3 Telecommunicatierichtlijnen

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen (32549).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Morgen is het 9 juni en morgen is het een jaar geleden dat ik werd gekozen tot volksvertegenwoordiger. Vandaag blijkt het belang van deze taak, want vandaag zijn de ogen van de digitale wereld op ons gericht. Vandaag zijn de ogen van morgen op ons gericht. Een toekomst zonder internet is immers ondenkbaar en mobiele telefonie is nooit meer weg te denken. Vandaag debatteren we over de wet voor het internet en de mobiele telefoon, de Telecommunicatiewet.

De inzet van dit debat is hoog. Het gaat over termen die online gevleugeld zijn, maar ook over zaken die heel goede uitleg behoeven. Ik noem bijvoorbeeld de term cookies, kleine databestandjes op ieders computer, of deep packet inspection, digitale spionage, de virtuele gleufhoed die in uw computer gluurt. En natuurlijk netneutraliteit, een open en vrij toegankelijk internet, zonder dat telecomproviders bepalen wat u doet, bekijkt of downloadt. Een nauwkeurige omgang met deze begrippen is cruciaal, want er is al snel verwarring. Dat is de afgelopen tijd in de debatten die wij in de Kamer gevoerd hebben, ook gebleken. Een klein detail kan een wereld van verschil betekenen. Een enkel woord kan het verhaal al veranderen, en zelfs een letter kan al doorslaggevend zijn. Neem bijvoorbeeld het verschil tussen de letter t en de letter p: dat geeft het verschil tussen netneutraliteit en nepneutraliteit. Ik kom daar straks op terug.

Die nauwkeurigheid en het belang van die nauwkeurigheid is de reden dat ik met een aantal collega's hier in de Kamer aan de gang ben gegaan en dat wij een aantal wetswijzigingen hebben ingediend. Zo wil D66 samen met de PvdA, de SP en GroenLinks een vrij en open internet in de wet vastleggen, netneutraliteit. Dat is een unieke en historische gebeurtenis waar ik, als het daadwerkelijk zal gebeuren, als Nederlander trots op zou zijn, want ik zei het al: internet is niet meer weg te denken uit ons leven. Het verbindt geliefden op afstand via Skype, het brengt jongeren met elkaar in gesprek op WhatsApp en het geeft ons een miljardenselectie aan filmpjes op YouTube. Zonder internet is het leven moeilijk. Het is lastig om te solliciteren. Het is moeilijk om je administratie bij te houden als je geen internet hebt en zonder internet moet je de kroeg in om een partner te zoeken. Je moet er toch niet aan denken!

D66 ziet internet dan ook als een grondrecht. Mensen moeten de beschikking hebben over alle informatie die op het internet te vinden is en toegang tot alle diensten, alle toepassingen en alle applicaties, zonder blokkades, zonder vertragingen en zonder filter voor commerciële doeleinden. Je moet zelf kunnen bepalen welke informatie je gebruikt. Voor D66 zijn er vandaag dan ook twee topprioriteiten. De eerste is netneutraliteit en de tweede is privacy. Ik ga eerst kort in op het maatschappelijk belang van het internet en dan ga ik inzoomen op deze twee onderwerpen.

Je zou je het internet kunnen voorstellen als een grote wolk van vele verbindingen, een netwerk van vele digitale snelwegen die als het ware verbonden zijn met elkaar, maar die ook allerlei opritten tot en afritten van de digitale snelweg hebben. Op de digitale snelweg rijden allemaal busjes vol met data. Deze rijden van aanbieders van websites en applicaties naar de computers in alle huiskamers en andersom. Het mooie van het internet is ook dat het interactief is. Het is een tweerichtingsverkeer: je kunt uploaden en je kunt downloaden. In deze complexe keten zijn natuurlijk heel veel spelers en schakels actief. Er zijn bedrijven die websites en online diensten ontwerpen, er zijn servers die websites online zetten en er zijn providers – KPN, Vodafone, maar ook Ziggo – die bedrijven en consumenten toegang verlenen tot het internet. Laat ik er heel duidelijk over zijn, want er wordt nog wel eens gedaan alsof het anders is: iedere gebruiker van internet betaalt voor de toegang tot internet. Dat is gewoon de factuur die je krijgt van KPN, van T-Mobile of van UPC als je gebruik maakt van internet of mobiel internet. Ook grote aanbieders van internet en webapplicaties als Google of Facebook betalen aan gespecialiseerde bedrijven om hun diensten te kunnen en te mogen aanbieden. Er wordt dus al betaald voor het internet, laat dat duidelijk zijn.

Daarom is het raar dat tolheffer Vodafone nu extra geld van Google wil voor bijvoorbeeld filmpjes van YouTube. Dat is raar, want daar betaalt de consument al voor en Google ook, net als Apple of iedere mkb'er die een website opent. Hetzelfde rare, nare gevoel hebben wij bij het plan om extra geld te vragen voor een mobiele dienst als WhatsApp, want de consument betaalt daar al voor via zijn abonnement. D66 wil dat zo'n abonnement all-in is. Wij willen geen splinternet. Het uitzonderen van stukjes internet mag niemand, dus ook providers niet. Zij zijn niet de baas over het internet. Niemand is de baas over het internet. En dat is maar goed ook, want waren de providers wel de baas over internet, dan worden zij al snel hebberige poortwachters die extra vragen voor het doorlaten van die populaire diensten.

Ik benadruk ook nog maar eens dat providers geld kunnen verdienen met het internet. Natuurlijk kan dat, niet door inhoudelijk te screenen en selectief te belasten of zelfs te blokkeren, maar wel door verschillende abonnementen te maken op basis van snelheid of op basis van de omvang van het dataverkeer.

Ik ga nu in op de netneutraliteit. Het is een trending topic op Twitter "Red het net". Ik heb veel tweets gekregen. Die actie is ook aangewakkerd door de roep van providers om de consument extra te laten betalen voor mobiele internetdiensten en om websites te filteren en zelfs te blokkeren. Laat ik eerlijk zijn, ik zie dat als een brevet van onvermogen. Ik zie het als een teken van jaloezie en als een gebrek aan creativiteit en innovatie. Nogmaals, de consument moet te allen tijde toegang hebben tot het gehele internet, zonder tussenkomst en zonder beperking. Door het opleggen van tarieven op specifieke diensten of het afknijpen daarvan kan de consument niet bij alle informatie. Een provider die ziet wat internetters doen, schendt de privacy. Een provider die bepaalt wat de internetter kan zien, doet aan censuur. Dat willen wij niet. Als toegangverleners als KPN en Vodafone geld willen van Google of andere leveranciers van diensten, staat de wereld op zijn kop, want providers moeten de aanbieders van apps en sites juist dankbaar zijn. Zonder hen was namelijk niemand te porren voor een internetabonnement. Laten we dat niet vergeten. Maar nog belangrijker, als grote spelers als Google en Apple extra gaan betalen aan die providers, willen zij daar vast iets voor terugzien. Zij zullen daar bijvoorbeeld voorrang op het internet voor willen krijgen ten opzichte van hun kleine concurrenten. Dan krijg je een wereld waarin de hoogste bieder het internet domineert. Is dat wat we willen? Nee, dat is niet wat we willen.

Mevrouw Schaart (VVD):

Voorzitter. De heer Verhoeven zegt dat er absoluut niet getarifeerd en gedifferentieerd mag worden, maar in de toelichting op het gewijzigde amendement staat heel duidelijk "Zo kan de aanbieder een los abonnement aanbieden voor mobiel bellen via VoIP in plaats van met de gewone mobiele telefoondienst". Hoe verklaart hij dat?

De heer Verhoeven (D66):

Wat mevrouw Schaart zegt, klopt. Het is niet de bedoeling dat er voor bepaalde diensten gedifferentieerd extra belast wordt. Die aanname klopt. Het amendement is daar volledig mee in lijn. Maar als mevrouw Schaart nog een stukje verder leest, ziet zij dat het buiten de categorie valt van het betalen voor een bepaalde dienst die wordt doorgegeven, omdat het namelijk niet gezien wordt als een internettoegangsdienst maar een telefoondienst. Dat wordt heel duidelijk in het amendement beschreven en daar maken wij precies het verschil tussen internettoegang en telefoondienst.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, mijnheer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):

Waar was ik ook alweer gebleven? Ik was gebleven bij de opmerking dat het niet wenselijk is dat de hoogste bieder het internet domineert. Dat willen wij niet. In die situatie worden internetters immers gedwongen om slechts één videowebsite of zoekmachine te gebruiken, terwijl zij er verschillende willen kunnen gebruiken. Voor de consument is het heel vervelend als hij geen keuze kan maken, maar het is nog erger voor Nederland. Het maakt immers innovatie kapot, het vernielt het eerlijke speelveld en het discrimineert nieuwkomers.

In wat voor land leven wij dan? Een land waarin grote en gevestigde partijen zich nog gemakkelijker kunnen weren tegen nieuwkomers die zich niet zomaar kunnen inkopen en tegen kritische consumenten die vrije informatie willen vergaren. In dit land, het land van de nieuwe VVD, was een innovatieve starter als Layar niet ontstaan. Google met zijn Google Maps had dan immers gevraagd om Layar af te knijpen of zelfs te blokkeren als zware dienst. Wel zo makkelijk. Daarom staat D66 voor echte netneutraliteit. Wij zeggen: alleen nepliberalen kiezen voor nepneutraliteit. Het is als winkelen op zondag: als je ergens voor bent, moet je er ook voor gaan.

Mevrouw Schaart (VVD):

Volgens mij is wat de VVD wil een supermarkt vol met pakken melk die allemaal hetzelfde kosten. Ik heb nog een inhoudelijke vraag over VoIP, waarover wij het net hadden. De heer Verhoeven zegt netneutraal te zijn en geen onderscheid te maken naar diensten. In de toelichting op het amendement zie ik echter staan dat hij het abonnement waarover wij het zojuist hebben gehad, ziet als telefoondienst en het overige verkeer als internetdienst. Dan maakt hij toch juist een onderscheid naar diensten?

De heer Verhoeven (D66):

Een pak melk is iets anders dan een pak chocomel, een fles cola of een blok kaas.

Mevrouw Schaart (VVD):

Halfvolle melk blijft halfvolle melk.

De heer Verhoeven (D66):

Halfvolle melk blijft halfvolle melk, maar als je hem te lang laat staan dan wordt hij zuur. Die zuurgraad willen wij zo laag mogelijk houden. Natuurlijk moet je onderscheid maken tussen verschillende diensten. Sterker nog, dat is cruciaal. Het is cruciaal dat je onderscheid maakt tussen bellen en het toegang verlenen tot internet. Bellen is een andere functie, een andere dienst, dan toegang verlenen tot internet. Dat er bedrijven zijn die beide functies combineren, die beide doen, is een van de redenen waarom dit amendement zo belangrijk is.

Mevrouw Schaart (VVD):

Telecomproviders mogen geen onderscheid maken naar diensten of verkeer, maar met dit amendement wordt dat toch geregeld. De provider moet immers toch kijken of het een VoIP-abonnement is of een abonnement voor gewoon internetverkeer. Hoe verklaart de heer Verhoeven in dit geval de privacy van de gebruiker, van de abonnee? Hoe kan hij die garanderen? Er wordt dan toch gewoon gekeken naar de inhoud van wat zij doen op het internet?

De heer Verhoeven (D66):

Dat lijkt zo te zijn, maar in dit geval is er zo'n duidelijk onderscheid tussen de twee diensten dat helemaal niet in de huiskamer van de consument gekeken hoeft te worden om het onderscheid te zien. Er is dus echt sprake van een misverstand. Dat wordt in het amendement heel duidelijk uitgelegd.

Mevrouw Schaart (VVD):

Ik begrijp het nog niet.

De heer Verhoeven (D66):

Dan moet mevrouw Schaart het amendement misschien nog één keer lezen.

Die laatste passage was belangrijk, namelijk dat D66 daarom voor echte netneutraliteit staat, dat alleen nepliberalen kiezen voor nepneutraliteit en dat het is als winkelen op zondag: als je ergens voor bent, dan moet je er ook voor gaan.

Ik ga naar een aantal uitzonderingen. Uiteraard mogen wij de ogen niet sluiten voor een aantal uitzonderlijke aspecten, zoals spam, digitale files, ook wel congestie geheten, en cyberaanvallen. Dat hebben wij in het amendement dus ook netjes geregeld.

De kindvriendelijke abonnementen zijn een iets ander verhaal. Laat ik vooropstellen dat niemand kinderen in aanraking wil brengen met de donkere zijden van het internet. Dat hebben wij in de toelichting van het amendement ook duidelijk ondervangen. Het is de vraag – dat is voor ons ook heel duidelijk de vraag geweest – of filters van een provider het continu vernieuwende internet kunnen temmen, of zij dat kunnen bijhouden. Effectief is volgens ons – daar hebben wij goed naar gekeken – filteren bij de internetter zelf, dus op de pc of via de eigen router. Dit laat het amendement, zo wil ik nadrukkelijk hebben gezegd, ruimhartig en probleemloos toe.

De heer Dijkgraaf (SGP):

In de toelichting is enige tekst hierover opgenomen. De heer Verhoeven weet dat wij graag zouden zien dat ook in de wetstekst wordt geregeld dat providers die vanuit ideële motieven gesloten internet bieden, de ruimte krijgen, mits dat geen gat schiet in wat hij eigenlijk bedoelt. Is de heer Verhoeven het met mij eens dat we het wel in het wetsvoorstel kunnen regelen als we gezamenlijk tot een formulering komen die ervoor zorgt dat er geen gat in komt en als de minister kan zeggen dat hij daar geen problemen mee heeft?

De heer Verhoeven (D66):

Ik kan niet op voorhand zeggen dat ik het daarmee eens ben. Wij hebben hier heel goed naar gekeken. Netneutraliteit is een principe; het is een gedachte die inhoudt dat je niet filtert, niet blokkeert en niet bepaalt waar de internetter al dan niet bij kan. Dat heeft een heleboel voordelen en dat zou in dit geval ook een gevaar kunnen opleveren, wat ik zojuist heb geschetst. Wij hebben gezocht naar een formulering die in het wetsvoorstel past, maar bij elke formulering schiet je een gat – je zou het een klein gaatje in de dijk kunnen noemen – waar steeds meer water door sijpelt. Wij zien dit als een gat dat steeds groter wordt en steeds meer misbruikt wordt en uiteindelijk het hele principe van netneutraliteit teniet doet. Wij hebben er dus naar gezocht en we hebben geprobeerd om de SGP en andere partijen op dit punt tegemoet te komen. Daar hebben wij echt ons best voor gedaan, maar dat is vooralsnog niet gelukt. Ik ben ook heel benieuwd naar wat de minister daar zo dadelijk over zegt. Wij zijn ontzettend welwillend, maar het is juridisch heel moeilijk.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De heer Verhoeven zegt nee, maar volgens mij bedoelt hij eigenlijk ja. Ik zei juist: "als we een formulering kunnen vinden". Ik zeg niet dat we deze al hebben. Ik heb gewezen op de mogelijkheid tot een formulering die ervoor zorgt dat er geen gat in de dijk komt, maar stel dat de dijk ontploft. Ik ben het namelijk met de heer Verhoeven eens dat de motie-Braakhuis dan niet kan worden uitgevoerd en dat het amendement dan net zo goed niet kan worden ingediend. Maar als we die formulering kunnen vinden, neem ik aan dat de heer Verhoeven zo liberaal is dat hij zegt: laat 1000 bloemen bloeien en als ouders dat graag willen, waarom zou ik klanten die een goede provider vinden dan dwarszitten?

De heer Verhoeven (D66):

Het volgende kan ik toezeggen. Als we die formulering vinden, op voorwaarde dat er geen gat wordt geschoten in wat wij met dit amendement willen bewerkstelligen, zullen we dat in de tekst van het wetsvoorstel opnemen. De heer Dijkgraaf heeft gezegd dat hij die formulering nog niet heeft. Ik heb de formulering die de heer Dijkgraaf voorstelt ook nog niet gezien.

Mevrouw Schaart (VVD):

Ik heb nog steeds een beetje moeite met het begrip "netneutraliteit". De heer Verhoeven komt steeds meer in de richting van "nepneutraliteit". Stel dat de heer Verhoeven en ik een VoIP-dienst beginnen, dan kan dat feitelijk niet, want dat is een telefoondienst in de veronderstelling van de heer Verhoeven en dat is dan geen internetdienst meer. Wat betekent dat voor start-ups, voor nieuwe innovatieve bedrijven die dat soort diensten willen aanbieden aan de consument in de Nederland?

De heer Verhoeven (D66):

Hoe vaker je over een onderwerp heen-en-weer gaat pingpongen, hoe minder productief het wordt. Ik stel voor om in de tweede termijn terug te komen op het punt dat mevrouw Schaart een aantal keer heeft aangehaald. Ik heb het stuk uit het amendement duidelijk voorgelezen waarin staat dat wij onderscheid maken tussen de diensten en de grofmazigheid daarin. Er is volgens mij geen enkel probleem met netneutraliteit. Wij hebben hier goed naar gekeken. Mevrouw Schaart doet voorkomen dat dit een groot probleem oplevert. Ik neem aan dat zij dit oprecht doet, maar ik moet het straks nog even goed bekijken. In de tweede termijn kom ik erop terug, dat beloof ik mevrouw Schaart.

Mevrouw Schaart (VVD):

Dat is in essentie precies het probleem dat ik met dit amendement van de heer Verhoeven en collega's heb. Ik kan er nu al heel veel gaten in schieten. Mij gaat het erom dat dit complexe materie is en dat er in Europa wordt gekeken naar regelgeving op dit gebied. Ik vraag mij af waarom de heer Verhoeven daarop niet wil wachten. De heer Pechtold, zijn fractievoorzitter, heeft de heren Rutte en Verhagen wel eens verweten, niet ver over de dijken te kijken, maar ik kan dat nu de heer Verhoeven verwijten.

De heer Verhoeven (D66):

Ik kijk heel ver over de dijken. Zojuist heb ik tegen de heer Dijkgraaf gezegd dat ik ook naar de sterkte van de dijken kijk. Ik twijfel niet aan de sterkte van deze dijk, op geen enkel moment. Dit is een netneutraal amendement, zoals mevrouw Schaart best weet. Zij komt zo meteen zelf met een amendement. Daar zal mijn fractie nog even naar kijken. Ik denk dat het duidelijk is: ik kom er in de tweede termijn op terug.

De voorzitter:

Dat is heel goed, maar ik zit een beetje met de tijd. U zat net al aan de tien minuten.

De heer Verhoeven (D66):

Ik had twintig minuten aangevraagd, maar ben ruim over de helft.

De voorzitter:

Twintig minuten? Op alle gekopieerde lijsten staat echt tien minuten, net als bij iedereen.

De heer Verhoeven (D66):

Ik zou het toch graag afmaken. Ik zal er snel doorheen gaan.

De voorzitter:

Alstublieft, dat is de strekking. We hebben echt niet eindeloos de tijd vandaag.

De heer Verhoeven (D66):

Dat ga ik doen, geen probleem. Ik wist het alleen niet.

Ik heb net al iets over de uitzonderingen gezegd. De rest sla ik even over. Over die uitzonderingen heb ik gezegd dat er soms geen grijswaarde is. Je bent verliefd of je bent het niet, je bent zwanger of je bent het niet en je bent netneutraal of je bent het niet. Als deze wetswijziging doorgevoerd wordt, zijn wij na Chili het tweede land ter wereld dat netneutraliteit wettelijk afdwingt. Er zijn doemberichten over onvoldoende keuzevrijheid en maatwerk, over hogere tarieven en zwaardere netwerkbelasting en over minder innoveren en investeren, maar dat zijn allemaal schijnscenario's. Eerlijk is eerlijk, netneutraliteit zal ons en zeker ook de consument geen windeieren leggen.

Geen Skypeheffing, geen WhatApp-tax, geen YouTube-boete, maar gewoon vrij internetten, met vrije toegang tot alles voor en door iedereen. Ik vraag dan ook een reactie van de minister op ons amendement.

Met de toename van ICT vervagen de grenzen. Veel informatie wordt op dit moment bewust en onbewust aan het internet toevertrouwd. Onze jeugd zit op Hyves en op Facebook en zelf zit ik wel eens op Twitter. Dat roept natuurlijk de vraag op of deze openbaarheid van informatie wel wenselijk is. In hoeverre moeten privacyinstellingen op nul of op maximaal worden gezet? Ik kom daar nog op terug.

Een van de aspecten over het worden gevolgd zonder dat men dat weet, zijn de cookies. De heer Van Bemmel gaat daar straks nog uitgebreid op in. Het is goed te weten dat er elke dag een man met een regenjas aan en een gleufhoed op de onwetende internetter bespiedt en beloert, om te weten te komen naar welke etalages hij tuurt. Vervolgens zal deze man op basis van die informatie allerlei aanbiedingen in de brievenbus stoppen. Daarom onderschrijven wij het amendement van de heer Van Bemmel om ondubbelzinnig toestemming te vragen voor deze manier van werken.

Deep packet inspection (DPI) mag niet worden vergeten. Recent heeft KPN trots gemeld dat DPI wordt gebruikt om het internetgedrag van de abonnees te screenen. Het wordt wellicht te goeder trouw gedaan, maar dat daarmee de man met de gleufhoed KPN wordt en KPN de man met de gleufhoed, wordt vergeten. Het volledige internetverkeer wordt gevolgd. Dat kan niet de bedoeling zijn.

Vreemd genoeg heeft het voorliggende wetsvoorstel geen aandacht voor het afluisteren op internet. Er zijn wel bepalingen in het Wetboek van Strafrecht, waarin staat dat het aftappen van informatie niet zomaar mag. Het handhaven heeft echter geen prioriteit gekregen. Om die reden hebben wij een amendement ingediend. Wij willen goed definiëren waar het om gaat en de OPTA de rol van controleur geven. Zo wordt het allemaal beter geregeld.

Het voordeel is dat op die manier een ontbrekend onderdeel van de e-privacyrichtlijn wordt ingevoerd en dat scheelt weer inbreukprocedures vanuit de Europese Commissie. Ik hoop dat de minister dit amendement zal omarmen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Heeft de heer Verhoeven met dit amendement de bedoeling DPI door alle organisaties onmogelijk te maken?

De heer Verhoeven (D66):

Er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen. Er kan ook toestemming vooraf worden gegeven. In ons amendement staat een aantal passages waarin de mogelijkheid staat van toestemming vooraf door de internetgebruiker. Het gaat hier met name om het toestemming geven tot.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat betekent dat bedrijven die al jarenlang gebruikmaken van DPI daarmee moeten stoppen, totdat zij op enigerlei wijze toestemming hebben gekregen van hun klanten aan wie zij internet leveren.

De heer Verhoeven (D66):

Met inachtneming van de ingangsdatum van de wet, is het de bedoeling dat de onwenselijke varianten van DPI, dus het afluisteren op internet, gewoon stopt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Wat zijn onwenselijke vormen van DPI? Ik begrijp het niet.

De heer Verhoeven (D66):

Op basis van het internetgedrag van mensen wordt informatie vergaard om verdienmodellen te bedenken. Deze manier van afluisteren vinden wij niet wenselijk. Alles wat inbreuk doet op de privacy en het turen naar het internetgedrag van anderen, willen wij voorkomen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik vind het niet duidelijker worden. DPI betekent gewoon dat men kijkt naar wat er wordt verstuurd. Het betekent niet dat alles wordt uitgepakt, maar wel dat er met hashcodes kan worden gefilterd op bepaalde plaatjes. De heer Verhoeven zegt dat hij dat wil tegengaan, maar hij brengt wel een onderscheid aan tussen de verschillende vormen van DPI. Dat onderscheid is volgens mij niet zo gemakkelijk te maken. Hij heeft het over onwenselijke vormen van DPI en over niet-onwenselijke vormen van DPI. Kan hij dat uitleggen?

De heer Verhoeven (D66):

Dat kan ik uitleggen. Heeft u het amendement gelezen, voorzitter? Komt het woord deep packet inspection daarin voor?

De voorzitter:

Gaat u nu geen tegenvragen stellen. Geeft u gewoon antwoord.

De heer Verhoeven (D66):

Deep packet inspection is een verzamelterm, maar komt niet voor in het amendement.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De heer Verhoeven licht het hier wel toe.

De heer Verhoeven (D66):

Omdat het een populaire verzamelnaam is voor een bepaald gebruik, maar het gaat om het afluisteren op internet. In het amendement staat een omschrijving van hetgeen wij niet willen. Dat vat ik in dit debat gemakshalve samen als deep packet inspection. Het is niet mogelijk om alle amendementen die wij indienen hier volledig voor te lezen, dat kan niet, dus daarom vat ik het samen in mijn spreektekst.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Nee, natuurlijk gaat het over DPI, een onschuldig protocol. Bedoelt de heer Verhoeven dat DPI alleen geanonimiseerd mag worden gebruikt voor het routeren van applicaties, waarvoor het ook in de regel wordt gebruikt, maar wil hij voorkomen dat het gekoppeld wordt aan NAW-gegevens en ook nog wordt opgeslagen?

De heer Verhoeven (D66):

Dat is de uitleg die je eraan moet geven. Het gaat om privacy, het opslaan van gegevens en het inzien van gegevens op een onwenselijke wijze.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dus geen DPI die leidt tot facturering?

De heer Verhoeven (D66):

Nee. Dat onderscheid is ook duidelijk gemaakt.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voor de helderheid, betekent dit ook dat DPI, gebruikt voor filtering dan wel is toegestaan als inderdaad die koppeling niet plaatsvindt?

De heer Verhoeven (D66):

Filtering valt natuurlijk ook weer onder een andere categorie, namelijk die van netneutraliteit. Over wenselijke filtering hebben wij eigenlijk al een discussie gehad, dus ik kan daarop in dit stadium geen antwoord geven, want dan gaan wij ervan uit dat filteren wenselijk zou zijn. Wij vinden filteren niet wenselijk, dus vinden wij het filteren via DPI dan ook niet wenselijk.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nee, maar dat is vanwege het filteren en niet per se vanuit DPI. Stel dat filteren zou worden toegestaan. Als DPI daarvoor noodzakelijk is om het goed te doen, zit daar op zichzelf geen probleem in, want er is geen koppeling aan NAW-gegevens, facturering of wat dan ook.

De heer Verhoeven (D66):

Los van het filteren vinden wij de uitleg die de heer Dijkgraaf daar net aan gaf in orde, maar de koppeling met filteren maakt dat ik dat in mijn definitie juist weer geen wenselijke toepassing vind, de heer Dijkgraaf wel. Als wij de filtertoepassing eruit laten en het zo omschrijven, zonder dat die NAW-gegevens bevat, is er geen probleem.

Het amendement over het afsluiten van internet laat ik graag aan mijn collega Van Dam over, die hierop zal ingaan.

Tot slot nog even over de telecomveiling. Concurrentie vinden wij heel belangrijk voor innovatie en klantgerichtheid. Enige weken geleden hebben wij gedebatteerd over de vraag hoeveel nieuwe toetreders je nu moet toelaten op de markt bij de veiling van de 800 MHz-band. De Kamer heeft daarbij twee tegenstrijdige moties aangenomen. Er was een variant van D66 en de PvdA die driemaal 2x5 wilde reserveren, de helft van het totaal om nieuwkomers een serieuze kans te bieden. Er was daarnaast een variant van CDA en VVD, die tweemaal 2x5 – 10 van de 30, dus een derde deel – wilden toelaten. Met het laatste voorstel stuur je in onze ogen de lamme en de blinde, dus twee gemankeerde nieuwkomers, de markt op. De minister schrijft dat hij gaat terugkeren naar zijn eigen voorstel. Daarmee voert hij dus twee Kamermoties niet uit. De minister kiest daarmee dus voor een weg zonder meerderheid, terwijl onder de motie van D66 en de PvdA maar liefst 96 zetels staan. We vragen de minister om hierop terug te komen in het debat en in het besluit. Ik ben ook best bereid om opnieuw een motie in te dienen om dit recht te zetten.

Vandaag is een belangrijke dag, want het gaat over onze digitale snelweg, die vele levens verblijdt en verbindt. Daar moeten wij zuinig op zijn en zullen wij altijd serieus werk van maken.

De voorzitter:

Ik wijs u allen er aan het begin van het debat op dat wij uiterlijk om 17.30 uur klaar moeten zijn met het hele debat. Ik verzoek u daarom, met mij de tijd te bewaken.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Nog niet zo lang geleden hebben wij ook gesproken over de Telecommunicatiewet en de wijziging daarvan. Ditmaal doen wij dat weer, en wel over de digitale dienstverlening.

Eigenaren van distributienetwerken bepalen in toenemende mate wat er te zien en te doen is op het scherm van mijn laptop, telefoon of tablet. Wat de CDA-fractie betreft, moet worden voorkomen dat distributeurs hun eigen belangen beschermen door beperkende voorwaarden te stellen aan de aard en omvang van de diensten, aan de inhoud en aan de vorm van de inhoud, die via hun netwerken door andere aanbieders worden aangeboden. Het CDA wil dat burgers, consumenten, op alle netwerken vrije keuzes kunnen maken.

Telecommunicatie overstijgt landsgrenzen. Daarom dient deze wet het gelijke Europese speelveld op het gebied van telecommunicatie te bevorderen. De CDA-fractie wil op dat punt geen enkele concessie doen. Op deze manier, en alleen op deze manier, ontstaat een eerlijke en transparante concurrentie, die uiteindelijk moet leiden tot voordelen voor de consument bij zowel de prijs als de kwaliteit van de aangeboden diensten.

Ik kom op de cookies. Het CDA wil dat burgers en consumenten meer grip krijgen op hun online privacy. Bedrijven moeten in principe nadrukkelijk en expliciet consumenten om toestemming vragen voor het verzamelen van hun online gegevens en voor het koppelen van bestanden. In het huidige voorstel staat over cookies gemeld dat een partij die gegevens wil opslaan in de randapparatuur van een eindgebruiker, hierover informatie moet verstrekken aan deze eindgebruiker. Zo weet de eindgebruiker het doel van het plaatsen van deze gegevens, ook wel cookies genoemd. Ik vraag de minister of dit betekent dat de gebruiker bij iedere cookie een pop-up met informatie over het doel krijgt. Hoe gebruiksvriendelijk is dat? Volstaat een toelichting in de algemene voorwaarden c.q. de gebruiksovereenkomst?

Verder stelt de regering voor dat de browserinstelling van de eindgebruiker bepalend is voor de vraag of deze toestemming geeft voor het plaatsen van cookies. Momenteel hebben veelgebruikte browsers al de optie om het gebruik van cookies te beperken. Hoe worden die opties onder de aandacht van de consument gebracht? Het gebruik van privacyvriendelijke technieken moet natuurlijk worden gestimuleerd. Bij wie ligt de verantwoordelijkheid om de optie bekend te maken? Ligt die bij de overheid of bij de aanbieders?

Ik heb begrepen dat er inmiddels in de sector afspraken zijn gemaakt over cookies. Daar ben ik blij om. Die afspraken zijn gemaakt tussen de aanbieders van diensten op internet. Daarbij is ook de Consumentenbond aangehaakt. Als de recente informatie klopt, zijn de partijen al heel ver met het ontwikkelen van een onafhankelijk stelsel van zelfregulering – noem het certificering of onafhankelijke auditing – inclusief een sanctioneringsstelsel. Daarbij is ook de Consumentenbond betrokken. Kan de minister informatie geven over de stand van zaken daarvan? Ik zeg erbij dat ik een groot voorstander ben van zelfregulering, omdat ik meen dat zelfregulering in de praktijk de deelnemers en spelers meer bindt. Immers, men heeft er zelf ja tegen gezegd. Dit geldt zowel voor consumenten als voor leveranciers, dienstverleners of aanbieders. Tegelijkertijd kan zelfregulering heel veel regulering en administratievelastendruk voorkomen. Kortom, ik ben een voorstander van een onafhankelijk, gezaghebbend en transparant stelsel waarin ondernemers en consumenten met elkaar afspraken maken. Daaraan moet een helder sanctioneringssysteem verbonden zijn dat past bij het gelijke speelveld in Europa.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Is mevrouw Verburg zich ervan bewust dat de meeste cookies die we echt niet willen, heel vijandige cookies zijn? Die komen niet van bol.com of dergelijke bedrijven, maar juist van de jongens en meisjes die er een potje van maken. Ik noem adware, spyware en trojans. Dat zijn de cookies die we uiteindelijk niet willen. Is mevrouw Verburg de mening toegedaan dat hiervoor via zelfregulering een oplossing komt?

