21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 639 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 september 2012

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hebben enkele fracties de behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, ten behoeve van de Landbouw- en Visserijraad d.d. 24-25 september 2012. De volledige agenda is opgenomen aan het eind van dit verslag.

De op 14 september 2012 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van 18 september 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, P. Jansen

De adjunct-griffier van de commissie, Schüssel

Inhoudsopgave

 
     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

5

 

Vragen van de leden van de CDA-fractie

6

 

Vragen van de leden van de SP-fractie

9

 

Vragen van de leden van de D66-fractie

11

 

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

13

 

Vragen van de leden van de SGP-fractie

19

 

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

20

II

Antwoord / Reactie van de staatssecretaris

24

III

Volledige agenda

51

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze leden hebben de volgende vragen en opmerkingen.

Artikel 68

De leden van de VVD-fractie lezen dat met ingang van dit jaar het onderdeel «Stimulering managementmaatregelen dierenwelzijn» vanwege technische uitvoeringsproblemen is stopgezet. Kan de staatssecretaris toelichten wat hij verstaat onder «technische uitvoeringsproblemen»? Welke maatregelen heeft hij genomen om de problemen op te lossen? Waarom heeft de staatssecretaris besloten om dit budget in te zetten voor de «Investeringsregeling duurzame stallen» en de «Subsidieregeling diervriendelijk produceren»? Kan de staatssecretaris een stand van zaken geven met betrekking tot deze regelingen en een overzicht van het aantal (gehonoreerde) aanvragen plus het (toegezegde) bedrag?

De leden van de VVD-fractie lezen dat het budget voor de maatregel «Precisielandbouw en milieuvriendelijke bewaarplaatsen» wordt verhoogd met 2,2 miljoen euro naar in totaal 12,2 miljoen euro. Waarom vindt de staatssecretaris het noodzakelijk om het budget van deze maatregel te verhogen? Is bijvoorbeeld onderuitputting hiervan de reden? Zijn deze verhoogde middelen direct inzetbaar in Nederland?

Deelt de staatssecretaris de opvatting van de leden van de VVD-fractie dat verduurzaming van de landbouwsector een taak van de mark is? Zo nee, waarom niet?

Vlas- en vezelteelt

De leden van de VVD-fractie lezen dat de financiering van de steun aan de vlas- en vezelverwerkers van 0,93 miljoen euro wordt gerealiseerd door een verlaging van het budget voor de brede weersverzekering. Aanvankelijk werd het budget voor de brede weersverzekering verhoogd van 5,6 miljoen euro in 2012 naar 7,6 miljoen euro in 2013. Deze leden lezen verder dat er op basis van de ervaringen van de afgelopen jaren met betrekking tot het aantal aanvragen en de hoogte van de verstrekte steun voldoende middelen zullen overblijven ondanks de verlaging van het budget. Welke aanleiding heeft de staatssecretaris destijds doen besluiten om het oorspronkelijke budget van 5,6 miljoen te verhogen naar 7,6 miljoen euro? En wat is nu de aanleiding om de steun aan de vlas- en vezelverwerkers te financiering uit dit budget?

Cypriotisch Voorzitterschap

De leden van de VVD-fractie lezen dat de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) een belangrijk onderdeel is van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014 – 2020 van de EU. Het Cypriotisch voorzitterschap heeft hier tijdens de zomer gesprekken over gevoerd. Het voorzitterschap heeft de conclusie getrokken dat het totale MFK-uitgavenniveau zoals voorgesteld door de Europese Commissie omlaag moet, dat alle begrotingshoofdstukken daaraan moeten bijdragen en dat dit dus ook geldt voor beide pijlers van het GLB. Volgens het voorzitterschap zal een discussie gevoerd moeten worden, welke pijler prioriteit heeft over de andere. Deelt de staatssecretaris de opvatting van de leden van de VVD-fractie dat de eerste pijler prioriteit heeft ten opzichte van de tweede pijler en dat de eerste pijler zoveel mogelijk worden ontzien wat betreft de korting? Zo nee, waarom niet? Wat gaat de staatssecretaris hier concreet aan doen?

Het voorzitterschap is voorstander van een grotere flexibiliteit tussen de pijlers van het GLB, waarbij fondsen mogelijk in richtingen tussen de pijlers verschoven zouden moeten kunnen worden. Wat is de opvatting van de staatssecretaris hierover? Welke (financiële) gevolgen heeft een grotere flexibiliteit tussen de pijlers voor de Nederlandse boer? Deelt de staatssecretaris de opvatting van de leden van de VVD-fractie dat een grotere flexibiliteit tussen de pijlers onwenselijk is als blijkt dat wij ten koste hiervan moeten inleveren op de eerste pijler?

