30 128 Grotestedenbeleid 2005–2009

Nr. 20 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2010

Hierbij bied ik u de thematische rapportage van de Benchmark Gemeentelijk Ondernemingsklimaat 2010 aan1. Dit onderzoek is uitgevoerd door Ecorys en peilt het oordeel van ondernemers over het ondernemingsklimaat in hun stad.

Achtergrond

De Benchmark Gemeentelijk Ondernemingsklimaat is een onderzoek in het kader van het Grote Steden Beleid 2005–2009. Het ministerie van Economische Zaken heeft met 31 gemeenten, de G4 en de G27, afgesproken om in die periode drie keer de stand van het gemeentelijk ondernemingsklimaat te meten. Het resultaat is een nulmeting in 2005, een tussenmeting in 2007 en een eindmeting in 2010. Bij deze wil ik u de eindmeting aanbieden. (De nulmeting in 2005 was tevens de eindmeting van het Grote Steden Beleid 2000–2005.)

Inhoud

De Benchmark Gemeentelijk Ondernemingsklimaat peilt de mening van ondernemers over het ondernemingsklimaat in hun stad. Aan ondernemers is gevraagd wat zij vinden van o.a. de bereikbaarheid, de gemeentelijke dienstverlening, veiligheid en de bereikbaarheid van gemeentelijke bestuurders. Naast een enquête onder ondernemers, zijn ook belangrijke stakeholders geïnterviewd om zo de uitkomsten van de enquête meer achtergrond te geven.

Door te meten op drie momenten zijn de veranderingen in de waardering van ondernemers voor het ondernemingsklimaat zichtbaar. Daarnaast is het mogelijk om gemeenten met elkaar te vergelijken. In het rapport zijn daarom ook «best practices» opgenomen zodat gemeenten van elkaar kunnen leren.

Samenvatting bevindingen

Ondernemingsklimaat

De waardering van ondernemers voor het ondernemingsklimaat in hun stad is toegenomen ten opzichte van de nulmeting in 2005 en de tussenmeting in 2007. In vergelijking met de nulmeting wordt er hoger gescoord in 28 van de 31 gemeenten waar het onderzoek is uitgevoerd. Alleen in de gemeenten Deventer, Maastricht en Lelystad viel het oordeel van de ondernemers lager uit.

Wanneer naar de verschillende sub-indicatoren wordt gekeken valt op dat ondernemers met name tevreden zijn over fysieke onderdelen zoals bereikbaarheid, veiligheid en beschikbare ruimte. De tevredenheid over beleid en de gemeentelijke dienstverlening is ook gestegen maar blijft wel achter bij de fysieke onderdelen.

In de enquête is ook aan ondernemers gevraagd wat zij de belangrijkste elementen van het ondernemingsklimaat vinden. Ondernemers geven aan drie elementen belangrijk te vinden, ten eerste verkeersbeleid en parkeren, ten tweede de communicatie door de gemeente en ten derde de dienstverlening en vergunningverlening.

Gemeentelijke dienstverlening

Niet alleen is het oordeel van ondernemers over het ondernemingsklimaat gestegen. Ook is volgens de ondernemers de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening verbeterd. Desondanks verdient dit wel nog de aandacht. Ondernemers waarderen de gemeentelijke dienstverlening in de G4 met een 6,2 en in de G27 met een 6,4.

In vergelijking met de nulmeting maken gemeenten veel meer gebruik van accountmanagers. Daarnaast zijn de ondernemers positief over het elektronisch bedrijvenloket. Wat vooral opvalt is dat de ondernemers zeer positief oordelen over de vindbaarheid van het gemeentelijk loket. De gemiddelde scores voor de vindbaarheid zijn hoger dan voor de gemeentelijke dienstverlening en geen enkele stad scoort op dit aspect onder de 6.

Vergunningverlening

De uitkomsten laten zien dat de afhandelingsduur en de benodigde tijdsbesteding van een ondernemer voor het aanvragen van een vergunning (alle soorten vergunningen) voor verbetering vatbaar is. Met name in de G4 wordt op deze aspecten van de gemeentelijke dienstverlening maar net een voldoende gescoord. Ondernemers geven in de G4 een 5,5 voor de afhandelingstermijn van een aanvraag en een 5,6 voor de tijd die ondernemers moeten besteden voor het verkrijgen van een vergunning.

Startersbeleid

De waardering voor het startersbeleid is gestegen naar een ruime voldoende in de eindmeting. Het aantal initiatieven en regelingen om starters te ondersteunen is de laatste jaren dan ook gegroeid. Ondanks deze hoge waardering is de bekendheid van de verschillende initiatieven en regelingen onder startende ondernemers niet groot. Van alle jonge bedrijven in de steekproef geeft slechts 18% aan bekend te zijn met bestaande initiatieven/regelingen. Gemeenten zouden daarom meer aandacht moeten besteden aan de communicatie over startersbeleid zodat de initiatieven ook onder een grotere groep ondernemers bekend worden.

Crisisbeleid

Nieuw in deze benchmark zijn vragen over het beleid van de gemeente ten aanzien van de crisis. Gemeenten concentreren zich daarbij met name op ondersteuning aan ondernemers om de crisis door te komen, bijvoorbeeld financiële ondersteuning en crisisadvies. Ook zijn er gemeenten die grote bouwprojecten eerder hebben laten uitvoeren om zo de vraaguitval door de crisis deels te compenseren.

Ondanks deze inspanningen zijn ondernemers kritisch als er wordt gevraagd naar de inzet van gemeenten op het punt van crisisbeleid.

Naast deze bevindingen wordt er in het rapport verder nog ingegaan op de kwaliteit van de bedrijfslocaties, veiligheid ondernemen, werkgelegenheid en de economische crisis.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven