6 Crisis- en herstelwet

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Crisis- en herstelwet en enkele andere wetten (verbeteringen en aanvullingen) (32588).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. In de afgelopen jaren heeft het vorige kabinet en nu ook dit kabinet een aantal pogingen in de wetgeving gedaan om procedures te versnellen en om bouwprojecten, zoals wegenbouwprojecten, eerder van de grond te laten komen. Ik heb het over de wijziging van de Tracéwet, de Spoedwet wegverbreding en de Crisis- en herstelwet. Bij de behandelingen van die wetten is van de zijde van sommige leden van deze Kamer uitgebreid ingegaan op de onmogelijkheid van die wetten. Deze zouden in strijd zijn met Europese richtlijnen en zouden niet werken. We praten nu over een wetsvoorstel waarin een aantal technische wijzigingen wordt voorgesteld met betrekking tot de Crisis- en herstelwet en de CDA-fractie hecht eraan om vandaag nog eens in de Kamer te zeggen dat de wetten die destijds bedacht zijn, werken en functioneren. De Spoedwet wegverbreding is een succesvolle wet. De Crisis- en herstelwet is een succesvolle wet. De A74 bijvoorbeeld is een buitengewoon ingewikkeld klein stukje weg. Het aanleggen van deze weg is niet zo moeilijk, maar vanwege de regelgeving die ervoor en erachter zat, is het departement, destijds van Verkeer en Waterstaat, jarenlang bezig geweest om alles bij elkaar te rekenen om te bekijken hoe je daar in de vergunningverlening uit zou kunnen komen. Het is mooi dat een maand geleden ook de Raad van State geoordeeld heeft dat de besluiten die de minister van Verkeer en Waterstaat, nu dan ook de minister van I en M, genomen heeft, rechtmatig waren en zijn gebaseerd op een goede informatievoorziening. De Raad van State heeft ook op geen enkele wijze een opmerking gemaakt over het in strijd zijn met het Europese recht. Het is goed om dit nog eens te zeggen.

Nu wij dit wetsvoorstel behandelen, lijkt het ons ook goed nog eens terug te gaan naar de behandeling van het wetsvoorstel van de Crisis- en herstelwet twee jaar geleden. Het was een buitengewoon interessante behandeling, die volgens mij tot vier uur 's nachts heeft geduurd. Het halve kabinet zat toen hier, inclusief de toenmalige minister-president, de ondertekenaar van het wetsvoorstel. Ik ben blij dat de minister van I en M hier zit. Ik wil geen conclusie trekken. Ik stel wel de volgende vraag. Nu er maar één minister zit, betekent dit dat het kabinet een lagere prioriteit geeft aan kortere procedures, een snellere aanpak, et cetera? Ik geloof dat niet en zo ken ik deze minister ook niet. Het zou echter ook jammer zijn, want een goede aanpak van regels vergt een brede en integrale aanpak.

In de Crisis- en herstelwet is ook geregeld dat de Raad van State binnen zes maanden uitspraak moet doen. De CDA-fractie vraagt het kabinet het volgende. Ik pak het besluit van Provinciale Staten van Limburg om de buitenring aan te leggen. Dat is een belangrijke weg, waar ook het Rijk aan bijdraagt. Deze weg maakt onderdeel uit van de lijst die genoemd is bij de Crisis- en herstelwet. In de uitspraak van de Raad van State, van 1 april jongstleden, schrijft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak pas verder met behandeling te gaan op 12, 13 en 14, en 21, 22 en 23 september. Het besluit van Provinciale Staten is al van januari. Kijkend naar de termijnen vraag ik het volgende aan de regering. Ik weet dat het ingewikkeld is, omdat wij rechters niet rechtstreeks kunnen aanspreken. Toch denk ik dat het van belang is dat het kabinet in overleg treedt met de vicepresident van de Raad van State om te bekijken of ook de Raad de in de wet opgenomen dwingendrechtelijke bepalingen kan nakomen. De regering is voornemens om deze wet permanent te maken; voor een deel van de wet heb ik daarover samen met collega Aptroot een amendement ingediend. Als wij alle projecten in Nederland onder die versnelde procedure bij de Raad van State zouden willen laten vallen, stellen wij een onmogelijke vraag. De CDA-fractie denkt echter dat hetgeen in de wet is opgenomen, geen onmogelijke vraag is. Het gaat ook om de prioriteitstelling. In dat licht vraag ik de minister of de regering in overleg wil treden met de Raad van State. Zo kan worden bekeken of op enigerlei wijze versnelling kan worden bewerkstelligd op de punten die zijn genoemd in de Crisis- en herstelwet.

Zoals ik net al zei, heeft ondergetekende bij de behandeling van de Crisis- en herstelwet al een amendement ingediend waarin stond: het is een goede wet, een aantal bepalingen zou permanent kunnen worden gemaakt, mede vanwege het voorkomen van een overgangsproblematiek. Destijds was er in deze Kamer een andere meerderheid, waardoor het amendement is verworpen. Wij staan nog steeds achter onze redeneringen van toen over die onderdelen van de wet. Daarom hebben wij opnieuw een amendement ingediend. Dit loopt enigszins vooruit op het voornemen van het kabinet om de hele Crisis- en herstelwet permanent te maken. Ik kan mij echter voorstellen dat de minister zegt: het voorstel om het iets eerder te doen dan de regering wil, is een goedbedoelde steun in de rug.

De heer Samsom (PvdA):

Dit amendement loopt niet alleen vooruit, het slaat ook de evaluatie over. Bij de vorige wetsbehandeling was dit een belangrijk punt: we doen hier dingen met wetgeving die succesvol kunnen zijn – daarom hebben wij de wet van harte gesteund – maar we weten niet zeker hoe ze zullen uitpakken. Het relativiteitsvereiste is daarvan een belangrijk onderdeel. Is het niet toch verstandig om te wachten op de evaluatie? Het gaat mij niet zozeer om de tijd. We kunnen tot elkaar komen door die evaluatie iets eerder te houden, hoewel we de wet wel even de kans moeten geven. Dan krijgt de heer Koopmans alsnog iets eerder zijn zin, maar wel op een zorgvuldige manier.

De heer Koopmans (CDA):

De heer Samsom en ondergetekende hebben iets gemeen: we zijn ongeduldige types. Ik kan me wel iets voorstellen bij zijn vraag, maar de Crisis- en herstelwet is er al een jaar. De CDA-fractie heeft absoluut naar een aantal uitspraken gekeken, ook naar uitspraken waarbij het relativiteitsvereiste een rol heeft gespeeld. Dit heeft ons gesterkt in de overtuiging dat de formuleringen die destijds in de wet zijn opgenomen, verantwoord en verstandig zijn. De heer Samsom vindt het beter om de evaluatie af te wachten. Dat zouden we kunnen doen, maar onze eindafweging is anders: nee, we doen het nu al. Destijds was het een goed idee en we doen het vandaag nog een keer.

De heer Samsom (PvdA):

We komen bijna tot elkaar, alleen maken wij net een andere afweging. Bijvoorbeeld op basis van een zeer recente uitspraak, waarbij een windmolenpark doorging omdat bezwaarmakers niet werden erkend. Je zou kunnen zeggen: daar moet mijnheer Samsom onverkort voor zijn. Nee, ik schrok er juist van. Op die manier sla je aantal mensen in dit land een belangrijk instrument uit handen. Het is mooi dat die windmolens er komen en ik gun het Eneco van harte; daarom hebben we destijds ook voor die wet gestemd. Ik wil echter nog eens goed kijken naar die evaluatie van het relativiteitsvereiste en de manier waarop de rechtsstaat Nederland overeind blijft.

De heer Koopmans (CDA):

Waarvan akte.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog. Of was u klaar?

De heer Koopmans (CDA):

Nee, ik was nog niet klaar, maar ik zie mevrouw Van Tongeren staan.

De voorzitter:

Ik wilde even weten of u al klaar was.

De heer Koopmans (CDA):

Nee, voorzitter, ik heb nog één amendement te behandelen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ga ervan uit dat de heer Koopmans net als ik een democraat in hart en nieren is. Ik ben dan ook verbaasd dat een tijdelijke wet er nu zonder evaluatie door wordt geduwd. Onder deze wet mogen bijvoorbeeld gemeenten niet meer naar de rechter stappen om bezwaar te maken. Thorbecke heeft ons systeem nooit zo bedoeld. Er is geen hiërarchie in ons staatsbestel. De gemeenten zijn medeoverheden en zijn zelf democratisch gelegitimeerd. Deze wet gaat hen straks de mond snoeren. In ons stelsel zijn gemeenten nevengeschikt; er zit geen hiërarchie in. Kan de heer Koopmans mij uitleggen waarom hij zijn democratische principes afvalt? Of denkt hij wellicht toch ook dat dit onderdeel van de wet niet zo handig is?

De heer Koopmans (CDA):

Destijds, bij de behandeling van de Crisis- en herstelwet, hebben wij uitgebreid stilgestaan bij deze bepaling. De bepaling vindt haar grond in de volgende redering. De wetgever vindt het buitengewoon belangrijk – het is nu ook in de wet opgenomen – dat de overheden bij de voorbereiding van plannen goed en intensief met elkaar spreken, rekening houdend met elkaars belangen. Die belangen moeten zij niet alleen meewegen, maar ook meenemen. Wij zijn er echter niet voor dat de ene overheid – dat kan de rijksoverheid, maar ook de provincie zijn – een besluit neemt, waarna de andere overheid, nadat het delen van de belangen heeft plaatsgevonden, bezwaar maakt. Dat vinden wij geen goede gang van zaken. In de wet ligt het primaat voor een aantal infrastructurele projecten bij de rijksoverheid. Die heeft in de belangenafweging rekening te houden met alle belangen. Bij sommige projecten is het primaat gegeven aan een andere overheid. Wij vinden niet dat overheden in dergelijke gevallen, nadat een besluit genomen is, nog de gang naar de rechter moeten kunnen maken. Voor burgers moet dat natuurlijk wel mogelijk zijn. Dat gebeurt ook. Wij vinden dat het een heel verstandige keuze is geweest om dit in de wet op te nemen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Een hiërarchie kenmerkt zich door een boven- en een onderschikking, hoeveel begripvol overleg er ook plaatsvindt en hoeveel rekening er ook wordt gehouden met elkaars belangen. Een nevenschikking kenmerkt zich doordat voor degene die nevengeschikt is, in het ultieme geval dat het overleg misschien niet geweldig is geweest, een gang naar de rechter mogelijk is. Ik kan alleen maar met verbijstering constateren dat de heer Koopmans een volledige afwijking van ons bestuurlijk bestel goedkeurt, eigenlijk om een gemaksreden.

De heer Koopmans (CDA):

Nee, voorzitter. Allereerst merk ik op dat de wetgever dat heeft goedgekeurd. De Eerste en Tweede Kamer hebben dit al ...

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Maar u verdedigt het hier.

De heer Koopmans (CDA):

... in de wet opgenomen. Wij vonden en vinden dat een goede keuze. Ik heb zo-even de motivering daarvan gegeven. Die motivering is niet die van mevrouw Van Tongeren; dat mag, maar het is en blijft de mijne.

Het tweede amendement heb ik samen met de heer Aptroot ingediend. Voor degenen die nog eens in de wetsgeschiedenis willen duiken, meld ik dat dit amendement hetzelfde is als het destijds door mevrouw Snijder-Hazelhoff en de heer Aptroot ingediende amendement. Dat amendement is toentertijd verworpen. Het is nu een klein beetje aangepast. De datum 31 maart 2010 wordt nu gehanteerd als grens voor het bestaand gebruik. De herziening van de referentiedatum van 7 december 2004 is van belang, aangezien die datum op grote bezwaren stuitte. Dat was destijds al het geval, maar op dit moment, een jaar na de inwerkingtreding, zijn die bezwaren nog veel meer zichtbaar geworden. Voor ondernemers die na december 2004 hun bedrijf hebben uitgebreid, veroorzaakt deze datum grote onzekerheid over de rechtmatigheid van hun bedrijfsvoering uit hoofde van de Nb-wet, zonder dat hun een verwijt treft. Zij hebben die activiteit immers kunnen doen met de normale milieuvergunning. De eis van de Nb-wettoets wordt pas sinds kort gehandhaafd. Voordien ging men ervan uit – achteraf zou men kunnen zeggen dat dit ten onrechte is geweest – dat met een geldige bouw- en milieuvergunning de beoogde bedrijfsontwikkeling afdoende was vergund. Het gaat hierbij niet alleen om bedrijven dicht bij een Natura 2000-gebied, maar ook om bedrijven die daar kilometers, 5 tot 10 kilometer, vandaan liggen. Individuele ondernemers kunnen onmogelijk voldoen aan de eisen die in het kader van de passende beoordeling worden gesteld aan de wetenschappelijke bewijsvoering, onder meer vanwege de cumulatieve effecten van andere ontwikkelingen die invloed hebben op een Natura 2000-gebied, die moeten worden meegenomen. Deze situatie is in feite meegenomen in de invoering van de PAS, waarover ik destijds samen met collega Samsom een amendement heb ingediend.

Desondanks zijn er dus provincies die voornemens hebben geuit om ondernemers aan te schrijven. De provincie Noord-Brabant gaat binnenkort alle bedrijven aanschrijven die in de periode tussen 7 december 2004 en de datum van inwerkingtreding van de provinciale stikstofverordening hebben uitgebreid. Alleen al in Noord-Brabant gaat het om 2000 bedrijven! Zij moeten met een geldige bouw- en milieuvergunning aantonen dat zij achteraf nog voldoen aan wat er in de Nbw staat. Dat is een feitelijk onmogelijke opgave. De minister van I&M zal als geen ander weten hoe ingewikkeld stikstofberekeningen zijn. Ik refereerde al aan de A74. Wij kunnen het individuele ondernemers niet aandoen en het lijkt ons niet verstandig om het de provincies te vragen.

Voor heel Nederland betreft het ongeveer 10.000 bedrijven. De provincie Noord-Brabant wil de uitbreidingen via een depositiebank achteraf legaliseren door een ontheffing van de Natuurbeschermingswet. Dat is een enorm tijdrovende klus, met veel administratieve rompslomp voor bedrijven en de provincie, met mogelijk nieuwe juridische procedures en onzekerheid, zonder dat dit per saldo enig voordeel oplevert voor de natuur. Het levert niets op, behalve dat wij straks misschien op een aantal plaatsen tegen bedrijven moeten zeggen, na jarenlange procedures: u krijgt geen Nb-wetvergunning, maar u hebt wel een milieuvergunning en een bouwvergunning. Als degene die zijn bedrijf moet beëindigen een procedure tegen de Staat begint, wil ik wel een voorspelling doen over het verloop daarvan. Ik sluit niet uit dat dan ook de Staat de portemonnee moet trekken. De wijziging van de referentiedatum heeft dus grote voordelen en is juridisch verdedigbaar.

Het amendement dat wij hebben ingediend, gaat alleen over artikel 1, onderdeel m. Er is ook nog een andere plek waar 7 december 2004 is genoemd. Dat is artikel 19kd, derde lid. Het is iets ingewikkelder om die datum te wijzigen in maart 2010, de invoeringsdatum van de Crisis- en herstelwet. Ik sluit niet uit dat daartoe zelfs overleg met de Europese Commissie aan de orde is. Ik zou aan de minister het volgende willen vragen. Artikel 19kd, lid 1, onder a, gaat over de toetsing van de N-depositie. Deze bepaling regelt dat gebruik dat op de referentiedatum van 7 december werd verricht, sedertdien niet of niet in betekenende mate is gewijzigd en per saldo geen toename van stikstofdepositie op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied heeft veroorzaakt, is vrijgesteld van de vergunningsplicht. Dat is een goede regeling, die rechtszekerheid biedt aan de ondernemers die met de op dat moment noodzakelijke vergunningen niet in problemen worden gebracht door tussentijdse regels wegens de habitatrichtlijnen. Dit betekent dat bedrijfsuitbreidingen afzonderlijk moeten worden getoetst op significantie gevolgen. Tegen deze minister zou ik willen zeggen dat dit misschien ook geldt voor uitbreidingen die te maken hebben met verkeerstoename dan wel met voornemens die zij heeft om op sommige plekken nog toevoegingen te realiseren met spitsstroken, of die zij zelfs al heeft gerealiseerd. Daar zou zij eigenlijk nog eens heel specifiek naar moeten kijken.