GLB-wetgevingsvoorstellen in het Europees Parlement

De leden van de VVD-fractie lezen dat de rapporteur geen voorstander is van een Europees keuzemenu voor de vergroening. Kan de staatssecretaris aangeven waarom de rapporteur geen voorstander is van een dergelijk keuzemenu? Welke voorstellen heeft de rapporteur op dit punt dan wel voor ogen? Verwacht de staatssecretaris dat het Europees Parlement het standpunt van de rapporteur overneemt? Wat zou dit kunnen betekenen voor de onderhandelingen tussen de Europese Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement? Welke invloed heeft de opstelling van de rapporteur op het Nederlandse standpunt? Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij zich in Brussel blijft inzetten voor een (Europees) keuzemenu? Zo nee, waarom niet? Deelt de staatssecretaris de mening van de leden van de VVD-fractie dat de invulling van een dergelijk menu overgelaten kan worden aan de ondernemers zelf bijvoorbeeld via bedrijfscertificering en dat de overheid hier geen sturende rol in heeft? Zo nee, waarom niet? Deelt de staatssecretaris de opvatting dat de huidige voorstellen van de Europese Commissie zoals het 7% braakleggen van goede landbouwgronden, gewasdiversificatie en permanent grasland veel te vergaand zijn met het oog op de steeds meer toenemende vraag naar voedsel uit de wereld? Kan de staatssecretaris aangeven op welke manier hij zich de afgelopen periode verzet heeft tegen de voorgestelde maatregelen? Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij ook de komende tijd zich met hand en tand zal verzetten tegen de voorliggende maatregelen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie lezen met belangstelling dat het Europees Parlement geneigd is te kiezen voor een vergroeningsbetaling die los staat van de basispremie. De leden van de VVD-fractie hebben hier ook altijd voor gepleit in het debat en zijn verheugd met de steun uit het Europees Parlement. Is de staatssecretaris bereid om zijn standpunt hierover te herzien gezien de opstelling van het Europees Parlement? Kan de staatssecretaris aangeven welke landen nog meer voorstander zijn van een loskoppeling van de basis- en de vergroeningspremie?

De leden van de VVD-fractie lezen dat waar het gaat om de voorstellen met betrekking tot het markt- en prijsbeleid de EP-rapporteur neigt naar meer marktbescherming en marktmacht voor producenten. De leden van de VVD-fractie vinden dat hier ook in Nederland beter naar gekeken moet worden, zeker naar aanleiding van de ontwikkelingen van deze week waarin Albert Heijn heeft gemeld dat zij van plan is al haar leveranciers met 2% te korten. Hoe verhoudt dit zich met de Nederlandse- en Europese mededingingsregels? Wat is de het standpunt van de staatssecretaris hierover? Welke stappen heeft de staatssecretaris inmiddels genomen naar aanleiding van de motie van het lid Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 33 000-XIII nr. 136)? Welke andere maatregelen kan de staatssecretaris binnen de bestaande regelgeving nog nemen?

Groepshuisvesting Varkens

Frankrijk heeft een bedrag van 10 miljoen beschikbaar gesteld voor de varkenshouderij. Dit is bedoeld om de invoering van de groepshuisvesting soepel te laten verlopen en klaar te zijn voor 1 januari 2013. Is staatssecretaris niet van mening dat gezien het garanderen van een gelijk speelveld en de slechte economische situatie in de varkenshouderij de afgelopen jaren, dit een vorm van concurrentievervalsing is? De leden van de VVD-fractie willen in dit kader nogmaals benadrukken dat steun en hulp van de staatssecretaris nodig is met betrekking tot de ruimtelijke ordeningsproblemen die er zijn voor een groep varkenshouders. Die dreigen hierdoor namelijk de deadline van 1 januari 2013 niet te kunnen halen. Is de staatssecretaris bereid om deze groep varkenshouders uitstel te geven zoals deze leden al eerder hebben gevraagd in schriftelijke vragen waar overigens nog geen antwoord op is gekomen.

Zeedagen

De Nederlandse vloot heeft een tekort aan zeedagen om haar quota voor Noordzee schol en Noordzee kabeljauw op te kunnen vissen. Dit heeft ongewenste gevolgen omdat vissers moeten terugvallen op het vissen met kleinere mazen of de boomkorvisserij terwijl het vissen met grotere mazen en de pulskor de voorkeur verdient vanuit duurzaamheidsoverwegingen.

