30 825 Ecologische hoofdstructuur

Nr. 75 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 april 2011

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 hebben enkele fracties de behoefte om over de volgende brieven2 enkele vragen en opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen, voorzien van een inleiding, zijn op 18 april 2011 door de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van der Ham

De adjunct-griffier van de commissie,

Schüssel

Inhoudsopgave

blz.

   

Inleiding

2

   

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

8

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

9

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

10

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

11

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SGP

13

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD

16

   

II.

Reactie van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

23

INLEIDING

Op 29 maart jl. heeft uw vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) mij, naar aanleiding van verschillende brieven over het natuurbeleid, een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd. In deze brief geef ik hierop mijn reactie.

Voorafgaand daaraan reageer ik hierbij tevens op het verzoek van deze commissie van 12 april jl. (2011Z07726/2011D19196) om inzicht te verschaffen in de stand van zaken met betrekking tot de herijking van de Ecologische Hoofdstructuur EHS).

Alvorens in te gaan op de beantwoording van uw vragen wil ik stilstaan bij het doel van de herijking van de EHS, waarmee uitvoering wordt gegeven aan het regeerakkoord. De herijking van de EHS heeft als doel om te komen tot een kleinere en effectievere EHS, die ons in staat stelt om internationale doelen op het gebied van natuur en waterkwaliteit te behalen. De herijkte EHS is in 2018 voltooid. We richten natuurgebieden effectief in en beheren ze adequaat zodat natuurwaarden (flora en fauna) zich gunstig kunnen ontwikkelen.

Het gezamenlijke proces om met provincies te onderzoeken of het mogelijk is om te komen tot herijking van de EHS en vervolgens tot decentralisatie van deze herijkte EHS en het ILG, is in volle gang. In goed overleg met de provincies heb ik de voormalig secretaris-generaal van VROM, de heer Hans van der Vlist, aangesteld als onafhankelijke procesleider. Onder zijn leiding bereidt een gezamenlijke regiegroep op hoogambtelijk niveau de bestuurlijke besluitvorming voor. Als eerste stap in dit proces heb ik op 24 maart jl. met een IPO-delegatie overeenstemming bereikt over de aanpak. Kern hiervan is dat een samenhangend voorstel wordt voorbereid over een herijkte EHS, waarvan het beheer betaalbaar is; afronding van het beleid inzake Recreatie om de Stad; decentralisatie van verantwoordelijkheden en middelen voor het natuurbeleid en het overig ILG en zeggenschap over de grondvoorraad; daarbij wordt een gezamenlijke lange-termijnvisie ontwikkeld over de realisatie van biodiversiteitsdoelen en de borging daarvan.

In het perspectief van bovenstaande zijn provincies in beginsel bereid binnen de lopende ILG-bestuursovereenkomsten ruimte te zoeken voor de bezuinigingen uit het regeerakkoord van 600 mln op het ILG tot en met 2013.

De overeengekomen aanpak voorziet er in dat medio juni overeenstemming wordt bereikt over een deelakkoord Natuur en landelijk gebied. Bij dit traject zijn ook de VNG, Unie van Waterschappen en de maatschapppelijke (Manifest)partners betrokken. Onder aansturing van de Regiegroep is een aantal gezamenlijke ambtelijke werkgroepen belast met de uitwerking van de verschillende onderdelen. Op het moment dat de contouren van een afspraak zichtbaar worden, spreek ik opnieuw met een bestuurlijke delegatie van de provincies. Vooralsnog staat dit overleg gepland voor begin juni. Medio juni volgt naar verwachting een volgend overleg om tot besluitvorming te komen.

Ik heb de beantwoording ingedeeld in de verschillende door de fracties naar voren gebrachte thema’s. Ik hanteer hierbij de volgende volgorde:

  • 1. Herijking Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

  • 2. Beheer van natuur

  • 3. Recreatie om de Stad (RodS)

  • 4. Grondzaken

  • 5. Uitgaven en verplichtingen Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) en Comité van Toezicht

  • 6. Interdepartementaal Beleidsonderzoek Natuur (IBO Natuur)

  • 7. Soortenbeleid

  • 8. Natuurwetgeving

  • 9. Natura 2000

  • 10. Regeling draagvlak natuur

  • 11. Natuur- en milieueducatie Staatsbosbeheer

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de verschillende stukken en willen graag van de gelegenheid van dit schriftelijk overleg gebruik maken om meer inzicht te krijgen in een aantal gegevens die betrekking hebben op de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en andere onderwerpen. De leden van de VVD-fractie merken op dat verschillende provincies op meer en minder succesvolle wijze zelf aanvullend vorm hebben gegeven aan hun natuurbeleid en willen hier graag meer inzicht in krijgen.

Ecologische Hoofdstructuur

De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een overzicht van zowel de gerealiseerde uitgaven als ook van de aangegane verplichtingen ten aanzien van de EHS van alle provincies. Daarbij willen de leden dat elke uitgave en verplichting getoetst wordt aan de criteria in de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg), artikel 11, eerste lid waarin staat dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn om het verleende investeringsbudget aan te wenden om de doelen van het gebiedsgerichte beleid van het Rijk te bewerkstelligen.

De leden van de VVD-fractie hebben de volgende vragen over de huidige stand van zaken met betrekking tot de EHS: Kan het kabinet helder uiteenzetten per provincie op het moment van stopzetting van de aanleg van de EHS (oktober 2010) wat de precieze omvang was van de gerealiseerde EHS, welk delen waren er reeds aangekocht maar nog niet ingericht, voor welke delen zijn er verplichtingen aangegaan maar is er nog geen sprake van aankoop geweest, waar zijn er gronden aangekocht op de verkeerde plaats en wat is de omvang van al deze gronden?

De leden van de VVD-fractie willen daarbij graag zien of provincies en/of derden ten aanzien van de EHS meer hebben gedaan dan nodig was. Deze leden willen weten of provincies overige of aanvullende verplichtingen zijn aangegaan. Kan het kabinet dit nader uiteenzetten?

Voorts willen de leden van de VVD-fractie graag weten welke gronden en gebouwen in eigendom en/of beheer zijn van Dienst Landelijke Gebied (DLG) en het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL).

Voort willen de leden van de VVD-fractie graag weten in hoeverre maatschappelijke partijen tot dusver zijn betrokken in het proces van herijking van de EHS?

Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer

De leden van de VVD-fractie hebben de volgende vragen over het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL). Hoeveel budget is jaarlijks nodig om vanaf 2011 de regeling voor alle betrokken beheerders goed uit te voeren? Ook vragen deze leden welk deel van de subsidieregeling door het Rijk wordt betaald, welk deel door andere overheden wordt betaald en welk deel derden worden geacht op te brengen? Aanvullend vragen de leden van de VVD-fractie waarom sommige provincies budgetplafonds hanteren bij het openstellen van de nieuwe regeling voor de beheervergoeding natuur en landschap? Ook willen deze leden graag weten hoe is vorm gegeven aan de budgetverdeling tussen grote terreinbeheerders en particulieren. Tot slot vragen de leden hoe de verdeling is binnen het SNL-budget tussen natuurbeheer (SNL-N) en agrarisch natuurbeheer (SNL-A).

Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)

De leden van de VVD-fractie hebben de volgende vragen naar aanleiding van het Tweede Verslag Comité van Toezicht ILG. Het Comité van Toezicht ILG constateert dat er financiële onregelmatigheden zijn tussen de verschillende rapportages en jaarrekeningen en dat er in het bijzonder aandacht moet worden gevraagd voor de naleving van de rechtmatigheidcriteria (Tweede Verslag Comité van Toezicht ILG, p. 5). De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet al aanvullend onderzoek naar deze opmerkingen heeft gedaan. Zo ja, wat bleek er uit dit onderzoek? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie merken ook op dat het Comité van Toezicht ILG constateert dat de beoogde ontschotting van onderdelen van het investeringsbudget niet of nauwelijks werkt en dat het de vraag is of de voorgestane ontschotting ook van toepassing moet zijn op de prestaties. Is het kabinet het daarmee eens? Zo nee, waarom niet? Hoe wil het kabinet verder te werk gaan met de ontschotting?

De leden van de VVD-fractie hebben ook een spanning bemerkt tussen het willen doen van marktconforme aankopen en de beperkte omvang van de financiële middelen. Zijn er provincies die meer aankopen hebben gedaan dan er betaald kan worden? De leden van de VVD-fractie horen graag welke provincies dit betreft en welk tekort dit oplevert voor welke begrotingsposten.

In het verleden heeft het (voormalige) ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangegeven dat budgetten in de Midterm Review opgehoogd zouden worden. De leden van de VVD-fractie vragen of dit reeds heeft plaatsgevonden en horen graag in welke Kamerstukken dit aan de Kamer is medegedeeld.

Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) natuur / Natura 2000

De leden van de VVD-fractie hebben ook enkele vragen over de eindrapportage van de werkgroep IBO natuur. De werkgroep stelt dat het tekort aan middelen voor de EHS (inclusief Natura 2000) tot en met 2018 circa € 2,5 miljard bedraagt en dat er na 2018 structureel een tekort van circa € 103 miljoen resteert. Kan het kabinet uiteenzetten waar dit tekort van € 100 milloen uit bestaat?

Het IBO geeft aan dat het zinvol is om een overgangsstrategie te ontwikkelen om van de huidige begrensde EHS naar een aangepaste EHS te groeien. Hoe staat deze herijking in relatie tot de tekorten op de budgetten voor beheer, inrichting en aankoop? De leden van de VVD-fractie vragen ook wat de relatie is van de «leefgebiedenbenadering» tot de herijking.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van brief van de staatssecretaris waarin wordt aangegeven dat de invoering van Natura 2000 met verstand, nuchterheid en idealisme zal worden aangepakt en het voornemen om een aantal kleine Natura 2000-gebieden te schrappen. De leden van de VVD-fractie hebben de volgende vragen ten aanzien van Natura 2000: in hoeverre zijn de nationale koppen op de Europese regelgeving ten aanzien van Natura 2000 in kaart zijn gebracht, zijn er meer gebieden te verwachten die in aanmerking komen om geschrapt te worden als Natura 2000-gebied? De leden van de VVD-fractie horen graag wat de inzet van het kabinet is op dit dossier.

Overig

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen dat het kabinet voornemens is om de integratie van de natuurwetgeving te benutten om nationale koppen te schrappen. Hoe verloopt dit proces en wanneer kan de Kamer de integratie van de natuurwetgeving verwachten? De leden van de VVD-fractie willen graag uitgebreid op de hoogte gehouden worden.

Tot slot willen de leden van de VVD-fractie graag weten hoeveel middelen er beschikbaar zijn voor Staatsbosbeheer voor natuur en milieueducatie. Kan het kabinet toelichten wat er met deze middelen wordt gedaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

Decentralisatie natuurbeleid en Nationale Parken

Bij de huidige discussies over verdere decentralisatie van het natuurbeleid van de Rijksoverheid naar de provincies zijn naar verluid ook de Nationale Parken betrokken, maar in de brieven vanuit het kabinet over de EHS/natuur zien de leden van de PvdA-fractie hier weinig van terug. Hoe staat het met de betrokkenheid van de Nationale Parken bij de huidige discussies? Is het juist dat het een mogelijkheid is dat bij de decentralisatie van het natuurbeleid de Nationale Parken volledig een verantwoordelijkheid worden van de provincie(s) waarin het park gelegen is? Indien de verantwoordelijkheid voor de Nationale Parken overgedragen wordt aan de provincies, hoe kan dan het «merk» en de kwaliteit van de Nationale Parken (met als vier pijlers: natuur, natuurgerichte recreatie, educatie en onderzoek) geborgd worden? Is de staatssecretaris bekend met het feit dat de Rijksoverheid op grond van internationale verplichtingen (Verenigde Naties, Resolutie 713) een blijvende verantwoordelijkheid heeft voor een stelsel van de Nationale Parken in Nederland? Hoe zal dit vorm gegeven worden als deze verantwoordelijkheid bij de provincies komt te liggen?

Zorg voor natuur meer in handen particulieren, boeren en ondernemers

Al jaren is de doelstelling om meer nieuwe natuur door particulieren te laten realiseren een feit. Al jaren wordt deze doelstelling niet gehaald. Wat gaat de beweging die nu in gang gezet wordt meer opleveren dan in de afgelopen jaren, wat is het verschil in inzet en benadering, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Klopt het dat particulier natuurbeheer op termijn duurder is dan aankoop en beheer door een terreinbeherende organisatie (TBO)? Zijn hier cijfers over bekend? Zo ja, kan de staatssecretaris deze aan de Kamer toezenden?

Is er een omslagpunt bekend in aantal jaren beheer waarna particulier natuurbeheer duurder gaat zijn dan het beheer door TBO’s?

Kan in de toekomst voor particulier natuurbeheer Gemeenschappelijk Landbouwbeleid-inkomenssteun gevraagd worden? Zo ja, kan dit dan ook voor overige natuur?

Al decennia loopt de natuurkwaliteit in agrarisch gebied achteruit. Agrarisch natuurbeheer kent lang niet altijd voldoende ecologische effectiviteit. Hoe gaat deze geborgd worden en kan dat met beperkte financiële middelen?

Schrappen Natura 2000-status van een aantal gebieden

Volgens de criteria genoemd in de brief over de aanpak van Natura 2000 d.d. 23 februari 2011 (Kamerstuk 32 670, nr. 1) mag de realisatie van landelijke doelen niet in gevaar komen, mag het alleen bij gebieden van beperkt ecologisch belang, doelen moeten ondergebracht kunnen worden in andere gebieden, er is sprake van veel externe werking voor de omliggende bedrijven en draagvlakproblemen.

De leden van de PvdA-fractie stellen de vraag of dit behalve «geen gemakkelijke weg in Brussel» zoals de staatssecretaris het schrijft zal zijn, maar niet eerder een onmogelijke. Worden op deze wijze niet veel grotere problemen veroorzaakt dan de staatssecretaris meent te moeten gaan oplossen? Is het probleem dat opgelost dient te worden beperkt tot «externe werking voor bedrijven en geen draagvlak»?

Een van de natuurgebieden die op de nominatie staan de Natura 2000-status te verliezen is het Teeselinkveen.

In dit gebied komt een zeldzame boomkikker voor, de enige kikkersoort in Nederland die kan klimmen. Er is een bijzondere plantensamenstelling, bijvoorbeeld de wateraardbei, de gevlekte witsnuitlibel en een bijzondere bloedzuiger. Deze maken dit kleinschalige landschap uniek en bijzonder. Waarin voldoet dit gebied aan de criteria zoals gesteld door de staatssecretaris? Is het enige criterium dat daadwerkelijk telt «externe werking voor bedrijven en geen draagvlak»? Hoe gaat de staatssecretaris zekerstellen dat de boomkikker en de andere eerder genoemde soorten wel in Nederland behouden blijven?

Welke gevolgen heeft het schrappen van aangemelde en aangewezen Natura 2000-gebieden in het kader van Europa? Is hierover overleg is geweest met de provincies, de eigenaren en de Europese Commissie?

Beheergelden

Er zou € 100 miljoen beschikbaar zijn voor beheer van natuur. Binnenkort wordt de nieuwe regeling natuur in Brussel beoordeeld. Hoeveel geld is er nodig voor dit nieuwe stelsel, als dat de goedkeuring van Brussel krijgt? Is hiervoor voldoende geld gereserveerd? Zo nee, hoe gaat dit gedekt worden?

«No regret» beleid

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de financiële situatie het kabinet er toe dwingt minder geld uit te geven aan aankoop en inrichting. Beheer zou echter altijd voorrang moeten blijven krijgen, anders ontstaat er alleen nog brandnetelnatuur. Van biodiversiteitswaarden en toegankelijkheid is dan geen sprake meer. De keuze van de leden van de PvdA-fractie zou dan ook zijn een tijdelijke pas op de plaats, maar ook het niet nemen van besluiten die latere realisatie onmogelijk maken. Graag de beoordeling van de staatssecretaris van plannen die nu opeens eerder aangewezen EHS-gebieden volzetten met bijvoorbeeld villa’s en golfbanen. Bent u het met de leden van de PvdA-fractie eens dat daarmee latere realisatie van bijvoorbeeld natte natuur nog veel duurder wordt gemaakt?

Hoe beoordeelt de staatssecretaris voorstellen van particulieren die in de EHS particulier natuurbeheer willen gaan doen, maar daarin wel villa’s, golfbanen en of campings willen realiseren?

Aan- en verkoop van gronden

Er zijn veel gebieden waar de aankoop al meer dan 50% op weg was. Kunt u een inventarisatie daarvan maken en aan de Kamer zenden? Bent u het met de leden van de PvdA-fractie eens dat het nu stilleggen van de aankoop van resterende hectares een desinvestering betekent van eerder gekochte gronden? Zo nee, waarom niet?

In het regeerakkoord is opgenomen dat er gronden van Staatsbosbeheer verkocht zullen worden. Kan de staatssecretaris uiteenzetten welke gronden dit betreft en wat de verwachte opbrengsten zullen zijn?

Overig

Kan de staatssecretaris de Kamer informeren over de voortgang van de integratie van de natuurwetgeving? Onlangs heeft de Kamer bericht ontvangen van de minister van Infrastructuur & Milieu die voornemens is het omgevingsrecht te bundelen. Is hierin ook de Natuurbeschermingswet begrepen? Zo ja, kan de staatssecretaris verzekeren dat de implementatie van de Habitatrichtlijn volledig zal zijn?

Natuurinvesteringen zijn vaak onderdeel van bredere gebiedsinvesteringen. Door de aankoop van de EHS stil te leggen liggen ook meerdere projecten stil voor bijvoorbeeld waterberging. De Driemanspolder is hiervan een voorbeeld. Hoe gaat het kabinet dit probleem oplossen?

De provincies zijn op basis van de WILG verplichtingen aangegaan voor 7 jaar. De Gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland heeft onlangs aangekondigd naar de rechter te zullen stappen als het kabinet de bijdrage die is afgesproken in de ILG-contracten eenzijdig openbreekt. Hoe sterk acht de staatssecretaris de positie van het Rijk voor de rechter?

Met de WILG is ook de beheersbijdrage voor schaapskuddes gedecentraliseerd. De leden van de PvdA-fractie krijgen veel klachten binnen over het gebrek aan middelen en de verschillen in invulling die de verschillende provincies hier aan geven. Op welke wijze wil de staatssecretaris hiermee omgaan?

De provincie Utrecht heeft al 1500 hectare EHS geschrapt. Kan de staatssecretaris bevestigen dat dit ook betekent dat in die gebieden geen agrarisch natuurbeheersbijdragen en geen particulier natuurbeheer meer kan plaatsvinden? Zo nee, hoe gaat de staatssecretaris dit betalen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben met afkeuring kennisgenomen van de natuurplannen van dit kabinet. De leden van de SP-fractie betreuren dat het belang van natuur niet serieus genomen wordt door de staatssecretaris. De leden van de SP fractie zien graag een antwoord op de volgende vragen. Hoeveel budget is er nodig voor beheer volgens de nieuwe regeling voor de bestaande hectare natuur, exclusief agrarisch natuurbeheer? Welk bedrag per hectare wordt gerekend en met hoeveel hectare voor respectievelijk 2011 en in navolgende jaren? Hoeveel budget is er nodig voor beheer volgens de nieuwe regeling voor de bestaande hectare agrarisch natuurbeheer? Welk bedrag per hectare wordt gerekend en met hoeveel hectare voor respectievelijk 2011 en in navolgende jaren? Welk budget is voor 2011 begroot voor beheer en hoeveel daarvan gaat naar agrarisch natuurbeheer?

Hoe wordt rekening gehouden met de groei van het aantal hectares, qua beschikbaar budget? De staatssecretaris geeft aan goed beheer belangrijk te vinden, hoe gaat hij afdoende budget voor beheer organiseren? Hoe beoordeelt de staatssecretaris het verschil in prijskaartje tussen agrarisch natuurbeheer en regulier natuurbeheer?

Hoe beoordeelt de staatssecretaris de constatering van voormalig minister Verburg in haar brief van maart 2010 (Kamerstuk 31 588, nr. 3) dat er in 2018 € 103 miljoen jaarlijks structureel tekort komt in het beheer? Hoe vangt de staatssecretaris dit op met zijn beleid? In welke mate wordt dit «over de schutting gekieperd» naar de provincie en in welke mate draagt de staatssecretaris zelf oplossingen aan?

De leden van de SP-fractie horen graag van de staatssecretaris de garantie dat de kwaliteit van de natuur en de kwaliteit van het beheer verbeterd of op niveau blijft en dat er zeker geen achteruitgang zal worden gezien.

De leden van de SP fractie vragen hoe zij de mededeling van de staatssecretaris dat hij groot belang hecht aan goed beheer moeten combineren met het geluid vanuit de provincie dat door de bezuinigingen niet meer dan de helft beschikbaar is van het bedrag om de huidige natuur goed te kunnen beheren en de gebieden minimaal op het huidige kwaliteitsniveau te houden.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de met woorden beleden nadruk op beheer en het Nederlandse cultuurlandschap zich verhoudt tot de bezuinigingen op landschapsbeheer zoals met name Landschapsbeheer Nederland dit uitvoert?

In de brief van 9 maart 2011 (Kamerstuk 30 825, nr. 73) staat op pagina 2 de ambitie om het agrarisch productielandschap van zo’n anderhalf miljoen hectare in Nederland te versterken door het toevoegen van meer natuur- en landschapselementen op dat areaal. De leden van de SP fractie vragen zich af wat de kwalitatieve en kwantitatieve ambitie is op dit punt. Ook vragen de leden van de SP-fractie hoe dit gemeten gaat worden en wat de nulmeting is. Klopt het dat dit een garantie is dat het totaal aantal agrarische landschapselementen in Nederland niet zal verslechteren maar verbeteren? Welke ambitie heeft de staatssecretaris hiervoor in welk jaar?

De leden van de SP fractie vragen hoe uitvoering wordt gegeven aan de aangenomen motie over Recreatie om de Stad (RodS) (Kamerstuk 32 500 XIII, nr. 24) in zijn algemeenheid en gespecificeerd naar het gebied van De Nieuwe Driemanspolder. Hoe beoordeelt de staatssecretaris in dit kader de situatie van de waterveiligheid in aanmerking nemende dat er vorig jaar al flinke overlast was door hevige neerslag?

Wat zijn de inspanningen in Europa om Natura 2000-beleid ter discussie te stellen? Met welke landen en partijen is gesproken? Hoe actief is de lobby hiervoor? Hoeveel succes is hierbij? Wat zijn de geplande acties in de toekomst? Is de staatssecretaris zich er van bewust dat met het ondergraven van Natura 2000 op Europees niveau, de achteruitgang van de soortenrijkdom aan planten en dieren niet meer te keren zal zijn? Wat is de visie van de staatssecretaris op het behoud de soortenrijkdom aan planten en dieren geplaatst in het kader van goed rentmeesterschap?