Bij de behandeling van de Crisis- en herstelwet in november 2009 wisten wij dat dit een onmogelijke klus zou kunnen zijn. Ik sprak daar al over. De oplossing die wij destijds hebben bedacht om een en ander via de PAS te doen, leek ons verstandig, maar wij willen toch ook het volgende in overweging geven. Berichten over de PAS die ons bereiken laten zien dat de genoemde uitbreidingen geen extra belasting hebben veroorzaakt. Doordat deze informatie in november 2009 nog niet bekend was, lijken de juridische bezwaren die destijds golden tegen het voorstel dat wij toen al deden om de datum te veranderen, te kunnen worden ondervangen. Ik zei al dat de provincies niet op de PAS kunnen wachten. De provincie Noord-Brabant is, zoals ik al zei, voornemens om de 2000 bedrijven aan te pakken, of liever gezegd: aan te schrijven. Aanpakken is de tweede stap.

Om in deze totale situatie voor eens en altijd duidelijkheid te verschaffen, geven wij een wijziging in overweging. Wij vragen de minister om hierop te reageren. Dat kan nu, maar het zou natuurlijk ook schriftelijk kunnen, voordat wij stemmen. Ik sluit niet uit dat dat nodig is, want het is buitengewoon ingewikkeld; ik heb ook een hele dag met een aantal deskundigen zitten zoeken naar alle aspecten die te maken hebben met deze mogelijke wijziging. De wijziging die wij zouden willen voorstellen, is dus dat in artikel 19kd, derde lid, "7 december 2004" telkens wordt vervangen door "31 maart 2010".

De Crisis- en herstelwet is een succesvolle wet. De CDA-fractie hoopt dat de wet met deze wetsbehandeling en deze amendementen nog succesvoller wordt voor de Nederlandse samenleving.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. De SP-fractie had destijds grote bezwaren tegen het oorspronkelijke wetsvoorstel Crisis- en herstelwet en heeft ook tegen dat wetsvoorstel gestemd. Ik wil die discussie vanavond niet overdoen. Andere leden hebben daar meer behoefte aan, klaarblijkelijk. Ik zal onze argumenten ook niet integraal herhalen.

Ik wil me beperken tot één punt dat destijds voor ons heel belangrijk was, en dat is het volgende. De SP was en blijft van mening dat een versnellingswet alleen geoorloofd is voor projecten waarvoor een breed maatschappelijk draagvlak bestaat. Je moet zo'n wet niet misbruiken om projecten erdoorheen te jassen die niet op zo'n breed draagvlak kunnen rekenen. De heer Koopmans gebruikte het voorbeeld van de A74. Daarbij was naar mijn mening het draagvlak zeer aanvechtbaar. Zo zijn er wel meer projecten in het zuiden waarvoor dat gold. De SP-fractie is nog steeds tegen deze wet, maar wij constateren dat er nog steeds een Kamermeerderheid is die erachter staat, en dat is een politiek feit. Dat brengt me op het wijzigingsvoorstel zelf.

Dat is inderdaad precies wat er staat: een aantal verbeteringen en aanvullingen. Daar kun je niet tegen zijn. Wel heb ik namens de SP-fractie een aantal vragen en een dringend verzoek. Bij de inbreng is door de PvdA-fractie gesuggereerd om een basisnorm te stellen voor andere milieuaspecten dan geluid wanneer van de reguliere norm wordt afgeweken. Die suggestie zou worden meegenomen bij de concretisering van het regeerakkoord. Ik heb die nog niet gezien en vraag me af hoe het daarmee staat.

Ik kom op de duurzame energie. De minister zegt dat het kabinet ervoor heeft gekozen om de opwekking van duurzame energie via de subsidieregeling duurzame energie plus (SDE+) te stimuleren, en niet via de fiscaliteit. Volgens de SP-fractie klopt dat niet helemaal, want wij hebben in Nederland bijvoorbeeld ook de energie-investeringsaftrek. Dat is een fiscale regeling, die wel degelijk ook van toepassing is op sommige duurzame-energieprojecten. Mij lijkt dus dat er principieel geen reden is om de fiscaliteit niet in te zetten.

Wij hebben sympathie voor het amendement op stuk nr. 12 van de heer Samsom. Wij denken wel dat het amendement een effect heeft op de rijksbegroting. De SP-fractie houdt een voorkeur voor het gebruik van een systeem analoog aan het Duitse feed-in tarief, dat de financiering regelt buiten de begroting om en alle bureaucratie vermijdt. Dat lijkt ons nog steeds de mooiste oplossing. De oplossing van de heer Samsom is voor ons dan een second best.

De heer Samsom heeft een tweede amendement ingediend over het stopcontact voor duurzame energie op zee. Dat kan zonder meer onze steun hebben. Het is erg logisch om daarvoor een publieke partij verantwoordelijk te maken, en het is bij uitstek een versterkingsmaatregel om de projecten op zee, ook een onderdeel van crisis en herstel wat ons betreft, te regelen. Ik denk dat zeker ook een vooruitziende partij als de VVD dat ten volle zou moeten steunen, mijnheer Aptroot.

De voorzitter:

Mijnheer Aptroot voelt zich uitgedaagd. Ga uw gang.

De heer Aptroot (VVD):

Over het eerste amendement van de heer Samsom zei de heer Jansen terecht dat het financiële consequenties heeft. Het tweede amendement heeft natuurlijk ook financiële consequenties, heel grote. Als de heer Jansen consequent is, zou hij met de VVD zeggen dat wij dit bij de begroting of het Belastingplan kunnen regelen. Hij zou dan bij een wet die er is om procedures te vereenvoudigen en te versnellen, niet eventjes met honderden miljoenen, misschien wel met een miljard of meer, gaan gooien.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik heb nieuws voor de heer Aptroot. Samen met zijn collega Leegte ben ik bezig om te regelen dat wij het probleem van mensen die onder hoogspanningsleidingen wonen, oplossen door die mensen uit te kopen. Dat kost ongeveer 500 mln. Dat gebeurt ook via TenneT, hetzelfde bedrijf dat volgens het amendement van de heer Samsom de verantwoordelijkheid krijgt om het netwerk op zee aan te leggen. TenneT verwerkt dat gewoon in de tarieven. Dat heeft dus geen cent effect voor de rijksbegroting. Het heeft wel effect voor het tarief van TenneT, net als het voorstel dat door collega Leegte en mij warm gesteund wordt. Het is een politieke afweging die wij moeten maken. De heer Aptroot kan daar tegen zijn, misschien is hij dat ook wel, maar het heeft hoe dan ook geen effect op de rijksbegroting. Het is dus een andere kwestie dan het vorige amendement.

De heer Aptroot (VVD):

Als de heer Leegte wat vindt, ben ik daar natuurlijk niet tegen. Hij spreekt tenslotte namens dezelfde fractie, die van de VVD, en daar komen altijd goede en verstandige voorstellen vandaan. Toch gaat de vergelijking volgens mij mank. Dat gaat over het debat over energie en over het net van 380 kV. Daarin moeten sowieso enkele investeringen worden gedaan. Daarom moeten we een aantal varianten doorrekenen. Dit gaat echter over de vereenvoudiging en versnelling van procedures. Daar kun je niet even iets doorheen fietsen wat ook de begroting van TenneT overhoop haalt. Zoiets hoor je in een fatsoenlijk debat over energie en binnen het kader van het belastingplan te behandelen. Ik vind de vergelijking echt nergens op slaan. Het eerste is sowieso een investering die moet plaatsvinden. Ik vind het eigenlijk heel amateuristisch van de Partij van de Arbeid en het is jammer dat de SP erin meegaat.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik vrees dat collega Aptroot wat inconsistent is. Ik denk dat het amendement van de heer Samsom over het stopcontact op zee bij uitstek een amendement is dat binnen de Crisis- en herstelwet past, want het doel van de wet was – in naam althans – om economische investeringen naar voren te halen. Er zijn een hoop partijen die willen investeren in windparken op zee, mits dat stopcontact er is. Dan komt er dus privaat geld los; dat moet de VVD toch als muziek in de oren klinken. Dit past dus heel goed in het wetsvoorstel.

Ik constateer dat de heer Aptroot samen met collega Koopmans een amendement indient om een onderdeel van de Crisis- en herstelwet permanent te maken. Als iets bezijden de agenda van vandaag is, is het dat amendement van de heer Aptroot. In het gunstige geval is dit een gevalletje "de pot verwijt de ketel", maar ik stel dat de heer Aptroot dwalende is. Het is echter aan de VVD-fractie of zij wil dwalen.

Ik vervolg mijn betoog. Dit voorjaar zal de Kamer een brief ontvangen waarin de structuurvisie Wind op Land begrensd wordt. Het voorjaar duurt volgens mij nog twee weken. Ik neem dus aan dat wij erop mogen rekenen dat we die brief binnen de gestelde periode ontvangen. Ik hoop dat de minister dit kan bevestigen.

Mijn laatste punt betreft de voorgenomen wijziging van het Stortbesluit, onderdeel van de Crisis- en herstelwet opgenomen. De SP-fractie deelt de scepsis van het Nederlands Informatiecentrum Bodembeschermende Voorzieningen over het plan om voor experimenten vrijstelling te geven van de verplichting om een bovenafdekking aan te brengen. Dit heeft grote milieurisico's. Ik heb begrepen dat in de AMvB waarin dit geregeld is, een voorhangprocedure is opgenomen. De Kamer komt hierover dus nog te spreken. Het lijkt mij beter als de minister naar aanleiding van de kritiek zou terugkeren op haar schreden. Misschien kan zij al een eerste reactie geven. Anders komen we er bij de bespreking van de AMvB wel op terug.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. De Crisis- en herstelwet is wel iets meer dan een technisch wetje. Zij staat model voor de crisis- en herstelaanpak van het vorige kabinet. Door deze aanpak is Nederland de ergste crisis in 80 jaar tijd relatief goed doorgekomen. Deze aanpak heeft ervoor gezorgd dat mensen aan het werk konden blijven en dat bedrijven overeind bleven met werk en opdrachten, waarvoor wij geld hebben vrijgemaakt en regels aangepast. Dat deden wij onder andere in de Crisis- en herstelwet. Het was ook de aanpak naar aanleiding waarvan de toenmalige fractievoorzitter van de VVD, Mark Rutte, een motie van wantrouwen indiende. Dit deed hij omdat hij geen herstelpakket wilde, maar een bezuiniging van 40 mld. De VVD weet inmiddels ook dat deze bezuiniging het land langer in de recessie had gehouden, doordat 2% economische groei zou zijn stukgeslagen in bezuinigingen. Deze bezuiniging zou bovendien 150.000 mensen hun baan hebben gekost en zou de werkloosheid hebben opgestuwd tot 9% van de beroepsbevolking. Dit zijn allemaal cijfers van het CPB.

De heer Aptroot (VVD):

De heer Samsom noemt de motie van wantrouwen tegen het vorige kabinet, dat de uitgaven uit de hand liet lopen. Ik ben namens de VVD trots op deze motie van wantrouwen. We hebben het nu echter over de Crisis- en herstelwet. Mijnheer Samsom, heeft de VVD de Crisis- en herstelwet gesteund, ja of nee?

De heer Samsom (PvdA):

Stond dat in mijn tekst?

De heer Aptroot (VVD):

Wilt u gewoon antwoord geven?

De heer Samsom (PvdA):

Ja, natuurlijk hebt u de Crisis- en herstelwet ...

De heer Aptroot (VVD):

Dank u wel.

De heer Samsom (PvdA):

Maar ik had het over de aanpak. Ik had ...

De voorzitter:

Mag ik u vragen om via de voorzitter te spreken?

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Tegen de heer Aptroot zeg ik dat ik het had over de aanpak waar deze Crisis- en herstelwet voor staat; een aanpak van investeren. Het was die aanpak – ik ben blij dat ik dit hier kan herhalen – waartegen de heer Rutte, toenmalig fractievoorzitter van de VVD, een motie van wantrouwen indiende, terwijl de plannen van de VVD om 40 mld. te bezuinigen zouden hebben geleid tot 2% economische krimp, 150.000 extra werklozen en een werkloze beroepsbevolking van 9%.

Voorzitter. Met overtuiging en opluchting kunnen we vaststellen dat het maar goed is dat fractievoorzitter Rutte toen nog geen premier Rutte was. In stilte hoopte ik vurig dat premier Rutte had geleerd van die kolossale inschattingsfout van toen. Als ik echter het gestrekte been waarneem waarmee het kabinet vandaag invliegt op de gemeenten, en daarmee op tienduizenden mensen in sociale werkplaatsen, moet ik helaas concluderen dat dat niet, nog niet, het geval is. Maar wij laten ons natuurlijk niet ontmoedigen. De Crisis- en herstelwet is er immers nog en daarmee is er nog een mogelijkheid om de succesvolle aanpak – al is het maar voor een deel – gewoon voort te zetten. Met steun van de VVD, zoals u net heeft begrepen, voorzitter. Dat gaat mijn fractie dan ook doen.

Wij willen echter nadrukkelijk meer doen dan dat. Dat moet ook. Want nu het ergste stof van de kredietcrisis wat is neergedaald, althans in dit deel van Europa, wordt het tijd om de Crisis- en herstelwet in te richten op de volgende fase: bijdragen aan structureel herstel van de economie. Daarvoor moet je meer doen dan een paar regeltjes gladstrijken en hier en daar een bochtje afsnijden in de procedures. Onze economie wordt alleen structureel sterker als wij meer mensen aan het werk krijgen en als wij de belangrijkste pijler van vandaag de dag onder onze economie, namelijk onze energievoorziening, verduurzamen en vooral minder afhankelijk maken van Saudische sjeiks of van Poetin.

Het eerste, meer mensen aan het werk krijgen, vergt investeringen in onderwijs en kinderopvang. Tja ... Daarmee zal ik deze minister in dit debat maar niet lastigvallen. Met het tweede wel. Het tweede punt, de energievoorziening, vergt investeringen in een nieuwe technologie die niet alleen goed is voor het milieu maar ook de innovatie aanjaagt, de groei bevordert en banen schept, en die, niet onbelangrijk, vooral in dit land enorme kansen heeft. Immers met onze waterbouwers, met onze offshore-industrie, met onze baggeraars, met de enorme lap Noordzee voor onze deur en met onze goed bereikbare havens zijn wij een potentiële wereldspeler op het gebied van offshore-energiewinning. Met ons dichtbebouwde landje en ons hoge elektriciteitsverbruik – dat alleen maar spectaculair zal toenemen wanneer we de potentie voor elektrisch rijden gaan benutten – zijn wij bij uitstek geschikt voor toepassingen van decentrale energieopwekking.

Laten we die kansen grijpen. Nu. Wij zijn de generatie die dit probleem moet en kan oplossen. Wij kunnen de generatie zijn die die van onze ouders overtreft. Zij maakten een reisje naar de maan, en dat is knap. Maar wij kunnen de zon grijpen en met die energiebron onszelf en toekomstige generaties van het energieprobleem verlossen en de economie van Nederland duurzaam versterken.

Wie dergelijke ambities wil waarmaken en daarbij haast heeft, mag geen enkele mogelijkheid onbenut laten. Dat brengt mij weer terug bij de orde van vandaag en dus bij de Crisis- en herstelwet. Die wet zal niet in één keer alle idealen waarmaken, maar is wel bij uitstek geschikt om cruciale eerste stappen te zetten die bijdragen aan het noodzakelijk herstel uit de crisis naar een duurzame economie.

