3 Raad voor Concurrentievermogen d.d. 29 en 30 november 2018

Aan de orde is het VSO Raad voor Concurrentievermogen d.d. 29 en 30 november 2018 (21501-30, nr. 445).

De voorzitter:

Aan de orde stel ik een voortzetting van het schriftelijk overleg over de Raad Concurrentievermogen van 29 en 30 november 2018. Daartoe hebben wij van de zijde van het kabinet de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat uitgenodigd; welkom in ons midden. Van de zijde van de Kamer hebben zich twee sprekers gemeld die ik beiden twee minuten spreektijd geef. De eerste spreker is de heer Sjoerdsma van de fractie van D66.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Een bijzonder goede morgen. We gaan het inderdaad kort hebben over het VSO Raad voor Concurrentievermogen. Wat mij betreft was het een heel goed schriftelijk overleg met heel veel tevredenstellende antwoorden. Op één punt zou ik het kabinetsbeleid nog een klein beetje willen aanscherpen. Dan gaat het vooral over de Europese inzet op het gebied van innovatie en onderzoek. Deze is onwaarschijnlijk belangrijk voor de Nederlandse economie, voor het Nederlandse mkb en om de klimaatdoelstellingen te kunnen halen. Ook onwaarschijnlijk is de hoeveelheid geld die vervolgens weer terug naar de Nederlandse economie en maatschappij vloeit. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie voorstelt het Europees kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, Horizon Europe, uit te rusten met een budget van 94 miljard euro;

constaterende dat het Europees Parlement erop aanstuurt om dit programma uit te rusten met 120 miljard euro;

overwegende dat een robuust programma bijdraagt aan het versterken van de concurrentiepositie van onze bedrijven en kennisinstellingen, aan het ondersteunen van het innovatieve mkb en aan het behalen van de Europese klimaatacties;

overwegende dat een verschuiving van het budget voor de landbouwfondsen naar onderzoek en innovatie bijdraagt aan meer duurzame economische groei en essentieel is om de ontwikkelingen buiten Europa bij te houden;

verzoekt de regering tijdens de onderhandelingen over Horizon Europe te pleiten voor een budget van 120 miljard voor dit programma,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 447 (21501-30).

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sjoerdsma. Dan gaan we naar de volgende spreker, de heer Alkaya van de Socialistische Partij.

De heer Alkaya (SP):

Dank, voorzitter. Op de agenda van de Raad Concurrentievermogen staat ook de toekomst van de interne markt. Een belangrijk vraagstuk daarbij is welke diensten verplicht moeten worden aanbesteed en welke ook op Europees niveau verplicht moeten worden aanbesteed. Het kabinet zegt daarover in de antwoorden in het schriftelijk overleg dat het ook inziet dat gemeenten hier in de praktijk daadwerkelijk knelpunten kunnen ervaren, bijvoorbeeld bij administratieve lasten, maar ook omdat er wellicht concessies moeten worden gedaan op het gebied van kwaliteit. Dit is uiterst onwenselijk. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten momenteel knelpunten ervaren bij het nieuwe aanbestedingsregime voor sociale en andere specifieke diensten en dat het grensoverschrijdende karakter van zorg afwezig is;

van mening dat bij de inkoop van zorg door overheden kwaliteit van zorg boven concurrentieoverwegingen gaat;

verzoekt de regering tijdens de Raad Concurrentievermogen te pleiten voor een herziening van het inkoopregime voor sociale en andere specifieke diensten waarbij een keuze voor aanbesteding niet tot een Europese aankondiging hoeft te leiden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Alkaya en Hijink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 448 (21501-30).

Een interruptie van mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Een vraag om toelichting aan de SP. Wat bedoelt u met andere specifieke diensten?

De heer Alkaya (SP):

Het kan over allerlei diensten gaan die in dit geval verplicht aanbesteed moeten worden. Het gaat over jeugdzorg, hulp bij het huishouden en dat soort diensten die onder de richtlijn vallen, onder de internemarktregels. Wij zouden graag zien dat een keuze van gemeenten om dit soort diensten aan te besteden niet per se Europees hoeft, want in de praktijk is het natuurlijk ondenkbaar dat bijvoorbeeld de jeugdzorg in een bepaalde gemeente in Nederland door een Italiaans bedrijf of door een Iers bedrijf gedaan zal worden. Dus de kosten daarvan wegen heel vaak niet op tegen de baten.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Alkaya. Dan wachten wij even totdat de staatssecretaris de moties heeft. Ik schors voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De staatssecretaris.

Staatssecretaris Keijzer:

Dank u wel, voorzitter. De eerste motie, die van de heer Sjoerdsma, moet ik ontraden. De besprekingen over het budget voor Horizon Europe mogen wat het kabinet betreft niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming met betrekking tot het Meerjarig Financieel Kader, dus de begroting van de Europese Unie voor de komende jaren. We zetten in op een ambitieus, gemoderniseerd en financieel houdbaar Meerjarig Financieel Kader, conform het regeerakkoord. Innovatie is een van de punten die wat ons betreft steviger verankerd moeten worden in dat nieuwe MFK. Alle programma's moeten bijdragen aan de gewenste modernisering, alsook de financiële houdbaarheid van het MFK.

Wat de hoogte van de budgetten betreft stelt de Europese Commissie een hoger MFK voor. Nederland pleit juist voor een significante neerwaartse aanpassing. Dus hoewel ik het belang van innovatie en onderzoek zie, zeker gezien de economische effecten daarvan, is het nu niet opportuun om voor één onderdeel van het Meerjarig Financieel Kader te pleiten voor een hoger budget, al was het maar omdat er ook andere belangen zijn, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de structuurfondsen, waaronder het Europees Sociaal Fonds, en de benodigde investeringen in een betere grensbewaking om irreguliere migratie tegen te gaan.

Voorzitter, dan de tweede motie, die van de heer Alkaya en de heer Hijink. Daarin wordt gevraagd om tijdens de Raad Concurrentievermogen te pleiten voor een herziening van het inkoopregime voor sociale en andere specifieke diensten. Ten eerste. Het is misschien een beetje raar om te zeggen, maar zo werkt Brussel niet. Je kan niet tijdens Europese Raden opeens met een punt komen dat niet op de agenda staat. Dat gaat toch wat zorgvuldiger, zou ik bijna willen zeggen. Ten tweede is wat in deze motie staat het beleidsterrein van de minister van VWS. Hij is hier ook mee bezig en daarom wil ik daarnaar verwijzen en ontraad ik voor dit moment deze motie, ook al is in het regeerakkoord opgenomen dat het de wens is om daar waar de Europese regelgeving ten aanzien van aanbesteden knelpunten oplevert, EU-regelgeving op onderdelen aan te passen. Maar ik kan hier op dit moment niet zo uit het blote hoofd zeggen hoever de collega van VWS daarmee is. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Een vraag van de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Maar de toekomst van de interne markt staat wel op de agenda. Een onderdeel daarvan is natuurlijk: in welke mate moeten bedrijven uit EU-lidstaten mee kunnen doen met aanbestedingen in andere lidstaten door gemeenten en andere overheden in andere lidstaten? Het is dan toch niet gek dat ik deze staatssecretaris, die daar zit en over de toekomst van de interne markt praat, vraag om een standpunt aan de orde te stellen dat volgens mij ook een standpunt van het kabinet is? Dat lijkt mij juist heel logisch.

Staatssecretaris Keijzer:

Dat vindt de heer Alkaya heel erg logisch, maar ik vind dat wat minder logisch, omdat de aanbestedingsrichtlijn als zodanig niet op de agenda staat. Daarnaast gaat deze motie over aanbesteden in het sociale domein. Daar is de minister van VWS voor verantwoordelijk. Hij is daar ook mee bezig. Ik kan daar op dit moment niets over zeggen. Dus als de heer Alkaya iets voor elkaar wil krijgen, is het misschien beter om wat eerder hierover te communiceren, want dan kan er nog contact gezocht worden met collega's en kan bezien worden of ik hier, als staatssecretaris van Economische Zaken, een oordeel kan geven over een motie die echt thuishoort in een ander gremium.

De voorzitter:

Meneer Alkaya, afrondend.

De heer Alkaya (SP):

Tot slot, voorzitter. Dank voor de suggesties van de staatssecretaris. Zij heeft lang in de Kamer gezeten, maar zij weet natuurlijk ook dat de antwoorden op de schriftelijke vragen uit het schriftelijk overleg met haar gisteravond zijn binnengekomen. Normaal gesproken zou je hier inderdaad van tevoren goed overleg over moeten hebben, maar zij zit straks in de Raad voor Concurrentievermogen en wij gaan er vanmiddag over stemmen. Als de antwoorden pas gisteravond zijn binnengekomen, is het een beetje makkelijk om te zeggen: geef me ietsje meer tijd om met de minister te overleggen. Bovendien spreekt zij hier namens het kabinet. Zij gaat Nederland in Europa vertegenwoordigen tijdens een bijeenkomst waarin over de toekomst van de interne markt wordt gesproken. Ik vind dit dus echt niet het sterkste antwoord van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Keijzer:

Dat kan echt zo zijn, maar ik weet hoe het hier werkt. Ik weet ook dat deze aanbestedingsdiscussies in de commissie voor VWS werden gevoerd toen ik hier nog zat als Kamerlid. Als de lijn van de heer Alkaya doorgetrokken wordt, kunt u mij hier op dit moment ook bevragen over de Defensie Industrie Strategie, want daar zijn ook Nederlandse bedrijven bij betrokken. Het enige wat ik zeg, is: laten we het een beetje op een ordentelijke manier met elkaar doen. Deze aanbestedingsrichtlijn als zodanig staat niet op de agenda. Daarom zeg ik hier, hoezeer ik u ook ter wille ben — zo kent u mij ook; daar waar ik iets kan betekenen, wil ik dat ook doen — dat u dit op het juiste moment aan het orde moet stellen. Dan kan ik ook via de minister van VWS kijken of ik hier iets over kan zeggen. Op dit moment overvalt u mij hiermee. Het is de bevoegdheid van de minister van VWS. Die is daar trouwens ook druk doende mee, zoals de Kamer in den brede ook zou moeten kunnen weten, want de hele Kamer ontvangt de brieven van het ministerie van VWS.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Sjoerdsma heeft nog een vraag.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ja, over de Defensie Industrie Strategie. Nee hoor, ik kom nog heel even terug op de motie.

De voorzitter:

Op uw eigen motie, denk ik.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ja, op mijn eigen motie inderdaad. Eigen moties eerst. Ik ben een beetje bedroefd over het oordeel van de staatssecretaris over mijn motie. Ik wil eventjes kijken of ik haar goed begrijp. Innovatie en onderzoek zijn voor Nederland enorm belangrijk. Het geld dat Europees aan innovatie en onderzoek wordt uitgegeven komt disproportioneel terug de Nederlandse economie, de Nederlandse wetenschap en de Nederlandse maatschappij. Zegt deze staatssecretaris nu: wij zijn akkoord met dit niveau, met de hoeveelheid geld die Horizon Europe gaat krijgen? Of zegt ze: nee, wat het kabinet betreft mag er wel degelijk meer geld naar innovatie gaan; dat vinden wij belangrijk?

Staatssecretaris Keijzer:

Ik ben mij bewust van de hoeveelheid geld die via het Horizon 2020-programma van de afgelopen zes jaar terugkomt in de Nederlandse economie. We doen het buitengewoon goed. Ik ben mij er ook zeer van bewust dat innovatie echt het verdienvermogen van de Nederlandse economie van de toekomst gaat bepalen. Zo communiceer ik daar ook altijd over. Wat ik hier net heb gezegd, is dat het kabinet tot een integrale beoordeling wil komen van de voorstellen en dat het uiteindelijk in samenhang beziet of het voorstel dat op tafel ligt, ook past bij de manier waarop Nederland kijkt naar de Europese begroting. De heer Sjoerdsma haalt hier een onderdeel uit naar boven. Dat is terecht hoor wat mij betreft, maar daarnaast zitten er in de Europese begroting andere budgetten, zoals voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en voor het investeren in grensbewaking en het reguleren van migratie. De heer Sjoerdsma loopt toch wat op de zaken vooruit. Daarom heb ik deze motie ontraden.

De heer Sjoerdsma (D66):

Het klopt natuurlijk dat ik soms dingen wat sneller wil dan kan, maar mijn vraag was de volgende en die is toch belangrijk, zeker als we het ook over de inzet van dit kabinet met betrekking tot het MFK hebben. De staatssecretaris zegt dat we alles in z'n integraliteit moeten bekijken. Tot uw dienst, maar wij moeten ook weten wat de inzet van het kabinet is. Als je nu kijkt naar innovatie, is het kabinet dan tevreden met wat de Commissie neerlegt? Of zeggen we als Nederland: hm, daar kan wel een tandje meer bij?

Staatssecretaris Keijzer:

Volgens mij is daar op 8 november in deze Kamer een urenlang debat over geweest met minister Blok en minister Hoekstra. Daarin is uitgebreid gesproken over de insteek van het kabinet bij het Meerjarig Financieel Kader. De heer Sjoerdsma vraagt dus een beetje naar de bekende weg. Los daarvan heb ik net in drie instanties volgens mij uiteengezet dat wij integraal kijken naar het Meerjarig Financieel Kader, met uiteindelijk als doel om te voorkomen dat de rekening van het vertrek van het VK volledig bij Nederland wordt neergelegd.

De voorzitter:

Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de plenaire voortzetting van het schriftelijk overleg Raad voor Concurrentievermogen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de ingediende moties vinden vandaag aan het einde van de middagvergadering plaats.

Naar boven