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat is mijn punt. Als hierover afspraken worden gemaakt door bedrijven zelf, zullen alle bedrijven eraan mee moeten doen. Als slechts drie of vier bedrijven hieraan meedoen, is het initiatief niet gezaghebbend, want niet sluitend. Daarom vraag ik de minister naar de stand van zaken. Dit heeft alleen zin als iedereen meedoet en er van een vorm van zelfbinding sprake is, dus van een vorm van algemeenverbindendverklaring zoals bij de cao's.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Verwacht mevrouw Verburg dat mensen die van vijandige cookies en andere ellende gebruikmaken, genegen zijn om de autoriteit te erkennen van een zelfregulerend instituut? Of is dat een iets te hoog gespannen verwachting? Wellicht zijn deze mensen iets gevoeliger voor de rechter.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ja, maar het duurt heel lang voor je bij de rechter bent. Dat weet de heer Braakhuis ook. Veel eindgebruikers worden afgeschrikt van een gang naar de rechter door de hoge kosten die daaraan verbonden zijn en de moeite die daarvoor moet worden gedaan. Ik stel dus voor dat wij dit aan het begin gezaghebbend doen en dat wij daarbij de schandpaalmethode gebruiken als aanbieders er een potje van maken. Dat kunnen consumentenorganisaties doen. Zij hebben immers publicitair veel mogelijkheden. Er kan ook een sanctioneringssysteem worden toegepast. Kortom, ik ben daarin zeer geïnteresseerd en ik wil graag van de minister weten hoe de stand van zaken is volgens zijn informatie.

Dan kom ik bij de netneutraliteit. Dit is een thema met een aantal dilemma's dat zorgvuldig afgewogen moet worden. Enerzijds is er de consument. Deze heeft belang bij een internetbundel waarbij geen onderscheid naar applicaties wordt gemaakt. De consument betaalt voor snelheid en de hoeveelheid kB's. Een beperking zou slecht zijn voor innovaties zoals WhatsApp en Skype. Er zijn echter talloze andere vergelijkbare diensten. Anderzijds is er de telecommunicatieaanbieder, die momenteel tegen geringe meerkosten bundels voor onbeperkt internet aanbiedt. Door het toegenomen gebruik van berichtapplicaties zijn de bel- en sms-inkomsten sterk afgenomen waardoor het verdienmodel onder druk komt te staan. Kan de minister op beide belangen ingaan?

Wij weten dat de Europese Commissaris mevrouw Kroes een voorstel heeft gedaan om hierop te reageren. Wij weten ook dat dit momenteel op zijn consequenties wordt onderzocht en doorgelicht door BEREC. Wij zijn zeer benieuwd naar de uitkomsten van dat onderzoek. Kan de minister hierover al iets meer zeggen?

De heer Van Dam (PvdA):

Dit debat dient niet alleen om vragen te stellen, maar ook, zeker over dit onderwerp, om positie in te nemen en kleur te bekennen. De minister heeft inmiddels aangegeven dat ook hij vindt dat providers geen diensten mogen blokkeren of van een tarief mogen voorzien. Is dat ook het standpunt van de CDA-fractie? Gaat zij mee met het voorstel dat de heer Verhoeven mede namens een aantal andere partijen heeft ingediend?

Mevrouw Verburg (CDA):

Daar ben ik net aan toe. Ik heb het amendement van de heer Verhoeven gezien en dat van mevrouw Schaart. Ik vind dat van beide amendementen de pro's en contra's goed op een rijtje gezet moeten worden. Ik heb overwogen, voor te stellen om dit te laten doen door de Raad van State. Het amendement dat de heer Verhoeven samen met anderen heeft ingediend, is omvangrijk. De doordenking van zo'n amendement heeft een enorme impact. Ik wil dit doordacht hebben met het oog op het belang dat zowel de consumenten als de aanbieders hierbij hebben enerzijds en het verdienmodel anderzijds. De aanbieders moeten een redelijke opbrengst kunnen genereren bij veilingen en ze moeten ook nog iets doen aan kwaliteitsverbetering en vernieuwing van producten. Ik dacht aan de Raad van State, maar ik ga het de minister vragen: zet alle pro's en contra's eens op een rijtje, opdat wij een zorgvuldige afweging kunnen maken, en niet alleen maar een hype najagen of, met de beste bedoelingen, maar één groep bedienen en dan later met de gebakken peren zitten.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Van Dam.

De heer Van Dam (PvdA):

Mevrouw Verburg is de afgelopen weken naar ik aanneem niet het land uit geweest. Zij heeft dus gezien dat dit debat al een tijd speelt. Ik neem aan dat zij haar oordeel al heeft gevormd. Het gaat niet over een wetstechnisch verschil tussen deze twee amendementen. Volgens het amendement van mevrouw Schaart mag KPN gewoon extra geld vragen voor het gebruik van WhatsApp en volgens ons amendement mag dat niet. Mijn vraag is heel simpel: aan welke kant staat de CDA-fractie, mag het, ja of nee?

Mevrouw Verburg (CDA):

Uw vraag is simpel. Ik ben niet het land uit geweest, dat klopt. Ik ben nog een klein beetje gehandicapt; dat ziet men nu niet, maar ik ben het wel. Ik heb de hele discussie meegemaakt. Echter, wij debatteren hier met elkaar en met de minister, juist om een aantal zaken helder te maken. Dat hele amendement van de heer Verhoeven dat u mee hebt ondertekend, mijnheer Van Dam, vind ik hartstikke boeiend. Toch zegt mij iets dat hier addertjes onder het gras zitten die ik er eerst onder vandaan wil hebben. Ik ga kleur bekennen, namelijk in de tweede termijn, dat beloof ik; alle kleuren die u wilt zien, ook al is het misschien niet de juiste kleur. Ik heb hier echter vragen bij en die wil ik uitgezocht hebben, omdat de volksvertegenwoordiging eraan gehouden mag worden om alle belangen zorgvuldig te wegen. Dat wil ik doen.

De heer Verhoeven (D66):

Wij voeren nu een debat over heel ingewikkelde onderwerpen, maar wij moeten het ook niet ingewikkelder maken dan het is. Is mevrouw Verburg bereid om te wachten met haar verzoek om het nog een keer extra door de Raad van State te laten bekijken, hoewel het uitgangspunt heel simpel is, totdat de minister gereageerd heeft op beide amendementen, zodat duidelijk is wat de juristen van de minister en de minister er zelf van vinden? Mevrouw Verburg neemt een voorschot op een situatie die nog lang niet aan de orde is. Het is overigens merkwaardig dat zij dat doet als vertegenwoordiger van een partij die op dit punt weinig initiatief heeft genomen om mee te denken, terwijl zij daar wel welkom voor was. Dat vind ik jammer.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik ga hier niet zeggen dat de heer Verhoeven mij niet heeft uitgenodigd om het amendement mee te ondertekenen. Dat doet er even niet toe. Ik denk wel degelijk na. Je hoeft niet met amendementen of moties te smijten om toch na te denken. Het denken staat nooit stil. Als hij goed geluisterd heeft, heeft hij kunnen horen dat ik overwogen heb om de Raad van State te vragen om advies, maar ik vraag het de minister, precies om de reden die de heer Verhoeven noemt. Ik wil het helder op een rijtje hebben. Ik vraag aan de minister om alle pro's en contra's in de diepte door te nemen om de belangen van consumenten en aanbieders zorgvuldig te wegen. Dat is in het belang van iedereen.

De heer Verhoeven (D66):

Ik ben blij met de uitleg van mevrouw Verburg. Ik heb geen vraag, wel een opmerking. Ik weet dat het denken bij haar nooit stilstaat. Ik heb nooit bedoeld om dat idee te scheppen. Het is alleen jammer om een uitermate zorgvuldig bekeken amendement direct door te sturen naar de Raad van State voordat daarop gereageerd is, maar daar is gelukkig geen sprake van.

Mevrouw Verburg (CDA):

Zo is dat.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Mevrouw Verburg zei net iets interessants, namelijk dat zij vond dat zij ook rekening had te houden met het verdienmodel van bedrijven. Ik wil de discussie iets breder trekken. Wij hebben het in principe over netwerken en eigenaren van netwerken, die bepaalde zaken met die netwerken kunnen doen en daardoor een bepaalde machtspositie hebben. Moet ik de opmerking van mevrouw Verburg over het verdienmodel van die bedrijven opvatten als haar coulantie jegens de eigenaren van die netwerken om machtsmisbruik los te laten op de klanten vanwege het feit dat zij de eigenaar zijn van die structuur?

Mevrouw Verburg (CDA):

Nee, zo mag mevrouw Gesthuizen dat niet verstaan. Dat is nooit mijn bedoeling geweest en dat zal ook nooit mijn bedoeling worden.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Meerdere bedrijven en zelfs hele sectoren in Nederland hebben last van de opkomst van het internet. Zo hebben wij in de Kamer verschillende keren gedebatteerd over de postmarkt. Ik heb altijd beweerd dat de teruggang van de postbedrijven niet zo drastisch is als wordt beweerd, maar dat er een afname is van postvolumes vanwege het internet, staat buiten kijf. Is het dan ook redelijk om te veronderstellen dat, als een bepaald Nederlands postbedrijf een belang neemt in een internetbedrijf, het vervolgens de verliezen die het heeft aan postvolumes, en het feit dat het minder winst maakt, doorberekent aan zijn klanten?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik denk dat er dan weinig klanten zullen zijn die daar een abonnement nemen. Dat zien klanten natuurlijk. Er hangt een prijs aan zo'n bundel en aan alles wat je doet. Daarom heb ik aan het begin van mijn betoog gezegd dat de voorlichting aan consumenten goed moet zijn. Dat is mijn stelling. Ik vraag aan de minister of hij kan garanderen dat die actieve communicatie gegarandeerd is met deze wetswijziging.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Akkoord, maar dan begrijp ik dat het mevrouw Verburg in de eerste plaats te doen is om de klanten van de bedrijven en dat het haar niet koste wat kost zal gaan om de verdienmodellen van bedrijven.

Mevrouw Verburg (CDA):

Het gaat mij koste wat kost niet om één partij. Enerzijds gaat het mij om de zorgvuldige omgang met de belangen van consumenten. Die moeten hier gediend worden. Daar is dit hele wetsvoorstel op ingericht. Anderzijds hebben wij te maken met aanbieders die een deel van hun huidige verdienmodel zien verdwijnen omdat consumenten zo verstandig zijn om op andere wijzen te communiceren en dus minder gebruikmaken van bel- en sms-diensten. Zij gaan op zoek naar andere mogelijkheden. Die mogelijkheden zul je binnen de grenzen van de wet een kans moeten bieden. Zij moeten namelijk ergens een nieuw verdienmodel hebben, anders kunnen zij geen nieuwe frequentie kopen en kunnen zij hun producten niet vernieuwen. De ultieme consequentie is dat zij failliet gaan. Het moet wel binnen de regels gebeuren, binnen de grenzen. Dat is precies waarom ik de minister heb gevraagd om alle pro's en contra's van het amendement-Verhoeven c.s. op een rijtje te zetten.

Ik kom op de timing. Ik heb gevraagd of de minister al iets meer kan zeggen over het onderzoek van BEREC, de Europese OPTA. Waar gaat dat heen en wanneer verschijnen de uitkomsten van dat onderzoek? Als daar zicht op is, vindt mijn fractie het van belang om tot die tijd in Nederland geen onomkeerbare besluiten te nemen. Daarom moeten wij bijvoorbeeld wachten met de implementatie van aan te nemen amendementen en dergelijke en het uitvoeren daarvan.

Wij moeten ook wachten totdat wij over de voorstellen van Commissaris Kroes hebben gesproken, in combinatie met de bevindingen van BEREC. Daarnaast vraag ik de minister of hij met de telecomaanbieders wil afspreken dat zij hun eventuele voornemens ook tot die tijd uitstellen. Er moet duidelijkheid zijn, want daarbij is het gelijke speelveld in Europa gediend.

Ik ga verder met digitale storing. Bij het vorige wijzigingsvoorstel is gesproken over de mogelijke storing van 800 MHz-frequenties op kabelaanbieders. Naar ik begrijp, is er inmiddels een onderzoek naar digitale storing gedaan. Er is met partijen over gesproken door de commissie onder leiding van mevrouw Van Zuijlen. Is er een bevredigende oplossing? Uit het veld horen wij dat die er niet is. Als die er niet zou zijn, is het dan niet tijd voor de volgende stap? Ik herinner mij dat de minister in het vorige debat zei: als ze er niet goedschiks uitkomen, dan moet het maar kwaadschiks. De Belgische minister zou zeggen: ik laat niet met mijn voeten spelen. Ik neem aan dat deze minister dat zeker niet laat doen. Kortom: anders overweeg ik om alsnog samen met mevrouw Schaart een amendement dan wel een motie in te dienen, want het moet nu geregeld worden.

Ik heb nog een laatste punt. Dat punt staat niet op de agenda, maar het heeft hier wel mee te maken. Bij de bestrijding van cybercrime is momenteel het vraagstuk wie de rechtsmacht heeft actueel. Om cybercrime effectief te kunnen aanpakken, zijn eenduidigheid en duidelijkheid essentieel. Oostenrijk heeft daarvoor een oplossing gevonden. Oostenrijk stelt namelijk dat de plaats delict, de plaats waar de computer staat waarop cybercrime wordt ontdekt, de juridische autoriteit aangaande deze kwestie heeft. Dat is een interessant gegeven om er grip op te krijgen en te kunnen optreden in dat soort situaties. Wat is de reactie van deze minister hierop? Wil hij de Kamer toezeggen dat hij met dit goede voorstel van Oostenrijk aan de slag gaat? Hiermee kan hij namelijk de vinger aan de pols houden en optreden tegen cybercrime.

Tot zover mijn bijdrage aan de digitale snelweg. Ik hoop dat velen daarop veilig en vruchtbaar kunnen reizen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Eindelijk voeren wij een goed en breed debat over een heel belangrijk onderwerp, namelijk veel zaken die samenhangen met telecommunicatie en wetgeving daaromtrent.

Er zijn een aantal belangrijke punten. Een heleboel daarvan zijn gelukkig al de revue gepasseerd. Ik haak maar meteen aan bij het onderwerp dat tot dusver de meeste discussie heeft uitgelokt, namelijk de netneutraliteit. Ik heb het amendement van de heer Verhoeven meeondertekend omdat ik geloof dat het oneigenlijk is als bedrijven het toevallige feit dat zij eigenaar van een bepaalde infrastructuur zijn, misbruiken om ervoor te zorgen dat bij hen het geld blijft binnenstromen. Dat hebben wij in eerdere debatten ook al met deze minister gewisseld. Daarmee wordt misbruik gemaakt van de macht die je op dat moment hebt. Daar zou ik graag samen met de Kamer en deze minister een stokje voor steken: geen verdienmodellen als je als bedrijf merkt dat je winst, omzet en inkomsten misloopt omdat klanten of slimme techneuten manieren hebben gevonden waardoor mensen op een goedkopere manier met elkaar kunnen communiceren. Het is eigenlijk ongehoord dat die bedrijven vervolgens zeggen: dan halen wij het geld gewoon op een andere manier bij u vandaan. Vandaar dat ik het amendement over de netneutraliteit heb medeondertekend.

Mijn vraag is dan ook of het mogelijk is om in de wet een uitzondering op te nemen, zodat providers voor hun klanten materiaal kunnen filteren dat door diezelfde klanten wordt aangemerkt als onethisch materiaal en dat zij absoluut niet op hun computer thuis willen ontvangen. Wat is de visie van de minister daarop? Ik heb begrepen dat met name de SGP-fractie de nodige vragen heeft over de gevolgen die het amendement mogelijk zou kunnen hebben voor aanbieders van dergelijke diensten.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Zijn de SGP- en SP-fractie, en dat scheelt maar een letter, zich ervan bewust dat de door de providers gebruikte filters, net zoals een spamfilter voor e-mail, een lage afstelling kennen om te voorkomen dat er dingen weggefilterd worden die wel oké zijn? Je kunt beter filters op je computer thuis zetten, want die kun je helemaal naar je eigen zin inrichten. Dat is veel effectiever en het vermijdt de schijn van het aantasten van de netneutraliteit.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik constateer dat de heer Braakhuis niet kan tellen en ook niet kan spellen, want de Socialistische Partij en de Staatkundig Gereformeerde Partij zijn een heleboel verschillende letters. Daar moet hij zich wel van bewust zijn. Ik ben mij zeker bewust van wat de heer Braakhuis zegt, maar ook van de mailtjes die ik heb ontvangen. Wellicht heeft de Kamer deze ook al ontvangen, via datzelfde prachtige internet. De mensen zeggen daarin dat helemaal niet thuis te willen moeten regelen. Zij willen een internetprovider die zaken die zij onethisch vinden, tegenhoudt. Het is inderdaad een technische kwestie en het klopt dat mensen dat thuis wellicht nog beter kunnen regelen, maar ik wil mijn oren ook niet sluiten voor wat bezorgde burgers mij hierover melden.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Het gaat erom of er een alternatief is. Dat alternatief is er, want het is mogelijk om dat zelf te regelen. Waarom moet de provider de last van de verantwoordelijkheid nemen op een minder effectieve manier dan de klant dat zelf kan? Dit keer gaat het om een christelijk verzoek, straks is het een islamverzoek, daarna een seniorenbondverzoek. Daarmee filteren we alles alsnog weg en dat lijkt me toch niet de bedoeling.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik weet niet door wie de heer Braakhuis zijn pakken laat stomen of door wie hij zijn huis wellicht laat schoonmaken. Dat zijn allemaal zaken die hij, als hij ze met liefde en overtuiging zou doen, zelf misschien wel beter zou kunnen. Soms kiezen mensen er echter voor om zaken uit te besteden. Ik zou de mensen, als daartoe een mogelijkheid binnen de wet is, die mogelijkheid willen geven. Ik weet echter niet of die mogelijkheid er is, ook al is er al nadrukkelijk door juristen naar gekeken. Als het niet mogelijk is, omdat dat de bodem onder ons amendement uit slaat, dan zullen we daaraan conclusies moeten verbinden: dan kan het dus niet!

De voorzitter:

Heeft de heer Verhoeven nog een vraag?

De heer Verhoeven (D66):

Nee, mijn vraag vervalt vanwege de laatste twee belangrijke zinnen van mevrouw Gesthuizen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik sta nog steeds onder het amendement genoemd.

Dan kom ik op het belangrijke punt van privacy, cookies, device fingerprinting, DPI et cetera. Onder de noemer privacy spreekt de Kamer over de veiligheid, de betrouwbaarheid en de vertrouwelijkheid van burgers die zich op de telecommarkt begeven. Het afgelopen jaar heb ik diverse keren schriftelijke vragen gesteld over zaken als cookies en device fingerprinting. Bij het teruglezen van de antwoorden van de verschillende bewindspersonen valt me een ding op: dit kabinet zit op de lijn dat het allemaal goed geregeld is. Het kabinet vindt de privacy wel belangrijk, ook Europa vindt de privacy belangrijk, en daartoe is er de Wet bescherming persoonsgegevens en verder is het eigenlijk allemaal prima zo. Als bedrijven zich voorts ook aan de wet houden, is er niets aan de hand. Ik vraag mij dan af welke wet. Want zoveel wetgeving is er gewoon nog niet op dit terrein. Ik zou in dat verband nog eens willen wijzen op bijvoorbeeld de recent gepubliceerde publicaties over het onderzoek van een promovendus van de Universiteit van Amsterdam die heeft laten zien dat het mogelijk was om in no time 35 miljoen profielen van gebruikers van bepaalde internetservers in één grote database te gooien en die dus voor iedereen toegankelijk te maken. Dat waren profielen waarvan iedereen eigenlijk denkt dat je daar als gewone internetter niet zomaar bij kan. Daar kunnen wij dus wel bij. Een beetje handige student, een beetje handige internetter kan daar zomaar bij en kan dus bij ontzettend veel informatie over ontzettend veel mensen. Dat maakt het internet er niet veiliger op. Het is een breed onderwerp dat over veel verschillende soorten technieken gaat, zoals cookies, divice fingerprinting en DPI. Ik zou de minister willen oproepen om met een visie te komen op hoe ver bedrijven, organisaties en de overheid in dit verband mogen gaan. Mag je als bedrijf zomaar alles verzamelen wat je toevallig voor je neus krijgt?

Ik vergelijk het bijvoorbeeld met iemand die zijn boodschappen doet bij de supermarkt. Als je pint bij een bepaalde supermarkt of bij de kaasboer op de hoek, ben je in principe traceerbaar. Dan weet iemand dat jij daar hebt afgerekend. Dat is in principe ook geen probleem. Er zijn zelfs mensen die een klantenkaart hebben van een bepaalde supermarkt, wetende dat ze daarmee bekend staan als degene die daar iedere week dat pak luiers en dat flesje bier koopt. Maar dat houdt nog steeds geen toestemming in voor die bepaalde supermarkt om vervolgens die gegevens te verkopen of door te geven als daar geen uitdrukkelijke toestemming voor is gegeven of om die gegevens te koppelen aan andere informatie die zij wellicht weer van andere dealers, ondernemers of een overheid daar in de buurt hebben gekregen.

Dat is feitelijk wel de situatie die wij zien op internet. Mensen leveren hun gegevens ergens aan en vervolgens zijn ze totaal niet op de hoogte van wat er met die gegevens kan gebeuren. Ik vind dat een heel kwalijke zaak. In de antwoorden die ik tot dusverre heb gekregen van de regering op diverse vragen heb ik onvoldoende aanleiding gezien om vertrouwen te hebben in de aanpak van het kabinet. Ik citeer hier bijvoorbeeld een stukje uit antwoorden op vragen van de afgelopen winter: "Aangezien device fingerprinting geen gevolgen heeft voor de veiligheid van het internetgebruik of de internetgebruiker bestaat er voor govsearch.nl vanuit zijn taakopdracht geen aanleiding om onderzoek te doen naar dit verschijnsel." Dat vind ik nogal een uitspraak en dat klopt ook helemaal niet met datgene wat we nu zien gebeuren. Er is namelijk wel een directe invloed van device fingerprinting op de veiligheid, want dat heeft te maken met die vertrouwelijkheid en die betrouwbaarheid en met die privacy van burgers. Dus graag nog een reactie van de minister op al deze punten.

Het volgende punt heeft betrekking op het mandaat van de Europese toezichthouders. Zoals in de memorie van toelichting van de wet te lezen valt, zal BEREC, de Body of European Regulators for Electronic Communications, het Europese orgaan van de verschillende toezichthouders, formeel adviseren op met name het gebied van marktwerking. Ik ben ervan overtuigd dat Europese samenwerking absoluut noodzakelijk is. Wij zien ook een meerwaarde in een samenwerkingsverband tussen de verschillende NRI's, maar ik pleit er wel voor dat de samenwerking een heel duidelijk omschreven mandaat krijgt en dat dit niet steeds verder zal gaan.

De heer Verhoeven (D66):

Mevrouw Gesthuizen vraagt om een visie op een aantal toepassingen die zij schaart onder het schenden van privacy. Ik wil dan wel van haar weten wat haar visie op dit vraagstuk is. Wat vindt zij van bijvoorbeeld de cookies en DPI? Hoe moeten we dat aanpakken volgens haar? We kunnen wel weer om een visie vragen, maar ik denk dat we ook richting moeten geven.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik zou dan ook een visie op papier moeten zetten. Het is namelijk niet iets wat ik hier in twee minuutjes zo eventjes uiteen kan zetten. Er is heel veel voor te zeggen om in ieder geval burgers altijd de mogelijkheid te geven voor een opt-out en dat ook heel nadrukkelijk onder de aandacht te brengen. In die zin heb ik met interesse naar het amendement van de heer Van Bemmel gekeken over het cookiegebruik. Burgers moeten altijd precies weten dat ze op een bepaald moment zaken op hun computer kunnen krijgen of dat hun gegevens gebruikt worden. Ze moeten dat van tevoren weten. En ze moeten van tevoren dan ook duidelijk de mogelijkheid krijgen om te zeggen: nee, dat wil ik niet.

De heer Verhoeven (D66):

Dus bepaalde voorwaarden in acht nemende, vindt de SP dat zaken zoals cookies en DPI wel kunnen wanneer dat wenselijk is?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

DPI bestaat al heel lang. Iedere keer als dit woord hier in de Kamer valt, als ik het over mijn lippen krijg, krijg ik een heleboel organisaties achter mij aan die mij het liefst voor de Bigbrother- of Bigsisteraward van volgend jaar zouden nomineren. Ik hoor iemand links van mij lachen.

De heer Verhoeven (D66):

De minister is ook genomineerd, dus ...

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Het gebeurt al. Veel bedrijven doen dit.

De heer Verhoeven (D66):

Dat het al gebeurt, is toch geen reden om het verder te laten gebeuren?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Absoluut niet. Ik heb de heer Verhoeven niet voor niets zojuist gevraagd wat hij bedoelt met het verschil tussen wenselijke en onwenselijke deep packet inspection.

De heer Verhoeven (D66):

Daarop heb ik gezegd dat dit ontzettend moeilijk uit te leggen is in een debat als dit. Wij proberen het niettemin. De wenselijkheid zit inderdaad in de mate waarin de consument ervan afweet en ervoor toestemming geeft en in de mate van versluiering die wordt gebruikt bij het toepassen door de bedrijven die het doen. Dat is ook een groot probleem. Mensen weten het niet omdat er constructies worden bedacht.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Het is prachtig dat de heer Verhoeven nu een deel van het antwoord geeft op de vraag die hij zelf heeft geformuleerd. Ik kan mij daarbij voor een groot deel aansluiten. Het gaat erom dat burgers van tevoren weten wat er gebeurt en wat daarvan het gevolg kan zijn en dat zij daar ook heel duidelijk nee tegen kunnen zeggen.

Ik was bij BEREC. Ik pleit voor samenwerking, maar ik zou graag zien dat dit orgaan een duidelijk omschreven en strak mandaat krijgt. Uiteindelijk moet de wetgeving namelijk wel per lidstaat worden ontwikkeld. Hoe denkt de minister hierover? Verwacht hij dat de taken en bevoegdheden van BEREC in de toekomst worden uitgebreid? Welk standpunt zal hij dan innemen?

Ik kom nu op het punt van de tarifering. De SP is van mening dat de gebruiker op een gemakkelijke manier voldoende en nuttige informatie moet kunnen vinden opdat hij voldoende inzicht heeft om een juiste keuze te kunnen maken tussen de vele aanbieders en de vele verschillende abonnementen. Vergelijkbaarheid en transparantie van deze informatie zijn dus belangrijk. Indien er echter te veel informatie wordt verstrekt, wordt het voor de gebruiker onoverzichtelijk en moeilijk om een juiste keuze te maken. Daarbij is niet alleen de hoeveelheid informatie van belang, maar ook de vorm waarin die informatie wordt aangeboden. Het is als consument lastig om twee totaal verschillende pakketten met totaal verschillende voorwaarden met elkaar te vergelijken.

Hoe zal de controle plaatsvinden op het feit dat de meest basale tariefinformatie actief onder de aandacht wordt gebracht? Hoe wordt voorkomen dat de consument wordt overspoeld met abonnementinformatie waardoor hij door de bomen het bos niet meer ziet? Komt er ook een soort standaard voor de wijze waarop de informatie zal worden aangeboden?

Ik heb nog een algemene vraag over het begrip veiligheid. In deze wet wordt een aantal keren gesteld: het gaat ons om de veiligheid. De veiligheidsrisico's worden door deze wet beperkt. Het is mij echter niet helemaal duidelijk wat precies met dit begrip veiligheid wordt bedoeld. Ik heb in de toelichting op de wet, over de continuïteit van netwerken en dienstverlening gelezen dat het met name gaat om de veiligheid, opdat die bij een mogelijke aanslag of hack operationeel blijven. Ik ga er echter van uit dat veiligheid voor de minister meer betekent dan alleen de zekerheid dat de continuïteit van het netwerk is gewaarborgd. Mag ik daar een toelichting op? Wat bedoelt de minister precies als hij spreekt over veiligheidsrisico's? Aan welke risico's moet ik dan denken?

Ik wil graag eindigen met te onderstrepen dat een gelijkwaardige toegang voor eindgebruikers met een fysieke beperking van groot belang is. Het gebruik van vele communicatiemiddelen is van belang voor de deelname aan de maatschappij. De heer Verhoeven heeft dit ook al uitvoerig onder de aandacht gebracht. Voor alle burgers in ons land is het van groot belang dat zij kunnen gebruikmaken van alle diensten die de telecommarkt op dit moment te bieden heeft. Voor mensen met een fysieke beperking geldt dit evenzeer, zo niet meer doordat zij wellicht al op een andere wijze worden beperkt. Ook voor hen moet dus een goed en betaalbaar gebruik van al deze diensten worden geborgd. De SP oordeelt daarom positief over het feit dat alle lidstaten de plicht hebben om te zorgen voor een gelijkwaardige toegang tot de openbare elektronische communicatiediensten voor eindgebruikers met een fysieke beperking.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Voorzitter. Het is een mooie tijd. Ik heb nu twee iPhones en een iPad. Ik kan dus een afnemer van mobiele diensten worden genoemd. Het is een nieuwe tijd met veel nieuwe techniek en met veel innovatie, maar innovatie en nieuwe technieken vragen om innoverende bedrijven. Dat verwijt kan ik helaas de telecombedrijven niet maken. Ze proberen krampachtig vast te houden aan oude verdienmodellen en staan daarmee eigenlijk een stuk innovatie in de weg. Dat kenmerkt ook het gedrag van de markt. Als we goed kijken naar de telecommarkt, dan zien we een markt die maar heel weinig aanbieders heeft. Dat soort markten zien we steeds meer in Nederland. Door ongelukkig verlopen liberaliseringen en door schaalvergroting is in de telecommarkt al een tijd vrij duidelijk dat een paar bedrijven elkaar heel erg volgen en waarschijnlijk bij elkaar over de heg hangen, zonder dat dit leidt tot een verbeterde positie voor de consument. Je kunt eigenlijk zeggen dat dit volggedrag heel vaak leidt tot intransparantie en tot te grote marktmacht van te weinig spelers, die alleen maar uit zijn op het consolideren van bepaalde inkomensstromen, ook al zijn die aan het verouderen. Laten we wel wezen: inmiddels is een derde van het inkomen van een telecomprovider non-voice. Dat betekent dat ze nog maar twee derde verdienen aan traditionele telefonie en de rest allang niet meer. Ik verwacht van telecombedrijven dat ze dit soort ontwikkelingen toejuichen, omarmen en meehelpen innoveren door daar de omstandigheden voor te creëren. De telecombedrijven doen dat eigenlijk niet of nauwelijks. Dat vind ik jammer.