Ik heb het dan allereerst over de aanleg van het Net op Zee. Ik lichtte zojuist al toe hoe groot onze kansen van offshore-energiewinning zijn. In eerste instantie is dat natuurlijk windenergie, maar ook golf- en getijdenenergie hebben grote potentie. Om de doelstelling, zelfs de karige 14% van dit kabinet, te halen, moet je in 2020 minimaal 6 GW opgesteld vermogen op zee hebben staan. Dat dit kabinet daar, zoals het er nu naar uit ziet – ik kijk met spanning uit naar het komende Energierapport – nog geen enkele stap voor zet, mag ons niet verhinderen om verder te kijken. Uiteindelijk zal de Noordzee een belangrijke bron van duurzame energie zijn. Om dat dan te laten gebeuren, moeten wij nu beginnen. Niets is dan logischer – de heer Paulus Jansen verdedigde mijn amendement al met verve – dan het aansluitregime voor het land door te trekken naar de zee. Als immers een grote gascentrale zich op de Maasvlakte meldt, is één telefoontje genoeg om gedwee TenneT de aansluiting te laten realiseren op onze kosten, de kosten van ons allemaal. Zo nodig wordt het hoogspanningsnet ook nog versterkt op onze kosten. Het is allemaal op onze kosten omdat wij er allemaal baat bij hebben dat het net robuust blijft en dat de stroom niet uitvalt. Dezelfde redenering gaat ook op voor de Noordzee, met als extra argument dat de baten hier nog groter zijn. Het draagt niet alleen bij aan een stabiel en robuust net, maar ook aan minder afhankelijkheid van Saudi-Arabië. Het draagt ook nog eens bij aan een schoner milieu.

Het amendement past precies in de Crisis- en herstelwet. Daarin wordt de Elektriciteitswet op een aantal punten kleiner. Je zou kunnen zeggen: kruimelwerk, maar het wordt aangepast om dit type snellere aanleg mogelijk te maken. Ik breid die aanpassing alleen maar uit, zeg ik tegen de heer Aptroot. Ik sluit exact aan bij de systematiek van de Crisis- en herstelwet en ik voeg er een tandje aan toe, namelijk een hoogspanningsnet op zee. Ik dien dit amendement overigens mede in namens mevrouw Van Veldhoven van D66. Zij staat er nog niet onder en daarmee heb ik de eerste wijziging al aangebracht. Misschien volgen er nog wel een paar op advies van de minister, want die heeft vast met al haar kennis en mensen naar dit amendement gekeken. Ik had dit initiatief immers al op 6 december aangekondigd bij een algemeen overleg over energie.

Onderbrenging in de Crisis- en herstelwet is niet alleen sneller, maar ook logischer. Overal ter wereld wordt mede in het kader van crisisbestrijding en met het oog op structurele economische versterkingen het elektriciteitsnet fors uitgebreid. In Amerika, Duitsland en Engeland worden investeringen gedaan in het kader van de crisis- en herstelaanpak. Als wij dit amendement aannemen, gaan wij dat in Nederland ook doen.

Het tweede amendement is eigenlijk nog veel mooier. Het zorgt niet alleen voor investeringen in duurzame energie, zoals het eerste amendement dat doet, maar het betrekt mensen ook nog eens bij die investeringen en bij duurzame energiewinning. Het gaat om het amendement dat in de volksmond "het voorstel zelflevering" is gaan heten en het werkt als volgt. Op dit moment is het leveren van stroom voor eigen gebruik, bijvoorbeeld via zonnepanelen op je eigen dak, vrijgesteld van energiebelasting. Het wordt achter je meter in het stroomnet verwerkt, je koelkast gebruikt het en als het niet wordt gebruikt, fietst het een stukje naar buiten toe, de meter draait achteruit en geen Belastingdienst die daartussen komt. Zo werkt dat. Ook als je de stroom in grote mate terug levert, is deze van belasting vrijgesteld.

De afgelopen jaren is de discussie gevoerd of die vrijstelling ook van toepassing zou zijn in het niet zo ver afgelegen geval dat je het lijntje verlegt en samen met je buren op een gezamenlijk dak een systeem aanlegt waarmee je stroom aan jezelf levert. Helaas, want dan zegt de Belastingdienst: sorry, maar u moet belasting betalen. In principe is het natuurlijk precies hetzelfde. Het gaat alleen even van de andere kant de meter binnen.

Enkele coöperatieve windmolenverenigingen hebben middels een soort proefproces geprobeerd om hier onderuit te komen, maar dat is niet gelukt. Dus is er gewoon een wetswijziging nodig. In deze Kamer is al eerder een motie ingediend door het CDA, gesteund door de Partij van de Arbeid, om te bezien of zelflevering desondanks niet gewoon even mogelijk gemaakt kon worden. Dat is helaas tot nu toe zonder resultaat gebleven. De voordelen van zelflevering blijven gewoon staan en blijven nu dus onbenut. Het verhoogt het draagvlak en de betrokkenheid van mensen voor duurzame energie en het maakt duurzame energie voor iedereen toegankelijk. Het past ook nog eens in het streven, zeker van dit kabinet, naar minder belasting, minder subsidie en minder complexiteit. Het draagt bij aan een innovatief en ondernemend klimaat voor duurzame energie en het is controleerbaar. Dat heeft alles te maken met onderbrenging in de Crisis- en herstelwet.

In tegenstelling tot een los initiatief, waarbij dit voor iedereen zou gelden, breng ik het onder in het juiste hoofdstuk van de Crisis- en herstelwet, waardoor de uitzondering die ik creëer, de vrijstelling van energiebelasting, gewoon gecontroleerd kan worden. Per AMvB moeten de projecten worden aangewezen die hiervoor in aanmerking komen. Ik moet eerlijk toegeven dat ik het liever grootser en meeslepender had gehad, maar ik reken met deze beperkte invulling op steun van de partij die dit idee in eerste instantie al ondersteunde, het CDA.

De heer Paulus Jansen (SP):

De heer Samsom kan ook rekenen op de sympathie van de SP-fractie. Ik heb in mijn termijn al de opmerking gemaakt dat er een gat wordt geslagen in de belastingopbrengst. In dat opzicht lijkt mij de route van het feed-in tarief, een andere weg naar Rome, misschien beter. We hebben inmiddels bij de fiscale vrijstelling van motorrijtuigenbelasting en bpm gezien dat een populaire regeling in no time uit de hand kan lopen. Hoe kijkt de heer Samsom daartegen aan?

De heer Samsom (PvdA):

Op langere termijn is er inderdaad sprake van belastingderving, maar het werkt zoals het bij de Crisis- en herstelwet moet werken. In eerste instantie krijg je veel meer belasting binnen. Mensen schaffen zonnepanelen aan en betalen daar btw over. Mensen kopen een windmolen van 1 mln. en betalen daar € 200.000 aan btw over, dat is een flinke slok. Daarna vindt er belastingderving plaats. Na een jaar of vijf kruist dit elkaar, dat is allang uitgerekend. Dat is mooi voor de eerste vijf jaar, want dan heb de investeringen binnen, de extra economische activiteit die je zo graag wilde.

Daarna gaat het inderdaad geld kosten, maar dat kost het feed-in tarief ook. Alleen de methode waarmee je het geld binnenkrijgt en weer uitgeeft, wijzigt. Ik herinner me dat een collega van de VVD ooit zei dat hij af wilde van die subsidie. In plaats daarvan wilde hij belastingvrijstelling, want dat is geen subsidies. Ik doel op een interview van de heer Leegte in de Volkskrant. Ik hoorde zojuist dat de heer Leegte uitsluitend verstandige dingen zegt namens de gehele VVD-fractie.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik denk dat het net iets anders is. Het feed-in tarief kost in de loop der jaren steeds minder. Naarmate de kostprijs van fossiele brandstof oploopt en de technologie voortschrijdt, wordt de wig kleiner. Het amendement kost steeds meer geld, omdat de grondslag van de energiebelasting steeds meer ondermijnd wordt. Als 100% van de mensen zonnepanelen heeft, kost het de volledige opbrengst, dus een paar miljard. Op zich is dat wat mij betreft bespreekbaar, maar misschien kan de heer Samsom een indicatie geven van de richting waarin hij de dekking daarvoor wil vinden.

De heer Samsom (PvdA):

Zo ver ga ik niet met dit amendement. Als wij zo ver willen gaan en dit een fundamentele systematiek van onze duurzame energievoorziening willen maken, dan gaan wij het gesprek met een andere minister aan. Dat zullen wij dan op een zorgvuldige manier doen. Het gaat mij om kleinschalige initiatieven van groepen mensen. Ik geef een voorbeeld. Eneco wil dit initiatief toepassen in de wijk Heijplaat in Rotterdam. Bewoners willen daaraan meedoen. Zij willen genoemd worden in de bijlagen van de Crisis- en herstelwet, zoals die andere projecten ook worden genoemd. Zij willen, precies zoals de Crisis- en herstelwet voorschrijft, een experiment waarmee innovatie en investeringen worden bevorderd.

De heer Koopmans (CDA):

Ik ken de heer Samsom als een inventief en creatief politicus. Dat laat hij met dit amendement weer op bewonderenswaardige wijze zien en dat meen ik oprecht. Hij zegt dat het interessant is als een klein groepje mensen dit doet. Waar kan ik dat terugvinden? Zoals ik het amendement lees, is het mogelijk dat mensen die een coöperatie vormen, dit gaan doen. Overmorgen kunnen alle inwoners van de gemeente Amsterdam een coöperatie vormen om gebruik te maken van de mogelijkheden die het amendement biedt. Dit sympathieke idee lijkt mij daarmee een collectieve ontwijkingsmogelijkheid van energiebelasting via de een of andere club.

De heer Samsom (PvdA):

Uw redenering was correct geweest, ware het niet dat dit een amendement is op een hoofdstuk in de Crisis- en herstelwet waarin staat dat men slechts voor uitzonderingen op wetten in aanmerking komt als men is aangewezen door de minister-president op voorspraak van onze minister. De minister-president geeft een aanwijzing wie er aanspraak kan maken op deze vrijstelling. Dat staat niet in het amendement omdat dit een amendement is op een wijzigingswet en niet op de wet zelf. Zo werkt wetgeving nu eenmaal; dat weet u ook. Uiteindelijk landt het in de wet zelf en komt dit in het hoofdstukje te staan waarin is bepaald dat innovatieve projecten van allerlei wetten mogen afwijken, zoals de Waterwet, maar ook deze wet. Op die manier kun je het controleren. Wij zouden hier kunnen besluiten – ik zou dat betreuren – om niemand aan te wijzen voor deze vrijstelling. Dan is bij dezen de ultieme dooie mus gecreëerd. Wij kunnen ook zeggen dat wij dit mogelijk maken voor Heijplaat, voor Texel Duurzaam of voor Achterhoek Duurzaam. Dit zijn mooie initiatieven waar ik graag iets aan bij wil dragen.

De heer Koopmans (CDA):

Ik probeer het goed te begrijpen. Betekent dit dat alle energieproducerende windmolens enzovoorts die op grond van de Crisis- en herstelwet zijn aangelegd, hieronder vallen? Of geldt dit voor alle energieobjecten waarvoor een separaat besluit van de minister-president aan de orde is?

De heer Samsom (PvdA):

Per AMvB kan men aangewezen worden. We hebben daar de vorige keer over gediscussieerd. Je kunt het in de bijlage opnemen, maar dat zijn de projecten waar weer een ander stukje van de wet op van toepassing is. Op dit stukje van de wet mag een gemeente aanspraak maken. Deventer was dat vast van plan: wij willen graag hierop aanspraak maken; kunt u ons per AMvB aanwijzen? En dat mag dan.

De heer Koopmans (CDA):

Hoe moet de minister-president dat wegen? Hoe moet hij ervoor kiezen om dit te doen voor bijvoorbeeld Den Haag, Arnhem of Schandelo, waar ik woon?

De heer Samsom (PvdA):

Die vraag heb ik mijzelf de vorige keer ook al gesteld, want dit staat al in de wet. Alleen ging het toen nog niet over dit specifieke stukje uitzondering. Het gaat om het innovatieve karakter en de bevorderende waarde voor de Nederlandse economie. Daar hebben ze prachtige volzinnen voor in de wet geschreven, die ongetwijfeld juridisch zullen deugen, maar de heer Koopmans en ik snappen ook gewoon wat ermee wordt bedoeld. Als het project leuk, goed voor de economie en innovatief is en duurzaamheid bevordert, of als het anders niet was gebeurd: let's do it. De heer Koopmans heeft de vorige keer ook een aantal projecten toegevoegd met criteria die hij zelf waarschijnlijk knetterhard vond maar die uiteindelijk ook gewoon neerkomen op een politieke keuze: doen we het wel of doen we het niet? Volgens mij kun je het op deze manier goed regelen.

Ik zeg dit allemaal met een schuin oog naar de minister, want ik weet hoe ingewikkeld deze wetgeving is. Zij heeft nu mijn bedoeling gehoord. Mocht het amendement daar niet helemaal aan voldoen, dan pas ik het gewoon aan, zodat het aan de bedoeling voldoet. Want dat moet per slot van rekening.

Ik kom bij een stukje over duurzame energie dat al wel in de wet stond, waar ik blij mee was en waar ik veel hoop uit putte, maar dat niet blijkt te werken. Niet de hele wet is succesvol, zeg ik tegen de heer Koopmans. Het is het stukje over radarverstoring. Windmolens mochten niet worden neergezet, want er was iets met radarbeeld en alles werd in de war geschopt. Terwijl dat feitelijk helemaal niet het geval was. Er moesten twee AMvB's of ministeriële regelingen worden aangepast. Dat is nog steeds niet gebeurd. Mijn simpele vraag aan de minister is: wanneer gaat dat gebeuren? De wet is al een tijdje van kracht – we zijn al aan onze eerste wetswijziging toe – en het stukje waar de PvdA zo aan hechtte wordt dan weer niet gedaan. Ik zou bijna ... Nee, hoor, er zullen wel andere redenen voor zijn. Die hoor ik graag van de minister, maar ik hoor vooral graag dat ze dit snel gaat oplossen.

Voorzitter, ik rond af. Ik zei in het begin al dat de Crisis- en herstelwet voor ons voor meer staat dan het wijzigen van een setje regeltjes en het afsnijden van bochtjes in de procedures. Dit gaat om het zetten van een paar stappen in de richting van een structureel sterkere, slimmere en schonere economie in Nederland. Ik realiseer me dat de Crisis- en herstelwet daar maar een kleine bijdrage aan levert, maar ik zou geen knip voor de neus waard zijn als ik die kleine bijdrage niet had aangegrepen om er een zo groot mogelijke slinger aan te geven in de richting van die duurzame toekomst.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Het is geen geheim dat mijn fractie geen fan is en was van de Crisis- en herstelwet. Dat heeft zij nooit onder stoelen of banken gestoken. Natuurlijk is het prima om te bekijken of je op een zorgvuldige manier procedures kunt versnellen en bureaucratie kunt verminderen, maar daarvoor is deze wet niet het juiste instrument. Deze noodwet is ons destijds verkocht als een stimulans voor de groene economische groei. De Crisis- en herstelwet zou ons helpen om de gevolgen van de economische recessie te beperken, maar in de praktijk lijkt deze wet vooral bedoeld om de asfalt- en betonmolens te laten draaien en controversiële projecten door te drukken: onrendabele lokale vliegvelden, onnodige snelwegen en andere grijze projecten. De stimulering van groene ondernemers en groene duurzaamheid komt er bijzonder bekaaid van af. Hier en daar is wel een bepaling in de wet opgenomen om groene projecten te stimuleren, maar ik kan me toch niet aan de indruk onttrekken dat dit in de praktijk eigenlijk niet veel meer is dan een likje groene verf over een bouwwerk dat verder uit grijs asfalt en beton bestaat. Nu vraag ik me ernstig af hoe deze minister uiteindelijk graag de geschiedenis in zou willen gaan. Toen ik voor het eerst over wetgeving in Nederland leerde, heb ik gehoord over het eerste en het tweede Kinderwetje van Van Houten. Nu ik dit allemaal lees en de historie meekrijg uit mijn fractie, begin ik haast te denken aan het eerste en tweede Asfaltwetje van Van Haegen. Het zou jammer zijn als de minister daarmee de geschiedenis inging.