Betreffende de fiscale stimulans van de Verklaring van Linschoten vragen de leden van de SP-fractie of er alleen gekeken is naar de stakingswinstfaciliteit betreffende gebouwen en waarom er niet gekeken is naar land.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van de stukken die geagendeerd staan voor het algemeen overleg EHS/natuur. Deze leden maken van deze gelegenheid gebruik om reeds voor het algemeen overleg een aantal vragen met betrekking tot de inhoud van de geagendeerde stukken te stellen.

Eindrapportage van de werkgroep IBO natuur Interdepartementaal beleidsonderzoek, 2008–2009

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het door de werkgroep IBO natuur gesignaleerde structurele tekort dat reeds vorig jaar voorzien werd ten aanzien van het natuurbeheer van ruim € 103 miljoen per jaar vanaf 2018. Deze leden vragen het kabinet om aan te geven of deze schatting inmiddels nog actueel is? Zo ja, vragen deze leden, kan het kabinet aangeven welke consequenties ze hieraan verbindt? Zo nee, wat is de actuele verwachting ten aanzien van de financiering op de lange termijn van het beheer van de natuur in Nederland?

Reactie op Tweede Verslag van het Comité van Toezicht ILG

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat het kabinet de aanbevelingen van het tweede verslag van het Comité van Toezicht ILG zal betrekken bij herijking en decentralisatie van de EHS en het ILG. Deze leden vragen het kabinet om aan te geven welke van deze aanbevelingen tot nog toe geagendeerd zijn bij de overlegmomenten die reeds hebben plaatsgevonden en om bij een eventueel eindresultaat van deze besprekingen de Kamer te informeren over de wijze waarop de aanbevelingen vorm gekregen hebben.

Reactie op verzoeken van de commissie aangaande Groot project EHS en Midterm Review ILG

De leden van de D66-fractie lezen dat de basis voor de kwaliteitsbeoordeling eind 2010 «gereed zou zijn». Deze leden vragen het kabinet de Kamer nader te informeren over de mogelijkheden voor toepassing van dit systeem en de wijze waarop invoering voorzien wordt.

Voortgang van de uitvoering van de plannen van het kabinet op het gebied van natuur en landschap om mogelijk te komen tot een herijkte EHS met ambitie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief waarin de staatssecretaris aangeeft op welke wijze zijn gesprekken met de provincies aangaande de herijking van de EHS verlopen. Deze leden vragen met het oog op de met algemene stemmen aangenomen motie Pechtold (Kamerstuk 32 417, nr. 31) of het kabinet specifiek aan kan geven op welke momenten er overleg is gevoerd met de provincies over de geplande bezuinigingen, de bijbehorende ruimtelijke opgave en het tijdpad hiervoor en bij welke van deze overlegmomenten de natuurorganisaties en de landbouwsector aanwezig waren?

Reactie over het bericht op de site van het Agrarisch Dagblad (AGD) inzake onteigening door provincies

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van het kabinet op de vragen van het lid Koopmans. Deze leden vragen of het kabinet aan kan geven of er een relatie gelegd kan worden tussen de toepassing van onteigening als instrument en de resulterende kosten of het draagvlak voor het gevoerde natuurbeleid in verschillende provincies?

Reactie op het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) over de herijking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De leden van de D66-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de resultaten van de quick-scan die uitgevoerd is door het PBL ten aanzien van mogelijke beleidsvarianten. Zij constateren bijvoorbeeld dat het percentage duurzaam in stand gehouden vogel- en habitatrichtlijnsoorten in geen van de doorgerekende varianten boven de 60% uitkomt. De aan het woord zijnde leden vragen het kabinet ten aanzien van dit criterium aan te geven wat haar doelstelling op de lange termijn voor Nederland is en hoe deze zich verhoudt tot internationale verdragen?

De leden van de D66-fractie constateren dat het PBL de quick-scan op basis van beperkte gegevens heeft uitgevoerd. Zij vragen zich derhalve af of het kabinet kan aangeven wat de belangrijkste onzekerheden zijn in het onderzoek en wat de ordegrootte van de mogelijke impact van overige middelen of maatregelen zou kunnen zijn ten aanzien van resultaten – bijvoorbeeld door modernisering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid of aanvullend nationaal of internationaal beleid gericht op de milieudruk?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks maken zich grote zorgen over de gevolgen die de voorgenomen bezuinigingen op natuur van de staatssecretaris zullen hebben. De leden van de GroenLinks-fractie hebben de volgende vragen aan de staatssecretaris.

Natuurbeheer

Waar zijn de cijfers over de bij het Rijk beschikbare middelen voor beheer die de staatssecretaris naar de Kamer heeft gestuurd op gebaseerd? Deelt de staatssecretaris de mening dat adequaat beheer een randvoorwaarde is ter instandhouding van kritische populaties? Hoeveel middelen zijn nodig om het beheer van bestaande natuur en landschap conform de normen van de Index Natuur en Landschap uit te voeren, inclusief de toeslag recreatie? Deelt de staatssecretaris de mening dat het totale pakket SNL op de markt moet worden gebracht om de afgesproken doelen EHS te kunnen realiseren? Klopt het dat door sommige provincies bepaalde categorieën beheertypen van de SNL niet worden open gesteld? Kan de staatssecretaris inzicht geven welke categorieën dit betreft? Hoe denkt de staatssecretaris de monitoringinspanning waar te maken om verantwoording te kunnen afleggen over de te realiseren doelen? Hoeveel middelen zijn nodig voor deze monitoringinspanning?

Verwerving en inrichting

Hoeveel hectare verwacht de staatssecretaris nog te moeten verwerven om de door hem beoogde compacte herijkte EHS te realiseren? Hoeveel middelen zijn nodig om de inrichting van deze compacte herijkte EHS op niveau te krijgen? Waar baseert de staatssecretaris zich bij de berekeningen op?

RodS

Komen RodS-terreinen buiten de EHS in aanmerking voor verkoop? Zo ja, welke kopers heeft de staatssecretaris voor ogen? Hoe garandeert de staatssecretaris openbare, recreatieve functies van gebieden? Op welke wijze geeft de staatssecretaris inhoud aan de motie (Kamerstuk 32 500 XIII, nr. 24) over voortzetten RodS beleid?

EHS

Hoe verhoudt het stoppen van de rijksbemoeienis in 2018 zich met het voldoen aan de internationale verplichtingen? Als geen verwerving vanuit rijksmiddelen mag plaatsvinden, hoe kan de EHS dan toch optimaal worden afgerond? Hoe denkt de staatssecretaris te voorkomen dat allerlei gebiedsprocessen, waar jarenlang is samengewerkt tussen landbouw, natuur, recreatie en andere partners, nu tot stilstand komen en betrokkenen worden gefrustreerd? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen precontractuele verplichtingen tussen provincies en partners op het gebied van de EHS? Vindt de staatssecretaris dat overeenkomsten tussen provincies en anderen op het gebied van de EHS één op één moeten worden uitgevoerd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van enkele brieven over de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en het natuurbeleid van dit kabinet.

Rapport Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)

De leden van de Christenunie-fractie zijn verbaasd over de reactie van de staatssecretaris op de rapportage van het PBL. Aanvankelijk in de pers en nu ook per brief wordt een zeer eenzijdig beeld geschetst van de uitkomsten en aanbevelingen van dit rapport. Het PBL stelt dat adequaat beheer de beste optie is wanneer er slechts beperkt budget is, maar dat moet dan samengaan met verdere voorwaarden, bijvoorbeeld dat er gelijktijdig grote bestuurlijke inspanningen moeten worden gepleegd om ruimtelijke bestemmingen te kunnen veranderen. Hoe denkt de staatssecretaris deze inspanningen te kunnen afdwingen? De teneur van deze PBL-rapportage is dat de plannen uit het huidige regeerakkoord zullen leiden tot verslechtering van natuur en het niet behalen van internationale afspraken. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen deze conclusie?

Doelstelling 2018

Het is de leden van de ChristenUnie fractie niet duidelijk waarom de afronding per se in 2018 moet gebeuren. Is de staatssecretaris van mening dat deze datum belangrijker is dan het resultaat? De staatssecretaris verwijst naar nauw overleg met de partners van het Manifest voor een Vitaal Platteland en het Akkoord van Utrecht. Deze partijen zien mogelijkheden in het nemen van meer tijd indien dit bijdraagt aan de gewenste ecologische kwaliteit. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris voor het nemen van meer tijd voor de afronding na 2018 van de EHS als bij de herijking blijkt dat dit een oplossing is om binnen bezuinigingsrandvoorwaarden toch de gewenste ecologische kwaliteit te realiseren? Is het in zijn ogen mogelijk dat provincies zelf besluiten of en hoe zij hun EHS-ambities na 2018 vorm willen geven?

Commissie Elverding

De staatssecretaris verwijst naar het advies van het PBL dat, «gegeven de omstandigheid van schaars beschikbare middelen» prioriteit gegeven dient te worden aan beheer. In de optiek van de leden van de ChristenUnie-fractie zijn ambities, termijnen en middelen communicerende vaten. Door het vooraf verankeren van middelen en termijnen vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of er nog wel sprake kan zijn van beleidsvorming waarin de ecologische kwaliteit voorop staat? Dat de staatssecretaris zich laat adviseren door de adviescommissie Versnelling en Verbetering Besluitvorming Infrastructuur (VVBI) is een positieve stap. Maar door het vooraf en definitief vaststellen van de termijn en middelen van een herijkte EHS zijn de belangen van andere partners en mogelijkheden voor constructief overleg bij voorbaat in een hoek gedreven. Is de staatssecretaris bereid de doelstelling per 2018 of de toekenning van middelen aan te passen indien de adviescommissie VVBI adviseert dat hiermee betere oplossingen kunnen worden bereikt? Het PBL waarschuwt dat het niet halen van (internationale) verplichtingen kan leiden tot meer juridische procedures. Dat wil de staatssecretaris voorkomen. Onlangs heeft Stichting Das en Boom aangekondigd het natuurbeleid te willen aanvechten. Hoe kijkt de staatssecretaris hier tegenaan? Wat wil en kan de staatssecretaris doen om verdere juridische acties tegen te gaan?

Het heeft de leden van de ChristenUnie-fractie ook sterk verbaasd te lezen dat Staatsbosbeheer een zogenaamd «gehoorzaamheidscontract» heeft moeten tekenen (Trouw, «Bleker dwingt natuurclub te gehoorzamen», 26 maart 2011). De leden van de ChristenUnie-fractie zijn bekend met het advies van de commissie Gabor om een adviescommissie in te stellen. Hoe ziet de staatssecretaris de verhouding tussen de Rijksoverheid en Staatsbosbeheer? Is de staatssecretaris bereid om ook bij de uitvoering van de adviezen van de commissie Gabor de adviescommissie VVBI te raadplegen?

Ecologische kwaliteit

De leden van de fractie van de ChristenUnie steunen de inzet van de staatssecretaris om sterk in te zetten op agrarisch natuurbeheer. Wel is het van belang duidelijk onderscheid te maken tussen agrarisch natuurbeheer en natuurvriendelijke landbouw. Vooral met betrekking tot RodS-gebieden en gebiedsprocessen is dit van groot belang. Uit de communicatie van de staatssecretaris wordt dit onderscheid (en de bijbehorende onderscheiden doelen en middelen) niet duidelijk. Wil de staatssecretaris hier zijn visie op geven? Welke prioriteit heeft de ontwikkeling van RodS-gebieden? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de problemen die door het huidige beleid ontstaan voor de realisatie van de Nieuwe Driemanspolder?

De staatssecretaris heeft gezegd in te willen zetten op het verbeteren van de milieucondities. Hoe verhoudt dit zich tot het wegbezuinigen van het geld voor verbeteringen van de milieucondities EHS bij het ministerie van Infrastructuur & Milieu?

Regeling Draagvlak Natuur naar Duurzaam Voedsel

Rondom de begrotingsbehandeling heeft de staatssecretaris over het ondersteunen van activiteiten gericht op draagvlak voor natuur het volgende gezegd: «Bij het wetgevingsoverleg Natuur op 16 november 2009 heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd te willen bekijken of binnen LNV regelingen voor maatschappelijke initiatieven in elkaar kunnen worden geschoven om synergie te behalen. Naar aanleiding hiervan is dit jaar een pilot gestart met de uitbreiding van de Regeling Draagvlak Natuur naar Duurzaam Voedsel. De ervaringen die met deze pilot worden opgedaan worden gebruikt bij de ontwikkeling van een brede regeling voor maatschappelijke initiatieven. Op dit moment is nog geen definitieve keuze gemaakt ten aanzien van het doel en de reikwijdte van de regeling en daarmee het budget. Een keuze hierin is voorzien begin 2011 na de evaluatie van de pilot.» Is de staatssecretaris bereid deze evaluatie toe te sturen voor het algemeen overleg van 20 april 2011?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SGP

Aanpak Natura 2000

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen naar aanleiding van de aanpak Natura 2000 (Kamerstuk 32 670, nr. 1). De leden van de SGP-fractie waarderen de geboden ruimte voor het samenvoegen van gebieden die zijn aangewezen voor soortgelijke doelen. De leden willen in dit verband wijzen op een motie die op 4 februari jl. door de Provinciale Staten van Zeeland is aangenomen. Deze motie vraagt om regionale flexibiliteit bij het vaststellen van instandhoudingsdoelen en herstel- en/of compensatieopgaven in de Zeeuwse delta. Is het kabinet bereid deze ruimte te bieden?

Het kabinet heeft bij de Europese Commissie het schrappen van Groot Zandbrink als Natura 2000-gebied in gang gezet, op grond van het argument dat de natuurwaarden waarvoor het gebied is geselecteerd, niet aanwezig bleken te zijn. De leden van de SGP-fractie steunen deze inzet, maar hebben nog enkele vragen naar aanleiding van het onderliggende argument. Hoe is het mogelijk dat een gebied is geselecteerd voor natuurwaarden die niet aanwezig blijken te zijn? Wat zegt dit over de wijze waarop in de selectiefase (praktijk)gegevens over de natuurwaarden in het betreffende gebied vergaard zijn?

Het kabinet wil de vergunningplicht voor handelingen die verstoringen of verslechteringen veroorzaken die geen significant effect hebben, afschaffen. De leden van de SGP-fractie vinden dat positief en willen wijzen op het belang van een snelle invoering. Agrarische ondernemers moeten richting 2013 stalaanpassingen doen om te kunnen voldoen aan regelgeving op het gebied van ammoniakemissie (Actieplan ammoniak) en dierenwelzijn. Een deel van hen is gebaat bij spoedige afschaffing van de genoemde vergunningplicht. Is het kabinet bereid op korte termijn een wetsvoorstel in te dienen waarmee de genoemde vergunningplicht wordt afgeschaft en dit los te koppelen van de langlopende herziening van de natuurwetgeving?

Eén van de stikstofgevoelige habitattypen die een forse externe werking met zich meebrengen, is «actief hoogveen». Onderzoekers van het PBL hebben aangegeven dat dit habitattype door klimaatverandering waarschijnlijk uit Nederland zal verdwijnen en dat dit habitattype in andere Europese lidstaten volop voorkomt. Dit roept bij de leden van de SGP-fractie enkele vragen op. Is bij het opstellen van instandhoudingsdoelen voor het habitattype «actief hoogveen» rekening gehouden met het gehele verspreidingsgebied van «actief hoogveen» in Europa? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is dan voor een groot aantal gebieden in Nederland een hersteldoelstelling voor dit habitattype opgenomen? Waarom is voor een groot aantal gebieden een hersteldoelstelling opgenomen, met bijbehorende opgave, terwijl het habitattype door klimaatverandering waarschijnlijk zal verdwijnen?

Een deel van de habitattypen en soorten die in de

(concept-)aanwijzingsbesluiten voor Natura 2000-gebieden worden genoemd en waarvoor instandhoudingsdoelen worden opgenomen betreffen habitattypen en soorten die via de standaardgegevensformulieren niet aan de Europese Commissie zijn gemeld. Nu kan het zo zijn dat deze habitattypen en soorten na aanmelding opeens in het gebied aanwezig blijken te zijn en daarom in de aanwijzingsbesluiten opgenomen worden. De leden van de SGP-fractie willen er wel op wijzen dat voor habittattypen en soorten waarvoor geldt dat zij «aanwezig, maar verwaarloosbaar» zijn geen instandhoudingsdoelen opgenomen hoeven te worden. Kan het kabinet bevestigen dat voor alle habitattypen en soorten die niet bij de Europese Commissie zijn aangemeld, maar waarvoor wel instandhoudingsdoelen in de aanwijzingsbesluiten zijn opgenomen, is geverifieerd dat zij niet in de categorie «aanwezig, maar verwaarloosbaar» van het standaardgegevensformulier vallen?

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de selectie en aanmelding van Natura 2000-gebieden.

In een tweetal Kamerbrieven (Kamerstuk 30 862, nr. 28 en beantwoording schriftelijke vragen van het lid Dijkgraaf over de Habitatrichtlijn, Aanhangsel Handelingen, nr. 3159) heeft het kabinet aangegeven dat Nederland bij de selectie de «beschermingsstatus» (Bijlage III, fase 1, van Habitatrichtlijn) van een habitattype of soort in een gebied primair heeft geïnterpreteerd als de juridische beschermingsstatus. Daarnaast is ook globaal gekeken naar het bestaande en voorziene beheer en de bedreigingen. Dat is in strijd met de voorgeschreven interpretatie van de Europese Commissie. De Europese Commissie geeft in een toelichting aan dat het moet gaan om de ecologische staat van instandhouding. De genoemde interpretatie is ook in strijd met het nationale Verantwoordingsdocument (2003). In dit Verantwoordingsdocument wordt uit de doeken gedaan welke methodiek is gebruikt voor het selecteren van gebieden. In dit document wordt ondubbelzinnig aangegeven dat het selectiecriterium «beschermingsstatus» van bijlage III van de Habitatrichtlijn is geïnterpreteerd als «kwaliteit van de structuur en de functie van het habitattype» en «kwaliteit van de habitat van de soort». Is de veronderstelling juist dat de Kamer via het Verantwoordingsdocument onjuist is geïnformeerd over de daadwerkelijke gang van zaken? De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een toelichting op de voorgaande tegenstrijdige informatie.

In antwoord op Kamervragen van het lid Dijkgraaf (Aanhangsel Handelingen, nr. 3159) wordt aangegeven dat voor een adequate selectie en aanmelding van gebieden volgens de criteria van bijlage III van de Habitatrichtlijn voldoende deugdelijk onderbouwde ecologische gegevens voorhanden waren. Dat is in strijd met de volgende passage uit de eerder genoemde Kamerbrief (Kamerstuk 30 862, nr. 28): «Nederland heeft het begrip destijds geïnterpreteerd als de juridische beschermingsstatus van een gebied, mede gelet op het feit dat er in die fase nog geen sprake was van deugdelijk onderbouwde ecologische gegevens over de door de Europese Commissie gevraagde aspecten.» De leden van de SGP-fractie kunnen beide constateringen niet met elkaar rijmen en ontvangen graag een toelichting. Hoe is het voorgaande te rijmen met de in het Verantwoordingsdocument (2003) beschreven uitgangspunten voor de selectie van gebieden: «Bij de selectie is de staat van instandhouding van het betreffende habitattype of de soort in ieder gebied beoordeeld. Een gunstige of herstelbare staat van instandhouding van de soort of habitattype is als randvoorwaarde gesteld voor de selectie van gebieden. (...) Alleen gebieden waar het habitattype (bijlage I) of het leefgebied van een soort (bijlage II) een goede (of herstelbare) kwaliteit heeft, worden dus geselecteerd»? Is de veronderstelling juist dat met gebrek aan ecologische gegevens en een onjuiste interpretatie van het begrip «beschermingsstatus» dit uitgangspunt niet is waargemaakt?

Het kabinet heeft een jaar geleden in een brief (Kamerstuk 32 123 XIV, nr. 152) aangegeven dat zij de Europese Commissie op korte termijn wilde vragen om nadere duiding over de mate van onzekerheid die wordt geaccepteerd, inclusief een betere duiding van het begrip «significant». Hoe heeft de Europese Commissie hierop gereageerd?

De leden van de SGP-fractie hebben nog een vraag over de Programmatische Aanpak Stikstof. Wat is de stand van zaken met betrekking tot het opstellen van de definitieve Programmatische Aanpak Stikstof? Is inmiddels advies ingewonnen bij de Raad van State? Wat is de uitkomst daarvan?

Aanwijzing Natura 2000-gebied Noordzeekustzone

De Raad van State heeft recent het aanwijzingsbesluit voor de Noordzeekustzone op een aantal punten vernietigd (LJN:BP770; 200902380/1/R2). In de uitspraak wordt gerefereerd aan een voorgenomen wijzigingsbesluit. Wat zijn de consequenties van het aangekondigde wijzigingsbesluit voor de begrenzing van het betreffende Natura 2000-gebied en voor de instandhoudingsdoelen? In hoeverre is het voorgenomen wijzigingsbesluit meegenomen bij het opstellen van het zogenaamde Vibeg-akkoord?

Flora- en Faunawet

De leden van de SGP-fractie zijn benieuwd naar de visie van het kabinet op het functioneren van de Flora- en Faunawet en mogelijke aanpassing daarvan in het kader van de integratie van natuurwetgeving. Gaat het kabinet onverkort uit van het plan van aanpak, gepresenteerd in 2009 (Kamerstuk 31 536, nr. 10) of gaat het kabinet in het kader van het regeerakkoord («rek en ruimte binnen de toepasselijke Europese richtlijnen worden optimaal benut») een stap verder? Wat is de stand van zaken van de uitvoering van het plan van aanpak?

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag naar aanleiding van een casus waarbij één steenuil een nieuwbouwproject in Ochten belemmert. Een ontheffing werd geweigerd. De Vogel- en Habitatrichtlijn is gericht op het behoud of herstel van een gunstige staat van instandhouding van te beschermen soorten. Hoe verhoudt dit uitgangspunt zich tot de bescherming van individuele dieren, zoals in de genoemde casus?

Faunafonds

De leden van de SGP-fractie krijgen signalen van LTO Nederland en verschillende agrarische ondernemers dat het Faunafonds een strikt juridische handelswijze heeft die geen recht doet aan de praktijk van agrarische ondernemers. Het is veelzeggend dat in bijvoorbeeld de provincie Noord-Brabant meer dan 50% van de verzoekschriften van agrarische ondernemers afgewezen wordt. Soms hanteert het Faunafonds ook onlogische eisen. De leden van de SGP-fractie wijzen op bijvoorbeeld de casus «specht». De specht is een beschermde inheemse diersoort, die niet verjaagd mag worden, tenzij de provincie een vrijstelling heeft verleend. In het geval de provincie geen vrijstelling heeft verleend, komt een agrariër pas in aanmerking voor een tegemoetkoming als hij op de dag van de constatering van de schade bij het betreffende provinciebestuur een verzoek indient voor verjaging. Het doet er voor het Faunafonds dan niet toe dat bij voorbaat al duidelijk is dat verjaging niet mogelijk is, omdat de provincie geen vrijstelling heeft verleend.