Het volggedrag uit zich natuurlijk ook in andere dingen. Je kunt als klant niet meer uitwijken. Het is niet zo dat je naar een telecomprovider kunt gaan die wel goede klantenservice levert. Dat heeft Youp van 't Hek voor ons aangetoond. Je ziet ook dat de markt volkomen intransparant is. Een telecomprovider is bijna ook een bank; er worden telefoons verstrekt, maar dat wordt op onduidelijke manieren verwerkt in de tarieven en abonnementen. Als consument weet je dan eigenlijk niet wat je aangaat. Je weet het wel als je de grens overgaat bij Noorbeek, want dan betaal je opeens € 2 per MB of meer en is je beltarief ongemerkt – je krijgt een sms'je, maar dan heb je helaas nog niet opgehangen – zo hoog geworden dat je daar echt niet op zit te wachten. Blijkbaar vergoeden ze daarmee het stunten op de interne markt. Dat stunten hebben ze ook lang gedaan op het gebied van internetaanbiedingen. Ik denk – en dan volg ik mevrouw Verburg – dat de telecombedrijven iets te veel gegokt hebben op het binnenhalen van klanten, en dat ze nu te weinig inzetten op het behouden van die klanten. Klanten binnenhalen kun je doen door dingen te goedkoop aan te bieden, maar dan kom je op een punt dat je de prijzen van die te goedkope diensten moet aanpassen. Dat zullen we de telecombedrijven niet willen ontnemen, want elk bedrijf in Nederland moet goed geld kunnen verdienen, maar dan ligt wel de vraag voor hoe we ze dat geld willen laten verdienen.

Gelukkig heb ik hierover met de minister weleens eerder van gedachten gewisseld en gelukkig heb ik hem bij de samenvoeging van OPTA, NMa en de Consumentenautoriteit ook gevraagd om ten minste voor dit soort markten gedragstoezicht toe te voegen aan deze nieuwe toezichthouder. Dat heeft de minister ook gehonoreerd en daar ben ik ongelofelijk blij mee. Ik hoop namelijk dat veel van dit soort misstanden kunnen worden weggenomen en dat het volggedrag nu eens nauwlettend gaat worden bewaakt door de nieuwe toezichthouder. Nu is het wel zo dat je op een oligopolide markt nog zo goed toezicht kunt houden, maar hoe gaat de minister organiseren dat er ook meer nieuwe toetreders komen? Uiteindelijk is de echte oplossing immers niet gelegen in het toezicht. Dat is een dreiging voor als het fout gaat. Liever heb ik dat het vanzelf goed gaat, en ik denk dat meer concurrentie op de markt een prima voorwaarde is om dat te regelen. Ik wil heel graag van de minister horen hoe hij de markt wil verruimen en hoe hij de entry barriers voor nieuwe toetreders wil verlagen.

Ik sprak net al even over gebrek aan transparantie en het willen vasthouden aan oude verdienmodellen. Dan komen we al heel snel op waar het vandaag voor een groot deel over gaat, namelijk de netneutraliteit. De netneutraliteit is voor mijn fractie een basisrecht. Een vrij en open internet is gewoon een absolute voorwaarde om te voorkomen dat de klanten worden overgeleverd aan de willekeur van een telecomprovider. Ik wil netneutraliteit, het belang daarvan of het niet hebben daarvan, vertalen naar een paar concrete voorbeelden. Ik heb een abonnement op Het Financieele Dagblad en op NRC Handelsblad. Die kranten komen bij mij binnen op mijn iPad, mobiel. Wat ik echt niet wil en wat we ook de consument niet moeten willen aandoen, is dat hij daar bovenop nog eens moet betalen aan de telecomprovider. Die ziet het succes van dit soort abonnementen, denkt daar even mee te snoepen en legt er nog eens premie op. Dat is nog maar een beperkt voorbeeld. Dat gaat natuurlijk ook over internetpagina's die goed bezocht worden en veel data genereren. Heel veel verder gaat het voor mij ook nog stiekem een beetje om persvrijheid. Het niet gefilterd doorgeven van al die informatie maakt deel uit van onze grondrechten. Voor mijn fractie is netneutraliteit een basisrecht dat wij echt te allen tijde willen bewaren. In het amendement van de heer Verhoeven en in mijn motie – ik noem het altijd maar de tweetrapsraket – hebben wij de minister daarom gevraagd. De Kamer heeft dat omarmd en ik hoor graag vandaag van de minister dat hij dit ook omarmt. Ik krijg dus graag de bevestiging dat hij er net zo over denkt als wij.

Er is veel rumoer rondom DPI. DPI is een soort protocol dat erin voorziet dat je inderdaad wat dieper kunt spitten. DPI is op zichzelf geen gevaarlijk protocol. De hamer die bedoeld is om spijkers mee in het hout te slaan, wordt gevaarlijk in de handen van een moordenaar, maar niet in de handen van een timmerman. Dat geldt natuurlijk ook voor DPI. Wat je wilt voorkomen, is dat het een hamer kan worden die misbruikt wordt. Dat is heel simpel te regelen door te allen tijde te voorkomen dat DPI gekoppeld wordt aan bijvoorbeeld NAW-gegevens, aan facturatie en aan billing sheets waar facturen uit voortkomen. Op dat moment wordt jouw gedrag geïndividualiseerd en opgeslagen. Het wordt verkoopbaar, want we hebben nog niet geregeld dat KPN niets mag verkopen, maar zij zou dat zomaar wel kunnen doen. Dat heeft zij in het verleden ook bewezen. Ik zie nog altijd in het telefoonboek een fout in mijn naam die ik er stiekem expres in heb gemaakt. Ik zie die fout ook af en toe nog opduiken in de enveloppen die ik binnenkrijg. Ik heb die toen heel bewust gemaakt om dit aan te tonen en nog steeds krijg ik ze binnen. Ik wil er maar mee zeggen dat we er echt goed voor moeten waken dat dit soort gegevens op straat komt te liggen door een aanbieder. Dat geldt natuurlijk ook voor hackers. DPI as such is dus geen probleem, maar het gaat er wel om dat we DPI op die manier aan banden leggen. Dan komen wij weer terug bij de netneutraliteit. Dit is voor mij een extra reden om die netneutraliteit te willen. Gelukkig is het amendement van de VVD ingetrokken, maar het zou toch vervelend zijn geweest als we wettelijk hadden toegestaan dat we de NAW-gegevens via facturatie hadden gekoppeld aan dit soort DPI-gegevens. Dat wordt echt een privacy-issue van omvang.

Cookies zijn in de regels heel onschuldige bestandjes. Voor de aanbieder van de applicatie geven ze alleen weer dat je al eens bij hen geweest bent. Bepaalde dingen die je hebt ingevuld, worden even onthouden. In de regel maken de meeste aanbieders er goed gebruik van en hebben ze ook niet de intentie om misbruik te plegen. Het gaat juist om die jongens en meisjes die dat misbruik willen plegen, die ook vaak niet eens in Nederland zitten maar ook nog eens in het buitenland. We kunnen het zoveel mogelijk reguleren en laten we dat ook doen. Alleen – sorry, mevrouw Verburg – gaat dat echt niet via zelfregulering. Dit soort dingen zul je echt in het strafrecht moeten trekken, wil je misbruik van cookies voorkomen. Wat dat betreft, pleit ik voor keiharde handhaving. Natuurlijk geldt dat in de breedste zin voor alle adware, spyware en andere ellende die over ons heen komt. Ik vraag me wel eens af of dat voldoende in de wet is geregeld. Ik krijg graag de reflectie van de minister daarop.

Een van de dingen die ik de minister in overweging wil geven, is het digitale auteursrecht. Natuurlijk ligt dat niet altijd op het bordje van de minister van ELI, maar ongetwijfeld kan hij de samenwerking opzoeken met de minister van Justitie om daar toch eens goed naar te kijken. Waar het oude auteursrecht goed werkt in de gewone analoge wereld, vraag ik mij werkelijk af of de digitale wereld zich hiervoor leent. Wij hebben in de digitale wereld nu eenmaal te maken met oneindige reproductie zonder verlies aan kwaliteit. De kopieerbaarheid is gemakkelijk. Dit vraagt om een innovatieve manier van het auteursrecht. Ik roep de minister op, dat bespreekbaar te maken met zijn collega.

Ik ben benieuwd naar de antwoorden van de minister, vooral over de borging van netneutraliteit en de privacy van alle Nederlanders.

De heer Van Bemmel (PVV):

Voorzitter. Vandaag bespreken wij eindelijk de wijziging van de Telecommunicatiewet, naar aanleiding van wijziging van de Europese richtlijnen. Laat ik er nog maar een keer duidelijk over zijn. Het PVV-standpunt over Europa is en blijft rotsvast: economische samenwerking is prima, maar wij zien weinig heil in de verregaande bemoeienis vanuit de Europese Commissie. Zo wordt ons dagelijks leven opgesierd met allerlei overbodige etiketteringen en in Europa bedachte leukigheidjes. Onlangs heb ik een grasmaaier gekocht. Daarop stond: deze grasmaaier is interessant, want die heeft maar zes ergerniseenheden. Europese regelgeving, mijnheer. Dat is natuurlijk je reinste onzin, om dat te zeggen.

Ook het Europese saamhorigheidsgevoel is ver te zoeken, gezien de recente opstelling van Duitsland. Bij het EHEC-drama wees niemand naar bijvoorbeeld de Duitse bratwurst. Nee, het lag altijd aan andere landen. In Berlijn heb ik, bij een bezoek onlangs, tevergeefs op 350 televisiekanalen naar een Engelstalige zender gezocht. Alles was nagesynchroniseerd.

Enfin, laten wij het over de Telecommunicatiewet hebben. Laat ik, als PVV-parlementariër, even heel kort gedacht hebben dat er nu voor het eerst iets zinnigs uit Europa ging komen. Mevrouw Kroes moest zich uitspreken over een belangrijk thema en liet en passant een historische kans voorbijgaan om voor het eerst een grote stap te zetten. Ik spreek natuurlijk over de netneutraliteit. Ik neem toch aan dat een aantal fracties hier in de Kamer minstens een kater van jewelste heeft opgelopen van de stelling van Europa dat er niets mis is met het gewoon gaan heffen op VoIP- en chatdiensten. Netneutraliteit is prima, maar nu even niet in Europa. De minister heeft al toegezegd de motie-Braakhuis te gaan uitvoeren. De vraag is wat hij vindt van deze zwakke opstelling van mevrouw Kroes op dit dossier.

Laat ik duidelijk zijn: wij zijn voor een open speelveld, maar dan voor de hele wereld. Terwijl in de Europese werkelijkheid sommige partijen nog aan het ruziën zijn over komkommers of taugé praten wij over de hele wereld, over een open standaard. Deze standaard noemen wij uiteraard internet. De vraag is wat wij in Nederland gaan doen met de openheid van het internet. Laat ik even teruggaan naar het ontstaan van internet. Het kan gek gaan. De lancering van de Russische spoetnikraket in 1957 zorgde ervoor dat in Amerika het ARPA Network ontstond. Men wilde niet verrast worden door een eventuele Russische technologische voorsprong en koppelde verschillende netwerken van Amerikaanse universiteiten aan elkaar. Dit was de voorloper van het internet zoals wij dat nu kennen.

Als er een woord is dat continu voorbij komt in de geschiedenis van het internet, is het wel het woord "open". De kracht van internet zit hem in de openheid ervan. Juist die openheid staat nu ter discussie. Het woord "open" wordt meer en meer verdrongen door het woord "verdienmodel". De aanbieders maken zich hevig zorgen. Laten wij echter eens terugkijken naar die verdienmodellen. Momenteel – laten wij eerlijk zijn – maakt nog een grote meerderheid gebruik van gewoon bellen en sms'en. Eerlijk gezegd, was het verdienmodel best riant. Zo ben ik vaak één seconde te laat met het opnemen van mijn telefoon, en heb ik dus voicemail. Maar, let op, het afluisteren van die voicemail kost geld. En terwijl ik mijn voicemail aan het afluisteren ben, komen er weer mensen op mijn voicemail. Enfin, u begrijpt het al: medelijden is niet echt op zijn plaats.

Dan even over het bellen via internet. Laten wij het eens hebben over de snelle penetratie van de smartphone. De telecomaanbieders hebben er middels allerlei abonnementen voor gezorgd dat deze razendsnel een weg hebben gevonden naar de gebruikers. Ik neem aan dat de fabrikanten van deze prachtige apparaten diep in de buidel hebben getast voor zo'n fantastische marktpenetratie bij onze providers. Zo kan het dat een zeer zakelijk uitziende BlackBerry massaal in het bezit is van tieners op het voortgezet onderwijs. "Pa, als ik overga, mag ik dan ook een BlackBerry?", klinkt het regelmatig in huize Van Bemmel.

De marktvisie van onze telecomaanbieders lijkt dan toch wat hiaten te vertonen. Nu lijkt het een beetje op een pompstation dat gratis elektrische auto's weggeeft als je een jaar bij hen tankt. Je zou kunnen verwachten dat de klanten dan op een gegeven moment wegblijven. Een extra heffing op de aanwezigheid van stopcontacten thuis is dan natuurlijk ridicuul. Toch praten wij hierover.

Aanbieders willen ineens uit angst voor hun verdienmodel allerlei diensten gaan blokkeren of tariferen die normaal gratis te krijgen zijn via internet. VoIP-bellen dateert al van begin deze eeuw. Alle tijd dus voor de aanbieders om te gaan nadenken over innoverende nieuwe producten. Ik zou zeggen: kom met ideeën waarbij zwaar gebruik gemaakt dient te worden van data en snelheid. Hoge kwaliteit videoconferencing via de iPad, bijvoorbeeld. Dit marktsegment zal vanzelf willen investeren in volle abonnementen om dit goed te laten werken. YouTube is razend populair, maar werkt uitsluitend bij genoeg internetcapaciteit en snelheid. Daar zal een abonnement bij horen dat snel en veel data kan verwerken. VoIP is een toepassing die niet zo veel data verbruikt, dus kun je volstaan met een lichter abonnement. Dan is het echt ongepast om mijn internetgebruik te bespioneren met DPI en om midden in de maand een brief te sturen waarin staat: mijnheer Van Bemmel, we hebben ontdekt dat u aan voipen doet en dat is niet de afspraak.

Wij hebben het over technologische vooruitgang. Ik ben bang dat de providers nog de visie van de muzikant Brickman hanteren: "Wij zijn allemaal voor vooruitgang, mits die geen veranderingen meebrengt." Dat is een mooie uitspraak van de heer Brickman, maar ik hoop dat deze niet van toepassing is op dit dossier.

Hier als een poortwachter tussen staan om ineens extra te verdienen, is niet waar we naartoe moeten. Openheid is de kracht en de toekomst van internet. Ik hoef de minister niet te vragen naar zijn mening hierover, want hij heeft zich hier onlangs al ondubbelzinnig over uitgelaten. Ik vraag om zijn volharding hierin ondanks dat Europa het hier laat afweten. Graag wil ik hierop een reactie van de minister.

Vandaag kreeg ik van een van de providers een onderzoek onder ogen dat zou moeten uitwijzen dat consumenten het helemaal niet erg vinden om geblokkeerd te worden. Dit onderzoek doet mij zeer denken aan een reclameslogan uit de jaren tachtig: "Wij van WC Eend adviseren ... WC Eend." Ik zet grote vraagtekens bij de objectiviteit van dit soort onderzoeken.

Cookies zijn belangrijk voor het gebruikersgemak. De webshopbranche heeft daar terecht op gewezen. Als je de juiste mappen weet te vinden op je harddisk, staan deze helaas boordevol met allerlei bestandjes, waarvan je je echt afvraagt wat daarin staat. Het is niet te geloven. Ik kan ook zien wie er thuis op mijn computer is geweest. Als mijn jongste dochter een tijd op internet heeft gezeten, word ik continu lastiggevallen met reclames voor Habbo Hotel. Mijn dochter heeft duidelijk sporen achtergelaten. Een opt-in is dus geen overbodige luxe. De Europese regelgeving heeft hiertoe een aanzet gegeven, eerlijk is eerlijk. Met het amendement dat ik ook namens de PvdA en D66 indien, komt er een toevoeging. Deze toevoeging bestaat uit ondubbelzinnige toestemming, zodat het niet zo kan zijn dat men denkt dat dit al ergens in de browser staat. Je moet daar dus duidelijk voor kiezen. Ik heb begrepen dat je bij de vliegwebsites beter altijd kunt weigeren. Als je toestemming geeft, krijg je ineens hogere prijzen. Dan denken ze namelijk dat je al een vaste klant bent en dat je niet zomaar op prijzen let. Ook daar zijn cookies goed voor.

Goed, dan ga ik in op iets anders wat mij al jaren stoort in de rol van de OPTA. Ik zal hierbij wat visuele hulpmiddelen gebruiken. De kenners weten wat het kastje dat ik nu laat zien is. Dit is een zogenaamd SIP- of ATA-kastje. Hierin zit mijn vaste telefoonnummer, het nummer van mijn huis. Als ik dit hier inplug, maar men mij thuis belt, gaat de telefoon hier, maar ook in Florida. Ik ben onlangs in Florida geweest. Ik had daar ingeplugd, werd thuis gebeld, maar de telefoon ging daar over. En met dit nummer kon ik ook weer naar huis bellen. Dat is heel mooi. Ik heb de plaatselijke pizzaleverancier in Zoetermeer vanuit Florida gebeld. Die vertrouwde mij toe dat hij buiten Zoetermeer wel € 1,50 extra bezorgkosten rekende. Ik heb gezegd dat ik daarmee akkoord ging. U begrijpt dat ik ergens naartoe wil.

Als je een kabelabonnement hebt en een VoIP-aanbieder tegen je zegt dat je via hem mag bellen, kun je heel gemakkelijk je nummer porteren. De OPTA geeft daar toestemming voor. Als je zelf op internet naar de allergoedkoopste aanbieder gaat zoeken en je die in dat kastje programmeert, wordt er ineens gezegd: mijnheer, dat kan helaas niet, want u zou eens met dat kastje hier kunnen gaan staan en dan weten wij niet waar al die vaste netnummers naartoe gaan. Ik heb in tweede termijn dus eventueel een motie waarmee ik de OPTA eigenlijk verzoek om dit ook te regelen voor dit soort aanbieders.

Mevrouw Schaart (VVD):

Ik heb nog een vraag over de cookies. De heer Van Bemmel gaat dus samen met de fracties van de PvdA en D66 een voorstel indienen om ondubbelzinnige toestemming te vragen. In het licht van wat hij eerder over Europa heeft gezegd, kan ik mij dat voorstellen, zij het van een partij als D66 wat minder. Nederland wordt zo namelijk wel buiten de Europese norm gesteld. Alleen de gebruikers in Nederland gaan dit merken. Is de heer Van Bemmel het met mij eens dat internet een grensoverschrijdende dienst is?

De heer Van Bemmel (PVV):

Ik vind het grappig dat mij als PVV'er iets wordt gevraagd over Europese normen. Ik vind dat toch bijzonder. Het gaat echter om Nederlandse regelgeving. De aanbieders zullen moeten voldoen aan de opt-in die wij willen. Dat kan eenmaal klikken zijn; het hoeft niet continue. Als je een website eenmaal kent, kun je volstaan met eenmaal gebruikmaken van opt-in.

Mevrouw Schaart (VVD):

Dat geldt dan voor de consument in Nederland. Een consument in Duitsland, Frankrijk, Spanje of Griekenland hoeft dat niet te doen. Waarom dan die extra regelgeving voor de Nederlandse consument?

De heer Van Bemmel (PVV):

Wij kiezen ervoor dit zo te gaan regelen. Bovendien is het een verfijning van de Europese regelgeving, waarin dit al is aangezet. Wij voegen er een woord aan toe om misverstanden te voorkomen. Overigens zal dit in Griekenland niet op korte termijn gaan spelen, maar dat is weer een ander verhaal. Dat was natuurlijk even een grapje tussendoor.

Wij zijn het eens over het afrekenen per seconde. De minister vindt dit van groot belang, maar toch is daar niets voor geregeld. De PVV-fractie vindt dat abonnees minimaal een concurrerende abonnementsvorm moeten hebben, waarbinnen dit mogelijk is. Mijn amendement voorziet hierin. Ik verwacht uiteraard een reactie van de minister.

Dit debat staat in het teken van vooruitgang. In het verleden kenden wij de telex, die werd verdrongen door de fax. Ik ken geen telexfabrikant die als reactie daarop het faxverkeer probeerde te verhinderen. De faxen werden op hun beurt weer verdrongen door e-mail en ook de traditionele post verliest haar marktaandeel aan e-mail. Het idee om dan maar met virtuele postzegels te gaan werken, zou belachelijk zijn. Wij hebben nu een historische taak: laten wij de vooruitgang faciliteren en internet openhouden voor iedereen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Waar gaat het nu eigenlijk om? In dit debat wordt veel gesproken over netneutraliteit. Ik benadruk dat het doel de keuzevrijheid van de consument is. Netneutraliteit is een middel om dit doel te bereiken. Laten wij oppassen dat wij het middel niet tot doel verheffen.

De SGP-fractie wil in dit debat vooral stilstaan bij de wijze waarop wij met elkaar de toegang tot het internet vormgeven. Laten wij een uitstapje maken naar een supermarktketen. In de supermarktwereld is veel vrijheid om prijzen te differentiëren. Er is nauwelijks een marge op A-merken en er zijn hoge marges op verse groenten, fruit en vlees. De inzet van de huismerken is de A-merken van de markt te drukken. Dat is allemaal toegestaan. Niemand vindt het probleem. Waarom niet? De prijzen en de producten zijn helder en als Albert Heyn je niet zint, ga je naar C1000 of naar een andere winkelketen.

Moeten wij misschien op eenzelfde nuchtere wijze naar de telecomwereld kijken? Ik moet denken aan een citaat uit een essay van een van de partijen uit dit Huis. Ik citeer: "Liberalen erkennen ieders recht om zichzelf bij de neus te laten nemen, maar voor de sociaalliberalen zal dat wel uit eigen vrije wil en bij het volle verstand moeten gebeuren." Klinkt dit de heer Verhoeven bekend in de oren? Het is gezegd door zijn voorganger. Het citaat is overigens niet helemaal letterlijk overgenomen, omdat de oorspronkelijke woordkeus niet helemaal SGP-proof was, maar het tekent wel haarscherp ...

De heer Verhoeven (D66):

Het is heel leuk wat de heer Dijkgraaf doet en dat waardeer ik.

De voorzitter:

Ik heb het niet gehoord. Ik weet niet of het leuk was.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het was heel leuk, mevrouw de voorzitter.

De heer Verhoeven (D66):

Dit is nu precies de selectiviteit waar ik een beetje bang voor ben. De SGP-fractie komt met een verhaal, maar past dat op een aantal punten aan, wat haar goed recht is. Het is nu net de selectiviteit die ook de netneutraliteit waarover wij zojuist spraken, ondergraaft. Wij willen het selecteren bij de internetter leggen en niet bij de provider. Wat vindt de heer Dijkgraaf van die vergelijking? Waarom is hij zo selectief op het moment dat het erop aankomt?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het toont wel aan dat liberalen toch echt wel briljant kunnen zijn in het slaan van bruggetjes. Het woord dat ik heb vervangen is een krachtterm die wij niet vaak gebruiken, maar de inhoud is exact hetzelfde gebleven. Dit voorbeeld is dus geen enkel probleem.

De SGP-fractie kan zich de terughoudende opstelling van de minister wat betreft de toegang van internet en de netneutraliteit goed voorstellen. Belangrijke voorwaarden voor keuzevrijheid voor consumenten zijn transparantie, geen onnodige belemmering voor de overstap naar een andere provider en een hand aan de kraan. Onnodige overstapdrempels zijn al uit de weg geruimd en dit wetsvoorstel regelt als het goed is de transparantieplicht en de hand aan de kraan. Aanbieders worden verplicht om klanten te informeren over eventuele beperkingen van de toegang tot diensten. Ook krijgt de regering de mogelijkheid om minimumkwaliteitseisen aan de dienstverlening te stellen.

Zolang er voldoende aanbieders in de race zijn, is er net als in de supermarktketenwereld volgens mij weinig reden om bang te zijn dat de keuzevrijheid voor consumenten in het geding zou zijn. Of denkt de minister daar anders over als al die andere dingen geregeld zijn? Ik ben in dit licht benieuwd naar zijn beoordeling van de twee ingediende amendementen met betrekking tot de netwerkkwaliteit.

Wij erkennen dat de motie is aangenomen, onder andere van de heer Braakhuis, waarin de regering wordt gevraagd het extra belasten of blokkeren van bepaalde toepassingen en diensten door providers te verbieden. Wij hebben daarom ook begrip voor de ingediende amendementen, maar wij waarschuwen wel voor overhaaste stappen. Ik heb net al gewezen op de mededeling van de Europese Commissie die het belang benadrukt van het hervormingspakket zoals dat met het voorliggende wetsvoorstel wordt geïmplementeerd. De transparantieverplichting en de mogelijkheid om minimumkwaliteitseisen te stellen zijn daarbij belangrijke elementen. De Commissie wil dat deze maatregelen de tijd krijgen om hun effect laten zien. Ook gaat zij verder onderzoek doen naar de huidige praktijken van het blokkeren van diensten. Op basis daarvan zal de Commissie besluiten of aanvullende maatregelen nodig zijn. Is het dan niet verstandig, is mijn vraag aan de minister, om het voorgaande af te wachten?

Aansluitend wil ik erop wijzen dat maatregelen in het kader van het hand aan de kraan-artikel, 7.4a, aan de Europese Commissie moeten worden gemeld. De Commissie kijkt vervolgens of de maatregelen geen negatieve invloed op de werking van de interne markt hebben. De voorgestelde amendering gaat een stap verder. Een eenvoudige vraag, maar misschien wel moeilijk te beantwoorden door de minister, is dan ook: accepteert de Commissie die amendementen dan wel?

Wij erkennen de wens van een Kamermeerderheid om het om commerciële redenen blokkeren of belasten van bepaalde diensten en toepassingen door providers aan te pakken. Wij zitten hier niet geharnast in en willen constructief meedenken. Daarom zijn wij benieuwd naar de visie van de minister op beide amendementen. Wij zijn constructief, tenzij.

Een belangrijk bezwaarpunt van de SGP tegen beide amendementen is de wijze waarop beide amendementen met internetfiltering vanuit ideële motieven omspringen. Beide amendementen beginnen in de toelichting met de zinsnede "Eindgebruikers moeten zelf kunnen beslissen welke inhoud zij willen verzenden en ontvangen en welke diensten, toepassingen, hardware en software zij hiervoor willen gebruiken." De indieners erkennen dat niet netneutraliteit maar de keuzevrijheid voor consumenten vooropstaat. Beiden maken vervolgens een keuze die feitelijk daarmee in strijd is, want er is een heel grote groep consumenten die een hekel heeft aan spam. In beide amendementen wordt daarom terecht ruimte geboden voor spamfiltering. Maar er is ook een groep eindgebruikers die wil dat een aanbieder voor hen op grond van ideële motieven internetfiltering toepast. Dan gaat het om het blokkeren van bijvoorbeeld websites met geweld en porno. Er zijn enkele aanbieders die, al dan niet op grond van ideële motieven, deze diensten leveren. Een mooie combi van vraag en aanbod, maar tot mijn grote verbazing wordt deze combi door nota bene twee liberale fracties met amendementen onmogelijk gemaakt. Dan vraag ik mij af: waarom wordt de keuzevrijheid van consumenten met de mond beleden en wordt deze groep consumenten in de praktijk de das omgedaan?

De heer Verhoeven (D66):

Wij hebben het hier net uitdrukkelijk over gehad. De heer Dijkgraaf doet het nu voorkomen alsof wij eventjes iets schrappen en hier geen oog voor hebben. Nee, wij hebben oog voor het dilemma. Dat heb ik nadrukkelijk aangegeven. Ziet de heer Dijkgraaf dat ook in?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ja, ik kom zo op de positieve opmerkingen. Dit als ondersteuning voor het geval u alsnog mocht overwegen om het amendement niet aan te passen. Dan hebt u deze tekst achter de hand. Die schrappen wij met liefde en dan drinken wij samen daarop een kop koffie.

De heer Verhoeven (D66):

Dat wordt dan een kop koffie met een krachtterm, zou ik bijna zeggen. Dan bedoel ik een drankje erbij.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Een drankje erbij, een gebakje erbij, een taartje erbij?

De heer Verhoeven (D66):

Ja, precies. Het gaat ons erom dat we alles hebben geprobeerd om het probleem, dat wij heel serieus nemen, op te lossen. Ik had even het gevoel dat de heer Dijkgraaf dat niet voldoende onderkent.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Daar kom ik zo op terug. Je zou kunnen zeggen dat filtering door providers niet nodig is, omdat consumenten alle ruimte hebben om zelf filtersoftware te installeren, al dan niet aangeboden door de provider. Wat mij betreft is dit correct. Ik wil daarover drie opmerkingen maken. In de eerste plaats is filtersoftware op computers heel eenvoudig te omzeilen. De jongere generatie weet hoe dat moet en kan daardoor heel gemakkelijk de oudere generatie een loer draaien. Zij stoppen er een Linux-cd'tje in en klaar is Kees. Een tweede punt is de effectiviteit. Welke methode het meest effectief is, is nog steeds niet duidelijk. Het ligt aan de vraag wie de gebruiker is en welke kennis hij heeft. Het ligt ook aan de techniek. DNA is oké, maar er zijn allerlei nieuwe technieken waarbij dit wel degelijk effectief is, ook als de aanbieder het doet. In de derde plaats maakt een groot deel van de gebruikers wel degelijk een bewuste keuze voor filtering door de provider zelf via bijbehorende moderne filtersystemen. Zij willen welbewust geen ruimte bieden voor het omzeilen van internetfiltering. Zijn de minister en de indieners het met mij eens dat keuzevrijheid voorop staat en dat wij deze keuze van deze consumenten moeten respecteren? Je zou kunnen zeggen dat filtering onzin is, maar zeker liberale fracties zouden die keuze toch bij de eindgebruiker moeten willen laten. Denk daarbij aan het eerder genoemde citaat.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik vraag mij af of er een probleem is met deze wetstekst. Providers kunnen dit volgens mij gewoon als dienst blijven aanbieden aan de consument, zolang de consument maar zelf het filter aan of uit zet. Verder zou ik met de heer Dijkgraaf even willen kijken naar de aard van de Telecommunicatiewet. Daarin wordt een aantal principes gesteld. Deze wet kent een bestuursrechtelijke handhaving. Die vindt plaats als een consument klaagt. Zou er één klant zijn van de providers waarover de heer Dijkgraaf zich nu zo veel zorgen maakt, die zal klagen bij de OPTA over de dienstverlening van zijn provider?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Waarom niet? Ik ken die wereld goed. Er wordt over van alles en nog wat geklaagd. Dat is maar goed ook, want dat betekent dat alle providers, ook de providers waarover wij het nu hebben, continu onder druk staan om goede producten te leveren.

De heer Van Dam (PvdA):

Er zal geen klant van de groep waarover de heer Dijkgraaf zich zo veel zorgen maakt, naar de OPTA stappen en zeggen: mijn provider, waar ik om deze reden abonnee bij ben, mag dit niet doen. Daar gaat het nu om. Komt dit daadwerkelijk in gevaar? Zal het daadwerkelijk gebeuren dat de OPTA een provider hierover op de vingers tikt? Dat zal niet gebeuren met dit amendement! De heer Dijkgraaf vraagt zich af of dit wel door kan gaan. Volgens mij is die zorg al weg.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik begreep de heer Van Dam verkeerd, maar nu begrijp ik hem beter. Ik kan mij iets voorstellen bij die redenering. Het is echter wel een beetje vreemd om dit via deze sluiproute alsnog toe te staan, mits consumenten maar niet naar de OPTA stappen. Dat past ook niet goed bij de SGP. Als wij dit willen, laten wij het dan goed regelen.