Ik heb net in een interruptie al gezegd waarom we vanuit democratisch oogpunt niet blij zijn met deze wet. Ik begrijp werkelijk niet dat het CDA, dat eerder al de veren liet hangen bij de C van christelijk rentmeesterschap, nu ook de D negeert, het democratisch gehalte uit het oog verliest en gewoon accepteert dat er een hiërarchische bovenschikking kan komen in het systeem dat Thorbecke ooit bedoeld had. Ik ben daar ook als jurist verbijsterd over. Gemeenten en medeoverheden zijn democratisch gelegitimeerd, maar deze wet snoert ze de mond. Niet zelden werkt dat averechts en schoffelt dit het lokale draagvlak voor projecten onderuit. Ik ben zo'n twintig jaar leidinggevende geweest en heb heel veel onderhandeld met ondernemingsraden. Zo nu en dan denk je: zou het niet fijn zijn als ik hier een crisis- en herstelwet had; dan kon ik gewoon een tijdje doorregeren en hoefde ik me niets aan te trekken van die lastige medewerkers.

Ik kan me voorstellen dat het kabinet nu op soortgelijke wijze denkt: zo, nu kunnen we lekker aan de gang en hebben we even geen last van die lastige gemeenten. Mijn CDA-collega zei zojuist dat ngo's wel degelijk kunnen procederen, maar het is hun financieel onmogelijk gemaakt om dat te doen. Gewone burgers is het heel erg moeilijk gemaakt omdat de regering de griffierechten fors omhoog geschroefd heeft. Je moet als burger nogal durven, wil je een weddenschap aangaan met de rijksoverheid. Dat kost tussen de € 2000 en € 5000.

Een wet die ooit verkocht is als iets tijdelijks, dreigt nu tot overmaat van ramp ook nog eens een permanent karakter te krijgen. Waarom hebben we volgens deze regering een permanente crisis- en asfaltwet nodig? Verwacht de minister dat we door het kabinetsbeleid de komende jaren permanent in crisis zullen verkeren? Ik hoop van niet, maar dit is toch wel een veeg teken, een permanente crisiswet. Zijn er eigenlijk andere landen die zoiets kennen? Daar zou ik graag een reactie van de minister op willen.

Maar goed, genoeg gezeurd. Ik ben vandaag met mijn constructieve been uit bed gestapt, kan ook tellen en zie dat er in dit huis een meerderheid is om verder te asfalteren. Natuurlijk zal GroenLinks er alles aan doen om de open ruimte te beschermen, maar ik vrees dat we deze wet niet tegen kunnen houden.

De heer Koopmans (CDA):

Ik was nog even aan het nadenken over de woorden van mevrouw Van Tongeren en de waarde die zij hecht aan democratisch gelegitimeerde gemeenten of provinciebesturen. Als zij dat oprecht meent, waarom stelt zij dan vragen aan de minister van I&M over het provinciaal inpassingsplan van de Buitenring Parkstad Limburg? Waarom legt zij zich er op zo'n moment niet bij neer dat het buitengewoon gewaardeerde, democratisch gelegitimeerde orgaan Staten van Limburg dat besluit heeft genomen? Waarom stelt zij dan wel vragen?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik vind het nogal een verschil of je een vraag over iets stelt of dat je iets per wetgeving in een permanente crisiswet regelt en daarmee het Huis van Thorbecke overhoop haalt. Overigens zal het mijn fractiegenoot zijn geweest die deze vraag heeft gesteld, want de Buitenring Parkstad Limburg zit niet in mijn portefeuille. Mijn college Ineke van Gent gaat daarover.

De heer Koopmans (CDA):

"Vragen van het lid Van Tongeren (GroenLinks) aan de minister van Infrastructuur en Milieu", staat er toch echt. Dat u uw eigen vragen vergeet ... Het kan iedereen gebeuren, maar ze zijn echt van u, hoor!

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Als u dat op een papiertje hebt, zal dat ongetwijfeld namens mij ...

De heer Koopmans (CDA):

De bode kan het mevrouw Van Tongeren wel even geven.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dank u, maar dat heb ik niet nodig. De verkeersportefeuille ligt momenteel in elk geval bij mijn collega Van Gent; vandaar dat ik daarnaar verwees. En ik zie nog steeds een verschil tussen ergens een vraag over stellen en iets permanent anders regelen in permanente crisiswetten.

De heer Koopmans (CDA):

Het gaat mij meer om uw redenering. Vindt u het nu wel of niet belangrijk wat andere democratisch gelegitimeerde organen, zoals de Provinciale Staten van Limburg, besluiten?

De voorzitter:

U bent vanavond weer een beetje hardleers allemaal. Graag via de voorzitter.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Nogmaals, ik vind dat er een groot verschil zit tussen vragen stellen, een redenering proberen te volgen en ergens achter proberen te komen, en hetgeen hier gebeurt. Dit zou namelijk een herstelwetje van de bestaande wet zijn, maar men stelt in één moeite door voor dat deze wet permanent wordt. Bovendien haalt men zo een heel basaal element uit het Huis van Thorbecke: een nevenschikking wordt een bovenschikking. Dus wellicht als mijn beleidsmedewerker even zoekt, vindt hij vast ook wel een vraag van iemand in het CDA over een provinciaal of een gemeentelijk besluit.

De heer Koopmans (CDA):

Tot slot ...

De voorzitter:

Heel kort nog, mijnheer Koopmans.

De heer Koopmans (CDA):

Het gaat niet over nevengeschikt of ondergeschikt. Mevrouw Van Tongeren gedraagt zich in mijn ogen in het geval van de buitenring als een echte bovengeschikte. Ik vind haar redenering naar ons toe niet consequent. Mevrouw Van Tongeren moet dus consequenter zijn.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik deel die mening niet. Ik ben volstrekt consequent in mijn opvatting over de democratie en het Huis van Thorbecke. Bij die vragen, die zo aardig naast mij neer zijn gelegd, gaat het om informatieve vragen die een Kamerlid volgens mij mag stellen. Dat is iets heel anders dan zeggen dat de gemeente daar niet meer over mag procederen.

Voor de interruptie van de heer Koopmans was ik net aan het zeggen dat ik met mijn constructieve been uit bed ben gestapt; dat wil ik nog wel een keer voorlezen voor de heer Koopmans. Ik vrees dus dat wij deze wet niet kunnen tegenhouden. Daarom doe ik een poging om die wet in elk geval wat groener te maken. Allereerst krijg ik graag de toezegging van de minister dat het stimuleren van schone innovaties en het vergroenen van de economie voorop moet staan bij toekomstige herzieningen van de Crisis- en herstelwet. Dan kunnen wij er samen een kansen- en toekomstwet van maken. Dan krijgen we het supergroene wetje van Schultz. Daar werkt de fractie van GroenLinks graag aan mee.

Om daar alvast een begin mee te maken heb ik een amendement ingediend waarin geregeld wordt dat beheerders van dijken en andere waterstaatswerken meewerken aan de plaatsing van windmolens, tenzij ze kunnen aantonen dat de veiligheid in het geding is. Het is een ja, tenzij de veiligheid in het geding is. Dat is nodig, want in de praktijk is het antwoord nu nog te vaak "nee, mits" of een definitief "nee". Ons bereiken veel klachten uit de windenergiebranche over een gebrek aan medewerking bij het plaatsen van windmolens op dijken, alleen daar waar het kan. Dijken kunnen bij uitstek geschikt zijn om windmolens te plaatsen. Laten we daarvan gebruikmaken, laat ons aantonen welke kansen er zijn.

De heer Paulus Jansen (SP):

Behalve woordvoerder energie en milieu ben ik ook woordvoerder water. Ik kan de waterveiligheid dus ook een beetje beoordelen. Ik vraag mij af of dit voorstel van GroenLinks verstandig is, even los van het feit dat ook de waterschappen een nevengeschikte overheid zijn in de ogen van mevrouw Van Tongeren. Die zouden heel goed zelf kunnen beoordelen of dat al dan niet kan. De waterschappen hebben regels gemaakt voor de veiligheid op en rond dijken. Het komt erop neer dat je dit soort dingen niet op of direct in de buurt van dijken moet doen, maar op een afstand van 50 meter à 100 meter moet bundelen. Kortom: als je dat doet, en dat lijkt mij veilig, is het amendement een dode letter; dan is het een nobel gebaar zonder materiële betekenis. Als echt op dijken molens gebouwd gaan worden, lijkt mij dat strijdig met veiligheidseisen. Staat voor mevrouw Van Tongeren de veiligheid voorop? Indien ja, wat blijft er dan over van de materiële betekenis van het amendement?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De veiligheid staat voor de fractie van GroenLinks voorop. Ik ben echter geen technisch ingenieur. Ons hebben berichten bereikt dat er plekken zijn waar het wel zou kunnen zonder dat de veiligheid in het geding is, maar dat het begin van het proces moeilijk op te pakken is omdat er geen medewerking wordt verleend. Wij proberen een positieve grondhouding te regelen zodat "ja, tenzij" in plaats van "nee" geldt. Dat is de strekking van het amendement. Als dat er in de uitwerking, zoals de heer Samsom zei, niet goed uitkomt, zijn wij zeker bereid om de verwoording van het amendement aan te passen. De intentie is echter om die positieve grondhouding ook bij de waterschappen voor elkaar te krijgen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Misschien kan mevrouw Van Tongeren de SP-fractie over de streep trekken door een paar voorbeelden te noemen van projecten die in haar optiek veilig zijn en toch op een dijk kunnen staan. Als die voorbeelden er zijn, laat ik mij door haar overtuigen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Oké, ik zal dat nazoeken en ervoor zorgen dat de informatie daarover bij de SP-fractie terechtkomt.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Mijnheer Koopmans, u krijgt nu niet vier keer de gelegenheid van mij.

De heer Koopmans (CDA):

Dat zou ik u ook niet durven vragen, voorzitter. Mevrouw Van Tongeren haalde net Thorbecke aan. Ik ben benieuwd wat mevrouw Van Tongeren denkt dat de heer Thorbecke van dit amendement zou vinden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben een beetje uitgepraat over Thorbecke. Ik begrijp dat de heer Koopmans wat plaagstootjes wil uitdelen. Zijn medewerker achterin heeft wellicht weer iets leuks verzonnen. De heer Koopmans mag het mij zo geven, want zijn medewerker zit daar glunderend te kijken. Hij mag het ook even voorlezen, dan luisteren wij er allemaal naar en dan ga ik verder met mijn betoog. Ik meen dit echt vrij serieus en ik vind dit vrij zorgelijk. Leest u vooral even voor wat u nog meer hebt gevonden.

De voorzitter:

Nee, wij gaan geen verhaaltjes voorlezen. Het is een interruptie, dus een vraag aan mevrouw Van Tongeren. Daarop geeft zij antwoord en dan stop ik dit.

De heer Koopmans (CDA):

Het is ook buitengewoon serieus bedoeld omdat de formulering in de toelichting, namelijk dat de wetgever, als wij dit amendement aannemen, bepaalt dat een andere overheid of de minister verplicht is om een vergunning af te geven, in het Nederlandse staatsrecht behoort tot de categorie: in strijd met de Grondwet. Daarom heb ik net Thorbecke erbij gehaald. Hoe kijkt mevrouw Van Tongeren daartegen aan?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Mocht de CDA-fractie overwegen dit amendement in een andere formulering te steunen, dan ben ik zeker bereid het aan te passen. Dat is mijn antwoord.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter, het is uw amendement, niet het mijne.

De voorzitter:

Nee.

De heer Koopmans (CDA):

Het is het amendement van mevrouw Van Tongeren, niet het mijne.

De voorzitter:

Precies, want ik heb geen amendement ingediend.

De heer Koopmans (CDA):

Ik hoor toch graag van mevrouw Van Tongeren hoe zij dit juridisch ziet, namelijk dat wij per wet bepalen dat de waterschappen in alle gevallen, behalve wanneer de waterveiligheid in het geding is, verplicht zijn een vergunning te verlenen. Ik denk echt dat dit van een orde is die in het Nederlandse staatsrecht niet mogelijk is.

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren gaat ook over haar eigen antwoord. Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Als wij toch spreken over windenergie: de Crisis- en herstelwet regelt dat provincies een inpassingsplan moeten maken voor windenergie, terwijl gemeenten daaraan soms niet meewerken. Helaas horen wij uit de windenergiesector ook vaak dat provincies dit daadwerkelijk niet doen. Ik wil graag een toezegging van de minister dat zij een gesprek aangaat met de windenergiebranche en de provincies om te bekijken hoe vastgelopen projecten voor windenergie alsnog kunnen worden vlotgetrokken.

Verder sluit ik mij aan bij de punten die zijn genoemd over zelflevering. Zowel de VVD- als de CDA-fractie zegt vaak dat burgers zelf verantwoordelijkheid moeten nemen. Wij staan aan het begin van een energietransitie waarbij decentraal opgewekte energie bijzonder belangrijk is en een steeds grotere rol gaat spelen. Het zelf leveren door coöperaties, die dus zelf decentraal energie produceren, willen wij in overeenstemming met het amendement van het lid Samsom vrijstellen van energiebelasting.

De fractie van GroenLinks wil de toekomstige herziening van de Crisis- en herstelwet ook graag aangrijpen om de bureaucratische rompslomp rond schone energie te verminderen. Dit kabinet van minder regels zou daarnaar oren moeten hebben. Particulieren die een kleine windmolen willen plaatsen of hun huis willen isoleren, raken vaak verstrikt in een bureaucratische spaghetti, waar je jezelf slechts met moeite doorheen kunt worstelen. Ook energieproducenten lopen daartegenaan. Het zou goed zijn als de regering ook hierover in overleg treedt met alle betrokkenen om te bekijken hoe wij dit kunnen omzetten naar meer groene initiatieven. Daarvoor is deze wet toch oorspronkelijk bedoeld. Is de minister bereid om samen met de minister van ELI het gesprek aan te gaan met de medeoverheden, energiebedrijven en de organisaties van duurzame-energieproducenten, om te bekijken hoe de processen, de procedures rond zelfopwekking, kunnen worden vereenvoudigd? Dat is de intentie van de Crisis- en herstelwet. De GroenLinks-fractie ziet die ook graag toegepast op dit gebied.

Als de minister dan toch in overleg gaat met medeoverheden, lijkt het mij ook goed om te spreken over de ruimtelijke ordening. Ondernemers die leegstaande bedrijventerreinen willen herstructureren, lopen vaak aan tegen strikte bestemmingsplannen. Kan de minister van Infrastructuur en Milieu samen met de medeoverheden bekijken hoe bestemmingsplannen zodanig kunnen worden geflexibiliseerd dat het makkelijker wordt om reeds bebouwde ruimte een nuttige herbestemming te geven?

Tot slot: laten wij regionaal koploperschap belonen. Verschillende gemeenten en provincies willen verder gaan dan de wettelijke energieprestatienormen voor de gebouwde omgeving. Nu kan dit niet omdat de nationale energieprestatiecoëfficiënt van 0,6 een maximumnorm is. Zou het mogelijk zijn om daarvan een minimumnorm te maken? Graag krijg ik een reactie van de minister.

