergroten van de economische kracht van de steden, is de waardering van ondernemers voor het ondernemingsklimaat in hun stad toegenomen (Kamerstukken II, 2009–2010, 30 128, nr. 20), en het bruto stedelijk product gemiddeld gelijk gebleven.

In het kader van de verantwoording over GSB III is de rijksbijdrage voor de drie brede doeluitkeringen (sociaal, fysiek, economie) vastgesteld voor de G31. De vaststelling is gebaseerd op de door de steden via «single information/single audit» ingediende verantwoording over zowel de rechtmatige besteding van de BDU’s, als over de realisatie van de met het Rijk overeengekomen meerjaren resultaatafspraken. Voor het afronden van enkele afspraken (o.a. inburgeringstrajecten) is de termijn verlengd tot en met 2011; de verantwoording hiervan en de vaststelling van de rijksbijdrage op deze onderdelen vindt in 2012 plaats.

Ad 2: De wijkaanpak is nu twee jaar in uitvoering, waarbinnen de partners gezamenlijk gewerkt hebben aan afspraken op gebied van wonen, werken, leren & opgroeien, wijkeconomie, gezondheid, veiligheid en integratie.

Gemeenten en corporaties ervaren de meerwaarde van het partnerschap en de grote betrokkenheid van bewoners wordt als positief ervaren. Burgers nemen weer zelf verantwoordelijkheid voor het eigen bestaan en de eigen leefomgeving.

Dit resulteert erin dat op een derde van de periode 2007–2017, die in de charters is afgesproken, er vooruitgang is in de aandachtswijken en opbrengsten zichtbaar zijn. Lokale partners zijn er in geslaagd met de wijkenaanpak een effectieve methode te ontwikkelen om de leefomgeving in achterstandswijken een impuls te geven. De wijkenaanpak leert dat versterking van buurten en wijken een samenhangende, sociaalfysieke aanpak vergt en dat vooruitgang wordt geboekt wanneer burgers meer verantwoordelijkheid hebben. De aanpak wordt geconsolideerd en de lessen worden breder ingezet in andere gebieden. Het wijkgericht werken heeft een plek gekregen in de nieuwe collegeprogramma’s van de betrokken gemeenten.

Ad 3: Als gevolg van de economische crisis is de woningproductie in 2010 teruggevallen naar 62 003 woningen (inclusief 6 004 woningen via productie anderszins). Vergeleken met 2009 is de woningproductie met 1/3 deel gedaald.

Het aantal in particulier opdrachtgeverschap gebouwde woningen in de stedelijke regio’s bedroeg in 2010 3 459 woningen (8,5% van de totale productie in de stedelijke regio’s). Ook dat is ongeveer 1/3 minder dan in de afgelopen jaren, maar blijft, gerelateerd aan de totale landelijke woningproductie, relatief op het niveau van de afgelopen 5 jaar.

Ad 4: Ter voorkoming van een negatieve spiraal in regio’s met bevolkingsdaling is uitvoering gegeven aan het Actieplan bevolkingsdaling (zie verder ad 7 in onderstaand overzicht).

Ad 5: In 2010 is in de bestaande bouw in 112 000 woningen additioneel energiebesparing behaald (minimaal 20 tot 30% energiebesparing, hetgeen overeenkomt met ongeveer twee labelstappen). Voor de nieuwbouw geldt dat er ten opzichte van vorige jaren sprake is van een stijgende trend in het aantal vergunningen met een EPC die significant lager is dan de eis. In 2010 is bijna 6% van de afgegeven woningbouwvergunningen minimaal 25% lager dan de referentie-eis van 2007. Bij de utiliteitsbouw wordt met name bij de onderwijssector en de kantorensector al op grote schaal lager dan de referentie-eis van 2007 gebouwd (in de onderwijssector was bijvoorbeeld in 2010 10% van de afgegeven vergunningen zelfs minimaal 50% lager).

Ad 6: Met het in 2008 afgesloten convenant energiebesparing corporatiesector hebben Aedes en de Woonbond een inspanningsverplichting aanvaard gericht op lagere woonlasten voor de huurder. Het betrof hierbij een inspanningsverplichting, gekoppeld aan het nemen van energiebesparende maatregelen en gemiddeld lagere woonlasten op complexniveau.

Aedes en Woonbond hebben hiertoe gezamenlijk het instrument Woonlastenwaarborg ontwikkeld. Het gebruik hiervan nam in 2010 toe, maar nog wel op beperkte schaal. De voorziene evaluatie van het instrument wordt op dit moment uitgevoerd.

Realisatie prestaties «Werken aan leefbare wijken, krachtige steden en vitale regio’s»

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

1. Uitvoeren van het nieuwe stedenbeleid 2010–2014 en voorbereiden decentralisatie Investeringsbudget Stedelijke vernieuwing (ISV)

Gerealiseerd

Het Rijk en de G31 rechtstreekse gemeenten hebben aan het begin van 2010 gezamenlijk prestatieafspraken op het gebied van stedelijke vernieuwing geformuleerd (ISV3). Ook is in samenwerking met de steden en provincies voor ISV3 een instrument ontwikkeld om de voortgang op de landelijke doelstellingen te kunnen volgen; een nulmeting is inmiddels uitgevoerd. Het ISV3-budget is in de ontwerpbegroting 2011 gedecentraliseerd via het Gemeente- en Provinciefonds.

Tevens is op basis van het manifest «Bestrijding overlast en verloedering» (september 2009) door de daarbij betrokken 40 steden in 2010 uitvoering gegeven aan de door hen geformuleerde maatregelen gericht op het tegengaan van de sociale overlast en de fysieke verloedering. Ook op andere terreinen zijn in 2010 diverse (nadere) afspraken gemaakt, dan wel in uitvoering gekomen (o.a. Plan van Aanpak maatschappelijke opvang/Stedelijke Kompassen, en bevordering participatie van overbelaste jongeren).

  

2. Realiseren doelstellingen in de 40 aandachtswijken volgens de charters

Gerealiseerd

Het woonaanbod wordt diverser in de aandachtswijken, de werkloosheid is minder gestegen, de leefbaarheid is meer dan gemiddeld toegenomen, de inkomenspositie is iets gestegen, de investeringen in beheer en de leefomgeving zijn geïntensiveerd, organisaties komen weer achter de voordeur om een helpende hand te bieden en burgerparticipatie heeft een nieuwe impuls gekregen. De meeste steden liggen goed op koers. De behaalde resultaten worden met de gemeenten individueel besproken bij de bestuurlijke overleggen tussen de minister en het stadsbestuur. Sommige gemeenten hebben doelstellingen en afspraken bijgesteld of anders geprioriteerd, afhankelijk van de ontwikkelingen in de wijk en gemeente. De bijlage Nog meer wijken in uitvoering 2010 bij de Voortgangsrapportage Wijkaanpak 2010 geeft de behaalde resultaten per gemeente uitgebreid weer.

  

3. Lessen uit de wijkenaanpak en 40+ budget inzetten in andere wijken

Gerealiseerd

Niet alleen binnen de 40 wijken, maar ook richting de 37 40+ wijken (en uiteindelijk van en naar alle wijken waar gebiedsgericht werken wordt geïntroduceerd) worden de opgedane kennis, voorbeelden en oplossingen uit de afgelopen drie jaar wijkenaanpak gedeeld en verspreid. Het rijk heeft in dit kader meerdere rollen; die van expert, innovator, makelaar en vraagbaak. Accountmanagers bezoeken met regelmaat de wijken. De 40+ gemeenten hebben uitgebreide ondersteuning ontvangen bij het opstellen van hun wijkactieplannen. Onder andere voor de zeven experimenten worden meerdere keren per jaar leerkringen georganiseerd. Om professionals te ondersteunen, hen een netwerk te bieden en kennis te verspreiden zijn samen met de Buurtalliantie regionale en landelijke bijeenkomsten georganiseerd.

  

4. Samen met gemeenten uitvoeren van een externe visitatieronde

Gerealiseerd

De Visitatiecommissie Wijkenaanpak is sinds mei 2010 in bedrijf en geeft advies in hoeverre de inzet van instrumenten en ingezette middelen in de wijk(en) in haar ogen maatschappelijk «rendement» oplevert. De commissie ondersteunt de partners (gemeenten, corporaties, rijk en bewoners) om succesvolle methoden te herkennen en te verankeren. In 2010 heeft de Visitatiecommissie 16 van de 18 gemeenten bezocht. Dit heeft voor iedere individuele gemeente een eindrapport opgeleverd met aanbevelingen om goed werkende lokale aanpakken te verankeren en met effectieve oplossingen voor knelpunten om processen te versnellen, waar gemeenten mee aan de slag zijn gegaan. Het eindverslag van de Visitatiecommissie wordt mei 2011 opgeleverd.

  

5. Verstedelijkingsafspraken 2010–2020 met stedelijke gebieden

Gerealiseerd

De afspraken over de verstedelijking in de stedelijke regio’s voor de periode 2010–2020, zijn eind 2009 gemaakt in het BO-MIRT (kamerstukken II, 32 123 A, nr. 19). In tegenstelling tot de woningbouw-afspraken, heeft het Rijk ten behoeve van de Verstedelijkingsafspraken geen budget beschikbaar om regio’s en gemeenten te ondersteunen bij het realiseren van de opgave. Mede als gevolg hiervan is het karakter van de afspraken verandert van prestatieafspraken naar intentieafspraken. In alle regio’s zijn afspraken gemaakt over de verstedelijkingsopgave voor de periode tot 2020 en de daaruit voortvloeiende programma’s en majeure projecten zoals neergelegd in de gebiedsagenda’s. Voor de woningbouw zijn nadere afspraken gemaakt over (de nadere uitwerking van) kwantiteit, kwaliteit en locaties.

  

6. (Verder) uitvoeren van het pakket stimuleringsmaatregelen bouw

Gerealiseerd

In 2010 is gecontroleerd of de woningbouwprojecten waarvoor op grond van de 1e en 2e tranche van de Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten subsidie is verleend overeenkomstig de voorwaarden in de subsidieregeling zijn gestart. Terugontvangen subsidiegelden van niet tijdig gestarte projecten zijn eind 2010 opnieuw ingezet bij de 3e tranche van de stimuleringsregeling.

Voor de 3e tranche moest uiterlijk op 31 december 2010 zijn gestart met de bouw. Ook voor deze projecten wordt steekproefsgewijze gecontroleerd of tijdig met de bouw is gestart.

Voorts zijn betrokken partijen (met name gemeenten en corporaties) door de WWI-accounts aangesproken op de voortgang van concrete woningbouwprojecten en de woningproductie in algemene zin. In het kader van de Verstedelijkingsafspraken heeft afstemming plaatsgehad over het tijdig beschikbaar hebben van voldoende bestemmingsplancapaciteit.

Ter verbetering van het functioneren van de woningmarkt is een aantal maatregelen op het terrein van de woning- en bouwmarkt genomen, waaronder het tot 31 december 2011 verhogen van de verwervingskostengrens van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) van € 265 000 naar € 350 000. Dit heeft ertoe geleid dat ongeveer de helft van alle verkochte woningen tussen € 265 000 en € 350 000 gefinancierd is met NHG. Onder de reguliere kostengrens van € 265 000 was dat bijna 90%. Tevens is de mogelijkheid tot gebruik van de woonlastenfaciliteit (WLF) verbeterd, waardoor meer eigenaar-bewoners met een door de NHG geborgde hypotheek die buiten hun schuld om in betalingsproblemen komen, een beroep kunnen doen op de WLF. De VNG heeft in samenwerking met WWI een brochure uitgebracht waarin gemeenten gewezen worden welke mogelijkheden de Leegstandswet biedt om een koopwoning tijdelijk te verhuren. Om te voorkomen dat de hypotheekrente vervalt bij tijdelijke verhuur is vanaf 1 januari 2010 een tijdelijke regeling ingegaan die het mogelijk maakt hypotheekrente voor een periode van 3 jaar af te trekken voor mensen die twee huizen bezitten. Voorts is geregeld dat als in 2011 een woning wordt gekocht en datzelfde huis binnen een jaar wordt doorverkocht bij de tweede verkoop alleen overdrachtsbelasting verschuldigd is over de eventuele winst.

  

7. Uitvoeren Actieplan bevolkingsdaling

Gerealiseerd

Het op 17 februari 2010 in de Tweede Kamer behandelde Actieplan bevolkingsdaling is in 2010 verder uitgevoerd op de punten Regionale actieplannen (opgesteld door de 3 krimpregio’s), uitbetaling van € 31 mln aan krimpregio’s en het starten met de krimpexperimenten. Daarnaast is het onderzoek naar knellende regelgeving op het gebied van wonen en onderwijs afgerond. Enkele acties (krimpexperimenten, monitoring leefbaarheid platteland en de tijdelijke krimpmaatstaf in het Gemeentefonds) lopen in 2011 door.

  

8. Verwerken energieprestatie in het woningwaarderingsstelsel

Niet gerealiseerd

Het wetsvoorstel tot Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte is op 29 januari 2010 ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 302, nr. 2). Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat het wenselijk is een wettelijke grondslag te creëren voor het bij algemene maatregel van bestuur stellen van regels omtrent de waardering van de energieprestatie van huurwoningen. De Tweede Kamer heeft dit wetsvoorstel op 8 maart 2011 aanvaard. Het voorstel is ter behandeling aan de Eerste Kamer aangeboden.

Beleidsconclusie

Na drie jaar wijkaanpak zijn de resultaten en de vooruitgang zichtbaar. Lokale partners worden ondersteund met kennis en kunde. Het Rijk faciliteert zonder dat het verantwoordelijkheden overneemt. Het integraal werken, de bewoner centraal stellen, vitale coalities smeden en het vraaggericht werken zijn lessen die worden verspreid en gedeeld met de 40+wijken. Burgers zelf worden in staat gesteld en ondersteund bij het nemen van verantwoordelijkheid. Waar de problemen te complex zijn, springen gemeente en professional in met adequate hulp. De aanpak wordt geconsolideerd en breder ingezet. Het Kabinet blijft de uitvoering en verankering van de aanpak in deze nieuwe fase, van bouwen naar borgen, op lokaal niveau ondersteunen.

Als gevolg van de economische crisis is de woningproductie in 2010 teruggevallen naar 62 003 woningen. In het eerste kwartaal van 2011 verschijnt de monitor van de convenanten energiebesparing gebouwde omgeving met de gegevens over 2010. Dan kan worden vastgesteld of de eerdere trend is vastgehouden.

3 Een solide en solidaire woningmarkt

Doel

  • 1. Betaalbaarheid voor iedereen;

  • 2. Een brede en actieve inzet van corporaties ten dienste van het publiek belang: bij het aanpakken van de fysieke en sociale problematiek in steden en wijken en het zorgen voor voldoende betaalbare woningen voor lagere inkomens;

  • 3. Een heldere en scherpe verantwoording van deze inzet naar de overheid die het publieke belang bepaalt.

Doelbereik

De huren zijn in 2010 gestegen met 1,2 %. Dit is gelijk aan het inflatiepercentage van het voorgaande jaar.

In 2010 zijn de doelen met betrekking tot de Wet Bevordering Eigenwoningbezit (BEW) en startersleningen gerealiseerd. In totaal zijn in 2010 5 875 BEW bijdragen en 3 968 VROM startersleningen verstrekt. Met name vanwege budgettaire redenen en beschikbare alternatieven ter ondersteuning van starters op de woningmarkt zijn beide regelingen nu gesloten. Bestaande BEW toekenningen worden wel gecontinueerd. In de beleidsevaluatie van de BEW die in het voorjaar 2011 naar de Tweede Kamer is verzonden wordt nader ingegaan op gerealiseerde doelstellingen van de BEW over de periode 1 januari 2007 tot eind maart 2010.

In 2010 zijn de werkzaamheden om te komen tot een vernieuwing van het corporatiebestel voortgezet. Via aanpassing van wet- en regelgeving wordt de verhouding tussen het Rijk en de corporatiesector zodanig aangescherpt, dat woningcorporaties hun maatschappelijke prestaties beter kunnen laten aansluiten op lokale, regionale en landelijke prioriteiten in de volkshuisvesting. De eind 2009 afgeronde bespreking met de Europese Commissie over staatssteun voor corporaties heeft eind 2010 geleid tot publicatie van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting, van kracht met ingang van 1 januari 2011.

Realisatie prestaties «Solide en solidaire woningmarkt»

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

1. Matigen huurverhoging via koppeling aan inflatie

Gerealiseerd

Het maximale huurverhogingspercentage bedraagt voor de periode 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011 1,2%. Dit is gelijk aan het inflatiepercentage over 2009. De gemiddelde huurstijging exclusief harmonisatie bedroeg per 1 juli 2010 eveneens 1,2%. Daarmee zijn de huren gestegen met het inflatiepercentage.

Naar verwachting zal de inflatie in 2010 uitkomen op 1,25%. Op grond van de verwachte inflatie over 2010 kan geconcludeerd worden dat de reële huurstijging in 2010 nagenoeg op 0% zal uitkomen.

  

2. Handhaven huurtoeslag en vereenvoudigen regelgeving

Gerealiseerd

De regelgeving is vereenvoudigd. Onderdeel hiervan was het verschuiven van de jaarlijkse aanpassing van de huurgerelateerde parameters van 1 juli naar 1 januari, zodat in principe het jaarlijks te verlenen voorschot niet meer lopende het jaar hoeft te worden aangepast. Om dit vorm te geven is in 2010 de aanpassing van de huurgerelateerde parameters in de huurtoeslag eenmalig achterwege gebleven. Dit heeft een beperkte matigende werking op de huurquote (0,05 à 0,1%-punt) gehad.

  

3. Als het beschikbare budget op is, uiterlijk 31 december 2011, wordt de regeling BEW gesloten voor nieuwe aanvragen

Gerealiseerd

Het aantal aanvragen BEW was dusdanig groot dat na 29 maart 2010 de regeling gesloten is voor nieuwe aanvragen omdat het volledige budget tot eind 2011 was uitgeput. Ook het gebruik van de startersleningen is toegenomen. Het beschikbare budget voor het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) waarmee het Rijk startersleningen voor 50% ondersteunt was eind mei 2010 uitgeput. Wel kunnen gemeenten zelf nog startersleningen verstrekken zonder bijdrage vanuit de SVn.

  

4. Op basis van het SEV-experiment huren-op-maat mogelijkheden voor een solidair betaalbaarheidsstelsel en de rolverdeling tussen rijk en corporaties in de toekomst verkennen

Niet gerealiseerd

Op basis van een tussenevaluatie van begin 2010 konden nog geen concrete beleidconclusies worden getrokken. In maart 2011 is de eindevaluatie gereed en dan kan worden bezien of en hoe er verder gegaan kan worden met het experiment.

  

5. Inzet van maatschappelijk bestemd vermogen van corporaties voor de volkshuisvesting

Gerealiseerd

Op 21 december 2010 is de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 453 nr. 180) door middel van het Sectorbeeld Realisaties over de door corporaties geleverde volkshuisvestelijke inspanningen in 2009 geïnformeerd. Voor de nieuwbouwproductie door de sector was 2009 een topjaar.

Verder heeft de Raad van State op 27 oktober 2010 uitspraak gedaan dat woningcorporaties niet op eigen verzoek het corporatiebestel mogen verlaten. Hiermee is gewaarborgd dat de woningvoorraad en het vermogen van de toegelaten instellingen behouden blijven voor sociale huisvestingsdoeleinden. Solidariteit tussen corporaties is uitgangspunt geweest om in 2008 bijzondere projectsteun ten bate van de 40-wijkenaanpak in te stellen. De rechtbank Utrecht heeft echter in november 2010 de door het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) opgelegde heffingen voor de jaren 2008 en 2009 ongegrond verklaard. In overleg met het Rijk heeft het CFV hiertegen beroep aangetekend.

  

6. Waarborgen van het functioneren van woningcorporaties door benoemen van prestaties en regels

Gerealiseerd

In 2010 is uitvoerig met Aedes, VNG, Woonbond en andere stakeholders gesproken over de omzetting van het Besluit van de Europese Commissie van 15 december 2009 in een regeling inzake staatssteun voor woningcorporaties. Vooruitlopend op de invoering van de herziene Woningwet is de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting afgerond in 2010 en met ingang van 1 januari 2011 in werking getreden. Eventuele knelpunten in de uitvoering worden in overleg met de sector bezien.

In het kader van de in 2009 in gang gezette intensivering van het toezicht op de integriteit van corporaties heeft het in 2009 ingerichte Meldpunt integriteit woningcorporaties haar werkzaamheden voortgezet. Het rapport Lessons learned is op 1 juni 2010 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 453, nr. 161).

Het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) heeft de tweede fase van de nulmeting integriteit in 2010 uitgevoerd, waarmee een beeld van de stand van zaken en de visie van (een beperkte groep) corporaties op integriteit en integer handelen wordt geschetst. Verder is er met het oog op eventuele onrechtmatigheid onderzoek gestart naar 1 000 vastgoedtransacties in de periode 2004–2008, waarbij gebruik is gemaakt van ABC-constructies. Ook is in 2010 gestart met een preventieve doorlichting van de corporatiesector met het oog op kwetsbaarheid voor financieel-economische criminaliteit. Dit rapport wordt in maart 2011 verwacht.

  

7. Beoordelen van maatschappelijke prestaties van woningcorporaties

Gerealiseerd

In het kader van het rechtmatigheids-, volkshuisvestelijk en financieel toezicht op woningcorporaties zijn in 2010 meerdere publicaties aan de Tweede Kamer aangeboden. Ten behoeve van een AO op 3 februari 2010 over de financiële positie van corporaties zijn de CFV-rapporten Sectorbeeld Realisaties en Verslag Financieel Toezicht over verslagjaar 2008 met begeleidende beleidsbrief d.d. 15 januari 2010 naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 453, nr. 149).

Op 6 oktober 2010 ontving de Tweede Kamer (de beleidsreactie op) het CFV-rapport Sectorbeeld Voornemens 2010, prognoseperiode 2010–2014 (Kamerstukken II, 2010–2011, 29 453, nr. 170). Op 6 december 2010 zijn de samenvattingen van het Sectorbeeld Realisaties en het Verslag Financieel Toezicht over verslagjaar 2009 naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2010–2011, 29 453, nr. 179). Beide brieven zijn toegezonden ten behoeve van het AO op 8 december 2010 over short stay, integriteit en de financiële positie van corporaties. Op 21 december 2010 ontving de Tweede Kamer beide integrale CFV-rapporten over verslagjaar 2009 (Kamerstukken II, 2010–2011, 29 453, nr. 180) met een aanbiedingsbrief.