De leden van de VVD-fractie roeptende staatssecretaris hierbij op om zich in te zetten voor uitbreiding van het aantal zeedagen.

Is de staatssecretaris het met de leden eens dat het huidige systeem van zeedagen de genoemde ongewenste gevolgen heeft? Zo nee, waarom niet? Is de staatssecretaris bereid om zich in te zetten voor een uitbreiding van het aantal zeedagen?

De staatssecretaris noemt het teleurstellend dat de Commissie geen voorstel voor de tweede fase van het Noordzeeschol- en tongplan aankondigt en gaat hierover in gesprek met de Commissie. De leden van de VVD-fractie vinden dit ook zeer teleurstellend omdat deze tweede fase gepaard zal gaan met een discussie over de door deze leden gewenste herziening van de zeedagenregelingen. Waarom kondigt de Commissie geen voorstel aan voor de tweede fase? Is de staatssecretaris bereid zich hier hard voor te maken?

De staatsecretaris geeft aan dat de totstandkoming van een nieuwe kaderverordening vertraging heeft opgelopen. De leden van de VVD-fractie vinden het jammer dat deze zo nodige herziening op zich laat wachten, zeker omdat hierdoor de mogelijke volledige toelating van de visserij met de puls ook wordt uitgesteld. Wat zijn de redenen van de vertraging? Is de staatssecretaris bereid om zich in te zetten voor in ieder geval een tussentijdse uitbreiding van de visserij met de puls? Voor welke aanpassingen in de nieuwe kaderverordening heeft de staatssecretaris zich ingezet of gaat hij zich inzetten?

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben de volgende opmerkingen bij de Geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad 24 en 25 september 2012, bij de Kwartaalrapportages Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en bij de Haaienbrief.

Geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad 24 en 25 september 2012

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

De leden van de PvdA-fractie steunen de lijn dat de visserijsector op termijn onafhankelijk zal moeten zijn van subsidies en dat de sector zich moet ontwikkelen naar een innovatieve, duurzame en economisch zelfstandige sector. Echter, zij zien in deze ontwikkeling juist een rol weggelegd voor de kleinschalige visserijen, die om de omslag naar innovatief en duurzaam te kunnen maken grotere barrières moeten overwinnen voor het financieren van deze vernieuwing dan de grootschalige visserij. Juist daarom kunnen de leden van de PvdA-fractie wel begrip opbrengen voor het voorstel om de kleinschalige visserijen meer te bevoordelen. Dan kan de opstelling dat subsidies niet mogen discrimineren er juist voor zorgen dat de verschillen tussen klein en groot qua innovatiekracht, verduurzaming en zelfstandigheid vergroot worden. Dat terwijl kleinschalige visserijen een grote rol kunnen spelen in de lokale economie en het vasthouden van de culturele identiteit. De leden van de PvdA-fractie benadrukken dat juist de kleinschalige visserijen in breder perspectief dan visserij alleen bezien moeten worden.

GLB in Meerjarig Financieel Kader (MFK)

De leden van de PvdA-fractie steunen de inzet om € 100 miljard minder uit te geven in het kader van het MFK 2014–2020. Voor de leden van de PvdA-fractie is van belang dat daarbij de onderzoek- en innovatiebudgetten worden ontzien. De leden verwijzen daarbij naar de aangenomen motie van het lid Lucas c.s. 33 000 VIII, nr. 84, waarin de regering verzocht wordt te pleiten voor verlaging van de landbouwfondsen en de Europese investeringen voor onderwijs, onderzoek en innovatie te ontzien. Deze dragen immers bij aan meer banen en versterking van de concurrentiepositie. Kan de staatssecretaris bevestigen dat hij de motie van het lid Lucas c.s. zal uitvoeren en zal aandringen op het korten op het GLB en niet op onderzoek, innovatie en onderzoek?

Vanuit de wens om de inkomenssubsidies op termijn af te bouwen gaat de voorkeur van de leden van de PvdA-fractie er naar uit de kortingen te beperken tot pijler 1. En pijler 2, waarmee wordt geïnvesteerd in natuur, landschaps- en milieuaspecten, te ontzien. Bovendien heeft geld in pijler 2 een multiplier-effect doordat dit gecofinancierd wordt door de lidstaten.

