Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 30995 nr. 87 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 30995 nr. 87 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 januari 2011
In deze brief wordt – op uw verzoek – ingegaan op de toekomst van de wijkenaanpak. Daarbij wordt de bredere opgave om steden en dorpen leefbaar te maken en te houden betrokken. Hiermee komen we tegemoet aan de motie Ortega-Martijn/Schouw over voortzetting van het beleid voor de stedelijke problematiek1. Vervolgens komt de Vogelaarheffing aan de orde. Over de voorgenomen heffing bij verhuurders vanaf 2014 wordt u rond de zomer geïnformeerd.
Leefbaarheid centraal in aanpak
Wonen doe je niet alleen in een huis maar in een omgeving. Die omgeving varieert van stad tot stad, van streek tot streek en van straat tot straat. De omgeving wordt gemaakt door mensen, de bebouwde of juist niet bebouwde omgeving en publiek en private voorzieningen. Doorgaans is het algemene beleid van gemeenten voldoende voor een leefbare omgeving. Maar er zijn wijken, buurten en streken waar meer nodig is.
Het vorige kabinet is in 2007 gestart met de wijkenaanpak; een integrale en gebiedsgerichte manier van samenwerken in wijken waar de achterstanden groot en meervoudig zijn. Kenmerkend is dat het zowel fysieke als sociaaleconomische interventies betreft. Dat betekent dat er binnen een wijk gelijktijdig wordt gewerkt aan beheer, bouw en onderhoud, maar ook aan de leefomgeving; veiligheid, gezondheid, werk, onderwijs en sociale cohesie. Bewoners staan centraal in de aanpak. Aanleiding voor deze intensivering van het wijkenbeleid vormde de toekomstverkenning Stedelijke Vernieuwing2 uit 2006 waarin toenmalig minister van VROM Winsemius een groeiende tweedeling tussen kansrijke en kansarme wijken signaleerde. Het vorige kabinet heeft dat in 2007 uitgewerkt in het meerjarige programma wijkenaanpak. Lokale partners hebben met steun van het rijk een methode ontwikkeld die effectief blijkt te zijn. U bent daarover geïnformeerd in de Voortgangsrapportage Wijkenaanpak 20103.
Langere traditie
Met de wijkenaanpak is een nieuwe stap gezet in een langere traditie van beleid gericht op de leefbaarheid in steden en dorpen. Sinds de eerste helft van de vorige eeuw trok de overheid geleidelijk meer verantwoordelijkheden naar zich toe op dat terrein. Persoonlijke hulp, armenzorg en welzijnswerk die startten als particulier initiatief werden in deze periode geïnstitutionaliseerd en geprofessionaliseerd. Ook ten aanzien van de woningbouw en leefbaarheid nam de betrokkenheid van de overheid toe. Vanwege de grote woningtekorten ontstond een uitgebreid stelsel van planning en sturing. Het accent lag vooral op nieuwbouw; de vooroorlogse wijken in steden raakten achterop. In de jaren 50 en 60 komen verhuisbewegingen op gang vanuit de vooroorlogse stadswijken naar nieuwe wijken aan de randen van de stad. De instroom van groepen nieuwkomers groeide, vooral in de oude stadswijken. In de jaren 70 en 80 verlaten veel huishoudens de stad onder invloed van de toegenomen mobiliteit en individualisering. Het groeikernenbeleid stimuleert suburbanisatie naar onder meer groeikernen als Zoetermeer en Purmerend. De leefbaarheid in steden komt onder druk te staan.
In reactie daarop startten verschillende initiatieven om dorpen en steden te versterken, waarbij de verantwoordelijkheid meer op lokaal niveau kwam te liggen. Zoals de stadsvernieuwing van de jaren 70 met nadruk op fysieke maatregelen. In de jaren 80 was er de Sociale Vernieuwing; een combinatie van sociaal en fysiek beleid. De Wet op de stads- en dorpsvernieuwing (1984) richtte zich op het tegengaan van verloedering. Het Grotestedenbeleid – het nieuwe kader voor stedelijke en sociale vernieuwing – volgde vanaf de tweede helft van de jaren 90. In 2003 werd het 56-wijken beleid gelanceerd en in 2007 de wijkenaanpak met focus op 40 wijken met de grootste achterstanden.