Hiernaast hebben alle corporaties op 29 november 2010 een individuele oordeelsbrief van de minister ontvangen, waarin wordt ingegaan op het financiële oordeel van het CFV, aspecten van governance en de naleving van wet- en regelgeving in 2009. Ook is in 2010 een corporatieronde georganiseerd waarmee WWI de volkshuisvestelijke prestaties van 87 van de belangrijkste corporaties bespreekbaar heeft gemaakt en daardoor ook het netwerk in de corporatiesector heeft versterkt. In dit verband hebben 87 corporaties op 8 oktober 2010 een maatwerkbrief ontvangen die zich richt op verrichte en voorgenomen volkshuisvestelijke prestaties. Hiermee wordt beoogd om tot een op de lokale situatie afgestemde aanpak te komen, die past binnen de landelijke beleidskaders.

  

8. Organiseren van effectief intern en extern toezicht (via nieuw op te richten corporatie-autoriteit)

Niet gerealiseerd

Een verbeterd toezichtstelsel maakt onderdeel uit van de eerder aangekondigde vernieuwing van het bestel rond corporaties. De majeure herziening van de wet- en regelgeving voor woningcorporaties heeft in 2010 vertraging opgelopen door de demissionaire status van het kabinet. Op 12 juli 2010 is het advies van de Raad van State over het wetsvoorstel herziening Woningwet afgekomen. Het wetsvoorstel voorziet in een wijziging van alle bepalingen van de Woningwet over woningcorporaties. Indiening bij de Tweede Kamer is voorzien in 2011.

Beleidsconclusie

In 2010 is de huurverhoging beperkt gebleven tot het niveau van de inflatie. Van de BEW en startersleningen is ook in 2010 voor zover het budget dit toeliet gebruik gemaakt.

De tijdelijke intensivering van het toezicht op de integriteit van woningcorporaties heeft in 2010 zijn vruchten afgeworpen en kan worden afgebouwd. Hoe dan ook blijft het Meldpunt integriteit woningcorporaties bestaan.

Gewerkt wordt aan het versterken van de solidariteit tussen corporaties.

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Woningwet is een belangrijk onderdeel van de voorstellen inzake staatssteun vastgelegd in regelgeving.

4 Integratie en inburgering van nieuwe Nederlanders en hun kinderen

Integratie

Doel

Voor 2010 waren maatregelen aangekondigd om de overlast, criminaliteit en schooluitval en werkloosheid van Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse jongeren te verminderen. Daarnaast zouden de maatregelen ter bestrijding van rassendiscriminatie uit de Integratiebrief (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 268, nr. 25) worden uitgevoerd en zouden er maatregelen worden genomen op het terrein van de huwelijksmigratie.

Doelbereik

De voor 2010 aangekondigde maatregelen zijn gerealiseerd. In nauwe samenwerking met de (voormalige) ministeries van BZK, Justitie en Jeugd & Gezin zijn gemeenten ondersteund die ervoor kiezen via een speciale aanpak de overlast, criminaliteit en schooluitval en werkloosheid van Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse jongeren te verminderen. Op het terrein van huwelijksmigratie is uitvoering van de voorstellen in de Aanpak huwelijks- en gezinsmigratie van 2 oktober 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 175, nr. 1) in gang gezet. Ook de uitvoering van de acties inzake rassendiscriminatie is in gang gezet.

Tabel Kengetallen voor integratie
 

2007

2008

2009

2010

Percentage netto arbeidsparticipatie van de bevolking 15–64 jaar

    

Niet-westerse migranten

53,6

56,9

55,2

52,8

Autochtone Nederlanders

68,7

70,0

69,9

69,4

Verschil

– 15,1

– 13,1

– 14,7

– 16,6

Percentage met startkwalificatie van de niet schoolgaande bevolking 15–64 jaar

    

Niet-westerse migranten 2e generatie

68,1

67,1

67,4

67,2

Autochtone Nederlanders

70,5

71,4

72,2

72,9

Verschil

– 2,4

– 4,3

– 4,8

– 5,7

Aantal verdachten per 10 000 van de bevolking van 12 jaar en ouder

    

Niet-westerse migranten

478

460

397

 

Autochtone Nederlanders

126

116

100

 

Verschil

352

344

297

 

Bron: CBS kernindicatoren. Jaarlijkse aanlevering conform onderzoeksopdracht WWI

In juli 2010 heeft het CBS een nieuwe methode ingevoerd voor het maken van de werkloosheidscijfers. Met deze nieuwe methode is het CBS voor het eerst in staat om maandcijfers te maken over de werkloosheid. Om de kwartaal- en jaarcijfers uit de EBB te laten aansluiten op deze nieuwe werkloosheidscijfers, is een verbetering van de weging doorgevoerd. Dit betekent dat alle kwartaal- en jaarcijfers op basis van de EBB vanaf 2001 zijn herzien.

Prestatie-indicatoren Integratie

Gemeenschappelijke beleidsagenda

2007*

Realisatie 2009

Begroting 2010

Realisatie 2010

Percentage gemeenten dat deelneemt aan de Gemeenschappelijke beleidsagenda voor het Integratiebeleid

0%

34%

25%

Nog niet bekend**

Bron: Tussenevaluatie GIA door B&A (TK 2009–2010, 31 268, nr. 32)

* basiswaarde bij de start van het beleid

** eerstvolgende meting in 2011

Antidiscriminatie

2007

2008

2009

2010

Aantal meldingen bij een antidiscriminatievoorziening in % van het totaal aantal personen dat zich gediscrimineerd voelt op grond van ras

Niet gemeten 1

Niet gemeten1

26% 2

Niet gemeten1

Aantal meldingen bij een antidiscriminatievoorziening van discriminatie op grond van ras

1 900

2 000

2 363 3

Nog niet bekend 4

X Noot
1

De monitor rassendiscriminatie verschijnt om de drie jaar

X Noot
2

Bron: Monitor rassendiscriminatie 2009 en bijbehorende kabinetsreactie (TK 2009–2010, 30 950, nr 18)

X Noot
3

Kerncijfers 2009; landelijk overzicht van discriminatieklachten geregistreerd bij antidiscriminatiebureaus en meldpunten in Nederland opgesteld door Art. 1, de landelijke vereniging ter voorkoming en bestrijding van discriminatie in samenwerking met de Universiteit van Utrecht.

X Noot
4

Kerncijfers 2010 verschijnen in juni 2011

Preventie eergerelateerd geweld

20071

2008

2009

Begroting 2010

Realisatie 2010

Aantal samenwerkingsafspraken tussen zelforganisaties, gemeenten en professionele instellingen op lokaal niveau

0

Niet gemeten

1

10

5 2

      

Aantal personen uit de doelgroepen dat bereikt is met informatie over de aanpak van eergerelateerd geweld

0

Niet gemeten

Wordt gemeten na afloop van de beleidsperiode (2011) 3

50 000

Wordt gemeten na afloop van de beleidsperiode (2011)3

Bron: www.eervol.com; www.wonen.amsterdam.nl

X Noot
1

basiswaarde bij de start van het beleid in 2007

X Noot
2

betreft het aantal in 2010 vastgelegde verklaringen. De overige gemeenten zullen begin 2011 overgaan tot de officiële ondertekening van een samenwerkingsovereenkomst

X Noot
3

Eindevaluatie van het meerjarig kaderprogramma Aan de goede kant van de eer wordt in het voorjaar van 2011 naar de Tweede Kamer verzonden.

Facilitering remigratie

2008

2009

2010

Aantal remigranten met een éénmalige uitkering voor reis- en vervoerskosten en kosten hervestiging

339

279

289

Aantal remigranten met een periodieke uitkering per einde jaar

10 542

10 923

11 386

Bron: Jaarlijkse opgave van de Sociale verzekeringsbank (SVB) van het aantal rechthebbenden.

Realisatie prestaties «Integratie»

Beoogde prestatie 2010

Bereikte resultaat 2010

1.

Het Kabinet komt na de zomer van 2010 met maatregelen die ertoe moeten leiden dat een goede balans bewerkstelligd wordt tussen immigratie en integratie.

Gerealiseerd

Op 2 oktober 2009 heeft het Kabinet een integrale aanpak Huwelijks- en gezinsmigratie gepresenteerd (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 175, nr. 1). De maatregelen worden momenteel ten uitvoering gebracht (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 175, nr. 10). Onder andere is het besluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de verhoging van de eisen aan het basisexamen inburgering in het buitenland op 9 september 2010 gepubliceerd (Staatsblad, jaargang 2010, nr. 679). Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2011 (Staatsblad, jaargang 2010, nr. 844).

   

2.

Uitvoeren beleidsplan racisme.

Gerealiseerd

Zoals aangekondigd is samen met partijen in de horeca een expertmeeting georganiseerd over de vraag waarom het aantal meldingen in deze sector achterblijft en de aanpak niet overal goed van de grond komt. De «monitor rassendiscriminatie» en de «discriminatiemonitor niet westerse migranten» zijn op 1 juli 2010 naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2009–2010, 30 950, nr.18). Het traject om de professionaliteit van de organisaties in het discriminatieveld te vergroten is in gang gezet.

   

3.

Verminderen van overlast, criminaliteit, schooluitval en werkloosheid van Antilliaans- Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse jongeren.

Gerealiseerd

Met de burgemeesters van de deelnemende gemeenten zijn afspraken gemaakt over daling van de oververtegenwoordiging.

De in de beleidsagenda aangekondigde maatregelen zijn in gang gezet (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 268, nr. 34).

   

4.

Preventie-aanpak eergerelateerd geweld via uitvoering preventieprojecten «Aan de goede kant van de eer» met migrantenkoepels en afspraken met zeven gemeenten over een lokale preventieaanpak.

Gerealiseerd

Migrantenkoepels hebben gezamenlijk twee methodieken ontwikkeld gericht op het vergroten van weerbaarheid van kwetsbare groepen tegen eergerelateerd geweld. In november 2010 hebben er landelijke actieweken plaatsgevonden, georganiseerd door gemeenten en migrantenkoepels. De site www.eervol.com is opgericht als platform voor alle partners van het programma «Aan de goede kant van de eer». In vijf gemeenten zijn samenwerkingsconvenanten ondertekend tussen gemeenten, lokale instanties en migrantenorganisaties. In vier gemeenten gebeurt dit nog begin 2011. Er zijn onderzoeken uitgevoerd naar samenwerking tussen gemeenten, lokale instanties en migrantenkoepels op het gebied van huiselijk- en eergerelateerd geweld, en naar weerbaarheid van slachtoffers. Er wordt in vier gemeenten een scholenaanpak voor eergerelateerd geweld ontwikkeld.

   

5.

Gemeenten gaan verder met de uitwerking van de gezamenlijke beleidsagenda integratie (GIA).

Gerealiseerd

In 2010 zijn de thema’s sport en cultuur in de GIA ondergebracht en zijn in totaal 21 regionale bijeenkomsten en bijeenkomsten met raadsleden georganiseerd. De verslagen en de agenda’s van deze bijeenkomsten zijn beschikbaar via www.forum.nl/integratieagenda. In februari 2010 is de tussenevaluatie van de GIA aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2009–2010, 31 268, nr. 32). Conclusie was dat het percentage gemeenten dat deelneemt aan de GIA hoger was dan het geplande percentage.

Beleidsconclusie

Zoals ook het Centraal Bureau voor de Statistiek aangeeft in het Jaarrapport Integratie 2010 (www.cbs.nl en Kamerstukken II 2010–2011, 31 268, nr. 43) is er nog altijd sprake van een gedifferentieerd beeld: positieve en zorgwekkende ontwikkelingen gaan hand in hand, met vaak grote verschillen tussen en binnen groepen. Verbetering moet komen uit (verbetering/effectiever maken van) het generieke beleid, zodat dit beleid ook echt voor iedereen gaat werken.

Inburgering

Doel

In de ontwerpbegroting 2010 was de ambitie dat 60 000 inburgeringsvoorzieningen zouden worden aangeboden, waarvan 60% duaal, dat wil zeggen in de vorm van een inburgeringstraject dat gekoppeld is met reïntegratie, werk, ondernemerschap (een beroepsopleiding), vrijwilligerswerk of opvoedingsondersteuning.

Doelbereik

Eind 2009 is met de gemeenten afgesproken dat zij in 2010 56 000 trajecten zouden aanbieden (TK, 2009–2010, 31 143, nr. 73). Op basis van de gegevens uit het Informatiesysteem Inburgering (ISI) van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) per begin februari 2011 kan geconcludeerd worden dat deze doelstelling nagenoeg is gehaald. De doelstelling voor de duale trajecten is eveneens gehaald.

Prestatie-indicatoren Inburgering

Prestatie-indicatoren Inburgering Nederland

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Begroting

2010 1

Realisatie 2010

Aantal aangeboden inburgeringvoorzieningen

9 468

44 862

48 079

56 000

55 344

Aantal duale trajecten in percentage van het totaal aantal aangeboden inburgeringsvoorzieningen

21%

42%

53%

60%

68%

Aantal geslaagden voor het inburgeringexamen 2

696

7 373

18 006

25 200

27 425

Slagingspercentage

85%

81%

75%

60%

72%

Bron: Informatiesysteem Inburgering (ISI) van DUO, stand per ultimo 2007, 2008 en 2009, peildatum 17 februari 2011

X Noot
1

In zijn brief van 17 december 2009 (TK, 2009–2010, 31 143, nr. 73) heeft de minister aangegeven dat met gemeenten is afgesproken dat zij 56 000 inburgeringstrajecten zullen aanbieden.

X Noot
2

De geslaagden in 2010 zijn in 2010 of in eerdere jaren gestart en hebben hun traject in 2010 met succes afgerond.

Realisatie prestaties «Inburgering»

Beoogde prestatie 2010

Bereikte resultaat in 2010

1.

Verhoging van het aantal gestarte inburgeringstrajecten tot 60 000 o.a. door een bonus voor gemeenten die extra inburgeringstrajecten realiseren.

Gerealiseerd

Met gemeenten zijn afspraken gemaakt over het aantal trajecten dat in 2010 gerealiseerd moet worden (56 000).

Gemeenten hebben voor circa € 50 mln aan bonus ontvangen. Er zijn 55 344 trajecten aangeboden.

   

2.

60% van de trajecten is duaal.

Gerealiseerd

68% van de trajecten was duaal.

   

3.

Kwaliteitsverbetering door de financiering van instapcursussen en alfabetiseringstrajecten.

Gerealiseerd

Gemeenten hebben in 2010 voor 14 000 instapcursussen bekostiging ontvangen via het Gemeentefonds.

   

4.

Kwaliteitsverbetering van inburgeringsprogramma’s door versterking verbinding inburgering en participatie.

Gerealiseerd

Op de 30 Werkpleinplusvestigingen zijn gedurende 9 maanden in 2010 30 accountmanagers gestationeerd, die werkgevers, gemeenten en inburgeringsaanbieders met elkaar in contact hebben gebracht en hen ondersteund hebben in het doen starten van duale inburgeringsvoorzieningen voor werkenden. Ook zijn maatregelen genomen om het management en de medewerkers op de Werkpleinen te doordringen van het belang van het aanpakken van taalachterstanden bij werkzoekenden in de bemiddeling naar werk.

   

5.

Evaluatie en mogelijke aanpassing van de Wet Inburgering in het buitenland.

Gerealiseerd

Naar aanleiding van de evaluatie (Kamerstukken II, 2008–2009, 32 005, nr. 1) en het debat hierover heeft het Kabinet een aantal maatregelen aangekondigd, waaronder verhoging van het examenniveau naar A1 en uitbreiding van het examen met een toets «Geletterdheid en begrijpend lezen» (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 175, nr. 12 en Staatsblad jaargang 2010, nr. 679). Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2011 (Staatsblad, jaargang 2010, nr. 844).

Beleidsconclusie

Zoals ook uit het onderzoek van de Tweede Kamer naar de inburgering (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 321 nr. 2) en uit de evaluatie van de Wet Inburgering (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 143, nr. 84) blijkt, is in 2010 het inburgeringsbeleid te kwalificeren als succesvol, zowel kwalitatief als kwantitatief. In de komende jaren zal een overgang plaatsvinden van een stelsel waarbij de gemeente cursussen aanbiedt naar een stelsel waarin de inburgeraar zelf zoveel mogelijk de kosten van de inburgering draagt.

Prioriteit: Garanderen van de betaalbaarheid van het wonen voor lage inkomensgroepen (vraaggericht): huurtoeslag

Doel

Om de betaalbaarheid van het zelfstandig wonen voor alle bevolkingsgroepen te garanderen en het effect van stijgende woonlasten voor specifieke groepen te beperken hanteert de overheid onder meer het instrument van de huurtoeslag.

Doelbereik

Met behulp van het kengetal netto-huurquote wordt het effect van de huurtoeslag op de betaalbaarheid van het huren voor de huishoudens met lage inkomens zichtbaar gemaakt. De in onderstaande tabel opgenomen netto huurquote geeft aan welk deel van het belastbaar inkomen wordt besteed aan netto-huurlasten (huur minus huurtoeslag). Daarbij is gerekend met de gemiddeld geldende huur voor de betreffende groep.

De tabel laat naast de in de begroting 2010 verwachte ontwikkeling van de netto-huurquote de gerealiseerde ontwikkeling van de netto-huurquote over 2010 zien.

Huishouden tot 65 jaar

  

2007

2008

2009

Begroting 2010

Realisatie 2010

Bijstand

Alleen

Zonder kind.

17,7%

17,4%

17,4%

17,3%

17,4%

Bijstand

Alleen

Met kind.

15,9%

15,6%

14,8%

14,6%

14,9%

Bijstand

Meerp.

Met kind.

14,6%

14,3%

14,3%

14,1%

14,3%

Uitkeringsger.

MP-alleenverd.

Met kind.

14,5%

14,2%

14,2%

14,0%

14,2%

Marktloon

Alleen

Zonder kind.

20,6%

20,2%

20,1%

19,8%

20,1%

Marktloon

MP-alleenverd.

Met kind.

14,7%

14,4%

14,3%

14,2%

14,3%

Huishouden vanaf 65 jaar

       

AOW

Alleen

 

20,7%

20,3%

20,1%

20,0%

20,2%

AOW+Aanv.pens.

Alleen

 

20,6%

20,4%

18,5%

18,3%

18,5%

AOW

Meerp.

 

15,1%

14,9%

14,5%

14,4%

14,6%

AOW+Aanv.pens.

Meerp.

 

16,2%

15,9%

13,4%

13,3%

13,5%

Bron: WWI

Beleidsconclusie

Voor alle gepresenteerde huishoudens komt de huurquote hoger uit dan in de begroting 2010 vanwege een iets hogere gerealiseerde huurontwikkeling. Overigens blijkt, ook met deze bijstelling, de meerjarige ontwikkeling van de huurquote evenwichtig.

Tabel doelstellingen vorig kabinet

Nummer kabinetsdoelstelling/projecten

Omschrijving

Financieel belang: realisatie uitgaven 2010 (x 1 000)

Behaalde eindresultaat in 2010

23.

Voldoende woningen: productie van 80 000–100 000 woningen per jaar

Het bevorderen van de bouw van voldoende woningen.

176 937

Als gevolg van de economische crisis is de woningproductie in 2010 teruggevallen naar 62 003 woningen1

Project 4.

Schoon & Zuinig

WWI wil binnen de bestaande bouw en nieuwbouw een forse reductie van CO2-uitstoot realiseren; energie besparen en het gebruik van duurzame energie krachtig stimuleren.

54 372

In 2010 is in de bestaande bouw in 112 000 woningen additioneel energiebesparing behaald. Voor de nieuwbouw geldt dat er ten opzichte van vorige jaren sprake is van een stijgende trend in het aantal vergunningen met een EPC die significant lager is dan de eis.

Project 7.

Deltaplan Inburgering

Het verbeteren van de kwaliteit van de inburgering.

369 937

55 344 inburgeringstrajecten, waarvan 68% duaal. Slagingspercentage: 72%.

Project 9.

Actieplan Krachtwijken

Het omvormen van 40 geselecteerde wijken tot vitale woon-, werk en leefomgevingen.

613

Eind 2010 heeft de wijkaanpak twee uitvoeringsjaren achter de rug. Op één derde van de rit wordt de vooruitgang steeds meer zichtbaar. De resultaten tot nu toe zijn uitgebreid beschreven en toegelicht in de Voortgangsrapportage Wijkaanpak 2010 (TK 2009–2010, 30 995) en de bijbehorende bijlagen. Het eindresultaat is nog niet in zicht; de wijkaanpak gaat door tot 2017.

X Noot
1

Bron: CBS

De bedragen in deze tabel illustreren het financieel belang van een kabinetsdoel of –project. De begroting is ingericht op beleidsartikelen en niet op kabinetsdoelen. Deze bedragen zijn daarom indicatief en niet een op een uit de departementale administratie te herleiden. Het is in dit overzicht mogelijk dat een bedrag ten goede komt aan meerdere doelstellingen en dus meerdere keren wordt genoemd.

BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1. Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw

1.1. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 1. Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw (x € 1 000)
    

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

66 451

770 111

161 875

454 457

1 322 496

328 326

994 170

Uitgaven:

300 883

913 698

1 144 423

1 406 985

490 441

443 693

46 748

Programma:

300 883

913 698

1 144 423

1 406 987

490 441

443 693

46 748

 

Stimuleren krachtige steden

300 883

911 192

1 032 389

1 034 756

302 229

307 050

– 4 821

  

Investeringen Stedelijke vernieuwing

       
  

BDU-Fysiek Investeringen Stedelijke vernieuwing 1

296 479

266 085

360 907

320 424

302 041

287 406

14 635

  

Innovatiebudget Stedelijke vernieuwing

4 404

6 386

10 128

5 806

0

15 051

– 15 051

  

BDU-Sociaal, Integratie en Veiligheid

0

537 293

612 539

657 194

0

0

0

  

Veiligheidsmiddelen

0

85 628

47 269

50 610

0

2 000

– 2 000

  

Faciliteren grotestedenbeleid

0

1 100

1 096

322

188

1 656

– 1 468

  

Sittard Geleen

0

400

400

400

0

937

– 937

  

Sociale herovering

0

14 300

50

0

0

0

0

  

Programma Sociale Veiligheid

0

0

0

0

0

0

0

           
 

Vitale wijken tot stand brengen

0

0

0

904

613

4 274

– 3 661

  

FES Maatschappelijke sectoren & ICT

0

0

0

904

613

0

613

  

Preventiebudget

0

0

0

0

0

0

0

  

Stimuleren wijkaanpak/Wijkverpleegkundigen

0

0

0

0

0

2 389

– 2 389

  

40+ Wijkenbudget

0

0

0

0

0

1 185

– 1 185

  

Bewonersinitiatieven

0

0

0

0

0

700

– 700

           
 

Voldoende woningproductie:

0

0

108 321

365 586

176 937

126 004

50 933

  

Budget BLS

0

0

108 321

103 758

36 092

126 004

– 89 912

  

Bijdragen stimuleren woningproductie

0

0

0

261 828

140 845

0

140 845

           
 

Overige programmabudgetten:

0

2 506

3 713

5 741

10 662

6 365

4 297

  

Onderzoek

0

0

479

858

1 182

1 382

– 200

  

Kennisoverdracht

0

0

1 219

2 582

1 868

1 345

523

  

FES NICIS

0

2 222

2 015

2 301

7 017

3 638

3 379

  

Kenniscentum

0

284

0

0

0

0

0

  

Bijdrage aan Sophiatunnel Drechtsteden

0

0

0

0

595

0

595

Ontvangsten:

0

539 710

615 787

660 398

70 421

3 638

66 783

X Noot
1

BDU= Bijzondere Doeluitkeringen

Toelichting

Verplichtingen

De totale verplichtingen over 2010 vallen € 994,2 mln hoger uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. De belangrijkste verschillen betreffen:

  • In 2010 zijn in het kader van de wet ISV voor stedelijke vernieuwing (ISV 3) meerjarige verplichtingen (voor de periode 2010 tot en met 2014) met gemeenten en provincies aangegaan. Om die meerjarige verplichtingen te dekken zijn bij 1e suppletoire begroting 2010 de volgende middelen aan dit artikel toegevoegd:

    • € 242,0 mln voor bodemsanering van het begrotingshoofdstuk Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) naar het instrument «BDU-Fysiek Investeringen Stedelijke vernieuwing»;

    • € 671,9 mln door middel van een verplichtingschuif van 2011–2014 naar 2010 binnen het instrument «BDU-Fysiek Investering Stedelijke vernieuwing»;

  • In 2010 is voor de derde (en tevens laatste) tranche van de Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten € 100,0 mln vanuit het stimuleringsbudget aan het instrument «Bijdragen stimulering woningproductie» toegevoegd. Aan dit budget is tevens toegevoegd de door de gemeenten terugbetaalde middelen eerste, tweede en derde tranche omdat niet tijdig met de bouw kon worden gestart. Deze middelen zijn ingezet om als gevolg van de crisis stilgevallen of niet gestarte woningbouwprojecten te ondersteunen. In 2010 is uiteindelijk op dit instrument € 140,9 mln verplicht.

Tegenover deze toevoegingen staat een overheveling van € 31,0 mln vanuit het budget «Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS)» naar het Gemeente- en Provinciefonds voor de rijksbijdrage voor het interbestuurlijke actieplan «Krimpen met kwaliteit» en de vrijval van een deel van het resterende budget BLS. Deze vrijval komt doordat een deel van de beschikbare BLS middelen (€ 24,7 mln) niet aan de budgethouders is uitgekeerd omdat niet voldaan is aan de afgesproken woningbouwopgave dan wel aantallen eigenbouw.

Zoals ook vermeld in de ontwerpbegroting 2011 van WWI (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500, nr. 2, pagina 20) zal in het kader van de decentralisatie de Wet stedelijke vernieuwing in 2011 worden ingetrokken. Het verstrekken van financiële middelen voor stedelijke vernieuwing door het rijk aan gemeenten vindt met ingang van 1 januari 2011 voor het tijdvak tot en met 2014 plaats via een decentralisatie-uitkering op basis van de Financiële verhoudingswet.

In samenhang hiermee wordt het in 2010 verstrekte voorschot in 2011 definitief vastgesteld en vervallen de ISV 3-toezeggingen voor het restant van de budgetperiode (2011–2014).

Uitgaven

BDU Fysiek Investeringen Stedelijke vernieuwing

De realisatie is hoger (€ 14,6 mln) dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd, dit komt met name door de verstrekte voorschotten voor bodemsanering.

Innovatiebudget Stedelijke vernieuwing

Het bij de ontwerpbegroting 2010 vastgestelde uitgavenbudget van € 15,1 mln is bij 1e suppletoire begroting 2010 verlaagd naar nihil. Dit was mogelijk omdat:

  • De voor de afwikkeling van het Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing beschikbare uitgavenbudgetten voortaan onderdeel uitmaken van de verzameluitkering WWI. Verantwoording hiervan vindt plaats op artikel 95 «Algemeen»;

  • In 2009 enkele projecten van het Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing versneld tot uitvoering zijn gekomen. Als gevolg hiervan is het uitgavenbudget 2010 aangepast.

Budget BLS

De realisatie is lager (€ 89,9 mln) dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd, dit komt met name door:

  • De overheveling van € 31,0 mln bij 2e suppletoire begroting 2010 als rijksbijdrage voor het interbestuurlijke actieplan «Krimpen met kwaliteit» naar het Gemeentefonds (€ 16,3 mln – voor Parkstad Limburg en Zeeuws Vlaanderen) en naar het Provinciefonds (€ 14,7 mln – voor Noord-Oost Groningen),

  • Het niet uitkeren van een deel van de beschikbare BLS middelen aan de budgethouders. In niet alle gevallen is aan de afgesproken woningbouwopgave dan wel aantallen eigenbouw voldaan.

Bijdragen stimuleren woningbouwproductie

In 2010 is voor de derde (en tevens laatste) tranche van de Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten € 100,0 mln vanuit het stimuleringsbudget aan het instrument «Bijdragen stimulering woningproductie» toegevoegd. Aan dit budget is tevens toegevoegd de door de gemeenten terugbetaalde middelen eerste, tweede en derde tranche omdat niet tijdig met de bouw kon worden gestart. Deze middelen zijn ingezet om als gevolg van de crisis stilgevallen of niet gestarte woningbouwprojecten te ondersteunen.

FES NICIS

Als gevolg van een wijziging in het tempo van de aan het NICIS toe te kennen bijdragen is de realisatie € 3,4 mln hoger uitgekomen dan bij de vastgestelde begroting is geraamd.

Ontvangsten

De totale ontvangsten over 2010 vallen € 66,8 mln hoger uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. De belangrijkste verschillen betreffen:

  • de terugontvangen bijdragen aan gemeenten vanwege het niet (tijdig) kunnen starten van projecten en daarmee niet kunnen voldoen aan de Regeling bijdrage stimulering woningproductie;

  • In samenhang met de hogere uitgaven voor de aan het NICIS toegekende bijdragen zijn ook de hieraan gerelateerde ontvangsten uit het FES verhoogd.

1.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

Type

Onderwerp

Algemeen Doel of Operationeel Doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Wijkenaanpak

OD 1.2.2

2010

2011

1

      

Effecten (ex post)

Eindrapportage betreffende woningbouwafspraken 2005 tot en met 2009

OD 1.2.3

2010

2010

2

 

Monitor particulier opdrachtgeverschap

OD 1.2.3

2010

2010

Medio 2011 volgt rapportage

      

Overig evaluatie

Evaluatie/eindmeting GSB III (inclusief ISV II)

OD 1.2.3

2010

2010

Kamerstukken II, 2010–2011, 30 995, nr. 87

X Noot
1

Het eindverslag van de Visitatie Wijken wordt in mei 2011 opgeleverd.

X Noot
2

In de ontwerpbegroting 2011 van WWI (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500, nr. 2, pagina 31) is vermeld dat een beleidsdoorlichting inzake de woningbouwproductie in 2010 zou worden gestart en in 2011 afgerond. Deze beleidsdoorlichting zou tegelijk met het jaarverslag 2010 naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Omdat in het Regeerakkoord is besloten het Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS) te beëindigen en gezien de overlap met de heroverweging Wonen, waarin dit onderwerp ook is geadresseerd, wordt afgezien van het maken van een afzonderlijke beleidsdoorlichting inzake de woningbouwafspraken.

1.3 Slotwet
Artikel 1. Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw (Bedragen x € 1 000)
 

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

1 311 648

453 818

17 545

Mutaties Slotwet 2010

10 848

36 623

52 876

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

1 322 496

490 441

70 421

Toelichting

Verplichtingen

De overschrijding van de verplichtingen is onder andere het gevolg van:

  • De terugontvangen middelen eerste, tweede en derde tranche Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten. Gemeenten hebben deze middelen (€ 47,2 mln) terugbetaald omdat niet tijdig met de bouw kon worden gestart. Van deze middelen is uiteindelijk op grond van artikel 8 van deze regeling € 38,0 mln opnieuw ingezet om als gevolg van de crisis stilgevallen of niet gestarte woningbouwprojecten voor het einde van het begrotingsjaar te ondersteunen;

  • Een deel van de beschikbare BLS middelen (€ 24,7 mln) is niet aan de budgethouders uitgekeerd omdat niet voldaan is aan de afgesproken woningbouwopgave dan wel aantallen eigenbouw, daarmee is de verplichting lager vastgesteld.

Uitgaven

De overschrijding van de uitgaven is met name het gevolg van het herinzetten van de hiervoor genoemde terugontvangen middelen eerste, tweede en derde tranche Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten en die heringezet zijn in de nadien opengestelde tranche. Deze herinzet is aangekondigd en goedgekeurd met de 2e suppletoire begroting 2010.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten worden eveneens verklaard door de terugontvangen middelen eerste, tweede en derde tranche Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten.

Artikel 2. Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

2.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 2. Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken (x € 1 000)
    

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

  

73 175

22 589

23 595

53 911

71 095

62 800

8 295

Uitgaven:

  

139 208

135 899

28 485

22 501

67 947

79 095

– 11 148

Programma:

139 208

135 899

28 485

22 501

67 947

79 095

– 11 148

 

Stimuleren van voldoende woningproductie:

111 305

107 831

0

0

0

0

0

  

Budget BLS 2 008

106 055

107 831

0

0

0

0

0

  

Planologische en woningbouwknelpunten VINEX en VINAC

0

0

0

0

0

0

0

  

Bijdragen stimulering woningproductie

5 250

0

0

0

0

0

0

           
 

Verruimen van het aanbod van geschikte woningen voor ouderen en gehandicapten:

0

0

0

0

0

0

0

           
 

Realisatie CO2 reductiedoelstellingen in de gebouwde omgeving

15 222

16 604

15 122

19 389

60 769

74 162

– 13 393

  

Programma energiebudgetten

8 105

12 817

12 760

6 416

1 342

8 791

– 7 449

  

Subsidies energiebesparing gebouwde omgeving

4 908

3 072

1 831

12 416

54 372

50 337

4 035

  

Regeling sanering loden drinkwaterleidingen

281

63

6

14

0

0

0

  

Regeling energiebesparing huishoudens met lagere inkomens

1 577

513

427

241

290

34

256

  

Innovatief bouwen

351

139

98

198

1

0

1

  

Subsidies innovatie energiebesparing gebouwde omgeving (FES)

0

0

0

104

4 764

15 000

– 10 236

           
 

Overige programmabudgetten:

12 681

11 464

13 363

3 112

7 178

4 933

2 245

  

Onderzoek

2 645

2 212

1 821

1 832

1 476

661

815

  

Kennisoverdracht

4 993

3 745

4 684

1 280

2 093

1 682

411

  

Kosten uitvoeringsorganisaties

5 043

5 507

6 858

0

3 609

2 546

1 063

  

Nader aan te wijzen

0

0

0

0

0

44

– 44

Ontvangsten:

1 551

  

1 884

1 357

505

5 014

15 091

– 10 077

Toelichting

Verplichtingen

De totale verplichtingen over 2010 vallen € 8,3 mln hoger uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. De belangrijkste verschillen betreffen:

  • Verplichtingen aangegaan voor de stimulering van glasisolatie. In de ontwerpbegroting was nog geen budget hiervoor opgenomen;

  • Een aanpassing van de fasering van de overige budgetten voor energiebesparing in de gebouwde omgeving. Het in 2010 verlaagde budget van € 5,0 mln is doorgeschoven naar 2011–2014.

Uitgaven

Programma Energiebudgetten

De aan het AgentschapNL betaalde kosten voor de uitvoering van dit programma worden verantwoord op het begrotingshoofdstuk Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI), instrument «Bekostiging van externe uitvoeringsorganisaties». Met name hierdoor is op het onderhavige instrument € 7,4 mln minder gerealiseerd dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd.

Subsidies Energiebesparing (CO2-reductie) gebouwde omgeving

De realisatie is € 4,0 mln hoger dan in de vastgestelde begroting is 2010 geraamd. Dit is met name het gevolg van:

  • Mutaties bij het budget voor de stimulering van glasisolatie. Bij 1e suppletoire begroting 2010 is € 30,0 mln hiervoor beschikbaar gesteld. Vervolgens is bij 2e suppletoire begroting 2010 € 23,6 mln van dit budget doorgeschoven naar 2011, omdat de daadwerkelijke betaling van afgegeven waardebonnen de jaargrens zal passeren. Per saldo is hier dus sprake van € 6,4 mln aan hogere uitgaven;

  • Een aanpassing van de fasering van de overige budgetten voor energiebesparing in de gebouwde omgeving leidt in 2010 per saldo tot € 9,4 mln aan hogere uitgaven;

Een overboeking van € 7,1 mln naar het instrument «Bekostiging van externe uitvoeringsorganisaties» op de VROM-begroting in verband met aan het AgentschapNL betaalde uitvoeringskosten leidt tot lagere uitgaven op het onderhavige instrument.

Subsidies innovatie energiebesparing gebouwde omgeving (FES)

De realisatie van de uitgaven komt € 10,2 mln lager uit, vergeleken met de raming in de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2010. Dit is o.a. het gevolg van een actualisatie van de raming van projecten op het gebied van innovatieve energiebesparing, vooral in samenhang met de in het Regeerakkoord afgesproken opheffing van het FES.

Ontvangsten

In samenhang met de lagere uitgaven bij het instrument «Subsidies innovatie energiebesparing gebouwde omgeving (FES)» zijn ook de hieraan gerelateerde ontvangsten uit het FES lager dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd.

2.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

Type

Onderwerp

Algemeen Doel of Operationeel Doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Effectenonderzoek (ex post)

Evaluatieonderzoek EPC aanscherpen woningen (naar 0,8)

OD 2.2.2

2008

2010

http://www.ecn.nl/docs/library/report/2010/e10043.pdf

2.3 Slotwet
Artikel 2. Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken (Bedragen x € 1 000)
 

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

82 464

69 594

8 810

Mutaties Slotwet 2010

– 11 369

– 1 647

– 3 796

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

71 095

67 947

5 014

Toelichting

Verplichtingen

De onderuitputting van de verplichtingen wordt verklaard door een te hoge raming van het budget Tijdelijke regeling glasisolatie.

Ontvangsten

In samenhang met de in 2010 lagere uitgaven op het instrument «subsidies innovatie energiebesparing gebouwde omgeving (FES)» zijn ook de hieraan gerelateerde ontvangsten uit het FES verlaagd.

Artikel 3. Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

3.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 3. Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt (x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

2 187 830

2 339 781

2 543 034

2 701 008

2 802 006

2 541 670

260 336

Uitgaven:

2 188 247

2 303 832

2 411 817

2 487 587

2 733 600

2 484 135

249 465

Programma:

2 188 247

2 303 832

2 411 817

2 487 587

2 733 600

2 484 135

249 465

 

Regelgeving ter bevordering van een evenwichtige verdeling van de woningmarkt

0

0

0

0

0

0

0

           
 

Garanderen betaalbaarheid voldoende huurwoningen en evenwichtige verdeling:

0

0

0

0

0

0

0

           
 

Garanderen betaalbaarheid wonen voor lage inkomensgroepen (vraaggericht):

2 187 978

2 303 564

2 411 277

2 486 631

2 707 970

2 466 071

241 899

  

Huursubsidie en huurtoeslag

2 135 757

2 302 248

2 406 056

2 470 933

2 679 544

2 439 624

239 920

  

Vangnetregeling

11 093

0

0

0

0

0

0

  

Eénmalige bijdrage huurbeleid

98

0

0

0

0

0

0

  

Kostenvergoeding verhuurders

0

0

0

0

0

0

0

  

Bevorderen eigen woonbezit

1 030

1 316

5 221

15 698

28 426

26 447

1 979

  

Bijdrage financiering startersleningen

40 000

0

0

0

0

0

0

           
 

Garanderen van een laagdrempelige geschillenbeslechting

0

0

0

0

24 978

15 152

9 826

  

Bekostiging huurcommissie

0

0

0

0

24 978

15 152

9 826

           
 

Verruimen van het aanbod van geschikte woningen voor bijzondere aandachtsgroepen, alsmede het bestrijden van onrechtmatige bewoning

0

0

0

0

0

0

0

           
 

Overige programmabudgetten:

269

268

540

956

652

2 912

– 2 260

  

Onderzoek

154

178

457

505

345

442

– 97

  

Kennisoverdracht

115

90

83

451

307

525

– 218

  

Kosten uitvoeringsorganisatie

0

0

0

0

0

1 945

– 1 945

Ontvangsten:

85 517

133 793

266 853

322 807

447 739

363 237

84 502

Toelichting

Verplichtingen

De totale verplichtingen over 2010 vallen € 260,3 mln hoger uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. De belangrijkste verschillen betreffen:

  • De hogere realisatie aan verplichtingen en uitgaven van de huurtoeslag met € 239,9 mln – zie de toelichting bij de uitgaven;

  • Meer verplichtingenruimte op het instrument «Bevorderen eigen woningbezit», benodigd voor de toekenningen tot aan het sluiten van de regeling (€ 15,2 mln);

  • De hoger uitvallende kosten voor de Dienst van de Huurcommissie (DHC) – zie hiervoor de toelichting bij de uitgaven.

Uitgaven

Huursubsidie en huurtoeslag

De verplichtingen en uitgaven van de huurtoeslag zijn € 239,9 mln hoger uitgevallen dan in de vastgestelde begroting 2010 is voorzien. Voor zo’n € 100,0 mln betreft dit een boekhoudkundige verschuiving. Ook de ontvangsten zijn met € 100,0 mln gestegen, zodat dit geen effect heeft op het per saldo budget huurtoeslag. Deze verschuiving hangt samen met een andere opstelling van de jaarverantwoording door de belastingdienst, zodat verrekeningen van vorderingen met uit te betalen toeslagen beter in beeld worden gebracht. Het verdere deel van de overschrijding hangt samen met hoger dan verwachte voorlopige toekenningen. Dit heeft voor een deel te maken met het feit, dat bij het voorlopig toekennen door de belastingdienst regelmatig meer wordt uitgekeerd dan waar de ontvangers uiteindelijk recht op hebben. Dit wordt mede veroorzaakt doordat een hoger inkomen niet of te laat wordt doorgegeven aan de belastingdienst. Bij definitief toekennen worden te hoge voorlopige toekenningen gecorrigeerd wat in latere jaren leidt tot hogere ontvangsten.

Bekostiging huurcommissie

De uitgaven voor de bekostiging van de Dienst van de Huurcommissie (DHC) zijn € 9,8 mln hoger uitgevallen dan in de vastgestelde begroting is voorzien. Dit houdt met name verband met:

  • Het met ingang van 2010 via de begroting voor WWI lopen van de bekostiging van DHC. Hiervoor zijn budgetten structureel overgeboekt van de begroting van VROM;

  • Additionele kosten als gevolg van de inrichting van de nieuwe organisatie met bijbehorende infrastructuur en een verhoogde zaaklast.

Kosten uitvoeringsorganisaties

De in de vastgestelde begroting 2010 geraamde uitgaven zijn omgeboekt naar het instrument «Bevorderen eigen woningbezit», hiermee zijn de uitgaven zoveel als mogelijk gekoppeld aan de beleidsdoelstellingen.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten betreffen een saldo van hogere ontvangsten in verband met de bij de uitgavenmutaties toegelichte wijziging in de opstelling van de jaarverantwoording door de belastingdienst en een kleine daling van de ontvangsten door een vertraging in het invorderingstempo.

3.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

Type

Onderwerp

Algemeen Doel of Operationeel Doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Huurbeleid

OD 3.2.2

2009

opgeschort

      

Effectenonderzoek ex post

Evaluatie BEW 1

OD 3.2.3

2009

2011

X Noot
1

BEW = Bevordering Eigen Woningbezit

Toelichting

In het kader van de Brede Heroverwegingen is er veel onderzoek gedaan waarin het ingezette beleidsinstrumentarium aan bod is gekomen. Dit heeft ertoe geleid dat enkele beleidsdoorlichtingen zijn opgeschort (zie ook begroting XVIII, Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500, nr. 2).

3.3 Slotwet 2010
Artikel 3. Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt (x € 1 000)
 

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

2 651 177

2 577 022

334 237

Mutaties Slotwet 2010

150 829

156 578

113 502

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

2 802 006

2 733 600

447 739

Toelichting

Verplichtingen en uitgaven

De verplichtingen en uitgaven bij de huurtoeslag zijn hoger uitgevallen dan ten tijde van de 2e suppletoire begroting 2010 is aangenomen.

Hiervan wordt € 100 mln veroorzaakt door een andere opstelling van de jaarverantwoording door de belastingdienst, zodat verrekeningen van vorderingen met uit te betalen toeslagen beter in beeld worden gebracht.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten betreffen een saldo van hogere ontvangsten in verband met de bij de uitgavenmutaties toegelichte wijziging in de opstelling van de jaarverantwoording door de belastingdienst en een kleine daling van de ontvangsten door een vertraging in het invorderingstempo.

Nadere informatie over de uitvoering van de huurtoeslag in 2010 is opgenomen in het beheersverslag van de Belastingdienst dat in het voorjaar van 2011 verschijnt.

Artikel 4. Integratie niet-westerse migranten

4.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 4. Integratie niet-westerse migranten (x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

0

913 369

313 602

241 178

399 930

582 790

– 182 860

Uitgaven:

0

425 434

442 593

409 750

424 447

582 790

– 158 343

Programma:

0

425 434

442 593

409 750

424 447

582 790

– 158 343

 

Bewerkstelligen dat oud- en nieuwkomers hun inburgeringsexamen halen

0

362 739

376 324

354 241

369 937

504 243

– 134 306

  

Facilitering inburgering

0

362 739

376 324

354 241

369 937

504 243

– 134 306

        

 

  
 

Het versterken van de maatschappelijke emancipatie en het vergroten van de sociale integratie van niet-westerse migranten:

0

62 695

66 269

55 509

54 510

78 547

– 24 037

  

Facilitering remigratie

0

29 339

29 762

30 623

32 389

36 981

– 4 592

  

Overige instrumenten

0

33 356

36 507

24 886

22 121

41 566

– 19 445

Ontvangsten:

0

9 671

7 642

12 420

22 064

103 249

– 81 185

Toelichting

Verplichtingen

Bij de verplichtingen is het verschil tussen de stand vastgestelde begroting 2010 en de realisatie € 182,9 mln. De belangrijkste oorzaken worden bij de uitgaven toegelicht.