Artikel 68

Wat betreft besteding van artikel 68 zijn de leden van de PvdA-fractie onaangenaam verrast. Waar de leden van de PvdA-fractie voorstander zijn van maximaal gebruik van de mogelijkheden van artikel 68, zouden deze leden deze vooral in willen zetten voor landschappelijke maatregelen, niet voor een subsidie van bijna € 1 miljoen aan de vezelverwerkende sector.

Kan de staatssecretaris toelichten waarom het programma stimulering management-maatregelen dierenwelzijn onuitvoerbaar is gebleken? Waarom is er niet voor gekozen de vrijvallende middelen te besteden aan innovatie? Kan de staatssecretaris uitsluiten dat deze € 1,5 miljoen terecht komt bij de bouw van megastallen? Dezelfde vraag zouden deze leden willen stellen ten aanzien van vrijvallende middelen voor de risicoverzekering van € 12,2 miljoen. Ook daarbij zou in de ogen van deze leden de motie van het lid Lucas c.s. van toepassing moeten zijn waarbij onbenutte gelden zouden moeten worden ingezet voor innovatie, onderwijs en onderzoek. Kan de staatssecretaris uitsluiten dat er nu met belastinggeld mestopslag wordt gebouwd?

Kwartaalrapportage GLB

De leden van de PvdA-fractie lezen in de kwartaalrapportage GLB een neiging naar het scheiden van directe betalingen en milieu/vergroeningsmaatregelen. Het zou in de ogen van de leden van de PvdA-fractie geen goede zaak zijn als de eisen van cross-compliance zover «vereenvoudigd» worden, dat het voldoen aan de minimale wettelijke kaders als genoeg is voor het ontvangen van subsidie. Dit achten deze leden niet eerlijk naar die boeren die géén inkomenssubsidie ontvangen en aan precies dezelfde eisen zouden moeten voldoen. De gedachte om de eisen voor cross-compliance te koppelen aan duurzaamheidscertificaten zouden de leden van de PvdA-fractie een stap in de goede richting vinden. Zij geven de regering in overweging om een sterrensysteem hierin op te nemen waarin in de loop der tijd méér sterren vereist zijn om nog voor subsidie in aanmerking te komen. De leden van de PvdA-fractie vinden dat zogenaamde historische rechten zo snel mogelijk moeten verdwijnen en zouden geen voorstander zijn voor nog langere overgangsperiodes.

Kwartaalrapportage GVB

De leden van de PvdA-fractie hebben enige vragen over de aanpak van de illegale verkoop van vis. Kan de staatssecretaris toelichten hoe de baglimiet het probleem bij de bron aanpakt, als de controle op stroperij door douane en politie niet verder geïntensiveerd wordt? Hoe wordt voorkomen dat de baglimiet slechts een regel op papier is, die in de praktijk niet gecontroleerd wordt? Zal niet eerst de controle op stroperij verbeterd moeten worden, waarbij dan het instellen van deze limiet één van de maatregelen, maar zeker niet de enige maatregel is?

Haaienbrief

De leden van de PvdA-fractie ondersteunen het voornemen om een verzoek aan de Europese Commissie te doen om het haaienactieplan uit 2009 te evalueren en waar nodig aanvullende acties te ondernemen.

De staatssecretaris geeft aan dat verschillende lidstaten het Memorandum of Understanding ter bescherming van migrerende haaien hebben ondertekend en dat hierdoor op de verschillende maatregelen op termijn zullen doorwerken in het GVB. Kan de staatssecretaris aangeven of in dit proces nog versnelling mogelijk is?

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Artikel 68

Waar komen de middelen ter financiering van de aanpassing van de inzet van artikel 68 vandaan? Waarom deze aanpassingen? Is hier sprake van overheveling van geld van de eerste pijler naar de tweede? De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat hier twee risico’s aan kleven. Het eerste is dat Nederland dan straks, als dat gebeurt, zelf niet gaat cofinancieren. Het tweede is dat het kan worden gebruikt door lidstaten als dekking voor eigen tekorten. Beide lijken de leden van de CDA-fractie reden om uiterst terughoudend te zijn. In het voortgangsverslag komt flexibilisering van de pijlers al dan niet met cofinanciering echter akelig vaak terug. Graag ontvangen deze leden een reactie hierop.

De staatssecretaris meldt dat het onderdeel stimulering managementmaatregelen dierenwelzijn is stopgezet wegens technische uitvoeringsproblemen. Wat houdt dat in?