Is de regering bereid in overleg te treden met het Faunafonds en er voor te zorgen dat de handelswijze van het Faunafonds beter aansluit op de praktijk van agrarische ondernemers?

Rapport PBL

Men vreest dat het kabinet met de voorgestelde aanpassingen van het natuurbeleid de Europese doelen voor natuur en biodiversiteit niet gaat halen. Ook het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is kritisch. Het kabinet zou haar verplichtingen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn niet kunnen nakomen. In het rapport wordt aangegeven dat ongeveer de helft van de Natura 2000-soorten hun belangrijkste populaties in de Natura 2000-gebieden hebben. Het PBL acht adequaat beheer van de EHS buiten de Natura 2000-gebieden van even grote betekenis voor het tegengaan van verslechtering van de natuurkwaliteit. Met twee derde van de Natura 2000-soorten zou het namelijk slechter gaan als de EHS niet adequaat wordt beheerd. De leden van de SGP-fractie zetten hier vraagtekens bij. Het gaat om een gunstige staat van instandhouding van Natura 2000-soorten. Die gunstige staat van instandhouding wordt bereikt als deze soorten in de aangewezen Natura 2000-gebieden een gunstige staat van instandhouding hebben. Dat is de kern van de Vogel- en Habitatrichtlijn. De Europese Commissie vraagt toch niet om van de andere helft van de EHS ook Natura 2000 te maken? Hoe weegt het kabinet het genoemde kritiekpunt van het PBL?

Particulier natuurbeheer

Evenals het kabinet willen de leden van de SGP-fractie meer inzet van particulier natuurbeheerders. Deze leden steunen het voorstel van het kabinet om buiten de EHS gronden van Staatsbosbeheer over te dragen aan particuliere natuurbeheerders. Welke ruimte is er om ook binnen de EHS, maar buiten de Natura 2000-gebieden, gronden van Staatsbosbeheer over te dragen aan particuliere natuurbeheerders? Wellicht kan door het benutten van deze ruimte de kwaliteit van het beheer in de overige gebieden van Staatsbosbeheer vergroot worden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD

Het natuurbeleid wordt door dit kabinet stevig uitgekleed. Plannen en afspraken die al in 1990 gemaakt zijn worden opeens stop gezet. Gereserveerde budgetten worden stevig ingeperkt en bestuurlijke afspraken worden opzij gezet met een stuitend vertoon van minachting voor het algemeen belang. Wie zou willen beweren dat we hier van doen hebben met een betrouwbare overheid die er wil zijn voor al haar burgers, zou de grootst mogelijke moeite hebben daar steekhoudende argumenten voor aan te dragen. Als dit kabinet al belang zou toekennen aan waarden als behoorlijk bestuur en de notie dat natuur van en voor iedereen is, en dus een algemeen belang vertegenwoordigt, dan valt daar niets, maar dan ook niets, van te merken. De leden van de fractie van de PvdD dagen de staatssecretaris uit: waaruit zou precies moeten blijken dat de staatssecretaris de decentrale overheden en terreinbeherende organisaties niet schoffeert, waaruit zou moeten blijken dat de staatssecretaris zich inzet voor een betrouwbare overheid, waaruit zou moeten blijken dat de staatssecretraris de gestelde natuurdoelen, ten behoeve van het behoud van de bron van al het leven, de biodiversiteit, respecteert?

De leden van de fractie van de PvdD zien niets dan minachting voor het belang van natuur in ons land bij de manier waarop dit kabinet te werk gaat. Positieve informatie vanuit de overheid over de natuur zoals een stijging in inkomsten en werkgelegenheid voor de recreatiesector of gunstige voordelen voor de gezondheid, is ver te zoeken. Als we het hebben over Nederland en de Nederlandse identiteit dan horen daar ook de polders én de woeste watervlakten bij, de heidevelden en de bossen. Nederland is uniek in Europa met haar grote verscheidenheid, met de Waddenzee en de weidevogels. Daar moeten we trots op zijn en dat zou het kabinet ook mogen uitdragen. Kan de staatssecretaris eens opsommen welke inspirerende natuurtoespraken hij sinds zijn aantreden heeft gegeven? De leden van de fractie van de PvdD zijn benieuwd naar de score tot nu toe: hoe vaak heeft de staatssecretaris zich tot nu toe positief uitgelaten over natuur, de noodzaak om die te beschermen en de organisaties die dat ook daadwerkelijk trachten te doen? En hoe vaak heeft de staatssecretaris zich daar in negatieve zin over uitgelaten? Is de staatssecretaris zich daar zelf eigenlijk wel van bewust? De staatssecretaris van natuur laat zich vooralsnog eenzijdig kennen als een bewindspersoon die weinig liefde ten aanzien van deze portefeuille aan de dag legt. Wat de leden van de PvdD-fractie wel vaak horen zijn de geluiden over boze boeren, rechtszaken en de regels die zo ingewikkeld zouden zijn. Over de regels het volgende: deelt de staatssecretaris de constatering van de leden van de fractie van de PvdD dat de regels steeds ingewikkelder geworden zijn door vervuilende activiteiten te willen blijven handhaven in en rond natuurgebieden en daarbij iedere millimeter voor uitbreiding en ontwikkeling van die activiteiten te willen blijven benutten?

Het beleid van dit kabinet is duidelijk: boerenweide, een glad gemaaid, strak grasland gevuld met mest en bestrijdingsmiddelen is «topnatuur». Hier wordt op ingezet, ongeacht internationale, Europese en nationale afspraken. Budgetten ten gunste van de EHS en Natura 2000 worden tot op het bot toe uitgekleed. De onevenredige bezuiniging van maar liefst 60% is in alle opzichten buitenproportioneel en dat zónder visie en zónder concrete ideeën over het natuurbeleid van de toekomst. De leden van de fractie van de PvdD zien niets in deze lijn van het kabinet. Het is een doodlopende weg die leidt naar een monotoon steriel landschap gevuld met brandnetels en bramen, een land zonder vlinders, kikkers en orchideeën. Dit raakt niet alleen de natuur, maar ook onszelf. Zo maakt het toenemend gebruik van landbouwgif het drinkwater honderden miljoenen euro’s duurder en verzilten de bodems in het westen. Bij bezoekjes aan het landelijke gebied wordt het steeds moeilijker om een wandelroute uit te stippelen waarbij de penetrante geur van de intensieve veehouderij kan worden ontweken en onze mooie wateren worden stinkende gevaarlijke plassen van blauwalgen door de overbemesting. Dit ondermijnt het welzijn en de economie. Allemaal dankzij de steeds verder intensiverende industriële landbouw. De sluipmoordenaar van onze natuur.

De leden van de fractie van de PvdD vinden het ongelofelijk dat de staatssecretaris doorgaat op deze weg en hebben dan ook nog een groot aantal vragen.

Allereerst: deelt de staatssecretaris de mening dat, onder het motto «Een man een man, een woord een woord» een kabinet dat zulke drastische beleidswijzigingen wil doorvoeren ook zelf op het resultaat van die wijzigingen moet kunnen worden afgerekend? Zo ja, welke concrete verantwoordingsmomenten gaat de staatssecretaris inbouwen met betrekking tot zijn natuurbeleid, opdat de Kamer kan beoordelen of de gevolgen van dat beleid in overeenstemming zijn met de beloften die de staatssecretaris dienaangaande heeft gedaan?

De leden van de fractie van de PvdD voelen er helemaal niets voor om over een jaar of vijf de scherven van het huidige natuurbeleid te moeten opvegen met een nieuw kabinet. Die verantwoording over de gevolgen van de draconische maatregelen die het huidige kabinet wil doorvoeren, zal door datzelfde kabinet moeten worden afgelegd. Er zijn namelijk nogal wat negatieve effecten te verwachten van het nu ingezette beleid, maar de staatssecretaris volhardt in zijn strategie van sussen en houdt vol dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen met de afbraak van de natuur in ons land. De leden van de fractie van de PvdD laten zich niet in slaap sussen in tijden van ecologische crises.

Zo is er de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) die het kabinet wil herijken. De EHS werd in 1990 geïntroduceerd ten behoeve van een «duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden». Inmiddels is de EHS een voorbeeld voor andere landen en is het doel ervan in overeenstemming met Europese richtlijnen. We zouden de EHS een exportproduct moeten maken, maar in plaats daarvan wordt door dit kabinet ervoor gekozen om het roer faliekant om te gooien. Het PBL heeft een quick-scan uitgevoerd naar de varianten van de herijking. In de brief van 9 maart 2011 (Kamerstuk 30 825, nr. 73) beweert de staatssecretaris dat de quick-scan van het PBL zou laten zien dat de versoberde EHS minstens zo effectief is als de beoogde EHS in het oude beleid. De leden van de fractie van de PvdD vragen waar de staatssecretaris dit op baseert. Deze leden lazen namelijk duidelijk de conclusie dat met de huidige ambitie de natuurkwaliteit in 2020 meer dan halveert en het met driekwart van de soorten van de Vogel- en Habitatrichtlijn slechter zou gaan ten opzichte van het oude beleid. Kan de staatssecretaris bevestigen dat deze conclusie zwart op wit gedrukt staat in het genoemde PBL-rapport? Is hij bereid toe te geven dat zijn beweringen over de uitkomsten van de quick-scan van het PBL zich niet verhouden tot de werkelijke conclusies en dat hij daarmee bezijden de waarheid heeft gesproken?

Een van de hoofdconclusies uit de quick-scan is dat de voorgenomen bezuinigingen leiden tot een verdere verslechtering van de plant- en diersoorten die in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) beschermd zijn. Verslechtering is echter verboden volgens artikel 6.2 van de Habitatrichtlijn. De Vogelrichtlijn spreekt van het voorkomen van verslechtering en vervuiling van woongebieden van aangewezen soorten. Onderschrijft de staatssecretaris dat verslechtering verboden is en dat volgens de conclusie van het PBL dat verslechtering bij dit beleid optreedt? Kan hij bevestigen dat, gegeven deze omstandigheden, de Richtlijn passende maatregelen voorschrijft? Zo ja, op welke wijze worden deze vormgegeven? Zo nee, op welke juridische en wetenschappelijke inzichten baseert de staatssecretaris dit en welke (juridische) toetsing heeft hij daartoe laten plaatsvinden? Kent en onderschrijft de staatssecretaris de constatering van het PBL dat voor 60% van de Nederlandse doelsoorten (broedvogels, dagvlinders en planten) de milieucondities en ruimtecondities onvoldoende zijn om behoud te garanderen? Zo ja, deelt de staatssecretaris de mening dat een extra inspanning om milieu- en ruimtelijke condities te verbeteren noodzakelijk is om aan de verplichtingen vanuit de VHR en de Convention on Biological Diversity (CBD) te voldoen? Zo ja, op welke wijze en termijn gaat de staatssecretaris daarmee aan de slag en op welke concrete (tussen)doelen mag de Kamer hem afrekenen? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke inzichten is dit gebaseerd?

Onderschrijft de staatssecretaris de constatering van het PBL dat voor 17% van de doelsoorten oppervlakte het belangrijkste knelpunt is bij het hebben van een landelijke robuuste populatie? Onderschrijft de staatssecretaris de constatering van het PBL dat voor 17% van de doelsoorten versnippering het belangrijkste knelpunt is bij het hebben van een landelijke robuuste populatie? Deelt de staatssecretaris de mening dat de knelpunten «versnippering» en «oppervlak» op de korte en lange termijn structureel verminderd kunnen worden door verbindingen tussen natuurgebieden te creëren? Houdt de staatssecretaris vast aan de doelstelling van een landelijke robuuste populatie voor de doelsoorten? Zo ja, op welke wijze denkt hij die doelstelling te gaan halen als hij de verbindingen tussen natuurgebieden schrapt uit het natuurbeleid? Welke aanpak kiest hij daarvoor en op welk moment kan de Kamer – op basis van het resultaat van die aanpak – tegen deze staatssecretaris zeggen dat hij zijn biezen moet pakken omdat hij de natuurdoelen heeft verkwanseld? Met andere woorden: wat wordt het afrekenmoment voor de Kamer als het gaat om het natuurbeleid van dit kabinet?

Nu is de oplossing van dit kabinet het maximaal inzetten op agrarische en particulier natuurbeheer. Echter uit het PBL-rapport blijkt dat agrarisch en particulier natuurbeheer nu nauwelijks bijdragen aan de doelen vanuit de VHR. Deelt de staatssecretaris de opvatting dat agrarisch natuurbeheer niet voor alle natuurdoeltypen de aangewezen beheersvorm is? Zo nee, hoe denkt de staatssecretaris dat agrarisch natuurbeheer een bijdrage kan leveren aan bijvoorbeeld de ontwikkeling van natte natuurtypes? Meerdere wetenschappers, waaronder hoogleraar natuurbeheer en plantenecologie Berendse, hebben al opgemerkt dat agrarisch natuurbeheer in haar huidige vorm niet werkt. Onderschrijft de staatssecretaris dat? Zo nee, op welke wetenschappelijk inzichten is dat gebaseerd? Onderschrijft de staatssecretaris de constatering van hoogleraar Berendse die stelt dat agrarisch natuurbeheer alleen succesvol is als de waterstand in weidegebieden wordt verhoogd, er minder mest gebruikt wordt en in akkerbouwgebieden minder gespuit wordt? Zo nee, waarom niet? Het PBL geeft aan dat agrarisch natuurbeheer veel effectiever zou zijn als het toegepast wordt als oplossing van knelpunten in bestaande natuurgebieden en dus in samenhang met bestaande gebieden toegepast wordt. Onderschrijft de staatssecretaris dit? Zo nee, waarom niet?

Is de staatssecretaris voornemens het beleid rond agrarisch natuurbeheer te herzien zodat het op een optimale vorm wordt toegepast, waardoor er daadwerkelijke een bijdrage aan de natuur wordt geleverd? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, hoe denkt de staatssecretaris dat met een maximale inzet hierop Nederland dan kan voldoen aan Europese en internationale biodiversiteitafspraken? Erkent de staatssecretaris de beperkte mogelijkheden van de instrumenten agrarisch en particulier natuurbeheer in het licht van de biodiversiteitdoelstellingen? Is hij bereid toe te geven dat naast deze instrumenten, die allang onderdeel waren van het natuurbeleid, de verwerving van gronden en het creëren van robuuste verbindingszones volgens alle vooraanstaande ecologen noodzakelijk zijn om het verlies van biodiversiteit te kunnen stoppen?

De leden van de fractie van de PvdD storen zich enorm aan de valse suggesties die deze staatssecretaris van het begin af aan heeft opgeworpen in het natuurdebat. Zo hebben deze leden hem regelmatig horen zeggen dat 92% van de doelstellingen zal worden gerealiseerd, en dat dat een hele prestatie is in tijden van bezuinigingen. Naar welke doelstelling de staatssecretaris precies verwijst blijft onduidelijk, maar de leden van de fractie van de PvdD hebben het vermoeden dat het gaat om het uiteindelijke oppervlak van de EHS. Kan de staatssecretaris dat bevestigen of anderszins toelichten? De leden wijzen erop dat de EHS een instrument is voor het realiseren van hogere doelen, namelijk het stoppen van het voortdurende verlies van biodiversiteit en het aanzetten tot herstel en behoud van natuurlijke hulpbronnen – dit alles in het licht van de ook door Nederland ondertekende afspraken in het Biodiversiteitsverdrag. Kan de staatssecretaris onderbouwen wat het betekent voor de biodiversiteitsdoelen (incl. VHR-doelen) wanneer hij een van de belangrijkste instrumenten voor die doelen, de EHS, verschraalt? Wat doet de staatssecretaris met het feit dat Nederland een eerder belangrijk biodiversiteitsdoel – het stoppen van het verlies van plant- en diersoorten in 2010 – al niet heeft gehaald? En met de oproepen van onder andere de Europese Commissie en de Verenigde Naties om de inspanningen ten aanzien van het behoud van biodiversiteit juist te verdubbelen in plaats van te verminderen?

Het verdwijnen van soorten is niet alleen in strijd met internationale afspraken het is een bedreiging voor onszelf. Het verdwijnen van soorten heeft immers een negatief effect op bijvoorbeeld onze gezonde bodem, de vispopulaties, de luchtkwaliteit, het landschap en de leefomgeving. Verlies van biodiversiteit heeft dan ook grote gevolgen voor onder andere de landbouw, de economie en het investeringsklimaat. Nu nog zien bedrijven zaken als water, lucht en biodiversiteit als bijna gratis. Maar de werkelijkheid is dat schoon water en gezonde lucht onze samenleving steeds meer geld gaan kosten. Er moet dus geïnvesteerd gaan worden in het behoud en verbeteren van onze soortenrijkdom.

De leden van de fractie van de PvdD missen dan ook een visie met concrete ideeën over het natuurbeleid in de toekomst. Dit jaar loopt het beleidsprogramma «Biodiversiteit werkt» af. Hier stond een schitterende visie in zonder concrete (tussen)doelen. Met een lange termijnvisie die ingevuld wordt door concrete afrekenbare tussen- en einddoelen is het voor iedereen duidelijk wat er moet gebeuren om aan onze internationale verplichtingen te kunnen voldoen. Ook het PBL stelt in haar quick-scan dat een lange termijn versie wenselijk is. Is de staatssecretaris bereid om een langetermijnvisie op te tellen waarbij het einddoel is het behalen van de internationale doelen en deze in te vullen met concrete afrekenbare tussendoelen? Zo nee, waarom niet?

Een groot deel van de Nederlandse natuur is afhankelijk van beheer. Bij een kwart van de habitattypen is zelfs intensief beheer nodig. Desondanks wordt er op de beheersbudgetten zwaar bezuinigd. De leden van de fractie van de PvdD vragen zich dan ook af op welke wijze de uitvoering en financiering van het noodzakelijke beheer om de aangewezen instandhoudingsdoelen te behalen, zowel op de korte als lange termijn, gegarandeerd wordt? Deelt de staatssecretaris de mening dat voor het garanderen van beheer het van belang is dat er duidelijkheid is over financiering? Zo ja, deelt de staatssecretaris de mening dat hiervoor een lange termijn visie over de gewenste natuurontwikkeling en financiering uitkomst biedt? Zo ja, is de staatssecretaris bereid hiertoe een aanzet te geven? Zo nee, waarom niet? De zware bezuinigen op het ILG-budget maken het beheer op de korte en lange termijn onzeker. Juist de soorten waarvoor Nederland internationaal belangrijk is, zoals de heidevelden, vereisen een actief beheer, zoals maaien en plaggen. Terreinbeherende organisaties hebben al aangegeven deze rekeningen niet te kunnen betalen met de voorgenomen bezuinigingen. Kan de staatssecretaris uiteenzetten voor welk deel van het oppervlak of welke habitat type de instandhouding in gevaar komt door de zware bezuinigingen op de beheersbudgetten? Is het waar dat de bezuiniging in Europa onvoldoende reden zijn om niet aan de doelstellingen van de richtlijn te voldoen? Zo ja, hoe denkt de staatssecretaris dan een in gebreke stelling en zware boete te voorkomen? Zo nee, waar is dat op gebaseerd?

Daar komt bij dat de structurele belasting van natuurgebieden door bijvoorbeeld ammoniak een veelvoud aan beheermaatregelen vraagt dan zonder die belasting het geval zou zijn geweest. In het rondetafelgesprek met provincies en gemeenten is opnieuw bevestigd dat de veel te hoge ammoniakbelasting het natuurbeheer schreeuwend duur maakt. De leden van de fractie van de PvdD vinden het onvoorstelbaar dat de veehouderij onze natuurgebieden ernstig beschadigt en dat die schade steeds weer met grote hoeveelheden publiek geld moet worden beperkt. Onderschrijft de staatssecretaris de constatering dat hier sprake is van een scheve verhouding tussen sectorbelangen en het algemeen belang, waarbij de eerste prevaleert boven de tweede? Zo nee, waarom niet? De leden van de PvdD-fractie willen weten hoe hoog de kosten zijn van de ammoniakbelasting op onze natuur en wat de aard en intensiteit is van de beheerinspanningen die moeten worden geleverd om de ammoniakschade aan natuurgebieden te beperken. Is de staatssecretaris bereid deze kosten inzichtelijk te maken en de Kamer een analyse te doen toekomen van de verhouding tussen ammoniakbelasting op en beheer van natuurgebieden?

Bij voortzetting van het huidige beleid zal maar van 45% van de VHR soorten en typische soorten in 2020 een duurzaam behoud gegarandeerd zijn, volgens de PBL-studie. Dit betekent dat 65% van de soorten het gevaar lopen, achteruit te gaan en zelfs te verdwijnen. Dit staat haaks op de afspraken van de VHR en CBD. Onderschrijft de staatssecretaris dit? Uit de quick-scan blijkt dat het duurzaam behoud vergroot kan worden door de ruilgronden in te zetten. Is de staatssecretaris bereid bij provincies aan te dringen op het inzetten van ruilgronden? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Nederland heeft lang geleden haar handtekening gezet onder de VHR. Daarin staan regels die moeten verhinderen dat onze veelzijdige unieke natuur vernietigd wordt voor asfalt en stallen. De leden van de fractie van de PvdD zijn benieuwd naar de Europese boetes die dit kabinet voorziet wanneer Nederland de afspraken uit de VHR niet nakomt. Met welk bedrag wordt rekening gehouden en op welke begroting kunnen we die post terugvinden?

Uit de nieuwste brief is weer gebleken dat de daadkracht ver te zoeken is. In plaats van daadkrachtig alle aangemelde gebieden in 2010 definitief aan te melden, zijn nu alleen nog maar gebieden aangewezen waar geen problemen zijn met stikstof of water. Een niet te verwaarlozen detail is dat voor de gebieden die nu nog niet definitief aangemeld zijn, al wel het verslechteringsverbod geldt en passende maatregelen genomen dienen te worden om te voorkomen dat de natuurkwaliteit van het betreffende gebied achteruit gaat. Worden er in de nog niet definitief aangemelde gebieden nu passende maatregelen genomen om verslechtering gekomen? Zo ja, kan de staatssecretaris hier enkele voorbeelden van de afgelopen maanden noemen? Zo nee, is er niet juist een groot risico op verslechtering gezien stikstof en water belangrijke knelpunten vormen en nogmaals: met welke boetebedragen houdt de staatssecretaris rekening nu het erop lijkt dat Nederland deze afspraak niet nakomt?

In de brief over de voortgang van Natura 2000 staat dat Nederland de Europese verplichtingen zal nakomen, «al zal dat soms op een andere manier moeten dan voorzien». Wat wordt hier concreet mee bedoeld? Onderschrijft de staatssecretaris dat Nederland een inspanningsverplichting heeft om de doelen te halen? Onderschrijft de staatssecretaris dat verslechtering voorkomen moet worden? Onderschrijft de staatssecretaris, gezien op dit moment 92% van de Natura 2000-habitats geen gunstige staat van instandhouding heeft, maatregelen nodig zijn? Zo nee, waarom niet?