Ik kom tot mijn afronding. De Crisis- en herstelwet is niet wat Nederland nodig heeft, zeker niet in permanente vorm. Wij hebben een kansen- en toekomstwet nodig die investeringen in een duurzame economie van de toekomst stimuleert. Ik hoop dat wij ons vandaag niet vastklampen aan asfalt en beton, maar dat wij de eerste stappen zetten op weg naar die economie met die schone energie.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. De Crisis- en herstelwet werkt, zo kunnen wij na een jaar constateren. Die heeft gewoon positieve effecten. Dat zegt de regering en dat zeggen ook andere overheden. Gemeenten en provincies zijn enthousiast en heel veel partijen uit het bedrijfsleven zeggen: er zijn projecten losgetrokken, procedures zijn versneld en het scheelt vaak wel een jaar in de tijd. Dat is de praktijk en die is goed.

Met de wijzigingsvoorstellen wordt een aantal uitvoeringsproblemen en foutjes in de wet weggenomen en gerepareerd. Er was een enkel punt van kritiek van de Raad van State. Die punten zijn verwerkt en die kritiek is dus weggenomen.

Wij steunen dit wetsvoorstel, omdat het praktische oplossingen biedt die vanuit de praktijk zijn gekomen, zoals het vervallen van de eis dat het bestemmingsplan direct wordt aangepast aan het gebiedsontwikkelingsplan. Een ander voorbeeld is het vervallen van de voorwaarde dat afwijken van de Elektriciteitswet slechts kon, indien dat geen gevolgen zou hebben voor de opbrengst van de energiebelasting. Positief vinden wij bijvoorbeeld het verlagen van het aantal woningen waarmee een project onder de Crisis- en herstelwet kan vallen. Meer projecten, ook wat kleinere die spelen in veel gemeenten, kunnen doorgaan.

Samen met het CDA hebben wij twee amendementen ingediend. Wij hopen dat bestaand gebruik tot vorig jaar in het kader van de Natuurbeschermingswet direct vergund is en dat daarvoor geen aparte vergunning nodig is. In feite voeren wij al een stukje van het regeerakkoord uit, waarbij wij zaken permanent maken zoals het relativiteitsbeginsel. Wij vinden dat heel belangrijk. In het amendement wordt een aantal zaken al permanent geregeld. Daarmee werken wij eraan mee om projecten te versnellen, bureaucratie te verminderen en herhaling van zetten te voorkomen.

Het allerbelangrijkst is voor ons dat de hele Crisis- en herstelwet permanent wordt gemaakt. Ik vraag de minister dan ook wanneer wij het voorstel daarvoor tegemoet kunnen zien. Wij begrijpen best dat het een flink stuk wetgeving is. Wij zijn heel blij met deze verbeteringetjes in de bestaande Crisis- en herstelwet. Met de twee amendementen van het CDA en de VVD wordt die nog verder verbeterd. Maar wij zijn pas echt helemaal gelukkig, als de Crisis- en herstelwet helemaal permanent is gemaakt en het in al die andere wetten definitief zo is geregeld dat Nederland slagvaardiger wordt.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. De Crisis- en herstelwet is nu ruim een jaar geleden, op 31 maart 2010, in werking getreden. Een aantal leden heeft aangegeven dat de wet tot nu toe als zeer succesvol kan worden bestempeld. Dankzij de wet kunnen procedures sneller en eenvoudiger verlopen, komen rechterlijke uitspraken eerder tot stand en kan een tijdwinst worden geboekt van ten minste een halfjaar. Het is een goed initiatief van het vorige kabinet geweest om deze wet tot stand te laten komen. De heer Koopmans wees erop dat er toen vele ministers bij betrokken waren. Juist met deze wet en in andere trajecten, zoals Elverding en "eenvoudig beter", hebben wij geleerd dat wij dubbelingen zo veel mogelijk moeten voorkomen. Dit is heel goed met één bewindspersoon te doen en zegt niets over de mate waarin wij deze wet serieus nemen, integendeel. Dankzij de wet ontstaat ruimte voor nieuwe initiatieven. Vergunningen kunnen gemakkelijker worden verleend. Jarenlange stagnatie bij stedelijke herstructurering kan worden voorkomen. Innovatieve en duurzame ontwikkelingen worden bevorderd.

De eerste ervaringen met de wet zijn pril, maar veelbelovend. Er is heel grote belangstelling voor de wet. Veel gemeentelijke projecten vallen onder de wet. De gemeenten maken gebruik van de bestuursrechtelijke voordelen die de wet biedt. Daarnaast zijn tot op heden in totaal negen ontwikkelingsgebieden, veertien innovatieve experimenten en drie lokale projecten met nationale betekenis bij AMvB aangewezen. Daarbovenop komen de bij AMvB aangewezen ruimtelijke en infrastructurele projecten uit bijlage 2.

Kort na de zomer zal ik de Kamer informeren over de eerste ervaringen met de wet, zodat dat goed bij de discussies over het vervolg kan worden betrokken.

Vandaag ligt een reparatiewet voor om enkele onvolkomenheden te corrigeren die er in de snelheid waarmee de Crisis- en herstelwet tot stand gekomen is, zijn ingeslopen. Het gaat om het rechtzetten en repareren van technische en praktische zaken. De meer inhoudelijke en fundamentele discussie over de wet zal op korte termijn aan de orde zijn. Na de zomer zal het voorstel voor het permanent maken van de Crisis- en herstelwet worden besproken. Met dit wetsvoorstel worden inhoudelijke bepalingen in de reguliere wet- en regelgeving verankerd. Er is gevraagd waarom ik de wet permanent ga maken. Feitelijk doe ik dat niet: de wet wordt opgeheven doordat wij de goede dingen die wij ervan geleerd hebben, gewoon gaan verankeren in de reguliere wet- en regelgeving. Daarnaast zal de Tweede Kamer binnenkort de beleidsbrief "Vernieuwing omgevingsrecht: eenvoudig beter" ontvangen. Dan zullen wij er op een andere manier wat langer over spreken.

Waarom dan nu nog deze reparatiewet en niet wachten op het totale programma? Omdat een paar dingen nu echt opgelost moesten worden, onder andere rond de milieueffectrapportage. De Europese Commissie heeft een ingebrekestelling onze kant opgestuurd. Als vrijwillig alternatieven voor de project-MER zijn onderzocht, moeten ze worden meegenomen in de milieueffectrapportage. Dat doen wij dus ook met dit voorstel. Daarnaast wordt hier de delegatie van het projectuitvoeringsbesluit aan B en W geregeld, zodat ook de gemeenteraden de bevoegdheden voor het vaststellen van zo'n projectuitvoeringsbesluit kunnen delegeren aan het college van B en W, waarmee ook tijdwinst kan worden geboekt. Verder worden de globale bestemmingsplannen en de uitwerkingsplannen onder de Crisis- en herstelwet nader onder de loep genomen. De uitspraken van de Raad van State kunnen namelijk het ongewenste gevolg hebben dat de versnellingsmogelijkheden van de wet niet van toepassing zijn op die globale, nog uit te werken bestemmingsplannen, dan wel de uitwerkingsplannen van een bestemmingsplan. Dit is nooit de bedoeling geweest, dus ook dat wordt gerepareerd.

Voordat ik op de amendementen kom, beantwoord ik een aantal algemene vragen.

Ik kom op de opmerking van de heer Koopmans over de tijden die de Raad van State hanteert om uiteindelijk zijn advies uit te kunnen brengen. Als je een wet hebt waarin je zaken hebt afgesproken, moeten de vele verschillende betrokken partijen zich aan de termijnen houden. Ik heb de opmerking van de heer Koopmans goed gehoord. Ik heb gekeken wat eigenlijk de termijn is waarbinnen de Raad van State meestal deze projecten afdoet. In 95% van de gevallen haalt de Raad van State die termijn en in 5% van de gevallen is dat dus niet gelukt. Dat betreft in alle gevallen zaken die heel erg omvangrijk zijn gebleken. Voor bijvoorbeeld Parkstad waren uiteindelijk 160 beroepen ingediend bij de Raad van State en daarom is het hem niet gelukt om deze binnen de termijn af te ronden. Ik weet echter dat de Raad van State de termijnen zeer serieus neemt. Op ambtelijk niveau hebben wij een aantal keren contact gehad over de vraag wat we moeten doen om binnen de termijnen te blijven. We hebben ook een onderzoek ingesteld om te zien wat dit betekent voor de Afdeling bestuur en rechtspraak. Ik wil graag ook zelf het gesprek aangaan met de heer Tjeenk Willink – ik spreek hem binnenkort toch over een aantal andere zaken – om samen te bekijken waar wij dit probleem kunnen gaan oplossen. De Raad van State heeft zelf al aangegeven: het is niet dat we het niet willen, maar qua capaciteit is het gewoon heel erg complex. Dat is ook waarom het uiteindelijk vooral moet gaan over hier aangewezen projecten en het ook op alle projecten van toepassing zou moeten zijn. Ik zal dat gesprek zeker aangaan. Nogmaals, in 95% van de gevallen gaat het goed; dit ter verdediging van de Raad van State.

De volgende vraag van de heer Jansen staat ook een beetje los van de amendementen. Hij vroeg naar de bodemsanering en of we konden afzien van het voornemen om te experimenteren met de stortplaatsen. Ik wil niet van dat voornemen afzien. Alle partijen, de provincie, de stortbranche en het Rijk zijn het eens met dit experiment. Door de partijen wordt ook verondersteld dat het geen negatieve gevolgen voor het milieu heeft. Dit wordt ook continu gemonitord, want het alleen stellen is niet genoeg; je moet het ook laten zien en bewijzen. De derde tranche van de AMvB van de Crisis- en herstelwet wordt binnenkort voorgehangen in de Kamer en dat is dan ook het moment waarop wij er inhoudelijk met elkaar over kunnen discussiëren.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dat zullen we dan ook zeker gaan doen. Wellicht kan de minister aangeven of het Nederlands Informatiecentrum Bodembeschermende Voorzieningen, bij uitstek deskundig op dit terrein, ten principale ongelijk heeft met zijn kritiek. Deze organisatie is niet tegen experimenten, ook de SP-fractie niet. De SP-fractie en het NIBV zijn erop tegen om experimenten te combineren met het afschaffen van de bovenbedekking, omdat dit grote risico's op de lange termijn met zich brengt. Dit is de essentie van de kritiek.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat hoor ik goed. De heer Jansen vraagt mij om, eventueel vooruitlopend op de voorhang, iets te laten zien van hoe wij erin zitten. Dat heb ik net gezegd. Ik ga graag de inhoudelijke discussie aan. Ik heb nu niet de informatie ter beschikking die de heer Jansen heeft. Volgens mij is een goed moment om de discussie te voeren als een en ander voorhangt bij de Kamer.

Mevrouw Van Tongeren vraagt in hoeverre de projecten bijdragen aan duurzaamheid. Zij probeerde de wet zelfs nog de Asfaltwet van Van Haegen te noemen. Je kunt je afvragen of dat een geuzenterm is of niet. Aan de hand van een aantal concrete voorbeelden kan ik aangeven dat duurzaamheid juist een heel belangrijk element van deze wet is geweest. Het gaat helemaal niet alleen om aanleg van wegen, maar ook over heel veel ruimtelijkeordeningsprojecten en stedelijke vernieuwing. Bij de innovatieve experimenten bijvoorbeeld moet de initiatiefnemer aannemelijk maken dat het experiment ook bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling. Goede voorbeelden zijn regelvrije zones voor het plaatsen van miniwindturbines op bedrijfspanden of een experiment met gebiedsgerichte benadering van bodemsanering in plaats van een gevolggerichte benadering. Een ander voorbeeld is het ontwikkelingsgebied Stadshavens Rotterdam. Uit de recent gepubliceerde structuurvisie blijkt welke belangrijke rol duurzaamheid daar speelt. In het bijzonder gaat daar aandacht uit naar energieneutraal en klimaatbestendig bouwen. In de structuurvisie zijn nog veel meer uitgangspunten ter bevordering van de duurzaamheid uitgewerkt.

Een ander voorbeeld is ontwikkelingsgebied Zaanstad Midden. In het gebied Zaan/IJ staat de leefbaarheid onder druk. Dit gebied zat al heel lang op slot. Dankzij de Crisis- en herstelwet kunnen nu de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Een deel van de woningbehoefte wordt nu ingevuld met herstructurering. Daardoor kan het open landschap echt open worden gelaten. Vroeger behoorde dat niet tot de mogelijkheden.

Met deze voorbeelden wil ik laten zien dat het een brede wet is, die ontwikkelingen op vele punten mogelijk maakt. Het gaat niet alleen om mobiliteitsvraagstukken – ook die moeten met deze wet worden opgelost – maar ook om andere, ruimtelijke vraagstukken.

De heer Aptroot (VVD):

Collegiaal als ik ben, zou ik de minister toch willen vragen of zij niet wat positiever kan reageren op de opmerking van collega Van Tongeren van GroenLinks, die sprak over "asfaltwetjes". De vorige minister voor infrastructuur, de heer Eurlings, zei: ik heb meer dan welke voorganger ooit asfalt gerealiseerd, wel 500 tot 600 km. Deze minister gaat volgens mij 800 km rijstrook realiseren. Minister, als u zo'n compliment van GroenLinks krijgt dat u de opgaande lijn weet vol te houden, zou u dan niet gewoon "dank je wel" zeggen? Dit is een van de dingen die wij ons hebben voorgenomen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik dacht dat ook te zeggen door het een geuzenterm te noemen. Als Leidenaar weet ik dat dit een eervolle benaming is. Ik vind het ook belangrijk om het mobiliteitsprobleem op te lossen door gewoon wegen aan te leggen. Daarvoor is het belangrijk om de procedures te versnellen. Dat is een heel belangrijk onderdeel van mijn beleid. Het gaat me niet om het asfalt maar vooral om het effect dat het asfalt teweegbrengt: een impuls voor onze economie en daarmee voor de leefbaarheid.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik kan het even niet laten. Ik vraag me af of de minister ook gehoord heeft dat ik juist hoop dat dit, in plaats van het eerste en het tweede asfaltwetje, het supergroene wetje van Schultz wordt.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Mevrouw Van Tongeren, ik hoop dat ik u duidelijk heb gemaakt dat dit een brede wet is, waarin verschillende elementen aan de orde komen. Aan de ene kant wordt tegemoetgekomen aan vraagstukken rond wegprocedures. Aan de andere kant gaat het ook om vastzittende procedures op het gebied van stedelijke herstructurering en innovatieve projecten die niet tot stand konden komen. Met andere woorden, er is voor iedereen iets te vinden in deze wet: groen, grijs, blauw. Welke kleur het dan uiteindelijk wordt, mag u zelf weten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Zou de minister een heel grove indicatie – ik zal haar er niet aan ophangen – kunnen geven van de verdeling van de begonnen of in de planning vergevorderde projecten? Welk percentage past in het supergroene wetje van Schultz, en welk percentage in het asfalt- en betonwetje van Van Haegen?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Percentages daarvan kan ik niet geven. Ik gaf net al aan dat er negen ontwikkelingsgebieden zijn, veertien innovatieve experimenten en drie lokale projecten. Daarnaast zijn er de aangewezen ruimtelijke en infrastructurele projecten uit bijlage 2 van de wet. Daarin staat wat er allemaal wordt gerealiseerd. Als je alles bij elkaar optelt, kun je ook wel een percentuele verdeling maken. Ik vraag mij echter af of dat zinvol is. Het gaat er in het kader van de Crisis- en herstelwet om dat wij met elkaar, bijna door alle partijen heen, hebben geconstateerd dat een aantal zaken in dit land gewoon vastliep. Verschillende dingen konden we niet meer realiseren, zowel aan de groene als aan de grijze kant. Deze wet maakt het mogelijk om procedures te verkorten, dubbelingen te voorkomen en innovaties tot stand te laten komen. Verder staat "duurzaamheid" er heel dik in gebeiteld. Mevrouw Van Tongeren zei dat ze nooit zo'n fan is geweest van de Crisis- en herstelwet. Misschien draait dat nog om als ze nu naar alle projecten kijkt.