Voortgangsrapportage GLB

Allereerst vragen de leden van de CDA-fractie of de staatssecretaris zodra er over de rapporten met betrekking tot het GLB in het Europees Parlement (EP) plenair is gestemd daarop een kabinetsreactie de Kamer kan doen toekomen? De staatssecretaris geeft aan dat het EP in meerderheid gecharmeerd blijkt te zijn van een bredere toepassing van begrip «green by definition» (o.a. met behulp van «duurzaamheidscertificaten» en de (substantiële) deelname aam landbouwmilieumaatregelen op bedrijfsniveau). Welke meerderheid is dat dan en waartoe behoort Nederland? Welke rol ziet het EP weggelegd voor groepen boeren (collectieven) bij de aanwijzing van ecologische aandachtsgebieden en op welke gebieden doelt men dan? Op welke wijze toont het EP sympathie voor de positie van jonge en kleine boeren? En op welke wijze heeft men begrip voor de nationale/regionale diversiteit tussen en binnen lidstaten? Wat is de reden dat de rapporteur geen voorstander is van een (Europees) keuzemenu voor vergroening? Is de <<green by definition>> weg c.q. Nederlandse inzet dan überhaupt wel realistisch?

Waar het gaat om de voorstellen met betrekking tot het markt- en prijsbeleid neigt de EP-rapporteur naar meer marktbescherming en marktmacht voor producenten, waarbij de rapporteur soms verder lijkt te gaan dan de voorstellen van de Europese Commissie. Waarom is dat? En op welke wijze is hierover contact met het Dictoraat-Generaal Competition?

Plantgezondheid

Afgelopen periode is Nederland opgeschrikt door de opkomst van boktorren. Hoe beoordeelt de staatssecretaris het recent uitgekomen onderzoek in China van de Food and Veterinary Office (FVO) n.a.v. de boktorproblematiek in Boskoop? Is een opheffing van het importverbod wel gerechtvaardigd? Welke acties onderneemt de staatssecretaris in de EU? Wat is de stand van zaken van het plantgezondheidsfonds in Nederland en welke ontwikkelingen lopen er op EU-niveau?

Groepshuisvesting varkens

Hoe is de naleving op Europees niveau ten aanzien van de verplichting groephuisvesting varkens, zo vragen de leden van de CDA fractie naar aanleiding van diverse signalen uit de sector. Klopt het dat Frankrijk een bedrag van € 10 miljoen beschikbaar heeft gesteld voor de varkenshouderij (zie http://agriculture.gouv.fr/Hausse-des-prix-des-cereales-Plan,18189)? Zijn er andere lidstaten met dergelijke acties? Deelt de staatssecretaris de mening dat gezien het garanderen van een gelijk speelveld dit een vorm van concurrentievervalsing is? Welke acties worden ondernomen richting de bevoegde gezagen welke te maken hebben met ondernemers die bij de omschakeling naar groepshuisvesting vastlopen in ruimtelijke ordeningswetgeving en daardoor de deadline van 1 januari 2013 niet lijken te halen? Graag een reactie hierop.

EFMZV

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de ambities voor het hervormen van het GVB dusdanig zijn dat het budget van belang is. Welke acties onderneemt de staatssecretaris in de GVB-discussie om te komen tot een maximale benutting van de EU-middelen voor de innovatie en verduurzaming van de visserijsector? De leden van de CDA-fractie blijven van mening dat het kabinet moet inzetten op een gelijkblijvend percentage, te weten 1,13%, plus een top-up voor innovatie op het terrein van duurzaamheid. Ook vragen de leden van de CDA-fractie hoe het staat met de vorderingen ter uitvoering van de motie van het lid Koppejan c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 606) met betrekking tot impact assessment? Graag een reactie hierop van de staatssecretaris.

Zeedagen

In het kader van de discussie over de meerjarenplannen in het algemeen, en het vigerende kabeljauwherstelplan in het bijzonder, hebben de leden van de CDA-fractie aan de staatssecretaris gevraagd om in het overleg het voorstel te doen tot een pauze in het automatisch korten van zeedagen nu de hele discussie in een patstelling is gekomen door de interpretatie verschillen over de toepassing van het Verdrag van Lissabon. Wat is de stand van zaken? De staatssecretaris gaf aan dat hij in het kader van het tong- en scholplan toe werkt aan een oplossing voor 2013, met in elk geval geen verdere krimp in dagen. Wat is de stand van zaken? Deelt de staatssecretaris de mening dat het knellende regime van zeedagen de transitie van de Nederlandse vloot hindert? Maakt de staatssecretaris maximaal gebruik van de door Brussel aangereikte beleidsvrijheid van de lidstaat Nederland? Zo nee, waarom niet?