Dat er een spanning tussen landbouw en natuur zit is bekend. Door de houding van de overheid kan die echter verminderd worden. Het signaal wat het kabinet nu uitstraalt is dat de enige natuur waar we trost op kunnen zijn, de boerenweides zijn. Het beleid van dit kabinet kan dan ook leiden tot een polarisatie op het platteland, waarbij particulieren, boeren en natuurbeschermers lijnrecht tegen over elkaar staan. Het zou daarom helpen als vanuit de overheid veel meer gewezen wordt op de voordelen en positieve kanten van Natura 2000. Zo komen in Nederland 51 van de 198 habitattypen voor. Dus in ons kleine landje is 25% van de totale Europese verscheidenheid van natuur te zien. We hebben hier uiterwaarden, rivieren, heiden, laagveenmoerassen, zandverstuivingen, dotterbloemhooilanden, hoogveen, soortenrijke graslanden, struwelen en bossen. Dat moeten we koesteren en beschermen en daar mogen we dan ook trots op zijn.

De staatssecretaris geeft aan in mei 2011 met een nieuw pakket maatregelen in het kader van Natura 2000 te komen. De leden van de fractie van de PvdD zijn zeer benieuwd naar dit pakket, maar zijn bij voorbaat niet hoopvol gestemd. In mei mogen we ook de uitwerking van het samenvoegen van gebieden om externe werking beter hanteerbaar te maken zien, onder meer in Twente. Gezien het bereiken van de doelen op dit moment al moeilijk is, is het wel een zeer positieve instelling dat koehandel tussen gebieden de oplossing vormt van onze structurele overbelasting op de natuur. Is de staatssecretaris bereid in de mei-brief in te gaan op dit idee en hoe dit concreet vorm gegeven gaat worden? Deelt de staatssecretaris de mening dat het uitruilen van waarden tussen gebieden alleen kan werken als er een goede monitoring plaats vindt, er gedegen ecologische kennis is en het gekoppeld gaat aan het hand-aan-kraan principe? Zo nee, waarom niet? Deelt de staatssecretaris de mening dat in Twente de depositie al zo hoog is dat in alle gebieden een daling in depositie nodig is om aan het verslechteringsbeginsel te kunnen voldoen? Zo nee, op welke wetenschappelijke inzichten baseert de staatssecretaris dit?

Ook komt er in mei duidelijkheid over gebieden waar waterveiligheid aan de orde is. Kan de staatssecretaris enkele van deze gebieden noemen? Onderschrijft de staatssecretaris de constatering dat Nederland dankzij haar ligging een belangrijke verantwoordelijkheid in Europa heeft aangaande deltanatuur? Zo nee, waarom niet? Het grootste deel van de Nederlandse natuur heeft nu juist te lijden onder te weinig water. Ondanks het antiverdrogingsbeleid, is slecht 1% van de taakstelling gerealiseerd. Is de staatssecretaris voornemens om ook partners aan te sporen snel verbeteringen door te voeren om de verdroging tegen te gaan? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Voor vogelsoorten waarmee het goed gaat wil de staatssecretaris de doelen verlagen. Het gaat met bijvoorbeeld de Nederlandse broedvogels, zoals de grutto en kievit echter steeds slechter. Is de staatssecretaris van plan om naast het verlagen van doelen, ook doelen te verhogen van soorten waarvan de trend negatief is? Zo ja, om welke soorten gaat het? Zo nee, waarom niet?

Verbijsterd zijn de leden van de fractie van de PvdD ook over het voornemen van het kabinet om de beschermde natuurmonumenten hun status te ontnemen. Het gaat hier over vijftig jaar aan succesvol beleid, bedoeld om de meest waardevolle (versnipperde) natuur in particulier eigendom te beschermen. Hierdoor zijn gebieden aangewezen waar zeldzame planten en dieren en natuurlijke waterstromen en vegetatietypes zijn behouden voor onze generatie. Denkt de staatssecretaris dat het voortbestaan van deze unieke waarden, waarvan onderdelen behoren tot internationale verplichtingen, voor toekomstige generaties behouden nog blijven? Zo ja, op welke inzichten is dit gebaseerd, als er geen wettelijke bescherming is geregeld? Zo nee, op welke wijze is het te onderbouwen dat bescherming van meer dan 50 jaar opeens onnodig zou zijn?

Om het ondernemers makkelijker te maken wil de staatssecretaris de vergunningsplicht afschaffen. Dat lijkt een handreiking aan ondernemers, maar zal de onduidelijkheid alleen maar vergroten én de rechtspositie van ondernemers onzeker maken. Bij het afschaffen van de vergunningsplicht namelijk zeker zijn voor welke projecten of plannen op voorhand kan worden uitgesloten dat er significante effecten optreden. Als deze zekerheid er niet is moet een passende beoordeling alsnog uitgevoerd worden. Op welke wijze denkt de staatssecretaris dit voornemen concreet te gaan invullen? Komt er een lijst van activiteiten die niet vergunningsplichtig zijn? Was het al niet zo dat in het beheerplan geregeld wordt welke activiteiten van vergunning vrij gesteld zijn? Betekent dit dat er een meldingsplicht komt voor nieuwe plannen of projecten, waarna het bevoegd gezag bepaalt of er een Natuurbeschermingswet vergunning vereist is? Op welke wijze denkt de staatssecretaris dat het risico op nog meer juridisering en gerechtelijke zaken vermeden kan worden, als plannen niet op voorhand een toetsing aan de Natuurbeschermingswet ondergaan?

De leden van de fractie van de PvdD zijn blij met het voornemen van de staatssecretaris om te kijken of Nederland de richtlijnen juist heeft geïmplementeerd en uitgevoerd. Het zal duidelijk zijn dat de leden van de fractie van de PvdD daar grote vraagtekens bij hebben.

II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS

1. Herijking EHS

De leden van de fracties van VVD en D66 willen weten in hoeverre maatschappelijke partijen tot dusver zijn betrokken in het proces van herijking van de EHS en vragen wanneer overleg is gevoerd met provincies en maatschappelijke partijen over de EHS. De leden van de D66 fractie wijzen hierbij op de motie-Pechtold (Kamerstuk 32 417, nr. 31).

Ik heb maandelijks bestuurlijk overleg met een delegatie van de provincies. In 2010 was dat op 15 november en 8 december en in 2011 op 26 januari, 15 februari en 24 maart. Een volgend overleg zal plaatsvinden in juni. In het manifest «Natuur, landschap en economie in een vitaal platteland» zijn LTO Nederland, Natuurlijk Platteland Nederland, ANWB, Recron, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, de 12 Landschappen en de Federatie Particulier Grondbezit verenigd. Met de bestuurders van deze organisaties heb ik overlegd op 1 en 16 februari jl. Ook met hen zal ik in juni opnieuw overleggen.

Daarnaast heb ik frequent informele contacten met bestuurders van provincies en maatschappelijke partijen en zijn er veelvuldig contacten op ambtelijk niveau.

De leden van de PvdA-fractie willen weten hoe de betrokkenheid van de Nationale Parken is in de huidige discussies over herijking EHS en decentralisatie? Is het juist dat het een mogelijkheid is dat bij de decentralisatie van het natuurbeleid de Nationale Parken volledig een verantwoordelijkheid worden van de provincie(s) waarin het park gelegen is? Indien de verantwoordelijkheid voor de Nationale Parken overgedragen wordt aan de provincies, hoe kan dan het «merk» en de kwaliteit van de Nationale Parken (met als vier pijlers: natuur, natuurgerichte recreatie, educatie en onderzoek) geborgd worden? Is de staatssecretaris bekend met het feit dat de Rijksoverheid op grond van internationale verplichtingen (Verenigde Naties, Resolutie 713) een blijvende verantwoordelijkheid heeft voor een stelsel van de Nationale Parken in Nederland? Hoe zal dit vorm gegeven worden als deze verantwoordelijkheid bij de provincies komt te liggen?

Het stelsel van de nationale parken is geen specifiek onderdeel van de herijking. Wel maakt het onderdeel uit van de gesprekken met de provincies om te komen tot een nieuw bestuursakkoord op basis van een herijkte EHS en een versoberde ILG opgave. Het secretariaat van de nationale parken wordt nu overigens al door de provincies gevoerd. Mijn uitgangspunt voor de herijking is dat, voor zover nationale parken nu binnen de EHS vallen, zij dat in de toekomst ook zullen doen. Ten algemene staat het Rijk voor internationale verantwoordelijkheden; internationale verplichtingen voor nationale parken vallen daaronder.

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de financiële situatie het kabinet er toe dwingt minder geld uit te geven aan aankoop en inrichting. Beheer zou echter altijd voorrang moeten blijven krijgen, anders ontstaat er alleen nog brandnetelnatuur. Van biodiversiteitswaarden en toegankelijkheid is dan geen sprake meer. De keuze van de leden van de PvdA-fractie zou dan ook zijn een tijdelijke pas op de plaats, maar ook het niet nemen van besluiten die latere realisatie onmogelijk maken.

De leden van de PvdA-fractie doen voorkomen alsof dit kabinet met de EHS alleen een pas op de plaats wil maken. Dat is niet juist. Ook los van de ombuigingen is een herijking van de nationale EHS aan de orde. We moeten vooral zorgen dat de bestaande natuurgebieden goed beheerd worden en tegen een stootje kunnen. De nadruk ligt niet meer op grootschalige aankoop en inrichting van gebieden. De restanttaakstelling voor nieuwe natuur wordt dan ook sterk verkleind. Planologisch hoeft dan niet meer gereserveerd te worden dan wat in 2018 als EHS gerealiseerd zal worden. In gebieden die daar niet meer bijhoren, mogen ontwikkelingen niet onder het mom van de EHS worden beperkt.

De leden van de PvdA-fractie vragen de beoordeling van de staatssecretaris van plannen die nu opeens eerder aangewezen EHS-gebieden volzetten met bijvoorbeeld villa’s en golfbanen. Bent u het met de leden van de PvdA-fractie eens dat daarmee latere realisatie van bijvoorbeeld natte natuur nog veel duurder wordt gemaakt?

Wanneer gebieden niet meer in de herijkte nationale EHS vallen, gelden de gebruikelijke planologische regels. Wat betreft de latere realisatie van natuur is dit kabinet duidelijk. De EHS wordt herijkt en is in 2018 afgerond.

De leden van de fracties van PvdA, ChristenUnie en GroenLinks wijzen erop dat de herijking van de EHS gevolgen kan hebben voor integrale gebiedsprojecten en willen weten hoe het kabinet hiermee omgaat.

Met de provincies ben ik de EHS aan het herijken. Integrale gebiedsprojecten in relatie tot de EHS maken daar onderdeel van uit.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoeveel hectares nog verworven zullen worden voor de herijkte EHS.

Dat is nog niet precies te zeggen. Binnen de financiële randvoorwaarden van Rijk en provincies zal ingezet worden op hectares die bijdragen aan een kosteneffectieve EHS, met name door het versterken van natuurgebieden en het verbeteren van watercondities. Ik heb de provincies gevraagd om voorstellen te doen. Overigens worden eventuele aankopen van rijkszijde gefinancierd uit ruilgrond.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het stoppen van de rijksbemoeienis in 2018 zich verhoudt tot het voldoen aan de internationale verplichtingen. Ook de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben hiernaar gevraagd.

Het kabinet respecteert de internationale afspraken over behoud van biodiversiteit. De rijksbetrokkenheid bij het natuurbeleid stopt dan ook niet in 2018, het jaar waarin de herijkte EHS wordt afgerond. Het rijk blijft op Europees en internationaal niveau immers eindverantwoordelijk voor het nakomen van de gemaakte afspraken. Overigens wijs ik er op dat het realiseren van de EHS geen internationale verplichting is. De EHS is een nationaal instrument om biodiversiteitsdoelen te realiseren.

De rol van het rijk verandert echter wel na de decentralisatie van het natuurbeleid. Na decentralisatie houdt het rijk de verantwoordelijkheid voor wet- en regelgeving en de verantwoordelijkheid om te voldoen aan internationale verplichtingen voor biodiversiteit. De provincies zijn dan verantwoordelijk voor de uitwerking en uitvoering van het natuurbeleid.

De leden van de GroenLinks-fractie willen weten hoe de staatssecretaris aankijkt tegen precontractuele verplichtingen tussen provincies en partners op het gebied van de EHS? Vindt de staatssecretaris dat overeenkomsten tussen provincies en anderen op het gebied van de EHS één op één moeten worden uitgevoerd?

Ik heb in mijn brief van 20 oktober 2010 aan de provincies laten weten dat de ambities in het regeerakkoord aanleiding zijn voor het aanpassen van de bestaande ILG afspraken en dat ik niet garant kan staan voor de financiering uit rijksmiddelen van aangegane nieuwe verplichtingen na 20 oktober 2010, uitgezonderd die voor continuïteit van beheer. Ik ben van plan juridische harde verplichtingen t/m 20 oktober binnen het kader van het ILG na te komen.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verbaasd over de reactie van de staatssecretaris op de rapportage van het PBL over de herijking van de EHS. Aanvankelijk in de pers en nu ook per brief wordt een zeer eenzijdig beeld geschetst van de uitkomsten en aanbevelingen van dit rapport. Het PBL stelt dat adequaat beheer de beste optie is wanneer er slechts beperkt budget is, maar dat moet dan samengaan met verdere voorwaarden, bijvoorbeeld dat er gelijktijdig grote bestuurlijke inspanningen moeten worden gepleegd om ruimtelijke bestemmingen te kunnen veranderen. Hoe denkt de staatssecretaris deze inspanningen te kunnen afdwingen? Ook de fractie van de Partij voor de Dieren heeft hiernaar gevraagd. De leden van deze fractie lazen in het PBL-rapport namelijk duidelijk de conclusie dat met de huidige ambitie de natuurkwaliteit in 2020 meer dan halveert en het met driekwart van de soorten van de Vogel- en Habitatrichtlijn slechter zou gaan ten opzichte van het oude beleid. Kan de staatssecretaris bevestigen dat deze conclusie zwart op wit gedrukt staat in het genoemde PBL-rapport? Is hij bereid toe te geven dat zijn beweringen over de uitkomsten van de quick-scan van het PBL zich niet verhouden tot de werkelijke conclusies en dat hij daarmee bezijden de waarheid heeft gesproken?

Ik wijs erop dat het PBL een verslechtering voorspelt wanneer alleen de beschikbare rijksmiddelen worden ingezet. Dat is echter niet realistisch. Al sinds de invoering van het ILG is sprake van een gezamenlijke financiering door Rijk, provincies en derden. Dat blijft zo, zeker nu het natuurbeleid, na herijking van de EHS, conform het regeerakkoord gedecentraliseerd zal worden. Ik ga er dus vanuit dat er meer geld beschikbaar zal zijn dan alleen de rijksbijdrage. Ik ben daar nu met de provincies over in gesprek. Het PBL laat ook zien dat het met minder geld en hectares mogelijk is meer te bereiken dan met het oude beleid in het oude tempo. Dat vereist inderdaad, zoals de leden van de ChristenUnie stellen, flinke bestuurlijke inspanning. Die mag gevraagd worden. Daarbij ga ik ervan uit dat bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak voor de afronding van de nationale EHS sterk zullen toenemen wanneer de ruimtelijke claim voor uitbreiding van de EHS door de herijking wordt beperkt.

De leden van de D66-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de resultaten van de quick-scan die uitgevoerd is door het PBL ten aanzien van mogelijke beleidsvarianten. Zij constateren bijvoorbeeld dat het percentage duurzaam in stand gehouden vogel- en habitatrichtlijnsoorten in geen van de doorgerekende varianten boven de 60% uitkomt.

De aan het woord zijnde leden vragen het kabinet ten aanzien van dit criterium aan te geven wat haar doelstelling op de lange termijn voor Nederland is en hoe deze zich verhoudt tot internationale verdragen?

Volgens de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zal bij voortzetting van het huidige beleid maar van 45% van de VHR soorten en typische soorten in 2020 een duurzaam behoud gegarandeerd zijn, volgens de PBL-studie. Dit betekent dat 65% van de soorten het gevaar lopen, achteruit te gaan en zelfs te verdwijnen. Dit staat haaks op de afspraken van de VHR en CBD.

Onderschrijft de staatssecretaris dit? Uit de quick-scan blijkt dat het duurzaam behoud vergroot kan worden door de ruilgronden in te zetten. Is de staatssecretaris bereid bij provincies aan te dringen op het inzetten van ruilgronden? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Het kabinet heeft als ambitie dat in 2020 voor alle in 1982 in Nederland van nature voorkomende soorten de condities voor instandhouding duurzaam aanwezig zullen zijn. De basis hiervoor is het Biodiversiteitsverdrag en het in 1982 in werking getreden Verdrag van Bern. De 2020-termijn komt overeen met de huidige EU-biodiversiteitsdoelstelling. Voor VHR-soorten in het bijzonder geldt dat de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn geen termijn kennen waarbinnen een gunstige staat van instandhouding gerealiseerd moet zijn. Er is dus tijd om naar de instandhoudingsdoelstelling toe te werken. De constatering van het PBL dat bijvoorbeeld bij voortzetting van het huidige beleid 45% van de VHR-soorten en typische soorten in 2020 duurzaam behoud gegarandeerd zal zijn, betekent daarom nog niet dat voor het overige deel van deze soorten de VHR-doelen onder druk komen te staan. Voor het voorgenomen beleid met betrekking tot ruilgronden, verwijs ik naar de grondnota die uw Kamer is toegezegd.

De leden van de D66-fractie constateren dat het PBL de quick-scan op basis van beperkte gegevens heeft uitgevoerd. Zij vragen zich derhalve af of het kabinet kan aangeven wat de belangrijkste onzekerheden zijn in het onderzoek en wat de ordegrootte van de mogelijke impact van overige middelen of maatregelen zou kunnen zijn ten aanzien van resultaten – bijvoorbeeld door modernisering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid of aanvullend nationaal of internationaal beleid gericht op de milieudruk?

Voor de onzekerheden in de «quick scan» verwijs ik u naar de in deze studie opgenomen verantwoording. Uiteraard zullen we indien nodig de effecten van nieuw beleid, bijvoorbeeld ten aanzien van de herijking van de nationale EHS in relatie tot de modernisering van het GLB, in kaart (laten) brengen.

Een van de hoofdconclusies uit de quick-scan van het PBL is volgens de leden van de fractie van de partij voor de Dieren dat de voorgenomen bezuinigingen leiden tot een verdere verslechtering van de plant- en diersoorten die in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) beschermd zijn. Verslechtering is echter verboden volgens artikel 6.2 van de Habitatrichtlijn. De Vogelrichtlijn spreekt van het voorkomen van verslechtering en vervuiling van woongebieden van aangewezen soorten. Onderschrijft de staatssecretaris dat verslechtering verboden is en dat volgens de conclusie van het PBL dat verslechtering bij dit beleid optreedt? Kan hij bevestigen dat, gegeven deze omstandigheden, de Richtlijn passende maatregelen voorschrijft? Zo ja, op welke wijze worden deze vormgegeven? Zo nee, op welke juridische en wetenschappelijke inzichten baseert de staatssecretaris dit en welke (juridische) toetsing heeft hij daartoe laten plaatsvinden?

Artikel 6.2 van de Habitatrichtlijn schrijft voor dat de lidstaten passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van habitats niet verslechtert. Deze passende maatregelen hoeven niet de vorm van een verbod te hebben.

Ik ben van mening dat niet geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen bezuinigingen leiden tot een verdere verslechtering van de habitats. Mijn inzet in het overleg met provincies is erop gericht om de bestaande natuurkwaliteit tenminste te handhaven.

De leden van de SGP-fractie merken op dat het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) kritisch is. Het kabinet zou haar verplichtingen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn niet kunnen nakomen. In het rapport wordt aangegeven dat ongeveer de helft van de Natura 2000-soorten hun belangrijkste populaties in de Natura 2000-gebieden hebben. Het PBL acht adequaat beheer van de EHS buiten de Natura 2000-gebieden van even grote betekenis voor het tegengaan van verslechtering van de natuurkwaliteit. Met twee derde van de Natura 2000-soorten zou het namelijk slechter gaan als de EHS niet adequaat wordt beheerd. De leden van de SGP-fractie zetten hier vraagtekens bij. Het gaat om een gunstige staat van instandhouding van Natura 2000-soorten. Die gunstige staat van instandhouding wordt bereikt als deze soorten in de aangewezen Natura 2000-gebieden een gunstige staat van instandhouding hebben. Dat is de kern van de Vogel- en Habitatrichtlijn. De Europese Commissie vraagt toch niet om van de andere helft van de EHS ook Natura 2000 te maken? Hoe weegt het kabinet het genoemde kritiekpunt van het PBL?

De Europese Commissie vraagt niet om de andere helft van de EHS ook onder de gebiedsbescherming van Natura 2000 te brengen. Ik deel wel de inschatting van het PBL dat ook adequaat beheer noodzakelijk is van locaties buiten Natura 2000 waar Europese habitattypen en soorten voorkomen. De verplichting van de Habitatrichtlijn om een gunstige staat van instandhouding op landelijke schaal te realiseren kan niet met uitsluitend Natura 2000-gebieden worden bereikt: ook milieu- en watercondities rondom deze gebieden kunnen hiertoe aanpassing behoeven.

Het is de leden van de ChristenUnie-fractie niet duidelijk waarom de afronding van de EHS per se in 2018 moet gebeuren. Is de staatssecretaris van mening dat deze datum belangrijker is dan het resultaat? De staatssecretaris verwijst naar nauw overleg met de partners van het Manifest voor een Vitaal Platteland en het Akkoord van Utrecht. Deze partijen zien mogelijkheden in het nemen van meer tijd indien dit bijdraagt aan de gewenste ecologische kwaliteit. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris voor het nemen van meer tijd voor de afronding na 2018 van de EHS als bij de herijking blijkt dat dit een oplossing is om binnen bezuinigingsrandvoorwaarden toch de gewenste ecologische kwaliteit te realiseren?

Is het in zijn ogen mogelijk dat provincies zelf besluiten of en hoe zij hun EHS-ambities na 2018 vorm willen geven?

Afronding van de nationale EHS in 2018 is vanaf 1990 de inzet van het beleid geweest. Een belangrijke reden om daaraan vast te houden is dat er planologische duidelijkheid moet zijn voor de mensen in het landelijk gebied.

Wanneer er geen zicht is op realisatie van natuur in 2018 is het niet verantwoord om ruimtelijke reserveringen te handhaven en daarmee ontwikkelingen in het gebied voor onbeperkte termijn te belemmeren of zelfs te verhinderen. Daarom moeten nu realistische plannen worden ontwikkeld voor afronding in 2018. Als er een goed plan ligt en aan het eind van de rit zou blijken dat voor afronding daarvan nog enige activiteiten nodig blijken in 2019, dan heb ik daar uiteraard geen problemen mee.