De heer Van Dam (PvdA):

Maar misschien is dit wel de beste manier om het te regelen. Alle consumenten worden door dit amendement beschermd. De consumenten over wie de SGP-fractie zich zorgen maakt, hoeven niets te vrezen. Zij kunnen immers gewoon de dienst blijven afnemen die zij nu ook afnemen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ja, maar als wij in de Kamer proberen dingen wettelijk goed te regelen, dan moeten wij dat niet a priori via sluiproutes proberen te doen. Wij moeten een en ander in de wet zo helder mogelijk proberen vast te leggen.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Laten wij bijvoorbeeld het woord "seks" nemen. Op dat woord kan worden gefilterd, maar dan is het woord "sekse" ineens ook verdwenen. Dat woord betekent gewoon geslacht, of gender. De heer Dijkgraaf kan dus willen dat wordt gefilterd, maar wie probeert hij nu eigenlijk hiermee te beschermen? De heer Dijkgraaf kan in zijn rol van ouder willen voorkomen dat zijn kinderen bepaalde dingen zien. Dat kan hij thuis regelen. Wellicht wil hij zichzelf beschermen en niet in de verleiding komen om dingen te bezoeken waarmee hij wellicht moeite heeft. Door een filter te zetten bij de provider, wordt er meer weggefilterd dan de heer Dijkgraaf wellicht denkt. Juist daarover gaat netneutraliteit; niet wegfilteren, gewoon aanbieden. Het is de verantwoordelijkheid van de klant en de abonnee om te bepalen wat hij wil zien of niet wil zien.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De heer Braakhuis heeft wel een heel ouderwets beeld van filtering. Ik ken de oude filters die op deze manier alles ineens blokkeren. Ik ken echter ook de nieuwe filters, die op een heel intelligente manier ook de context meenemen. Als je bijvoorbeeld de term "borst" intikt, krijg je geen erotische plaatjes van borsten, maar wel degelijk inhoudelijke informatie over medische problemen rondom de borst en noem maar op.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dan is de verwachting van de techniek bij de SGP-fractie blijkbaar hoger dan bij mij. Dan heb ik het nog niet eens over het kunnen doorzoeken van fotografie. Nogmaals, de abonnee is zelf verantwoordelijk voor wat hij ziet of wil dat er gezien wordt. Er zijn voldoende producten op de markt aanwezig om dit ook goed te kunnen regelen. Dat is beter dan dit via de provider te doen. Waarom zou de SGP de opmaat tot aantasting van de netneutraliteit in gang willen brengen? Ik zou er nog aan willen toevoegen: who's next?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik ken wel degelijk de technologieën die dit nu al kunnen doen, zonder dat sprake is van een experimentele fase. Bovendien geldt hier het volgende argument. Stel dat er, zoals mevrouw Gesthuizen zei, ouders zijn die dit uit willen besteden, bijvoorbeeld omdat ze minder kennis hebben dan hun kinderen – dit komt veel voor – of omdat ze vinden dat een andere instantie dat beter kan of omdat ze zeggen: ik heb helemaal geen zin om mij ermee te bemoeien en ik doe het graag op die manier. Dan moet je het zo regelen dat consumenten krijgen wat ze willen. Als dat geen gat schiet in het hele verhaal, in de netneutraliteit, zie ik daar het bezwaar niet van in.

De voorzitter:

De heer Dijkgraaf vervolgt zijn betoog.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Laat ik helder maken dat ik mij de keus van de genoemde consumenten ook goed kan voorstellen. Denk aan geweld, porno, drugs en gokken. Dat doet onze kinderen en onze samenleving, op zijn zachtst gezegd, meer kwaad dan goed. Je wilt niet dat zo'n filter omzeild kan worden. Ik heb een vraag aan de minister. Erkent hij het knelpunt dat ik zo-even geschetst heb? Hoe waardeert hij dit ten opzichte van beide amendementen? Wij doen een oproep aan de indieners om hun amendement zo aan te passen, dat internetfiltering op grond van ideële motieven door een aanbieder mogelijk blijft. Zo blijft de gewenste keuzevrijheid voor de consument overeind. Wat ons betreft kan een aanvullende uitzonderingsbepaling in beide amendementen zodanig geformuleerd worden, dat het geen ruimte biedt voor oneigenlijk gebruik om commerciële redenen. Je kunt denken aan voorwaarden als "aanbieder moet handelen op grond van ideële motieven zonder winstoogmerk" en/of "aanbieder mag geen geldelijk of ander voordeel hebben bij de blokkering". Mij dunkt dat een aanbieder als KPN linksom of rechtsom onmogelijk een beroep op deze bepaling kan doen om VoIP of WhatsApp het leven zuur te maken.

Graag hoor ik van de minister of hij deze veronderstelling kan bevestigen. Steunt hij het voorstel van mijn fractie? Wij denken hierin graag creatief mee. Het gaat mij niet om de exacte formulering. Volgens mij moeten wij een formulering kunnen vinden, desnoods per ministeriële regeling of een limitatieve lijst. Wij kunnen alle mogelijke dingen verzinnen om dit op een goede manier te regelen, zodat er geen gat in de dijk komt. Ik zeg dit de indieners graag toe. Wij moeten er op een goede manier uit kunnen komen. Ik dank de fracties van onder andere D66, GroenLinks, de VVD en de SP zeer. Ze hebben de afgelopen tijd positief meegedacht. Laten wij proberen om dit te materialiseren in aangepaste wetgeving, opdat het daadwerkelijk goed komt.

Mevrouw Schaart (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie wil een internet dat voor iedereen open en vrij is, maar ook betaalbaar blijft. Het blokkeren van toegang tot bepaalde websites door telecombedrijven is uit den boze. Ook de VVD-fractie vindt dat het internet toegankelijk moet zijn voor iedereen. Het blokkeren van bepaalde websites past niet bij een open en vrije samenleving; het is hier niet Noord-Korea of Iran. Elk telecombedrijf moet in principe iedere website toegang geven tot het net. Dit principe heet netneutraliteit en wordt door niemand betwist.

De meningen lopen echter uiteen als het gaat om de vraag hoe mobiele aanbieders hun geld mogen verdienen. De fracties van de PvdA en GroenLinks en de in naam liberale partij D66 willen telecombedrijven verbieden om in hun dienstverlening en prijsstelling te differentiëren en tariferen. De VVD-fractie is hierop tegen. Het is niet aan de overheid om te bepalen hoe aanbieders van internet, vast of mobiel, hun geld verdienen. Het oppositievoorstel leidt ertoe dat de tarieven voor internet heel snel voor iedereen omhoog gaan. De VVD-fractie heeft een tegenvoorstel ingediend, maar wegens onvoldoende steun weer ingetrokken.

De heer Van Dam (PvdA):

Als ik dit zo beluister, is mevrouw Schaart dan aan het begin van haar bijdrage niet een paar woorden vergeten? Zij zei namelijk dat de VVD voor een vrij en open internet voor iedereen is, maar had daar niet achter moeten staan: voor iedereen met een dikke portemonnee die ervoor betaalt? Dat is dus niet voor iedereen.

Mevrouw Schaart (VVD):

Hoe komt de heer Van Dam daarbij? In zijn voorstel zijn instapabonnementen voor data onmogelijk. Juist mensen met een kleine beurs gaan het ontzettend merken als zijn voorstel ingediend en aangenomen wordt. Ik snap werkelijk niet hoe hij daarbij komt.

De heer Van Dam (PvdA):

Het is jammer dat de glazen bol van mevrouw Schaart alleen maar donkere wolken ziet boven de telecommarkt. Ik denk niet dat het zo gaat lopen.

Mevrouw Schaart (VVD):

Ik ben niet naïef.

De heer Van Dam (PvdA):

Dit is een principieel punt, namelijk: is de VVD voor een vrij en open internet voor iedereen of krijg je alleen vrij en open internet als je ervoor betaalt?

Mevrouw Schaart (VVD):

Voor de VVD is open en vrij internet van het uitzonderlijkste belang. Dat moet gegarandeerd worden en mag absoluut niet geblokkeerd worden. Telecombedrijven mogen absoluut geen diensten zoals Viber weren. Daar zijn wij fel tegen gekant. Dat weet de heer Van Dam ook.

De heer Van Dam (PvdA):

Ze worden geweerd behalve als je ervoor betaalt. Dat model wordt nu gebruikt en de VVD vindt het prima als dat model gebruikt blijft worden. Dat is het principe. Mogen telecombedrijven diensten weren voor iedereen die niet bereid is om daar dik voor in de buidel te tasten?

Mevrouw Schaart (VVD):

De VVD wil dat je betaalt voor wat je gebruikt. De huidige telecomaanbieders stellen hun tarief vast op data. Dat lijkt mij prima. Zij bieden daarnaast aparte diensten aan. De VVD wil op zich niks aan deze dienstverlening veranderen. De heer Van Dam wil met zijn voorstel de keuzevrijheid verminderen. Daar is de VVD tegen gekant.

De heer Verhoeven (D66):

Ik ben blij te horen dat mevrouw Schaart haar amendement intrekt omdat er dan geen sprake meer is van een discussie over nepneutraliteit. Ik vind het ook dapper dat zij haar amendement introk toen zij inzag dat de weg die zij daarmee inging, niet echt liberaal was. Keert mevrouw Schaart terug op het echt liberale nest door het amendement van de fracties van D66, PvdA, GroenLinks en SP, het echte netneutraliteitsamendement, alsnog te steunen? Dat zou voor mij de slagroom op de taart zijn. Kan zij daar een positief antwoord op geven?

Mevrouw Schaart (VVD):

Hoe aardig ik de heer Verhoeven ook vind, ik begrijp met de beste wil van de wereld niet wat er precies liberaal is aan zijn voorstel, dat ons buiten de Europese context plaatst. Hij schijnt het Europese gedachtegoed van zijn fractie volledig uit het oog te zijn verloren in dit debat. Ik ga dit amendement bekijken op zijn merites, zoals ik altijd al doe. Ik wil het graag op inhoud doen. Andere argumenten vind ik veel minder belangrijk. Maar ik heb vijf minuten voordat wij de plenaire zaal binnenkwamen, een amendement voor ogen gekregen met deze voorstellen. Daar heb ik wat gaten in geschoten tijdens het betoog van de heer Verhoeven. Ik ben daar nog niet heel erg vrolijk van geworden. Hij schermt met "nepneutraliteit", maar met wat ik gezien heb in de wijzigingen die dit voorstel biedt, is daar nu absoluut sprake van geworden. Ik wil dat de mensen in Nederland zich goed realiseren dat de netneutraliteit in het voorstel dat er nu ligt, niet netneutraliteit is zoals die in de kern is bedoeld.

De heer Verhoeven (D66):

Daar komen wij uiteraard nog op terug. Ik ben blij te horen dat mevrouw Schaart het amendement zoals het er nu ligt, het enige overgebleven amendement netneutraliteit, op zijn merites gaat beoordelen. Ik sta haar ter beschikking om een goede toelichting te geven op alle twijfelpunten die er nog zijn. Dan hoop ik op een brede samenwerking met de hele Kamer om dit goed te regelen.

Mevrouw Schaart (VVD):

Ik ben van mening dat je moet betalen voor wat je gebruikt. Als je een dienst als Skype niet gebruikt, betaal je ook minder. Anders dan dit voorstel, ben ik er niet voor dat de prijs van internetdata-abonnementen over de hele linie omhooggaan. Dat gaat de gemiddelde consument dus veel meer kosten, ook als hij niet gebruikmaakt van diensten als Skype op zijn mobiele telefoon. Waarom is dat nou niet mogelijk?

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik ga toch even terugschieten, gaten schieten in dit betoog. Als er getarifeerd zou gaan worden op basis van datahoeveelheden, bandbreedte of snelheid, dan kun je een heel goedkoop abonnementje nemen. Dan krijg je nog steeds alles, alleen duurt het even. Dat is een groot verschil met de situatie dat je pakketten van bepaalde applicaties gaat inrichten waarbij de twee, drie dingen die jij wilt zien, in twee, drie verschillende pakketten blijken te zitten. Dan moet je ze alle drie afnemen, waardoor je kosten juist vreselijk oplopen. Dit ketst dus alle kanten op. Wil mevrouw Schaart de duizenden applicaties voor mobiel internet echt per stuk tariferen?

Mevrouw Schaart (VVD):

Absoluut niet; dan begrijpt de heer Braakhuis mij helemaal verkeerd. Volgens mij willen wij precies hetzelfde: data-abonnementen voor elke consument in Nederland. Dat wordt het en daar zijn wij ook voor; dat is prima.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dit is een verrassende wending. Mevrouw Schaart omarmt ons voorstel om te tariferen op bandbreedte, datagebruik en/of snelheid volledig. Dan hoeven wij het ook niet per applicatie te doen.

Mevrouw Schaart (VVD):

Dat heb ik ook altijd gedaan. Met mijn amendement wilde ik het mogelijk maken om telecombedrijven nu al de mogelijkheid te ontzeggen om te tariferen op kwaliteit, doorgifte of wat dan ook. Dat amendement heb ik ingetrokken en daarover hoeven wij dus niet verder te discussiëren. Zo ver wilde ik namelijk nog niet gaan, omdat het buiten de Europese context ligt. Natuurlijk zal de Nederlandse consument voor databundels moeten betalen, maar niet voor aparte diensten. Dat zou volgens mij ook ongelooflijk onhandig zijn.

Ik heb ook het voorbeeld gegeven dat de heer Verhoeven en ik een soort Skypedienst opzetten of dat de heer Braakhuis en ik dat doen. Het lijkt mij onjuist en onlogisch om daar elke keer een aparte dienst voor op te tuigen. Een apart abonnement is in werkelijkheid ook helemaal niet realiseerbaar. Mijn punt is en blijft: waarom moeten wij ons nu al beperken waardoor de internettarieven over de gehele linie omhooggaan; is dat wel een verstandige zaak? Ik ben van mening dat de discussie over netneutraliteit zo complex is, dat goed bekeken moet worden wat precies de ins en outs zijn van het voorliggende voorstel. Wij moeten eens goed bekijken wat daarvan de gevolgen voor de Nederlandse consument zijn.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Volgens mij maakt de VVD een aardige draai in onze richting.

Mevrouw Schaart (VVD):

Volgens mij heeft de heer Braakhuis mij altijd verkeerd begrepen en dat is jammer.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dat zou zomaar kunnen, maar dan heb ik nog één vraag.

De voorzitter:

Mijnheer Braakhuis, mag ik eerst even?

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Jazeker, u bent de baas.

De voorzitter:

Heel fijn. Mevrouw Schaart, u kondigt net aan dat u een amendement intrekt?

Mevrouw Schaart (VVD):

Dat heb ik al gedaan.

De voorzitter:

Mevrouw Schaart wenst het amendement op stuk nr. 11 in te trekken. Het is mijn taak om dat te bevestigen.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

De VVD weet van mij dat ik in Europa een soort federalist ben. Ik wil daarover geen misverstand laten bestaan. Ik ben er echter trots op dat Nederland met het aannemen van het amendement een voortrekkersrol kan vervullen en juist de lead kan pakken voor iets wat GroenLinks als een basisrecht beschouwt. Daarom heb ik de minister ook verzocht om het in Europa uit te dragen. Het is eigenlijk een omgekeerde weg omdat er in Europa nog geen enkele beslissing genomen is. Nederland is het tweede land ter wereld dat het zou regelen en daarmee neemt Nederland de morele lead. Dat moet de VVD toch ook enorm aanspreken?

Mevrouw Schaart (VVD):

Dat spreekt mij zeker aan, maar ik ben niet naïef. De gevolgen daarvan moeten wij volgens mij goed onderzoeken. Nederland is dan inderdaad na Chili het tweede land ter wereld, het eerste Europese land, die het voor elkaar zou hebben. De VVD is van mening dat netneutraliteit ontzettend belangrijk is en dat blokkeren absoluut niet mag. Wij zijn het echter niet eens geworden over de precieze inhoud daarvan. Ik wil daarin absoluut vooroplopen in Europa. Ik ben daar zeker toe bereid, maar dan wel op de wijze waar de consument het meest bij gebaat is. Gezien alle complexiteit en discussies over dit onderwerp, lijkt het mij verstandig om het in Europees verband verder te onderzoeken. Onze eigen Neelie Kroes, die in Europa verantwoordelijk is voor de Digitale Agenda, heeft de haast van het Nederlandse parlement ook niet goed begrijpen. Waarom kunnen wij niet even wachten, alle feiten goed op een rijtje zetten, totdat er een goed en gedegen advies vanuit Brussel komt?

De heer Van Bemmel (PVV):

Kent mevrouw Schaart de term "ondernemersrisico"? Ik neem aan van wel, maar ik stel haar er toch een vraag over. Ik heb zelf een bedrijf gehad dat apparaten van € 40.000 per stuk verkocht. Dat was in de jaren tachtig. Internet heeft ervoor gezorgd dat die "apparaten" gratis te downloaden zijn. Als ondernemer heb ik mij daarom juist toegelegd op dingen die daarvoor gebruikt konden worden. Als ondernemer heb ik dus zelf innoverende producten op de markt gebracht. Wij praten nu over de providers. Ik verwacht dat zij ook veel innoverende producten op de markt brengen. Internet is een nieuwe werkelijkheid. Ik verwijs ook naar netneutraliteit. Ik heb het idee dat mevrouw Schaart een manier zoekt om het ondernemersrisico een beetje te verzachten. Is dat ook zo of versta ik dat verkeerd?

Mevrouw Schaart (VVD):

Nee, maar ik wil niet dat het investeringsklimaat verslechtert omdat wij extra regelgeving opleggen die anderen in Europa niet opgelegd krijgen. We zullen eerst goed naar de gevolgen daarvan moeten kijken.

Ik vind het mooi dat de heer Van Bemmel een innovatief bedrijf is gestart, hopelijk doen velen dat met hem. In mijn voorbeeld gaf ik al aan dat we iedere innovatieve dienst – waarvan er nog vele zullen komen na WhatsApp, Skype, en dergelijke – alle mogelijkheden moeten geven om diensten op internet te kunnen aanbieden. Ik ben van mening dat het voorstel van de oppositie niet helpt, omdat men al een onderscheid maakt naar telefoondiensten en internetdiensten. Komen daar dan ook chatdiensten bij? Het wordt er dus helemaal niet neutraler op. Ik wil daar goed naar kijken en wellicht komen we eruit, maar ik vind het ook belangrijk om Europa af te wachten.

De heer Van Bemmel (PVV):

Ik bemerk een soort doemscenario bij mevrouw Schaart.

Mevrouw Schaart (VVD):

Nee, helemaal niet, ik ben over het algemeen heel positief van karakter.

De heer Van Bemmel (PVV):

Het lijkt toch op de donkere wolken die komen aandrijven, waarover ook collega Van Dam sprak. Mevrouw Schaart zegt namelijk dat investeerders wegblijven en ze vraagt zich af wat er met de aandelen van de bedrijven zal gebeuren.

Mevrouw Schaart (VVD):

Dat zeg ik helemaal niet.

De heer Van Bemmel (PVV):

Mevrouw Schaart zegt dat de investeerders wegblijven en geeft daarmee een opzetje. We weten echter helemaal niet of dat gebeurt; dat is helemaal niet gezegd. Maar mevrouw Schaart heeft dat zojuist wel gezegd.

Mevrouw Schaart (VVD):

Ik vind dat je altijd moet kijken of je investeringsklimaat hierdoor verbetert of verslechtert. Verder is de telecommarkt geen nationale markt, maar een internationale markt. De meeste partijen die in Nederland actief zijn, komen ook uit het buitenland, zoals Vodafone en T-Mobile. Wanneer zij in Nederland op een andere manier zaken kunnen doen dan in het buitenland, dan kan dat wel eens ten koste gaan van de kwaliteit van ons netwerk. Dat moeten we wel in de discussie betrekken, of de heer Van Bemmel dat nu leuk vindt of niet.

Dan wil ik graag een toezegging van de minister op het punt van porno, spam en virussen. Wat de VVD-fractie betreft moeten gebruikers te allen tijde de mogelijkheid behouden om filters tegen spam, porno en virussen te installeren op hun computer of telefoon. Ook moeten providers de mogelijkheid houden om zulke diensten aan te bieden aan hun klanten. Door dit overhaaste voorstel van "verenigd links", dreigt het installeren van zulke filters door providers verboden te worden, ook als dat op verzoek van de klant gebeurt. Ik vind het te gek om los te lopen dat je mensen de vrijheid ontneemt om zelf te bepalen hoe het internet op te gaan. Het is toch logisch dat ouders hun kinderen willen beschermen tegen porno? Of dat mensen zich willen wapenen tegen een tsunami aan spammails? Het valt niet uit te leggen dat de bescherming tegen virussen het aflegt tegen de scoringsdrang van de linkse oppositie. De mogelijkheid om te filteren moet de consument te allen tijde in eigen hand kunnen houden. Graag een toezegging van de minister op dat punt. Kan hij mij en duizenden andere bezorgde ouders geruststellen?

De VVD-fractie zal verder scherp blijven letten op de handel en wandel van telecombedrijven. Wanneer de praktijk uitwijst dat telecombedrijven hun macht misbruiken, ligt ingrijpen op Europees niveau voor de hand. Er is anders van een level playing field geen sprake en schrikken wij, zoals gezegd, buitenlandse aandeelhouders en investeerders af. Bovendien zal een sector waarvan de verdiencapaciteit wordt ondergraven, weinig genegen zijn om geld te steken in de kwaliteit van internet, terwijl er nu juist forse investeringen nodig zijn voor de mobiele netwerken in de toekomst. Internet wordt dus niet alleen duurder, maar ook slechter.

Haastige spoed is zelden goed, ook als het om netneutraliteit gaat. In Brussel is men hard bezig een algemene Europese lijn te formuleren. Onze haast wordt slecht begrepen. Nederland doet er goed aan pas op de plaats te maken, zodat we een zorgvuldige discussie op basis van feiten kunnen voeren in plaats van langs elkaar heen te schreeuwen op basis van verkeerde informatie. Ik verzoek de minister dan ook dringend en met klem om de Europese lijn te volgen.

Een ander belangrijk punt is voor mij de mogelijke storing aan consumentenapparatuur die kan optreden door het in gebruik nemen van digitaal dividend. Ik heb eerder aangegeven dat het voor de VVD-fractie van het grootste belang is dat voor de ingebruikname duidelijk is waar de verantwoordelijkheid ligt om deze problemen op te lossen. Zowel kabelexploitanten als mobiele operators zullen actie moeten ondernemen om ervoor te zorgen dat de consument niet de dupe wordt. Helaas ziet het ernaar uit dat de gesprekken die hierover gevoerd worden, niet tot een overeenkomst zullen leiden voordat wij, waarschijnlijk dinsdag, stemmen over dit wetsvoorstel. Ik overweeg daarom, samen met mijn collega Verburg, een motie of amendement in te dienen waarin de regering wordt opgeroepen te bevorderen dat er voor 1 juli een overeenkomst komt om deze problemen op te lossen. Ook wil ik dat in de vergunningen voor digitaal dividend verplichtingen opgenomen worden die ervoor zorgen dat storingen aan consumentenapparatuur voorkomen worden.

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb het betoog van mevrouw Schaart even aangehoord. In plaats van de grootste regeringspartij lijkt zij wel een boze oppositiepartij. Het enige wat zij doet, is voorstellen van andere partijen op een populistische manier de grond in boren. Wat gaat de VVD nu zelf doen om het internet en alles daaromheen te verbeteren? Welke voorstellen gaat de VVD nog doen nadat het amendement waar zij zo achter stond wegens gebrek aan steun is ingetrokken?

Mevrouw Schaart (VVD):

Ik wijs erop dat in het begin van de totstandkoming van uw amendement ik een grote penschrijver ben geweest. U kunt dus niet ontkennen dat wij samengewerkt hebben op het gebied van dit voorstel van u, maar uiteindelijk hebben wij elkaar niet gevonden. Ik heb toen een eigen voorstel gemaakt. Dus u kunt mij er absoluut niet van betichten dat ik niet gevochten heb voor een open en vrij internet in Nederland.

De heer Verhoeven (D66):

Helemaal mee eens, maar waarom staat mevrouw Schaart hier dan zo verontwaardigd, zo boos te doen over de situatie dat wij met een heleboel partijen heel dicht bij elkaar zitten en het idee van netneutraliteit misschien op een paar details na – ik heb haar echt zien bewegen in dit debat – geregeld hebben? Waarom deze bijna zure houding? Waarom niet gewoon nu zeggen: we kijken met z'n allen verder? Waarom deze destructieve opstelling?

Mevrouw Schaart (VVD):

Dat ben ik niet met u eens. Ik wil gewoon op basis van de feiten in debat gaan met u. Ik herken dit beeld niet. Ik word ook niet vaak beticht van zurigheid. Eigenlijk is dat voor het eerst. Ik herken dat dus ook niet. Ik kan er dan ook eigenlijk niet op reageren. Sorry.

Voorzitter. Cookies leveren een belangrijke bijdrage aan de werking van internet. Het is echter wel zaak dat de gebruiker weet dat een bepaalde website met cookies werkt. Om die reden steun ik ook de inhoud van de Europese cookiebepaling. Het is goed dat gebruikers vooraf toestemming moeten geven en geïnformeerd dienen te worden conform de Wet bescherming persoonsgegevens. Ik acht het echter wel van groot belang dat hierbij rekening wordt gehouden met de gebruiksvriendelijkheid van het internet. Wanneer bij iedere website een pop-up komt met de vraag of men toestemming wil geven voor het gebruik van cookies, is het internet straks niet meer gebruiksvriendelijk. Ik opteer daarom voor een optie waarin men via de browserinstellingen toestemming geeft.

De heer Van Dam (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Vrijdag 25 februari 1603. De Santa Catharina, een Portugees schip beladen met koopmansgoederen ter waarde van zo'n 3 miljoen gulden, vaart door de Straat van Singapore en wordt geënterd door Jacob van Heemskerck en zijn vloot. Ze nemen het in beslag en brengen het schip en de buit terug naar Amsterdam. Het is het begin van een verhaal dat een grote betekenis heeft voor de Nederlandse maar ook voor de internationale geschiedenis. Want naar aanleiding van deze kaping van de Santa Catharina vraagt de VOC aan Hugo de Groot om zijn juridische visie op deze kaping op papier te zetten. Het eerste stuk dat hij schreef zou niet verschijnen tot 1864, maar in 1608 vraagt de VOC het opnieuw en in 1609 publiceert hij de Mare Liberum, het concept van de vrije zee, de basis voor het latere internationaal recht. De Spanjaarden in die tijd met wie wij in oorlog waren, trachtten de handel met de Oost-Indische en de West-Indische gebieden te monopoliseren. Hugo de Groot legde daar een concept tegenover. Het concept van de vrije internationale handel en het vrije verkeer over zee.

Voorzitter. Het is iets meer dan 400 jaar later dat wij hier staan. Niet in een discussie over de vrije zee, maar in een discussie over het vrije internet. Een vrij internet is het Mare Liberum van onze tijd. Dankzij het internet hebben burgers toegang gekregen tot alle informatie wereldwijd, tot alle markten, tot alle aanbieders van producten en diensten die er te vinden zijn. De vrije handel is niet langer een concept van grote multinationale ondernemingen maar het is een individuele verworvenheid geworden met de komst van het internet. Ik sta hier om dat concept van die vrije informatiegaring, de vrijheid van expressie en de vrijheid om te handelen, te verdedigen, want het zijn de belangrijkste burgerrechten voor onze generatie. Wij mogen niet toelaten dat bedrijven die toegang verschaffen tot het internet als een soort poortwachter bepalen wat wij mogen doen, welke websites wij bezoeken, welke diensten wij afnemen en van wie. Het internet is van ons, van de burgers, en niet van de grote telecomproviders.

De betekenis van een wettelijke waarborg voor een vrij internet kan niet worden onderschat. In 1609 liep Nederland internationaal voorop met het denken over de vrije zee, nu ging alleen Chili ons nog voor en stellen wij opnieuw een voorbeeld dat wereldwijd navolging verdient: het open en het vrije internet.

De afgelopen maanden spraken wij achter de schermen met een aantal partijen over de wettelijke waarborg om het internet open en vrij te houden. Het resultaat is te zien in het amendement op stuk nr. 17. Het behelst een verbod op het belemmeren en vertragen van websites of diensten en een verbod om specifieke diensten van een tarief te voorzien. Om het in wat begrijpelijker taal te zeggen: de fabrikant van je deur mag niet bepalen wat je op straat gaat doen of welke winkel je bezoekt in het centrum van je stad. Net zo min mag het bedrijf dat jou toegang verleent tot het internet, bepalen wat je daar gaat doen en bij wie je spulletjes koopt.

Dit amendement garandeert de vrije toegang en lijkt van links tot rechts in deze Kamer te worden ondersteund, behalve door de VVD. Die partij is van mening dat de burgerrechten van vrije expressie, vrije informatiegaring en vrije handel alleen beschikbaar hoeven te zijn voor mensen die daarvoor betalen. Ik vraag mij af wanneer de VVD een pleidooi gaat houden voor de herinvoering van het censuskiesrecht, het kiesrecht alleen voor mensen met een dikke portemonnee.

Voor de Partij van de Arbeid is de vrije en ongehinderde toegang tot het internet een burgerrecht. De minister heeft ditzelfde standpunt onlangs ingenomen in reactie op de motie die wij gezamenlijk onder aanvoering van de heer Braakhuis hebben ingediend. Ik complimenteer de minister graag met dit standpunt. Wij hebben hem vanuit de Kamer een beetje geholpen – dat hoop ik althans – met een aantal wijzigingsvoorstellen op het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken. Ik noem nogmaals het amendement op stuk nr. 17, dat de netneutraliteit garandeert. Ik begrijp dat netneutraliteit op dit moment een world trending topic is op Twitter.

Wij kwamen echter ook met het amendement op stuk nr. 16, dat een verbod op het aftappen en afluisteren van internetverkeer behelst. Niemand of niets, ook de apparatuur van de provider niet, hoeft te weten wat ik op het internet doe. Bovenop hetgeen strafrechtelijk is geregeld, namelijk het afluisterverbod dat al in het strafrecht is opgenomen, opent dit amendement een mogelijkheid om bestuursrechtelijk op te treden op het moment dat een internetprovider misbruik maakt van zijn technische mogelijkheden om de inhoud van het berichtenverkeer te scannen. Ik verwijs naar de technieken die worden gebruikt; zojuist werd al gesproken over deep packet inspection. Dat is als een postbode die de brief die hij bij je bezorgt, openmaakt, erin kijkt en zegt: ik heb niet bekeken wat er staat geschreven, maar alleen wat voor soort brief er in de envelop zit. Als dat zou mogen, zou het briefgeheim weinig meer waard zijn. Hetzelfde geldt op internet.

Het amendement op stuk nr. 14 is ook al het resultaat van een bijzondere samenwerking tussen de fracties van de PVV, D66 en de Partij van de Arbeid. Daarin wordt geregeld dat ook het gebruik van cookies iets strenger aan banden wordt gelegd dan in het wetsvoorstel van de minister. Er zijn allerlei cookies waarvan je niet zo veel last hebt. Die zorgen er eigenlijk alleen voor dat de website goed functioneert en dat je, als je weer een keer op die site komt, niet opnieuw je gegevens hoeft in te voeren. Dat wordt met dit wetsvoorstel gelaten zoals het is. Je krijgt er als internetgebruiker dus ook geen last van.

Hier gaat het echter om commerciële cookies die alles registreren wat je op internet doet. De Europese Richtlijn stelt dat daarvoor toestemming van de internetgebruiker nodig is. De vraag is nu hoe ver die toestemming gaat. Is het voldoende als je in je browser instelt: laat maar cookies installeren? Of moet de adverteerder echt kunnen aantonen dat de internetgebruiker erin heeft toegestemd dat de cookies op zijn computer worden geplaatst en ook worden uitgelezen? Aangezien dit een zeer ingrijpende inbreuk is op je privacy – je surfgedrag op internet zegt zo veel over wie je bent, welke voorkeuren je hebt, welke hobby's en politieke standpunten – is het van groot belang dat internetgebruikers expliciet instemmen met het gebruik van cookies en het uitlezen ervan.