De Leefbaarometer laat zien dat de leefbaarheid in Nederlandse steden, buurten en wijken in de afgelopen 10 jaar is verbeterd. Het beleid heeft een bijdrage geleverd4. Dat wordt bevestigd door de recente Evaluatie GSB III5. Lokale partners zijn er voorts in geslaagd met de wijkenaanpak een effectieve methode te ontwikkelen om de leefomgeving in achterstandswijken een impuls te geven. Toch blijven er leefbaarheidopgaven, met name in aandachtswijken en krimpgebieden
Lessen breder benutten
Uit de wijkenaanpak en alles wat daaraan voorafging, hebben we geleerd dat versterking van buurten en wijken een samenhangende, sociaal fysieke aanpak vergt. Wonen is meer dan het huis of de stenen. Het is ook de straat, de wijk, de leefgemeenschap; de publieke ruimte, het voorzieningenniveau, veiligheid, gezondheid etc. Het gaat met andere woorden ook om de leefomgeving. De opgave van burgers, maatschappelijk middenveld en overheid is om de kwaliteit van de leefomgeving op peil te houden en te verbeteren. Ieder vanuit de eigen kerntaken. Het meest urgent speelt deze opgave in aandachtswijken en in gebieden die te maken hebben met krimp. Maar het belang ervan speelt in heel Nederland, zowel in verstedelijkt als in landelijk gebied. Daarom wil het kabinet de lessen van de wijkenaanpak breder benutten. Overigens zonder de aandacht voor de huidige 40 en 40+ wijken te verliezen. Dat komt later aan de orde.
De wijkenaanpak laat ook zien dat vooruitgang juist dan kan worden geboekt als verantwoordelijkheden dichter bij burgers zelf komen te liggen. Meer – en meer diverse – bewoners zijn de afgelopen periode gaan participeren in de ontwikkeling van de eigen wijk. Tegelijkertijd leren we dat het niet altijd gemakkelijk is voor bestuurders en professionals om burgers de ruimte te geven. Bewoners in de aandachtswijken geven aan dat er weliswaar nu beter met hen wordt samengewerkt, maar dat er iets fundamentelers nodig is. Te vaak zijn ze het sluitstuk van een proces. Dit vraagt om een aanpak die burgers meer de ruimte geeft om vanuit eigen kracht de directe leefomgeving te verbeteren.
Uit het voorgaande komen ook nieuwe vraagstukken naar voren waar de inzichten voor zullen benut:
– Het overnemen van verantwoordelijkheden door overheid en instituties heeft er toe geleid dat burgers op afstand zijn komen te staan. Gebiedsgericht werken en daarbij bewoners centraal zetten, kan die afstand overbruggen;
– We lijken klem te zitten tussen een maatschappelijke ontwikkeling van steeds grootschaliger systemen en een gevoels- en belevingswerkelijkheid die zoekt naar herkenbaarheid en aanspreekbaarheid. Het buurt- en wijkniveau is een werkbaar aangrijpingspunt gebleken om beide ontwikkelingen recht te doen;
– Sommige burgers worden in hun directe leefomgeving meer dan andere geconfronteerd met maatschappelijke problemen als werkloosheid, overbewoning, overlast en criminaliteit. We concluderen daaruit dat naast algemene maatregelen en voorzieningen die de leefomgeving beïnvloeden, specifieke aandacht voor aandachtswijken of krimpgebieden nodig blijft.