De leden van de ChristenUnie-fractie memoreren dat de staatssecretaris verwijst naar het advies van het PBL dat, «gegeven de omstandigheid van schaars beschikbare middelen» prioriteit gegeven dient te worden aan beheer.

In de optiek van de leden van de ChristenUnie-fractie zijn ambities, termijnen en middelen communicerende vaten. Door het vooraf verankeren van middelen en termijnen vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of er nog wel sprake kan zijn van beleidsvorming waarin de ecologische kwaliteit voorop staat? Dat de staatssecretaris zich laat adviseren door de adviescommissie Versnelling en Verbetering Besluitvorming Infrastructuur (VVBI) vinden deze leden een positieve stap. Maar door het vooraf en definitief vaststellen van de termijn en middelen van een herijkte EHS zijn de belangen van andere partners en mogelijkheden voor constructief overleg bij voorbaat in een hoek gedreven. Is de staatssecretaris bereid de doelstelling per 2018 of de toekenning van middelen aan te passen indien de adviescommissie VVBI adviseert dat hiermee betere oplossingen kunnen worden bereikt?

Zoals geantwoord op de vragen van de leden van de fracties van GroenLinks en de Partij voor de Dieren, staat adequaat beheer van de bestaande natuurgebieden voorop. Uiteraard sta ik open voor adviezen van de commissie VVBI. Het regeerakkoord is echter leidend: tijd en budget zijn niet ongelimiteerd.

De leden van de ChristenUnie-fractie halen het PBL aan dat waarschuwt dat het niet halen van (internationale) verplichtingen kan leiden tot meer juridische procedures. Dat wil de staatssecretaris voorkomen. Onlangs heeft Stichting Das en Boom aangekondigd het natuurbeleid te willen aanvechten. Hoe kijkt de staatssecretaris hier tegenaan? Wat wil en kan de staatssecretaris doen om verdere juridische acties tegen te gaan?

Ik neem de internationale doelen en verplichtingen serieus. Mijn inzet is om met minder middelen en hectares evenveel als of zelfs meer en zo mogelijk ook eerder dan met het oude beleid te bereiken. Ik ga liever in gesprek om diverse mogelijkheden te verkennen dan met elkaar een juridische strijd te voeren. Inmiddels heb ik een brief van Das en Boom ontvangen met verhelderende vragen over het natuurbeleid, die ik op korte termijn zal beantwoorden.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen weten of de staatssecretaris hun mening deelt dat, onder het motto «Een man een man, een woord een woord» een kabinet dat zulke drastische beleidswijzigingen wil doorvoeren ook zelf op het resultaat van die wijzigingen moet kunnen worden afgerekend.

Zo ja, welke concrete verantwoordingsmomenten gaat de staatssecretaris inbouwen met betrekking tot zijn natuurbeleid, opdat de Kamer kan beoordelen of de gevolgen van dat beleid in overeenstemming zijn met de beloften die de staatssecretaris dienaangaande heeft gedaan?

De PvdD vraagt naar de wijze waarop het kabinet zich zal verantwoorden over het natuurbeleid. U wordt over de stand van zaken met betrekking tot de EHS zoals bekend geïnformeerd op basis van de voortgangsrapportages in het kader van het groot project EHS. Het streven is de Kamer hierover voor Prinsjesdag 2011 te informeren. Na het sluiten van het bestuursakkoord met de provincies informeer ik u over de ingebouwde verantwoordingsmomenten.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen of de staatssecretaris de constatering van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) onderschrijft dat voor 17% van de doelsoorten oppervlakte het belangrijkste knelpunt is bij het hebben van een landelijke robuuste populatie. Onderschrijft de staatssecretaris de constatering van het PBL dat voor 17% van de doelsoorten versnippering het belangrijkste knelpunt is bij het hebben van een landelijke robuuste populatie?

Deelt de staatssecretaris de mening dat de knelpunten «versnippering» en «oppervlak» op de korte en lange termijn structureel verminderd kunnen worden door verbindingen tussen natuurgebieden te creëren?

Die cijfers staan inderdaad in het rapport. Versnippering binnen natuurgebieden (met name door infrastructuur) is een van de oorzaken van deze problemen. In het Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO) zijn hiervoor maatregelen opgenomen. Het rapport van PBL stelt ook dat uiteindelijk maar een beperkt deel van de soorten geholpen is met robuuste verbindingen. Op dit moment is het verbinden van natuurgebieden met het omliggende gebied een hogere prioriteit en daar wil ik dan ook op inzetten. Het PBL draagt aan dat ook multifunctionele landschappen migratiemogelijkheden bieden en dat die versterkt kunnen worden, bijvoorbeeld met «stepping stones». Dat past goed in mijn beeld dat de grens tussen natuur en het omliggende boerenland minder hard moet worden en dat het boerenlandschap weer verrijkt kan worden met groene en blauwe elementen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen of de staatssecretaris de constatering van het PBL kent en onderschrijft dat voor 60% van de Nederlandse doelsoorten (broedvogels, dagvlinders en planten) de milieucondities en ruimtecondities onvoldoende zijn om behoud te garanderen? Zo ja, deelt de staatssecretaris de mening dat een extra inspanning om milieu- en ruimtelijke condities te verbeteren noodzakelijk is om aan de verplichtingen vanuit de VHR en de Convention on Biological Diversity (CBD) te voldoen? Zo ja, op welke wijze en termijn gaat de staatssecretaris daarmee aan de slag en op welke concrete (tussen)doelen mag de Kamer hem afrekenen? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke inzichten is dit gebaseerd?

Ook komt er in mei duidelijkheid over gebieden waar waterveiligheid aan de orde is. Kan de staatssecretaris enkele van deze gebieden noemen? Onderschrijft de staatssecretaris de constatering dat Nederland dankzij haar ligging een belangrijke verantwoordelijkheid in Europa heeft aangaande deltanatuur? Zo nee, waarom niet? Het grootste deel van de Nederlandse natuur heeft nu juist te lijden onder te weinig water. Ondanks het antiverdrogingsbeleid, is slecht 1% van de taakstelling gerealiseerd. Is de staatssecretaris voornemens om ook partners aan te sporen snel verbeteringen door te voeren om de verdroging tegen te gaan? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Ja, ik ken de genoemde constatering van het PBL en onderschrijf dat Nederland een belangrijke verantwoordelijkheid heeft voor behoud en ontwikkeling van waardevolle natuur.

Om behoud van doelsoorten te realiseren en om verdroging tegen te gaan zullen dan ook inspanningen worden verricht.

Dit zal wat betreft stikstof eind dit jaar zijn uitwerking krijgen in de programmatische aanpak stikstof, alwaar concrete doelen in worden geformuleerd om de stikstofdepositie te laten dalen

Wat betreft antiverdroging is mijn inzet om de reeds gestelde ambitie om verdroging tegen te gaan in de herijkte nationale EHS onverminderd voort te zetten.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen weten of de staatssecretaris vast houdt aan de doelstelling van een landelijke robuuste populatie voor de doelsoorten. Zo ja, op welke wijze denkt hij die doelstelling te gaan halen als hij de verbindingen tussen natuurgebieden schrapt uit het natuurbeleid? Welke aanpak kiest hij daarvoor en op welk moment kan de Kamer – op basis van het resultaat van die aanpak – tegen deze staatssecretaris zeggen dat hij zijn biezen moet pakken omdat hij de natuurdoelen heeft verkwanseld? Met andere woorden: wat wordt het afrekenmoment voor de Kamer als het gaat om het natuurbeleid van dit kabinet?

Zoals eerder gemeld neem ik de internationale doelen en verplichtingen serieus. Mijn inzet is om met minder middelen en hectares evenveel als of zelfs meer dan met het oude beleid te bereiken. Ten aanzien van de verantwoording over mijn beleid gelden uiteraard de reguliere spelregels. U wordt over de stand van zaken met betrekking tot de EHS zoals bekend geïnformeerd op basis van de voortgangsrapportages in het kader van het groot project EHS. Het streven is de Kamer hierover voor Prinsjesdag 2011 te informeren. Na het sluiten van het bestuursakkoord met de provincies informeer ik u over de ingebouwde verantwoordingsmomenten.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren storen zich enorm aan de valse suggesties die deze staatssecretaris van het begin af aan heeft opgeworpen in het natuurdebat. Zo hebben deze leden hem regelmatig horen zeggen dat 92% van de doelstellingen zal worden gerealiseerd, en dat dat een hele prestatie is in tijden van bezuinigingen. Naar welke doelstelling de staatssecretaris precies verwijst blijft onduidelijk, maar de leden van de fractie van de PvdD hebben het vermoeden dat het gaat om het uiteindelijke oppervlak van de EHS. Kan de staatssecretaris dat bevestigen of anderszins toelichten?

De veronderstelling van de PvdD dat het percentage van 90% betrekking heeft op de uiteindelijke omvang van de nationale EHS (zonder robuuste verbindingen), is juist. Op dit moment is de precieze omvang van de herijkte EHS nog niet te geven; zie mijn antwoord op de vragen van Groen Links hierover.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen erop dat de EHS een instrument is voor het realiseren van hogere doelen, namelijk het stoppen van het voortdurende verlies van biodiversiteit en het aanzetten tot herstel en behoud van natuurlijke hulpbronnen – dit alles in het licht van de ook door Nederland ondertekende afspraken in het Biodiversiteitsverdrag. Kan de staatssecretaris onderbouwen wat het betekent voor de biodiversiteitsdoelen (incl. VHR-doelen) wanneer hij een van de belangrijkste instrumenten voor die doelen, de EHS, verschraalt? Wat doet de staatssecretaris met het feit dat Nederland een eerder belangrijk biodiversiteitsdoel – het stoppen van het verlies van plant- en diersoorten in 2010 – al niet heeft gehaald? En met de oproepen van onder andere de Europese Commissie en de Verenigde Naties om de inspanningen ten aanzien van het behoud van biodiversiteit juist te verdubbelen in plaats van te verminderen?

Voor de gevolgen van een herijkte Ecologische Hoofdstructuur op biodiversiteit verwijs ik u naar mijn brief van 16 februari 2011 (Kamerstuk 30 825, nr. 69), waarin een vergelijking staat van scenario’s met kosten en gevolgen die het Planbureau voor de Leefomgeving op mijn verzoek heeft opgesteld.

Voor behoud van biodiversiteit is alleen investeren in natuurgebieden onvoldoende. Dit, en het feit dat wereldwijd de doelen voor biodiversiteit niet zijn gehaald, is een belangrijk onderdeel geweest van de tiende bijeenkomst van partijen bij de Conventie inzake Biologische Biodiversiteit (COP-10 CBD), die van 18 tot en met 29 oktober werd gehouden in Nagoya (Japan). Hierover heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 5 november 2010 (Kamerstuk 26 407, nr. 49). Het kabinet hecht grote waarde aan een duurzame ontwikkeling waarbij economie en ecologie in evenwicht zijn.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren missen een visie met concrete ideeën over het natuurbeleid in de toekomst. Dit jaar loopt het beleidsprogramma «Biodiversiteit werkt» af. Hier stond een schitterende visie in zonder concrete (tussen)doelen. Met een lange termijnvisie die ingevuld wordt door concrete afrekenbare tussen- en einddoelen is het voor iedereen duidelijk wat er moet gebeuren om aan onze internationale verplichtingen te kunnen voldoen. Ook het PBL stelt in haar quick-scan dat een lange termijn versie wenselijk is. Is de staatssecretaris bereid om een langetermijnvisie op te stellen waarbij het einddoel is het behalen van de internationale doelen en deze in te vullen met concrete afrekenbare tussendoelen? Zo nee, waarom niet?

In de brief van 16 februari 2011 (Kamerstuk 30 825, nr. 69) ben ik ingegaan op de manier waarop ik de plannen van het kabinet op het gebied van natuur en landschap wil realiseren. De inzet is daarbij voor wat betreft de Ecologische Hoofdstructuur sterk gericht op het realiseren van onze internationale verplichtingen zoals die voornamelijk voortvloeien uit Natura 2000. In de brief van 23 februari 2011 (Kamerstuk 32 670, nr. 1) heb ik weergegeven hoe ik de implementatie van Natura 2000 ter hand neem. Onderdeel van de afspraken die ik probeer te maken met de provincies zal zijn een langetermijnvisie. Het Programma Biodiversiteit zal dit jaar worden geëvalueerd. In het voorjaar van 2012 zal uw Kamer de eindrapportage van het Programma worden toegezonden. Daarbij zal ik u tevens berichten op welke wijze vervolg zal worden gegeven aan het Programma Biodiversiteit.

2. Beheer van natuur

De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen over het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL). Zo willen zij weten hoeveel budget jaarlijks nodig is om vanaf 2011 de regeling voor alle betrokken beheerders goed uit te voeren. Ook de leden van de fracties van PvdA, SP, GroenLinks en Partij voor de Dieren hebben dit gevraagd.

De kwantiteit en kwaliteit van het (agrarisch) natuurbeheer zijn onderdeel van de decentralisatiebesprekingen met provincies. Het totale budget en het bedrag per hectare dat nodig is voor is voor (agrarisch) natuurbeheer is afhankelijk van de uitkomst van deze besprekingen, en maken deel uit van het decentralisatieakkoord voor natuur. Mijn inzet is hierover voor de zomer een akkoord met de provincies te sluiten.

De leden van de VVD-fractie willen weten welk deel van de subsidieregeling door het Rijk wordt betaald, welk deel door andere overheden wordt betaald en welk deel derden worden geacht op te brengen. Aanvullend vragen de leden van de VVD-fractie waarom sommige provincies budgetplafonds hanteren bij het openstellen van de nieuwe regeling voor de beheervergoeding natuur en landschap? Ook willen deze leden graag weten hoe is vorm gegeven aan de budgetverdeling tussen grote terreinbeheerders en particulieren. Tot slot vragen de leden hoe de verdeling is binnen het SNL-budget tussen natuurbeheer (SNL-N) en agrarisch natuurbeheer (SNL-A).

Het overgrote deel van het SNL wordt uit het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) gefinancierd. Daarnaast vindt voor het agrarisch natuurbeheer en ganzenbeheer financiering plaats via het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP-2). Provincies betalen zelf de kosten voor specifieke provinciale wensen.

Het SNL-budget is door de provincies verdeeld per provincie. Om binnen dit budget te blijven wordt op provinciaal niveau de keuze gemaakt over de open te stellen beheertypen. Er is geen sprake van een budgetverdeling tussen beheerders. Provincies wijzen in het kader van hun natuurbeheerplannen op de kaart aan welke beheertypen worden opengesteld. Binnen het SNL budget wordt ongeveer de helft van het budget ingezet op agrarisch natuurbeheer en de andere helft op natuurbeheer.

De leden van de PvdA-fractie melden dat al jaren de doelstelling is om meer nieuwe natuur door particulieren te laten realiseren. Al jaren wordt deze doelstelling volgens deze leden niet gehaald. Wat gaat de beweging die nu in gang gezet wordt meer opleveren dan in de afgelopen jaren, wat is het verschil in inzet en benadering, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Klopt het dat particulier natuurbeheer op termijn duurder is dan aankoop en beheer door een terreinbeherende organisatie (TBO)? Zijn hier cijfers over bekend? Zo ja, kan de staatssecretaris deze aan de Kamer toezenden?

Is er een omslagpunt bekend in aantal jaren beheer waarna particulier natuurbeheer duurder gaat zijn dan het beheer door TBO’s?

Met het Akkoord van Linschoten is een gelijk speelveld ontstaan voor alle terreinbeheerders in Nederland. Daarmee kunnen met name particulieren hun voordeel doen, daarvan worden nu al de voorzichtige resultaten zichtbaar. We zien een relatieve toename van het aantal particuliere beheerders. De provincies werken nu aan voorstellen voor de herijkte nationale EHS. Daarvoor ben ik met het IPO een kader overeengekomen waarbij wordt ingezet op meer agrarisch en particulier beheer. Ik beschik niet over informatie over een eventueel omslagpunt, zoals door de leden van de PvdA-fractie is bedoeld.

Betreffende de fiscale stimulans van de Verklaring van Linschoten vragen de leden van de SP-fractie of er alleen gekeken is naar de stakingswinstfaciliteit betreffende gebouwen en waarom er niet gekeken is naar land.

Tijdens de totstandkoming van het advies van de Commissie van Linschoten is de fiscale behandeling van (landbouw)gronden ook aan de orde gekomen. Voor de inzet van deze grond voor natuurontwikkeling is echter geen stakingswinstfaciliteit benodigd. Afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval kunnen zich in de praktijk verschillende situaties voordoen.

Indien de agrariër zelf besluit tot exploitatie en de grond tot het ondernemingsvermogen blijft behoren, wordt geen winst gerealiseerd omdat de onderneming niet wordt gestaakt.

Wanneer de grond daarentegen wordt overgebracht naar het privévermogen van de agrariër dan wel wordt verkocht aan een derde kan er sprake zijn van een fiscale winst. Indien deze voortkomt uit een waardevermeerdering die is ontstaan binnen de kaders van het landbouwbedrijf zal in de meeste gevallen de landbouwvrijstelling toepassing vinden. Indien echter als gevolg van bestemmingswijziging de waarde van de grond uitstijgt boven de agrarische waarde, kan de zo ontstane winst in beginsel belast zijn. In de praktijk zal het echter doorgaans niet tot belastingheffing komen omdat de waarde van cultuurgrond normaliter hoger is dan die van grond die is bestemd voor natuurontwikkeling.

Mocht in een geval van bedrijfsverplaatsing met de overdracht van gronden een fiscale winst worden gerealiseerd die niet onder de landbouwvrijstelling valt, dan kan daarvoor een herinvesteringsreserve worden gevormd waarmee belastingheffing voor dat moment wordt voorkomen. De fiscale claim wordt dan doorgeschoven naar de toekomst.

Op grond van deze argumenten is afgezien van het voorstellen van een stakingsfaciliteit voor gronden in de onderhavige gevallen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of in de toekomst voor particulier natuurbeheer inkomenssteun bij Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) kan worden gevraagd. Zo ja, kan dit dan ook voor overige natuur? Al decennia loopt de natuurkwaliteit in agrarisch gebied achteruit.

Agrarisch natuurbeheer kent lang niet altijd voldoende ecologische effectiviteit. Hoe gaat deze geborgd worden en kan dat met beperkte financiële middelen?

Particulier natuurbeheer komt op dit moment niet in aanmerking voor GLB-betalingen. Wel kan een particulier natuurbeheerder in het huidige GLB betalingen ontvangen, als de grond in agrarisch gebruik is. Betalingen zijn ook mogelijk als er op de grond toeslagrechten zijn benut in de tijd vóór de functieverandering naar natuur. Er valt nog niets te zeggen over de mogelijkheden voor dergelijke betalingen in de toekomst.

Sinds de start van het SNL zetten provincies gebiedscoördinatoren in, die samen met agrariërs/agrarische natuurverenigingen samenhangende plannen maken voor een effectief agrarisch natuurbeheer.

De leden van de PvdA-fractie schrijven dat met de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) ook de beheersbijdrage voor schaapskuddes is gedecentraliseerd. De leden van de PvdA-fractie krijgen veel klachten binnen over het gebrek aan middelen en de verschillen in invulling die de verschillende provincies hier aan geven. Op welke wijze wil de staatssecretaris hiermee omgaan?

De uitvoering van de beheersbijdrage voor schaapskuddes is de verantwoordelijkheid van provincies.

De leden van de PvdA-fractie melden dat de provincie Utrecht al 1500 hectare EHS heeft geschrapt. Kan de staatssecretaris bevestigen dat dit ook betekent dat in die gebieden geen agrarisch natuurbeheersbijdragen en geen particulier natuurbeheer meer kan plaatsvinden? Zo nee, hoe gaat de staatssecretaris dit betalen?

Ik ben bekend met het «Akkoord van Utrecht» dat de provincie Utrecht met een aantal maatschappelijke organisaties heeft gesloten. In dat akkoord is onder andere overeengekomen om 1500 ha nieuw te realiseren EHS te ontgrenzen, danwel niet meer te gaan begrenzen. Ik heb de provincie gemeld dat ik niet inhoudelijk op het akkoord van Utrecht kan reageren zolang mij door de gezamenlijke provincies geen totaalbeeld van de herijkte nationale EHS is voorgelegd. Zoals u weet voer ik over dat totaalbeeld overleg met provincies.

De leden van de SP-fractie betreuren dat het belang van natuur niet serieus genomen wordt door de staatssecretaris. Deze leden willen weten hoe rekening wordt gehouden met de groei van het aantal hectares, qua beschikbaar budget? De staatssecretaris geeft aan goed beheer belangrijk te vinden; hoe gaat hij afdoende budget voor beheer organiseren? Hoe beoordeelt de staatssecretaris het verschil in prijskaartje tussen agrarisch natuurbeheer en regulier natuurbeheer?

Het vergelijken van agrarisch en regulier natuurbeheer beschouw ik als appels met peren vergelijken. Agrarisch natuurbeheer wordt grotendeels vergoed op basis van inkomstenderving, terwijl natuurbeheer op basis van kosten wordt vergoed. Agrarisch natuurbeheer kent geen vergoedingen voor verwerving en inrichting van de grond. Structurele financiering van beheer van de EHS maakt onderdeel uit van het nieuwe bestuursakkoord met de provincies.

Hoe beoordeelt de staatssecretaris de constatering van voormalig minister Verburg in haar brief van maart 2010 (Kamerstuk 31 588, nr. 3) dat er in 2018 € 103 miljoen jaarlijks structureel tekort komt in het beheer? Hoe vangt de staatssecretaris dit op met zijn beleid? In welke mate wordt dit «over de schutting gekieperd» naar de provincie en in welke mate draagt de staatssecretaris zelf oplossingen aan? De leden van de SP-fractie horen graag van de staatssecretaris de garantie dat de kwaliteit van de natuur en de kwaliteit van het beheer verbeterd of op niveau blijft en dat er zeker geen achteruitgang zal worden gezien.

Het bedrag van € 103 mln is gebaseerd op de realisatie van de EHS bij ongewijzigd beleid. Met betrekking tot de geconstateerde financiële tekorten geeft het IBO aan dat door nadrukkelijk rekening te houden met een aantal doelmatigheidsaspecten, getracht kan worden de geschetste tekorten te verminderen. In mijn brief van 16 februari 2011 (Kamerstuk 30 825, nr. 69) ben ik ingegaan op de gevolgen van een slimmere Ecologische Hoofdstructuur op biodiversiteit, aan de hand van een vergelijking van scenario’s met kosten en gevolgen die het Planbureau voor de Leefomgeving op mijn verzoek heeft opgesteld. Daar wordt aangegeven dat adequaat beheer van de nu gerealiseerde EHS tot 2020 minder kost dan voortzetting van het oude beleid, en toch praktisch evenveel biodiversiteit oplevert. Als bovendien geïnvesteerd wordt in inrichting en beperkte verwerving ten behoeve van met name waterhuishouding en het versterken van de gebieden dan kunnen we, nog steeds met minder geld en hectares dan bij het oude beleid, zelfs méér biodiversiteit realiseren. Voor een uitgebreidere toelichting verwijs ik u naar genoemde brief. Structurele financiering van beheer van de EHS maakt onderdeel uit van een nieuw bestuursovereenkomst met de provincies.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de met woorden beleden nadruk op beheer en het Nederlandse cultuurlandschap zich verhoudt tot de bezuinigingen op landschapsbeheer zoals met name Landschapsbeheer Nederland dit uitvoert?