Voorzitter. In het amendement op stuk nr. 21 hebben de heer Verhoeven en ik voorgesteld dat voorkomen wordt dat je zomaar van internet kunt worden afgesloten. Ik betoogde net al dat de vrije toegang tot internet een grondrecht is. Het gebruik van internet is net zo instrumenteel geworden als dat je thuis stromend water en elektriciteit hebt. Net zo goed heb je een internetverbinding nodig. Die hoort dus niet makkelijk te kunnen worden afgesloten. We hebben er immers ook waarborgen voor dat je waterleiding of je elektriciteit niet zomaar kan worden afgesloten. Dat hebben we geprobeerd op te nemen in het amendement op stuk nr. 21. Daarin wordt heel limitatief opgesomd in welke gevallen je internetverbinding mag worden afgesloten. Daarmee wordt dus ook geregeld dat je niet voor allerlei gekkigheid die providers nu in de algemene voorwaarden opnemen, ineens je internetverbinding kunt kwijtraken.

Het amendement op stuk nr. 20 voegt internet toe aan wat we de universele dienst noemen. Laat ik dat heel kort uitleggen. Op dit moment is wettelijk geregeld dat iedereen in Nederland op elk adres recht heeft op een werkende telefoonverbinding. Dat was heel lang een heel logisch wettelijk recht en dat blijft ook zo. Is het dan nu niet logisch om dat wettelijke recht in deze tijd uit te breiden met het recht op toegang tot internet, in welke uithoek van het land je ook woont? En dan bedoel ik niet gewoon internet, maar internet met een bepaalde minimumsnelheid. Zweden en Finland gingen ons voor en zeiden: die minimumsnelheid moet in vijf jaar tijd oplopen naar 100 Mbps. Natuurlijk, het zijn iets andere landen. Ze zijn iets uitgestrekter en hebben dus meer buitengebied dan wij, maar is het niet een logisch principe om ook in Nederland te zeggen dat elke Nederlandse burger recht heeft op een snelle internetverbinding? Is het niet logisch dat ook wij ons de ambitie stellen om in Nederland de minimale snelheid van zo'n internetverbinding die iedereen kan krijgen, op te laten trekken naar 100 Mbps in 2015? Daarmee blijft Nederland aansluiten bij wat toch de koplopers van Europa zijn, Zweden en Finland. Ze zijn niet voor niets ook koplopers op het gebied van ICT en innovatie. Ik hoop dat ook de minister die ambitie op zich wil nemen.

Dit wetsvoorstel gaat niet alleen over een vrij internet. Sterker nog, eigenlijk was het in de basis niet een voorstel dat over vrij internet ging, maar over het implementeren van wat met dure woorden "het nieuwe reguleringskader" heet, het nieuwe Europese reguleringskader. Oftewel het gaat over eerlijke concurrentie op de markt voor telecommunicatie en internet. De telecommunicatiemarkt is een infrastructuurmarkt, en net zoals elke infrastructuurmarkt zal die nooit tot een volledige, volwaardige concurrentie kunnen uitgroeien. Het zal altijd een duopolie of op zijn hoogst een beperkt oligopolie zijn; er zijn altijd maar twee, drie, vier, misschien als we heel erg ons best doen vijf aanbieders van telecomdiensten. Als het gaat om vaste netwerken zijn we eigenlijk al heel blij dat we concurrentie hebben tussen twee partijen op de markt.

Een markt als deze vergt streng toezicht om een en ander in goede banen te leiden en om te voorkomen dat bedrijven de machts- en marktposities die ze hebben, kunnen misbruiken ten nadele van de consument. Dat vergt wat we noemen ex ante toezicht, dus toezicht vooraf, dat gericht is op het ordenen van de markt. Ik zou het liefst zien dat de markten voor infrastructuur en diensten uiteindelijk gesplitst zouden worden, net zoals we dat ook op andere markten hebben gedaan, en dat de concurrentie tussen de infrastructuren niet meer wordt dan concurrentie tussen wat in de sector "a dumb pipe" wordt genoemd, een domme pijp. Het geeft alleen maar toegang tot internet en alle dienstverlening kun je bij concurrerende bedrijven afnemen. Het moment dat dit kan, komt steeds dichterbij, naarmate de telcomnetwerken steeds meer IP-netwerken worden. Dat zou wat mij betreft de ambitie moeten zijn. Ik hoop dat de minister die ambitie ook wil volgen.

Ik hoop ook dat de minister deze ambitie in de Europese discussie wil inbrengen. In Europa gaat de discussie namelijk wat mij betreft steeds meer de verkeerde kant uit. Telecom wordt steeds meer gezien als een gewone markt, waarop je normaal mededingingstoezicht kunt toepassen. Dat is volgens mij een veel te optimistische kijk op de ontwikkeling van deze markt. Infrastructuurmarkten zoals deze worden nooit volwaardig concurrerend, omdat de investeringen in de infrastructuur zo'n hoge drempel vormen voor de instap in deze markt dat het niet een normale markt is. Op een normale markt moet je immers vrij kunnen toetreden en dat gaat nu eenmaal niet op de telecommarkt. Ik hoop dat de minister die ambitie deelt en ook kritisch de Europese discussie hierover wil voeren. Zolang dat niet het geval is, gaat het erom dat wij de oneerlijkheid uit de markt halen en dat we marktwerking waar wij dat kunnen zoveel mogelijk bevorderen. Om die reden heb ik mijn amendement op stuk nr. 15 ingediend om voor de OPTA niet langer een verzwaarde bewijsplicht te laten gelden. Dat is ooit ingebracht door – ook toen weer; het zal wel weer toeval zijn – de VVD, omdat de VVD ook toen achter de lobbyisten van KPN aanliep. Deze zeiden dat OPTA zijn bezwaren zwaarder zou moeten motiveren dan zij wettelijk verplicht was. Elke toezichthouder heeft al een motiveringsplicht, maar het was toen o zo nodig om die motiveringsplicht voor OPTA nog eens even extra zwaar te maken. Het gevolg is geweest dat OPTA een aantal malen nat is gegaan voor de rechter. Als de OPTA haar bezwaren extra zwaar moet onderbouwen, weet je als parlementariër waarvoor dat bedoeld is als lobbyisten daarom komen vragen, namelijk om de juridische aanvechtbaarheid van de besluiten van de toezichthouder gemakkelijker te maken. Het staat nu zo'n zeven à acht jaar in de wet en het heeft ons niets geholpen. De enigen die het wel heeft geholpen, zijn de grote telecombedrijven en het wordt tijd dat de Kamer dat herstelt en dit alsnog uit de wet haalt.

Het zou ook kunnen helpen bij het reguleren van de kabel, een ambitie die in deze Kamer volgens mij al vijftien jaar speelt. De kabel belooft de consument in Nederland al vijftien jaar dat hij straks kan kiezen bij welke aanbieder hij zijn televisie wil afnemen, of zijn internet. Dat laatste is wel helemaal ver weg op dit moment. OPTA heeft het geprobeerd, maar sneuvelde voor de rechter. Ik wilde dat risico niet nog een keer lopen en ben in overleg getreden met allerlei mensen die daar interesse in en belang bij hebben om te kijken of er geen juridische wegen zijn om de toegang tot de kabel wettelijk te verankeren. Ik heb vandaag twee amendementen ingediend, een die een wijziging aanbrengt in de Telecommunicatiewet en een die een wijziging aanbrengt in de Mediawet. Daarmee wordt wettelijk geborgd dat je als consument niet per se vastzit aan Ziggo of UPC, maar dat je kunt kiezen bij wie je je kabeltelevisie afneemt.

Kabeltelevisie lijkt misschien een beetje naar de achtergrond te verdwijnen in de concurrentie tussen internetverbindingen en digitale televisieverbindingen, maar voor heel veel mensen in Nederland blijft gewoon het simpele kabeltelevisiesignaal de belangrijkste reden dat zij nog steeds bij hun kabelaanbieder zitten. Op het moment dat je daar dus geen concurrentie hebt, blijft deze markt onevenwichtig en een onevenwichtige markt is bijna per definitie een oneerlijke markt. Ik hoop dat ik met deze twee amendementen de juridische mogelijkheden heb gevonden om ervoor te zorgen dat consumenten kunnen kiezen bij wie ze hun kabeltelevisie willen afnemen. Ik denk dat dit kan omdat de Europese richtlijnen wel gaan over de marktwerking op de telecommarkt, maar niet over wat we noemen "inhoudsdiensten" ofte wel televisie. Dat is volgens mij aan ons als landelijke wetgever.

Die eerlijke marktwerking is hard nodig. Wij hebben dit al eerder gezien aan de torenhoge tarieven voor het bellen van vast naar mobiel. Wie let daar nu op als hij een abonnement afsluit? Wij hebben de torenhoge tarieven gezien voor het bellen in het buitenland en wij hebben de voorstellen en ideeën gezien om het bellen af te ronden op minuten in plaats van per seconde. Het is heel goed dat de heer Van Bemmel daartoe een voorstel heeft ingediend. Ik wijs ook op de recente voorstellen over de WhatsApp-heffing die ons dan wel weer hielpen in de discussie over netneutraliteit en de echt idiote tarieven voor internetten in het buitenland, ook binnen Europa. Ik hoop dat de Europese Commissie ook echt ver zal gaan om daar iets aan te doen. Maar het laat zien hoe hard het nodig blijft om ervoor te zorgen dat het toezicht streng kan zijn en voldoende instrumenten in handen heeft.

Ik heb tot slot een vraagje, dat totaal niet in het betoog past, maar dat ik kwijt moest. Het gaat over de verspreiding van de telefoongids. Er zijn mensen die dat gedrukte ding allang niet meer in de brievenbus willen krijgen. Zij hebben geprobeerd om zich daarvoor bij de Telefoongids af te mailen, maar kregen hem het jaar daarop toch weer. De Telefoongids belooft dat zij dat allemaal gaat verbeteren, maar de minister heeft de mogelijkheid om bij Algemene Maatregel van Bestuur hierover nadere regels te stellen. Als het nu weer misgaat, is hij dan bereid om via een Algemene Maatregel van Bestuur ervoor te zorgen dat de Telefoongids vastzit aan een opt-outsysteem en dat er dus ook een sanctie kan volgen als zij het weer verprutst?

"Vrij en open internet", zo staat er in het regeerakkoord. Daar maakt de regering zich hard voor. Dat is cruciaal voor burgers om informatie te vergaren, te communiceren, hun mening te uiten en producten en diensten te kopen. 6 miljard mensen zijn de afgelopen vijftien jaar individueel met elkaar verbonden geraakt. Die wereld is ons marktplein geworden. Het is een revolutie die wij meemaken, een geschiedenis waar wij middenin staan. De vraag is of wij de minister van ELI aan onze kant vinden bij het strijden voor dat vrije en open internet. Als dat het geval is, schrijven wij vandaag geschiedenis en is Nederland weer het lichtend voorbeeld in de wereldwijde strijd voor individuele vrijheid, net zoals wij dat 400 jaar geleden waren. Ik hoop het.

Mevrouw Schaart (VVD):

Ik heb het betoog van de heer Van Dam aangehoord. Er zijn vele vragen over te stellen, maar ik beperk mij er tot één. In het Reformatorisch Dagblad van afgelopen zaterdag deed de heer Van Dam een uitspraak over de spam-, virus- en pornofilters waarvoor hij niet wenst te buigen. Hij zei: "Tja, ons voorstel zal grote gevolgen hebben voor iedereen (...), maar uiteindelijk is die bescherming ten diepste natuurlijk een illusie: op straat kun je die gevaren ook niet buitensluiten. Het lijkt mij daarom slimmer om kinderen vooral weerbaar te maken." Meent u dat nu echt, mijnheer Van Dam?

De heer Van Dam (PvdA):

Het voorliggende voorstel dat is ingediend door de vier partijen, namelijk het voorstel om netneutraliteit in de wet vast te leggen, belemmert niet het tegenhouden van spam of virussen. Dat staat ook letterlijk in het voorstel. Dat kan mevrouw Schaart gewoon zien. Natuurlijk, dat kan altijd. Dat gaat immers om de veiligheid van het internet. Het doel daarvan is niet om ervoor te zorgen dat het internet zijn vrijheid verliest, dat je zomaar ineens een rekening kunt krijgen omdat de provider vindt dat je een bepaalde applicatie niet mag gebruiken omdat die concurrerend is met zijn eigen diensten. Dat is wat dit voorstel regelt.

Als de vraag is wat ik opvoedkundig de beste strategie vind – ik geloof niet dat het debat daarover gaat – kinderen van alles afschermen of ze weerbaar te maken, zou ik ervoor kiezen om ze weerbaar te maken. Andere mensen hebben echter volledige vrijheid om daarin andere keuzes te maken.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Als consumenten er zelf voor kiezen om via een provider veilig internet, exclusief porno en geweld, binnen te krijgen, neem ik aan dat de heer Van Dam daar geen problemen mee heeft.

De heer Van Dam (PvdA):

Volgens mij heb ik dat al eerder in het debat gezegd. Ik heb er geen enkel probleem mee als mensen er zelf voor kiezen, maar dan moeten zij het ook zelf regelen. Dat laatste is namelijk wel een voorwaarde. Als je wilt voorkomen dat providers jouw internet kunnen censureren als het hun uitkomt, dat ze jou kunnen belemmeren om diensten af te nemen bij een aanbieder van jouw keuze in plaats van die van hun keuze, zit daar juridisch gezien, als je dat goed in de wet vastlegt, natuurlijk een klein rafelrandje aan dat maakt dat het laten aanzetten van een filter door een provider daar juridisch niet binnen past. Er zijn twee wegen om dat alsnog te realiseren. De eerste weg is dat de providers een heel kleine aanpassing doen – dat is echt niet moeilijk – waardoor zij ervoor zorgen dat de macht weer bij de consument komt te liggen, dat de consument zelf een filterdienst afneemt of dat hij op zijn eigen computer filtert, wat uiteindelijk veel beter werkt. Wat ook kan – dat is de tweede weg – is dat de providers, hoewel zij weten dat het in de wet staat, ervan uitgaan dat het filteren geen klachten van hun klanten oplevert. Dan zal OPTA niet handhavend optreden. Ik zou echter de eerste weg kiezen, als ik die providers was. Dat lijkt mij veel beter. Daarmee is aan de ene kant de netneutraliteit wettelijk gewaarborgd, wat hard nodig is en wat heel goed is. Aan de andere kant krijgen mensen precies de dienst die zij graag willen hebben. Ik zeg nogmaals tegen de heer Dijkgraaf dat hij zich volgens mij helemaal geen zorgen hoeft te maken.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik dank de heer Van Dam voor deze open opstelling. Die wordt zeer gewaardeerd. Nu hij zich zo open opstelt, zal hij er ook geen bezwaren tegen hebben als het netjes wordt geregeld. Inhoudelijk gebeurt dan immers precies hetzelfde. Mits, dat geef ik hem toe, dit geen mogelijkheden opent die nu juist het punt belemmeren dat hij maakt, namelijk dat het in principe voor de mensen die dat willen, volledig open is.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat is nu precies het probleem. Wij hebben de afgelopen dagen, met elkaar volgens mij, gekeken of er een juridische tekst te vinden is waarmee je de mogelijkheid zou kunnen openen voor de providers waarover de heer Dijkgraaf het steeds heeft om het internet van hun klanten op verzoek van hun klanten te filteren op bijvoorbeeld porno, gewelddadigheid enzovoorts. Als je die mogelijkheid openstelt, stel je die automatisch open voor alle providers en heb je dus een maas in de wet gecreëerd. Niemand van ons is er in de afgelopen dagen in geslaagd om een formulering te vinden die de maas in de wet niet zou creëren. Volgens mij is die niet te vinden. Je moet kijken of wat mensen willen daadwerkelijk wordt belemmerd als deze tekst straks in de wet staat. Volgens mij is dat uiteindelijk niet zo. Het is dus niet nodig om een maas in de wet te creëren.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik dank de heer Van Dam voor de openheid waarmee hij zegt dat het in ieder geval niet uit te sluiten is dat we een mogelijkheid vinden waarbij die maas in de wet niet ontstaat.

De heer Van Dam (PvdA):

Die openheid heb ik de afgelopen vijf dagen, sinds het Reformatorisch Dagblad ons hierop wees, steeds gehad. Ik heb ernaar gekeken, maar ik heb het niet kunnen vinden. Wij zijn een paar maanden achter de schermen met dit wetsartikel bezig geweest. We hebben alles bekeken en alles bedacht. Ik ben er eerlijk gezegd van overtuigd dat de mogelijkheid om het in de wettekst te borgen, er niet is. Daarom staat er een heel duidelijke tekst in de toelichting, die uiteindelijk ook juridisch relevant is. In de toelichting staat dat mensen die deze dienst willen afnemen, hierdoor niet hoeven te worden getroffen.

De vergadering wordt van 15.43 uur tot 15.50 uur geschorst.

De voorzitter:

Mevrouw Voortman vervangt de heer Braakhuis, die andere verplichtingen heeft. Ik wil echt om 17.30 uur de behandeling van het wetsvoorstel gereed hebben. Wij krijgen het anders niet meer af voor de vakantie. U moet daar met uw interrupties rekening mee houden. Ze zijn mogelijk, maar moeten wel kort zijn. De minister geeft aan wanneer hij een blok heeft afgerond. Alleen na een blok mag u interrumperen.

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ik zal mijn uiterste best doen om tegemoet te komen aan uw wensen. Ik houd eerst een korte inleiding over de algemene elementen van het wetsvoorstel. Vervolgens ga ik nader in op de cookiesproblematiek. Daarna ga ik in op vragen die losstaan van de amendementen. Het element netneutraliteit wil ik graag behandelen bij het blok amendementen. Ik denk dat het zo het meest overzichtelijk is.

Dit debat laat overduidelijk zien dat de ontwikkelingen in de telecommunicatiesector buitengewoon snel gaan. De Europese telecommunicatierichtlijnen worden dan ook regelmatig herzien, zodat de regels up-to-date zijn en er goed kan worden gereageerd op eventuele problemen in de telecomsector.

Bij dit wetsvoorstel gaat het, met uitzondering van de regeling voor de netneutraliteit, om een een-op-een-implementatie van de wijziging van de Europese telecommunicatierichtlijnen. Er worden geen andere onderwerpen meegenomen. Het is de bedoeling de implementatie zo snel mogelijk te realiseren. Wij lopen op dat punt overigens niet voorop in Europa.

Het wetsvoorstel leidt – en dat is het positieve – tot een duidelijke versterking van de positie van de consument. Ik zeg de heer Van Bemmel dat er veel goeds uit Europa komt. Door deze richtlijn komt er ook een uitbreiding van de universele dienst, een betere bescherming van de privacy, meer veiligheid, bescherming van het open internet, een flexibeler gebruik van frequenties en meer instrumenten voor markttoezicht.

Wat de consumentenbescherming betreft, is het positief dat met dit wetsvoorstel de overstapdrempels worden verminderd. Een overstappende klant die zijn nummer wil behouden, mag niet langer dan een dag zonder telefoon zitten. Verder zijn er regels die voorkomen dat een klant te lang vastzit aan een telecommunicatiecontract. Zo mag een contract slechts voor maximaal twee jaar worden afgesloten en verder moet iedereen altijd de mogelijkheid hebben om een jaarcontract af te sluiten.

De transparantie van de telecommunicatiecontracten wordt verder vergroot. Het is voor de consument van buitengewoon groot belang te weten welk aanbod hij nu in werkelijkheid krijgt. Verschillende leden hebben daarover gesproken. Voordat de klant een contract afsluit, moet hij weten wat hij daarvoor krijgt en wat het precies inhoudt. Aanbieders worden nu verplicht om de consument beter te informeren, vooral over beperkingen op het gebruik van diensten en de apparatuur, zodat hij een goede inschatting kan maken van de te verwachten kwaliteit van de dienstverlening.

De universele dienst wordt uitgebreid, zodat kan worden gewaarborgd dat personen met een fysieke beperking, met name doven en slechthorenden, ook volwaardig gebruik kunnen maken van telecommunicatiediensten. Een aanbieder kan worden verplicht om een tekstbemiddelingsdienst en een beeldbemiddelingsdienst tegen een betaalbare prijs en kwaliteit aan te bieden. Een beeldbemiddelingsdienst doet hetzelfde, met dit verschil dat de communicatie hier plaatsvindt door middel van een gebarentolk. Dit is dus vooral van belang voor mensen die op zeer jonge leeftijd doof zijn geworden en voor wie gebarentaal het belangrijkste communicatiemiddel is. Ik vind dit niet alleen heel goede elementen maar ik vind het ook noodzakelijk dat dit Europees geregeld wordt, want wij leven niet op een eiland.

Een veilig en betrouwbaar telecommunicatieverkeer is van groot belang. Tegen die achtergrond worden in het wetsvoorstel twee meldplichten ingevoerd, de plicht om bij de overheid veiligheidsinbreuken te melden die leiden tot het onbedoeld vrijkomen van persoonsgegevens en de plicht om inbreuken te melden die leiden tot een aanzienlijke verstoring van de continuïteit van dienstverlening. Hierdoor ontstaat dus ook een beter collectief inzicht in de oorzaken van inbreuken en kunnen maatregelen worden genomen om de beveiliging aan te scherpen.

Mevrouw Gesthuizen vroeg in dit kader wat bedoeld wordt met die veiligheid. Veiligheid in de Telecommunicatiewet heeft dus twee aspecten, de continuïteit en de bescherming van privacy. Beide aspecten zijn dus in de EU-privacyrichtlijn geregeld en worden nu door middel van een een-op-een-overname in de Telecommunicatiewet geregeld.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dank aan de minister voor dit antwoord. Ik meen ook uit de toelichting bij de wet te hebben begrepen – zo zei de minister het net ook – dat alleen al het vrijkomen van gegevens voldoende is om dit te zien als het in gevaar brengen van de veiligheid.

Minister Verhagen:

Het onbedoeld vrijkomen van persoonsgegevens, ja.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Precies. Dus alleen dat enkele feit al; dan hoeft er dus nog geen misbruik van de gegevens te hebben plaatsgegrepen.

Minister Verhagen:

Ja.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dank u wel, dat is heel belangrijk.

Minister Verhagen:

Dan kom ik bij de cookies. Op het terrein van de privacy worden de regels met betrekking tot het plaatsen en lezen van informatie op de randapparatuur van gebruikers aangescherpt. Er werd gedaan alsof wij niets deden ten aanzien van cookies. Hier wordt dus een duidelijke aanscherping doorgevoerd. Het plaatsen en lezen van informatie op de computer van de eindgebruiker vindt plaats in de vorm van zogenaamde cookies. Die cookies worden vaak gebruikt door internetadvertentiebedrijven om het surfgedrag van de gebruiker te kunnen volgen en zo bij de interesse van de gebruiker aansluitende reclame te kunnen bieden. Op grond van dit wetsvoorstel mag dus het plaatsen van cookies voortaan alleen nog plaatsvinden als de gebruiker daarvoor toestemming heeft gegeven, na ook behoorlijk te zijn geïnformeerd over het plaatsen en lezen van de informatie. Bij het geven van de toestemming geldt: hoe beter de gebruiker geïnformeerd is, hoe minder expliciet de toestemming hoeft te worden verleend.

Ten aanzien van browsers geldt dat de huidige browsers, die vaak standaard zo zijn ingesteld dat zij alle cookies accepteren, in het algemeen juist niet geschikt zijn om toestemming te verlenen. Dit kan natuurlijk veranderen als nieuwe of vernieuwende browsers de mogelijkheid bieden om expliciet aan te geven van welke partij of welke website de gebruiker cookies wil accepteren, maar op dit moment is dat niet zo. Over de praktische uitwerking van het toestemmingsvereiste vindt, zeg ik met name tegen de heer Verhoeven, in Europees verband overleg plaats. Er bestaat vertrouwen – ik dacht vroeger bij D66 ook – dat de Europese Commissie in overleg met het bedrijfsleven tot een praktische invulling komt die voldoet aan de eisen van de bijzondere privacyrichtlijn en die rekening houdt met de belangen van gebruikers en van het bedrijfsleven. Ik kom dadelijk nog te spreken over het amendement.

Mevrouw Verburg vraagt of er nu iedere keer toestemming moet worden gegeven via de pop-up. Soms zijn cookies echt noodzakelijk – het is niet alleen maar bagger – bijvoorbeeld bij bestellingen in een webshop waarbij de klant voor de betaling wordt doorgeleid naar een site voor internetbankieren en na de transactie via de site voor internetbankieren weer terug moet komen op de site van de webshop om de bestelling af te ronden nadat de betaling is verricht. Bij terugkomst op de site van de webshop moet de gebruiker herkend kunnen worden en moet ook duidelijk zijn wat hij eerder, twee pagina's daarvoor, besteld heeft, dat hij betaald heeft en op welk adres de bestelde producten moeten worden bezorgd. In dat soort gevallen is er dus ook geen toestemming nodig voor het plaatsen van die cookies, want die heb je in datzelfde verkeer nodig. Je bent bezig met iets, je gaat naar een andere site om te betalen en je keert weer terug om de zaak af te ronden. Als je dan iedere keer toestemming moet geven om een cookie te krijgen, kun je weer iedere keer opnieuw beginnen. Daarvoor is een uitzondering in de wetsbepaling opgenomen. Voor het gebruik van cookies voor reclamedoeleinden moet dus echter wel vooraf toestemming worden gevraagd. Wat nu is uitgewerkt, is dus de meest gebruiksvriendelijke oplossing voor de consument. Ook is het mogelijk dat de gebruiker één keer toestemming geeft aan een website voor een bepaalde duur. Het is daarna gedurende die periode dus niet meer nodig om nogmaals toestemming te geven.

Mevrouw Verburg vraagt wat er staat in de toelichting over de werking en het gebruik van de cookies in de algemene voorwaarden. Degene die de cookies gebruikt, moet dus de gebruiker informeren over het gebruik van cookies en ook melden voor welk doel de cookies worden gebruikt. Die informatie moet duidelijk leesbaar, gemakkelijk vindbaar en volledig zijn voor de gebruiker. Daarvoor kan worden gezorgd door een duidelijk zichtbare link die bijvoorbeeld "privacy" of "cookiegebruik" wordt genoemd. De link moet leiden naar een subpagina waarop deze informatie in een duidelijke vorm te vinden is. Als deze informatie wordt gegeven in niet gemakkelijk vindbare algemene voorwaarden en als het niet duidelijk is dat die informatie in de algemene voorwaarden staat, dan wordt niet aan de verplichting voldaan. Dan handelt men dus in strijd met waartoe men op basis hiervan verplicht is. Bovendien geldt dus de informatieplicht en voor de volledigheid ook een toestemmingsvereiste.

De heer Braakhuis vroeg of het gebruik van de cookies niet beter via het strafrecht kan worden aangepakt dan via zelfregulering. De richtlijn legt een informatieplicht op en stelt een toestemmingsvereiste voor het plaatsen en lezen van alle cookies. Dit geldt dus niet alleen voor de kwaadaardige cookies waarop de heer Braakhuis doelt. Een regeling in het strafrecht voor alle cookies, dus ook voor de goede cookies, zou disproportioneel zijn. Hiervoor is het strafrecht ook niet geschikt. Voor bestanden die schade toebrengen aan de computer, of waarmee verkeer wordt afgetapt, biedt het Wetboek van Strafrecht in het kader van cybercrime strafrechtelijke bepalingen. Zelfregulering biedt op dat punt niet de oplossing. De richtlijn verplicht de lidstaat Nederland namelijk om dit in de wet te regelen. Daarnaar vroeg ook mevrouw Verburg. Voor cookies waarmee persoonsgegevens worden verwerkt, gelden dus al strengere eisen op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens. Daaraan doet onze cookiebepaling niets af. Als persoonsgegevens worden verwerkt, is de Wet bescherming persoonsgegevens gewoon van toepassing. Dit is wat ik wil zeggen over de cookies. Ik zei al dat ik over de amendementen nog nader kom te spreken.

De heer Verhoeven vroeg waarom ik de motie-Verburg/Schaart en de motie-Verhoeven/Van Dam over de reservering van frequenties voor nieuwkomers niet wil uitvoeren. In de eerste motie is de heer Verhoeven volgens mij minder geïnteresseerd dan in de tweede. Ik heb de Kamer het aannemen van deze moties ontraden in een duidelijk debat. Tijdens dat debat heeft de heer Verhoeven zelf gezegd dat, als hij zou moeten kiezen tussen enerzijds het voorstel in de oorspronkelijke vorm en anderzijds de motie-Verburg/Schaart, hij zou kiezen voor het oorspronkelijke voorstel. Dat heeft de heer Verhoeven expliciet in de Handelingen laten opnemen.

Ik verkeer met deze twee moties in een wel heel bijzondere situatie. Het is op zich sympathiek dat in beide moties wordt gestreefd naar meer ruimte voor nieuwkomers. Daarover hebben wij in dat debat gesproken. Ik verkeer echter in de bijzondere situatie dat twee moties die door de Kamer zijn aangenomen, elkaar uitsluiten. Soms is dat voor een minister de meest luxe situatie waarin hij zich kan bevinden. Het is volstrekt onmogelijk om de twee moties tegelijkertijd uit te voeren. Dat maakte het voor mij mogelijk om in ieder geval zelf een standpunt in te nemen. Nu heb ik daarmee in andere situaties ook niet vaak moeite. Mijn bezwaar is echter ook dat de twee moties eigenlijk lijken aan te sturen op het vaststellen van juist het aantal vergunninghouders op de mobiele markt. Vooraf zou dat aantal al op vijf moeten worden gesteld. Dat was echter niet het probleem waarmee wij geconfronteerd werden. Er waren twee dingen die wij moesten regelen. Ten eerste moest er meer concurrentie komen: daadwerkelijke concurrentie, niet nepconcurrentie. Ten tweede mocht zich niet de situatie voordoen van veilen in de wetenschap dat je er geen cent meer voor krijgt, omdat partijen weten dat ze een en ander al gratis en voor niets in handen krijgen vanwege die moties. Ik word immers verplicht om ze hoe dan ook een frequentie te geven, al betalen ze er één cent voor. Het is dus van belang dat die veiling wat geld opbrengt om daarmee andere investeringen te doen en dat er daadwerkelijk concurrentie is. Er moet een toetreder komen die in staat is om een pakket aan te bieden waarmee hij kan opboksen tegen de bestaande partijen. Het is dus van belang dat je de businesscase van de toetreders test.

Dat was het bezwaar dat ik had tegen de motie-Verburg/Schaart: de businesscase wordt immers niet getest. Bij de motie-Verhoeven/Van Dam was dat risico weliswaar kleiner, maar de indieners benadelen de bestaande partijen door de grote reservering voor nieuwkomers, terwijl zij juist de innovatiemogelijkheden hebben. Men heeft vandaag weer de mond vol van de noodzaak van innovatie, juist op dit terrein – ik onderschrijf dat – maar dan moeten wij wel voorwaarden creëren waaronder dat gaat gebeuren. Ik heb er nog eens lang over nagedacht. Toen dacht ik: mijn oorspronkelijke voorstel was zo gek nog niet! Ik zie dan ook geen reden om terug te komen op mijn positie.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik ben de eerste om te onderschrijven wat de minister zegt, namelijk dat deze Kamer niet de meest duidelijke uitspraak heeft gedaan. Zij heeft twee uitspraken gedaan die enigszins tegenstrijdig zijn. Ik hoop echter dat de minister het wel met mij eens is dat deze Kamer unaniem van mening was dat de minister niet zijn oorspronkelijke plan moest uitvoeren.

Minister Verhagen:

De heer Verhoeven heeft heel expliciet in een debat gezegd: als ik moet kiezen tussen uitvoering van de motie-Verburg/Schaart en het voorstel van de minister, dan kies ik volmondig voor de uitvoering van de ideeën van de minister. Ik dacht: ik kom de heer Verhoeven al niet tegemoet door zijn motie niet uit te voeren, laat ik hem dan in ieder geval op dit punt tegemoetkomen!