Ik wil doorgaan met het amendement van de heer Koopmans en de heer Aptroot op stuk nr. 15. Via de reparatiewet willen zij Hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet over bestuursrechtelijk versnellingen permanent en generiek maken. Dit brengt mij in een lastige positie. Ik heb betoogd dat wij nu een reparatiewet voor ons hebben liggen en dat over niet al te lange tijd het permanent maken van de Crisis- en herstelwet aan de orde zal zijn. Dat zou het moment zijn waarop wij de discussie hierover voeren. Tegelijkertijd weet ik dat volgende week, in het overleg met mijn collega-bewindslieden, het voorstel zal zijn om Hoofdstuk 1 permanent te maken. Inhoudelijk ben ik al helemaal overtuigd van deze lijn, maar ik vraag mij af of dit het moment is waarop dit amendement aan de orde moet komen. Aangezien ik er inhoudelijk niets op tegen kan hebben, wil ik het aan de Kamer overlaten hoe zij over het amendement stemt.

Wel heb ik nog een inhoudelijke opmerking. Tijdens zijn bijdrage merkte de heer Koopmans op dat hij niet alle projecten onder de zesmaandenprocedure wil laten vallen. Ik zie dat niet terug in de beschrijving van het amendement, maar ik zie daar wel staan dat de artikelen 2 tot en met 4 volledig overgenomen moeten worden. Volgens mij zit in die artikelen ook het element van de zesmaandenprocedure. Ik vraag daar aandacht voor. Wellicht kan dit nog technisch worden uitgezocht, want het zou echt een probleem zijn als de Raad van State dit voortaan voor alle projecten zou moeten doen.

De heer Koopmans (CDA):

Ik neem dat graag op. Ik heb uitdrukkelijk gezegd wat mijn bedoeling is. Die is dezelfde als die van de minister.

De heer Samsom (PvdA):

Ik hoor iets merkwaardigs in de chronologie. De minister zei aan het begin van haar betoog dat zij van plan is ons na de zomer een update – wij zouden het een evaluatie kunnen noemen – van de werking van de Crisis- en herstelwet te sturen. Zojuist zei zij echter dat zij binnenkort al met de ministers zal spreken over het permanent maken van de Crisis- en herstelwet, waarschijnlijk aan de hand van een ambtelijke notitie die zij nu voor zich heeft liggen. Moet dat niet worden omgedraaid? Wil zij niet wachten op gegevens die een zekere importantie hebben, omdat daaruit kan blijken welke artikelen goed werken en welke een probleem zijn? Ik begrijp dat werkelijk niet. Dit moet een vergissing zijn.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Zeker niet, mijnheer Samsom. Ik zal de chronologie nog verder aanvullen. Die begint in oktober 2010, toen het kabinet werd beëdigd en het regeerakkoord naar de Kamer werd gezonden. In dat regeerakkoord staat dat de Crisis- en herstelwet permanent gemaakt wordt omdat uit de eerste ervaringen blijkt dat die wet een positief effect heeft. Ik ben dan ook al geruime tijd bezig met het voorbereiden van het onderbrengen van onderdelen van het wetsvoorstel in andere wetten. De planning is om het wetsvoorstel tegelijkertijd met de evaluatie naar de Kamer te sturen, in september of oktober. Hiermee geef ik ook een antwoord op de vraag van de heer Aptroot wanneer ik dat wilde doen.

In de nu voorliggende planning zal Hoofdstuk 1 permanent gemaakt worden. Ik heb daarover ook veel positieve signalen uit de uitvoeringspraktijk gekregen. Om die reden zal ik daarover positief aan het kabinet adviseren. Het feit dat de Kamer nog geen formeel evaluatierapport heeft ontvangen, wil niet zeggen dat wij niet al heel veel geëvalueerd hebben en niet heel goed naar de maatschappij geluisterd hebben.

De heer Samsom (PvdA):

De minister zegt dat zij straks op hetzelfde moment twee stukken naar ons stuurt, namelijk een evaluatie en een voorstel om Hoofdstuk 1 permanent te maken. Ik ben blij dat wij nu weten dat die twee zaken niets met elkaar te maken hebben en dat die in het geheel niet in enig verband met elkaar staan. Die evaluatie kunt u echter ook later of eerder sturen, want u weet nu al dat u geen enkele overweging uit de praktijk nog meeneemt. Het denken is gestopt na het schrijven van het regeerakkoord. Dat zag ik ook op andere punten van het regeerakkoord, maar op dit punt had ik dat niet verwacht. U maakt Hoofdstuk 1 permanent en u weet nu al op welke manier dat zal gebeuren. Als wij de twee stukken tegelijkertijd toegestuurd krijgen, wordt de suggestie gewekt dat wij straks een evaluatie krijgen die het permanent maken van Hoofdstuk 1 moet onderbouwen. Ik ben blij dat u die suggestie wegneemt, maar u kunt de evaluatie net zo goed thuis laten.

De voorzitter:

Mijnheer Samsom, ik was niet van plan om iets naar de Kamer te sturen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. De heer Samsom vraagt zich af of het denken gestopt is na de totstandkoming van het regeerakkoord. Ik vraag mij af of ook het luisteren gestopt is, want volgens mij zei ik zojuist dat wij, terwijl wij werken aan het vormgeven van het permanent maken van de Crisis- en herstelwet, natuurlijk ook al bezig zijn met de evaluatie. Wij hebben al veel maatschappelijke contacten. Op basis daarvan weten wij ook al welke richting het op gaat. Het zou wat zijn als ik als minister niet al zou proberen om alle elementen die vanuit de maatschappij naar mij toekomen, hierin vorm te geven. Uiteindelijk hebben wij, met de evaluatie en met de wet in de hand, met elkaar een discussie in deze Kamer. Als er dan andere interpretaties zijn van anderen, dan heb ik daarover met de Kamer een discussie. De ervaringen die ik tot nu toe heb opgedaan en de evaluaties die ik tot nu toe heb gezien, leiden ertoe dat ik aan mijn collega zal voorstellen om Hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet permanent te maken. Dat voorstel zal ik daarna naar de Kamer sturen.

De heer Samsom (PvdA):

Dan weet ik het goed gemaakt, want dan vraag ik de minister om alles wat zij nu heeft, naar de Kamer te sturen. Zij heeft nu al openbaar gemaakt wat zij voornemens is te gaan doen. Ik vind dat de Kamer dan mag vragen op basis waarvan zij dat voornemens is, zeker nu wij gedwongen worden, of in ieder geval democratisch gevraagd worden, om te stemmen over een amendement waarvoor de gegevens die de minister al zegt te hebben, van eminent belang kunnen zijn. Als de minister mij nu kan toezeggen dat zij datgene waarop zij haar eigen oordeel baseert, ook naar de Kamer zal sturen, zodat ook de Kamer zich een oordeel over dit amendement kan vormen, zal ik die informatie wegen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat zou ik niet willen doen, omdat een besluit pas een besluit is nadat het ook door het kabinet genomen is. Zoals u er graag nog wat over te zeggen wilt hebben, zullen mijn collega's er ook graag nog iets over te zeggen willen hebben. Die procedure moet nog gewoon plaatsvinden. De heer Koopmans brengt mij in een ongemakkelijke positie, omdat het permanent worden van de Crisis- en herstelwet op een later moment hier in de Kamer wordt besproken. Ik had dit niet bij dit debat gepland. Ik zal dus nu ook niet zeggen dat het amendement ondersteuning van beleid is, omdat het beleid nog niet klaar is. Ik geef alleen mijn voornemen aan om het permanent maken van Hoofdstuk 1 ook onderdeel te laten uitmaken van het wetsvoorstel dat ik naar de Kamer zal sturen. Ik laat het oordeel over aan de Kamer, of de Kamer er nu over gaat stemmen of het amendement aanhoudt tot een latere datum.

De heer Samsom (PvdA):

Ik vroeg niet om het besluit. Dat neemt de minister. Zij is daarvoor verantwoordelijk en ik zie het wel verschijnen. Ik vroeg om de informatie waarvan zij nu in dit debat heeft aangekondigd dat zij die bezit. Zij heeft ook gezegd dat haar besluitvorming op basis van die informatie plaatsvindt. Die informatie is ook voor de Kamer van belang en daarom vraag ik de minister nederig, doch dringend, om die informatie ook naar de Kamer te sturen, zodat wij ons een weloverwogen oordeel kunnen vormen over het amendement-Koopmans. Anders zou ik de heer Koopmans willen verzoeken zijn amendement aan te houden totdat wij allemaal over de juiste informatie beschikken.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Zoals u weet, mijnheer Samsom, is informatie pas beschikbaar voor de Kamer als er ook daadwerkelijk besluitvorming heeft plaatsgevonden door de minister. De Kamer krijgt dus niet allerlei ambtelijke adviezen of maatschappelijke signalen die niet in een nota zijn vastgelegd die ook naar de Kamer wordt gestuurd. Ik wil u die informatie dus ook niet toezeggen. Tegen de tijd dat ik met de evaluatie kom, zal ik alle informatie die ik daarvoor heb gebruikt, aan u doen toekomen.

Dan kom ik nu toe aan het tweede amendement van de heren Koopmans en Aptroot. Bij het voorstel tot het permanent maken van de Crisis- en herstelwet zal de vergunningsplicht worden beperkt tot hetgeen de Habitatrichtlijn eist. Het zijn alleen projecten met significante effecten. Het beperken van de vergunningsplicht heeft de staatssecretaris van ELI aangekondigd in zijn brief van 23 februari jongstleden. Als gevolg hiervan wordt een en ander al geregeld. Het gevolg van onderdeel A van het amendement ten opzichte van de huidige wetgeving is dat voor activiteiten die tussen 1 oktober 2005 en 1 oktober 2010 plaatsvonden, geen vergunning nodig is. Eventuele maatregelen ter bescherming van de natuur moeten door de overheid worden opgelegd via een aanschrijvingsbevoegdheid, waarbij sprake is van omkering van de bewijslast. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris van ELI een soortgelijke regeling gaat treffen en dat dit is aangekondigd in de Natura 2000-brief van 23 februari jongstleden. Het gaat meelopen in het permanent maken van de Crisis- en herstelwet. Het proces daarvoor is in gang gezet, met de maatschappelijke consultatie en straks de advisering door de Raad van State. Ik denk dat het wenselijk is om dat proces te doorlopen.

Met onderdeel B van het amendement wordt beoogd dat het bestaand gebruik dat is aan te merken als project met mogelijk significante effecten, wordt vrijgesteld van de vergunningsplicht als het is opgenomen in een beheerplan. Op grond van de huidige wetgeving is dit al mogelijk, maar het is enigszins onduidelijk geformuleerd, dat geef ik toe. Ik doel op artikel 19a, lid 10 en 19d, lid 2. Ik denk dat het amendement verduidelijkt dat bestaand gebruik dat is opgenomen in een beheerplan, ook vergunningsvrij is. Met andere woorden, ik laat het oordeel hierover ook aan de Kamer over. Dit zal immers geregeld worden. Het enige wat hierbij wordt gevraagd, is om het vroegtijdiger te doen.

Over dezelfde tijdszonering is een andere opmerking gemaakt, maar dan met betrekking artikel 19kd, lid 3. Daarvan moet ik echt de effecten even onderzoeken. Ik moet ook met mijn collega van ELI bespreken wat de voor- en nadelen daarvan zouden kunnen zijn. Ik zal dat schriftelijk afhandelen. Ik moet nog even bekijken hoeveel tijd dit in beslag zal nemen. Misschien dat ik al snel een brief stuur over hoe lang dit duurt om te zien of dat snel genoeg is, en dat ik vervolgens het antwoord geef.

De heer Jansen heeft gevraagd wanneer de structuurvisie windenergie klaar is. Begin 2012 zal de conceptstructuurvisie naar verwachting naar de Kamer worden gestuurd.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik kom terug op de amendementen van de heren Koopmans en Aptroot. Hierover heb ik een principiële vraag aan de minister. Ik heb begrepen dat zij het oordeel aan de Kamer laat. Eigenlijk zegt ze: de heren lopen voor de muziek uit, want het kabinet was al van plan om het te gaan doen. Is het grote nadeel om het nu bij amendering te gaan regelen niet dat het dan niet via de Raad van State loopt? Een ordentelijk wetsvoorstel loopt wel via de Raad van State. Daarbij zijn de zorgvuldigheidseisen beter gewaarborgd. Moet de minister om die reden niet zeggen: laten wij dit niet doen?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Volgens mij heeft de heer Jansen mij net horen zeggen dat ik vind dat het proces goed doorlopen moet worden. Daarmee heb ik ook een oordeel gegeven.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dan zou ik verwachten dat de minister het oordeel niet aan de Kamer overlaat maar tegen de Kamer zegt: dit is gewoon onverstandig; dat moet je niet doen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Als ik iets ontraad, zeg ik dat ik echt tegen de inhoud van het voorstel ben. Als ik zeg dat wij in principe dezelfde kant opgaan, maar dat ik het alleen op een ander moment zou doen, vind ik dat iets anders. Dat onderscheid maak ik. De heer Jansen zal straks zien dat ik er ook een aantal ga ontraden, maar dan echt op de inhoud van het voorstel.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dat kan, maar ik dacht dat het kabinet staat voor zorgvuldigheid. Als volksvertegenwoordiger heb ik die pretentie ook wel een beetje. In een situatie waarin het kabinet materieel hetzelfde wil maar dan langs de koninklijke weg, zou ik zeggen als ik minister was: doe het dan ook inclusief het advies van de Raad van State op dit punt.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb net letterlijk gezegd: "Daarvoor is een proces in gang gezet: maatschappelijke consultatie en straks Raad van State. Het is wenselijk om dat proces te doorlopen."

De heer Samsom (PvdA):

Dan verzoek ik de minister toch om een helderder oordeel uit te spreken over dit amendement. De Raad van State is niet een tussendoortje dat misschien mooi meegenomen is.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat hoort u mij ook niet zeggen.

De heer Samsom (PvdA):

Daarom zou de minister nu de Kamer kunnen adviseren om het amendement niet aan te nemen, aangezien het niet op de zorgvuldige manier die zij zo aanhangt, wordt doorlopen. Als het wordt aangenomen, zit de minister met een wet die niet op een zorgvuldige manier tot stand is gekomen. Alle voorgangers van deze minister en velen van haar huidige collega's ontraden op zo'n moment een amendement. Dat is volkomen terecht.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Volgens mij heb ik het zonet al gezegd: als je ontraadt, doe je dat op een inhoudelijke basis. Het kan zijn dat je tegen de inhoud bent of dat het financieel niet gedekt is; er zijn allerlei redenen voor. Ik heb aangegeven dat het netter zou zijn om het proces anders te doen. Ik ga ervan uit dat de Kamer mij daarover ook goed heeft gehoord. Tegelijkertijd is dit qua inhoud iets wat de staatssecretaris van ELI ook al heeft toegezegd in zijn brief aan de Kamer. Er ligt dus ook geen nieuw feit op tafel.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben in dit gezelschap in de Kamer nog relatief nieuw. Ik heb nergens gelezen dat amendementen alleen op inhoudelijke gronden ontraden kunnen worden; misschien kan de minister mij helpen. Het zou toch ook kunnen omdat de minister dit moment niet geschikt acht?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat kan. Ik geef alleen maar aan hoe ik het doe. Er zijn sowieso verschillende kabinetsreacties mogelijk op moties. Je hebt moties die ondersteuning van beleid zijn. Soms zeg je dat en soms zeg je dat een motie volstrekt overbodig is. In de beoordeling die het kabinet aan moties toekent, rust sowieso een interpretatiemogelijkheid. Ik probeer duidelijkheid te geven. Die heb ik net gegeven over de inhoud en over het proces. Volgens mij kan ik er niet meer over zeggen dan dit.