Het is mijn inzet met provincies afspraken te maken over adequaat en betaalbaar beheer.Het toedelen van middelen aan de verschillende vormen van beheer, zoals landschapsbeheer, vindt op provinciaal niveau plaats.

In de brief van 9 maart 2011 (Kamerstuk 30 825, nr. 73) staat op pagina 2 de ambitie om het agrarisch productielandschap van zo’n anderhalf miljoen hectare in Nederland te versterken door het toevoegen van meer natuur- en landschapselementen op dat areaal. De leden van de SP fractie vragen zich af wat de kwalitatieve en kwantitatieve ambitie is op dit punt. Ook vragen de leden van de SP-fractie hoe dit gemeten gaat worden en wat de nulmeting is. Klopt het dat dit een garantie is dat het totaal aantal agrarische landschapselementen in Nederland niet zal verslechteren maar verbeteren? Welke ambitie heeft de staatssecretaris hiervoor in welk jaar?

Het is niet mijn doel om allerlei nieuwe verplichtingen over het landelijk gebied uit te rollen en om hier taakstellingen aan te koppelen. Mijn inzet is om in het kader van de verduurzaming van het toekomstig GLB agrariërs te belonen voor die bijdrage die het beste geïntegreerd kan worden in hun bedrijfsvoering. Zo past het de een beter om een bijdrage leveren aan het verminderen van stikstofdepositie door een luchtwasser en de ander door het in stand houden van een akkerrrand of een houtwal. Voor wat betreft de monitoring gaat het mij niet om het aantal natuur- of landschapselementen, maar op de effecten op natuur en milieu. De rapportages van het Planbureau voor de Leefomgeving zijn een prima instrument om de effecten van dit beleid te volgen.

De leden van de GroenLinks-fractie willen weten waarop de cijfers over de bij het Rijk beschikbare middelen voor beheer, die de staatssecretaris naar de Kamer heeft gestuurd, zijn gebaseerd. Deelt de staatssecretaris de mening dat adequaat beheer een randvoorwaarde is ter instandhouding van kritische populaties? Hoeveel middelen zijn nodig om het beheer van bestaande natuur en landschap conform de normen van de Index Natuur en Landschap uit te voeren, inclusief de toeslag recreatie?

De beschikbare middelen voor beheer zijn gebaseerd op de bedragen uit de begroting en een drietal bezuinigingen uit het regeerakkoord die zijn verwerkt in de Nota van Wijzigingen. Zie hiervoor onderstaande overzicht:

Ik deel de mening dat adequaat beheer noodzakelijk is om kritische populaties in stand te houden. De kwantiteit en kwaliteit van het natuurbeheer zijn onderdeel van de decentralisatiebesprekingen met provincies. De Index wordt daarbij als uitgangspunt genomen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen tevens of de staatssecretaris de mening deelt dat het totale pakket SNL op de markt moet worden gebracht om de afgesproken doelen EHS te kunnen realiseren? Klopt het dat door sommige provincies bepaalde categorieën beheertypen van de SNL niet worden open gesteld? Kan de staatssecretaris inzicht geven welke categorieën dit betreft?

Hoe denkt de staatssecretaris de monitoringinspanning waar te maken om verantwoording te kunnen afleggen over de te realiseren doelen? Hoeveel middelen zijn nodig voor deze monitoringinspanning? De leden van de D66-fractie lezen dat de basis voor de kwaliteitsbeoordeling van de EHS eind 2010 gereed zou zijn. Deze leden vragen het kabinet de Kamer nader te informeren over de mogelijkheden voor toepassing van dit systeem en de wijze waarop invoering voorzien wordt.

Het in samenwerking tussen provincies, Rijk en beheerders ontwikkelde systeem voor kwaliteitsbeoordeling biedt de mogelijkheid om voor natuurgebieden een niveau van natuurkwaliteit te bepalen (in termen van goed, matig en slecht), gekoppeld aan de door de provincies toegewezen beheertypen. Dit kan gebruikt worden om de ambities voor verbetering van de natuurkwaliteit realistischer te formuleren, en de feitelijke ontwikkeling van de natuurkwaliteit te monitoren en te evalueren. In 2011 is een testprogramma door provincies en beheerders voorzien. De uitkomsten hiervan worden betrokken bij de definitieve besluitvorming over de invoering van het systeem en de benodigde monitoring per 2012.

Evenals het kabinet willen de leden van de SGP-fractie meer inzet van particulier natuurbeheerders. Deze leden steunen het voorstel van het kabinet om buiten de EHS gronden van Staatsbosbeheer over te dragen aan particuliere natuurbeheerders. Welke ruimte is er om ook binnen de EHS, maar buiten de Natura 2000-gebieden, gronden van Staatsbosbeheer over te dragen aan particuliere natuurbeheerders? Wellicht kan door het benutten van deze ruimte de kwaliteit van het beheer in de overige gebieden van Staatsbosbeheer vergroot worden.

Ik ben blij met de steun van de leden van de SGP-fractie voor de passage in het regeerakkoord over de taakstelling van te verkopen gronden van Staatsbosbeheer buiten de nationale EHS. Hiermee ontstaan kansen voor particuliere beheerders. De suggestie om ook gronden binnen de EHS, niet zijnde Natura 2000, te verkopen en daarmee de kwaliteit van het beheer in de overige gebieden te verhogen, zal ik nader bezien bij het opstellen van de Grondnota, die uw Kamer voor de zomer kan verwachten.

Volgens de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren is de oplossing van dit kabinet het maximaal inzetten op agrarische en particulier natuurbeheer. Echter, uit het PBL-rapport blijkt volgens deze leden dat agrarisch en particulier natuurbeheer nu nauwelijks bijdragen aan de doelen vanuit de VHR. Deelt de staatssecretaris de opvatting dat agrarisch natuurbeheer niet voor alle natuurdoeltypen de aangewezen beheersvorm is? Zo nee, hoe denkt de staatssecretaris dat agrarisch natuurbeheer een bijdrage kan leveren aan bijvoorbeeld de ontwikkeling van natte natuurtypes? Meerdere wetenschappers, waaronder hoogleraar natuurbeheer en plantenecologie Berendse, hebben al opgemerkt dat agrarisch natuurbeheer in haar huidige vorm niet werkt. Onderschrijft de staatssecretaris dat? Zo nee, op welke wetenschappelijk inzichten is dat gebaseerd?

Onderschrijft de staatssecretaris de constatering van hoogleraar Berendse die stelt dat agrarisch natuurbeheer alleen succesvol is als de waterstand in weidegebieden wordt verhoogd, er minder mest gebruikt wordt en in akkerbouwgebieden minder gespuit wordt? Zo nee, waarom niet? Het PBL geeft aan dat agrarisch natuurbeheer veel effectiever zou zijn als het toegepast wordt als oplossing van knelpunten in bestaande natuurgebieden en dus in samenhang met bestaande gebieden toegepast wordt. Onderschrijft de staatssecretaris dit? Zo nee, waarom niet?

Is de staatssecretaris voornemens het beleid rond agrarisch natuurbeheer te herzien zodat het op een optimale vorm wordt toegepast, waardoor er daadwerkelijke een bijdrage aan de natuur wordt geleverd? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, hoe denkt de staatssecretaris dat met een maximale inzet hierop Nederland dan kan voldoen aan Europese en internationale biodiversiteitafspraken?

Erkent de staatssecretaris de beperkte mogelijkheden van de instrumenten agrarisch en particulier natuurbeheer in het licht van de biodiversiteitdoelstellingen? Is hij bereid toe te geven dat naast deze instrumenten, die allang onderdeel waren van het natuurbeleid, de verwerving van gronden en het creëren van robuuste verbindingszones volgens alle vooraanstaande ecologen noodzakelijk zijn om het verlies van biodiversiteit te kunnen stoppen?

Diverse evaluaties van het agrarisch natuurbeheer hebben aangetoond dat de effectiviteit van agrarisch natuurbeheer kan en moet worden vergroot. Meer collectief beheer met mozaïeken, concentratie van inspanningen in kerngebieden, meer kuikenland en de samenhang met natuurgebieden zijn daarbij belangrijke aandachtspunten. Sommige aanpassingen zijn met ingang van 2010 al ingevoerd in het kader van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL).

Ik vind een beter samengaan van landbouw en natuur en meer stimulans voor een bedrijfseconomisch verantwoorde inzet voor biodiversiteitsdoelen van groot belang.

Ik verwacht wel dat er nog veel winst is te boeken via agrarisch natuurbeheer en via en particulier natuurbeheer, zeker als dat in goede samenwerking gebeurt met de natuurbeschermingsorganisaties. Ook is er veel winst te boeken door meer samenhang tussen het beheer van natuurgebieden en het beheer van het omliggende agrarische cultuurlandschap. Binnen de beschikbare overheidsmiddelen acht ik zo’n ontwikkeling effectiever en maatschappelijk meer gewenst dan de verwerving van gronden voor robuuste verbindingen.

Volgens de leden van de Partij voor de Dieren maken de zware bezuinigen op het ILG-budget het beheer op de korte en lange termijn onzeker. Juist de soorten waarvoor Nederland internationaal belangrijk is, zoals de heidevelden, vereisen volgens deze leden een actief beheer, zoals maaien en plaggen.

Terreinbeherende organisaties hebben al aangegeven deze rekeningen niet te kunnen betalen met de voorgenomen bezuinigingen. Kan de staatssecretaris uiteenzetten voor welk deel van het oppervlak of welke habitat type de instandhouding in gevaar komt door de zware bezuinigingen op de beheersbudgetten? Is het waar dat de bezuiniging in Europa onvoldoende reden zijn om niet aan de doelstellingen van de richtlijn te voldoen? Zo ja, hoe denkt de staatssecretaris dan een in gebreke stelling en zware boete te voorkomen? Zo nee, waar is dat op gebaseerd?

Zoals eerder gemeld, staat adequaat beheer van bestaande natuurgebieden voorop. Ik neem de internationale doelen en verplichtingen serieus. De structurele financiering van beheer van de nationale EHS maakt onderdeel uit van een nieuw bestuursakkoord.

3. Recreatie om de Stad (RodS)

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of RodS-terreinen buiten de EHS in aanmerking komen voor verkoop. Zo ja, welke kopers heeft de staatssecretaris voor ogen? Deze leden willen tevens weten hoe de staatssecretaris de openbare, recreatieve functies van gebieden garandeert. De leden van de GroenLinks-fractie willen eveneens weten op welke wijze de motie (Kamerstuk 32 500 XIII, nr. 24) over het voortzetten van het RodS-beleid wordt uitgevoerd. De leden van de ChristenUnie-fractie willen weten welke prioriteit de ontwikkeling van de RodS-gebieden heeft. Specifiek vragen deze leden naar de realisatie van de Nieuwe Driemanspolder.

In het regeerakkoord staat dat er voor Recreatie om de Stad (RodS), waaronder ook de Nieuwe Driemanspolder valt, geen rijksmiddelen meer beschikbaar zijn. Ik heb dat per brief (Kamerstuk 32 500 XIII, nr. 66) aan uw Kamer toegelicht. Ten aanzien van de uitfinanciering van verplichtingen ben ik in overleg met de provincies. Ook de mogelijke verkoop van RodS-gebieden buiten de EHS komt in dit overleg op de agenda. Het gesprek met de provincies is nog niet afgerond. Op de uitkomsten daarvan kan ik niet vooruitlopen.

4. Grondzaken

De leden van de VVD-fractie willen graag weten welke gronden en gebouwen in eigendom en/of beheer zijn van Dienst Landelijke Gebied (DLG) en het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL).

DLG heeft geen gronden of gebouwen in eigendom. Gronden worden aangekocht op naam van het BBL ten bate van beleidsrealisatie.

Het grootste aantal hectares heeft BBL verworven voor de realisatie van de ecologische hoofdstructuur. Dit is inclusief specifieke projecten als nadere uitwerking rivierengebied (NURG) en ook een aantal hectares ten behoeve van en gelegen in de (voormalige) robuuste verbindingszones. Daarnaast heeft BBL gronden voor de realisatie van Recreatie rond de Stad (RodS) verworven. Ten slotte heeft BBL een aantal zogeheten «landmeterhectares» in portefeuille: deze gronden dienen om gebiedsprocessen te faciliteren.

Naast deze gronden heeft BBL nog andere overheden als opdrachtgever zoals waterschap, gemeente of andere ministeries. Ook voor deze opdrachtgevers zijn gronden gekocht voor andere inrichtingsprojecten in het landelijk gebied.

BBL verwerft zo min mogelijk gebouwen. De gebouwen die verworven zijn, zijn verworven bij de uitkoop van agrarische bedrijven, indien verwerving alleen mogelijk was door het totaal te verwerven. Deze bedrijfsgebouwen worden zo mogelijk ingezet als ruilbedrijf of verkocht ten behoeve van een woonbestemming.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in veel gebieden de aankoop al meer dan 50% op weg was. Kunt u een inventarisatie daarvan maken en aan de Kamer zenden? Bent u het met de leden van de PvdA-fractie eens dat het nu stilleggen van de aankoop van resterende hectares een desinvestering betekent van eerder gekochte gronden? Zo nee, waarom niet?

In het regeerakkoord is opgenomen dat er gronden van Staatsbosbeheer verkocht zullen worden. Kan de staatssecretaris uiteenzetten welke gronden dit betreft en wat de verwachte opbrengsten zullen zijn?

De verwerving vindt plaats onder regie van de provincies. In het kader van de afronding van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) maken zij een inventarisatie van de percelen, waarbij sprake is van juridische verplichtingen. Lopende verplichtingen worden voor zover mogelijk betrokken bij de herijkte nationale EHS, Er zal daarom geen sprake zijn van een desinvestering. Voor uw vraag over de grond van Staatsbosbeheer verwijs ik naar de grondnota die uw Kamer voor de zomer is toegezegd.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van het kabinet op de vragen van het lid Koopmans inzake onteigening. Deze leden vragen of het kabinet aan kan geven of er een relatie gelegd kan worden tussen de toepassing van onteigening als instrument en de resulterende kosten of het draagvlak voor het gevoerde natuurbeleid in verschillende provincies.

In de regel zal een minnelijke verwerving onder dreiging van onteigening leiden tot een hogere prijs voor de percelen, dan wanneer zou worden afgewacht tot de bezitter van de grond zelf aangeeft te willen verkopen.

De signalen over het draagvlak die vanuit provincies over het instrument onteigening worden afgegeven zijn wisselend. Een aantal provincies stelt dat de mogelijkheid van het inzetten van het onteigeningsinstrument voor duidelijkheid in het gebied zorgt en zo voor stabiliteit. Een andere visie is dat onteigening van bezit altijd weerstand van ondernemers zal oproepen. Ik kan geen algemene uitspraak te doen over de effecten van onteigening op het gevoerde natuurbeleid. Ik wijs uw Kamer er in dit kader op dat er alleen in Flevoland en Zuid Holland op enige schaal is verworven voor groene doelen op basis van minnelijke verwerving onder dreiging van onteigening.

5. Uitgaven en verplichtingen Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) en Comité van Toezicht

De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een overzicht van zowel de gerealiseerde uitgaven als ook van de aangegane verplichtingen ten aanzien van de EHS van alle provincies. Daarbij willen de leden dat elke uitgave en verplichting getoetst wordt aan de criteria in de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg), artikel 11, eerste lid waarin staat dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn om het verleende investeringsbudget aan te wenden om de doelen van het gebiedsgerichte beleid van het Rijk te bewerkstelligen.

De door provincies gerealiseerde uitgaven en aangegane verplichting ten aanzien van de EHS maken onderdeel uit van de gemaakte prestatieafspraken in de ILG bestuursovereenkomsten 2007–2013. Er is sprake van een rijksbijdrage als de overeengekomen ILG-prestaties zijn gerealiseerd. Dit wordt bij eindafrekening ILG vastgesteld. Het Comité van Toezicht valideert daartoe ILG prestaties. De Tweede Kamer is bij Midterm Review ILG (Kamerstuk 29 717, nr. 17) geïnformeerd over de door provincies gerapporteerde voortgang 2007 t/m 2009 (EHS en andere ILG prestaties). Provincies werken op dit moment aan de voortgangsrapportage over 2010. Het streven is de Kamer hierover voor Prinsjesdag 2011 te informeren.

De leden van de VVD-fractie hebben de volgende vragen over de huidige stand van zaken met betrekking tot de EHS: Kan het kabinet helder uiteenzetten per provincie op het moment van stopzetting van de aanleg van de EHS (oktober 2010) wat de precieze omvang was van de gerealiseerde EHS, welk delen waren er reeds aangekocht maar nog niet ingericht, voor welke delen zijn er verplichtingen aangegaan maar is er nog geen sprake van aankoop geweest, waar zijn er gronden aangekocht op de verkeerde plaats en wat is de omvang van al deze gronden?

U wordt over de stand van zaken met betrekking tot de EHS zoals bekend geïnformeerd op basis van de voortgangsrapportages in het kader van het groot project EHS. Het streven is de Kamer hierover voor Prinsjesdag 2011 te informeren.

De leden van de VVD-fractie willen daarbij graag zien of provincies en/of derden ten aanzien van de EHS meer hebben gedaan dan nodig was. Deze leden willen weten of provincies overige of aanvullende verplichtingen zijn aangegaan. Kan het kabinet dit nader uiteenzetten?

De «midtermreview» ILG laat zien dat provincies ten aanzien van de EHS geen aanvullende verplichtingen zijn aangegaan.

De leden van de VVD-fractie hebben de volgende vragen naar aanleiding van het Tweede Verslag Comité van Toezicht ILG. Het Comité van Toezicht ILG constateert dat er financiële onregelmatigheden zijn tussen de verschillende rapportages en jaarrekeningen en dat er in het bijzonder aandacht moet worden gevraagd voor de naleving van de rechtmatigheidcriteria (Tweede Verslag Comité van Toezicht ILG, p. 5). De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet al aanvullend onderzoek naar deze opmerkingen heeft gedaan.

Zo ja, wat bleek er uit dit onderzoek? Zo nee, waarom niet? Ook de leden van de D66-fractie hebben hierover vragen gesteld. Deze leden vragen het kabinet om aan te geven welke van deze aanbevelingen tot nog toe geagendeerd zijn bij de overlegmomenten die reeds hebben plaatsgevonden en om bij een eventueel eindresultaat van deze besprekingen de Kamer te informeren over de wijze waarop de aanbevelingen vorm gekregen hebben.

Het Comité van Toezicht heeft sinds zijn oprichting twee rapportages uitgebracht waarin bevindingen zijn gerapporteerd en aanbeveling zijn gedaan over het ILG-systeem, het ILG-proces en de kwaliteit van de gegevens uit ILG-voortgangsrapportages en de «midtermreview» ILG. Er is inderdaad sprake van aanvullend onderzoek. Inmiddels heb ik een derde rapportage van het CvT ontvangen over de systematiek van afrekening ILG. Deze rapportage zal ik binnenkort aan u toesturen. Daarnaast onderzoekt het Comité van Toezicht de resultaten tot en met 2010.

Ik betrek de aanbevelingen van het Comité van Toezicht bij de gesprekken die ik met de provincies voer over de herijking en decentralisatie van de EHS en het ILG.

De leden van de VVD-fractie merken ook op dat het Comité van Toezicht ILG constateert dat de beoogde ontschotting van onderdelen van het investeringsbudget niet of nauwelijks werkt en dat het de vraag is of de voorgestane ontschotting ook van toepassing moet zijn op de prestaties. Is het kabinet het daarmee eens? Zo nee, waarom niet? Hoe wil het kabinet verder te werk gaan met de ontschotting?

Er is geen aanleiding om in dit kader het stelsel van ILG-prestatieafspraken aan te passen. Door het regeerakkoord is een nieuwe situatie ontstaan. Ik ben over de decentralisatie in gesprek met de provincies en wil met hen tot nieuwe afspraken komen. De verantwoordelijkheid over het investeringsbudget zal door de decentralisatie meer bij de provincies komen te liggen. De provincies krijgen in de toekomst de zeggenschap over doelen en middelen, en het Rijk treedt op dit punt terug. Over de uitwerking hiervan zal ik u uiteraard nader informeren.

De leden van de VVD-fractie hebben ook een spanning bemerkt tussen het willen doen van marktconforme aankopen en de beperkte omvang van de financiële middelen. Zijn er provincies die meer aankopen hebben gedaan dan er betaald kan worden? De leden van de VVD-fractie horen graag welke provincies dit betreft en welk tekort dit oplevert voor welke begrotingsposten.

In het verleden heeft het (voormalige) ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangegeven dat budgetten in de Midterm Review opgehoogd zouden worden. De leden van de VVD-fractie vragen of dit reeds heeft plaatsgevonden en horen graag in welke Kamerstukken dit aan de Kamer is medegedeeld.

Ik heb u eerder bericht dat nieuwe afspraken naar aanleiding van de landelijke «midtermreview» over financiering en de bijstelling van prestaties integraal deel zullen uitmaken van de decentralisatieafspraken die het Rijk maakt met de provincies (Kamerstuk 30 825, nr. 64).

6. Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Natuur

De leden van de VVD-fractie hebben ook enkele vragen over de eindrapportage van de werkgroep IBO Natuur. De werkgroep stelt dat het tekort aan middelen voor de EHS (inclusief Natura 2000) tot en met 2018 circa € 2,5 miljard bedraagt en dat er na 2018 structureel een tekort van circa € 103 miljoen resteert. Kan het kabinet uiteenzetten waar dit tekort van € 100 miljoen uit bestaat? Ook de leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het door de werkgroep IBO natuur gesignaleerde structurele tekort dat reeds vorig jaar voorzien werd ten aanzien van het natuurbeheer van ruim € 103 miljoen per jaar vanaf 2018. Deze leden vragen het kabinet om aan te geven of deze schatting inmiddels nog actueel is? Zo ja, vragen deze leden, kan het kabinet aangeven welke consequenties ze hieraan verbindt? Zo nee, wat is de actuele verwachting ten aanzien van de financiering op de lange termijn van het beheer van de natuur in Nederland?