Uitgaven

Facilitering inburgering

De belangrijkste verschillen tussen ontwerpbegroting 2010 en gerealiseerde uitgaven betreffen:

  • De overheveling van € 121,7 mln naar het Gemeentefonds voor de uitvoeringskosten van inburgeringstrajecten, de kwaliteitsimpuls en projecten in het kader van het Deltaplan;

  • Het beroep op de leenfaciliteit voor inburgeringsplichtigen om hun inburgeringscursussen te financieren was € 4,0 mln minder dan geraamd.

Facilitering remigratie

In 2010 is € 4,6 mln minder uitgegeven omdat uit hoofde van de Remigratiewet minder uitkeringen zijn verstrekt dan verwacht.

Overige instrumenten

Het verschil van € 19,4 mln wordt voornamelijk verklaard door de overheveling van € 11,5 mln naar het Gemeentefonds voor de uitvoering van de lokale aanpak van Marrokkaans-Nederlandse en Antiliaanse risicojongeren. Daarnaast is voor de uitvoering van het onderzoek Survey Integratie Minderheden 2010 een budget van € 1,0 mln overgeboekt naar het beleidsartikel 5 «Kennis en Ordening Wonen, Wijken en Integratie».

Ontvangsten

In het kader van de afrekening van de BDU-SIV 2005–2009 was voor een budget van € 100,0 mln aan ontvangsten begroot in 2010. Het betreft de terugvordering van inburgeringsmiddelen waarvoor geen prestatie door de gemeenten is geleverd. Dat wil zeggen, van projecten die niet zijn aangeboden, of trajecten die zijn gestart maar waarbij geen examen is afgelegd. Door vertraging in de verantwoordingsprocedure worden de middelen niet in 2010 maar in 2011 ontvangen.

4.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

Type

Onderwerp

Algemeen Doel of Operationeel Doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Effecten onderzoek ex post

Jaarrapport Integratie

OD 4.2.2

Jaarlijks

 

www.CBS.nl

      

Overige evaluatie-onderzoeken

Evaluatie Wet Inburgering

OD 4.2.1

2009

2010

Kamerstukken II, 2009–2010, 31 143, nr. 84

4.3 Slotwet
Artikel 4. Integratie niet-westerse migranten (x € 1 000)
 

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

407 582

437 110

7 476

Mutaties Slotwet 2010

– 7 652

– 12 663

14 588

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

399 930

424 447

22 064

Toelichting

Verplichtingen en uitgaven

De onderuitputting van de verplichtingen en uitgaven heeft met name te maken met de kabinetswisseling. Daardoor zijn er geen nieuwe initiatieven ontplooid c.q. bestaande initiatieven afgeremd. Daarnaast wordt de onderuitputting van de uitgaven verklaard doordat uit hoofde van de Remigratiewet minder uitkeringen zijn verstrekt dan was verwacht.

Ontvangsten

De meerontvangsten van € 14,6 mln worden met name verklaard door:

  • terugbetaling van het CFI voor de uitvoering van de regeling nieuwkomers (€ 7,4 mln), omdat een aantal gemeenten minder heeft gepresteerd dan verwacht;

  • afrekening/teruggave van de SVB (€ 1,0 mln);

  • afrekening UWV-bijdrage 2009 (€ 2,1 mln);

  • teruggave omdat er minder gebruik gemaakt is van de regeling nalatenschap oude vreemdelingenwet (€ 2,1 mln).

Artikel 5. Kennis en Ordening Wonen, Wijken en Integratie

5.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 5. Kennis en Ordening Wonen, Wijken en Integratie (x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

7 758

14 194

9 662

11 852

4 794

3 372

1 422

Uitgaven:

11 074

8 679

10 851

8 506

9 929

8 630

1 299

Programma:

11 074

8 679

10 851

8 506

9 929

8 630

1 299

 

Tijdig inspelen op maatschappelijke veranderingen:

0

0

0

0

0

0

0

           
 

Ontsluiten van kennis en onderzoekscoördinatie:

0

0

0

0

0

0

0

           
 

Bevorderen van maximale maatschappelijke prestaties van wooncorporaties:

0

0

0

0

0

0

0

           
 

Versterken van de positie van de woonconsument:

1 149

1 125

1 286

790

1 485

1 363

122

  

Subsidies woonconsumentenorganisaties

1 149

1 125

1 286

790

1 485

1 363

122

           
 

Overige programmabudgetten:

9 925

7 554

9 565

7 716

8 444

7 267

1 177

  

Onderzoek

5 312

3 677

5 524

5 160

4 412

3 959

453

  

Experimenten en kennisoverdracht

4 613

3 877

4 041

2 556

4 032

3 308

724

Ontvangsten:

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Uitgaven

Onderzoek

De realisatie van de uitgaven is hoger dan geraamd, vooral omdat voor de uitvoering van het onderzoek Survey Integratie Minderheden 2010 een budget van € 1,0 mln is overgeboekt vanuit het beleidsartikel 4 «Integratie niet-westerse migranten».

5.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

Type

Onderwerp

Algemeen Doel of Operationeel Doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Overig evaluatieonderzoek

De prestatieafspraken tussen gemeenten en corporaties, die voor 2010 rechtskracht hadden, worden geanalyseerd.

OD 5.2.2

Jaarlijks

 

1

Toelichting

Ad 1

In 2010 is het onderzoek «Analyse van de prestatieovereenkomsten tussen gemeenten en corporaties in 2010» afgerond. Het onderzoek is in maart 2011 naar de Tweede Kamer verzonden. In het rapport wordt een landelijk (en regionaal) beeld geschetst van de verschillende soorten en aantallen prestatieovereenkomsten die rechtskracht hebben voor 2010. Nieuw is dat dit jaar voor het eerst ook gemeenten en corporaties zijn geënquêteerd over de samenwerking, onderlinge verhoudingen, het proces van tot stand komen van de overeenkomsten, de zich daarbij voordoende knelpunten en de invloed van externe omstandigheden op de onderhandelingen.

5.3 Slotwet
Artikel 5. Kennis en Ordening Wonen, Wijken en Integratie (Bedragen x € 1 000)
 

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

4 206

10 567

0

Mutaties Slotwet 2010

588

– 638

0

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

4 794

9 929

0

Artikel 6. Rijkshuisvesting

6.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 6. Rijkshuisvesting (x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

122 047

102 274

88 176

74 050

65 118

102 842

– 37 724

Uitgaven:

122 047

102 274

88 176

74 050

65 118

102 842

– 37 724

Programma:

122 047

102 274

88 176

74 050

65 118

102 842

– 37 724

 

Vanuit de rijkshuisvesting bijdragen aan rijksdoelen:

5 460

5 066

6 513

3 080

7 504

10 804

– 3 300

  

Beleidsondersteuning (mede) van toepassing op de rijkshuisvesting en de doelmatige werking van het rijkshuisvestingsstelsel

2 843

2 859

4 179

2 004

3 051

3 051

0

  

Onderzoek Rgd

612

261

590

180

599

599

0

  

Coördinatie rijksopdrachtgeverschap in de bouw

1 232

1 939

637

0

1 212

1 212

0

  

Energiebesparing rijkshuisvesting

773

7

1 107

896

2 642

5 942

– 3 300

  

Duurzaam bouwen rijkshuisvesting

0

0

0

0

0

0

0

        

 

  
 

Monumenten beheren:

17 301

16 962

8 212

7 426

15 259

15 259

0

  

Stimuleren architectonische kwaliteit

4 966

3 511

0

0

0

0

0

  

Beheer monumenten in rijksbezit

12 335

13 451

8 212

7 426

15 259

15 259

0

        

 

  
 

Huisvesten van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken:

99 286

80 246

73 451

63 544

42 355

76 779

– 34 424

  

Onderhoud HCvS/AZ

5 436

6 507

4 413

6 590

32 977

3 627

29 350

  

Investeringen HCvS/AZ

45 439

33 342

17 930

33 619

0

41 356

– 41 356

  

Huren HCvS/AZ

2 647

3 449

3 108

3 639

0

5 474

– 5 474

  

Asbestsanering

0

0

0

0

0

0

0

  

Paleizen

37 148

29 973

43 126

11 346

9 378

26 322

– 16 944

  

Functionele kosten Koninklijk Huis

 

8 616

6 975

4 874

8 350

0

0

0

Ontvangsten:

0

0

0

0

14 881

357

14 524

Toelichting

Verplichtingen en uitgaven

Energiebesparing rijkshuisvesting

Vergeleken met de vastgestelde begroting komen de uitgaven lager uit, omdat € 3,3 mln is doorgeschoven van 2010 naar 2013 teneinde uitvoering te geven aan een programma van energiebesparende maatregelen in de rijkshuisvesting.

Instrument: Huisvesten van het Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken

Binnen dit operationeel doel is een systeemwijziging toegepast bij de financiering van de objecten van de Hoge Colleges van Staat, het ministerie van Algemene Zaken en de huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat. Bij de huisvesting van het Koninklijk Huis gaat het om de 3 staatspaleizen: Paleis Noordeinde, Huis ten Bosch en het Koninklijk Paleis te Amsterdam.

De objecten van deze diensten en het Koninklijk Huis zijn met ingang van 2010 op een analoge wijze als in het rijkshuisvestingstelsel behandeld. Voor investeringen voor deze objecten wordt gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. Naar analogie van het rijkshuisvestingstelsel is voor de investeringen een gebruiksvergoeding bepaald. De vergoedingen over 2010 zijn verantwoord bij de posten «Huisvestingskosten HCvS/AZ» en «Huisvestingskosten Paleizen».

Afdracht Agentschap

In de afgelopen jaren (voor 2010) zijn uitgaven voor investeringen in en onderhoud en beheer aan huisvesting van Hoge Colleges van Staat, het ministerie van AZ en het Koninklijk Huis rechtstreeks ten laste van de begrotingen van VROM en WWI geboekt. Vanaf 2010 wordt gebruik gemaakt van de systematiek die gangbaar is binnen het huisvestingstelsel: voor investeringen en onderhoud wordt door de Rgd een beroep gedaan op de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën en ten laste van de begroting voor WWI worden gebruiksvergoedingen geboekt die aan de Rgd worden betaald ter dekking van rente en aflossing van de lening en apparaatskosten van de Rgd.

Om te zorgen dat huisvestingsprojecten die in 2009 of eerder al in uitvoering waren genomen, maar nog niet volledig afgerond voor 1 januari 2010, voor de volledige waarde geactiveerd zouden worden en niet alleen het deel dat na 1 januari 2010 is uitgevoerd, is een conversielening afgesloten met het ministerie van Financiën. De Rijksgebouwendienst heeft op die manier eenmalig € 157,0 mln via de leenfaciliteit ontvangen.

Volgens de gangbare procedure van het ministerie van Financiën bij dergelijke conversieleningen wordt met het bedrag van de lening betaald voor de waarde van de onderliggende activa aan het ministerie van Financiën. De afdracht door de batenlastendienst verloopt via het moederdepartement aan het ministerie van Financiën. In dit geval is het bedrag teruggestort naar het moederdepartement (VROM) en daar in zijn geheel verantwoord bij artikel 91 van de VROM begroting op het daartoe bestemde instrument «Afdracht agentschap». De lening en terugbetaling is bij de 2e suppletoire begroting 2010 geregeld.

6.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

Geen nadere toelichting.

6.3 Slotwet
Artikel 6. Rijkshuisvesting (Bedragen x € 1 000)
 

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

50 237

50 237

2 626

Mutaties Slotwet 2010

14 881

14 881

12 255

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

65 118

65 118

14 881

Toelichting

Verplichtingen en uitgaven

Als gevolg van een desaldering van ontvangsten die ten onrechte in mindering van bezwaar waren geboekt bij de definitieve vaststellingen van de jaren 2007, 2008 en 2009, zijn de verplichtingen, de uitgaven en de ontvangsten verhoogd met een bedrag van € 14,9 mln.

NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 95. Algemeen

95.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 95. Algemeen (x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

54 689

3 236

126 862

535 040

6 514

3 242

3 272

Uitgaven:

249 659

191 375

305 663

652 126

41 378

17 741

23 637

Programma:

249 659

191 375

305 663

652 126

41 378

17 741

23 637

 

Afkoop subsidies DGW regelingen

48 911

3 172

126 040

535 040

0

0

0

 

Kosten uitvoeringsorganisaties

0

0

0

0

0

0

0

 

Betaalbare woonkeuze koop- en huursector

24 464

17 643

14 602

12 634

11 056

8 063

2 993

 

Budget BWS 1992–1994

149 393

149 832

149 427

89 390

0

2 169

– 2 169

 

Woningbouw en duurzame kwaliteit

5 000

0

0

0

0

0

0

 

Huisvesting gehandicapten en woon-zorg

18 715

15 599

13 124

295

691

57

634

 

Stedelijke vernieuwing Lelystad

3 176

0

0

0

0

0

0

 

LVS en WI

0

5 129

2 470

1 180

390

3 262

– 2 872

 

Verzameluitkering

0

0

0

13 587

29 241

4 190

25 051

Ontvangsten:

11 936

1 329

752

698

491

214

277

Toelichting

Verplichtingen

De totale verplichtingen over 2010 vallen € 3,3 mln hoger uit dan in de vastgestelde begroting 2010 is geraamd. Dit is met name het gevolg van de in 2010 toegekende bijdragen voor de projecten Enschede Lage Bothof (€ 2,1 mln) en nieuw Den Helder (€ 1,0 mln), die op het instrument «Verzameluitkering» worden verantwoord.

Uitgaven

Betaalbare woonkeuze koop- en huursector

In 2010 is € 3,0 mln meer uitgegeven als gevolg van minder intrekkingen dan geraamd bij de Eigen woningen regeling 1984 (EW 1984).

LVS en WI

De uitgaven komen € 2,9 mln lager uit dan oorspronkelijk geraamd omdat voor de afwikkeling van de resterende projecten in het kader van de werkgelegenheidsimpuls (WI) in 2010 minder budget benodigd was.

Verzameluitkering

De navolgende subsidieregelingen en budgetten op de begroting van Wonen, Wijken en Integratie zijn in de verzameluitkering opgenomen en overgedragen aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties:

  • Impulsregeling Stedelijke vernieuwing 2005;

  • Innovatieprogramma Stedelijke vernieuwing;

  • Regeling Werkgelegenheidsimpuls 1984, project «Stedelijk Museum Amsterdam»;

  • Bijdragen aan Enschede Lage Bothof, Deventer Colmschate en nieuw Den Helder.

De uitkering aan de medeoverheden vindt plaats door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Op dit instrument vallen de uitgaven bijna € 25,1 mln hoger uit dan geraamd in de vastgestelde begroting 2010. Dit is met name het gevolg van:

  • De in de 1e suppletoire begroting 2010 vanuit beleidsartikel 1 overgeboekte budgetten voor de Impulsregeling Stedelijke vernieuwing 2005 en het Innovatieprogramma Stedelijke vernieuwing (in totaal € 18,6 mln);

  • De in 2010 toegekende bijdragen voor het project «Stedelijk Museum Amsterdam», Enschede Lage Bothof, Deventer Colmschate en nieuw Den Helder;

  • Aan de verzameluitkering toegevoegde bijdragen aan gemeenten op het gebied van inburgering.

95.2 Slotwet
Artikel 95. Algemeen (x € 1 000)
 

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

7 566

39 217

214

Mutaties Slotwet 2010

– 1 052

2 161

277

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

6 514

41 378

491

Artikel 96. Onverdeeld

96.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 96. Onverdeeld (x € 1 000)
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Vastgestelde begroting 2010

Verschil 2010

Verplichtingen:

0

0

0

0

0

– 6 143

6 143

Uitgaven:

0

0

0

0

0

– 1 578

1 578

Programma:

0

0

0

0

0

– 1 578

1 578

 

Loonbijstelling:

0

0

0

0

0

0

0

  

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

        

 

  
 

Prijsbijstelling:

0

0

0

0

0

– 664

664

  

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

– 664

664

        

 

  
 

Onvoorzien:

0

0

0

0

0

0

0

           
 

Nog te verdelen:

0

0

0

0

0

– 914

914

  

Nog nader te verdelen taakstellingen

0

0

0

0

0

0

0

  

Nog nader te verdelen overig

0

0

0

0

0

– 914

914

Ontvangsten:

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Dit artikel is een administratief artikel hetgeen betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van dit artikel worden gedaan.

96.2 Slotwet

Artikel 96. Onverdeeld (x € 1 000)
 

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Stand 2e suppletoire begroting 2010

– 4 090

418

0

Mutaties Slotwet 2010

4 090

– 418

0

Stand Slotwet 2010 (realisatie)

0

0

0

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van begrotingshoofdstuk XVIII (WWI). De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft in overeenstemming met de Comptabiliteitswet het karakter van een uitzonderingsrapportage. Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt in deze paragraaf verantwoording afgelegd over achtereenvolgens de totstandkoming beleidsinformatie en de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering. Op het gebied van de bedrijfsvoering, managementinformatie en het financieel- en materieel beheer zijn in 2010 veel verbeteringen doorgevoerd, zoals de invoering van dashboards met managementinformatie als sturingsinstrument. De opmerkelijke zaken zijn opgenomen in de bedrijfsvoeringsparagraaf van begrotingshoofdstuk XI (VROM).

In het verslagjaar is besloten tot een departementale herindeling. In de bedrijfsvoeringsparagraaf van VROM zal hier op worden ingegaan.

De bedrijfsvoeringsparagraaf is opgesteld door WWI. Daarbij is onder meer gebruik gemaakt van de ontvangen controlebevindingen van de Rijksauditdienst. Een speciaal daartoe eenmalig ingericht Audit Committee heeft een advies uitgebracht aan de bewindspersoon om in overeenstemming met de regelgeving al dan niet ingebrachte bevindingen in deze paragraaf op te nemen. Bij de advisering is gebruikt gemaakt van de criteria zoals vastgesteld door het voormalige Audit Committee van VROM: financieel belang, belang voor de burger, (kans op) tolerantie-overschrijding en rechtmatigheid en imago/publicitair risico.

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de huurtoeslag ligt bij de Belastingdienst. De minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid en het begrotingsbeheer. De minister van Financiën verantwoordt zich, als verantwoordelijk minister voor het beheer van de Belastingdienst, in zijn bedrijfsvoeringparagraaf over de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering van de toeslagregelingen door de Belastingdienst. De hoofdlijnen daaruit, voor zover deze betrekking hebben op de huurtoeslag, staan hieronder opgenomen.

Totstandkoming beleidsinformatie

De totstandkoming van de beleidsinformatie voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in de Rijksbegrotingsvoorschriften van het ministerie van Financiën.

De Algemene Rekenkamer heeft over het boekjaar 2009 geoordeeld dat ten opzichte van het jaar ervoor, er een betere aansluiting gemaakt is tussen de doelen van het WWI-beleid, de geleverde prestaties en de ingezette middelen. De ingezette verslagleggingslijn is daarom gecontinueerd in 2010. Dat betekent dat in het begrotingshoofdstuk XVIII (WWI) – mede als gevolg van de deelname aan het experiment «Verbeteren verantwoording en begroting», alle kabinetsprioriteiten uit de begroting beleidsmatig worden toegelicht. Ook wordt de operationele doelstelling «Garanderen van de betaalbaarheid van het wonen voor lage inkomensgroepen (vraaggericht): huurtoeslag» beleidsmatig toegelicht. De huurtoeslag wordt toegelicht omdat deze doelstelling een relatief groot financieel belang heeft. De rapportagewijziging zoals bedoeld in het experiment is erop gericht om de politieke discussie meer op de hoofdlijnen (beleidsprioriteiten) te voeren.

Naar aanleiding van de opmerking van de Algemene Rekenkamer, dat niet altijd in de opgenomen beleidsconclusies in het Jaarverslag 2009 is aangegeven of er een reden is om het beleid voort te zetten dan wel aan te passen is daar extra aandacht aan besteed. Hierbij is er rekening mee gehouden dat er een nieuw kabinet is aangetreden, terwijl de doelstellingen in de begroting 2010 de doelstellingen van het vorige kabinet waren.

Rijksgebouwendienst

Over de totstandkoming van beleidsinformatie zijn er geen bijzonderheden te melden.

Dienst van de Huurcommissie

Over de totstandkoming van beleidsinformatie zijn er geen bijzonderheden te melden.

Rechtmatigheid

Onder rechtmatigheid wordt conform de Rijksbegrotingvoorschriften comptabele rechtmatigheid verstaan. Dit houdt in dat een financiële transactie waarvan de uitkomst in het departementale jaarverslag dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de begrotingswetten en met de in internationale regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van die financiële transactie beïnvloeden.

In dit onderdeel wordt gerapporteerd als de overeengekomen tolerantiegrenzen voor zowel fouten als onzekerheden die betrekking hebben op de rechtmatigheid en de getrouwheid uit de Rijksbegrotingvoorschriften worden overschreden.

Opmerkingen en aanbevelingen Algemene Rekenkamer

Artikel 4 Integratie niet-westerse migranten

In het kader van inburgering is in 2010 € 7,5 mln compensatie betaald aan de gemeente Amsterdam in het kader van de afrekening van de Wet Inburgering Nieuwkomers 2006. Daarnaast is er voor circa € 1 mln nadeelcompensatie nabetaald aan gemeenten voor exploitatieverliezen van taalaanbieders, geleden onder minister Vogelaar in 2008.

De in 2008 betaalde nadeelcompensatie werd door de Algemene Rekenkamer als onrechtmatig beschouwd. In reactie hierop heeft de Algemene Rekenkamer criteria opgesteld waaraan moet worden voldaan bij toekomstige betalingen van nadeelcompensatie. Hoewel bovenstaande twee verschillende kwesties betreft, zijn deze toetsingscriteria toegepast bij de betaling aan de gemeente Amsterdam. WWI concludeerde dat de betaling rechtmatig was conform de criteria. Ook de afdeling juridische zaken adviseerde positief.

Overige onderzoeksbevindingen

Artikel 2 Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

Europese aanbestedingen

Het Audit Committee VROM van 6 maart 2009 heeft besloten dat afwijkingen van Europese Aanbestedingen door de Portefeuillehouders van het kerndepartement vooraf worden voorgelegd aan de Bestuursraad (BR). Alle afwijkingen van Europese aanbestedingen zijn in 2010 vooraf door de BR beoordeeld en goedgekeurd. Hierbij heeft het management bewust de keuze voor het niet Europees aanbesteden gemaakt.