De voorzitter:

Als de barmhartige Samaritaan.

Minister Verhagen:

Ja, als de barmhartige Samaritaan.

De heer Van Dam (PvdA):

De minister weet het mooi te brengen, maar het was duidelijk: de Kamer, in twee verschillende samenstellingen, zei dat de minister iets anders moest doen dan hij had voorgesteld. Hoe dat "anders" er dan uit moest zien, daar waren de meningen over verdeeld. De ene meerderheid vond dat het er op de ene manier uit moest zien, de andere meerderheid vond dat het er op de andere manier uit moest zien. Zouden wij de minister niet kunnen helpen door vandaag zelf een keuze tussen die twee te maken?

Minister Verhagen:

Ik raad u dat ten zeerste af als u de wens hebt die wij wel met ons allen delen, namelijk ruimte voor nieuwkomers die effectief concurreren met de bestaande spelers. Deze gereserveerde ruimte mag in wezen niet ten koste gaan van voor de consument waardevolle vernieuwing van diensten van bestaande partijen.

De heer Verhoeven (D66):

De minister slaagt er bijna in om een soort neptegenstelling te creëren.

Minister Verhagen:

Tussen die moties was er geen neptegenstelling, maar een echte.

De heer Verhoeven (D66):

Toen ik in het uitvoerige debat hierover het voorstel deed zoals mijn fractie het graag zou zien – de helft voor nieuwe toetreders op de 800 MHz-band – heeft de minister ineens het licht gezien en gezegd: dat is eigenlijk wel een heel goed voorstel van de heer Verhoeven, daar ga ik nog naar kijken. Twee weken later heeft hij een brief gestuurd waarin staat: ik kom toch maar terug op mijn oude voorstel. Nu doet de minister dat weer, maar met een ander argument, namelijk dat de Kamer verdeeld is. Die verdeeldheid kunnen wij wegnemen. Ik kan dadelijk een motie indienen en vragen wat het oordeel van de Kamer over beide moties is en verzoeken om een eerste voorkeur aan te geven. Daarmee is de minister toch uit de zorgen en kan hij het voorstel-Verhoeven alsnog ...

Minister Verhagen:

Ik zal de laatste zijn, los van de vraag of ik het zou kunnen, om de heer Verhoeven het recht te ontzeggen om moties in te dienen. Echter, ik kan de inhoud ervan natuurlijk wel ten stelligste ontraden. De heer Verhoeven gaat met het oorspronkelijke voorstel namelijk voorbij aan het volgende. Doordat er ook concurrentie is tussen de nieuwkomers om de vrijvallende kavels te verwerven die voor hen gereserveerd zijn, is het ook mogelijk dat één nieuwe aanbieder het hele pakket neemt. Als men de hoogste prijs biedt, kan dat. Het kan zijn dat twee verschillende nieuwkomers 2X5 MHz verwerven, maar het kan ook zijn dat één aanbieder zodanig biedt dat hij al die ruimte krijgt. Dan heeft die aanbieder wel degelijk die 10 MHz in één hand, zoals de heer Verhoeven dat wenst, waardoor die aanbieder een volwaardige positie heeft. Die mogelijkheid is er. Het voorstel van de heer Verhoeven heeft het volgende nadeel. Ik zei overigens niet dat ik dat een goed voorstel vond maar dat ik het een interessant voorstel vond, waar ik serieus naar wilde kijken. Dat heb ik ook gedaan. Dat leidt ertoe dat de ruimte voor de bestaande aanbieders wordt ingeperkt, want die pikt hij af van de bestaande providers. Van de bestaande aanbieders weet je tenminste één ding zeker: ze hebben in ieder geval voldoende geld om de vernieuwingen door te voeren. Hun ruimte gaat hij dan inperken. De partijen waarvan ik al bij voorbaat weet dat ze de grootste vernieuwing teweeg zouden brengen, gaat de heer Verhoeven inperken. Hij gaat ruimte bieden aan nieuwe toetreders waarvan hij nog maar moet afwachten of ze dat zullen en kunnen doen.

De heer Verhoeven (D66):

De bestaande partijen, waar de minister het over heeft, hebben al frequenties op andere frequentiegebieden. Op de 900 MHz-band en al die andere banden zijn zij al aanwezig. Dat geldt voor nieuwkomers in veel mindere mate. De nieuwkomers verdienen dus de ruimte om een serieuze kans te maken op de markt. Juist door de helft te geven met een maximum van 2X5 MHz per nieuwkomer, creëer je de balans tussen het belang van de bestaande partijen, concurrentie tussen de nieuwkomers en concurrentie tussen de nieuwkomers en de bestaande partijen. Dan krijg je dus én een goede veilingopbrengst én mooie concurrentie én een echte kans voor alle bedrijven, nieuwe en bestaande. De minister heeft in het debat al min of meer toegegeven dat al die elementen er goed in zaten. Vandaar nog eenmaal mijn vraag: waarom terugkeren naar het oude voorstel terwijl er een beter voorstel ligt?

Minister Verhagen:

De heer Verhoeven heeft gelijk dat zijn voorstel ten opzichte van het voorstel van mevrouw Verburg en mevrouw Schaart zou kunnen leiden tot een hogere veilingopbrengst, maar zijn vooronderstelling dat zijn voorstel leidt tot meer innovatie, waar het hier om gaat, is niet juist om de doodeenvoudige reden dat het 900 MHz-spectrum geen innovatief spectrum is. Ik raad hem aan om daar nog eens goed naar te kijken. Het aardige was dat de heer Verhoeven tijdens dat debat de indruk gaf gevoelig te zijn voor de argumenten die ik namens de regering naar voren bracht. Van de weeromstuit en omdat hij er mirabile dictu in is geslaagd om een meerderheid te vinden voor zijn motie, lijkt hij daar überhaupt niet meer voor open te staan.

Mevrouw Schaart en mevrouw Verburg wezen beide op het volgende, waarbij mevrouw Schaart ook aangaf nog te overwegen een motie of een amendement hierover ... Heb ik contact, mevrouw Schaart?

Mevrouw Schaart (VVD):

Ja.

Minister Verhagen:

Ik ben namelijk nu uw vraag aan het beantwoorden. U kondigde aan een motie of amendement te willen indien en dat probeer ik nu te verhinderen.

Voorzitter. Dit luistert namelijk nogal nauw. Mevrouw Schaart wees terecht op de noodzaak van afspraken met kabelaars en mobile operators over kabelstoringen als gevolg van de ingebruikname van de 800 MHz-breedband. Daar zijn wij al een hele tijd over bezig. Terecht wees zij erop dat ons geduld begint op te raken. Mevrouw Verburg wees ook naar het feit dat ik niet eindeloos met mijzelf laat spelen op dit punt. Dat is ook de reden waarom kabelaars en mobile operators met elkaar in gesprek zijn onder mijn regie. Mevrouw Verburg ...

De voorzitter:

Mevrouw Verburg, de minister heeft graag dat u naar hem kijkt als hij spreekt.

Minister Verhagen:

Ja, ik probeer namelijk argumenten te geven om haar te overtuigen.

De voorzitter:

Ik weet dat u kunt multitasken, maar de minister gelooft dat niet, mevrouw Verburg.

Minister Verhagen:

Nee. Mevrouw Verburg zei dat het gesprek volledig vastzit. Mevrouw Schaart deelt die veronderstelling en zei daarom een motie te overwegen. Het is echter niet meer het geval; er zit duidelijk beweging in de gesprekken. Over een aantal zaken is er een akkoord, maar over een paar punten nog niet. De partijen stellen zich nu wel constructief op. Ik heb daarom goede hoop dat wij er binnen enkele weken uit zijn. Mochten de partijen, ondanks mijn goede hoop, niet tot vrijwillige afspraken komen, dan neem ik zelf maatregelen om ervoor te zorgen dat consumenten niet de dupe worden. Dat heb ik ook toegezegd.

Het uitgangspunt is dat beide partijen maatregelen moeten nemen om de problemen op te lossen. Dat is een gedeelde verantwoordelijkheid. Alleen op die manier kan er namelijk een effectieve en efficiënte oplossing gevonden worden. Ik heb goede hoop dat ik geen amendement van mevrouw Schaart nodig heb, want dan leg je het in de wet vast. Een motie is nog tot daaraan toe. Ik zeg toe dat ik de Kamer voor de zomer informeer over de uitkomst van de onderhandelingen en de maatregelen die ik zal nemen, mochten die onderhandelingen onverhoopt mislukken. Ik hoop daarmee tegemoet te komen aan de wens van mevrouw Schaart en mevrouw Verburg.

Mevrouw Schaart (VVD):

Ik heb het amendement ingetrokken omdat de minister mij ervan kon overtuigen dat het tijdens deze behandeling voor elkaar zou zijn. Dat is echter niet het geval. De minister zegt dat dit aan een paar technische obstakels ligt, maar ik hoor andere verhalen, net als mevrouw Verburg. We weten dus niet zeker of het goed komt. Het komt in ieder geval niet goed voor de stemmingen van dinsdag. Dat was precies mijn punt: voordat wij met het wetsvoorstel instemmen, moet het geregeld zijn. De Nederlandse consumenten moet namelijk weten wat er met hun apparatuur moet gebeuren om storingen zo veel mogelijk te voorkomen. Ik wil echter geen spelbreker zijn. Ik denk na over het indienen van een amendement, maar het kan ook via een motie. Daarmee kan in ieder geval de garantie worden gegeven dat het bij een bepaalde deadline afgelopen is.

Minister Verhagen:

Dat laatste lijkt mij goed. Ik kan mij voorstellen dat het geduld van mevrouw Schaart opraakt en dat zij zegt: ik wil er een deadline aan verbinden. Ik heb een duidelijke voorkeur voor het voorkomen van wetgeving op dit punt, maar met een amendement regel je het wel met wetgeving. We hebben echter juist actie van beide partijen nodig. Daarom zeg ik: geef mij even de tijd. Als mevrouw Schaart zegt: "ik geef u nog zoveel tijd, maar dat is het maximum", dan kan dat inderdaad in de vorm van een motie.

Mevrouw Gesthuizen vroeg of BEREC, de Europese OPTA, hoewel die eigenlijk niet zo genoemd mag worden, een duidelijk mandaat moet krijgen. Zij vroeg ook of ik een uitbreiding van de taken en bevoegdheden van BEREC verwacht. BEREC heeft een helder mandaat dat is vastgelegd in een Europese verordening. In de eerste plaats is BEREC een adviesorgaan van de Europese Commissie. In de tweede plaats kan BEREC op verzoek advies leveren aan nationale toezichthouders. Het is dus geen Europese OPTA of supranationale toezichthouder – volgens mij zou de heer Van Bemmel dan helemaal schrikken – maar een samenwerking tussen nationale toezichthouders, met juist adviseren als doel. Hiervoor is bewust gekozen bij het vaststellen van de richtlijnen en de verordening. Het is ook niet de bedoeling dat BEREC meer taken of bevoegdheden krijgt. Ik kan mij daar in vinden, juist gelet op het feit dat er nationale toezichthouders met bepaalde bevoegdheden zijn.

De heer Braakhuis vroeg of ik niet eens met de minister van Veiligheid en Justitie naar het digitale auteursrecht wil kijken. Daar kijken wij buitengewoon goed naar, omdat er sprake is van een aantal ontwikkelingen. Enerzijds hebben wij al meerdere malen gewisseld dat wij voor illegaal downloaden niet het Franse systeem van "three strikes and you're out" willen. Anderzijds willen wij wel dat degene die zijn intelligentie heeft gebruikt en een inspanning heeft geleverd om een bepaald product te leveren, daarmee ook zijn geld kan verdienen. Anderen moeten daar niet mee op de loop gaan. Het oude auteursrecht is volkomen achterhaald door dat soort ontwikkelingen. Ik voer overleg met mijn collega van Justitie en Veiligheid over het digitale auteursrecht en wij werken ook samen aan het aanpassen van het auteursrecht aan de eenentwintigste eeuw. De heer Van Dam sprak in dat kader over Hugo de Groot en inderdaad, we moeten niet terug naar de tijd van de boekdrukkunst om ons te kunnen beroepen op het auteursrecht. Er zijn op dat gebied wel wat ontwikkelingen gaande. Echter, Nederland kan dat niet alleen regelen. Juist de informatie die je via internet krijgt, is internationaal, geglobaliseerd. De inspanningen zijn er dan ook met name op gericht dat in internationale fora te regelen. We zijn dus bezig en ik ben het volledig met de heer Braakhuis eens dat er aanpassingen nodig zijn.

Dan ga ik in op een paar losse vragen.

De heer Van Dam verwees ernaar dat mensen nog steeds, ongewenst en ongevraagd, de telefoongids in hun brievenbus krijgen, zijnde een heel dik pak papier. De Telefoongids hanteert op dit moment een opt-outsysteem. Bij mij werkt dat goed, tenzij hij direct via mijn echtgenote in de oudpapierbak is terechtgekomen, maar dan zou ik dat wel gemerkt hebben. Er zijn echter klachten over de wijze waarop dit systeem functioneert. Ik zal er als eerste stap bij De Telefoongids op aandringen dat men het opt-outsysteem goed op orde brengt. Als er daarna nog net zo veel klachten binnenkomen, kan ik de KPN verplichtingen opleggen ten aanzien van het niet-bezorgen bij mensen die dat niet wensen.

De heer Van Bemmel stelde een vraag over nummerportabiliteit met een ingenieus apparaat en internettelefonie die al dan niet te gebruiken is voor pizza delivery in Florida. Hij vroeg of we er niet voor kunnen zorgen dat het geografisch telefoonnummer geporteerd wordt naar een provider die die internettelefoondienst levert en jouw telefoontje daarop aflevert, waar je je ook bevindt. Er is een bepaalde vorm van internettelefonie waarbij de gebruiker niet aan een vaste geografische plek is gebonden. Doorslaggevend is of de OPTA zelf aan deze provider geografische nummers zou kunnen toekennen. Voor zover ik weet, geeft de OPTA geografische nummers uit aan VoIP-providers, maar dan moet er wel voldaan worden aan het vereiste dat die nummers gebruikt worden door personen die wonen in het betreffende netnummergebied. Het nummerplan staat dergelijk flexibel gebruik van geografische nummers ook toe. Indien de OPTA nummers toekent aan een dergelijke provider, gelden ook de regels van nummerportabiliteit en zouden die nummers dus ook moeten kunnen worden geporteerd. Ook het porteren van deze nummers tussen bijvoorbeeld KPN en VoIP-aanbieders is dan mogelijk, mits is voldaan aan het genoemde vereiste.

De heer Van Bemmel (PVV):

Nog even over die nummerportabiliteit. Als je bijvoorbeeld klant bij Ziggo bent, dan wordt dat ingeprogrammeerd in het modem dat je dan hebt. Als je dat modem meeneemt en aansluit waar internet is, mag dat dan wel omdat het Ziggo is? In feite zou dat ook niet moeten mogen van de OPTA. Ik vraag me dus af hoe die criteria ...

Minister Verhagen:

Dat moet ik uitzoeken; ik kom daar in tweede termijn op terug, hopelijk voor half zes.

Mevrouw Verburg vroeg met betrekking tot cybercrime wat ik vind van het Oostenrijkse voorstel om het plaats delict hierbij leidend te laten zijn. Ik zal die vraag doorspelen aan mijn collega van Justitie, want hij gaat over de opsporing en vervolging van cybercriminelen.

De heer Van Dam vroeg of ik mij in Europa sterk wil maken voor een splitsing tussen infrastructuur en diensten. Voorts vroeg hij of ik bij de uitvoeringsdienst eisen wil stellen aan de snelheid en hij verwees daarbij naar Zweden en Finland. Die twee vragen neem ik nog door en daarna ga ik naar de amendementen. Ik begrijp de wens van de heer Van Dam tot splitsing van infrastructuur en diensten. Aanbieders hebben vaak een heel sterke positie. Daarom is in de Telecommunicatiewet ook een heel zwaar toegangsregime vastgelegd dat het mogelijk maakt om de infrastructuur open te stellen voor concurrerende aanbieders. Met die regels is het niet nodig om a priori een strikte scheiding vast te leggen tussen infrastructuur en diensten. Onder de nieuwe regels krijgt de OPTA wel extra bevoegdheden op dit punt. Ik pleit er in Europa blijvend voor om niet lichtvaardig de ex-anteverplichtingen te laten vervallen; daar gaat het de heer Van Dam en mij om, denk ik.

Op de vragen over Zweden en Finland zal ik zo dadelijk reageren als ik inga op het amendement op stuk nr. 20.

Voorzitter: Berndsen

Minister Verhagen:

Ik zal nu de amendementen langsgaan. Allereerst ga ik in op het amendement van de heer Van Bemmel op stuk nr. 13 over afrekenen per seconde. In zijn algemeenheid wil ik de Kamer er nadrukkelijk op wijzen dat zij mij te pas en te onpas aanspreekt op deregulering. De Kamer wil minder regels, zeker ook de PVV. Nu hebben we iets fatsoenlijk geregeld en komt de heer Van Bemmel toch weer met extra regelgeving! Ik zou de Kamer om enige consistentie willen vragen. Ik ben coördinerend bewindspersoon op het terrein van deregulering en ik wil niet afgerekend worden op percentages verlaging van administratieve lasten, terwijl ik vanuit de Kamer telkens nieuwe regels krijg waarvan het zeer de vraag is of ze überhaupt nodig zijn.

In dit amendement wordt geregeld dat een aanbieder altijd een abonnement moet aanbieden waarin per seconde wordt afgerekend. Verder mag er geen starttarief in rekening worden gebracht. Ik heb al geregeld dat er niet meer per seconde mag worden afgerekend. Dat heb ik de Kamer eerder toegezegd omdat ik mij met haar eraan ergerde dat er niet meer per seconde kon worden afgerekend. Ik heb dus met de providers geregeld dat ze altijd een abonnement moeten aanbieden waarbij de mogelijkheid bestaat om per seconde af te rekenen. Die toezegging ligt er. Er is dus keuze voor de consument. Hij wordt niet verplicht om een abonnement te nemen waarbij per minuut wordt afgerekend. Er is verbeterde transparantie. Het lijkt me dus dat er geen reden tot ingrijpen is.

We kunnen dit wel bij wet willen regelen, maar dit amendement gaat nog verder. Ik vind het niet juist dat er geen starttarief in rekening mag worden gebracht. Een aanbieder maakt in principe kosten voor de opbouw van een verbinding. Normaliter worden die kosten in rekening gebracht middels een zogenaamd starttarief. Het is dus niet redelijk om van een aanbieder te eisen dat hij een abonnement aanbiedt waarin geen starttarief mag worden gehanteerd, want de aanbieder maakt die kosten. We kunnen het weliswaar lastig en transparant maken en besluiten dat een aanbieder niet opeens een minuut mag rekenen, of twee minuten terwijl men één minuut en één seconde gebeld heeft, maar we moeten wel redelijk blijven. Als aanbieders geen starttarief mogen berekenen, zal dat hoe dan ook in het tarief per seconde worden verwerkt. Daardoor worden de seconden extra duur. Ik denk dus dat dit niet in het belang is van de consument. Datgene wat wel in het belang van de consument is, heb ik al geregeld. Daar is dit amendement niet voor nodig en er is absoluut geen wetgeving voor nodig. Ik ontraad dus dit amendement.

Vervolgens kom ik bij het amendement-Van Bemmel c.s. op stuk nr. 14. Ook daartoe zie ik geen noodzaak. Ik ben er absoluut geen voorstander van. Dit amendement gaat verder dan ik aangaande cookies, toestemmingsvereiste en informatievereiste in de wet regel. We zetten een stap, maar door dit amendement wordt die nog verder aangescherpt. We zouden daarmee in Nederland niet alleen afwijken van een Europese richtlijn. Ik wijs er ook nadrukkelijk op dat juist op dit terrein eenduidige Europese regelgeving nodig is. Anders hadden we dit niet in die richtlijn hoeven op te nemen, want dan hadden we het overgelaten aan de nationale lidstaten om het te regelen. Je moet er toch niet aan denken – dat zeg ik met name tegen de heer Verhoeven, die wel eens over de grenzen heen zegt te kijken – dat een Vlaamse website aan Nederlandse bezoekers om een ander soort toestemming zou moeten vragen dan aan Belgische bezoekers. Daarbij is sprake van verstoring van de interne markt. In dit amendement wordt namelijk geëist dat je een Nederlandse gebruiker expliciet toestemming moet geven, ondubbelzinnig en verdergaand dan in de richtlijn staat. Het maakt dus niet uit waar die website vandaan komt maar wie hem opvraagt. Als ik met mijn laptop toevallig in België sta, heb ik geen toestemming nodig, maar als ik in Den Haag op mij laptop kijk, moet ik daarvoor wel toestemming vragen. Met alle respect, gezien de Europese invalshoek vind ik het onbegrijpelijk dat de heer Verhoeven hieraan steun geeft.

De heer Verhoeven (D66):

Kent de minister het verschil tussen een Europese richtlijn en een Europese verordening?

Minister Verhagen:

Ja, ik ken het verschil. Ik heb met Europa iets langer te maken gehad dan met u.

De heer Verhoeven (D66):

Dan weet de minister toch ook dat er bij een richtlijn altijd sprake kan zijn van verschillen in de uitvoering van die richtlijn?

Minister Verhagen:

Absoluut.

De heer Verhoeven (D66):

Dat is nu precies wat in dit geval kan gebeuren op basis van het land-van-oorsprongbeginsel. Dit kan gewoon. De minister ziet er misschien niets in, maar de fundamentele typering alsof wij Europa niet goed uitleggen of gebruiken, of dat wij de grens van Europa overschrijden, bestrijd ik.

Minister Verhagen:

Formeel heeft de Kamer de mogelijkheid om een nationale kop op deze Europese regelgeving te zetten. De regering heeft steeds gesteld geen nationale kop meer erop te willen zetten, juist omdat wij het Nederlandse bedrijfsleven niet onnodig willen benadelen en niet in een onmogelijke positie willen plaatsen ten opzichte van bedrijven in de rest van Europa. Dat staat ook in het regeerakkoord.

Wat er gevraagd wordt, is bizar. Als ik op Nederlands grondgebied een website wil opvragen, wordt er om een andere actie gevraagd van de aanbieder dan als ik dat in België doe, terwijl internet juist over de grens heen gaat. Een van de leuke dingen is juist dat je je niet alleen beperkt tot Nederlandse websites.

De heer Verhoeven (D66):

Dat begrijp ik. Dat zegt de minister ook goed. Hij zegt dat het kabinet geen nationale koppen op Europese richtlijnen wil. Het kabinet stoelt op 52 zetels. Door een ander deel van de Kamer is echter een amendement ingediend. Dit kan nu eenmaal gebeuren. Blijkbaar is dit een wens van de Kamer. Ik vind het vervelend voor de minister dat hij er wat dit betreft nog niet is met het kabinet.

Minister Verhagen:

Ik kan ook de heer Van Bemmel aanspreken op dit onderdeel van het gedoogakkoord. Het punt van geen nationale kop op Europese regels staat ook in het gedoogakkoord genoemd. Zo makkelijk komt de heer Verhoeven er dus niet van af. Dat laat onverlet dat ik hem wel kan aanspreken op zijn uitgangspositie met betrekking tot de Europese regelgeving en de consequenties voor de Europese interne markt, waarvan D66 altijd beweert een groot voorstander te zijn. In dit geval is er sprake van een onnodige verstoring van de interne markt. Het vraagt ook om andere acties van bijvoorbeeld de exploitant van een Belgische website ten opzichte van een Nederlander, een Belg of een Engelsman. Het is ook niet nodig, omdat de toestemming inzake de cookies heel goed geregeld is. Dat heb ik in mijn inleidende opmerkingen al gezegd. De heer Verhoeven gaat er onterecht van uit dat die cookiebepaling in plaats komt van de Wet bescherming persoonsgegevens. Dat is helemaal niet zo. Als een cookie zonder persoonsgegevens wordt geplaatst, is de eenvoudige toestemming vereist, maar als met een cookie persoonsgegevens worden verwerkt, geldt uiteraard de strengere eis uit de Wet bescherming persoonsgegevens. Dat staat duidelijk in de richtlijn en dat benadruk ik hier nog eens. Wij moeten voorkomen dat de toestemmingseis zo streng is dat het gebruikersgemak daaronder gaat lijden. De cookiebepaling geeft aan de eindgebruikers genoeg controle over het gebruik van cookies op hun pc. Dat is heel mooi geregeld in deze richtlijn, in dit wetsvoorstel.

Als de heer Verhoeven het voor de consument doet, zowel wat het gebruikersgemak als de bescherming van de persoonsgegevens betreft, laat hij dan kijken naar het wetsvoorstel. Ik ontraad dit amendement dus ten stelligste.

De heer Van Dam (PvdA):

Ten eerste weet Europa nog niet zo goed hoe deze nieuwe bepaling moet worden geïmplementeerd. Ook Europa is zoekende hoe het dit toestemmingsvereiste wil invullen. Ten tweede zegt de minister telkens dat dit betekent dat een Belgische aanbieder voor een Nederlandse internetter een ander regime moet volgen dan voor een Belgische internetter. Bij dit soort regelgeving is Europees bepaald dat het land-van-oorsprongbeginsel geldt en dus de wetgeving van het land waarin het bedrijf is gevestigd. Een Belgisch bedrijf valt dus onder de Belgische wetgeving en een Nederlands bedrijf onder de Nederlandse wetgeving.

Minister Verhagen:

Dan is het amendement toch helemaal onzinnig? Als ik een Nederlandse website bezoek, moet de toestemming worden gegeven, zegt het amendement-Van Bemmel, maar niet als ik een Amerikaanse, Franse of Belgische website bezoek. Dan geldt de nationale wetgeving daar. Omdat internet geen grenzen kent, zoals de heer Van Dam ook zelf zeer nadrukkelijk heeft betoogd tijdens zijn inbreng, proberen wij ervoor te zorgen dat er een eenduidige regel komt, waarbij je eindelijk weet wat er met je gegevens gebeurt. Het gaat erom paal en perk te stellen. Zoals ik ook aan mevrouw Verburg heb geantwoord, moet je toestemming verlenen. Maar als ik een vakantiereis boek via internet en die betaal, wordt een cookie geplaatst om na het bezoek aan de site voor het internetbankieren weer terug te gaan. Het moet niet zo ver doorslaan dat ik dan weer helemaal opnieuw moet beginnen of eerst expliciet toestemming moet verlenen om dat cookie te plaatsen, zodat ik weer terug kan komen. Dat wordt ondoenlijk.

Hier wordt juist een onderscheid gemaakt. Je geeft expliciet toestemming voor een bepaalde periode en je moet, na goede informatievoorziening over wat er op je computer wordt geplaatst, expliciet toestemming geven. Als je het daarmee niet eens bent, gebeurt dit niet. Iedere consument kan na invoering van dit wetsvoorstel exact weten wat er met zijn computer gebeurt wat betreft cookies.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik vraag de minister om dit debat kloppend te houden. Ook het voorbeeld dat de minister nu gebruikt, gaat niet over wat hierin staat. Een cookie dat zorgt dat je internetbankieren functioneert, dient voor het technisch functioneren van de site. Dat is uitgezonderd van het toestemmingsvereiste. Dat gaat moeiteloos door. Hier gaat het om de cookies die vastleggen wat je op internet doet, die je surfgedrag vastleggen en je op basis daarvan gepersonaliseerde advertenties aanbieden, maar ook profielen opbouwen van wie je bent, wat je interesses zijn en waarnaar je voorkeuren uitgaan, om zo de marketing steeds meer op jou te kunnen richten. Het is aan consumenten zelf om te bepalen aan wie je dergelijke gegevens toevertrouwt en wat diegene daarmee doet. Als je een gewoon toestemmingsvereiste in de wet zet, verandert er niets. In Internet Explorer staat al: wilt u wel of niet cookies accepteren?

Minister Verhagen:

Dat zou het geval zijn als wij de redenering van mevrouw Schaart volgen.

De voorzitter:

Mijnheer de minister, misschien kan de heer Van Dam even zijn interruptie afmaken?

De heer Van Dam (PvdA):

Volgens mij verandert er niets als je een gewoon toestemmingsvereiste in de wet opneemt. Dat kun je namelijk via je browserinstellingen regelen. Dan geef je één algemene toestemming voor alle commerciële cookies. Het gaat erom dat je als consument wilt weten aan wie je je gegevens toevertrouwt en wat diegene daarmee doet. Dat is een iets zwaarder toestemmingsvereiste, waardoor de partij aan wie je die gegevens geeft, over jouw toestemming moet beschikken om jouw gegevens te kunnen verwerken. Dat vinden wij bij de Wet bescherming persoonsgegevens heel normaal. Maar voor internet hebben wij een ander regime, omdat de techniek anders werkt en omdat het strikt genomen niet een persoonsgegeven is. Dat vind ik inconsequent.

Minister Verhagen:

Dat is het juist niet. Ik heb net gezegd dat de Wet bescherming persoonsgegevens geldt voor het gebruik van dit soort maatregelen. Het voorbeeld van de heer Van Dam is afgedekt in de wet, want daarvoor geldt het zwaardere toestemmingsvereiste. Dat heb ik net letterlijk voorgelezen. Het staat in de richtlijn en ik heb het hier herhaald.

De heer Van Dam (PvdA):

Mag ik dit even scherp maken? Zegt de minister – dat zou in elk geval voor mij en voor heel veel mensen nieuws zijn – dat het gebruik van tracking cookies nu al expliciete instemming door de consument vereist, gegeven aan het bedrijf dat die cookies plaatst en verwerkt, op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens? Als dat zo is, ben ik het meteen met de minister eens. Dan kun je het hier nog een keer regelen, maar dan zou het al geregeld zijn. Maar het zou voor mij nieuws zijn, als de minister zegt dat de Wet bescherming persoonsgegevens zo geïnterpreteerd moet worden.

Minister Verhagen:

Ik heb gezegd dat de heer Van Dam er ten onrechte van uitgaat dat de cookiebepaling in deze wet in de plaats komt van de Wet bescherming persoonsgegevens. Dit is een aanvullende bepaling ten opzichte van de regels die wij hebben. Als er een cookie zonder persoonsgegevens wordt geplaatst, is eenvoudige toestemming vereist. Als met een cookie persoonsgegevens worden verwerkt, geldt uiteraard de strengere eis uit de Wet bescherming persoonsgegevens. Dat staat in de richtlijn en ik benadruk het hier. Voor die problemen hoeft de heer Van Dam niet bang te zijn. Daarvoor heb ik het amendement van de heer Van Bemmel niet nodig.

De heer Van Dam (PvdA):

Nee, maar ...

De voorzitter:

Mijnheer Van Dam, nog kort. Ik doe toch een dringend beroep op u. Wij moeten kwart voor zes afronden. Ik wil het debat dan graag hebben afgerond.

De heer Van Dam (PvdA):

Ja, maar de kwaliteit van de wetgeving is soms ook wat waard, als ik zo vrij mag zijn om dat te zeggen.

Nu zegt de minister het weer anders: als in een cookie persoonsgegevens zijn opgenomen. Ik neem aan dat de minister ook wel eens cookies opent om te kijken wat erin staat.

Minister Verhagen:

Ik wis ze altijd!

De heer Van Dam (PvdA):

Er staan geen persoonsgegevens in. Er staat een nummer in en soms wordt je IP-adres vastgelegd. Er is al jarenlang een discussie gaande over de vraag of een IP-adres wel een persoonsgegeven is. Als je het wilt, is het tot de persoon herleidbaar. Daarom is het naar mijn mening gerechtvaardigd om hiervoor een apart regime af te spreken en expliciet vast te leggen: wij weten dat je het naar de persoon kunt herleiden, het is misschien strikt genomen voor de wet geen persoonsgegeven, maar wij gaan het behandelen als een persoonsgegeven.