De voorzitter:

We hebben het overigens over een amendement.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dan begrijp ik het nog steeds niet. De minister zei namelijk dat ze de koninklijke weg wil bewandelen, maar het amendement niet kan ontraden, omdat ze het inhoudelijk met het amendement eens is. Toen heb ik gezegd dat er toch ook andere gronden zijn, bijvoorbeeld dat het op een bepaald moment niet uitkomt. De minister zei hierop dat er inderdaad andere gronden mogelijk zijn om een amendement te ontraden, waaronder de timing. Ik vraag de minister dus nogmaals om het amendement dan niet op inhoudelijke gronden te ontraden. Het is volgens mij namelijk volstrekt helder bij de indieners van het amendement dat de minister de inhoudelijke richting ervan volgt, maar dat zij het moment niet geschikt vindt, omdat zij de koninklijke weg wil bewandelen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat heb ik volgens mij nu drie keer gezegd. Overigens gaan bijna alle amendementen niet naar de Raad van State. De Kamer heeft immers het recht amendementen in te dienen. Deze hoeven niet nog eens naar de Raad van State. Staatssecretaris Bleker heeft, mede op verzoek van de Kamer, een proces in gang gezet waarin hij dit beleid ondersteunt. Dit proces loopt nu. Het lijkt me netjes dit proces af te wachten. De Kamer heeft het recht dit te amenderen.

De voorzitter:

Heeft de heer Koopmans een belangrijke opmerking te maken?

De heer Koopmans (CDA):

Ik heb slechts een verzuchting. Het indienen van een amendement bij een wetsvoorstel is ook een koninklijke weg.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

De heer Jansen vroeg wanneer de Structuurvisie windenergie klaar is. Deze zal naar verwachting begin 2012 naar de Kamer worden gestuurd.

Dan kom ik bij het amendement van de heer Samsom over windenergienetten op zee, waarin hij TenneT verplicht om alle windmolens op zee conform de regelgeving op land aan te sluiten op het hoogspanningsnet. Hij heeft een enorm betoog gehouden over duurzame energie en over de rol van windmolens op zee. Zo'n betoog is natuurlijk altijd prachtig, maar de vraag is wat dit kabinet wil doen met zijn invulling van duurzame energie. Om de Europese doelstelling in 2020 te kunnen halen, heeft het kabinet gekozen voor goedkopere, maar nog altijd zeer duurzame technologieën als wind op land en groen gas. Daarom wordt nu niet ingezet op grootschalige productie, maar op verdere ontwikkeling van technologie, temeer omdat windenergie op zee niet tot de meest kosteneffectieve opties behoort voor het halen van de doelstellingen van duurzame energie.

Het amendement van de heer Samsom geeft een eerste aanzet voor het regelen van netten op zee. Dit vraagt echter nog een nadere afweging. Het net op zee is namelijk zeer gecompliceerd en de Elektriciteitswet 1998 is natuurlijk geschreven voor de situatie op land. Op zee ligt een aantal zaken fundamenteel anders. Een gevolg van het amendement is bijvoorbeeld dat er een aansluitplicht komt voor elk windpark of voor elke windmolen op zee en dat betekent nogal wat. Als er een of twee windmolens worden aangelegd, geldt de aansluitverplichting ook. Dat heeft een enorm financieel gevolg voor TenneT als onderneming. TenneT zal naar verwachting meer eigen vermogen nodig hebben. De Nederlandse Staat heeft daar als aandeelhouder ook nog wel ideeën over. Laat ik echter niet naar de procedure kijken, maar naar de inhoud. Dit kabinet kiest ervoor om andere varianten van duurzame energie te stimuleren, zoals de goedkopere varianten van wind op land en groen gas. Wij zullen dit amendement daarom ontraden. Wij denken namelijk dat dit een verplichting oplegt die duur is en nog niet in overeenstemming is met de ambities die wij hebben met wind op zee.

De heer Samsom (PvdA):

In mijn betoog heb ik wind op zee alleen als voorbeeld genoemd. Expliciet heb ik het echter over elektriciteitsopwekking op zee gehad. In het amendement staat ook niets over wind op zee. Windmolens worden slechts in de toelichting als voorbeeld genoemd. De wettekst gaat niet over windmolens. De wettekst gaat over een elektriciteitsnet op zee. De minister slaat in dezelfde kramp als haar partijleider over offshore windenergie. Ik vraag haar om dat niet te doen. Denk conceptueel over het voornemen van dit kabinet betreffende duurzame energie op de meest kosteffectieve manier. Het zou kunnen – het is niet irreëel – dat een van die kosteffectieve manieren zich op zee gaat afspelen. Dit hoeft geen energie van windmolens te zijn; het kan gaan ook om getijdenenergie of golfenergie. Die laatste is inmiddels al veel goedkoper dan groen gas en benadert wind op land. Heeft de minister dan nog een argument om dit amendement af te wijzen? Alle technische aanpassingen waarvoor zij suggesties doet, zijn uiteraard in dankbaarheid aanvaard en zullen kunnen leiden tot een aanpassing van het amendement.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat is zeker een argument. U zegt dat er andere manieren zijn om energie op zee op te wekken. Die zijn er ook. Getijdenstromen en dergelijke zijn ook erg interessant. Met dit amendement echter, legt u TenneT de verplichting op om die aansluitingen daadwerkelijk te realiseren, terwijl we nog niet weten waar het om gaat, terwijl ik nog niet weet of er uiteindelijk toch wél initiatieven voor windmolens op zee komen. U verplicht TenneT bij voorbaat om daarvoor de aansluitingen te realiseren. Het kabinet heeft, in ieder geval nu, geen grootschalige ambities voor dat zeegebied. Wij hebben dan ook niet de ambitie om TenneT te verplichten om een soort stopcontactennetwerk op zee te maken. Wij willen dus niet hiermee instemmen; ook al niet vanwege de gevolgen die dit heeft voor de kosten voor TenneT, voor de Staat als aandeelhouder en voor de burger, die uiteindelijk hiervoor moet betalen. U kunt wel zeggen dat het ook om andere energievormen kan gaan, maar het kán dus ook om die windmolens gaan en dan speelt precies het aspect dat ik hier noem.

De heer Samsom (PvdA):

De minister bedoelt toch niet te zeggen dat windmolens besmettelijk zijn? Het kan inderdaad over windmolens gaan, als dat een kosteffectieve manier is om duurzame energie op te wekken. Me dunkt, dat het dan daarover kan gaan. Het is niet omdat de partijleider van deze minister ooit een keer in een tv-interview iets heel leuks over windenergie heeft gezegd, dat het dan niet meer mag. Ik neem toch aan dat de minister dat niet bedoelt?

We zouden het amendement kunnen aanpassen, bijvoorbeeld door de aansluitplicht te koppelen aan een concessiestelsel. Zo'n stelsel wordt sowieso ontwikkeld voor energiewinning op zee. Dan is het argument over het "zomaar" aansluiten van elke cowboywindmolen op zee weggenomen. Ik pas het amendement graag daarop aan. Ik vraag de minister nogmaals: is er in dat geval nog een argument om het amendement af te wijzen?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Op het moment dat je concrete projecten hebt, die passen in de Crisis- en herstelwet, omdat zij bijvoorbeeld de economie stimuleren of innovaties bevorderen die nu nog niet gerealiseerd kunnen worden, kunnen die projecten een plekje krijgen in de Crisis- en herstelwet. Ik hoor de heer Samsom echter zeggen: we willen een systeem, we weten nog niet precies om wat voor energieopwekking het zal gaan, maar we vinden in ieder geval dat TenneT nu al verplicht moet worden om het overal op aan te sluiten en desnoods maken we een concessie waarin dat wordt vastgelegd. Volgens mij moet je andersom werken. Op het moment dat er initiatieven zijn die zoiets vergen, discussieer je in de Kamer of je het wenselijk vindt om TenneT daarvoor die verplichting op te leggen. De redenering is gewoon andersom.

De heer Samsom (PvdA):

Dan ben je dus te laat. Dit vergt planning, dit vergt financiering, dit vergt een langetermijnvisie. De minister van ELI heeft inmiddels die visie min of meer verinnerlijkt, hoewel ik niet weet of die hem is aangepraat. Hij stemt in ieder geval in met zo'n langetermijnvisie. Dit past daar dus in. De minister zegt nu dat ik het staande het debat een beetje loop te wijzigen. Ik wil het graag schriftelijk allemaal wijzigen, maar ik wil wel een fatsoenlijk argument voor haar idee dat dit allemaal niet kan en mag. In de Crisis- en herstelwet wordt immers op allerlei punten de Elektriciteitswet gewijzigd zodat aansluitplicht inderdaad wordt versneld dan wel uitgebreid. Dit amendement behelst slechts een graduele uitbreiding daarvan.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik vind het vervelend dat er woorden als "fatsoenlijk argument" gebezigd worden. Het kan gebeuren dat we het inhoudelijk niet met elkaar eens zijn, maar dat heeft naar mijn mening weinig te maken met fatsoen.

Getijdenstroom is nog duurder dan wind op zee, om nog maar eventjes terug te komen op de vraag waarom het kabinet in het kader van de duurzame energieopgave niet kiest voor vormen van duurzame energie die veel geld kosten, maar echt zoekt naar vormen die goedkoop en snel kunnen worden gerealiseerd. De minister van ELI heeft al aangekondigd ook het concessiestelsel mee te nemen in 2015. Ik denk dat u met hem de discussie moet voeren en dit niet nu en hier in de Crisis- en herstelwet moet stoppen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik begin mij zorgen te maken over de eenheid van beleid binnen dit kabinet. We hadden vanochtend een debat met de minister van ELI over de VTE-Raad. De minister heeft ons verteld dat hij druk bezig is om met de landen rond de Noordzee in het kader van een Europees project afspraken te maken over een gemeenschappelijk netwerk op de Noordzee, om daarmee kosten te besparen, de ontsluiting te verbeteren et cetera. Hij komt eind dit jaar daarover met een rapportage naar de Kamer. Dit onderwerp heb ik zolang als ik in de Kamer zit, dat is ongeveer 4,5 jaar, met de voorgangers van deze minister bediscussieerd. Ik dacht dat de Crisis- en herstelwet bedoeld was om dingen te versnellen. Als nou eind dit jaar blijkt dat we eruit zijn met onze buurlanden maar zelf onze zaakjes nog niet voor elkaar hebben, dan is deze minister toch niet erg handig bezig om het doel van het versnellen dichterbij te brengen?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

De heer Jansen vraagt mij naar de uitkomst van een debat van deze ochtend. Ik weet niet wat daaruit gekomen is, maar ik weet wel dat ik door alle ministeries die te maken hebben met de Crisis- en herstelwet, word begeleid in dit debat. Dat geldt ook voor ELI. Daarmee geef ik aan dat dit ook de lijn is die ELI mij hierin meegeeft. Daarin verschillen wij niet van mening en hebben wij eenheid van beleid. Het is voor mij moeilijk in te schatten of de specifieke discussie van deze ochtend over iets heel anders ging of over hetzelfde.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik concludeer dat voor de tweede keer binnen een week blijkt dat energie geen chefsache is in Nederland. Helaas.

De voorzitter:

De minister vervolgt haar betoog.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik kom nu bij het amendement van de heer Samsom op stuk nr. 12, de vrijstelling van energiebelasting en btw. Als een bewoner in samenwerking met andere medebewoners voor energievoorziening gebruikmaakt van energie die wordt geproduceerd op of in het huis, zou hij daar uiteindelijk geen belasting over moeten betalen. Ik ontraad dit amendement en wel om een aantal redenen. Het voorstel voldoet allereerst niet aan de eis van de Crisis- en herstelwet dat het moet gaan om een innovatieve ontwikkeling en het bestrijden van de economische crisis zonder financiële gevolgen. Het is zeker niet zonder financiële gevolgen, omdat in dit voorstel sprake is van overstimulering.

Voordat u gaat vragen of wij eenheid van beleid hebben, kan ik melden dat mijn collega van Financiën mij dit nadrukkelijk op het hart heeft gedrukt: de fiscale bijdrage zou bij aanvaarding van dit amendement € 0,13 per kilowattuur bedragen; dat is meer dan het hoogste subsidietarief uit de SDE-plusregeling en druist daarmee in tegen het kabinetsbeleid om tegen de laagste kosten duurzame energie te realiseren. Wij denken dat de SDE-plusregeling het geëigende instrument is voor de stimulering van duurzame energie. De SDE-plusregeling beoogt gericht de onrendabele top te subsidiëren; fiscale stimulering op dit vlak gaat sowieso verder en is te generiek. De fiscale regeling heeft een openeindekarakter, de kosten van de faciliteit voor de meter kunnen een veelvoud gaan bedragen van de huidige faciliteit achter de meter.

Wij denken dat het budgettair beslag aanzienlijk groter zal zijn, zeker als je beseft dat het niet alleen hoeft te gaan om een aantal individuele burgers die zich in een coöperatie verenigen. Misschien verenigt een hele stad zich op een geven moment in een coöperatie. Maar wat als bijvoorbeeld wind op zee via een coöperatie onder het bereik van het amendement wordt gebracht? Denk aan een Coöperatie Zeekracht die windmolens op zee wil plaatsen. Dat wordt ook nog eens versterkt door het reële gevaar van weglek van belastinggelden via projecten in het buitenland, omdat de fiscaliteit buitenlandse projecten niet kan uitsluiten. Bij subsidiëring via de SDE-plusregeling kan die subsidie worden beperkt tot alleen binnenlandse projecten.

Dit is ons idee over de financiële kant. Het amendement heeft geen dekking, dus dat maakt de discussie extra lastig. Ik heb ook een aantal andere argumenten. Je kunt je afvragen wat voor verschil het uitmaakt of je het in je eentje achter de meter doet, of met een aantal mensen voor de meter. De gedachte hierachter is dat je deze fiscale behandeling van collectieve opwekking van energie zou kunnen vergelijken met het opwekken van energie achter de meter. Je zou deze collectieve opwekking van energie eigenlijk moeten vergelijken met het opwekken van duurzame energie door een energiebedrijf. De afnemers van die energie moeten ook gewoon energiebelasting betalen. Volgens mij moet je het niet vergelijken met energie achter de meter, maar met energieopwekking door een energiebedrijf waarover vervolgens ook energiebelasting wordt betaald.

De heer Samsom (PvdA):

Ik zal het woord "fatsoenlijk" niet in de mond nemen, maar of de Crisis- en herstelwet is niet goed gelezen of het amendement is niet goed gelezen of beide. De minister vraagt zich af: wat nu als een heel energiebedrijf zichzelf verandert in een coöperatie en daarmee belasting ontloopt? Wat nu als deze truc in het buitenland wordt uitgehaald? Dat zal ik zeggen: dan wordt dit project bij Algemene Maatregel van Bestuur op voordracht van onze minister-president, minister van Algemene Zaken in overeenstemming met onze minister of onze ministers wie het mede aangaat, niet aangewezen. Dat lijkt mij heel eenvoudig. Klaar, opgelost. Wat nu als het niet innovatief is? In de Crisis- en herstelwet is de afwijkingsmogelijkheid op de Elektriciteitswet in verband met salderen expliciet opgenomen omdat het om innovatieve projecten gaat. De minister kan niet beweren dat dit binnen een jaar veranderd is. Ik verzoek haar om het amendement nog eens goed tot zich te nemen of schriftelijk een volledige argumentatie te geven waarom het niet kan, zonder de argumenten die reeds lang door het amendement zijn ondervangen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb het amendement goed bekeken. De heer Samsom pakte een deel van mijn betoog eruit, namelijk de beschrijving van de Crisis- en herstelwet. Hij heeft het deel achterwege gelaten waarin ik aangeef dat ik opwekking van duurzame energie niet via de energiebelasting wil subsidiëren, ook niet als het gaat om projecten die bij AMvB worden aangewezen. Er is gevraagd waarom dit wel geldt voor projecten achter de meter en niet voor projecten voor de meter. Het gebruik van achter de meter opgewekte energie is destijds om praktische redenen vrijgesteld van belasting en niet vanwege ideële motieven. Het was te ingewikkeld om het te berekenen. Dat geldt ook voor de regeling dat achter de meter opgewekte elektriciteit die naar het net wordt doorgeleid, voor de belasting mag worden gesaldeerd met de elektriciteit die via diezelfde meter van het net wordt afgenomen. Dat project is niet bedoeld als subsidie voor duurzame energie, maar dat is om praktische redenen zo vormgegeven. In het verleden is er bewust voor gekozen om duurzame energie te subsidiëren via een specifieke regeling. Op dit moment is dit de SDE-plusregeling.