Herverdeling van taken
Dit brengt het kabinet ertoe om te komen tot een herverdeling van taken op het terrein van de leefomgeving. De wijkenaanpak laat zien dat veel bewoners heel wel in staat zijn om op eigen kracht verbeteringen in hun directe omgeving te realiseren. Zij willen dat doorgaans ook graag. Daarom ligt bij hen een sleutelrol. De inzet van bewonersbudgetten in wijken de afgelopen periode heeft laten zien dat burgers meer aan het stuur zijn komen te staan bij wijkverbeteringen, wat leidt tot zelfwerkzaamheid. Er zijn echter ook burgers die (nog) niet zelf in staat zijn om verandering te brengen in hun situatie of omgeving. Gemeenten en maatschappelijk middenveld zouden daar juist dichter op de burger moeten zitten en hem of haar tijdelijk bij de hand nemen of aanspreken. Met de wijkenaanpak is hier de afgelopen periode de nodige ervaring mee opgedaan. Zo weten we door het experiment Achter de Voordeur hoe we multiprobleemgezinnen kunnen ondersteunen om weer grip te krijgen op het eigen leven.
De uitdaging voor bestuurders, ambtenaren en professionals is om ruimte te geven aan die eigen kracht van burgers en deze te ondersteunen. Overheid en maatschappelijke organisaties richten zich dan op het verbeteren van de leefbaarheid vanuit hun eigen kerntaken, zoals de zorg voor de openbare ruimte, onderwijs, veiligheid, werk en openbare orde.
Sterker uit de crisis
De beoogde herverdeling van verantwoordelijkheden op het terrein van de leefomgeving zal plaats moeten vinden tegen de achtergrond van de hevigste crisis sinds de jaren dertig. Er staat bewust «achtergrond», want ook zonder deze crisis zouden we de genoemde verandering aanvatten, simpelweg omdat het noodzakelijk is. Dat neemt niet weg dat de nieuwe financieel-economische situatie een stempel drukt op onze inzet. Rijk, gemeenten en maatschappelijke partners kunnen minder investeren dan voorheen. Corporaties zullen onder de huidige economische omstandigheden investeringen moeten afzwakken of neerwaarts bijstellen. Op lokaal niveau zal men in het kader van onder andere de wijkenaanpak opnieuw met elkaar in debat moeten gaan en keuzes heroverwegen.
Maar minder financiële middelen betekent naar mijn overtuiging niet dat er minder ambitie is. Het biedt ook kansen. De ervaring binnen de wijkenaanpak is dat gemeenten de situatie benutten om processen beter in te richten; wijkgericht en integraal. Dat is – wanneer het goed gebeurt – niet alleen effectiever, maar ook goedkoper. De wijkcoaches uit Enschede vormen een goed voorbeeld. Deze coaches ondersteunen gezinnen met een zwaarwegende adviesbevoegdheid op vrijwel alle leefgebieden. Deze werkwijze maakt de directe betrokkenheid van meerdere instellingen en professionals overbodig. Geleerd van de ervaringen met de wijkcoaches is Enschede inmiddels gestart met frontlinesturing in de hele stad.
Ik hoop en verwacht dat corporaties prioriteit blijven geven aan het buurtbeheer, het maatschappelijk vastgoed en de wijkenaanpak. Ik zal ze daar ook op aanspreken.
Inzet leefomgeving
Het kabinet ondersteunt de opgave om steden en dorpen leefbaar te maken en te houden. De beschreven verantwoordelijkheidsverdeling en de brede inzet van de lessen uit de wijkenaanpak vormen daarbij het uitgangspunt. Vooraleerst draagt het kabinet bij aan de leefomgeving via een samenhangende inzet op wonen, werken, leren & opgroeien, gezondheid en veiligheid. Ik spreek zo nodig mijn collega’s aan op hun verantwoordelijkheid bij te dragen. Eventuele (wettelijke) belemmeringen voor samenwerking op lokaal niveau zal ik helpen wegnemen.
Als verantwoordelijk minister werk ik daarnaast aan verbetering van de woonomgeving. Generiek vanuit de aandachtsgebieden: bestuur, burgerschap en wonen. Specifieke aandacht blijft daarnaast noodzakelijk; in de aandachtswijken, de Ortega-gemeenten en in krimpgebieden.