Bijvangst

Hoe verloopt op dit moment het overleg tussen de staatssecretaris en de visserijsector, o.a. over de wijze waarop vanuit Nederland het beste praktische invulling kan worden gegeven aan de aanlandingsplicht? De Kamer heeft 6 juni jl. middels de motie van het lid Koppejan c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 606) de regering opgeroepen tot dit overleg met alle relevante stakeholders voor de herziening van het Europees Visserijbeleid. Wat is er sindsdien aan overleg geweest met de visserijsector, wat is de stand van zaken en hoe ziet het Europese speelveld er op dit vlak uit?

Vangstmogelijkheden 2013

De Commissie heeft voorstellen gedaan om Total Allowable Catches (TAC’s) in te gaan stellen voor een aantal belangrijke bijvangstsoorten zoals zeebaars en rode mul. Kan de staatssecretaris aangeven op basis van welke gegevens deze TAC’s opgesteld worden? Deelt de staatssecretaris dat het onverhoeds instellen van TAC’s op basis van aanvoergegevens uit het verleden zomaar kan leiden tot onnodige quotarestricties met het creëren van discards tot gevolg? Deelt de staatssecretaris de mening van de leden van de CDA-fractie dat eerst onderzoek moet komen hoe deze bestanden zich ontwikkelen, vervolgens de discussie of beheersmaatregelen nodig zijn en dan een besluit over welke beheersmaatregelen gewenst zijn? Graag een reactie hierop van de staatssecretaris.

Fiche inzake verordening technische maatregelen bescherming mariene organismen

Klopt het dat de feitelijke herziening van deze belangrijke verordening is uitgesteld tot na de herziening van de het GVB? Is de staatssecretaris bereid zich in te zetten voor verlenging van de huidige verordening?

GVB

Kan de staatssecretaris zodra er over de rapporten met betrekking tot het GVB in het Europees Parlement plenair is gestemd daarop een kabinetsreactie aan de Kamer doen toekomen? De staatssecretaris heeft de Kamer voor het zomerreces geïnformeerd dat er dit najaar een EU-conferentie over pulskorvisserij zou worden georganiseerd, waar de staatssecretaris de Kamer nog nader over zou informeren. Wat is de stand van zaken?.

Mauritanië

Vindt de staatssecretaris het niet betreurenswaardig dat er in de nieuwe overeenkomst met Mauritanië niets is afgesproken over hoe ook de Europese Unie (de industrie samen met de overheidsinstellingen) haar kennis over duurzame visserij kan delen met Mauritanië om zo te komen tot goed bestandsbeheer in de Mauritaanse wateren? Is de staatssecretaris bereid zich hiervoor Europees actief in te zetten? Valt dergelijk beleid niet onder extern GVB beleid?

De Europese Rekenkamer heeft kritische rapporten opgesteld over de kosten van de visserijakkoorden in vergelijking met de benutting ervan. Hoe kan de Commissie het huidige akkoord in het licht hiervan rechtvaardigen? Kan de staatssecretaris toelichten of het klopt dat de vangstmogelijkheden voor Europese vissers beschikbaar komen, nadat niet alleen de vangsten van de lokale vissers, maar ook die van hun niet-Europese concurrenten ervan zijn afgetrokken? Deelt de staatssecretaris de mening dat de Europese Commissie daarmee haar eigen vloot achterstelt en Nederland met haar opstelling ten opzichte van de internationale visserij aan «zelfkastijding» doet? Graag een reactie hierop van de staatssecretaris. Is de staatssecretaris bereid, met het voorafgaande in overweging, alsnog de overeenkomst tegen het licht te houden?

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie maken zich grote zorgen over de situatie in de melkveehouderij. Sinds er toegewerkt wordt naar afschaffing van de melkquotering is duidelijk dat er schaalvergroting plaatsvindt en dat er massaal voorbereidingen tot schaalvergrotingen plaatsvinden. Hierdoor stijgt de productie en zal de productie met het vervallen van de melkquotering ineens veel harder stijgen. Gevolg zal zijn dat er overproductie komt, dat de melkprijs instort en dat er een golf van faillissementen plaatsvindt die tevens een stap richting megastallen en minder weidegang inhoudt. De leden van de SP-fractie dringen er dan ook op aan om de melkquotering in stand te houden en ook niet alvast af te bouwen. Is de staatssecretaris bereid dit te bepleiten? Is de staatssecretaris bereid in gesprek te treden met de Nederlandse Melkveehouders en andere organisaties om hier overleg over te plegen? Erkent de staatssecretaris dat de tekenen tot schaalvergroting en overproductie zich reeds aandienen?

De leden van de SP-fractie constateren dat de teelt van vezelgewassen als vlas een belangrijke pijler is in de lokale economie van economisch achtergebleven gebieden in Zeeland. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat vezelgewassen een milieuvriendelijk alternatief zijn voor kunsstofvezels. Daarnaast zijn momenteel een aantal innovaties gaande waardoor teelt van vezelgewassen in de toekomst mogelijk kansrijker zal zijn als economisch zelfstandige sector. Om voorgenoemde redenen zijn de leden van de SP-fractie van mening dat tijdelijke steun aan de vezelteelt op zijn plaats is. In de visie van de leden van de SP-fractie is langdurige inkomenssteun niet op zijn plaats en het beleid tot ontkoppeling terecht. Maar kortjarige steun waarbij de komende jaren de innovatieve ontwikkelingen worden gesterkt, kan de sector het zetje geven naar de economische zelfstandigheid die nodig is.

De leden van de SP-fractie hebben er absoluut geen begrip voor dat de post stimulering management maatregelen dierenwelzijn niet is uitgevoerd. Waarom is hier niet op ingezet? Wat waren de technische uitvoeringsproblemen? Kan de staatssecretaris een overzicht geven van de subsidie en stimuleringsprogramma’s voor het ontwerp en de uitrol van diervriendelijke en duurzame stalconcepten?

De leden van de SP-fractie informeren graag naar het verdere besluitvormingstraject inclusief tijdsplanning van de glyfosaat-resistente Round-up Ready sojaboon na de beoordeling door de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA). Ook informeren de leden van de SP-fractie graag naar de te verwachten procedure en tijdsplanning bij de toelating van soortgelijke Round-up Ready resistente gewassen. Graag horen de leden van de SP fractie wat op welk moment de inzet van de staatssecretaris zal zijn bij deze procedure. Voorts willen de leden van de SP-fractie graag weten wanneer glyfosaat in Nederland voor het laatst is (her)beoordeeld en hoe hoog de meest recente overschrijdingen van glyfosaat in het oppervlaktewater in Nederland zijn en waar deze het hoogst zijn.

Betreffende het Gemeenschappelijk Visserijbeleid zijn de leden van de SP-fractie van mening dat het wenselijk is om innovatieve en duurzame vissers voorrang te geven bij de toekenning van TAC’s en subsidies. Overigens zijn de leden van de SP-fractie van mening dat de overdraagbaarheid van de vangstquota niet verplicht gesteld hoeft te worden voor alle landen. De leden van de SP-fractie kunnen zich niet vinden in het bezwaar dat de staatssecretaris maakt tegen de commissievoorstellen om kleinschalige visserij te bevoordelen bij subsidietoekenning. De leden van de SP- fractie zijn van mening dat familiebedrijven en duurzame vissers meer recht hebben op aanspraak op visserijsubsidies dan grootschalige industriële visserij.

Wat betreft het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zien de leden van de SP-fractie graag een aantal minimumvoorwaarden op het gebied van biodiversiteit, natuur en dierenwelzijn als voorwaarde voor de basispremie. Daarbovenop kunnen specifieke vergroeningssubsidies gegeven worden voor extra diensten/prestaties. De mogelijkheden tot differentiatie nationaal, van vergroeningsmaatregelen mogen niet neerkomen op het uitkleden van het instrument.

De leden van de SP-fractie zijn verheugd dat alternatieve identificatie en registratie (I&R) voor gewetensbezwaarden een optie is. Maar hoe zit het met de subsidieverlening aan deze boeren? Is hier al een oplossing voor of worden ze nu dan wel in de toekomst, nog steeds gekort?

De leden van de SP-fractie vernamen dat de Europese discussie ook ging over marktmacht van boeren, mogelijkheden voor organisatie van productenten binnen de mededinging, inkoopmacht en over bredere mogelijkheden voor organisatie van boeren in de mededingingswetgeving. Wat is de Nederlandse inzet hierbij?

Wat is de mening van de staatssecretaris over de eenzijdige actie van Albert Heijn om de betalingen met 2% te verlagen (zie ook de schriftelijke vragen van het lid Gesthuizen (2012Z15772) en van het lid Koopmans (2012Z15869))? Ziet hij dit als een voorbeeld van te grote inkoopmacht? Is de staatssecretaris bereid om in Nederland een boerenombudsman in het leven te roepen om in dit soort situaties te bemiddelen?