Minister Verhagen:

Juist omdat wij het er op zichzelf over eens zijn dat dit apart geregeld en aangescherpt moet worden, hebben wij deze richtlijn aanvaard en zijn wij met dit wetsvoorstel gekomen om de regels aan te scherpen voor het plaatsen van cookies en het vragen van toestemming. In principe mag op grond van het wetsvoorstel een cookie alleen nog worden geplaatst, als de gebruiker daarvoor toestemming heeft gegeven na behoorlijk te zijn geïnformeerd over het plaatsen en het lezen van die informatie. Hoe beter de gebruiker is geïnformeerd, hoe minder expliciet die toestemming hoeft te worden verleend.

Het gebruik van de browser is geen alternatief. Wij hebben gezegd dat de huidige browsers, die standaard zo zijn ingesteld dat je alles accepteert of niks accepteert, in het algemeen niet geschikt zijn om die toestemming te verlenen. Het is een ander verhaal, als je in nieuwe browsers expliciet kunt aangeven: voor die website wel, voor die website niet. Dat is een van de redenen waarom de Europese Commissie in overleg gaat met het bedrijfsleven, rekening houdend met de eisen die wij hier stellen ten aanzien van privacy en tegelijkertijd rekening houdend met de belangen van de gebruikers, om te kijken hoe dat precies vorm moet worden gegeven. Nogmaals, dit komt dus niet in de plaats van de Wet bescherming persoonsgegevens. Integendeel, die blijft recht overeind staan. Centraal staan de bescherming van de consument en het belang van die consument. Dat vind ik het aardige van deze Europese regelgeving.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dit debat ging hoofdzakelijk over cookies. Gaat de minister straks nog uitgebreid in op device fingerprinting?

Minister Verhagen:

Ik denk dat ik daar ook nog op inga ...

De voorzitter:

Maar misschien niet heel uitgebreid, gelet op de tijd.

Minister Verhagen:

Ik ben bezig met de amendementen ...

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik begrijp dat de minister straks, al dan niet uitgebreid, ingaat op device fingerprinting en alle andere aspecten die samenhangen met privacy en veiligheid.

Minister Verhagen:

Nee, want op de privacy ben ik al uitgebreid ingegaan.

De voorzitter:

Misschien kan mevrouw Gesthuizen hierop terugkomen in haar tweede termijn.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Nee, dan stel ik nog wel een vraag aan het eind van de termijn van de minister.

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ik kom op het amendement van de heer Van Dam op stuk nr. 15. De heer Van Dam heeft verwezen naar de ontstaansgeschiedenis van de zwaardere informatieplicht van OPTA. Met het amendement wordt voorgesteld de extra bewijsplicht uit de Telecommunicatiewet te halen. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer. Een rechtsvoorganger van mij heeft al eens voorgesteld om de verzwaarde bewijslast uit de wet te halen. Daar was indertijd geen meerderheid in de Kamer voor. Om die reden ben ik er nu niet zelf mee gekomen. Als rechtsopvolger van mijn voorganger heb ik geen bezwaar tegen dit amendement.

Ik ondersteun de gedachte achter het amendement op stuk nr. 16. Providers mogen niet zomaar gegevens opslaan of bekijken die over hun netwerk vervoerd worden. Providers moeten vervolgens natuurlijk wel in staat worden gesteld om verkeersmanagement te doen, om spam, virussen en botnets te bestrijden en omwille van de veiligheid bevoegd af te tappen. De heer Verhoeven zal dat met mij eens zijn. Als ik het amendement goed bekijk, laat het daar voldoende ruimte voor. De waarborgen voor de vertrouwelijkheid van communicatie en bescherming van privacy zijn op dit moment vastgelegd in de Telecommunicatiewet, de Wet bescherming persoonsgegevens en het Wetboek van Strafrecht. Hoewel de huidige waarborgen in de wet al een goede bescherming bieden, legt dit amendement expliciet vast dat de aanbieder zorg moet dragen voor de vertrouwelijkheid van de communicatie. Het briefgeheim moet ook op internet gelden. Ik denk dat de huidige waarborgen goed zijn; dit amendement legt dat nog eens expliciet vast. Ik laat het oordeel over het amendement aan de Kamer.

Wat betekent dit amendement voor deep packet inspection (DPI)? Het amendement legt beperkingen op aan het afluisteren, aftappen of anderszins volgen van verkeer. Het gaat daarbij om gedrag dat wel en niet is toegestaan. Als ik het amendement goed begrijp, legt het geen verbod op specifieke technologie. Dat zou om allerlei redenen ook onwenselijk zijn. Het is in het belang van de operators om in staat te blijven om het verkeer over hun netwerken goed te managen. Providers moeten in staat zijn om gebruikers en netwerkers te beschermen tegen bedreigingen zoals spam, virussen en botnets. Het is echter inherent aan een bepaalde technologie dat die ook voor meerdere dingen gebruikt kan worden. Het is zaak om de negatieve kanten van het gebruik van een dergelijke technologie goed te reguleren – we doen dat met de Telecomwet, de Wet bescherming persoonsgegevens en het Wetboek van Strafrecht – zonder dat je tegelijkertijd de positieve kanten meteen de nek omdraait. Volgens mij bedoelde de heer Verhoeven dit specifiek.

De heer Verhoeven (D66):

Zo duidelijk als de minister het nu zegt, had ik het zelf willen zeggen toen ik daar stond. De uitleg zoals de minister, maar ook bijvoorbeeld de heer Braakhuis, heeft gegeven, was dat je de technologie niet voor 100% moet verbieden of voor 0% moet toestaan, maar vormen van misbruik wel. Het dekt dan ook de lading die de term DPI als technologie niet dekt. Ik ben het geheel eens met deze interpretatie. Zo was het bedoeld.

Minister Verhagen:

Prima, dan is dit ook meteen het antwoord op de vraag van mevrouw Gesthuizen.

Ik kom bij het belangrijkste en op dit moment nog het enige amendement inzake netneutraliteit. Ik ben er zeer duidelijk in dat een vrij toegankelijk internet van groot belang is voor de maatschappij, zowel voor consumenten als voor aanbieders van innovatieve diensten die over het internet worden geleverd. Iedereen moet toegang kunnen krijgen tot alle informatie op het internet. Ook moeten aanbieders de ruimte krijgen om het internetverkeer zodanig te managen dat kwaliteit van dienstverlening voor gebruikers zo min mogelijk wordt beïnvloed door bijvoorbeeld congestie op het netwerk. In een debat op 18 mei is door de Kamer de motie-Braakhuis aangenomen. In deze motie werd de regering verzocht om in de Telecommunicatiewet op te nemen dat telecomaanbieders niet op basis van het soort gebruik van dataverkeer mogen differentiëren om zo de netneutraliteit in ieder geval te garanderen. Ik heb toen aangegeven dat ik deze motie wilde en zou uitvoeren. Ik was daarom van plan om met een nota van wijziging te komen ten aanzien van de Telecommunicatiewet. Inmiddels heeft de Kamer echter het amendement-Verhoeven c.s. op stuk nr. 7 over netneutraliteit ingediend. Ik had graag wat meer tijd gehad om de nota van wijziging op te stellen om de consequenties in de markt voor zowel aanbieders als consumenten goed te kunnen overzien en af te stemmen met onder andere de Europese Commissie, natuurlijk omdat zij juist op dit terrein zaken heeft aangekondigd. We zitten duidelijk in een transitiefase waarin de markt op zoek is naar nieuwe verdienmodellen, maar er komen juist op dit moment plannen naar voren over nieuwe verdienmodellen die ik en blijkbaar ook de indieners van het amendement absoluut ongewenst vinden. Op die manier zouden immers innovatieve concurrerende diensten belemmerd worden om daarmee de eigen inkomsten van telecomaanbieders te beschermen. De Skypeheffing is het beste voorbeeld. Een nieuwe ontwikkeling blokkeren omdat het oude verdienmodel niet uitgaat van Skype? Dan ben je op een volkomen verkeerde wijze bezig.

Dat is ook de reden waarom ik sympathiek sta tegenover het amendement van de heer Verhoeven. Dat amendement doet recht aan de essentie van de motie-Braakhuis. Netneutraliteit betekent naar mijn opvatting dat aanbieders van internet niet mogen beprijzen op basis van het type verkeer. Men mag beprijzen op datahoeveelheid en op snelheid. Dat mag wel. Tegen de heer Van Dam zeg ik: ook dan wordt er betaald. Niets is gratis. Alleen de zon gaat gratis op. Netneutraal handelen betekent voorts dat aanbieders, behoudens in een beperkt aantal gevallen, geen verkeer mogen blokkeren of vertragen. Dit betekent ook dat ze bij congestie gelijke typen verkeer gelijk moeten behandelen. Voor de duidelijkheid merk ik op dat het van essentieel belang is dat het gewone netwerkmanagement mogelijk blijft. Aanbieders van internettoegang mogen bijvoorbeeld bij congestie van bepaalde soorten verkeer bepaalde andere soorten verkeer beperken. Dit kan nodig zijn voor de integriteit van het netwerk.

Het amendement verbiedt aanbieders van internettoegang diensten of toepassingen op internet te blokkeren of te vertragen, behalve in een beperkt aantal gevallen. Ik heb begrepen dat normaal netwerkmanagement op deze wijze mogelijk blijft en dat aanbieders kunnen blijven optreden tegen botnets, hackers en andere inbreuken op de veiligheid en integriteit. Ook kunnen ze aanbieders van spam blijven tegenhouden. Het amendement staat verder niet toe dat aanbieders het gebruik van bepaalde internettoepassingen apart gaan beprijzen. Het amendement is in deze zin een prima uitvoering van de motie-Braakhuis, waarvan ik had gezegd dat ik die in principe zou uitvoeren. Ik sta dan ook sympathiek tegenover het amendement.

Ik heb al gezegd dat ik eigenlijk wat meer tijd had willen hebben om in goed overleg met de sector met nauwkeurig geformuleerde wetgeving te komen. Ik kijk de indiener weer aan: heb ik goed begrepen dat met het gewijzigde amendement op stuk nr. 17 – ter vervanging van dat op stuk nr. 10 – het overgangsrecht nu goed is geregeld? Mochten zich onvoorziene omstandigheden voordoen die om een verduidelijking vragen, dan zou het artikel bij lagere regelgeving moeten kunnen worden verduidelijkt.

De voorzitter:

Mevrouw Verburg staat al een tijdje te wachten.

Minister Verhagen:

Ik kom nu toe aan de vragen van mevrouw Verburg. Mag ik dit blokje over netneutraliteit eerst in zijn totaliteit afronden? Dat lijkt me voor het debat het makkelijkst.

De voorzitter:

Prima, ga uw gang.

Minister Verhagen:

Mevrouw Verburg vroeg hoe ik aankijk tegen de vraag aan de Raad van State of een amendement de geëigende weg is. Met haar hecht ik zeer aan zorgvuldige wetgeving. En daarom ook aan de zorgvuldige formulering van amendementen, omdat die een wet veranderen. Ik heb betoogd waarom ik vind dat het amendement-Verhoeven zorgvuldig is geformuleerd. Het biedt ook de nodige flexibiliteit om zo nodig een nadere invulling van "netneutraliteit" te geven via lagere regelgeving. Uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van een indiener om advies te vragen aan de Raad van State over zijn amendement. Het kabinet gaat daar niet over. Mevrouw Verburg vroeg ook om een vergelijking met het amendement-Schaart. Die kan ik niet maken, omdat dit amendement is ingetrokken.

Mevrouw Verburg heeft verder gevraagd of ik nog eens nader wilde ingaan op de belangen van de consument en van de provider in relatie tot dit amendement. Ik zie in het amendement-Verhoeven een aantal punten waarmee tegemoet wordt gekomen aan de belangen van de consument. Tegelijkertijd wordt rekening gehouden met de belangen van innovatieve aanbieders van diensten via internet. Ik zou het echt onwenselijk vinden dat toepassingen worden belemmerd louter omdat ze concurreren met eigen dienstverlening, omdat dit slecht is voor innovatie.

Het eerdere debat ging met name over het middel. Is netneutraliteit te bereiken via transparantie, keuzemogelijkheden en concurrentie in de markt, of moet die worden afgedwongen via wetgeving? Door de recente plannen van meerdere ISP's komen de keuzemogelijkheden van consumenten onder druk te staan. Dit en het belang van netneutraliteit, zodat gegarandeerd is dat consumenten toegang hebben tot alle informatie op het internet en diensten onbelemmerd kunnen worden aangeboden, maken wetgeving op dit moment een passend instrument. Eerlijk gezegd is het in wezen uitgelokt door de markt, of een aantal spelers op de markt.

Vervolgens een opmerking over de belangen van de providers. In het vorige debat heb ik al gezegd dat providers uiteraard voldoende geld moeten kunnen verdienen om te investeren in nieuwe netwerken. Aanbieders van mobiel internet bieden het product "toegang tot internet". Daar kunnen zij allerlei abonnementsvormen voor bedenken waar voldoende geld mee kan worden verdiend. Ik vind dus dat de belangen op dit punt, ook door het amendement, afdoende verzekerd zijn.

Gevraagd is of wij niet beter kunnen wachten met de implementatie van netneutraliteit tot het rapport van BEREC bekend is. Als een amendement aangenomen is, dan is dat wet, en treedt het daarin gestelde tegelijkertijd met de wet in werking. Los daarvan loopt Nederland Europees gezien voorop met dit amendement. Nogmaals, dat komt doordat wij in Nederland ook eerder en heviger geconfronteerd zijn met de gevolgen van de enorme groei van mobiele data, maar ook met de plannen van verschillende ISP's om concurrerende diensten extra te belasten. Natuurlijk kleven er altijd risico's aan wetten die nog maar door weinig andere landen zijn ingevoerd, maar door het in de wet opnemen van een gegarandeerd open internet laten wij zien hoe belangrijk wij het vinden dat burgers de vrije beschikking hebben over informatie, zonder tussenkomst, en vooral dat zij zelf kunnen bepalen welke informatie zij willen gebruiken. BEREC is inderdaad bezig met een studie naar schendingen van netneutraliteit. Die studie wordt eind van dit jaar afgerond, dus over de uitkomsten van die studie kan ik nu nog niets zeggen. Netneutraliteit vind ik echter meer een politiek punt dan een punt voor toezichthouders. Als de Europese Commissie met nadere aanwijzingen komt voor netneutraliteit, op basis van die studie, dan zal ik daar welwillend naar kijken. Mocht dit aanleiding zijn om de Telecommunicatiewet in verband met Europese harmonisatie van regelgeving nog eens te bezien of aan te passen, dan spreken wij elkaar volgend jaar weer over dit punt.

Mevrouw Schaart (VVD):

Staat in het gedoogakkoord niet dat extra koppen op Europese en nationale regelgeving zo veel mogelijk verwijderd moeten worden? De minister beweert dit ook als het gaat om cookiewetgeving. Als het echter gaat om wetgeving over netneutraliteit, dan niet. Dat is geen punt om mee voorop te lopen. Dat begrijp ik niet helemaal.

Minister Verhagen:

Ik kan mevrouw Schaars garanderen dat ook mevrouw Kroes netneutraliteit hoog in het vaandel heeft. Om die reden zal zij komen met een nader standpunt over netneutraliteit, op basis van de genoemde studie.

Mevrouw Schaart (VVD):

Zij begrijpt helemaal de haast van de Nederlandse politiek niet.

De voorzitter:

Zullen wij de minister eerst even laten uitspreken? Daarna kunt u interrumperen.

Minister Verhagen:

Ook in de contacten die ik met de Europese Commissie op dit punt heb gehad, onder meer met mevrouw Kroes, heb ik begrepen dat zij heel nadrukkelijk zal ingrijpen indien het open internet in gevaar komt. Ook de heer Rosenthal heeft namens de regering vrij recent in Europees verband een zeer omstandig en terecht betoog gehouden voor een vrij internet en het tegengaan van belemmeringen.

Wij zijn eerder en heviger geconfronteerd met de eventuele gevolgen dan andere Europese landen. Zoals gezegd, lopen wij om die reden op dit punt voorop. Dat is een feit. Daar hebben wij niet om gevraagd, dat is door de omstandigheden zo gekomen, en nu vraagt men om duidelijke regelgeving.

Ook los van Europa vind ik netneutraliteit van groot belang. Om die reden heb ik mijn sympathie voor het amendement-Verhoeven c.s. geuit.

Een ander element in het betoog van de heer Dijkgraaf betreft de netneutraliteit in relatie tot de mogelijkheid om te filteren op ideologische gronden. In de toelichting op het amendement wordt gezegd dat de indieners graag benadrukken dat het is toegestaan om een internettoegangsdienst in combinatie met filtersoftware of -technologie, bijvoorbeeld voor parental controls, of gefilterd internet voor religieuze gemeenschappen of scholen aan te bieden. Die mogelijkheid wordt daar geregeld. Dat vraagt natuurlijk wel een activiteit. Net zo goed als je op je computer de oudercontrole ten opzichte van je kinderen kunt toepassen, vraagt dit om een stap. Ik ben mij tegelijkertijd bewust van de zorgen die er leven. Ook mevrouw Schaart heeft gezegd dat zij er geen behoefte aan heeft dat kinderen porno, geweld et cetera onder ogen krijgen. Mede gelet op de toevoeging denk ik dat de indieners van dit amendement niet ongevoelig zullen zijn voor de argumentatie. Op het moment dat wij een formulering kunnen vinden waarmee geen gat wordt geschoten in de essentie van artikel 7.4a over de netneutraliteit, valt er met de regering uiteraard te praten over een uitzondering. Het is dus van belang dat dit alleen kan als de abonnee bij het afsluiten bewust kiest voor het ideologisch gefilterde internet. Ook moet in de formulering worden benadrukt dat het aanbieden van gefilterd internet niet goedkoper is dan ongefilterd internet, want dan zou men via een omweg toch weer gaan differentiëren naar tarief. Ik dacht niet dat het de bedoeling was om via de uitzondering de netneutraliteit als zodanig te omzeilen. Zo begrijp ik ook de heer Dijkgraaf.

In principe sta ik positief tegenover het amendement van de heer Verhoeven. Het zal afhangen van de formulering die wij kiezen, maar ik ben bereid om het oordeel over een formulering uit te spreken op het moment dat wij een formulering hebben die voldoet aan de voorwaarden die ik zojuist formuleerde. Ik daag de heer Verhoeven uit om zelf met een voorstel te komen. Ik denk dat dit enerzijds recht doet aan zijn wens en anderzijds niet de netneutraliteit in gevaar brengt. Wij kunnen er natuurlijk ook nog op termijn naar kijken, als het niet deze week kan. Ik begreep dat een aantal leden zich daarover al vijf dagen lang gebogen heeft. Ik wacht het even af.

Mevrouw Verburg en mevrouw Gesthuizen vroegen naar de tarieftransparantie in relatie tot de netneutraliteit. Met name was de vraag of er helder wordt gecommuniceerd. In de telecommunicatieregelgeving is voldoende gewaarborgd dat de tarieven die worden gehanteerd, en dus ook de tariefmodellen, voldoende kenbaar zijn. De regels zijn onlangs aangescherpt. Op de naleving van die regels ziet de toezichthouder OPTA toe. Zoals ik al eerder heb aangegeven, zal er ook een extra transparantiebepaling worden opgelegd. Een aanbieder van toegang tot internet moet, voordat een overeenkomst met een consument wordt aangegaan, duidelijkheid verschaffen over de wijze waarop het verkeer wordt behandeld. Ook moet aangegeven worden welk effect de verkeersmaatregelen hebben op de kwaliteit van de dienstregeling.

Dat was wat ik wilde zeggen over het amendement-Verhoeven, mede in relatie tot de netneutraliteit.

De heer Verhoeven (D66):

De minister is er heel helder over. Hij staat positief tegenover het amendement en heeft er sympathie voor. Hij heeft ook de context en de urgentie geschetst en daaruit begrijp ik dat wij kiezen voor wetgeving. Dat is allemaal heel duidelijk. De vraag is even: omarmt de minister het amendement? Wat is het formele oordeel, dat een bewindspersoon doorgaans geeft over een amendement?

Minister Verhagen:

Ik omarm het amendement, maar het is op dit moment niet zo dat ik het amendement heb overgenomen door middel van een nota van wijziging.

De heer Verhoeven (D66):

Omdat wij nog dat openstaande puntje hebben?

Minister Verhagen:

Ja.

De heer Van Dam (PvdA):

Dit wilde ik heel graag horen en ik ben de minister daar dankbaar voor.

Minister Verhagen:

Mooi, prima, dan hebben wij dit belangrijke element goed besproken.

Dan kom ik op het amendement van de heer Van Dam op stuk nr. 18, over de toegang tot de kabel. Dit amendement regelt dat OPTA op de markt voor programmadiensten een aanbieder met een zogenaamde aanmerkelijke marktmacht aanwijst en die partij dan ook een verplichting tot wederverkoop van haar programmadiensten kan opleggen. Wat ik belangrijk vind, is dat in dit amendement, in tegenstelling tot het amendement op stuk nr. 19 van de heer Van Dam, het primaat bij OPTA blijft. Het ingrijpen vindt dus pas plaats als OPTA vindt dat er een probleem is op de markt. Als OPTA een marktanalyse heeft gedaan en vaststelt dat er een aanmerkelijke marktmacht is, moet OPTA wederverkoopverplichting van het pakket opleggen, zo lees ik het amendement. Ik laat het oordeel over dit amendement over aan de Kamer. Ik heb daarbij geen uitgesproken voors of tegens.

Ik kom op de doorverkoop van het televisiepakket in relatie tot het amendement op stuk nr. 19. Hoewel ik begrip heb voor de wens van de indiener om de kabel open te stellen, ontraad ik dit amendement. Ik vind dat het primaat echt bij OPTA moet blijven. Anders dan in het amendement op stuk nr. 18 is dat in dit amendement niet het geval. OPTA bereidt ook de nieuwe analyse van de tv-markt voor. Op basis van die analyse besluit OPTA of zij opnieuw de kabelaars zal verplichten om hun televisiepakket door te verkopen. Ik heb begrip voor de wens van de Kamer, die breed is geuit, om de kabel open te stellen, maar marktregulering moet worden uitgevoerd door een politiek onafhankelijke toezichthouder en niet door de politiek, juist om bedrijven reguleringszekerheid te bieden. Om deze reden wil ik ook het besluit van OPTA van eind juni afwachten alvorens ik verdere stappen overweeg.

Overigens vraag ik mij af hoe dit amendement zich verhoudt tot het Europese telecomkader. In reactie op de motie-Gesthuizen heb ik de Kamer al beloofd om zo spoedig mogelijk na de publicatie van de OPTA-besluiten een brief aan de Kamer te sturen met mijn bevinding, mede naar aanleiding van de gesprekken die ik met de marktpartijen voer. Dit amendement moet ik in dit stadium dus ontraden.

Het amendement op stuk nr. 20 van de heer Van Dam heeft betrekking op de universele dienst. De heer Van Dam suggereert dat Zweden en Finland dit al geweldig goed deden, maar dat is nog maar de vraag. De Europese Commissie heeft in ieder geval al aangegeven dat zij het absoluut niet eens is met de wijze waarop Zweden en Finland dit doen. Het is niet zo dat er op dit moment al een procedure is, maar de signalen van de Europese Commissie in de richting van Zweden en Finland zijn overduidelijk. Men vindt dit niet in lijn met de Europese afspraken.

In Nederland is de toegang tot breedband al heel vergevorderd. Breedbandige verbindingen zijn voor iedereen beschikbaar. Ik ontraad dit amendement dan ook. Daarmee wordt namelijk voor een relatief klein probleem een verplichting opgelegd tegen heel hoge kosten. De vraag is of dat allemaal in ons belang is.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat de Europese Commissie problemen zou hebben met de plannen van Zweden en Finland, is zeer opmerkelijk. De Commissie heeft namelijk zelf soortgelijke plannen, waarin alleen de cijfers lager zijn.

Minister Verhagen:

Ik kan slechts meedelen wat ik heb gehoord.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik snap het, maar ik neem aan dat de minister dan in elk geval naast de Zweden en de Finnen zal strijden tegen het oordeel van de Europese Commissie. Mijn tweede punt gaat over het volgende. Ik ben het met de minister eens dat het nog om een zeer klein percentage van Nederland gaat: plattelandsgemeenten, plekken waar mensen nog een eind uit de bebouwde kom wonen. Op die plekken hebben mensen op dit moment allemaal recht op een telefoonverbinding. Dat heeft jarenlang fantastisch dienstgedaan. Vandaag de dag vergt deelname aan de samenleving echter dat je ook op een normale manier kunt meedoen op internet, en echt, er zijn mensen die helemaal niet zo'n breedbandige verbinding kunnen krijgen in Nederland. Het zijn er niet heel veel, maar ze zijn er wel. De partij van de minister is er ook altijd als de kippen bij om op te komen voor mensen die op dat soort plekken wonen in Nederland.

Minister Verhagen:

Absoluut.

De heer Van Dam (PvdA):

Zou het niet mooi zijn als we in het belang van die mensen samen optrekken en een belangrijk signaal geven aan de rest van de wereld of van Europa dat in Nederland iedereen binnen een paar jaar op een supersnelle manier het internet op kan?

Minister Verhagen:

Wij moeten voor de uitrol en de verdere beschikbaarheid van breedband stappen zetten. Dat is de reden waarom we over een veiling praten, uitrolverplichtingen stellen en eraan werken. Mevrouw Schaart heeft zich als geen ander in de Kamer meerdere malen hardgemaakt voor de beschikbaarheid van internet op het platteland. Mevrouw Verburg heeft hier ook meerdere malen voor gepleit. Dit is dus geen onderwerp van partijpolitieke tegenstellingen. De vraag is hoe je het reguleert, of je het afdwingt en tegen welke prijs. Ik heb de Kamer al toegezegd dat mijn ministerie blijft werken aan de beschikbaarheid van breedband op alle plekken, ook het platteland. Wat de heer Van Dam voorstelt in zijn amendement, is naar mijn mening niet verstandig. De Europese Commissie staat min of meer neutraal tegenover het amendement waar we net over spraken. De Europese Commissie heeft echter kenbaar gemaakt dat het zeer de vraag is of wat Finland en Zweden doen Europees gezien in de haak is. Daarnaast brengt het voorstel in het amendement van de heer Van Dam dusdanig hoge kosten met zich mee, dat ik het ontraad.

De heer Van Dam (PvdA):

Ten aanzien van de discussie met de Europese Commissie zijn de verschillen niet principieel. Het zal voor de minister met name gaan over de kosten. De vraag is natuurlijk waar de kosten terechtkomen. Bij de universele dienst lagen de kosten bij KPN. KPN moest intern kruissubsidiëren. Op de plekken waar het bedrijf veel geld verdiende, moest het maar wat geld opzijzetten om in de onrendabele gebieden, de buitengebieden, telefoonverbindingen aan te leggen. Zo kan het in dit geval toch ook? De kabelbedrijven maken in Nederland ongeveer 50% marge. Niemand maakt mij wijs dat die niet in staat zouden zijn om een paar dorpjes ook aan te sluiten op een supersnel netwerk in plaats van op een gewoon netwerk.

Minister Verhagen:

Kunnen wij deze discussie voortzetten wanneer wij de uitvoering van de digitale agenda bespreken? Ik denk dat het onderwerp daar beter bij past. Dit was ook de reden waarom ik tegen mevrouw Schaart en tegen mevrouw Verburg heb gezegd dat ik dit meeneem in het debat over de uitvoering van de digitale agenda. Ik heb daar voorstellen voor gedaan. Als de Kamer vindt dat dit nog onvoldoende is uitgewerkt in de digitale agenda, kunnen we dit element ook bespreken.

De voorzitter:

Bent u bijna klaar met de beantwoording?

Minister Verhagen:

Zeer zeker. Ik ben bijna toe aan de bespreking van het laatste amendement.

De Europese Commissie heeft in de persoon van mevrouw Kroes heel grote ambities voor breedband. Dit wordt dus niet via de universele dienst geregeld.

Ik kom te spreken over het amendement-Van Dam c.s. op stuk nr. 22. In dit amendement worden de voorwaarden geregeld waaronder een aanbieder de levering van internetdiensten aan een eindgebruiker tijdelijk of definitief mag staken. Afsluiten mag onder de volgende voorwaarden: op verzoek van de abonnee, als er sprake is van wanbetaling door de abonnee, bij bedrog – dit moet wel door de aanbieder worden aangetoond – na afloop van een contract van beperkte duur – alleen als de abonnee akkoord gaat met het niet-vernieuwen of het niet-verlengen van het contract – of ter uitvoering van een wettelijk voorschrift of rechterlijk bevel. Het amendement is sympathiek, omdat het uitgaat van de notie dat toegang tot internet past bij het recht op informatie en bij de vrijheid van meningsuiting en dat een eindgebruiker dus niet al te lichtvaardig van toegang moet worden afgesloten. Dit is overigens een van de redenen waarom we de "three strikes and you're out"-benadering in het Franse voorstel niet wensten.

Ik kijk de indieners van het amendement, de heren Van Dam, Verhoeven en Braakhuis – althans, de plaatsvervanger van de heer Braakhuis – indringend aan. Ik zou graag wat meer tijd hebben om suggesties te kunnen doen voor een scherpere formulering van het artikel. Ik wil ook de verhouding tot het contactrecht in het BW nog eens goed bezien. Als de Kamer de stemmingen over het wetsvoorstel zou kunnen uitstellen tot dinsdag, kan ik haar in ieder geval nog een juridische reactie doen toekomen. Dan geef ik ook het oordeel over dit amendement. Als de indieners het eens zijn met de scherpere formulering die ik wellicht voor ogen heb, zou dit er eventueel toe kunnen leiden dat er voor de stemmingen nog een gewijzigd amendement komt.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik geloof dat we sowieso pas dinsdag stemmen. Maar anders: graag! Ik ben er uiteraard ten volle toe bereid.

Minister Verhagen:

Dank u wel. Ik denk dat ik daarmee aan het einde ben gekomen van mijn eerste termijn, hoewel ik nu zie dat er nog iets ligt over fingerprints. Ik zie de interruptie al aankomen. Ik kom nog terug op dit punt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

In mijn inbreng heb ik gevraagd of het niet verstandig zou zijn als het kabinet komt met een visie over veiligheid en bescherming van burgers op internet die wat verdergaat dan alleen maar de deelgebieden. Ik zie daarbij vier belangrijke punten: DPI, cookies, profiling, en de bescherming van gegevens van mensen die diensten afnemen bij websites als Google en Facebook. Ik zou het erg prettig vinden als we een goede, integrale visie van het kabinet krijgen op alle zaken die hiermee samenhangen en die te maken hebben met vragen als hoe ver mogen bedrijven gaan, gaat het om handel, hoe voorkomen we criminaliteit en hoe zorgen we ervoor dat zaken als ongewenst filteren – de heer Verhoeven noemt het "afluisteren" – op internet binnen de perken blijven.

De voorzitter:

Kan de minister hier kort op reageren?

Minister Verhagen:

Dat kan ik heel kort, voorzitter. Ik ben eigenlijk diep teleurgesteld door deze vraag. Dit wetsvoorstel is namelijk het antwoord erop. Ik had toch zo gehoopt dat we met dit wetsvoorstel een antwoord gaven op de wensen van mevrouw Gesthuizen op dit terrein. Immers, cookies, inspectie, toegang, et cetera worden er allemaal in geregeld. Ook op de vraag wat er mag op het gebied van afluisteren geeft dit wetsvoorstel een antwoord. Ik geef mevrouw Gesthuizen onze integrale versie dus nu al, bij monde van het wetsvoorstel.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat is een helder antwoord. Nu weet ik ook dat ik nog een motie heb in te dienen in tweede termijn.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. We vervolgen met de tweede termijn van de Kamer. We gaan door tot 18.00 uur. Daarna wordt er geschorst. Het volgende agendapunt komt dan om 18.30 uur aan de orde. Ik hoop dat het lukt om in een halfuur de tweede termijn te doen. Er wordt al geschud dat dat niet lukt. Daar lijkt me dus een uitdaging liggen. Het zou mooi zijn als we wel degelijk de tweede termijn van de Kamer plus de beantwoording door de minister zouden kunnen halen voor 18.00 uur.