Generieke inzet van het kabinet
• Bestuurlijk dossier:
Het kabinet implementeert bestuurlijke aanpassingen waardoor een krachtiger, kleiner en meer dienstverlenende overheid ontstaat. Een overheid die het niet regelt voor burgers, maar burgers de ruimte en ondersteuning biedt om zelf de problemen aan te pakken. Een belangrijk onderdeel hiervan is de decentralisatie van bevoegdheden in het sociale domein naar de gemeente, als overheidslaag die het dichtst bij de burger staat. In het regeerakkoord is taakdifferentiatie daarbij als een mogelijkheid genoemd. Het kabinet zal de taakverdeling zo vorm geven dat deze zorgt voor een slagvaardiger lokaal bestuur, dat beter is toegerust om de leefbaarheid te verbeteren. Toegesneden op zowel de specifieke opgaven en bestuurskracht van steden als op die van kleinere gemeenten. En ruimte laat aan burgerinitiatieven. De ervaringen uit de wijkenaanpak wil ik actief benutten bij deze decentralisatiebewegingen.
• Burgerschap & maatschappelijke samenhang:
Bij de wijkenaanpak zien we dat vooruitgang juist dan kan worden geboekt als verantwoordelijkheden dichter bij burgers zelf komen te liggen. De kracht van Nederland zit in elke burger. Het is die kracht die het kabinet wil mobiliseren. Burgerschap betekent dat men mee doet aan de samenleving en zich daar medeverantwoordelijk voor voelt. Dit is de sleutel voor een compactere overheid die effectiever en samen met bewoners taken kan uitvoeren.
Er zijn verschillende manieren zijn waarop burgers invulling kunnen geven aan hun betrokkenheid. Een eerste stap is dat zij zich laten informeren. Een volgende stap is meepraten. Nog een tree hoger is dat bewoners actief deelnemen en tot slot kunnen bewoners zelf initiatieven ontplooien. Een mooi voorbeeld van dat laatste is het burgerinitiatief Computerbrain; 80 kinderen uit Amsterdam Zuidoost krijgen jaarlijks bijles van vader en dochters Botchey. De schoolresultaten van de deelnemende buurtkinderen verbeteren sterk en ze halen goede resultaten bij de citotoets. Een prima effect, gewoon omdat een familie het initiatief neemt om bij te springen en daar ook de ruimte voor krijgt. Andere goede voorbeelden zijn de wijkveiligheidstafel in Amersfoort en de Buurtonderneming Woensel West.
Ik zal met gemeenten en maatschappelijke organisaties een agenda opstellen rond hedendaags burgerschap, ondersteund door de VNG en het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING). Een dergelijke agenda zal moeten beginnen met de bereidheid van bestuurders om ruimte te geven en een nieuwe taakverdeling af te spreken met burgers. Dit biedt kansen voor en mogelijkheden aan bewoners, maar het vereist tegelijkertijd dat iedereen naar vermogen participeert; dat mensen zich scholen, de Nederlandse taal leren spreken en zich inzetten voor hun omgeving. Het vraagt ook iets van het maatschappelijk middenveld en de overheid, namelijk dat men meer vraaggericht gaat werken.
• Wonen:
Het kabinet geeft een leefbaarheidsimpuls in de periode 2010–2014 met € 1,2 miljard Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Vanuit partnerschap zullen we met steden een inhoudelijke agenda opstellen voor de vernieuwingsopgave, mede in het licht van het vervallen van het ISV na 2014. In de aangekondigde Woonvisie zal het kabinet voor de zomer aangeven hoe de beleidskeuzes daar de leefbaarheid versterken. In Europa is eveneens sprake van een toenemende aandacht voor leefbaarheidvraagstukken in zowel het stedelijk als landelijk gebied. Dat blijkt onder andere uit het Leipzig-Charter (2007) en de recente verklaring van Toledo6. Ik zal bezien hoe Europese initiatieven het bevorderen van de leefbaarheid in Nederland kunnen ondersteunen, onder meer via kennisuitwisseling.
Een sterke economische structuur is een belangrijke bouwsteen van de leefbaarheid in een gebied. Het biedt mensen kansen voor ondernemerschap en banen en het trekt nieuwe (fysieke) investeringen aan. De inzet van de ministers van I&M7 en EL&I voor economische versterking van mainports, brainports en greenports, alsmede de inzet van het kabinet voor de Randstad, ondersteunen in belangrijke mate de leefbaarheid in die gebieden.