Voor begrotingshoofdstuk XVIII (WWI) is er in 2010 in twee gevallen voor een totaal bedrag van € 220 519 niet Europees aanbesteed. Dit totaalbedrag is het bedrag dat verplicht is in het boekjaar 2010. (De totale verplichtingen kunnen door de jaargrensoverschrijding hoger zijn). De tolerantiegrenzen zijn hiermee niet overschreden.

Voor een advies over de concept AMvB Bouwbesluit is voor € 178 500 niet Europees aanbesteed.

Voor de technische ondersteuning in de Energy Management Committee is voor een bedrag van € 42 019 niet Europees aanbesteed.

Resterende onrechtmatigheden

Naast de voorgenoemde rechtmatigheidsfouten zijn op de uitgaven van artikel 2 nog voor een bedrag van area € 0,9 mln onrechtmatigheden geconstateerd bij het programma energiebudgetten.

Artikel 3 Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt: Huurtoeslag

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de huurtoeslag ligt bij de belastingdienst. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid en het begrotingsbeheer. De Minister van Financiën verantwoordt zich, als verantwoordelijk minister voor het beheer van de belastingdienst, in zijn bedrijfsvoeringparagraaf over de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering van de toeslagregelingen door de Belastingdienst.

De hoofdlijnen daaruit, voor zover deze betrekking hebben op de huurtoeslag, staan hieronder opgenomen.

De Comptabiliteitswet en onderliggende regelgeving schrijven voor dat, indien de tolerantiegrenzen op het begrotingshoofdstuk worden overschreden, in de bedrijfsvoeringparagraaf expliciet verantwoording wordt afgelegd over de naleving van wet- en regelgeving. Voor 2010 is de tolerantiegrens voor de voorschotten huurtoeslag vastgesteld op 1,37% in het geval van fouten.

De conclusie voor de uitbetaalde voorschotten huurtoeslag 2010 luidt dat deze tolerantiegrens met circa € 10 mln (circa 0,38 procent) is overschreden.

Het totaalbedrag van de onrechtmatigheden in de uitbetaalde voorschotten komt daarmee op circa € 45 mln. De afwijkingen worden vooral veroorzaakt door systeemtechnische beperkingen van het huidige toeslagensysteem. Voor de huurtoeslag is de vastgestelde afwijking bij het definitief toekennen 2008/2009 (circa € 21 mln) wel binnen de tolerantiegrenzen gebleven.

Rijksgebouwendienst

Over de comptabele rechtmatigheid zijn er geen bijzonderheden te melden.

Dienst van de Huurcommissie

Over de comptabele rechtmatigheid zijn er geen bijzonderheden te melden.

C. JAARREKENING

De verantwoordingsstaat 2010 van het begrotingshoofdstuk Wonen, Wijken en Integratie (XVIII) (x € 1 000)
  

(1)

(2)

(3) = (2) – (1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2010 1

 

Realisatie 2010

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting 2010

  

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

 

Totaal

 

3 717 348

485 786

 

3 832 860

560 610

 

+115 512

74 824

           
 

Beleidsartikelen

 

3 701 185

485 572

 

3 791 482

560 119

 

90 297

74 547

01

Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw

328 326

443 693

3 638

1 322 496

490 441

70 421

+ 994 170

+ 46 748

+ 66 783

02

Stimuleren van duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

62 800

79 095

15 091

71 095

67 947

5 014

+ 8 295

– 11 148

– 10 077

03

Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

2 541 670

2 484 135

363 237

2 802 006

2 733 600

447 739

+ 260 336

+ 249 465

+ 84 502

04

Integratie niet-westerse migranten

582 790

582 790

103 249

399 930

424 447

22 064

– 182 860

– 158 343

– 81 185

05

Kennis en ordening wonen, wijken en integratie

3 372

8 630

0

4 794

9 929

0

+ 1 422

+ 1 299

0

06

Rijkshuisvesting

102 842

102 842

357

65 118

65 118

14 881

– 37 724

– 37 724

+ 14 524

           
 

Niet-beleidsartikelen

 

16 163

214

 

41 378

491

 

+25 215

+277

95

Algemeen

3 242

17 741

214

6 514

41 378

491

+ 3 272

+ 23 637

+ 277

96

Onverdeeld

– 6 143

– 1 578

0

   

+ 6 143

+ 1 578

0

X Noot
1

De gerealiseerde bedragen van de uitgaven en de verplichtingen zijn steeds naar boven afgerond op ( € 1 000). De gerealiseerde bedragen van de ontvangsten zijn naar beneden of naar boven afgerond op (€ 500).

Saldibalans

De saldibalans 2010 van Wonen, Wijken en Integratie (x € 1 000)
  

31-12-2010

31-12-2009

   

31-12-2010

31-12-2009

1.

Uitgaven ten laste van de begroting

   

2.

Ontvangsten ten gunste van de begroting

  
 

– Begroting 2009

 

5 061 505

  

– Begroting 2009

 

996 827

 

– Begroting 2010

3 832 858

   

– Begroting 2010

560 610

 
         

3.

Liquide middelen

0

0

 

4a.

Rekening-courant RHB

3 271 270

4 063 321

         

5.

Uitgaven buiten begrotingsverband

– 978

– 1 357

 

6.

Ontvangsten buiten begrotingsverband

0

0

         

7.

Openstaande rechten

0

0

 

7a.

Tegenrekening openstaande rechten

0

0

         

8.

Extra-comptabele vorderingen

35 951

31 008

 

8a.

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

35 951

31 008

         

9a.

Tegenrekening extra-comptabele schulden

2

83

 

9.

Extra-comptabele schulden

2

83

         

10.

Voorschotten

5 277 915

7 140 790

 

10a.

Tegenrekening voorschotten

5 277 915

7 140 790

         

11a.

Tegenrekening garantieverplichtingen

0

30 543

 

11.

Garantieverplichtingen

0

30 543

         

12a.

Tegenrekening openstaande verplichtingen

1 561 819

812 849

 

12.

Openstaande verplichtingen

1 561 819

812 849

         

13.

Deelnemingen

0

0

 

13a.

Tegenrekening deelnemingen

0

0

 

Totaal-generaal

10 707 567

13 075 421

  

Totaal-generaal

10 707 567

13 075 421

Toelichting op de saldibalans (x 1 000)

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten resp. € 3 832 858 en € 560 610

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Staten-Generaal is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen € 0

Geen nadere toelichting.

Ad.4. Rekening-courant RHB € 3 271 270

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de financiële verhouding met de Rijksschatkist geadministreerd. Opgenomen is het bedrag overeenkomstig het laatste verstuurde saldobiljet van de RHB.

Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband € – 978

Het bedrag van € 978 aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

Opbouw van de uitgaven buiten begrotingsverband (x € 1 000)

A

Te verrekenen met andere departementen

– 948

B

Te verrekenen met lagere overheden/overige derden

– 30

 

Totaal

– 978

De uitgaven buiten begrotingsverband betreffen met name de nog te verrekenen uitgaven met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in verband met de Tijdelijke woonzorgstimuleringsregeling.

Ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband € 0

Geen nadere toelichting.

Ad 8. Extra-comptabele vorderingen € 35 951

Ad 8a. Tegenrekening Extra-comptabele vorderingen

Het saldo per 31 december 2010 wordt hieronder gespecificeerd:

Verloop van de vorderingen in 2010 (x € 1 000)

Stand vorderingen per 31-12-2009

 

31 008

Bij: In 2010 ontstane vorderingen

 

108 130

Af:

Ontvangen/verrekend

98 870

 
 

Ingetrokken

2 666

 
 

Definitief buiten invorderingstelling c.q. kwijtschelding

1 652

– 103 188

Stand vorderingen per 31-12-2010

 

35 951

Vorderingen op artikelniveau en ouderdom per 31-12-2010 in € x 1 000

Artikel

Omschrijving

vóór 2009

2009

2010

Totaal

01

Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw

0

0

8 554

8 554

02

Stimuleren van duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

139

0

0

139

03

Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

19 332

16

29

19 377

04

Integratie niet-westerse migranten

8

1 327

6 391

7 726

05

Kennis en Ordening Wonen, Wijken en Integratie

0

0

0

0

06

Rijkshuisvesting

0

0

0

0

95

Algemeen

147

6

2

155

Totaal

19 626

1 349

14 976

35 951

BBV

 

0

0

Totaal generaal

19 626

1 349

14 976

35 951

Toelichting op de omvangrijke vorderingen

Ten opzichte van ultimo 2009 is het vorderingensaldo met 15 % (€ 4,9 mln) gestegen.

Artikel 1

In verband met niet (tijdig) gestarte projecten is voor een totaal bedrag van € 8,6 mln aan verstrekte subsidies in het kader van de Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten bij gemeenten teruggevorderd.

Artikel 3

In het kader van het project Afbouw Huursubsidie is de incasso van de overige vorderingen met betrekking tot de oude huursubsidie medio 2007 opgedragen aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB). Het CJIB draagt zorg voor de verdere inning van deze vorderingen. Eind 2010 was de stand aan openstaande vorderingen € 19,3 mln. Het betreffen met name openstaande vorderingen uit 2006 of eerder (€ 18,8 mln).

Artikel 4

De omvang van het vorderingensaldo betreft met name vorderingen op gemeenten in verband met minder inburgeringstrajecten die zijn aangeboden (€ 1,8 mln), vorderingen op derden in verband met het inburgeringtraject allochtone vrouwen (€ 2,1 mln) en vorderingen in het kader van de Brede Doel Uitkering SIV.

Ad 9. Extra-comptabele schulden € 2

Ad 9a. Tegenrekening extra-comptabele schulden

Het saldo is bepaald aan de hand van de openstaande facturen met een factuurdatum tot en met 31 december 2010 en geregistreerd tot en met 14 januari 2011 waarvoor het «verplichtingen = kas beginsel» geldt. Hierop zijn de nog niet verrekende creditnota’s die betrekking hebben op facturen uit deze categorie in mindering gebracht.

Ad 10. Voorschotten € 5 277 915

Ad 10a. Tegenrekening Voorschotten

Op deze rekening staat het saldo gebaseerd op de Regeling Departementale Begrotingsadministratie (voorschotten, vooruitbetalingen en voorlopige betalingen). Voorschotten zijn betalingen aan derden vooruitlopend op een later definitief vast te stellen c.q. af te rekenen bedrag. Deze vaststelling c.q. afrekening gebeurt indien de prestatie is geleverd en indien aan alle financiële voorwaarden is voldaan.

Voorschotten verloop (x € 1 000) per 31 december 2010

Stand voorschotten per 31-12-2009

7 140 790

Bij: Overgedragen voorschotten van begrotingshoofdstuk XI

131

Stand voorschotten per 01-01-2010

7 140 921

Bij: In 2010 verleende voorschotten

1 064 050

Af: Afgerekende voorschotten

– 2 927 056

Stand voorschotten per 31-12-2010

5 277 915

Voorschotten op artikelniveau en organisatieonderdeel gerubriceerd naar ouderdom per 31-12-2010 in EUR x 1 000

Artikel

Omschrijving

vóór 2009

2009

2010

Totaal

01

Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw

2 247 936

868 141

363 524

3 479 601

02

Stimuleren van duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

31 517

8 051

59 692

99 260

03

Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

256

300

26 136

26 692

04

Integratie niet-westerse migranten

671 530

315 380

383 309

1 370 219

05

Kennis en Ordening Wonen, Wijken en Integratie

46 466

3 267

5 913

55 646

06

Rijkshuisvesting

0

0

20 695

20 695

95

Algemeen

180 687

15 152

29 630

225 469

Totaal binnen begrotingsverband

3 178 392

1 210 291

888 899

5 277 582

Departementen

88

0

240

328

Derden

 

0

0

5

5

Totaal buiten begrotingsverband

88

0

245

333

Totaal-generaal

3 178 480

1 210 291

891 214

5 277 915

Toelichting

Omvangrijke voorschotten

Artikel 1

De openstaande voorschotten hebben met name betrekking op de volgende twee instrumenten:

  • Investeringsbudget Stedelijke vernieuwing (ISV1, 2 en 3);

    In het kader van het ISV 1 en 2 is de rijksbijdrage de afgelopen jaren als voorschot aan de gemeenten overgemaakt. In totaal staat nog € 105,7 mln aan voorschotten open. Op basis van de gemaakte afspraken is het beschikbare budget ISV3 in 2010 in zijn geheel beschikt en is € 246,5 mln aan voorschotten toegekend. Deze voorschotten worden naar verwachting in 2011 afgewikkeld;

  • Sociaal, Integratie en Veiligheid 2005–2100, dat onderdeel is van het Grote Steden Beleid (GSB). In de periode 2005–2009 is in totaal € 2 524,0 mln voorschotten verstrekt.

Daarnaast wordt de stand van de openstaande voorschotten verklaard door nog niet afgewikkelde voorschotten in het kader van Sociale herovering van € 24,3 mln, Brede Doel Uitkering «Sociaal, Integratie en Veiligheid veiligheidsmiddelen» van € 355,0 mln, Budget Locatiegebonden Subsidies (BLS) 2005–2010 van € 10,0 mln en de Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten van € 256,5 mln.

Artikel 2

Het grootste deel van de nog openstaande voorschottenstand bestaat uit nog niet afgerekende subsidies energie in het kader van de Subsidies energiebesparing (€ 62,1 mln). Het betreffen de regelingen Energiebesparing (CO2-reductie) gebouwde omgeving, Tijdelijke regeling maatwerkadviezen woningen, Tijdelijke regeling glasisolatie en de projecten Meer met Minder.

Daarnaast staan in het kader van de bijdragen stimulering woningproductie (o.a. gemeente Almere en Knelpunten VINEX) en het Programma Energiebudgetten respectievelijk € 7,1 mln en € 25,6 mln aan voorschotten open.

Artikel 3

De openstaande voorschottenstand heeft met name betrekking op de bekostiging van de Dienst van de Huurcommissie (DHC). De uitgaven die ten laste van dit artikel aan de DHC worden overgemaakt worden als voorschot geregistreerd. Over 2010 betreft dit een bedrag van € 22,0 mln. Daarnaast is in het kader van de Subsidieregeling Bevordering Eigen Woningbezit plus voor in totaal € 3,6 mln aan voorschotten verleend, die nog niet zijn afgerekend.

De voorschotten met betrekking tot de Huurtoeslag, die door het ministerie van Financiën (de Belastingdienst) ten behoeve van Wonen, Wijken en Integratie wordt uitgevoerd, worden verwerkt in de saldibalans van het ministerie van Financiën.

Artikel 4

De belangrijkste oorzaak van de voorschotstand is gelegen in de systematiek rond de «Facilitering Inburgering» met als voorschot een bedrag van € 1 314,1 mln. Voor de G31 wordt in het kader van de BDU-SIV vijf jaar lang bevoorschot. De afrekening vindt plaats na afloop van deze periode. Voor de NG31 wordt eveneens jaarlijks een voorschot verstrekt en grotendeels achteraf afgerekend.

Voor het programma Overige Instrumenten bedraagt het saldo openstaande voorschotten € 27,5 mln. In dit programma is een aantal regelingen opgenomen, waaronder de regeling Ruimte voor Contact en subsidies aan maatschappelijke organisaties. Voor het programma Facilitering remigratie is in 2010 aan de Sociale Verzekeringsbank voor de uitvoering van de Remigratiewet € 32,3 mln als voorschot uitgekeerd.

Dit voorschot wordt op basis van het jaarverslag van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) afgerekend.

Artikel 5

Het grootste deel van de voorschotten bestaat uit de bijdrage aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (Stichting SVn ) van € 40 mln voor de startersleningen. In de afgelopen 3,5 jaar zijn er bijna 9 000 starterleningen versterkt, waarmee het budget is uitgeput. In 2011 zal na ontvangst van een accountantsverklaring het voorschot worden afgewikkeld.

Daarnaast is aan de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV), om het ingezette innovatie- en experimentenbeleid beter aan te laten sluiten op maatschappelijke- en marktontwikkelingen, een voorschot van € 7,6 mln versterkt.

Artikel 6

Op dit artikel staat een bedrag van € 20,7 mln open, dat te maken heeft met inputfinanciering van de Rijksgebouwendienst (RGD). Het voorschotsaldo is ontstaan door de nog openstaande voorschotten 2009 en het nieuwe voorschot voor het jaar 2010.

Artikel 95

De voorschottenstand heeft met name betrekking op de Subsidie Grote Bouwlocaties (SGB). Hierop staat een nog niet afgerekend voorschot van € 30,6 mln open. Doel van deze subsidie is om de werkgelegenheid in crisistijd te stimuleren. Daarnaast staat in het kader van de Tijdelijke Woonzorgstimuleringregeling jaren 2000–2004 een bedrag van € 2,6 mln aan voorschotten open.

Tenslotte wordt de stand van de voorschotten verklaard door de nog niet afgerekende voorschotbetalingen in het kader van de Verzameluitkering (€ 188,9 mln). Hierin is een aantal subsidieregelingen en budgetten opgenomen die aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn overgedragen.

Ad 11. Garantieverplichtingen € 0

Ad 11a. Tegenrekening garantieverplichtingen

Dit betreft de garantieverplichtingen die door WWI zijn aangegaan.

De per 31 december 2010 nog lopende garanties (x € 1 000)

Artikel

Omschrijving soort regeling

Maximaal garantiebedrag

Stand per

31-12-2010

A.

100 % deelname van het Rijk

  

95

Huurwoningen

Leningsovereenkomst

0

B.

Specifieke garanties

  

95

St. Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

Achtervangfunctie

0

95

St. Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

Achtervangfunctie

0

Totaal

   

Toelichting:

Specifieke garanties

Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

Het Rijk en de gemeenten staan borg voor de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Voor het WSW geldt dat indien het fondsvermogen na gebruikmaking van de zekerheidsstructuur een zeker minimum heeft bereikt, zoals vastgelegd in de achtervangovereenkomst, het WSW een beroep kan doen op de achtervangers. Dit beroep is, in beginsel, ongelimiteerd. Het Rijk en de deelnemende gemeenten verstrekken in geval van eventuele liquiditeitsproblemen bij het WSW ieder voor 50% een renteloze lening aan het WSW.

Deze borgstelling vormt de tertiaire zekerheid van het fonds. De primaire zekerheid wordt gevormd door het eigen vermogen van de aangesloten corporaties. Indien de financiële positie van de corporatie, naar de eisen van kredietwaardigheid van het WSW, onvoldoende is, kan onder bepaalde voorwaarden saneringssteun worden verleend door het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV). De secundaire zekerheid wordt gevormd door het vermogen van het WSW. Dit vermogen is opgebouwd uit een borgstellingreserve en een obligo op corporaties. Ultimo 2009 bedroeg de borgstellingreserve € 476,0 mln en het totaalbedrag aan obligo’s € 2 918 mln. De kans dat de tertiaire zekerheid wordt aangesproken is nagenoeg nihil.

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van de stichting WSW.

Kengetallen stichting WSW (x € 1 mln)
 

Jaar 2010

jaar 2009

jaar 2008

jaar 2007

jaar 2006

Gegarandeerde leningen

85 300

75 800

71 700

64 900

59 700

Eigen vermogen WSW

482

476

452

423

407

Obligoverplichtingen

3 200

2 918

2 760

2 498

2 236

Garantievermogen

3 682

3 394

3 212

2 921

2 643

Totaal aan schadebetalingen

0

0

0

0

0

Bron: jaarrekening WSW 2009/2008/2007/2006

Cijfers over 2010 betreffen voorlopige cijfers

Het WSW heeft tot op heden uit hoofde van haar borgstellingsfunctie nooit schadebetalingen gedaan. Belangrijke reden hiervan is dat het CFV in de praktijk aan financieel noodlijdende corporaties saneringssteun geeft voordat ze niet meer kunnen voldoen aan hun betalingsverplichtingen en de borgstelling van het WSW zou kunnen worden aangesproken.

Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

Het Rijk en de gemeenten staan borg voor de stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). Voor het WEW geldt dat indien het fondsvermogen een zeker minimum heeft bereikt, zoals vastgelegd in de achtervangovereenkomst, het WEW een beroep kan doen op de achtervangers. Dit beroep is, in beginsel, ongelimiteerd. Het Rijk en de deelnemende gemeenten verstrekken in geval van eventuele liquiditeitsproblemen bij het WEW ieder voor 50% een renteloze lening aan het WEW.

De huidige vermogenspositie van het WEW is goed te noemen. Jaarlijks wordt een aanzienlijk bedrag toegevoegd aan het garantievermogen. In 2010 is het aantal schadegevallen, en daarmee ook de schadebetalingen iets opgelopen ten opzichte van 2009. In 2009 is er € 22 mln uitgekeerd, in 2010 is dit opgelopen naar ongeveer € 38 mln.

Bij de bepaling van de premie voor 2010 is rekening gehouden met de economische vooruitzichten op korte termijn en de stijging van het aantal verliesdeclaraties. De premie is daarom in 2010 verhoogd van 0,45 % naar 0,55 %.

Het garantievermogen van de stichting is gegroeid naar € 610 mln ultimo 2009 en is ook in 2010 verder gegroeid naar € 637 mln. De verwachting is dat hiermee de financiële buffer bij het WEW ook de komende periode toereikend zal zijn en de kans dat het WEW een beroep moet doen op de achtervangers wordt klein geacht.

In de onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van het WEW.

Kengetallen stichting WEW (x € 1 mln)
 

Jaar 2010

jaar 2009

jaar 2008

jaar 2007

jaar 2006

Gegarandeerd vermogen NHG

128 158

108 879

98 255

95 681

90 878

Garantievermogen

637

610

529

473

425

Totaal aan schadebetalingen

38,1

22,0

19,2

25,5

20,7

Bron: jaarrekening WEW 2009/2008/2007/2006

Cijfers over 2010 betreffen voorlopige cijfers

Ad 12. Openstaande verplichtingen € 1 561 819

Ad 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

Verloop van de verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband in 2010 (x € 1 000)

Stand verplichtingen per 31-12-2009

  

812 849

Bij: Aangegane verplichtingen/verhogingen

  

4 673 704

Af:

Betalingen

 

3 833 239

 
 

Verlagingen/intrekkingen voorgaande jaren

 

91 496

– 3 924 734

Stand verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband per 31-12-2010

 

1 561 819

Verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom 31-12-2010 in EUR x 1 000

Artikel

Omschrijving

vóór 2009

2009

2010

Totaal

01

Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw

1 427

793

902 456

904 676

02

Stimuleren van duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

8 461

34 502

24 067

67 030

03

Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

145 201

207 084

93 823

446 108

04

Integratie niet-westerse migranten

31 153

26 849

11 584

69 586

05

Kennis en Ordening Wonen, Wijken en Integratie

3 291

5 219

3 017

11 527

06

Rijkshuisvesting

0

0

0

0

95

Algemeen

61 407

0

0

61 407

Totaal binnen begrotingsverband

250 940

274 447

1 034 947

1 560 334

Departementen

0

0

1 485

1 485

Derden

 

0

0

0

0

Totaal buiten begrotingsverband

0

0

1 485

1 485

Totaal generaal

250 940

274 447

1 036 432

1 561 819

Toelichting verlaging/intrekkingen voorgaande jaren

De negatieve bijstellingen (intrekkingen) hebben met name betrekking op vrijgevallen verplichtingenruimte in verband met afgeronde subsidies. Een belangrijk deel van de intrekkingen heeft betrekking op de regelingen die door Agentschap NL worden uitgevoerd. Het betreffen onder andere de regelingen:

  • Besluit Locatiegebonden Subsidies € 58,1 mln;

  • CO2-reductie in de gebouwde omgeving € 13,1 mln;

  • Wet bevordering eigen woning bezit-plus € 9,2 mln;

  • Geldelijke steun eigen woningen 1984 € 1,3 mln.