Het in het IBO Natuur gesignaleerde tekort van € 103 miljoen per jaar betreft een verwacht jaarlijks structureel tekort aan middelen voor het beheer van de nationale EHS voor de periode na 2018. Deze berekening is gebaseerd op de huidige normkosten. Met betrekking tot de geconstateerde financiële tekorten geeft het IBO aan dat door nadrukkelijk rekening te houden met een aantal doelmatigheidsaspecten, getracht kan worden de geschetste tekorten te verminderen. Structurele financiering van het beheer van de EHS maakt onderdeel uit van de gesprekken met de provincies om te komen tot een nieuw bestuursakkoord.

Het IBO geeft aan dat het zinvol is om een overgangsstrategie te ontwikkelen om van de huidige begrensde EHS naar een aangepaste EHS te groeien. Hoe staat deze herijking in relatie tot de tekorten op de budgetten voor beheer, inrichting en aankoop?

De IBO-werkgroep is van mening dat door een aangepaste vormgeving van de EHS deze op den duur efficiënter kan worden. De mate waarin deze maatregel besparingen voor het Rijk zou kunnen opleveren is nog niet te overzien, aldus het IBO.

De leden van de VVD-fractie vragen ook wat de relatie is van de «leefgebiedenbenadering» tot de herijking.

De leefgebiedenbenadering is geen onderdeel van de (herijking van de) EHS, maar is een aanvulling op het gebiedenbeleid. Het IBO Natuur stelt dat maatregelen in het kader van de leefgebiedenbenadering de effectiviteit van de EHS kunnen vergroten.

7. Soortenbeleid

De leden van de SGP-fractie krijgen signalen van LTO Nederland en verschillende agrarische ondernemers dat het Faunafonds een strikt juridische handelswijze heeft die geen recht doet aan de praktijk van agrarische ondernemers. Het is veelzeggend dat in bijvoorbeeld de provincie Noord-Brabant meer dan 50% van de verzoekschriften van agrarische ondernemers afgewezen wordt. Soms hanteert het Faunafonds ook onlogische eisen. De leden van de SGP-fractie wijzen op bijvoorbeeld de casus «specht». De specht is een beschermde inheemse diersoort, die niet verjaagd mag worden, tenzij de provincie een vrijstelling heeft verleend. In het geval de provincie geen vrijstelling heeft verleend, komt een agrariër pas in aanmerking voor een tegemoetkoming als hij op de dag van de constatering van de schade bij het betreffende provinciebestuur een verzoek indient voor verjaging. Het doet er voor het Faunafonds dan niet toe dat bij voorbaat al duidelijk is dat verjaging niet mogelijk is, omdat de provincie geen vrijstelling heeft verleend.

Is de regering bereid in overleg te treden met het Faunafonds en er voor te zorgen dat de handelswijze van het Faunafonds beter aansluit op de praktijk van agrarische ondernemers?

De verzoeken voor een tegemoetkoming in de faunaschade, die bij het Faunafonds worden ingediend, worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Flora- en faunawet alsmede aan de beleidsregels van het Faunafonds. De beleidsregels, die zijn goedgekeurd door de

Minister van EL&I, zijn door het bestuur vastgesteld om invulling te geven aan rechtszekerheid bij de beoordeling van de verzoekschriften. In het

bestuur hebben ook twee personen zitting met de specifieke deskundigheid «landbouw».

In de afgelopen jaren zijn in Noord Brabant in 2008, 2009 en 2010 respectievelijk 40%, 25% en 25% van de verzoekschriften tot schadevergoeding vanwege uiteenlopende redenen afgewezen. Gezien het hoge percentage in 2008 heeft het bestuur in 2009 een intensieve voorlichtingscampagne opgesteld. De percentages van 2009 en 2010 tonen aan dat dit effect heeft gehad. Het bestuur heeft als inzet het aandeel afgewezen verzoekschriften nog verder omlaag te brengen.

Ten aanzien van de casus specht wijs ik u erop dat het aanvragen van een ontheffing om dieren van de schadeveroorzakende soort te verjagen op voorhand mag geschieden, maar uiterlijk op de dag van constatering van de schade. Dit geldt overigens niet alleen voor de specht.

Gezien het bovenstaande ben ik van mening dat de handelswijze van het Faunafonds voldoende aansluit op de praktijk van agrarische ondernemers en zie ik geen aanleiding om daarover met het Faunafonds in overleg te treden.

Voor vogelsoorten waarmee het goed gaat wil de staatssecretaris volgens de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren de doelen verlagen. Het gaat met bijvoorbeeld de Nederlandse broedvogels, zoals de grutto en kievit echter steeds slechter. Is de staatssecretaris van plan om naast het verlagen van doelen, ook doelen te verhogen van soorten waarvan de trend negatief is? Zo ja, om welke soorten gaat het? Zo nee, waarom niet?

De doelstellingen voor enkele vogelsoorten waar het erg goed mee gaat, kunnen worden verlaagd, omdat ook een lagere doelstelling nog steeds een gunstige staat van instandhouding behelst. Voor broedvogels waar het niet goed mee gaat is, zo nodig, al een verbeteropgave geformuleerd. Er is nu geen aanleiding om doelen aan te scherpen.

Het heeft de leden van de ChristenUnie-fractie sterk verbaasd te lezen dat Staatsbosbeheer een zogenaamd «gehoorzaamheidscontract» heeft moeten tekenen (Trouw, «Bleker dwingt natuurclub te gehoorzamen», 26 maart 2011). De leden van de ChristenUnie-fractie zijn bekend met het advies van de commissie Gabor om een adviescommissie in te stellen. Hoe ziet de staatssecretaris de verhouding tussen de Rijksoverheid en Staatsbosbeheer? Is de staatssecretaris bereid om ook bij de uitvoering van de adviezen van de commissie Gabor de adviescommissie VVBI te raadplegen?

Over het besluit ter instelling van de Beheeradviescommissie Oostvaardersplassen (commissie Vaarkamp) en de in de bijbehorende toelichting bedoelde schriftelijk vastgelegde afspraken zal ik uw Kamer, mede op verzoek van uw vaste commissie voor EL&I, per brief informeren. Ik ben niet voornemens de Adviescommissie Versnelling en verbetering besluitvorming infrastructuur te raadplegen over de uitvoering van het advies van de commissie Gabor.

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag naar aanleiding van een casus waarbij één steenuil een nieuwbouwproject in Ochten belemmert. Een ontheffing werd geweigerd. De Vogel- en Habitatrichtlijn is gericht op het behoud of herstel van een gunstige staat van instandhouding van te beschermen soorten. Hoe verhoudt dit uitgangspunt zich tot de bescherming van individuele dieren, zoals in de genoemde casus?

Inderdaad staat in de Vogel- en Habitatrichtlijn het behoud of herstel van een gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten centraal. De soorten worden beschermd via de bescherming van de exemplaren van die soort, onder meer door het verbod op het vangen en doden van vogels en van dieren van andere beschermde diersoorten. De richtlijnen bieden vervolgens een afwegingskader, om te beoordelen of handelingen die schadelijk zijn voor een individueel exemplaar van de soort, desondanks toch kunnen worden toegestaan, wanneer dat geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

8. Natuurwetgeving

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen dat het kabinet voornemens is om de integratie van de natuurwetgeving te benutten om nationale koppen te schrappen. Hoe verloopt dit proces en wanneer kan de Kamer de integratie van de natuurwetgeving verwachten? De leden van de VVD-fractie willen graag uitgebreid op de hoogte gehouden worden.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de staatssecretaris de Kamer wil informeren over de voortgang van de integratie van de natuurwetgeving. Onlangs heeft de Kamer bericht ontvangen van de minister van Infrastructuur & Milieu die voornemens is het omgevingsrecht te bundelen. Is hierin ook de Natuurbeschermingswet begrepen? Zo ja, kan de staatssecretaris verzekeren dat de implementatie van de Habitatrichtlijn volledig zal zijn?

De leden van de SGP-fractie zijn benieuwd naar de visie van het kabinet op het functioneren van de Flora- en Faunawet en mogelijke aanpassing daarvan in het kader van de integratie van natuurwetgeving. Gaat het kabinet onverkort uit van het plan van aanpak, gepresenteerd in 2009 (Kamerstuk 31 536, nr. 10) of gaat het kabinet in het kader van het regeerakkoord («rek en ruimte binnen de toepasselijke Europese richtlijnen worden optimaal benut») een stap verder? Wat is de stand van zaken van de uitvoering van het plan van aanpak?

Met voortvarendheid wordt onder mijn leiding thans gewerkt aan het wetsvoorstel dat ertoe strekt om denatuurwetgeving te integreren en te moderniseren. Mijn inzet is om tegen het einde van dit jaar het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in te dienen. Met het wetsvoorstel geeft het kabinet mede uitvoering aan belangrijke thema’s van het regeerakkoord. Het gaat dan om het verwijderen van nationale koppen, om vereenvoudiging en lastenverlichting, om meer ruimte voor economische ontwikkeling binnen de internationale kaders op het vlak van biodiversiteit, om versterking van de handhaving, onder meer ten aanzien van de handel in bedreigde diersoorten, om decentralisatie van het Faunafonds naar de provincies en ten algemene om een logischer belegging van bevoegdheden, aansluitend bij de regierol van de provincies in het landelijk gebied. Volledige implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn is uitgangspunt. Met het wetsvoorstel worden in ieder geval drie wetten gebundeld: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Ook zal het wetsvoorstel, waar van belang voor de ruimtelijke ontwikkeling en de plan- en besluitvorming ter zake, voorzien in een goede aansluiting het omgevingsrecht. Deze ruimtelijke aspecten van de natuurwetgeving worden nadrukkelijk betrokken in het interdepartementale traject van de herijking van het omgevingsrecht onder leiding van de minister van Infrastructuur en Milieu, dat onder meer moet leiden tot versnelling van besluitvorming en minder lasten bij dit soort trajecten.

Verbijsterd zijn de leden van de fractie van de PvdD ook over het voornemen van het kabinet om de beschermde natuurmonumenten hun status te ontnemen. Het gaat hier over vijftig jaar aan succesvol beleid, bedoeld om de meest waardevolle (versnipperde) natuur in particulier eigendom te beschermen. Hierdoor zijn gebieden aangewezen waar zeldzame planten en dieren en natuurlijke waterstromen en vegetatietypes zijn behouden voor onze generatie. Denkt de staatssecretaris dat het voortbestaan van deze unieke waarden, waarvan onderdelen behoren tot internationale verplichtingen, voor toekomstige generaties behouden nog blijven? Zo ja, op welke inzichten is dit gebaseerd, als er geen wettelijke bescherming is geregeld? Zo nee, op welke wijze is het te onderbouwen dat bescherming van meer dan 50 jaar opeens onnodig zou zijn?

Deze gebieden behoren voor het overgrote deel tot de Ecologische Hoofdstructuur en worden via het planologische regime al beschermd. De voorgenomen afschaffing van het vergunningenregime van de Natuurbeschermingswet 1998 draagt bij aan de wenselijke ontstapeling van beschermingsregimes voor verschillende gebiedscategorieën op rijksniveau. Gelet op de eigen verantwoordelijkheid van provincies voor het natuurbeleid op hun grondgebied, is het aan hen om te besluiten in hoeverre aanvullende bescherming wenselijk dan wel nodig is.

Om het ondernemers makkelijker te maken wil de staatssecretaris volgens de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren de vergunningsplicht afschaffen. Dat lijkt een handreiking aan ondernemers, maar zal de onduidelijkheid alleen maar vergroten én de rechtspositie van ondernemers onzeker maken. Bij het afschaffen van de vergunningsplicht moet namelijk zeker zijn voor welke projecten of plannen op voorhand kan worden uitgesloten dat er significante effecten optreden. Als deze zekerheid er niet is moet een passende beoordeling alsnog uitgevoerd worden. Op welke wijze denkt de staatssecretaris dit voornemen concreet te gaan invullen? Komt er een lijst van activiteiten die niet vergunningsplichtig zijn? Was het al niet zo dat in het beheerplan geregeld wordt welke activiteiten van vergunning vrij gesteld zijn? Betekent dit dat er een meldingsplicht komt voor nieuwe plannen of projecten, waarna het bevoegd gezag bepaalt of er een Natuurbeschermingswet vergunning vereist is? Op welke wijze denkt de staatssecretaris dat het risico op nog meer juridisering en gerechtelijke zaken vermeden kan worden, als plannen niet op voorhand een toetsing aan de Natuurbeschermingswet ondergaan?

De voorgenomen afschaffing van de vergunningplicht heeft betrekking op activiteiten met slechts een beperkte invloed op de natuurwaarden van het gebied, die de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied dus met zekerheid niet zullen aantasten. Wanneer een initiatiefnemer twijfelt of zijn handeling al dan niet vergunningplichtig is, is het raadzaam om contact op te nemen met het bevoegd gezag voor advies en afstemming.

De staatssecretaris van natuur laat zich volgens de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vooralsnog eenzijdig kennen als een bewindspersoon die weinig liefde ten aanzien van deze portefeuille aan de dag legt. Wat de leden van deze fractie wel vaak horen zijn de geluiden over boze boeren, rechtszaken en de regels die zo ingewikkeld zouden zijn. Over de regels het volgende: deelt de staatssecretaris de constatering van de leden van de fractie van de PvdD dat de regels steeds ingewikkelder geworden zijn door vervuilende activiteiten te willen blijven handhaven in en rond natuurgebieden en daarbij iedere millimeter voor uitbreiding en ontwikkeling van die activiteiten te willen blijven benutten?

Wat voor mij voorop staat, is dat de regelgeving moet worden vereenvoudigd en dat tegelijk moet worden gewerkt aan een pakket van maatregelen waarmee ruimte ontstaat voor ontwikkeling voor de ondernemers. Daarmee wordt voor de ondernemers ook de vergunningverlening eenvoudiger. De programmatische aanpak stikstof is hiervan een voorbeeld.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren merken op dat Nederland lang geleden haar handtekening heeft gezet onder de VHR. Daarin staan regels die moeten verhinderen dat onze veelzijdige unieke natuur vernietigd wordt voor asfalt en stallen. De leden van de fractie van de PvdD zijn benieuwd naar de Europese boetes die dit kabinet voorziet wanneer Nederland de afspraken uit de VHR niet nakomt. Met welk bedrag wordt rekening gehouden en op welke begroting kunnen we die post terugvinden?

De naleving van de internationale verplichtingen is voor de regering uitgangspunt. We bezien of de wijze waarop we de verplichtingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn nationaal invullen eenvoudiger en doelmatiger kan. Ook gaan we zo nodig in Europees verband de discussie aan over meer ruimte in Europese regels, om een goede balans te vinden tussen economie en ecologie. Dit doen we zonder afbreuk te doen aan de internationale biodiversiteitsdoelstellingen.

9. Natura 2000

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van brief van de staatssecretaris waarin wordt aangegeven dat de invoering van Natura 2000 met verstand, nuchterheid en idealisme zal worden aangepakt en het voornemen om een aantal kleine Natura 2000-gebieden te schrappen. De leden van de VVD-fractie hebben de volgende vragen ten aanzien van Natura 2000: in hoeverre zijn de nationale koppen op de Europese regelgeving ten aanzien van Natura 2000 in kaart zijn gebracht, zijn er meer gebieden te verwachten die in aanmerking komen om geschrapt te worden als Natura 2000-gebied? De leden van de VVD-fractie horen graag wat de inzet van het kabinet is op dit dossier.

Zoals ik in mijn brief aan de Kamer d.d. 23 februari 2011 (Kamerstuk 32 670, nr. 1) heb aangegeven benut ik de periode tot en met mei om te analyseren of de Nederlandse aanpak nationale koppen bevat. Ik zal de Kamer in mei informeren over de uitkomsten hiervan.

De leden van de SGP-fractie merken op dat het kabinet bij de Europese Commissie het schrappen van Groot Zandbrink als Natura 2000-gebied in gang heeft gezet, op grond van het argument dat de natuurwaarden waarvoor het gebied is geselecteerd, niet aanwezig bleken te zijn. De leden van de SGP-fractie steunen deze inzet, maar hebben nog enkele vragen naar aanleiding van het onderliggende argument. Hoe is het mogelijk dat een gebied is geselecteerd voor natuurwaarden die niet aanwezig blijken te zijn? Wat zegt dit over de wijze waarop in de selectiefase (praktijk)gegevens over de natuurwaarden in het betreffende gebied vergaard zijn?

De selectie van Natura 2000-gebieden is destijds gebaseerd op de best beschikbare gegevens. Op basis van die gegevens kwalificeerde Groot Zandbrink voor het habitattype Kalkmoerassen.

Daarom is het gebied in 2004 op de Communautaire lijst geplaatst. Nader onderzoek na die tijd ten behoeve van het beheerplanproces en de aanwijzing wees uit dat het betreffende habitattype was verdwenen. Uit historisch onderzoek bleek dat het habitattype ook in 2004 al was verdwenen. Ten algemene geldt dat de procedure van aanwijzing en zienswijzen borgt dat actuele kennis wordt meegenomen.

De leden van de SGP-fractie merken eveneens op dat een van de stikstofgevoelige habitattypen die een forse externe werking met zich meebrengen, is «actief hoogveen». Onderzoekers van het PBL hebben aangegeven dat dit habitattype door klimaatverandering waarschijnlijk uit Nederland zal verdwijnen en dat dit habitattype in andere Europese lidstaten volop voorkomt. Dit roept bij de leden van de SGP-fractie enkele vragen op. Is bij het opstellen van instandhoudingsdoelen voor het habitattype «actief hoogveen» rekening gehouden met het gehele verspreidingsgebied van «actief hoogveen» in Europa? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is dan voor een groot aantal gebieden in Nederland een hersteldoelstelling voor dit habitattype opgenomen? Waarom is voor een groot aantal gebieden een hersteldoelstelling opgenomen, met bijbehorende opgave, terwijl het habitattype door klimaatverandering waarschijnlijk zal verdwijnen?

De habitatrichtlijn verplicht ertoe om de Europese habitattypen die van nature voorkomen op het grondgebied van de lidstaat in stand te houden en waar nodig te herstellen, ook als deze habitattypen tevens in andere lidstaten voorkomen. Voor het habitattype actief hoogveen is de opgave om een redelijke inspanning te leveren om de te bereiken kwaliteit te behalen. Daarom is voor het merendeel van de Natura 2000-gebieden waar actief hoogveen voorkomt, een verbeterdoelstelling geformuleerd. Maatregelen kunnen niet op voorhand achterwege worden gelaten, wanneer een vermoeden bestaat dat een habitattype door klimaatverandering zal verdwijnen. Wel laat de richtlijn ruimte om gebieden van de lijst te halen, wanneer natuurlijke ontwikkelingen dat rechtvaardigen. Dit kan echter niet op voorhand, maar pas wanneer de rechtvaardiging daarvan uit monitoring blijkt.

De leden van de SGP-fractie merken voorts op dat een deel van de habitattypen en soorten die in de (concept-)aanwijzingsbesluiten voor Natura 2000-gebieden worden genoemd en waarvoor instandhoudingsdoelen worden opgenomen betreffen habitattypen en soorten die via de standaardgegevensformulieren niet aan de Europese Commissie zijn gemeld. Nu kan het zo zijn dat deze habitattypen en soorten na aanmelding opeens in het gebied aanwezig blijken te zijn en daarom in de aanwijzingsbesluiten opgenomen worden. De leden van de SGP-fractie willen er wel op wijzen dat voor habittattypen en soorten waarvoor geldt dat zij «aanwezig, maar verwaarloosbaar» zijn geen instandhoudingsdoelen opgenomen hoeven te worden. Kan het kabinet bevestigen dat voor alle habitattypen en soorten die niet bij de Europese Commissie zijn aangemeld, maar waarvoor wel instandhoudingsdoelen in de aanwijzingsbesluiten zijn opgenomen, is geverifieerd dat zij niet in de categorie «aanwezig, maar verwaarloosbaar» van het standaardgegevensformulier vallen?

Ja.

De leden van de SGP-fractie hebben tevens enkele vragen over de selectie en aanmelding van Natura 2000-gebieden.

In een tweetal Kamerbrieven (Kamerstuk 30 862, nr. 28 en beantwoording schriftelijke vragen van het lid Dijkgraaf over de Habitatrichtlijn, Aanhangsel Handelingen, nr. 3159) heeft het kabinet aangegeven dat Nederland bij de selectie de «beschermingsstatus» (Bijlage III, fase 1, van Habitatrichtlijn) van een habitattype of soort in een gebied primair heeft geïnterpreteerd als de juridische beschermingsstatus. Daarnaast is ook globaal gekeken naar het bestaande en voorziene beheer en de bedreigingen. Dat is in strijd met de voorgeschreven interpretatie van de Europese Commissie. De Europese Commissie geeft in een toelichting aan dat het moet gaan om de ecologische staat van instandhouding. De genoemde interpretatie is ook in strijd met het nationale Verantwoordingsdocument (2003). In dit Verantwoordingsdocument wordt uit de doeken gedaan welke methodiek is gebruikt voor het selecteren van gebieden. In dit document wordt ondubbelzinnig aangegeven dat het selectiecriterium «beschermingsstatus» van bijlage III van de Habitatrichtlijn is geïnterpreteerd als «kwaliteit van de structuur en de functie van het habitattype» en «kwaliteit van de habitat van de soort». Is de veronderstelling juist dat de Kamer via het Verantwoordingsdocument onjuist is geïnformeerd over de daadwerkelijke gang van zaken? De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een toelichting op de voorgaande tegenstrijdige informatie.

In antwoord op Kamervragen van het lid Dijkgraaf (Aanhangsel Handelingen, nr. 3159) wordt aangegeven dat voor een adequate selectie en aanmelding van gebieden volgens de criteria van bijlage III van de Habitatrichtlijn voldoende deugdelijk onderbouwde ecologische gegevens voorhanden waren. Dat is in strijd met de volgende passage uit de eerder genoemde Kamerbrief (Kamerstuk 30 862, nr. 28): «Nederland heeft het begrip destijds geïnterpreteerd als de juridische beschermingsstatus van een gebied, mede gelet op het feit dat er in die fase nog geen sprake was van deugdelijk onderbouwde ecologische gegevens over de door de Europese Commissie gevraagde aspecten.» De leden van de SGP-fractie kunnen beide constateringen niet met elkaar rijmen en ontvangen graag een toelichting. Hoe is het voorgaande te rijmen met de in het Verantwoordingsdocument (2003) beschreven uitgangspunten voor de selectie van gebieden: «Bij de selectie is de staat van instandhouding van het betreffende habitattype of de soort in ieder gebied beoordeeld. Een gunstige of herstelbare staat van instandhouding van de soort of habitattype is als randvoorwaarde gesteld voor de selectie van gebieden. (...) Alleen gebieden waar het habitattype (bijlage I) of het leefgebied van een soort (bijlage II) een goede (of herstelbare) kwaliteit heeft, worden dus geselecteerd»? Is de veronderstelling juist dat met gebrek aan ecologische gegevens en een onjuiste interpretatie van het begrip «beschermingsstatus» dit uitgangspunt niet is waargemaakt?