Er is een aantal voorstellen ingediend bij de staatssecretaris van Financiën in het kader van de Crisis- en herstelwet. Die zijn allemaal afgewezen vanwege de budgettaire consequenties. Daarom heeft Financiën uiteindelijk ook gezegd dat wij dit uit de Crisis- en herstelwet halen want dit klopt niet met het beleid en niet met de budgettaire neutraliteit.

De heer Samsom (PvdA):

Ik weet toevallig een beetje hoe dat salderen tot stand is gekomen, namelijk via het amendement-Samsom/Hessels in de Elektriciteitswet en wel tot twee keer toe. Dat was niet omdat het praktisch niet anders kon. Het gebeurde al jaren en het ging praktisch gewoon helemaal fout. De fracties van het CDA en de PvdA hadden de politieke wens om mensen te stimuleren om hun eigen energie op te wekken. Diezelfde politieke wens leidt ertoe dat dit amendement nu door mijn fractie samen met de fractie van D66 is ingediend. Het heeft dus niets te maken met een praktische werkwijze, maar met de politieke wens om dit te doen. Dit kabinet wenst dit niet. Die argumentatie neem ik niet ter harte, maar die hoor ik wel aan, waarvan akte. Al die andere – ik zal het woord wat ik wilde zeggen vermijden – minder ter zake doende argumenten snijden echt geen hout.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik ben dat niet met u eens. Het politieke verschil van mening is nu helder, maar het gaat mij ook om de procedurele kant. Dit soort amendementen mag niet leiden tot een grootschalige uitrol van projecten. Het gaat om experimenten en dan moet je het niet op deze manier willen regelen.

De heer Samsom heeft vragen gesteld over radarverstoringsgebieden. Voor het beoordelen van radarverstoring zou een regeling worden vastgesteld en dat is inderdaad nog niet gebeurd. De AMvB Ruimte met militaire radars gaat nog voor de zomer de nahangprocedure in. De inwerkingtreding is gepland op 1 oktober 2011. Voor 1 oktober zal dan ook de bijbehorende ministeriële regeling in werking moeten treden waarin het toetsingsregime, het werkingsgebied en de bouwhoogte zijn opgenomen.

Ik ga nu in op het amendement-Van Tongeren op stuk nr. 14 over windmolens op waterkeringen. De kern daarvan is om de vergunning voor de plaatsing van een windturbine op een waterkering te verlenen, tenzij dit de waterveiligheid in het geding brengt. Ik ontraad aanneming van dit amendement. Het is overbodig, want wat mevrouw Van Tongeren ermee beoogt te regelen, namelijk de mogelijkheid van het bouwen van windturbines bij waterkeringen behalve als de veiligheid in het geding is, staat al in de Waterwet, in de beleidsregel voor windturbines en waterstaatswerken en in de keuren van de waterschappen. Ik ontraad aanneming van het amendement dus niet vanwege de inhoud, maar vanwege het feit dat een en ander al is geregeld. De Crisis- en herstelwet hoeft dus niet te worden gewijzigd. Sterker nog, je zou het met dit amendement in twee verschillende wetten regelen en dat maakt het alleen maar ingewikkelder. Op dit moment wordt de beleidsregel geëvalueerd. Daar worden ook de praktijkervaringen van de waterschappen bij betrokken. Wellicht kan mevrouw Van Tongeren bij de evaluatie bekijken of de beleidsregel nog verder moet worden aangepast, waarna de waterschappen dit beleid ook kunnen volgen. Het is uiteindelijk hun bevoegdheid.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik dank de minister voor dit heldere antwoord. Het uiteindelijke doel van de GroenLinks-fractie is natuurlijk dat de mogelijkheden worden benut. De vraag in welke wet het technisch zit, heeft niet mijn hoogste prioriteit. Als het elders goed is geregeld, vraag ik me af waarom ons meerdere klachten bereiken: het zou gigantisch stroperig en lastig zijn. Mijn verzoek aan de minister, dat ik ook in eerste termijn heb gedaan is: kan zij in overleg treden om het wat soepeler voor elkaar te krijgen? Als er wettelijk voldoende grond is om dit te doen, blijft de vraag waarom ons dan zo veel klachten bereiken.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik ben daarover al in gesprek. De Rotterdamse haven heeft bijvoorbeeld aangegeven graag windturbines te willen plaatsen op waterkeringen. Ik ben er ook met mijn eigen ambtelijke apparaat over in gesprek – Rijkswaterstaat heeft er ook een rol in – en met anderen, om te bekijken hoe we dit wel mogelijk kunnen maken. Waarom is het zo lastig? Omdat de zin "de veiligheid mag niet in het geding zijn" vaak betekent dat je andere maatregelen moet nemen om een dijk of waterkering robuust genoeg te maken. En wie bepaalt uiteindelijk of een waterkering robuust genoeg is? Wie draagt de kosten? De discussie gaat vaak eerder daarover dan over het niet willen dat er windturbines op waterkeringen geplaatst worden. Ik ben er dus over in gesprek, in ieder geval in de specifieke cases waarover ik benaderd ben. Over andere gevallen ben ik nog niet benaderd, maar ik ga ervan uit we daarvoor in dezelfde lijn oplossingen proberen te vinden. Ik zeg altijd: probeer dingen mogelijk te maken in plaats van onmogelijk.

Mevrouw Van Tongeren heeft ook gevraagd of ik een gesprek wil voeren met de branche en de provincies over windenergie, om een aantal discussies over ruimte voor windenergie los te trekken. De minister van ELI voert natuurlijk de gesprekken over windenergie met de branche. Ik heb wel onlangs met het IPO overlegd over ruimte voor windenergie, omdat wij een rijkstaak zien boven een bepaalde hoeveelheid watt en wij met de provincies aan het verkennen zijn waar de ruimte gevonden moet worden. De provincies hebben mij gezegd daar actief aan mee te willen werken en dat ook vast te leggen in de structuurvisie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik was in mijn eerste termijn waarschijnlijk op dit punt niet helder genoeg, omdat ik nog zat te bedenken wanneer ik in hemelsnaam vragen gesteld zou hebben over de Parkstadring. Eigenlijk wilde ik het volgende vragen. Provincies die geen inpassingsplan maken voor de plaatsing van windmolens, beroepen zich vaak op het feit dat het Rijk geen norm voor de provincies heeft vastgesteld. Ik lees voor: artikel 9 van de Elektriciteitswet legt die bevoegdheid neer bij het Rijk.

Mijn vraag aan de minister is: kan zij toezeggen dat de regering zo snel mogelijk, maar bij voorkeur voor het eind van dit jaar, de minimale prestatienormen vaststelt?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Nee, want ik kan helemaal niet overzien wat mevrouw Van Tongeren mij nu vraagt te doen. Ik kan dat dus niet toezeggen in dit debat.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Oké, dan probeer ik op diezelfde vraag op een andere wijze nog terug te komen. Misschien dien ik ook een motie in op dit punt.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb ruime kennis, maar heb me vandaag toch vooral op dit wetsvoorstel voorbereid en kan u geen antwoord op uw vraag geven.

Voorzitter. Daarnaast vroeg mevrouw Van Tongeren mij of ik kon bekijken of bestemmingsplannen meer geflexibiliseerd konden worden zodat herbestemming mogelijk was. Een van de dingen waar we nu mee bezig zijn in het kader van omgevingsrecht, is zulke zaken regelen. Denk aan de wijziging van een vaststaand bestemmingsplan, die nu een halfjaar duurt, maar die je in acht weken gedaan moet kunnen krijgen als je iets een andere bestemming wilt geven, zodat je vrij snel kunt inspelen op actualiteit en innovaties. Denk aan het verruimen van de tijd dat je een monumentaal pand een andere bestemming kunt geven; dat is nu vijf jaar, maar we denken erover om dat naar vijftien jaar te brengen, zodat je bedrijven langere tijd in zo'n pand kunt huisvesten, aangezien een investering voor vijf jaar te kort is. Dit zijn enkele voorbeelden van zaken waar we mee bezig zijn.

Het amendement van mevrouw Van Tongeren over de minimale energieprestatiecoëfficiënt (epc) gaat over de waarde die deze ten hoogste mag hebben in het bouwbesluit. Mevrouw van Tongeren stelt voor om vast te stellen welke waarde de epc ten minste moet hebben. Ik ontraad dit amendement, want het veroorzaakt een lokale kop bovenop de landelijke regelgeving. Het besluit uit 2003 stelt immers landelijke uniforme eisen en als een gemeente strengere eisen kan gaan stellen aan de minimale epc, kan de epc-eis in de ene gemeente anders zijn dan in de andere. Dat vind ik ongewenst.

Mevrouw Van Tongeren heeft verder gevraagd of schone innovaties centraal kunnen worden gesteld bij toekomstige wijzigingen in de Crisis- en herstelwet. De experimenteerbepaling uit de Crisis- en herstelwet is reeds uitsluitend bedoeld voor innovatie ten bate van duurzaamheid.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Ik heb even nagedacht of ik moet antwoorden op de beantwoording van de minister. Ik doe dat toch, om de volgende reden. Enige maanden geleden hield ik in dit huis, in deze zaal, een betoog over het feit dat wij voor onze energietoekomst het eens moeten kunnen opbrengen om samen te werken over de traditionele scheiding tussen links en rechts heen. Ons energiebeleid heeft in de afgelopen vijftien jaar namelijk niet het meest te lijden gehad van links beleid of rechts beleid, maar van de afwisseling tussen steeds weer ander beleid. Ik hield dus dat betoog en het kon op steun rekenen, niet alleen vanuit de Kamer, maar ook vanuit vak-K.

Daarom koos ik bij de Crisis- en herstelwet twee onderwerpen waarvan ik weet dat er Kamerbrede steun voor is: de motie om Net op Zee verder te onderzoeken, die door vrijwel de gehele Kamer is aangenomen, en de motie om te bekijken of zelflevering mogelijk is, die ook door vrijwel de gehele Kamer is ondersteund. Die twee onderwerpen koos ik met de gedachte: als wij ons energieprobleem, een van de grootste problemen van deze en volgende generaties, willen oplossen, moeten wij bereid zijn om over onze eigen schaduw naar elkaar toe te stappen. Dat is vanavond niet gelukt en dat vind ik zonde, maar ik constateer dat het niet anders is. Ik kan nog een tijdje gaan kibbelen over het feit dat getijdenenergie wel degelijk goedkoper dan offshore windenergie, zoals de Neptune-centrale inmiddels allang laat zien, en nog een paar dergelijke dingen, maar ik geloof niet dat de minister daar behoefte aan heeft en ik heb het eigenlijk ook niet. Ik had behoefte aan een samen optrekken naar een duurzame energietoekomst, een toekomst die we allemaal voor ons zien en later aan onze kinderen willen uitleggen. Vanavond is dat niet gelukt; morgen weer proberen!

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Onze fractie was al niet enthousiast over de Crisis- en herstelwet en is nog een stuk minder enthousiast over het permanent maken van onderdelen van de Crisis- en herstelwet. Zonder evaluatie weet men eigenlijk al dat wij dit gaan doen. Dat stemt mij wat verdrietig. Ik probeer mij dan aan de groene grassprietjes van het duurzame deel ervan vast te houden, maar ik ben ervan overtuigd dat Nederland in Europa die transitie naar groen en schoon snel moet maken. Dit zou een instrument zijn waar veel meer uit te halen is dan een aantal van de groene projecten die genoemd zijn. Daarover ben ik enigszins teleurgesteld.

Ik heb geen amendementen ingediend over de energieprestatiecoëfficiënt – daar was even wat verwarring over, zoals ik de heer Aptroot al verteld heb – maar ik heb er wel een motie over voorbereid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Bouwbesluit een energieprestatiecoëfficiënt stelt voor nieuwbouw;

overwegende dat er gemeenten zijn die bij hun vergunningverlening verder willen gaan dan de nationale energieprestatiecoëfficiënt;

overwegende dat het van belang is om groene innovatie en energiebesparing te stimuleren;

verzoekt de regering, het Bouwbesluit zodanig aan te passen dat gemeenten in hun vergunningverlening verder kunnen gaan dan de nationale energieprestatiecoëfficiënt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (32588).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben blij dat de minister op verschillende manieren in overleg is om te bekijken hoe de realisatie van windenergie versneld kan worden. Toch heb ik op dit punt een motie voorbereid. Hopelijk vindt de minister dit ondersteuning van beleid dan wel een steuntje in de rug om het overleg en de vastlopende processen rond windenergie vlot te trekken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Crisis- en herstelwet bepalingen zijn opgenomen om de uitrol van windenergie te versnellen;

overwegende dat veel windprojecten nog steeds vastlopen in lange procedures;

verzoekt de regering, in overleg met de windenergiesector en de medeoverheden te onderzoeken hoe de vergunningverlening voor windenergieprojecten versneld en verduidelijkt kan worden en de uitkomsten daarvan mee te nemen in toekomstige aanpassingen van de Crisis- en herstelwet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (32588).

U handhaaft uw amendement? Ik stel u die vraag omdat u een motie indient met ongeveer dezelfde strekking.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Volgens mij hebben wij het amendement over de energiecoëfficiëntie ingetrokken. Dat hebben wij al voor aanvang van de vergadering gedaan, tenzij er elektronisch iets is misgegaan.

De voorzitter:

Dan is het nu in ieder geval helder.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Ik ga in op de laatste twee sprekers. De heer Samsom heeft geen vraag gesteld maar veel meer een cri du coeur geslaakt ten aanzien van zijn tussendoortje, zoals hij deze belangrijke wet noemt.

Ik heb aangegeven hoe het kabinet er inhoudelijk in zit. Als de heer Samsom het gevoel heeft dat er Kamerbrede steun verleend gaat worden aan de ingediende amendementen omdat hij andere signalen heeft gekregen, dan zullen we dat vanzelf merken bij de stemming. Ik probeer toch iedere keer inhoudelijk weer te geven wat wij willen. Wij hebben ook een duurzame doelstelling. Wij willen die alleen op een andere manier invullen. Ik doe dit ook graag gezamenlijk. Laten wij dus in ieder geval samenwerken op die onderdelen waarover wij het eens zijn.

Ik kom op de moties van mevrouw Van Tongeren. Ik meende inderdaad dat haar eerste motie een amendement was. Waarschijnlijk was het in de verzending nog niet helemaal goed gedaan. Over de motie op stuk nr. 17 van het lid Van Tongeren geef ik hetzelfde antwoord als net, namelijk dat ik geen lokale kop bovenop de landelijke regelgeving wil, waarmee verschil tussen gemeenten wordt gecreëerd. Ik ontraad dus de motie.

De motie op stuk nr. 18 verzoekt de regering om in overleg met de windenergiesector en de medeoverheden te onderzoeken hoe de vergunningverlening voor windenergieprojecten kan worden versneld en verduidelijkt. Deze motie zie ik als ondersteuning van ons beleid. Wij vinden het ook belangrijk dat die procedures worden versneld. De rijkscoördinatieregeling uit de Elektriciteitswet voorziet ook al in een forse versnelling van de procedures. Mevrouw Van Tongeren vroeg zich af of ik daarnaar enthousiast zou kijken. Dat doe ik ook.

Daarmee ben ik aan het eind gekomen van mijn beantwoording.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de leden en de minister voor hun inbreng deze avond.

Sluiting 22.50 uur.

Naar boven