Baten-lastendienst: Rijksgebouwendienst (Rgd)

A. Beleidsdeel bij jaarverslag van de baten-lastendienst Rgd

Inleiding

De Rijksgebouwendienst ziet het als zijn missie bij te dragen aan het succesvol functioneren van zijn klanten, door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen. Met het in stand houden van monumenten draagt de Rijksgebouwendienst bij aan het behoud van ons cultureel erfgoed. Sinds 1 januari 1999 heeft de Rijksgebouwendienst de status van baten – lastendienst. Deze status vloeit voort uit het destijds vernieuwde rijkshuisvestingsstelsel. Het rijkshuisvestingsstelsel is in deze opzet ingevoerd met als doel een rijksbrede vergroting van de doelmatigheid in de huisvesting van de rijksoverheid.

In 2008 is het Besluit Rijksgebouwendienst 1999 gewijzigd (Stb. 2008, 381). Daarmee is onder andere besloten om de verantwoordelijkheid voor de kaderstelling voor het rijksbrede beleid op de terreinen van personeel en organisatie, informatie en ICT, inkoop, facilitaire zaken én rijkshuisvesting bij het DG Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (DGOBR) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) te beleggen. Per 14 oktober 2010 ressorteert ook de Rijksgebouwendienst onder het ministerie van BZK.

De Rijksgebouwendienst levert de producten huisvesting, services, adviezen en beleidsondersteuning. Gezien het grote belang van het product Huisvesting wordt onderstaand ingegaan op de indicatoren die hiermee samenhangen. Het product Huisvesting bestaat uit het ontwikkelen, realiseren en leveren van huisvesting. De Rijksgebouwendienst handhaaft de afgesproken kwaliteit van de geleverde huisvesting volgens de Regeling Taakverdeling Beheer Rijkshuisvesting.

Rapportage over de doelmatige uitvoering van het rijkshuisvestingsstelsel

In 2010/2011 wordt het rijkshuisvestingsstelsel opnieuw geëvalueerd. Omdat ook de doelmatige werking en uitvoering van het stelsel deel uit maakt van die evaluatie, wordt daarover thans geen afzonderlijke rapportage opgesteld.

Systeemwijziging inputfinanciering

De systeemwijziging behelst met name een operatie binnen de begroting van WWI/Rijksgebouwendienst, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010. Bij de systeemwijzing worden investeringen in de voormalige inputgefinancierde panden van de Hoge Colleges van Staat, het ministerie van Algemene Zaken en de 3 staatspaleizen (Paleis op de Dam, Paleis Huis ten Bosch en Paleis Noordeinde) middels de leenfaciliteit gefinancierd.

De objecten zelf zijn in het kader van de systeemwijziging niet geactiveerd. De activering van de investeringen in projecten geschiedt overeenkomstig hetgeen gebruikelijk is in het rijkshuisvestingsstelsel.

De begrotingsmiddelen voor de gebruiksvergoedingen (waaronder de 1-opslag, rente, afschrijving en markthuur) zijn in 2010 een onderdeel van de begroting van WWI/Rijksgebouwendienst en hebben de middelen voor onderhoud en investeringen vervangen. Voor de lopende projecten, de investeringsuitgaven tot en met 2009, is in 2010 een conversielening afgesloten.

Rapportage aan Nederlandse Mededingingsautoriteit

De Rijksgebouwendienst heeft in 2008 een meldpunt mededinging ingesteld dat fungeert als aanspreekpunt voor de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Bij dat meldpunt kunnen zowel medewerkers van de Rijksgebouwendienst als externe partijen vermoedens van prijs- of marktverdelingsafspraken of andere overtredingen van de Mededingingswet melden.

In het periodiek overleg met de NMa is ingegaan op de algemene wijze waarop de NMa met signalen vanuit de Rijksgebouwendienst omgaat. Er zijn geen concrete resultaten uit onderzoek door de NMa aan de Rijksgebouwendienst verstrekt. De Rijksgebouwendienst heeft geen formele meldingen gedaan aan de NMa over signalen van onregelmatigheden.

In 2010 heeft de Rijksgebouwendienst de volgende informatie aan de NMa geleverd:

  • een overzicht van aanbestedingen in de vorm van een aanbestedingsregister;

  • de rapportages van analyses van inschrijvingsbegrotingen bij aanbestedingen;

  • informatie over enkele aanbestedingen, op verzoek van de NMa.

Voorts heeft de NMa op verzoek van de Rijksgebouwendienst ondermeer informatie over verschillende aanbestedingen verstrekt.

Overige prestaties

Indicator

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Brandveiligheid

Scans overige voorraad uitgevoerd

gerealiseerd

Duurzaamheid

100% duurzaam inkopen

98% duurzaam ingekocht

Energieambitie 2020

Vaststellen energie-index voor portefeuille

gerealiseerd

Inspecties monumenten

70 inspecties uitgevoerd

85 inspecties uitgevoerd

Brandveiligheid

Het scannen van de overige voorraad (niet zijnde justitiële inrichtingen) is eind 2010 afgerond. Op grond van de brandscan is bepaald of een brandveiligheidsproject met voorrang wordt gestart of dat de brandveiligheidsmaatregelen in het reguliere onderhoudsproces worden ingepland.

In ruim 90% van de gevallen kunnen de benodigde maatregelen en projecten in het reguliere onderhoudsproces worden ingepland. De laatste tranche projecten met voorrang wordt naar verwachting in 2014 opgeleverd. Daar waar nodig zijn en worden in overleg met de gebruiker compenserende maatregelen getroffen.

Duurzaamheid: 100% duurzaam inkopen

Voor circa 98% van het ingekochte volume aan projecten, die in 2010 zijn gestart, zijn, indien van toepassing, de criteria voor duurzaam inkopen toegepast.

In enkele gevallen zijn de criteria voor duurzaam inkopen ten onrechte niet toegepast.

Inmiddels zijn voldoende maatregelen in het inkoopproces ingebouwd om volledig duurzaam inkopen te waarborgen.

Voortgang programma Energieambitie 2020

De energie-index van de portefeuille is in 2010 vastgesteld op 1,45 (energielabel D). Dit is gebaseerd op onderzoek door het Agentschap NL in samenwerking met de Rijksgebouwendienst op basis van een representatief deel (85%) van de oppervlakte van de rijkskantoren, namelijk de kantoren groter dan 1 000 m2, die overeenkomstig de verplichting zijn voorzien van een energielabel.

De energie-index van een gebouw is een maat voor de energetische kwaliteit van dat gebouw. Het energielabel van een gebouw wordt gebaseerd op deze index. Het onderzoek geeft aan dat geleidelijke ontwikkeling naar een energielabel B (index tussen 1,06–1,15) in 2020 mogelijk is.

Voor de kleinere kantoren en de andere gebouwen, zullen overeenkomstig de inmiddels verder aangescherpte Europese richtlijn nog energielabels worden bepaald. Naar verwachting zal dit slechts tot beperkte bijstelling van de energie-index van de portefeuille leiden.

Inspecties monumenten

In 2010 heeft de Rijksgebouwendienst voor de eerste keer een landelijke overeenkomst voor inspecties op bouwkundige aspecten afgesloten met de monumentenwachten in de diverse provincies. De bouwkundige inspecties zijn uitgevoerd door gecertificeerde inspecteurs conform de NEN 2767 methodiek.

Doelmatigheid

Producten en diensten

2007

2008

2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Klanttevredenheid

67%

nulmeting

Leegstand

1,6%

2,4%

3,3%

3,6%

3,8%

ITK

2,23

2,26

2,32

2,1–2,6

2,32

      

Bedrijfsvoering

     

Gemiddelde bezetting fte’s

1 011

993

966

1 007

927

Gemiddelde loonkosten (€ 1)

63 327

66 402

70 528

74 816

Omzet ( = totaal baten x € 1 mln)

1 463

1 483

1 535

1 484

1 466

Saldo van baten en lasten (%)

0,8

– 0,2

– 0,4

0,0

0,2

Bruto Apparaat/omzet

8,6%

9,3%

9,9%

9,9%

Bruto Apparaat/m2 * € 1

20,66

21,99

20,22

Klanttevredenheid

De Rijksgebouwendienst heeft in 2010 afgezien van de opstelling van een nieuwe methode voor het meten van klanttevredenheid. Wel is een proces in gang gezet om met de stakeholders (waaronder de klanten) te komen tot geobjectiveerde prestaties op de sleutelmomenten die in het primaire proces van de Rijksgebouwendienst echt relevant zijn. In 2011 zullen deze geobjectiveerde prestaties worden vastgesteld in nauwe afstemming met de verschillende stakeholders van de Rijksgebouwendienst.

Leegstand

De leegstand voor rekening van de Rijksgebouwendienst (3,8%) is hoger dan begroot (3,6 %), omdat er verschillende contractbeëindigingen zijn geweest. De verwachting is dat de leegstand in 2011 verder zal oplopen. De totale huisvestingsbehoefte zal de komende jaren minder worden als gevolg van de afslanking bij de Rijksoverheid. Daarnaast ontstaat behoefte aan andersoortige huisvesting waardoor de huisvestingsmutaties zullen toenemen. Tevens is het Rijksvastgoed en -ontwikkelingsbedrijf verantwoordelijk voor het afstoten van door de Rijksgebouwendienst aangemelde objecten. Zowel het tijdstip waarop, als de opbrengstwaarde, is niet door de Rijksgebouwendienst te beïnvloeden.

ITK

De indicator technische kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties. De realisatie voldoet aan de doelstelling doordat deze tussen de 2,1 en 2,6 blijft.

Bezetting in fte’s

De gemiddelde bezetting was in 2010 927 fte. De werkelijke bezetting per 31 december 2010 was 906 fte (ten opzichte van 959 fte per 31 december 2009).

Gemiddelde loonkosten

Onder de loonkosten ambtelijk personeel vallen de salarissen, inclusief aanspraken op vakantiegeld en eindejaarsuitkering, alsmede incidentele beloningen. De stijging van de kosten is met name het gevolg van de doorwerking van de CAO-afspraken.

Omzet

De omzet is in 2010 licht gedaald ten opzichte van 2009. Dit is met name te verklaren doordat de investeringssom voor investeringen in de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat, het ministerie van Algemene Zaken en de 3 staatspaleizen voorheen onderdeel van de omzet vormde. Met ingang van 2010 is de investeringssom vertaald in een gebruiksvergoeding als gevolg van de systeemwijziging input. Per saldo leidt deze stelselwijziging tot hogere opbrengsten departementen (€ 22,8 mln) en lagere opbrengsten moederdepartement (€ 76,8 mln).

Saldo baten en lasten

Het saldo van baten en lasten van de Rijksgebouwendienst is licht positief over 2010.

Apparaatsindicatoren

De realisatie van de indicator bruto apparaat versus omzet over 2010 komt overeen met de begroting. Zowel de gerealiseerde apparaatskosten als omzet zijn lager dan begroot.

De indicator bruto apparaat per m2 is lager dan begroot. Dit is enerzijds te verklaren doordat bij de berekening is uitgegaan van de totale voorraad m2 (inclusief de in renovatie zijnde voorraad). Deze berekeningswijze wijkt iets af van 2009; de realisatie over 2009 conform deze nieuwe berekeningswijze is € 19,85 per m2. Anderzijds zijn ook de apparaatskosten lager dan begroot in 2010 en is de voorraad groter dan waar bij de begroting 2010 vanuit is gegaan.

B. Financieel deel bij het jaarverslag van de baten-lastendienst Rgd

Deze jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften van de Comptabiliteitswet (CW2001) en de nadere uitwerking hiervan in de Rijksbegrotings- en verantwoordingsvoorschriften (RBV), de Regeling Departementale Begrotingsadministratie 2007 (RDB 2007) en de Regeling Baten-lastendiensten 2011. De Rijksgebouwendienst heeft bij de invoering van het rijkshuisvestingsstelsel met het ministerie van Financiën nadere afspraken gemaakt omtrent bepaalde onderdelen van de jaarrekening. Deze afspraken zijn herijkt in het kader van de Regeling Baten-lastendiensten 2007 (en daarna in 2011). In deze Regeling is in beginsel het Burgerlijk Wetboek 2 (BW 2), titel 9 en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) van toepassing verklaard. De afwijkingen van BW 2 titel 9 en RJ zijn goedgekeurd door het ministerie van Financiën en FEZ van het moederdepartement. De afwijkingen zijn nader toegelicht bij de betreffende posten van de balans en de staat van baten en lasten. De aard en omvang van deze afwijkingen hebben ertoe geleid dat er bij de financiële overzichten in het interne jaarverslag van de Rgd een getrouwbeeldverklaring onder toepassing van een stelsel voor bijzondere doeleinden is afgegeven (met een goedkeurende strekking).

Samenvattende verantwoordingsstaat 2010 inzake baten-lastendienst Rijksgebouwendienst

Baten-lastendienst Rijksgebouwendienst (Bedragen in € 1 000)

 

1

2

(3) = (2) – (1)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en begroting

    

Rijksgebouwendienst

   

Totale baten

1 483 931

1 465 557

– 18 374

Totale lasten

1 483 471

1 463 223

– 20 248

Saldo van baten en lasten

460

2 334

1 874

    

Totale kapitaalontvangsten

470 000

877 923

407 923

Totale kapitaaluitgaven

725 371

1 302 687

577 316

Balans baten-lastendienst Rgd per 31 december 2010

Balans

(Bedragen in € 1 000)

31 december 2010

31 december 2009

ACTIVA

  
   

Vaste activa

  

Materiële vaste activa:

  

Grond en gebouwen

5 179 649

4 941 802

Onderhanden huisvestingsprojecten (leenfaciliteit)

1 050 896

751 609

Inventaris en overige bedrijfsmiddelen

133

245

 

6 230 678

5 693 656

   

Egalisatierekening

746 308

743 296

   

Financiële Vaste Activa

198 208

138 953

   

Vlottende activa

  

Onderhanden werk services, adviezen en overig

53 925

60 594

Debiteuren en overige vorderingen

53 042

69 613

Overlopende activa

15 265

30 914

 

122 232

161 121

Liquide middelen

  

Bank/kas

7 756

7 399

In bewaring genomen gelden NRA

4 283

20 076

RHB

436 781

570 494

 

448 820

597 969

   

TOTAAL ACTIVA

7 746 246

7 334 995

   

PASSIVA

  
   

Eigen vermogen

  

Exploitatiereserve

130 000

153 505

Bestemmingsreserves

77 950

90 412

Onverdeeld resultaat

2 334

– 5 717

 

210 284

238 200

Voorzieningen

  

Voorziening Asbestverontreiniging

32 379

36 551

Voorziening Herstel Onderhoud

43 540

29 050

Overige voorzieningen

8 598

15 116

 

84 517

80 717

Langlopende schulden

  

Leenfaciliteit Financiën

6 428 459

5 997 075

Overige langlopende schulden

197 450

137 911

 

6 625 909

6 134 986

Kortlopende schulden

  

Nazorgbudgetten

28 957

30 871

Crediteuren

28 885

18 571

Overige schulden en overlopende passiva

326 802

423 720

Kortlopend deel langlopende schulden

440 892

407 930

 

825 536

881 092

   

TOTAAL PASSIVA

7 746 246

7 334 995

Egalisatierekening

Het gebruik van de egalisatierekening is verbonden met de regeling Rekenmethodiek Rijksgebouwendienst (RMR). Deze methodiek is, als onderdeel van het rijkshuisvestingsstelsel, door de ministerraad vastgesteld. Het ministerie van Financiën heeft bij brief BZ 2006-878 dd. 23/01/2007 ingestemd met de egalisatierekening. Met brief BZ 2007-00 220 dd. 26/11/2007 is de egalisatierekening aangemerkt als geaccepteerde afwijking van de Regeling baten-lastendiensten 2007. Ook de Algemene Rekenkamer heeft aangegeven met de regeling RMR in te stemmen bij brief 6 004 413R dd. 31/08/2006.

De gebruiksvergoeding wordt bij aanvang zodanig vastgesteld dat gedurende de contractperiode de netto contante waarden van de kosten (inclusief rente en afschrijvingen) en de opbrengsten elkaar dekken. Hierbij wordt bij de berekening van de gebruiksvergoeding uitgegaan van een verwachte inflatie. Voor de departementen leidt dit over de gehele periode tot een vaste gebruiksvergoeding, die uitsluitend door de stijging van het prijsindexcijfer wordt beïnvloed.

De totale kosten van rente en afschrijvingen dalen over de jaren. Het verschil tussen kosten en opbrengsten wordt jaarlijks op contractniveau geëgaliseerd en in de balans tot uitdrukking gebracht in een langlopende afdwingbare vordering op de gebruikers van de objecten. De vordering wordt over de totale contractperiode geneutraliseerd en is bij afloop van het contract nihil. Bij vroegtijdige contractontbinding wordt de opgebouwde vordering (= egalisatie) door de klant afgekocht. Dit bedrag wordt dan gecrediteerd op de egalisatierekening.

De egalisatie is berekend op basis van de aannames bij de berekening van de gebruiksvergoeding en de vooraf geraamde inflatie. Omdat het ministerie van Financiën in haar brief BZ 2007-07 210 dd. 21/12/2007 heeft aangegeven dat dit ministerie vanaf het verslaggevingsjaar 2007 het inflatierisico draagt op rente en afschrijving dat de Rijksgebouwendienst loopt als gevolg van de regeling RMR, hebben de verschillen tussen de geraamde en de werkelijke inflatie geen gevolgen voor het resultaat van de Rijksgebouwendienst. Ingeval van een positief resultaat wordt dit afgedragen aan het ministerie van Financiën, ingeval van een negatief resultaat wordt de Rijksgebouwendienst hiervoor gecompenseerd door het ministerie van Financiën.

Het inflatieresultaat over 2010 bedraagt € 98 859,– negatief en zal worden gevorderd van het ministerie van Financiën.

Egalisatierekening (Bedragen in € 1 000)

Egalisatie afschrijvingskosten 1 januari 2010

 

309 436

 

Egalisatie rentekosten 1 januari 2010

+/+

433 860

 

Stand per 1 januari 2010

  

743 296

    

Mutaties

   

Egalisatie afschrijvingskosten 2010

+/+

4 673

 

Egalisatie rentekosten 2010

+/+

4 353

 

Afgekochte egalisatie afschrijvingskosten

–/–

2 067

 

Afgekochte egalisatie rentekosten

–/–

3 947

 

Totaal mutaties 2010

  

3 012

    

Egalisatie afschrijvingskosten per 31 december 2010

 

312 042

 

Egalisatie rentekosten 31 december 2010

+/+

434 266

 

Stand per 31 december 2010

  

746 308

Financiële Vaste Activa

De financiële vaste activa (€ 198,2 mln) bestaan uit de langlopende vorderingen PPS (€ 192,5 mln) en de afkoop BTW (€ 5,7 mln).

Recent is de Regeling Baten-lastendiensten 2007 aangepast en met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 van kracht geworden onder de naam Regeling Baten-lastendiensten 2011. Deze regeling zou door artikel 17 lid 9 voor de Rijksgebouwendienst tot gevolg hebben dat een ongelijksoortige behandeling van PPS-projecten zou ontstaan. Het ministerie van Financiën heeft toestemming verleend om de huidige verwerkingswijze van de PPS-projecten te handhaven en als financieel vast actief in de balans op te nemen.

PPS – vorderingen

De Rijksgebouwendienst heeft sinds 2008 een 25-jarige vordering op het ministerie van Financiën gebaseerd op het leveringscontract met Financiën; het rentepercentage is 5,32 %. In 2010 is een tweede PPS-project opgeleverd. Het betreft een detentiecentrum. De looptijd van deze vordering is 25 jaar en het rentepercentage is 4,77 %. De vorderingen omvatten de geïndexeerde renovatiekosten respectievelijk bouwkosten van een in publiek, privaat samenwerking (PPS) uitgevoerd project. Tegenover deze vorderingen staat een zelfde bedrag aan schulden aan de twee consortia in verband met het design, build, finance maintain and operate (DBFMO)-contracten die ten behoeve van deze projecten zijn afgesloten.

PPS contracten (Bedragen in € 1 000)

Stand per 1 januari 2010

 

136 240

   

Mutaties

  

Oprenting

+/+

8 953

Aflossing

–/–

12 647

Nieuw contract

+/+

64 216

Stand per 31 december 2010

 

196 762

   

Kortlopend deel

 

4 280

Langlopend deel

 

192 482

Afkopen BTW

In 2010 hebben twee BTW afkoop plaatsgevonden, die niet direct met de gebruikers van de huurpanden zijn verrekend. Deze afkopen worden in de gebruiksvergoeding opgenomen en in 10 jaar verrekend. Activering van afgekochte BTW vindt plaats op basis van goedkeuring van het ministerie van Financiën.

Toelichting op het eigen vermogen

Het is de Rgd toegestaan een genormeerd eigen vermogen aan te houden van minimaal € 35 mln en maximaal € 130 mln. Het overzicht vermogensontwikkeling laat zien dat het Rgd vermogen zich boven het gemaximeerde niveau van € 130 mln bevindt.

Overzicht vermogensontwikkeling 2009–2010 excl. Bestemmingsreserves (x € 1 000)

Eigen vermogen per 1-1-2010

238 200

Corr. Bestemmingsres. per 1-1-2010

– 90 412

Uitkering aan het moederdepartement

– 17 788

Exploitatiereserve

130 000

Saldo van baten lasten 2010

2 334

Rgd vermogen ultimo 2010 tbv normering eigen vermogen

132 334

De bestemmingsreserves tellen niet mee voor het genormeerd eigen vermogen en zijn dus uit het eigen vermogen gehaald.