Het woord is aan de heer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Ik wil op enkele punten nog kort terugkomen. Ik sluit daar zo meteen mee af. Allereerst dank ik de minister voor het behandelen van alle amendementen en voor de manier waarop we vijf uur lang over dit onderwerp hebben kunnen spreken. Daar dank ik overigens ook mijn collega's voor. Ik denk dat duidelijk is geworden dat het voor veel fracties ...

Hoe lang duurt deze tweede termijn eigenlijk, voorzitter?

De voorzitter:

Ik heb gezegd "heel kort", mijnheer Verhoeven. We hebben een halfuur voor de behandeling van de tweede termijn.

De heer Verhoeven (D66):

Oké. Excuses, voorzitter.

Ik denk dat duidelijk is geworden dat een open, toegankelijk en vrij internet heel belangrijk is voor veel fracties en zeker voor die van D66. We zijn heel blij dat de minister een aantal van onze voorstellen tot wetswijziging positief heeft bejegend. Ik doel dan uiteraard op het voorstel betreffende de netneutraliteit – dat is voor ons het belangrijkste voorstel – maar ook op het voorstel betreffende privacy in relatie tot deep packet inspection. Het gaat daarbij inderdaad om misbruik en niet om technologie. Dank daarvoor.

Dan het punt van de telecomveiling. Ik vind dat de Kamer uiteindelijk duidelijkheid moet scheppen. Ik zal daar dadelijk een poging toe doen.

Mijn laatste punt gaat over VoIP, daarna dien ik een motie in. Ook over VoIP bestond enige onduidelijkheid en dat leidde tot verwarring bij mevrouw Schaart. Zij dacht dat daardoor de netneutraliteit in het geding kwam, maar dat is niet het geval. VoIP is een telefoondienst en VoIP is geen internettoegangsdienst. Het is een telefoondienst die weliswaar over het internet gaat, maar wanneer je dat in het hypothetische geval los aanbiedt, is dat geen internettoegangsdienst en is er dus ook geen sprake van een mogelijkheid om de netneutraliteit te schenden. Het amendement laat dat ruimhartig toe. Het is geen uitzondering, het is geen inbreuk op netneutraliteit, het is een hypothetische situatie waarbij het alleen gaat om het telefoondienstgedeelte.

Mevrouw Schaart (VVD):

Dat betekent dat specifieke Skype-abonnementen volgens de heer Verhoeven gewoon doorgang kunnen vinden.

De heer Verhoeven (D66):

Doorgang vinden lijkt mij geen punt van discussie. Mevrouw Schaart maakt het nu nog verwarrender en ik begin te vermoeden dat zij dat een beetje doelbewust doet. Ik vind dat jammer, want ik heb het nu al vier keer heel duidelijk uitgelegd: als je alleen Skype aanbiedt, als je alleen VoIP aanbiedt, dus VoIP-only en Skype-only, dan ben je geen internettoegangsdienst. Het gaat dan niet over het verlenen van toegang tot het internet, maar je gebruikt alleen de weg over het internet om spraak over te brengen. Dat staat totaal los van de discussie waarover ons amendement gaat en dat zou mevrouw Schaart nu echt moeten weten.

Mevrouw Schaart (VVD):

Wat betekent dat voor de consument? Mijn tweede vraag is wat dat betekent voor een sms-dienst als WhatsApp. Is daarvoor ook een uitzondering beschikbaar? Wat zijn de gevolgen voor andere innovatieve diensten zoals radio over internet? Dat zijn toch echt allemaal onduidelijkheden die er niet helderder op worden.

De heer Verhoeven (D66):

Mevrouw Schaart is de enige die deze onduidelijkheid probeert te scheppen. Ik zeg het nog één keer. WhatsApp is een heel andere situatie. Als je alleen VoIP of Skype aanbiedt, is er geen sprake van een internettoegangsdienst. Als een telecombedrijf zoals KPN of Vodafone, dat op allerlei manieren toegang biedt tot internet, apart heft voor Skype of voor WhatsApp, dan is dat in strijd met ons amendement en is het een schending van netneutraliteit. Zo simpel is het. Het gaat erom of je het alleen aanbiedt, Skype-only, of het gehele pakket. Het is niet eens een uitzondering zoals mevrouw Schaart dat noemt, het is een hypothetische precisering. Dat mag in de Handelingen opgenomen worden: het is een hypothetische precisering. Als we daar een nummertje van gaan maken en doen alsof er sprake is van het ontbreken van netneutraliteit, dan is dat uitermate teleurstellend voor een partij die netneutraliteit juist zo belangrijk vindt.

De voorzitter:

Mevrouw Schaart, we gaan niet verder met interrupties. De heer Verhoeven maakt zijn betoog af.

De heer Verhoeven (D66):

Ik sluit af met een motie over de mobiele frequentieveiling. Ik heb in het debat gezegd dat ik de oplossing van de minister beter vind dan het voorstel van CDA en VVD. Dat is een second best option en we hebben als Kamer toch een meerderheid voor de first best option, namelijk mijn motie. Ik wil een poging doen om de Kamer alsnog daarvoor haar voorkeur te laten uitspreken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer twee tegenstrijdige moties over de ruimte voor nieuwkomers op de mobiele telecommarkt heeft aangenomen;

overwegende dat dit de minister heeft doen besluiten, terug te vallen op zijn eigen oude voorstel;

spreekt uit dat het voorstel zoals verwoord in de motie-Verhoeven/Van Dam (24095, nr. 279) haar eerste voorkeur heeft;

verzoekt de regering, in de veilingregeling uit te gaan van dit voorstel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verhoeven en Van Dam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (32549).

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Wij zijn nu een stuk verder met de implementatie van deze richtlijn. Op een paar punten na is er helderheid geschapen. Ik heb gevraagd om de pro's en contra's van netneutraliteit voor consumenten en aanbieders op een rijtje te zetten. De minister heeft enkele dingen aangereikt. Hij heeft erbij gezegd dat hij graag meer tijd had gehad om met een nota van wijziging te komen. Hij zou mij en mijn fractie een groot plezier doen als hij toezegt dat hij voor het einde van deze week de pro's en contra's van netneutraliteit voor de consumenten en voor de aanbieders zorgvuldig op papier zet. Als het klopt wat de minister zegt – en daar ga ik van uit – dan wil ik dat kunnen toelichten, uitleggen en verdedigen als ik mijn fractie adviseer om het amendement van de heer Verhoeven te steunen. Op dat punt graag een toezegging.

Voor mijn fractie is het gelijke speelveld in Europa van belang. Ik heb gezegd dat wij moeten oppassen dat wij niet met de beste bedoelingen – zo ontstaan nationale koppen altijd – een nieuwe nationale kop creëren. Conform het regeerakkoord moeten wij die dan vervolgens weer actief opsporen en verwijderen. Ik wil dat vermijden en daarom dien ik een motie in. Ik hoop dat de minister daar in tweede termijn zo op reageert dat ik haar weer kan intrekken. Dat is ook de bedoeling van mevrouw Schaart die de motie mede heeft ondertekend.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat BEREC (Body of European Regulators for Electronic Communications) de effecten onderzoekt van het voorstel van de verantwoordelijke eurocommissaris inzake EU-brede vormgeving van netneutraliteit;

van mening dat een gelijk speelveld in Europa van groot belang is voor zowel consumenten als telecomaanbieders en een zorgvuldige integrale belangenafweging vraagt;

verzoekt de regering, de implementatie voor de onderhavige EU-richtlijnen niet eerder kracht van wet te doen krijgen, dan nadat zowel het voorstel als de effecten van de Europese Commissie inzake netneutraliteit met de Kamer zijn besproken;

verzoekt de regering tevens, te voorkomen dat voor die tijd nieuwe vormen van kostentoerekening worden doorgevoerd door hierover sluitende afspraken te maken met desbetreffende aanbieders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verburg en Schaart. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (32549).

Mevrouw Verburg (CDA):

Het gaat mij om deze punten. Als de minister helder op deze motie reageert, trek ik haar nog tijdens de tweede termijn in.

Collega Schaart zal mede namens mij een motie indienen over digitaal dividend. Dat moet nu gewoon geregeld worden. Dat wil de minister ook, maar wij moeten zien dat wij dit voor 1 juli regelen.

De minister heeft terecht gezegd dat de bestrijding van cybercrime op het terrein van zijn collega van Veiligheid en Justitie ligt. Ik dank hem voor zijn toezegging dat hij dit voorstel aan deze collega wil voorleggen. Ik vraag de minister om het daartoe te leiden dat wij nog voor het eind van deze maand te horen krijgen wat de minister van Veiligheid en Justitie van dit voorstel vindt. Ik sluit niet uit dat de CDA-fractie anders op dat punt met een initiatiefwetsvoorstel komt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Ik ben best tevreden over een deel van de beantwoording. Zeker met een aantal van de amendementen zal de wet een stukje beter worden. Ik ben echter niet geheel tevreden. Het deed mij ook een beetje pijn om te horen dat de minister het idee had dat met de tekst van dit wetsvoorstel alle onduidelijkheid over de visie en de inzet van het kabinet inzake veiligheid en bescherming van de privacy van burgers is weggenomen. Dat is niet het geval en daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wetsvoorstel 32549 over telecommunicatie wel een aantal stappen zet waar het gaat om betere regels ten aanzien van privacy, veiligheid en bescherming van burgers op het internet;

van mening dat ten aanzien van deze onderwerpen – meer specifiek op het gebied van voorkoming van criminaliteit, bescherming van vertrouwelijkheid en duidelijkheid wat betreft de regels voor organisaties en bedrijven alsmede de overheid om gegevens van burgers te verzamelen, bewaren, doorgeven, verkopen en gebruiken voor commerciële doeleinden – behoefte bestaat aan verdergaande duidelijkheid over de visie en inzet van het kabinet;

tevens van mening dat dientengevolge wat betreft DPI (deep packet inspection), profiling en device fingerprinting en cookies deze behoefte bestaat;

verzoekt de regering om de Kamer te informeren over haar visie en inzet op deze terreinen door de Kamer een al deze gebieden omspannende nota te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (32549).

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Daar wilde ik het bij laten.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Van persoonsgebonden budgetten en huurtoeslag naar netneutraliteit; het Kamerlidmaatschap is echt een prachtig vak. Ik bedank de minister voor zijn antwoorden. Aan mij de eer om dit debat af te ronden voor mijn collega Bruno Braakhuis. Hij moest nu naar een ander debat, maar hij had dit debat heel graag af willen maken omdat hij zich in een serie debatten heeft ingezet voor een verbetering van de positie van consumenten op de telecommarkt door middel van extra gedragstoezicht door de toezichthouder, extra concurrentie op de markt voor mobiele telefonie en, afgelopen debat, met een motie voor het vastleggen van netneutraliteit.

Door dat laatste kan vandaag een historische dag worden. Voor netneutraliteit lijkt zich nu een meerderheid af te tekenen. Ook de minister, nadat hij eerder al had aangegeven de motie over netneutraliteit van GroenLinks uit te willen voeren, staat sympathiek tegenover het amendement-Verhoeven c.s., dat gezien kan worden als een uitvoering van de genoemde motie, zoals de minister terecht opmerkte. Eigenlijk kun je dit zien als een tweetrapsraket. Ik benadruk nogmaals dat de Telecommunicatiewet nieuwe digitale innovaties moet faciliteren en waar noodzakelijk de kaders moet bepalen, want deze innovaties kunnen niet ontwikkeld worden als er poortwachters zijn die de toegang tot deze innovaties belemmeren of tariferen, niet vanwege belasting van het netwerk, maar omdat deze poortwachters er belang bij hebben dat de oude mobiele telefonie in stand blijft.

Met dit besluit zijn wij het tweede land in de wereld en het eerste in Europa dat vrij en open internet garandeert voor alle internetgebruikers. De hele wereld kijkt mee. Mijn fractie is er trots op dat Nederland op het gebied van digitale vrijheid een voortrekkersrol in de wereld en speciaal in Europa op zich neemt. Ik ben het met de minister eens dat er ook veel goeds komt uit Europa, maar in het kader van netneutraliteit kunnen we Europa ook iets positiefs brengen. Gaat de minister zich daarvoor inzetten?

Laat ik afsluiten met de constatering dat dit een belangrijke stap kan worden om de positie van de consument op de telecommarkt, zoals de mobiele internetgebruiker, te verbeteren. Er blijft echter nog veel te winnen, bijvoorbeeld op het gebied van transparantie en serviceverdeling. Deze zaken verdienen in de toekomst nog steeds onze aandacht.

De heer Van Bemmel (PVV):

Voorzitter. Ik bedank de minister voor zijn beantwoording. Ik heb nog een paar vragen, allereerst over het amendement over bellen per seconde. Als het starttarief uit het amendement wordt gehaald – verderop staat immers ook "concurrerend" – is het amendement dan wel te overwegen of kan de minister dan het oordeel aan de Kamer laten?

In reactie op het tweede amendement dat ik heb ingediend, heeft de minister gezegd dat wij daarmee nationale koppen zouden veroorzaken. De minister verwees daarbij naar het gedoogakkoord. Ik heb het gedoogakkoord even gescand. Daarin staat iets over ouderenzorg, veiligheid en immigratie, en in de financiële bijlage komt het woord "koppen" niet voor. Ik ben daar dus in principe niet gebonden aan eventuele afspraken in het regeerakkoord over nationale koppen. Ik ga er nog even naar kijken, maar zie in principe niet al te veel problemen voor mijn fractie.

Verder heb ik een vraag gesteld over nummerportabiliteit. De minister heeft gezegd dat hij nog iets moest navragen. Omdat er nu onduidelijkheid is en ik niet goed begrijp wat het verschil is tussen de grote aanbieders, zoals Ziggo, en kleine aanbieders die je op internet vindt, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het vaak voordelig kan zijn om via een SIP-device een eigen VoIP-aanbieder te gebruiken voor het vaste telefoneren;

overwegende dat nummerbehoud middels het porteren van telefoonnummers alleen mogelijk is bij de grote telecomaanbieders en kabelbedrijven;

constaterende dat het porteren van een telefoonnummer momenteel door de OPTA alleen wordt toegestaan bij bovengenoemde aanbieders van telefonie;

constaterende dat dit een concurrentienadeel met zich brengt voor alle kleinere (goedkopere) aanbieders;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat nummerbehoud middels portering mogelijk is bij alle aanbieders van VoIP-diensten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bemmel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (32549).

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de heldere beantwoording van de vragen en voor de toezegging ten aanzien van het amendement van de heer Verhoeven en zijn collega's. Hen dank ik ook voor de toezegging om de komende tijd creatief naar een oplossing te zoeken. De heer Van Dam heeft helder de grote meerwaarde van de vrije toegang tot de vaarwegen aangegeven. Wie de historie bestudeert van de vaarwegen in Nederland, weet dat dit inderdaad een gigantische boost voor de Nederlandse economie heeft opgeleverd. Zie een documentaire van Andere tijden van ongeveer een halfjaar geleden. Tegelijkertijd speelde daarbij ook de discussie rondom Ruimte voor de rivier en hoe we mensen moesten beveiligen tegen ongewenste effecten van overstromingen, namelijk door middel van dijken die nodig waren om bepaalde groepen te beschermen. Gesteld dat Nederlanders de creativiteit die ze op dat terrein hebben, kunnen benutten om de vaarwegen open te houden voor eenieder die dat wenst, maar tegelijkertijd ook om de dijken stevig te houden zodat er geen gaten in vallen. Dan hebben we een mooie Nederlandse oplossing gevonden, waarbij we profiteren van open internet maar ook de bescherming bieden aan die groepen die dat zeer graag willen, zodat zij gebruik kunnen blijven maken van internet.

Mevrouw Schaart (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik ben blij met zijn mededeling over cookies; die deel ik volledig. Er zal geen nationale kop op Europese regelgeving op dat gebied moeten komen. Ten aanzien van netneutraliteit deel ik met mijn collega Verburg de mening dat deze complexe materie zorgvuldig moet worden bekeken. Het Europese veld is daarin erg belangrijk. Wat dat betreft bevind ik mij in goed gezelschap. Zowel de OPTA, als de Europese Commissie, mevrouw Kroes, en TNO delen deze mening.

De toezeggingen ten aanzien van het weren van filters tegen spam, porno en virussen zullen wij als VVD zorgvuldig bekijken, omdat dit punt voor ons van het allergrootste belang is.

Tot slot is het heel teleurstellend dat het bij de storingen nog steeds niet voor elkaar is. Daarom dien ik, met collega Verburg, de volgende motie in ter voorkoming van verstoring van kabeldienstverlening door elektronische communicatiediensten in de 800 MHz-band.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kabelexploitanten en mobiele operators met een aantal voorzorgsmaatregelen de kans op storing kunnen beperken en met passende afspraken de resterende storingsproblematiek kunnen verhelpen;

van mening dat consumenten geen verstoring van de dienstverlening via de kabel mogen ervaren als gevolg van het gebruik van de 800 MHz-band voor elektronische communicatie;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat kabelexploitanten en potentiële 800 MHz-vergunninghouders vóór 1 juli 2011 tot gezamenlijke afspraken komen om te voorkomen dat consumenten te maken krijgen met verstoring van de dienstverlening via de kabel als gevolg van het gebruik van de 800 MHz-band voor elektronische communicatiediensten;

verzoekt de regering, in de vergunningen voor de 800 MHz-band een bepaling op te nemen waarmee de minister aan vergunninghouders verplichtingen kan opleggen teneinde storing op consumentenapparatuur voor kabeldiensten te voorkomen;

verzoekt de regering tevens, vast te leggen dat deze verplichtingen daadwerkelijk opgelegd zullen worden aan de vergunninghouders als consumenten geconfronteerd dreigen te worden met storing, ondanks voorzorgsmaatregelen van de zijde van kabelexploitanten en mobiele operators en afspraken tussen beide partijen over aanpak van individuele storingsgevallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schaart en Verburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (32549).

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Ik sprak in mijn eerste termijn over het misschien wel belangrijkste werk van Hugo de Groot, de Mare Liberum. Daarin schrijft hij: "Het gebruik van de zeeën is al gemeenschappelijk vanaf het begin van de wereld." Dat kunnen wij van internet net niet zeggen, maar qua principe hoort hetzelfde op te gaan. Het internet is van onderop ontstaan en het is van ons als burgers, niet alleen van dit land, maar als burgers van deze wereld. Maar om toegang te krijgen tot het internet zijn wij, waar ter wereld wij ons ook bevinden, afhankelijk van een zeer beperkt aantal partijen, namelijk de partijen, de bedrijven die de infrastructuur tot in je huis hebben aangelegd of de bedrijven die zorgen voor de infrastructuur waardoor je met je mobieltje in de hand het internet op kunt.

Die partijen hebben dus macht. Die hebben economische macht, omdat per definitie maar weinig bedrijven deze investering kunnen dragen. Zij hebben ook inhoudelijke macht over wat je met je internetverbinding doet. Daarover ging dit debat eigenlijk. Hoe verschuif je deze machtsbalans weer sterker van die grote bedrijven in de richting van de consumenten en zorg je dat die bedrijven niet hun machtspositie kunnen misbruiken ten koste van de consument? Hoe zorgen wij dus dat ze niet onze verbindingen kunnen blokkeren, kunnen belemmeren wat wij op internet doen en geen geld kunnen vragen als wij bepaalde dingen willen doen? Maar ook: hoe zorgen wij dat je als consument, in je rol als consument, sterker komt te staan, dat je meer keuzemogelijkheden hebt, dat wordt voorkomen dat die bedrijven hun machtspositie kunnen misbruiken om jou als consument extra geld uit de zak te kloppen omdat de markt nu eenmaal niet goed genoeg functioneert?

Wat dat betreft was dit een belangrijk debat. Ik ben de minister zeer erkentelijk voor zijn constructieve opstelling daarin, ook in de richting van de Kamer in haar volle breedte. Het kan ook een historisch debat zijn. Dat zal bij de stemmingen blijken. De minister heeft het oordeel aan de Kamer gelaten over de amendementen op stuk nr. 17, 16 en 22, over de netneutraliteit, over het niet afluisteren en over het niet afsluiten. Ik hoop dat de Kamer die van een positief oordeel zal voorzien. Ook over het amendement op stuk nr. 18, over concurrentie op de kabel, heeft de minister gezegd dat het oordeel aan de Kamer is. "Historisch" is dan een iets te groot woord, maar na vijftien jaar strijden zou het een belangrijke stap zijn als de Kamer ook dat amendement in de wetgeving zou verankeren.

Tot slot van dit debat kan ik alleen maar de minister bedanken voor zijn opstelling in dit debat. Wij wachten allemaal de stemmingen af. Ik denk dat wij hiermee belangrijke stappen hebben gezet om de machtspositie van de consument als internetgebruiker te versterken.

De voorzitter:

Kunt u gelijk antwoorden, minister? Dan is voor u de kunst om dit binnen tien minuten te doen.

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ik begin met de motie van de heer Verhoeven en de heer Van Dam op stuk nr. 23, inzake een eerste voorkeur. U kent mij als een consistent en consequent bewindspersoon. Ik heb de eerdere motie, waarop deze voortbouwt, ontraden. Ik ben graag consistent en ik blijf graag consistent. Ik ontraad haar met alle kracht weer.

De heer Verhoeven (D66):

De minister ...

De voorzitter:

Volgens mij, mijnheer Verhoeven, heb ik u het woord niet gegeven.

De heer Verhoeven (D66):

Excuses, voorzitter.

De voorzitter:

Ik heb de minister uitgedaagd om binnen tien minuten te antwoorden. Dus heel kort, mijnheer Verhoeven. Eén keer.

De heer Verhoeven (D66):

De minister is superconsistent. Maar als de motie wordt aangenomen, wat doet de minister er dan mee? Is hij dan net zo consistent als hij altijd is bij het uitvoeren van moties?

Minister Verhagen:

Dan denk ik dat ik de motie-Verburg nog eens ga uitvoeren. Daarmee doe ik ook recht aan de wensen van de Kamer. Ik kan bezig blijven. Ik heb nu gezegd dat ik de motie ontraad en waarom ik dat doe. Ik ontraad haar en daarna zult u weer zien wat wij dan doen. Ik geef u dan wel verschillende mogelijkheden.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 24 van mevrouw Verburg en mevrouw Schaart, die eigenlijk vragen om de wet even op te houden. Ik vind dit om een aantal redenen niet gewenst. Zij ondervangen een deel van de problemen in het laatste dictum: nieuwe vormen van kostentoerekening mogen in de tussentijd niet worden doorgevoerd. Wij worden nu feitelijk geconfronteerd met een trend. Ik vind dat wij een signaal moeten afgeven ten aanzien van netneutraliteit, juist lopende de discussies in Europa. De posities zijn duidelijk en de belangen zijn goed gewogen. Ik wil twee elementen zeer nadrukkelijk onder de aandacht brengen. Dat is de reden waarom ik zeer nadrukkelijk heb gevraagd wat er exact aan de hand is. Het overgangsrecht is goed geregeld, zodat je niet wordt geconfronteerd met problemen vanwege het ontbreken van overgangsrecht. Er is een mogelijkheid voorzien, mochten zich onvoorziene omstandigheden voordoen die om verduidelijking vragen, om dat via lagere regelgeving te doen. Ik heb hierover gesproken met mevrouw Kroes, die ook zeer nadrukkelijk voor netneutraliteit pleit. Zij zet zich er als geen ander voor in. Dat is essentieel, mede gelet op de effecten die de discussie over netneutraliteit heeft richting China en Iran; dat hoef ik u niet uit te leggen.

Mocht de Europese Commissie met nadere aanwijzingen komen ten aanzien van netneutraliteit op basis van de BEREC-studie en mocht dat aanleiding geven om de telecommunicatiewetgeving nog eens te bezien in verband met de Europese harmonisatie van regelgeving, dan kom ik erop terug zoals ik heb toegezegd. Dan moeten wij de bereidheid hebben om open te spreken over een mogelijke wijziging van de telecommunicatiewetgeving. Nu wil ik een duidelijk signaal afgeven, juist omdat die discussies op dit moment overal worden gevoerd en met argusogen worden gevolgd. Wij zeggen in zijn totaliteit dat wij pal staan voor netneutraliteit; ik proef hier helemaal geen verschil in. Tegelijkertijd zijn er verschillende voorwaarden gecreëerd om onvoorziene consequenties te ondervangen en om voldoende mogelijkheden te hebben om al die elementen die wij zeker willen stellen goed te regelen, of het nu gaat om spam of om het goed begeleiden van het verkeer et cetera. Juist omdat die belangen goed gewogen zijn, er ruimte is om via lagere regelgeving nadere invulling te geven en wij elkaar kunnen zien na de Europese besluitvorming, vraag ik de Kamer, ook op basis van de argumenten die ik haar voor het eind van deze week op papier zal toesturen, om hier positief tegenover te staan zonder dat het ertoe leidt dat wij, als wij het besluit hebben genomen, het nog eens een halfjaar moeten uitstellen. Wij lopen niet echt voorop. Integendeel, wij hebben al een reprimande gekregen omdat wij te laat zijn met de implementatie van de Europese richtlijn die de basis is voor dit wetsvoorstel.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik beschouw de zin "ik zal u de pro's en contra's toesturen" als een toezegging. Ik zal samen met mevrouw Schaart kijken of wij na ontvangst van de brief de motie kunnen intrekken.

Minister Verhagen:

Dank. Nogmaals, wij lopen al achter met de implementatie van de richtlijn. Daarmee lopen wij het gevaar van een procedure. Het moet ook nog naar de Eerste Kamer. Ik ben blij dat mevrouw Verburg op basis van de schriftelijke rapportage eind deze week wil overwegen om de motie in te trekken.

Er is mij gevraagd om te bewerkstelligen dat de minister van Veiligheid en Justitie voor het eind van deze maand een reactie geeft op het Oostenrijkse voorstel. Ik geleid dit verzoek aan hem door met de toevoeging: graag voor 1 juli.

Ik vind de motie van mevrouw Gesthuizen overbodig. Enerzijds hebben we dit wetsvoorstel. Anderzijds komen alle onderwerpen die in de motie genoemd worden, op verschillende manieren separaat naar de Kamer. Daarbij zullen wij steeds met de Kamer van gedachten kunnen wisselen. Ik ontraad de motie.

Ik ben mevrouw Gesthuizen nog wel een antwoord schuldig op device fingerprinting. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de Kamer 27 januari jongstleden een brief gestuurd, waarin staat dat de Nederlandse burger wettelijk gezien beschermd moet worden tegen bedrijven die gericht adverteren tijdens internetgebruik. Daarbij is het volgende van belang. Als bij device fingerprinting sprake is van verwerking van de persoonsgegevens, is de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing en heeft de burger de bescherming die uit die wet voortvloeit. In zijn brief is staatssecretaris Teeven ingegaan op device fingerprinting en de noodzaak van een onderzoek. Als mevrouw Gesthuizen niet tevreden is over het antwoord van de staatssecretaris, dan verzoek ik haar nader met hem te debatteren.

Ik kom de motie van de heer Van Bemmel over nummerbehoud bij aanbieders van VoIP-diensten. Juridisch is dit goed geregeld. Bij VoIP mag je je geonummer gebruiken als je woont in dat gebied. De nummergebruiker moet in het netnummergebied wonen. Als hij het geografische nummer 020 gebruikt, mag hij dat gebruiken vanuit zijn woonplaats Amsterdam. Het kastje waar het geonummer aan gekoppeld is, kan door de nummergebruiker op vakantie worden meegenomen. Dan kan het nummer incidenteel worden gebruikt, bijvoorbeeld als de gebruiker zich in Florida bevindt. Maar dat moet dus wel incidenteel zijn. Als de nummergebruiker verhuist naar een ander netnummergebied en zijn 020-nummer permanent vanuit Rotterdam gaat gebruiken, dan wordt het natuurlijk een zootje; 020 is Amsterdam en dat moet zo blijven. Nogmaals, het kan wel tijdelijk, bijvoorbeeld tijdens een vakantie. Wat de heer Van Bemmel bij motie vraagt, is juridisch goed geregeld. Ik heb nagevraagd of de kleinere partijen praktische belemmeringen hebben om geonummers voor hun klanten aan te bieden. Dat is niet het geval. Als de nummergebruiker met VoIP een geonummer wil gebruiken en bijvoorbeeld met recente bankafschriften kan aantonen dat hij binnen het geonummergebied woont, dan mag van OPTA het geonummer worden gebruikt. De motie is dus niet nodig.

De heer Van Bemmel gaf een nadere duiding aan zijn amendement over de secondenrekening. Hij wilde het ook zonder het element van het starttarief doen. Daarmee komt hij tegemoet aan een bezwaar, maar gaat het om volstrekt overbodige regelgeving, aangezien ik dit al geregeld heb. Iedere provider moet een abonnement aanbieden waarbij de mogelijkheid bestaat om per seconde te betalen. Wat de heer Van Bemmel vraagt, is dus al geregeld. Het amendement is volkomen overbodig.

De voorzitter:

Mijnheer Van Bemmel, houd het heel kort, want de minister is al uitvoerig op uw wijziging ingegaan.

De heer Van Bemmel (PVV):

De minister zegt dat het mogelijk is. Stel, ik krijg een "nee", terwijl ik toch in dat gebied woon, kan ik dan in een later stadium erop terugkomen? Wellicht is dat in een ander debat; daar moet ik dan een "haakje" voor vinden.

Minister Verhagen:

Het staat Kamerleden en zeker de heer Van Bemmel altijd vrij om erop terug te komen.

De heer Van Bemmel (PVV):

Ik zal het in ieder geval goed in de gaten houden.

Minister Verhagen:

Prima.

Ik kom op de motie van mevrouw Schaart over de garantie dat consumenten niet de dupe worden van een storing op de kabel als gevolg van mobiel breedband in de 800 MHz. Ik heb goede hoop, omdat de partijen er nu wel conservatief in zitten, dat we tot afspraken komen. Ik vind echter het voorstel van mevrouw Schaart over het opnemen van de voorwaardelijke verplichting in de 800 MHz-vergunningen een heel aardige gedachte. Daarmee bewerkstellig je eigenlijk dat kabelaars als mobiele operators ook echt vooraf maatregelen nemen om de kans op storingen te verkleinen. Ik heb nog altijd de mogelijkheid om inderdaad de verplichting op te leggen, mocht dit niet gebeuren, zelfs als ondanks deze maatregelen alsnog storingen dreigen te ontstaan. Ik wil de juridische uitwerking van het een en ander nog bekijken, maar het voorstel van mevrouw Schaart is buitengewoon constructief. Ik sta sympathiek tegenover deze motie. Ik laat het oordeel aan de Kamer over. Het amendement heb ik omarmd, maar dat kun je bij een motie niet direct doen.

De voorzitter:

Mijnheer Verhagen, volgens mij was dat allemaal helder.

Mijnheer Van Bemmel, ik wil eigenlijk gaan afronden.

De heer Van Bemmel (PVV):

Ik houd het kort. Ik heb een mededeling aan de minister, namelijk dat ik mijn motie zal intrekken.

Minister Verhagen:

Dank u wel. Ik hoop dat het amendement ook nog een keer wordt ingetrokken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Bemmel (32549, nr. 26) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de leden van de Kamer en de minister. We zijn toch nog redelijk op tijd klaar. Dinsdag vindt de stemming plaats over de moties, de amendementen en het wetsvoorstel.

De vergadering wordt van 18.08 uur tot 19.05 uur geschorst.

Naar boven