Specifieke inzet van het kabinet
Sommige burgers worden in hun directe leefomgeving – meer dan andere -geconfronteerd met maatschappelijke problemen als werkloosheid, overbewoning, verschraling van voorzieningen, overlast en criminaliteit. Andere voelen zich door de samenleving afgewezen, uitgesloten of gediscrimineerd. Hieruit volgt dat specifieke aandacht noodzakelijk blijft in bepaalde gevallen; zoals in de aandachtswijken, de Ortega-gemeenten en in krimpgebieden.
• Wijkenaanpak:
De wijkenaanpak wordt geconsolideerd en breder ingezet. Lokale partners worden daarbij ondersteund door het rijk. De omstandigheden zijn wel veranderd. De aanpak is in een nieuwe fase beland; van bouwen naar borgen. Bovendien zijn er vanuit het rijk – naast de inzet in zorg, onderwijs, veiligheid etc. – geen extra middelen beschikbaar. Ik zie het in deze periode als mijn rol om lokale partners te ondersteunen met kennis en kunde en samen naar oplossingen te zoeken. Daarnaast ondersteun ik de aanpak door verbindingen te leggen met vitale coalities en door het breed verspreiden van lessen en goede voorbeelden, in samenwerking met NICIS, de Buurtalliantie, het Landelijke Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA), KEI e.a. We blijven de wijken bezoeken en de voortgang nauwgezet volgen. Er is de afgelopen jaren door het rijk ervaring opgedaan met het betrekken van het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld om meer oplossend vermogen te mobiliseren. Zo dragen Albert Heijn en TempoTeam bij aan een betere leefomgeving via het aanbieden van leerwerktrajecten, voorlichting over gezonde voeding en verbetering van de veiligheid. Deze lijn zet ik door. Ten slotte zal de investeringskracht van corporaties in beeld worden gebracht ten einde inzicht te krijgen hoe deze geoptimaliseerd kan worden. Uitgangspunt blijft de brede taakstelling voor het wonen, conform het Besluit Beheer Sociale Huursector.
In mei 2011 brengt de Visitatiecommissie Wijkenaanpak onder voorzitterschap van de heren Deetman, Van der Lans en Scherpenisse haar advies uit. De opdracht is om de uitvoering van de wijkenaanpak een stap verder te helpen en de opgaven voor deze nieuwe fase scherp te krijgen. De ronde langs de steden is inmiddels afgerond. Momenteel worden de bezoeken aan de betrokken departementen voorbereid. De adviezen van de commissie aan lokale partners (en straks aan de departementen) zijn beschikbaar en voor iedereen in te zien via de websites van de Rijksoverheid, KEI en NICIS. Met de 40 wijken worden momenteel gesprekken gevoerd naar aanleiding van de lokale visitatierapporten. Doel is te komen tot een ondersteuningsagenda per wijk. Arnhem wenst bijvoorbeeld hulp bij de implementatie van wijkgericht werken en Groningen bij de aanpak van multiprobleemgezinnen. De recente intensieve ondersteuning van Rotterdam Zuid leert dat het rijk gemeenten kan faciliteren, zonder dat het verantwoordelijkheden overneemt. Het eindadvies van de commissie Mans / Deetman over Rotterdam Zuid zal medio februari 2011 worden gepubliceerd.
Het is mijn inzet het interdepartementale karakter van de aanpak op dezelfde voet voort te zetten. Momenteel wordt geïnventariseerd op welke beleidsterreinen we elkaar verder kunnen versterken en waar eventueel de samenwerking op een lager pitje kan. De tijdelijke impuls die het voormalig ministerie van LNV geeft aan groene initiatieven in de aandachtswijken, maakt duidelijk dat er afspraken te maken zijn over het geleidelijk terugtrekken van het rijk en dat lokale partners het dan weer overnemen. De verkennende samenwerking met het ministerie van SZW, Divosa en het UWV heeft praktische handvaten opgeleverd voor meer «outreachende» werkwijzen op de Werkpleinen8. Samen met het ministerie van SZW zal een handreiking worden verspreid. Met het ministerie van VWS worden goede ervaringen opgedaan met een integrale aanpak om gezondheidsachterstanden te verminderen. Deze aanpak zal de komende jaren worden voortgezet. Er is sinds 2009 structureel 10 miljoen beschikbaar voor meer wijkverpleegkundigen voor betere zorg in de wijk. Het ministerie van VWS werkt daarnaast aan veilig sporten en bewegen in de buurt voor jong en oud. De link met de wijkenaanpak zal hier nadrukkelijk worden gelegd. U wordt daar dit voorjaar nader over geïnformeerd.