Voorzieningen

De voorzieningen worden gevormd voor egalisatie van kosten en voorzienbare specifieke risico’s en verplichtingen die uitgaan boven het algemene bedrijfsrisico dat aan het bedrijfsproces van de Rgd is verbonden. De voorzieningen zijn opgebouwd door kwantificering van de voorzienbare redelijkerwijs in te schatten risico’s.

Overzicht voorzieningen per 31 december 2010 ( x € 1 000)
 

Stand 1-1-2010

Onttrekking

Dotatie

Vrijval

Saldo 31-12-2010

Asbestverontreiniging

36 551

– 10 533

6 580

– 219

32 379

Wachtgelden en FPU uitk.

4 598

– 1 582

281

0

3 297

Bodemsanering

3 224

– 1 953

1 907

– 2

3 176

Verlieslatende contracten

1 941

– 179

0

– 5

1 757

Herstel onderhoud

29 050

– 5 521

23 056

– 3 045

43 540

Geschillen en rechtsgedingen

5 353

– 4 163

706

– 1 527

368

Sub-totaal

80 717

– 23 931

32 530

– 4 798

84 517

Dubieuze debiteuren

2 636

0

877

– 1 286

2 227

Totaal:

83 353

– 23 931

33 407

– 6 084

86 744

Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen bestaan uit:

Post

Omschrijving

Bedrag

Markthuren

De totale nominale betalingsverplichting voor de gehele contractsduur, die voortvloeit uit panden welke zijn gehuurd uit de markt.

looptijd < 1 jaar € 327 mln

looptijd > 1 ≤ 5 jaar € 851 mln

looptijd > 5 jaar € 489 mln

Geïntegreerde contracten (PPS)

De waarderingsgrondslag voor de niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen in het jaarverslag 2010 is identiek aan de gevolgde systematiek 2009.

 
 

– Herhuisvesting Belastingsdienst en Informatie Beheer Groep Groningen

€ 361 mln

 

– Nieuwbouw justitieel complex Schiphol

€ 336 mln

 

– Nieuwbouw Belastingkantoor Doetinchem

€ 47 mln

   
 

Daarnaast vloeien uit het DBFMO-contracten (onderdeel onderhoud en facilitaire diensten) financiële verplichtingen voort:

 
 

• Min.v. Financiën (Korte Voorhout 7)

€ 154 mln

 

• Rotterdam – Detentiecentrum

€ 84 mln

Projecten

De verplichting is gelijk gesteld aan de geraamde betalingen in 2011 en volgende jaren ten behoeve van de projecten in projectadministratie.

€ 833 mln

allen hebben een looptijd korter dan 5 jaar.

Verplichting afdracht eigen vermogen boven € 130 mln

De Rgd draagt het eigen vermogen af voor zover dit het genormeerd eigen vermogen van € 130 mln overstijgt danwel voegt dit toe aan de bestemmingsreserves. Het eigen vermogen ultimo 2010 is € 132,3 mln.

€ 2,3 mln

Begrotings- en realisatiecijfers van de baten-lastendienst Rijksgebouwendienst 2010 (Bedragen in € 1 000)
 

(1)

(2)

(3) = (2) – (1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijke begroting

Realisatie

Verschil realisatie en begroting

Realisatie 2009

Baten

    

Leveren producten en diensten:

    

Opbrengsten departementen

1 348 290

1 394 474

46 184

1 382 093

Opbrengsten moederdepartement

105 753

23 088

– 82 665

98 989

Opbrengsten derden

11 650

12 021

371

11 778

Bedrijfsvoering:

    

Rentebaten

5 151

3 571

– 1 580

2 801

Overige baten

13 087

32 403

19 316

38 886

     

Totaal baten

1 483 931

1 465 557

– 18 374

1 534 547

     

Lasten

    

Product huisvesting:

    

Apparaatskosten

89 473

90 085

612

78 416

Huren

328 132

307 079

– 21 053

336 250

Rentelasten

329 122

283 915

– 45 207

288 670

Afschrijvingen

302 634

326 763

24 129

313 458

Onderhoud

155 438

145 526

– 9 912

171 979

Mutaties voorzieningen

19 406

27 322

7 916

43 307

Belastingen

24 056

23 500

– 556

23 187

Investeringen buiten gbv

139 968

133 358

– 6 610

144 526

Overige producten:

    

Services

65 975

61 929

– 4 046

58 303

Adviezen

5 807

8 318

2 511

7 553

Beleidsondersteuning

7 773

7 735

– 38

8 322

PPS lasten

10 400

19 363

8 963

16 958

Overige lasten

5 287

28 330

23 043

49 335

     

Totaal lasten

1 483 471

1 463 223

– 20 248

1 540 264

     

Saldo van baten en lasten

460

2 334

1 874

– 5 717

Toelichting op de staat van baten en lasten uitgaande van baten-lastendienst Rgd

Baten

Baten: leveren producten en diensten

De opbrengsten huisvesting (€ 1 303,5 mln) hebben betrekking op:

  • de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de ministeries (€ 1 162,6 mln) volgens het huur-verhuurmodel (gebruiksvergoedingen). De belangrijkste wijziging is de systeemwijziging input, voor de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat, het ministerie van Algemene Zaken en voor de 3 staatspaleizen wordt een gebruiksvergoeding in rekening gebracht (€ 22,8 mln). WWI heeft, als verantwoordelijke in 2010 voor de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken alsmede de paleizen, de gebruiksvergoeding aan de Rijksgebouwendienst voldaan. Desondanks is sprake van een daling van de opbrengst gebruiksvergoeding ten opzichte van 2009. Dit is in lijn met de verwachtingen rondom de krimpende rijksoverheid en de afnemende vraag naar rijkshuisvesting;

  • de kleine, à fonds perdu gefinancierde, huisvestingsprojecten voor ministeries (€ 131,9 mln); In 2010 is sprake van aanzienlijk hogere á fonds perdu bijdragen t.o.v. 2009 (€ 106,9 mln);

  • het verschil tussen de ontvangen gebruiksvergoeding en de afschrijvings- en rentekosten van de vaste activa (egalisatie) van € 9,0 mln). Hoewel er van een afname van de egalisatierekening is uitgegaan in de begroting, is als gevolg van substantiele activeringen gedurende de laatste jaren, toch sprake van een toename van de egalisatie. In de begroting was hiermee geen rekening gehouden.

Het onderdeel services (€ 63,3 mln) betreft de opbrengsten voor werkzaamheden, die volgens de RTB tot de taak van de afnemer worden gerekend (RTB-serviceverlening), maar die op verzoek van de afnemers, voor zover rijksoverheid, door de Rijksgebouwendienst worden verricht.

Services worden door de Rijksgebouwendienst uitgevoerd zowel via incidentele opdrachten als via servicecontracten.

De opbrengsten adviezen (€ 8,3 mln) hebben betrekking op de opbrengsten van niet-projectgebonden huisvestingsadviezen aan rijksoverheden.

De klantvraag met betrekking tot serviceprojecten en adviesopdrachten is vooraf lastig in te schatten. Tegenover hogere/lagere baten staan ook hogere/lagere lasten.

De PPS – opbrengsten (€ 19,4 mln) omvatten de totale vergoeding, die de gebruikers uit hoofde van het DBFMO-contract verschuldigd zijn, minus de aflossingscomponent van de langlopende vordering. In de resultatenrekening zijn de opbrengstcomponenten «onderhoud en dienstverlening» en «rente» opgenomen. Deze transacties hebben per saldo geen resultaatconsequenties, aangezien deze opbrengsten gelijk zijn aan de PPS kosten. Medio 2010 heeft oplevering plaatsgevonden van detentiecentrum Rotterdam, waardoor de PPS – baten zijn gestegen ten opzichte van 2009.

Opbrengsten moeder

Onder inputfinanciering buiten de huur- verhuurrelatie vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie (inclusief Paleis Soestdijk), de beleidsondersteunende taken van de Rijksgebouwendienst en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Voor de dekking van de inputfinanciering wordt zorg gedragen door het moederdepartement. Het moederdepartement verstrekt gedurende het jaar voorschotten aan de Rijksgebouwendienst en op basis van de definitieve realisatiecijfers worden de kosten het jaar daarop afgerekend.

Het verschil tussen de voorschotten (en overige ontvangsten) en de realisatie wordt afgerekend met het moederdepartement. De kosten en opbrengsten zijn per saldo aan elkaar gelijk.

De gebruiksvergoeding voor de Hoge Colleges van Staat, het ministerie van Algemene Zaken en de paleizen worden door de systeemwijziging inputfinanciering met ingang van 1-1-2010 verantwoord onder de opbrengsten departementen. De opbrengsten moederdepartement zijn om deze reden in de 1e suppletoire begroting 2010 met € 79,7 mln verminderd.

In 2010 is er een voorschot ontvangen van het moederdepartement, per saldo resteert er een schuld van € 200 439,– aan het moederdepartement.

Opbrengsten derden

De opbrengsten van derden betreffen de huuropbrengsten die de Rijksgebouwendienst via RVOB ontvangt. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten voor de exploitatie van de bijzondere objecten. Hiertoe behoren met name de opbrengsten van de parkeergarages en de grafelijke zalen.

Baten: Bedrijfsvoering

Rentebaten

Specificatie rentebaten (Bedragen in € 1 000)
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Begroting 2010

Rentebaten rekening-courant RHB

551

70

5 151

Rentebaten projecten

629

3 352

0

Rentebaten deposito RHB nazorg

712

0

0

Overige rentebaten

909

149

0

Totaal

2 801

3 571

5 151

De lage rente is een gevolg van het rentepercentage op de rekening-courant RHB dat nagenoeg nihil is.

Per 1-1-2010 is het nazorgdeposito RHB nazorg opgeheven.

Rentebaten projecten betreffen rentebaten op à fonds perdu projecten. Tegenover deze baten staan lasten voor de Rijksgebouwendienst als gevolg van voorfinanciering tijdens de realisatiefase.

Overige baten

Onder deze post worden de baten verantwoord die niet onder één van de voorgaande categoriën vallen. Het betreft onder andere boekwinsten als gevolg van afstoot en resultaten op investeringsprojecten. Een deel van de overige baten heeft betrekking op omzet voorgaande boekjaren.

De baten voorgaande boekjaren (€ 7,5 mln) bestaan onder meer uit (nagekomen) verhuuropbrengsten.

Het per saldo positieve resultaat op investeringsprojecten (€ 0,4 mln) bestaat uit voornamelijk uit enkele positieve (totaal € 5,8 mln) en negatieve resultaten (totaal € 5,2 mln).

De post diverse overige baten (€ 18,5 mln) betreft met name de opbrengsten uit de bestemmingsreserve ten behoeve van apparaats- en onderhoudskosten brandveiligheid ad € 12,5 mln, de bijbehorende kosten worden bij de overige lasten gepresenteerd. Daarnaast is sprake van bijzondere baten als gevolg van de definitieve financiële afwikkeling rondom de Schipholbrand, waarvoor eerder een schuld was opgenomen op de balans, die achteraf te hoog is gebleken (€ 2,9 mln). Ook is € 2,1 mln ontvangen in verband met een te verhalen waterschade.

Lasten: product huisvesting

Apparaatskosten

Deze post omvat alle apparaatskosten, die niet gedekt worden uit de overige producten te weten huisvestingsprojecten, adviezen, services en beleid maar die gedekt dienen te worden uit 1-opslag Gebruiksvergoeding. De apparaatskosten zijn de kosten voor intern en extern personeel plus de materiële kosten, zoals eigen huisvestingskosten en ICT-kosten. De correctie technisch advies heeft betrekking op de uitgevoerde advies werkzaamheden die direct ten laste van de projecten komen.

Specificatie apparaatskosten (Bedragen in € 1 000)
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Begroting 2010

Totaal (bruto) kosten Personeel

109 741

108 324

110 691

Totaal (bruto) kosten Materieel

36 428

37 313

44 960

Totaal personele en materiële kosten

146 169

145 637

155 651

Correctie Technisch Advies

4 134

1 172

9 744

Apparaatskosten (bruto)

142 035

144 465

145 907

    

Totaal toegerekend aan overige producten

63 619

54 380

56 434

Totaal apparaatskosten (= netto)

78 416

90 085

89 473

De correctie technisch advies is aanzienlijk lager dan begroot, hetgeen in lijn is met de ingezette organisatieontwikkeling om deze activiteiten aan de markt uit te besteden, die sneller gerealiseerd is dan waar in de begroting vanuit werd gegaan.

Huren

Het betreft hier de huren die de Rijksgebouwendienst aan de markt betaalt. De afwijking ten opzichte van de begroting is deels te verklaren door de aankoop van 7 rechtbanken van de ING ultimo 2009, die daarvoor uit de markt werden gehuurd.

Rentelasten

Onder deze post worden de rentekosten van de rentedragende leningen en (eventuele) debetrente van de rekening courant RHB verantwoord.

Door de omzetting van de leningen van een annuïtair model naar een lineair model en vervroegde aflossing als gevolg van bijvoorbeeld afstoten of vroegtijdige beëindiging van contracten zijn de rentelasten lager dan begroot.

Afschrijvingen

De afschrijvingskosten gebouwen, inclusief inbouwpakketten betreffen de reguliere afschrijvingen. De kosten stijgen met € 24,1 mln en zijn in belangrijke mate in de 1e suppletoire begroting 2010 (€ 22,9 mln) opgenomen.

Onderhoud

Onder deze post vallen dagelijks onderhoud, planmatig onderhoud, het beheer van monumenten en bijzondere objecten.

De onderhoudskosten in objecten ten behoeve van de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken en de 3 staatspaleizen worden als gevolg van de systeemwijziging input onder de kosten dagelijks- en planmatig onderhoud verantwoord. Met betrekking tot Paleizen werden tot en met 2009 ook investeringen in deze tabel toegelicht, dit is nu onderdeel van onderhanden werk en – na oplevering – van de materiële vaste activa. De Functionele Kosten van het Koninklijk Huis zijn per 1-1-2010 overgeheveld naar de begroting van het ministerie van Algemene Zaken.

Mutaties voorzieningen

Deze post bestaat enerzijds uit dotaties aan de voorzieningen (ad € 33,4 mln) en anderzijds uit vrijval van voorzieningen (ad € 6,1 mln). Een specifieke toelichting op de dotatie of de vrijval is terug te vinden bij de toelichting op de balans bij de betreffende voorziening.

Belastingen

Het betreft hier het eigenaarsdeel van de onroerend zaakbelasting (OZB) over de verhuurde voorraad onroerend goed. De OZB is afgedragen aan Domeinen.

Investeringen buiten gebruiksvergoedingen

Onder deze post zijn investeringen opgenomen die niet leiden tot een (aanpassing van de) gebruiksvergoeding. Het betreft hier kleine projecten voor ministeries (€ 131,9 mln) en het energiebesparingsprogramma rijkshuisvesting (€ 1,5 mln). Kleine projecten voor ministeries betreffen de integrale kosten van de door de Rijksgebouwendienst uitgevoerde kleine, à fonds perdu gefinancierde, projecten voor ministeries alsmede à fonds perdu bijdragen aan investeringsprojecten.

Overige producten

Services

De post services betreft de integrale kosten (inclusief apparaatskosten) voor werkzaamheden, die volgens de RTB tot de taak van de afnemer worden gerekend (RTB-serviceverlening), maar op verzoek van de afnemers door de Rgd worden verricht en overige services. Hieronder valt ook het facilitymanagement. De service projecten komen pas in het uitvoeringsjaar in beeld en de totale omvang fluctueert jaarlijks.

Adviezen

De Rgd levert op verzoek van de gebruikers niet-projectgebonden adviezen. De kosten betreffen zowel de interne als externe kosten. De hogere realisatie is gevolg van het uitvoeren van meer adviesaanvragen voor de diverse ministeries. De adviesvraag van klanten aan de Rgd fluctueert over de jaren heen.

Beleidsondersteuning

Onder deze post zijn opgenomen de door het moederdepartement gefinancierde kosten voor beleidsondersteuning.

PPS Lasten

De PPS-lasten omvatten de totale vergoeding, die Rijksgebouwendienst uit hoofde van 2 DBFMO-contracten verschuldigd is aan de consortia, minus de aflossingscomponent van de langlopende schuld. In de resultatenrekening zijn de kostencomponenten «onderhoud en dienstverlening» en «rente» opgenomen. Aangezien deze PPS-lasten gelijk zijn aan de PPS-baten heeft deze transacties per saldo geen resultaatconsequenties.

Overige Lasten

De overige lasten ad € 28,3 mln hebben betrekking

  • apparaats- en onderhoudskosten van brandveiligheid € 12,5 mln;

  • boekwaardecorrecties € 4,1 mln;

  • bouwkundig tekenwerk € 3,8 mln;

  • lasten voorgaande boekjaren € 4,0 mln;

  • huurrestitutie € 0,9 mln;

  • resultaat op investeringsprojecten ad € 1,5 mln;

  • afdracht DGOBR € 1,0 mln;

  • kosten ondernemingsplan € 0,5 mln.

Toelichting op het resultaat

In de onderstaande tabel is het resultaat van de Rijksgebouwendienst gepresenteerd op productniveau. Ook op productniveau zijn de baten en lasten in evenwicht. Daarbij dient opgemerkt te worden dat binnen het product huisvesting sprake is van een component die vanuit tarieven (gebruiksvergoeding, a fonds perdu) gefinancierd wordt, de grootste posten betreffen rente & afschrijving, huren uit de markt en 1-opslag. Daarnaast is sprake van een component die, ten laste van het eigen vermogen komt (bijvoorbeeld boekwaardecorrecties, dotaties aan voorzieningen). In de eerste categorie is sprake van positief resultaat (€ 20,6 mln), terwijl in de tweede sprake is van een negatief resultaat van € 19,6 mln.

Specificatie resultaat 2010 per product (bedragen in € 1 000)
 

Baten

Lasten

Resultaat

Huisvesting

1 386 211

1 385 241

970

Services

63 318

61 929

1 389

Adviezen

8 293

8 318

– 25

Beleidsondersteuning

7 735

7 735

Totaal Rijksgebouwendienst

1 465 557

1 463 223

2 334

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2010 (Bedragen in € 1 000)
  

(–1)

(–2)

(3) = (2) – (1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

     

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2010

304 923

570 494

265 571

     

2.

Totaal operationele kasstroom

293 418

291 051

– 2 367

     

3a. –/–

Totaal investeringen

– 425 000

– 874 450

– 449 450

3b. +/+

Totaal boekwaarde desinvesteringen

45 000

4 506

– 40 494

3.

Totaal investeringskasstroom

– 380 000

– 869 944

– 489 944

     

4a. –/–

Eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

– 17 788

– 17 788

4b. +/+

Eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

4c. –/–

Aflossingen op leningen

– 300 371

– 410 449

– 110 078

4d. +/+

Beroep op leenfaciliteit

425 000

873 417

448 417

4.

Totaal financieringskasstroom

124 629

445 180

320 551

     

5.

Rekening courant RHB 31 december 2010

342 970

436 781

93 811

     
 

(= 1 + 2 + 3 + 4)

   
 

(maximale roodstand 0,5 mln euro)

   

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht. In dit model vormen de posten 3a, 4a en 4c de kapitaaluitgaven, terwijl de posten 3b, 4b en 4d de kapitaalontvangsten vormen.

Operationele kasstroom

Bij het bepalen van de operationele kasstroom is uitgegaan van het saldo van baten en lasten, dat is gecorrigeerd voor de afschrijvingen en de mutaties in de balansposten egalisatie, voorzieningen en kortlopende activa en passiva en langlopende activa en passiva, voor zover dit niet betreft de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën.

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom bestaat uit het saldo van investeringen en (boekwaarde van de) desinvesteringen.

Per 31 december 2010 is in de volgende vaste activa geïnvesteerd:

 
  

Onderhanden werk (investeringen)

€ 492,3 mln

Aankopen

€ 224,8 mln

Conversielening

€ 157,3 mln

Inventaris en overige bedrijfsmiddelen

€ 0,0 mln

  

De desinvesteringen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 
  

Grond en gebouwen

€ 4,5 mln

Inventaris en overige bedrijfsmiddelen

€ 0,0 mln

Het verschil tussen de realisatie desinvesteringen en de oorspronkelijk vastgestelde begroting komt door de lagere – dan begrote – afstootresultaten, die niet door de Rijksgebouwendienst te beïnvloeden zijn.

Financieringskasstroom

De aflossingen op leningen bestaan uit de aflossing op de leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën (€ 410,4 mln).

Alleen voor de investeringen in huisvestingsprojecten en voor de terugbetaling van de voorfinancieringen wordt een beroep op de leenfaciliteit gedaan. De samenstelling van het «Beroep op leenfaciliteit» is als volgt:

Beroep op de leenfaciliteit (Bedragen x € 1 000)

Beroep leenfaciliteit 1e tot en met 3e kwartaal 2010

 

303 668

Beroep leenfaciliteit 4e kwartaal 2010

+/+

569 749

Beroep leenfaciliteit conform Financiën

 

873 417

Afgeroepen kasberoep in 2010

–/–

873 417

Nog af te roepen bij Financiën

 

0

Baten-lastendienst: Dienst van de Huurcommissie

Het werkterrein van de Dienst van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders er onderling niet uitkomen, doet de Dienst van de Huurcommissie op verzoek uitspraken in geschillen tussen huurders en verhuurders omtrent de hoogte van huurprijzen en servicekosten. Duidelijke informatie over de huurprijswetgeving kan verschillen van mening tussen huurders en verhuurders in een vroeg stadium oplossen en zo procedures bij de Dienst van de Huurcommissie voorkomen. Via vernieuwde brochures, de internetsite en de telefonische helpdesk heeft de Dienst van de Huurcommissie die informatie in 2010 verschaft. Daarnaast beantwoordt de Dienst van de Huurcommissie verzoeken van de Belastingdienst over de redelijkheid van huurprijzen in het kader van de uitvoering van de huurtoeslag door de Belastingdienst.

Op 1 april 2010 is de wetswijziging van kracht geworden op grond waarvan de 59 afzonderlijke ZBO’s zijn omgevormd tot één landelijke ZBO Huurcommissie. Dit ZBO wordt ondersteund door de Dienst van de Huurcommissie, die met ingang van 1 januari 2010 de status van baten-lastendienst heeft verkregen.

Hierdoor wordt het mogelijk om het verband te leggen tussen de kostprijzen enerzijds en de kwantiteit en kwaliteit van de diensten anderzijds.