Beide vragen sluiten inhoudelijk aan op de motie van der Staaij c.s. (Kamerstuk 32 500 XIII, nr. 42) waarin de regering is gevraagd te bekijken of de aanmelding en aanwijzingen conform de Europese richtlijnen is uitgevoerd. Zoals aangegeven in mijn brief d.d. 23 februari 2011 over (Kamerstuk 32 670, nr. 1) wordt de evaluatie deze periode uitgevoerd en zal ik de Kamer in mei informeren over de uitkomst. Hierbij zal ik ingaan op deze vragen van de SGP-fractie.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van brief van de staatssecretaris waarin wordt aangegeven dat de invoering van Natura 2000 met verstand, nuchterheid en idealisme zal worden aangepakt en het voornemen om een aantal kleine Natura 2000-gebieden te schrappen. De leden van de VVD-fractie hebben de volgende vragen ten aanzien van Natura 2000: in hoeverre zijn de nationale koppen op de Europese regelgeving ten aanzien van Natura 2000 in kaart zijn gebracht, zijn er meer gebieden te verwachten die in aanmerking komen om geschrapt te worden als Natura 2000-gebied? De leden van de VVD-fractie horen graag wat de inzet van het kabinet is op dit dossier.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat volgens de criteria genoemd in de brief over de aanpak van Natura 2000 d.d. 23 februari 2011 (Kamerstuk 32 670, nr. 1) mag de realisatie van landelijke doelen niet in gevaar komen, mag het alleen bij gebieden van beperkt ecologisch belang, doelen moeten ondergebracht kunnen worden in andere gebieden, er is sprake van veel externe werking voor de omliggende bedrijven en draagvlakproblemen. De leden van de PvdA-fractie stellen de vraag of dit behalve «geen gemakkelijke weg in Brussel» zoals de staatssecretaris het schrijft zal zijn, maar niet eerder een onmogelijke. Worden op deze wijze niet veel grotere problemen veroorzaakt dan de staatssecretaris meent te moeten gaan oplossen? Is het probleem dat opgelost dient te worden beperkt tot «externe werking voor bedrijven en geen draagvlak»? PvdA: Welke gevolgen heeft het schrappen van aangemelde en aangewezen Natura 2000-gebieden in het kader van Europa? Is hierover overleg is geweest met de provincies, de eigenaren en de Europese Commissie?

Ik verwacht dat ik voor de Europese Commissie voldoende kan onderbouwen dat de voorgestelde gebieden geschrapt kunnen worden. Ik acht de kans klein dat naast deze gebieden nog andere gebieden kunnen worden geschrapt. Dit is ecologisch moeilijk te onderbouwen. De gebieden die ik voornemens ben te schrappen moeten door de Europese Commissie van de communautaire lijst gehaald worden. Hiervoor zal ik mijn voornemens onderbouwd aan de Commissie voorleggen. Op korte termijn vindt hierover een eerste overleg met de Commissie plaats.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat een van de natuurgebieden die op de nominatie staan de Natura 2000-status te verliezen het Teeselinkveen is.

In dit gebied komt een zeldzame boomkikker voor, de enige kikkersoort in Nederland die kan klimmen. Er is een bijzondere plantensamenstelling, bijvoorbeeld de wateraardbei, de gevlekte witsnuitlibel en een bijzondere bloedzuiger. Deze maken dit kleinschalige landschap uniek en bijzonder. Waarin voldoet dit gebied aan de criteria zoals gesteld door de staatssecretaris? Is het enige criterium dat daadwerkelijk telt «externe werking voor bedrijven en geen draagvlak»? Hoe gaat de staatssecretaris zekerstellen dat de boomkikker en de andere eerder genoemde soorten wel in Nederland behouden blijven?

Het Teeselinkven voldoet aan de gestelde criteria omdat het een klein gebied betreft met een relatief beperkt ecologisch belang voor de soorten en habitattypen waarvoor Nederland een Natura 2000-opgave heeft.

Het gebied heeft een beperkt aantal Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen die ook in andere gebieden kunnen worden ondergebracht. Dit geldt bijvoorbeeld voor de doelstelling voor de gevlekte witsnuitlibel. Omdat het gebied veel externe werking kent en er draagvlakproblemen spelen, wil ik het schrappen van dit gebied bij de Europese Commissie bepleiten. Ik verwacht dat ook ecologisch te kunnen motiveren. De genoemde soorten (boomkikker, wateraardbei en bloedzuiger) zijn geen soorten waarvoor een Natura 2000-opgave geldt.

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen naar aanleiding van de aanpak Natura 2000 (Kamerstuk 32 670, nr. 1). De leden van de SGP-fractie waarderen de geboden ruimte voor het samenvoegen van gebieden die zijn aangewezen voor soortgelijke doelen. De leden willen in dit verband wijzen op een motie die op 4 februari jl. door de Provinciale Staten van Zeeland is aangenomen. Deze motie vraagt om regionale flexibiliteit bij het vaststellen van instandhoudingsdoelen en herstel- en/of compensatieopgaven in de Zeeuwse delta. Is het kabinet bereid deze ruimte te bieden?

Ik zal u sparaat informeren met betrekking tot Natuurdoelen in de Zeeuwse Delta (kenmerk 2011Z02338/2011D06699).

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren merken op dat de staatssecretaris in mei 2011 met een nieuw pakket maatregelen in het kader van Natura 2000 wil komen. De leden van de fractie van de PvdD zijn zeer benieuwd naar dit pakket, maar zijn bij voorbaat niet hoopvol gestemd. In mei mogen we ook de uitwerking van het samenvoegen van gebieden om externe werking beter hanteerbaar te maken zien, onder meer in Twente. Gezien het bereiken van de doelen op dit moment al moeilijk is, is het wel een zeer positieve instelling dat koehandel tussen gebieden de oplossing vormt van onze structurele overbelasting op de natuur. Is de staatssecretaris bereid in de mei-brief in te gaan op dit idee en hoe dit concreet vorm gegeven gaat worden? Deelt de staatssecretaris de mening dat het uitruilen van waarden tussen gebieden alleen kan werken als er een goede monitoring plaats vindt, er gedegen ecologische kennis is en het gekoppeld gaat aan het hand-aan-kraan principe? Zo nee, waarom niet?

In de meibrief waarover deze leden spreken geef ik meer duiding aan het idee om gebieden samen te voegen en daardoor meer flexibiliteit te genereren. Daarbij zal ik ook ingaan op de voorwaarden waarbinnen samenvoegen van gebieden mogelijk is.

De leden van deze fractie merken voorts op dat in mei ook duidelijkheid komt over gebieden waar waterveiligheid aan de orde is. Kan de staatssecretaris enkele van deze gebieden noemen?

Het gaat dan bijvoorbeeld om de gebieden Uiterwaarden Waal, Uiterwaarden IJssel en de Uiterwaarden Nederrijn.

De leden van de SP-fractie willen weten wat de inspanningen in Europa zijn om Natura 2000-beleid ter discussie te stellen? Met welke landen en partijen is gesproken? Hoe actief is de lobby hiervoor? Hoeveel succes is hierbij? Wat zijn de geplande acties in de toekomst?

Ik wil bekijken of er andere lidstaten zijn, die ook tegen barrières van het Europese Natura 2000-systeem oplopen. Ik heb de indruk, en informeel hoor ik dat ook, dat dit in verschillende lidstaten het geval is. Momenteel worden er ambtelijke gesprekken gevoerd om die barrières te verkennen. Als er vergelijkbare problemen spelen, wil ik deze samen met andere lidstaten aankaarten bij de Commissie.

De leden van de SP-fractie vragen of de staatssecretaris zich er van bewust is met het ondergraven van Natura 2000 op Europees niveau, de achteruitgang van de soortenrijkdom aan planten en dieren niet meer te keren zal zijn? Wat is de visie van de staatssecretaris op het behoud de soortenrijkdom aan planten en dieren geplaatst in het kader van goed rentmeesterschap?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren merken op dat in de brief over de voortgang van Natura 2000 staat dat Nederland de Europese verplichtingen zal nakomen, «al zal dat soms op een andere manier moeten dan voorzien». Wat wordt hier concreet mee bedoeld? Onderschrijft de staatssecretaris dat Nederland een inspanningsverplichting heeft om de doelen te halen? Onderschrijft de staatssecretaris dat verslechtering voorkomen moet worden? Onderschrijft de staatssecretaris, gezien op dit moment 92% van de Natura 2000-habitats geen gunstige staat van instandhouding heeft, maatregelen nodig zijn? Zo nee, waarom niet?

De genoemde verplichtingen onderschrijf ik; deze zijn de essentie van de Habitatrichtlijn. Het moet echter wel in de Nederlandse context. Het is mijn intentie Natura 2000 werkbaar te maken en de spanning weg te halen tussen economie en ecologie. Dat betekent ook zoeken naar ruimte om in ons land de doelen te realiseren zonder dit onnodige belemmeringen opwerpt.

De leden van de SGP-fractie merken op dat het kabinet een jaar geleden in een brief (Kamerstuk, 32 123 XIV, nr. 152) heeft gezegd dat het de Europese Commissie op korte termijn wilde vragen om nadere duiding over de mate van onzekerheid die wordt geaccepteerd, inclusief een betere duiding van het begrip «significant». Hoe heeft de Europese Commissie hierop gereageerd?

Zoals aangegeven in de door deze leden aangehaalde brief zal meer duidelijkheid over het begrip significant en de mate van onzekerheid worden gevraagd aan de hand van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). De Europese Commissie heeft laten weten hiertoe bereid te zijn. Na de zomer volgt nader overleg.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren merken op dat uit de nieuwste brief weer is gebleken dat de daadkracht ver te zoeken is. In plaats van daadkrachtig alle aangemelde gebieden in 2010 definitief aan te melden, zijn nu alleen nog maar gebieden aangewezen waar geen problemen zijn met stikstof of water.

Een niet te verwaarlozen detail is dat voor de gebieden die nu nog niet definitief aangemeld zijn, al wel het verslechteringsverbod geldt en passende maatregelen genomen dienen te worden om te voorkomen dat de natuurkwaliteit van het betreffende gebied achteruit gaat. Worden er in de nog niet definitief aangemelde gebieden nu passende maatregelen genomen om verslechtering gekomen? Zo ja, kan de staatssecretaris hier enkele voorbeelden van de afgelopen maanden noemen? Zo nee, is er niet juist een groot risico op verslechtering gezien stikstof en water belangrijke knelpunten vormen en nogmaals: met welke boetebedragen houdt de staatssecretaris rekening nu het erop lijkt dat Nederland deze afspraak niet nakomt?

Voor alle gebieden die zijn geplaatst op de communautaire lijst geldt het verslechteringsverbod. Er moeten passende maatregelen worden getroffen om verslechtering tegen te gaan, ook als de gebieden nog niet definitief zijn aangewezen. In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt daaraan invulling gegeven via de vergunningplicht voor schadelijke activiteiten en de aanschrijvingsbevoegdheid voor onder meer bestaand gebruik. Daarnaast worden er instandhoudingsmaatregelen getroffen middels bijvoorbeeld contracten met beheerders van Natura 2000-gebieden in het kader van het subsidiestelsel SNL.

De leden van de SGP-fractie hebben nog een vraag over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Wat is de stand van zaken met betrekking tot het opstellen van de definitieve Programmatische Aanpak Stikstof? Is inmiddels advies ingewonnen bij de Raad van State? Wat is de uitkomst daarvan?

Vanaf half april start de gebiedsgerichte uitwerking van de PAS. De PAS wordt dan in drie maanden tijd op werkbaarheid getoetst in alle 134 voor stikstofgevoelige gebieden. Op basis van de uitkomsten hiervan wordt het definitief programma opgesteld, waarna bestuurlijk besluitvorming in het najaar plaats kan vinden. In overleg met de Raad van State wordt op dit moment bezien wanneer in dit proces de uitwerking concreet genoeg is om advies aan de Raad van State te vragen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden het onvoorstelbaar dat de veehouderij onze natuurgebieden ernstig beschadigt en dat die schade steeds weer met grote hoeveelheden publiek geld moet worden beperkt. Onderschrijft de staatssecretaris de constatering dat hier sprake is van een scheve verhouding tussen sectorbelangen en het algemeen belang, waarbij de eerste prevaleert boven de tweede? Zo nee, waarom niet? De leden van deze fractie willen weten hoe hoog de kosten zijn van de ammoniakbelasting op onze natuur en wat de aard en intensiteit is van de beheerinspanningen die moeten worden geleverd om de ammoniakschade aan natuurgebieden te beperken. Is de staatssecretaris bereid deze kosten inzichtelijk te maken en de Kamer een analyse te doen toekomen van de verhouding tussen ammoniakbelasting op en beheer van natuurgebieden?

Nee. In de PAS worden alle stikstofbronnen meegenomen. Het streven is erop gericht tot een evenwichtige verdeling te komen van maatregelen over sectoren. In de gebiedsgerichte uitwerking worden de kosten van alle benodigde maatregelen in beeld gebracht. Het gaat hierbij om kosten van stikstofmaatregelen en van herstel- en beheermaatregelen.

Overigens gaat het bij herstelmaatregelen om maatregelen gericht op alle factoren die van invloed zijn op de instandhoudingsdoelstellingen. Op basis van de uitkomsten van deze exercitie in de fase van de gebiedsgerichte uitwerking zijn de kosten in beeld. Op basis hiervan worden financiële afspraken gemaakt voor het definitieve programma.

Volgens de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren komt de staatssecretaris in mei 2011 met een nieuw pakket maatregelen in het kader van Natura 2000. De leden van deze fractie zijn zeer benieuwd naar dit pakket, maar zijn bij voorbaat niet hoopvol gestemd. In mei mogen we ook de uitwerking van het samenvoegen van gebieden om externe werking beter hanteerbaar te maken zien, onder meer in Twente. Deelt de staatssecretaris de mening dat in Twente de depositie al zo hoog is dat in alle gebieden een daling in depositie nodig is om aan het verslechteringsbeginsel te kunnen voldoen? Zo nee, op welke wetenschappelijke inzichten baseert de staatssecretaris dit?

De inzet is om met de PAS in alle voor stikstofgevoelige gebieden de komende drie beheerplanperiodes een daling van de stikstofdepositie te realiseren. Ook in Twente.

De leden van de SGP-fractie merken op dat de Raad van State recent het aanwijzingsbesluit voor de Noordzeekustzone op een aantal punten heeft vernietigd (LJN:BP770; 200902380/1/R2). In de uitspraak wordt gerefereerd aan een voorgenomen wijzigingsbesluit. Wat zijn de consequenties van het aangekondigde wijzigingsbesluit voor de begrenzing van het betreffende Natura 2000-gebied en voor de instandhoudingsdoelen? In hoeverre is het voorgenomen wijzigingsbesluit meegenomen bij het opstellen van het zogenaamde Vibeg-akkoord?

Inmiddels is het wijzigingsbesluit genomen. Dit komt tegemoet aan de uitspraak van de Raad van State. In dit besluit wordt ten opzichte van het oorspronkelijke besluit de begrenzing uitgebreid (van -5 meter diepte naar -20 m diepte) en de doelstelling voor het habitattype H1110_B permanent overstroomde zandbanken (Noordzeekustzone) gewijzigd (van behoud kwaliteit naar verbetering kwaliteit).  Het gewijzigde besluit is de basis van het VIBEG-akkoord.

De leden van de SGP-fractie merken op dat het kabinet de vergunningplicht voor handelingen die verstoringen of verslechteringen veroorzaken die geen significant effect hebben, wil afschaffen. De leden van de SGP-fractie vinden dat positief en willen wijzen op het belang van een snelle invoering. Agrarische ondernemers moeten richting 2013 stalaanpassingen doen om te kunnen voldoen aan regelgeving op het gebied van ammoniakemissie (Actieplan ammoniak) en dierenwelzijn. Een deel van hen is gebaat bij spoedige afschaffing van de genoemde vergunningplicht. Is het kabinet bereid op korte termijn een wetsvoorstel in te dienen waarmee de genoemde vergunningplicht wordt afgeschaft en dit los te koppelen van de langlopende herziening van de natuurwetgeving?

Voor situaties waarin sprake is van gelijkblijvende stikstofbelasting, is met de Crisis- en Herstelwet in de huidige Natuurbeschermingswet 1998 al een voorziening getroffen die stikstofeffecten uitzondert van de vergunningplicht. In plaats daarvan geldt een aanschrijvingsbevoegdheid. Het afschaffen van de vergunningplicht voor andere situaties waarin zeker geen sprake is van projecten met mogelijk significant negatieve effecten wordt meegenomen in het wettraject gericht op het permanent maken van de Crisis- en herstelwet, vooruitlopend op de integratie en modernisering van de natuurwetgeving.

10. Regeling Draagvlak Natuur (RDN)

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op de staatssecretaris rond de begrotingsbehandeling over het ondersteunen van activiteiten gericht op draagvlak voor natuur het volgende gezegd: «Bij het wetgevingsoverleg Natuur op 16 november 2009 heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd te willen bekijken of binnen LNV regelingen voor maatschappelijke initiatieven in elkaar kunnen worden geschoven om synergie te behalen. Naar aanleiding hiervan is dit jaar een pilot gestart met de uitbreiding van de Regeling Draagvlak Natuur naar Duurzaam Voedsel. De ervaringen die met deze pilot worden opgedaan worden gebruikt bij de ontwikkeling van een brede regeling voor maatschappelijke initiatieven. Op dit moment is nog geen definitieve keuze gemaakt ten aanzien van het doel en de reikwijdte van de regeling en daarmee het budget. Een keuze hierin is voorzien begin 2011 na de evaluatie van de pilot.» Is de staatssecretaris bereid deze evaluatie toe te sturen voor het algemeen overleg van 20 april 2011?

De evaluatie van de pilot met de Regeling Draagvlak duurzaam voedsel vindt op dit moment plaats. Na afronding van de evaluatie, eind april, zal ik u de evaluatie toesturen. Het lukt helaas niet om dit voor het algemeen overleg van 20 april 2011 te doen. De evaluatie heeft een beperkt karakter gezien het feit dat besloten is dat openstelling en opvolging van de Regeling Draagvlak Natuur (RDN) niet aan de orde is. Zie hiervoor mijn brief aan uw Kamer van 22 maart jl. (Kamerstuk 20 487, nr. 37).

11. Natuur- en milieueducatie Staatsbosbeheer

De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoeveel middelen Staatsbosbeheer heeft voor natuur- en milieueducatie. Kan het kabinet toelichten wat er met deze middelen wordt gedaan?

Staatsbosbeheer besteedt jaarlijks ongeveer € 1,5 miljoen aan educatie. In de rijksbegroting worden echter niet apart middelen ter beschikking gesteld aan Staatsbosbeheer voor natuur- en milieueducatie. Staatsbosbeheer wordt namelijk gedeeltelijk ook uit de markt gefinancierd.

Jaarlijks worden via het opdrachttraject afspraken gemaakt over welke activiteiten Staatsbosbeheer doet ten behoeve van educatie. Het gaat hierbij om de boomfeestdag, recreatieve voorzieningen die zich richten op wandelpaden, de ontwikkelkosten voor programma’s die Staatsbosbeheer maakt voor burgers (zoals het programma «natuurwijs») en de ontwikkeling van producten gericht op kinderen, zoals specifieke kindertentoonstellingen in bezoekerscentra.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden:Dijksma, S.A.M. (PvdA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Verburg, G. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Ham, B. van der (D66), voorzitter, Smeets, P.E. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), ondervoorzitter, Jacobi, L. (PvdA), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Tongeren, L. van (GL), Ziengs, E. (VVD), Braakhuis, B.A.M. (GL), Gerbrands, K. (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Schaart, A.H.M. (VVD) en Verhoeven, K. (D66).

Plv. leden: Jadnanansing, T.M. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Ormel, H.J. (CDA), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Koolmees, W. (D66), Dikkers, S.W. (PvdA), Klijnsma, J. (PvdA), Irrgang, E. (SP), Groot, V.A. (PvdA), Werf, M.C.I. van der (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Gerven, H.P.J. van (SP), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Gent, W. van (GL), Leegte, R.W. (VVD), Grashoff, H.J. (GL), Mos, R. de (PVV), Taverne, J. (VVD), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Houwers, J. (VVD) en Veldhoven, S. van (D66).

X Noot
2

1. Eindrapportage van de werkgroep IBO natuur Inderdepartementaal beleidsonderzoek, 2008–2009 (Kamerstuk 31 588, nr. 3) van 2 maart 2010.

2. Tweede Verslag van het Comité van Toezicht ILG (Kamerstuk 29 717, nr. 18) van 23 november 2010.

3. Reactie op verzoeken van de commissie aangaande Groot project EHS en Midterm Review ILG (Kamerstuk 30 825, nr. 64) van 16 december 2010.

4. Kavelruil (n.a.v. spoeddebat over Oostvaarderswold, Oostvaardersplassen en herijking van de EHS) (Kamerstuk 30 825, nr. 72) van 18 februari 2011.

5. Voortgang van de uitvoering van de plannen van het kabinet op het gebied van natuur en landschap om mogelijk te komen tot een herijkte EHS met ambitie (Kamerstuk 30 825, nr. 69) van 16 februari 2011.

6. Reactie over het bericht op de site van het Agrarisch Dagblad (AGD) inzake onteigening door provincies (Kamerstuk 30 825, nr. 68) van 8 februari 2011.

7. Aanwijzingsbesluiten Natura 2000 (Kamerstuk 32 500 XIII, nr. 167) van 31 december 2010.

8. Voortgang hoger beroep Gedragscode Unie van Waterschappen (UvW) (Kamerstuk 29 446, nr. 72) van 16 februari 2010.

9. Aanbieding van het Alterra rapport over het recreatief gebruik van ecoducten (Kamerstuk 32 500 XIII, nr. 166) van 28 december 2010.

10. Aanpak Natura 2000 (Kamerstuk 32 670, nr. 1) van 23 februari 2011.

11. Reactie op verzoek commissie betreffende de uitwerking van de Verklaring van Linschoten (Kamerstuk 30 825, nr. 67) van 1 februari 2011.

12. Afschrift van de brief aan Gemeente Dinkelland inzake Natura 2000 in Dinkelland (2011Z02481) van 8 februari 2011.

13. Reactie op verzoek commissie op het rapport van de Stichting Instituut Quatro «Natura 2000 – Europese verplichting en Nederlandse «koppen»» (2011Z01271) van 25 januari 2011.

14. Commissie Elverding (Kamerstuk 29 385, nr. 62) van 10 februari 2011.

15. Afschrift van het antwoord op de brief van de Stichting IQuatro m.b.t. het Nederlandse uitvoeringskader Europese verplichtingen ingevolge Natura 2000 (2011Z04154) van 2 maart 2011.

16. Reactie op verzoek commissie op het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) over de herijking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (Kamerstuk 30 825, nr.  73) van 9 maart 2011.

17. Verslag van een schriftelijk overleg inzake de stand van zaken grote grazers Oostvaardersplassen (Kamerstuk 32 563, nr. 11).

Naar boven