• Krimpgebieden:
De leefbaarheid in gebieden die te maken hebben – of nog krijgen – met een aanzienlijke bevolkingsdaling, vraagt onze aandacht. Bevolkingsdaling heeft voor deze regio’s grote gevolgen: leegstand van woningen, voorzieningen, zoals scholen, winkels moeten sluiten. Ook hier is een samenhangende sociaal-fysieke aanpak nodig. Hierbij helpt het terugleggen van verantwoordelijkheden en beleidsruimte waar die hoort, bij gemeenten, provincies, bij burgers en bedrijven, ook omdat de problematiek in de krimpregio’s niet overal hetzelfde is. Regionale partijen zijn zelf aan zet en zullen met oog voor de eigen regionale omstandigheden tot een beleidsaanpak moeten komen.
Zij kunnen deze opgave echter niet alleen aan. In het Actieplan Bevolkingsdaling heeft het kabinet aangegeven welke gezamenlijke inzet nodig is. Belangrijke eigen inzet van het kabinet is gericht zijn op het krimpproof maken van regelgeving, kennisuitwisseling en visievorming. Het actieplan kondigt aan dat het kabinet in het voorjaar 2011 een voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer zal zenden. In deze rapportage, zal het kabinet aangeven of en zo ja, welke aanvullende maatregelen voor krimpregio´s noodzakelijk zijn. Daarbij zullen we het te verschijnen SER-advies over krimp betrekken.
• Ortega-gemeenten:
Tot en met 2011 ondersteunt het Rijk de preventieve aanpak van oude groeikernen, de zogenaamde Ortega-gemeenten9. Deze aanpak is onder andere gericht op het voorkomen van problemen met leefbaarheid en woonomgeving. Kernelementen zijn zelfbeheer door burgers en ondernemers. Het Rijk stimuleert dit preventieve beleid met experimenten en leertrajecten, die ook openstaan voor andere new towns dan de Ortega-gemeenten. In 2011 wordt de Ortega-aanpak geëvalueerd en wordt besloten over een mogelijk vervolg.
Reactie Vogelaarheffing
Voor de voortgang van de wijkenaanpak is het van belang dat er duidelijkheid is over de beschikbare middelen. Corporaties in de 40 aandachtswijken hebben in 2007 afgesproken 10 jaar lang jaarlijks additioneel 250 miljoen te investeren. Maximaal een derde van dat bedrag kon de afgelopen twee jaar via het Centraal Fonds Volkshuisvesting worden gecompenseerd. Het kabinet schaft deze zogenoemde Vogelaarheffing (bijzondere projectsteun) af. Voorts heeft de Rechtbank te Utrecht de projectsteun voor de jaren 2008 en 2009 onrechtmatig verklaard. Op beide aspecten ga ik hieronder in.
Afschaffen bijzondere projectsteun
Het kabinet heeft besloten tot afschaffing van de bijzondere projectsteun. Er is bezwaar binnen een deel van de sector tegen de heffing, vooral omdat er onvoldoende rekening wordt gehouden met de financiële positie van zowel donerende als ontvangende corporatie, waardoor de situatie kan ontstaan dat een armere corporatie steun verleent aan een rijkere collega. Bovendien is de steun eenzijdig bedoeld voor corporaties in achterstandswijken, terwijl de opgave voor corporaties in bijvoorbeeld krimpgebieden niet minder groot is. De afschaffing wordt zo snel als mogelijk geëffectueerd op een ordentelijke wijze. Corporaties zijn soms meerjarige overeenkomsten aangegaan in de verwachting dat zij 10 jaar lang konden rekenen op projectsteun. Voorkomen moet worden dat het Rijk door deze corporaties in juridische procedures beticht zou worden van onbehoorlijk bestuur en het Rijk met schadeclaims geconfronteerd wordt.
Momenteel bereid ik een wijzigingsbesluit voor. Dit zal uiterlijk in mei voor advies naar de Raad van State worden gezonden. Dit geeft corporaties en gemeenten een redelijke termijn om te anticiperen. Vanaf 2012 komt de Vogelaarheffing dan geheel te vervallen. In 2011 kunnen in bijzondere situaties nog projecten worden aangemeld bij het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Het kan dan om meerjarige projecten gaan waarvoor vóór 1 januari 2011 verplichtingen zijn aangegaan met derden waarbij aantoonbaar rekening was gehouden met het vooruitzicht van meerjarige projectsteun. Het CFV zal dan beoordelen of een afrondende subsidietoekenning (en dus een aanvullende heffing) in 2012 moet plaatsvinden. Dit voorstel voor afbouw heb ik gedeeld met AEDES. Na ontvangst van de reactie – doch uiterlijk in mei – zal het wijzigingsbesluit ter zake in procedure worden gebracht. In het licht van het voorgaande wordt de geplande evaluatie van de bijzondere projectsteunregeling door het kabinet niet meer als opportuun geacht.
Uitspraak Rechtbank
Los van de inhoudelijke gronden van het kabinet om de Vogelaarheffing af te schaffen, heeft de Rechtbank te Utrecht op procedurele gronden de heffing over 2008 en 2009 als onrechtmatig verklaard. Door het CFV is hoger beroep aangetekend. In afwachting daarop merk ik op dat de Rechtbank in haar uitspraak helder maakt dat het door de Nederlandse Staat gestelde solidariteitsprincipe binnen de sector niet ter discussie wordt gesteld en dat ten principale de bijzondere projectsteun niet strijdig is met het artikel 1 van het 1e protocol EVRM of de fair balance, zoals door de bezwaar makende corporaties is gesteld. Ook is door de Rechtbank vastgesteld dat voldoende door de Staat is aangetoond dat in de 40 aandachtswijken achterstanden zijn ten opzichte van de rest van Nederland en dat daarvoor bijzondere projectsteun is toegestaan. De Rechtbank heeft de heffingen onrechtmatig verklaard en verband met een volgens de rechtbank onvoldoende voorzienbaarheid van de heffing in 2008 en een onvoldoende implementatie van de door de Nederlandse Staat toegezegde maatregelen in het kader van de goedkeuring van de bijzondere projectsteun door de Europese Commissie. We zien het hoger beroep met vertrouwen tegemoet.
Ten slotte
In deze brief ben ik ingegaan op uw vragen over de wijkenaanpak en de Vogelaarheffing. Het is onze opgave om dorpen en steden leefbaar te maken en te houden. Burgers, maatschappelijke organisaties en lokale overheid zijn daarvoor als eerste verantwoordelijk. Het rijk legt de basis via het sectorale beleid. Ik ondersteun versterking van de leefomgeving vanuit mijn bestuurlijke dossier, vanuit «wonen» en vanuit burgerschap. Daarnaast consolideren en verbreden we de wijkenaanpak, en zetten we de ondersteuning aan Ortega-gemeenten en krimpgebieden voort. Het Rijk volgt de voortgang van leefbaarheid in steden en dorpen via de Leefbaarometer en de Sociale Staat van het Platteland. Daarnaast voeren we in 2012 een analyse uit naar de Staat van de Stad, gelijktijdig met de tussenstand van de gemaakte prestatieafspraken ten aanzien van het ISV 2010–2014.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. P. H. Donner
Buurtleefbaarheid begrepen, achtergronden en beleidsinvloeden bij leefbaarheidverbetering. RIGO 2010.
Evaluatie werkwijze GSB «2005–2009». LPBL en «De effectiviteit van het Grotestedenbeleid, Kwantitatieve evaluatie GSB 2005–2009», Atlas voor gemeenten. Deze rapporten kunt u downloaden via www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/steden/documenten en publicaties.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30995-87.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.