In 2010 is veel energie gestoken in de voorbereiding van een nieuw ICT-systeem dat de primaire processen ondersteunt. Dit nieuwe systeem, dat in januari 2011 is ingevoerd, moet het mogelijk maken om de werkzaamheden doelmatiger te verrichten en de sturing hierop te verbeteren, waardoor de doorlooptijden verkort kunnen worden.

Algemene grondslagen voor de waardering

Deze jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften van de Comptabiliteitswet en de nadere uitwerking hiervan in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2011, de Regeling departementale begrotingsadministratie en de Regeling Baten-lastendiensten 2011.

Samenvattende verantwoordingsstaat 2010 inzake baten-lastendienst Dienst van de Huurcommissie van de begroting Wonen, Wijken en Integratie (bedragen in € 1 000)
 

(1)

(2)

(3) = (2) – (1)

 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

realisatie

verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Dienst van de Huurcommissie

   

Totale baten

20 176

22 637

2 461

Totale lasten

20 176

23 231

3 055

Saldo van baten en lasten

0

– 594

– 594

    

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

Totale kapitaaluitgaven

3 757

2 201

– 1 556

Ter compensatie van het negatief exploitatieresultaat in 2010 heeft het moederdepartement in 2010 een eenmalige bijdrage beschikbaar gesteld, die conform de Regeling baten-lastendiensten 2011 in de balans verantwoord is onder de exploitatiereserve.

Gespecificeerde Staat van baten en lasten Bedragen x € 1 000
 

(1)

(2)

(3) = (2) – (1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie t-1

Baten

    

Opbrengst moederdepartement

15 731

17 008

1 277

nvt

Opbrengst overige departementen

0

0

0

nvt

Opbrengst derden

1 151

322

– 829

nvt

Rentebaten

0

0

0

nvt

Vrijval voorzieningen

0

1 185

1 185

nvt

Bijzondere baten

3 294

4 122

828

nvt

Totaal baten

20 176

22 637

2 461

nvt

     

Lasten

    

Apparaatskosten

    

– personele kosten

8 717

11 119

2 402

nvt

– materiële kosten

6 916

5 389

– 1 527

nvt

Rentelasten

128

31

– 97

nvt

Afschrijvingskosten

    

– materieel

545

523

– 22

nvt

– immaterieel

576

198

– 378

nvt

Overige lasten

    

– dotaties voorzieningen

0

603

603

nvt

– bijzondere lasten

3 294

5 368

2 074

nvt

Totaal lasten

20 176

23 231

3 055

nvt

Saldo van baten en lasten

0

– 594

– 594

nvt

Toelichting op de staat van baten en lasten

Baten

Opbrengst moederdepartement

De voornaamste baten van de Dienst van de Huurcommissie bestaan uit de vergoeding door de opdrachtgevende WWI-beleidsdirectie voor het aantal gerealiseerde zaken. Deze vergoeding wordt bepaald door de gerealiseerde aantallen geschilzaken respectievelijk redelijkheiduitspraken te vermenigvuldigen met het tarief per soort zaak, onder aftrek van de gerealiseerde legesontvangsten.

In 2010 is de opbrengst als volgt berekend:

Soort zaak

aantal zaken

tarief

vergoeding

Huurverhogingsgeschillen

7 455

1 340

9 989

Servicekostengeschillen

4 161

1 496

6 225

Redelijkheid huurprijzen

1 608

694

1 116

Totaal

13 224

 

17 330

Gerealiseerde leges

  

– 322

Bijdrage moederdepartement

  

17 008

Het positieve verschil tussen begroting en realisatie is het gevolg van enerzijds een hogere productie dan geraamd (13 224 in plaats van 13 000) en anderzijds gemiddeld genomen hogere tarieven dan in de begroting verondersteld. Eind 2009 bestond in het kader van de offertevoorbereiding een beter inzicht in de hoogte van de kosten in 2010 dan aan het begin van 2009. De tarieven zullen in de komende jaren kunnen en moeten dalen als gevolg van een doelmatigheidsstijging die mogelijk wordt door de invoering van het nieuwe ICT-systeem.

Opbrengst derden

De opbrengst van de leges is aanzienlijk lager dan bij de begroting de inschatting was. Op dat moment werd nog uitgegaan van invoering van het nieuwe legesregime per 1 januari 2010, waarin de nieuwe hogere tarieven van toepassing werden. Hierin is sprake van een legesbijdrage door de partij die in het ongelijk is gesteld van € 25 voor natuurlijke personen en van € 450 voor rechtspersonen. Dit is uiteindelijk 1 april 2010 geworden, waardoor ook de verhoging van de legesinkomsten later in beeld kwam. Daarnaast bleek ook het aantal geschillen dat beslecht werd onder het nieuwe legesregime lager dan geraamd omdat de instroom van geschillen na 1 april op een substantieel lager niveau lag dan daarvoor. In de periode van 1 januari 2009 tot 1 april 2010 was deze instroom per maand gemiddeld 1 100, in de periode van 1 april tot en met 31 december bedroeg de gemiddelde instroom per maand 800.

Vrijval voorzieningen

De voorziening voor uitgaven ten behoeve van medewerkers die de dienst gaan of hebben verlaten, kon neerwaarts bijgesteld worden.

Bijzondere baten

Ten behoeve van kosten van een aantal specifieke projecten heeft het moederdepartement een specifieke bijdrage toegezegd. De hoogte van deze bijdrage wordt bepaald op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten, die in 2010 hoger waren dan geraamd (zie lasten).

Lasten

Apparaatskosten: personele kosten

De personele kosten waren in 2010 aanzienlijk hoger dan begroot. Een voorname oorzaak hiervan was een tragere instroom van ambtelijk personeel dan verwacht. De reden hiervoor was dat DHC conform de departementale afspraken in eerste aanleg alleen kon werven onder VROM-medewerkers. Nadat gebleken was dat bepaalde functies op deze wijze niet vervuld konden worden, verkreeg DHC toestemming om breder te werven. In verband daarmee waren de kosten voor (duurder) tijdelijke externe medewerkers hoger dan geraamd. Daarnaast is in 2010 veel tijd vrijgemaakt voor de voorbereiding van de invoering van een nieuw ICT-systeem in de vorm van opleidingen en trainingen. Teneinde dit niet ten koste te laten gaan van de reguliere productie, zijn extra tijdelijke medewerkers aangetrokken.

Apparaatskosten: materiële kosten

Deze kosten waren aanzienlijk lager dan begroot. Eén van de oorzaken daarvan was het besluit om het nieuwe ICT-systeem niet in de tweede helft van 2010, maar in januari 2011 in gebruik te nemen. Derhalve zijn er in 2010 nog geen beheerskosten voor dat systeem gemaakt.

Afschrijvingskosten: immaterieel

Door het hiervoor genoemde uitstelbesluit met betrekking tot het nieuwe ICT-systeem, is er in 2010 ook niet afgeschreven op dit systeem, terwijl dat in de begroting wel was voorzien.

Dotaties voorzieningen

In verband met in 2010 gemaakte afspraken met medewerkers die de dienst gaan verlaten, zijn de voorzieningen verhoogd.

Bijzondere lasten

Ultimo 2010 was de voorraad onderhanden werk lager dan aan het begin van het jaar. De afname van de voorraad ad € 1,246 mln is tegen de kostprijzen 2010 ten laste van het resultaat gebracht. In de begroting was met deze afname geen rekening gehouden.

In 2010 zijn kosten gemaakt voor de invoering van een nieuw ICT-systeem, voor het aanpassen van de systemen en processen in verband met het introduceren van het energielabel in het woningwaarderings-stelsel en voor medewerkers die in samenhang met de reorganisatie in 2009 de dienst hebben verlaten. De kosten van deze onderwerpen waren € 0,83 mln hoger dan begroot.

Saldo van baten en lasten

Over 2010 is een negatief exploitatieresultaat behaald. Dit is het gevolg van het feit dat in de gehanteerde tarieven een hoger aantal zaken is verondersteld (op basis van de instroom in 2009) dan uiteindelijk is gerealiseerd. Ter compensatie van dit negatief exploitatieresultaat, heeft het moederdepartement in 2010 een eenmalige bijdrage toegezegd en beschikbaar gesteld, die conform de Regeling baten-lastendiensten 2011 in de balans is verantwoord onder de exploitatiereserve.

Om toekomstige verliezen te voorkomen, is bij het berekenen van de tarieven voor 2011 uitgegaan van een productie-aantal dat nauw aansluit bij de sinds 1 april 2010 lagere instroom van geschillen.

Balans per 31 december 2010 (voor verwerking van het resultaat) (Bedragen x € 1 000)
 

31 december 2010

1 januari 2010

Activa

  

Immateriële activa

3 609

1 786

Materiële activa:

  

– Grond en gebouwen

0

0

– Installaties en inventarissen

92

396

– overige materiële vaste activa

270

310

Voorraden

3 664

4 909

Debiteuren

210

4 602

Nog te ontvangen

70

2

Liquide middelen

3 340

0

Totaal activa

11  255

12 005

   

Passiva

  

Eigen vermogen:

  

– exploitatiereserve

1 000

0

– onverdeeld resultaat

– 594

0

Leningen bij het MvF

0

2 491

Voorzieningen

1 590

2 171

Crediteuren

74

0

Nog te betalen

9 185

7 343

Totaal passiva

11 255

12 005

De Dienst van de Huurcommissie stelt voor om het negatieve bedrijfsresultaat ad € 0,594 mln ten laste van de exploitatiereserve te brengen. Dit bedrijfsresultaat is veroorzaakt doordat in de gehanteerde tarieven een hoger aantal zaken is verondersteld dan uiteindelijk is geresulteerd. Zoals hierboven vermeld, is hiervan geleerd ten behoeve van het tarievenvoorstel en offerte voor 2011.

Toelichting op de balans

Activa

Grondslagen voor waarderingactiva

De in de balans opgenomen waarde van de immateriële en materiële activa is gebaseerd op historische kostprijzen minus een lineaire afschrijving. De restwaarde van alle materiële activa wordt geschat op nul. De materiële activa zijn geheel gefinancierd met een initiële lening bij het ministerie van Financiën.

Voor afschrijvingen op activa worden de volgende termijnen gehanteerd: verbouwingen 10 jaar, inventaris 5 jaar, hardware, installaties en software 3 jaar. Voor het bedrijfssoftwarepakket Themis zal gezien de geschatte gebruiksduur een afschrijvingstermijn van 5 jaar worden gehanteerd.

Immateriële activa

De immateriële activa bestaan uit aangeschafte software en het Themis bedrijfssoftwarepakket dat in opdracht van de Dienst van de Huurcommissie door derden in 2010 is ontwikkeld. Het Themis pakket is in januari 2011 in productie genomen. Op bedragen van de post Themis zal worden afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname, dus 2011.

Materiële activa

De materiële activa bestaan uit inventaris, hardware, installaties en verbouwingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan aan het kantoor Den Haag van de Dienst van de Huurcommissie. De Dienst van de Huurcommissie huurt haar kantoorruimten, deze panden staan daarom niet op de balans als activa.

Het grootste deel van de activa is begin deze eeuw aangeschaft waardoor de restwaarde beperkt is. Veel activa worden nog gebruikt terwijl ze inmiddels afgeschreven zijn.

Categorie

Boekwaarde 1-1-2010

Investering 2010

Afschrijving 2010

Boekwaarde 31-12-2010

Immateriële activa

1 786

2 021

198

3 609

     

Materiële activa

    

– verbouwingen

330

0

279

50

– installaties/inventaris

81

– 12

27

42

– hardware

295

192

217

270

– totaal

706

180

523

362

Voorraden

Dit betreft het onderhanden werk, gewaardeerd tegen kostprijzen 2010. Doordat in 2010 meer zaken zijn afgewikkeld dan er zijn ingestroomd, is het aantal onderhanden zaken afgenomen, en derhalve de waarde van deze post.

Passiva

Eigen vermogen

Het eigen vermogen wordt gevormd door enerzijds de exploitatiereserve en anderzijds het onverdeeld resultaat. Het eigen vermogen bedraagt 2,4% van de omzet in 2010.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

In 2010 is bij het Ministerie van Financiën in afwijking van het voornemen geen initiële lening opgenomen ter financiering van de betaling aan het moederdepartement voor de overgenomen activa. Dit zal in 2011 alsnog geschieden. Evenmin is een lening opgenomen ter financiering van de investeringen, deze konden gefinancierd worden uit de beschikbare liquide middelen.

Voorzieningen

De voorziening die op de balans staat betreft herplaatsingskosten en maatwerkafspraken.

De hoogte van de herplaatsingskosten is berekend aan de hand van de te verwachten loonkosten van desbetreffende medewerkers die ultimo 2010 de status van herplaatser hebben voor de periode dat ze aan deze status rechten kunnen ontlenen.

De maatwerkafspraken betreffen kosten voor personeelsleden die in het kader van de reorganisatie van 2009 vervroegd zijn uitgetreden. Deze kosten staan vast. Uitbetaling zal tot en met 2012 plaatsvinden.

 

Stand 1-1-2010

Vrijval

Dotatie

Saldo 31-12-2010

Herplaatsers

740

– 455

245

530

Maatwerkafspraken

1 431

– 730

359

1 060

Totaal

2 171

– 1 185

604

1 590

De kosten voor deze twee posten zijn in 2010 vergoed door het moederdepartement, zodat geen onttrekking heeft plaatsgevonden, en de verlaging van de verplichting als vrijval ten goede komt aan de exploitatiereserve.

Op de balans is geen voorziening voor jubilea opgenomen, omdat dit bedrag niet doelmatig is.

Crediteuren

Dit betreft ontvangen maar per ultimo 2010 nog niet betaalde facturen voor gemaakte kosten die betrekking hebben op 2010.

Nog te betalen

Deze post bestaat uit nog te ontvangen facturen, legesvoorschotten, vooruitontvangen vergoedingen door de opdrachtgever en het moederdepartement, alsmede verplichtingen jegens het personeel.

Onder deze post is ook de schuld aan het moederdepartement voor de overgenomen activa opgenomen.

Niet in de balans opgenomen verplichtingen

Het totaal van de niet in de balans opgenomen meerjarige verplichtingen bedraagt € 2.385.000. Deze bestaan uit de volgende posten:

  • De jaarlijkse huurverplichting voor de kantoorruimte in Den Haag: € 820.000

  • ICT-onderhoudscontracten voor diverse programma’s: € 1.392.000

  • Contract met callcenter: € 173.000

Kasstroomoverzicht per 31 december 2010 (Bedragen x € 1 000)
  

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3) = (2) – (1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari + stand deposito-rekeningen

0

0

0

     

2.

Totaal operationele kasstroom

1 121

– 2 304

– 3 425

     

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 3 757

– 2 201

1 556

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investerings-stroom

– 3 757

– 2 201

1 556

     

x.

Specifieke uitgaven

– 3 294

0

3 294

     

4a.

Eenmalige uitkering aan moeder-departement (–/–)

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moeder-departement (+)

3 294

7 845

4 551

4c.

Aflossingen op leningen (–/–)

– 1 121

0

1 121

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

3 757

0

– 3 757

4.

Totaal financieringskasstroom

5 930

7 845

1 915

     

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2010 + stand deposito-rekeningen

0

3 340

3 340

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Ten tijde van het opstellen van de begroting is verondersteld dat de reguliere bedrijfsvoering de liquide middelen zou genereren die nodig zijn voor het aflossen van de lening die in 2010 zou worden opgenomen bij het ministerie van Financiën. In 2010 is evenwel geen beroep gedaan op de leenfaciliteit, en was er derhalve ook geen sprake van aflossingen. De uitgaven voor de bijzondere projecten en de investeringen konden gefinancierd worden door de eenmalige storting door het moederdepartement. Deze was hoger dan begroot omdat deze was afgestemd op de uitvoering van een aantal specifieke projecten die in opdracht van het moederministerie in uitvoering zijn genomen. Voor een deel zijn deze projecten nog niet afgerond; het daarmee samenhangend bedrag is als «vooruitontvangen vergoeding» onderdeel van de balanspost «Nog te betalen».

Doelmatigheidsindicatoren

Doorlooptijden

Voor de doorlooptijden van geschilbeslechting staat in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte een termijn van vier maanden. Zoals hiervoor is aangegeven, is in 2010 gewerkt aan de voorbereiding van een nieuw ICT-systeem met behulp waarvan de huidige doorlooptijden verkort kunnen worden. De in de begroting vermelde streefwaarden voor 2010 zijn gerealiseerd.

 

Begroting

Realisatie

% huurprijsgeschillen afgerond binnen 6 maanden

80%

82%

% servicekostengeschillen afgerond binnen 7 maanden

80%

83%

% huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 6 maanden

80%

85%

Integrale kostprijzen

Op basis van de werkelijke kosten over 2010 en de werkelijke aantallen afgehandelde zaken, zijn de integrale kostprijzen per product bepaald.

Integrale kostprijzen

Begroting

Realisatie

Geschil Huurprijs

€ 1 297

€ 1 257

Geschil Servicekosten

€ 1 405

€ 1 620

Verklaring redelijkheid huurprijs

€ 1 065

€ 915

De kostprijs voor servicekostengeschillen op basis van definitieve realisatie is fors hoger, vanwege de hogere kosten van personele inzet bij servicekostenonderzoeken.

De lagere definitieve kostprijzen bij verklaring van redelijkheid ligt aan de doorbelasting van de kosten voor bouwtechnisch onderzoek. Deze zijn aanzienlijk lager dan voorheen ingeschat omdat minder kosten voor bouwtechnisch onderzoek aan de verklaringen zijn toegerekend.

Ingroeimodel

Voor de begroting 2012 zal bezien worden welke doelmatigheidsindicatoren toegevoegd kunnen worden, rekening houdend met het bijzondere karakter van de werkzaamheden van de Dienst van de Huurcommissie.

D. BIJLAGEN

Bijlage 1: Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s

Hieronder volgt een overzicht van de ZBO’s en RWT’s die onder de verantwoordelijkheid van de minister voor BZK vallen per 31 december 2010. Hierbij wordt tevens aangegeven aan welke beleidsdoelstellingen van WWI deze organisaties een bijdrage hebben geleverd.

Naam organisatie

RWT

ZBO

Wettelijke Taak

Begrotingsartikel(en)

Raming (x € 1 000)

Realisatie (x € 1 000)

URL

Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting

x

x

Het houden van financieel toezicht op corporaties en de sector als geheel. Daarnaast verstrekking van sanerings- en projectsteun in het belang van de volkshuisvesting.

Artikel 1

Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw

N.v.t.

N.v.t.

www.cfv.nl

        

Dienst van de Huurcommissie

 

x

Het doen van uitspraken in geschillen ten aanzien van aanvangshuur, huur- stijgingen en servicekosten. Tevens huurprijstoetsing in het kader van een huurtoeslagaanvraag.

Artikel 3

Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

€ 15,2 mln

€ 25,0 mln.

www.huurcommissie.nl

Bijzonderheden Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting

In 2008 is de bijzondere projectsteun ten bate van de 40-wijkenaanpak ingesteld. De rechtbank Utrecht heeft in november 2010 de door het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) opgelegde heffingen voor de jaren 2008 en 2009 ongegrond verklaard. In overleg met het Rijk heeft het CFV hiertegen beroep aangetekend. Mocht dit beroep tegen de uitspraak door de Raad van State worden verworpen dan heeft dit gevolgen voor het vermogen van het Centraal Fonds Volkshuisvesting omdat dan de heffing 2008 en 2009 (in totaal € 150 mln) moet worden terugbetaald. Als dit het geval is zullen BZK en Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting samen kijken naar een oplossing voor de aanvulling van het vermogen.

Bijlage 2: Extra-comptabel overzicht Grotestedenbeleid 2010

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is programmaminister voor het stedenbeleid 2010–2014. Vanuit die coördinerende verantwoordelijkheid heeft hij onderhavige overzichtsconstructie tot zijn beschikking, conform de Rijksbegrotingsvoorschriften 2011. Het overzicht heeft een informatiefunctie voor de Staten-Generaal. Op deze wijze wordt het integrale overheidsbeleid zichtbaar gemaakt, ook al wordt het beleid door meer ministers uitgevoerd. De individuele ministeriele verantwoordelijkheid blijft daarbij gehandhaafd.

Beleidsterrein/instrument

Type uitkering 2010

bron ministerie

2010

2011

2012

2013

2014

(indicatieve bedragen x € miljoen)

       

Sociaal domein

       

Maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid

decentralisatie-uitkering

VWS

258

260

260

260

260

        

Gezond in de stad

decentralisatie-uitkering

VWS

5

5

5

5

5

        

Veiligheid en Leefbaarheid

decentralisatie-uitkering

      

Van Montfrans- en Leefbaarheidmiddelen

 

V&J en BZK

89

64

0

0

0

        

Onderwijsachterstandenbeleid

decentralisatie-uitkering 1

OCW

173

173

173

173

173

        

Participatiebudget 2

specifieke uitkering

      

Inburgering

 

BZK

199

158

92

46

0

Volwasseneneducatie

 

OCW

58

44

44

44

44

        

Aanpak Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren

decentralisatie-uitkering

V&J

5

5

0

0

0

Voorkomen criminele loopbaan allochtone jongeren

       
        

Jeugd

decentralisatie-uitkering

      

Voortijdig schoolverlaten (accent op aanpak overbelaste jongeren)

 

OCW

22

22

22

22

22

        

Vrouwenopvang/huiselijk geweld

specifieke uitkering 3

VWS

76

76

76

76

76

        

Totaal beschikbare middelen sociale domein

  

885

807

672

626

580

        

Fysiek domein

       

Investeringsbudget stedelijke vernieuwing

specifieke uitkering 4

BZK

199

210

148

153

139

Budget voor stedelijke vernieuwing

decentralisatie-uitkering

I&M/DGR

26

21

21

21

21

       

Totaal beschikbare middelen sociale en fysieke domein

  

1 110

1 038

841

800

740

X Noot
1

Overeenkomstig de wens van de Tweede Kamer is dit budget met ingang van 2011 via een specifieke uitkering beschikbaar gesteld (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 989, nr. 10).

X Noot
2

Vanaf 2010 zijn voor de G31 de middelen voor inburgering en volwasseneneducatie toegevoegd aan het Participatiebudget; vanaf 2012 is de bijdrage onder voorbehoud van besluitvorming m.b.t. de vorming van een regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt (regeerakkoord).

X Noot
3

Met ingang van 2011 decentralisatie-uitkering.

X Noot
4

Naar verwachting in 2011 decentralisatie-uitkering; de Wet stedelijke vernieuwing wordt hiervoor met terugwerkende kracht per 1-1-2011 ingetrokken.

Naar boven