De leden van de SP-fractie hebben er geen begrip voor dat de staatssecretaris heeft gepleit tegen inkomensstabilisatiefonds. Waarom gaat de staatssecretaris er vanuit dat in elk scenario de organisatiekosten hiervan hoog zullen zijn en hoger dan bij de inkomenssteun?

De leden van de SP-fractie zijn tevreden dat het pleidooi voor exportrestituties geen gehoor heeft gevonden.

Tot slot verzoeken de leden van de SP-fractie de staatssecretaris zijn inspanningen aan te scherpen en zijn tanden te zetten in bescherming van en vangstverbod voor haaien en roggen.

Vragen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de andere brieven. Deze leden benutten graag deze gelegenheid om vragen te stellen over de voorgenomen inzet van de regering, in het bijzonder met het oog op de strijdigheid die zij constateren met eerder door de Kamer aangenomen moties aangaande gekoppelde productiesteun.

Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad

Situatie op de zuivelmarkt

De leden van de D66-fractie onderschrijven de positie van de regering wat betreft de ontwikkelingen op de zuivelmarkt.

Steun aan verwerkers van vezelvlas en vezelhennep

De leden van de D66-fractie zijn verbaasd door de mededeling van de regering dat zij gekoppelde productiesteun aan vezelvlas en vezelhennep wil gaan verlenen. Naar mening van deze leden passeert de regering hiermee ten onrechte de eerder door een zeer ruime Kamermeerderheid ondersteunde motie van de leden Jacobi en Van Veldhoven (Kamerstuk 21 501-32, nr. 552) om duidelijk niet te kiezen voor herkoppeling van steun aan productie. Bovendien zou afschaffen van de steun in 2012, herinvoering in 2013 en daarna mogelijk weer afschaffen daarvan in de jaren daarna dat de sector geconfronteerd zou worden met jojo-beleid. Conform die motie wordt de regering verzocht om zich in de GLB onderhandelingen uit te spreken tegen herkoppeling van steun aan productie. Deze leden vragen de regering dan ook met klem om terug te komen op haar voorgenomen besluit ten aanzien van steun aan verwerkers van vezelvlas en vezelhennep, en in de Landbouwraad, conform de eerder aangenomen motie, stelling te nemen tegen herkoppeling van steun aan productie. De aan het woord zijnde leden zouden bijvoorbeeld liever zien dat de betreffende middelen toegevoegd worden aan de inzet op precisielandbouw en milieuvriendelijk bewaarplaatsen of de investeringsregeling duurzame stallen.

Aanpassingen in de inzet artikel 68

De leden van de D66-fractie zijn verbaasd over de mededeling van de regering dat wegens «technische uitvoeringsproblemen» er budgetten herverdeeld moeten worden van de post «stimulering management-maatregelen dierenwelzijn» naar de «investeringsregeling duurzame stallen» en de «subsidieregeling diervriendelijk produceren». Deze leden vragen de regering een uitgebreidere en minder ambigue uitleg te geven van wat er mis is gegaan bij de uitwerking van de stimulering management-maatregelen dierenwelzijn.

De leden van de D66-fractie vragen de regering om aan te geven welk aandeel van de volledige mogelijke ruimte die artikel 68 geeft op dit moment met de voorgestelde uitgaven benut wordt? Naar mening van deze leden is het nodig dat de volledige ruimte in 2013 benut wordt voor investeringen in innovatie en verduurzaming van de landbouw. Kan de regering eveneens aangeven tot op welk moment Nederland als lidstaat uiterlijk nog wijzigingen kan aangeven in de benutting en verdeling van de onder artikel 68 vallende GLB middelen?

De leden van de D66-fractie vragen de regering, gelet op de eerder gemaakte opmerkingen aangaande de voorgenomen wijzigingen in de inzet van artikel 68, geen verdere stappen te ondernemen ten aanzien van de herbestemming van deze middelen voordat de Kamer de gelegenheid heeft gehad om zich hierover uit te spreken.

Brief over de stand van zaken schaapskuddes en bijzondere rassen

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de wijze waarop de regering voorstelt uitvoering te geven aan het aangenomen amendement van de leden Jacobi en Koopmans aangaande steun voor schaapskuddes (Kamerstuk 33 000 XIII, nr. 140. Deze leden zijn van mening dat incidentele steun voor deze kuddes weinig zin heeft zonder een blijvend perspectief in de vorm van een houdbaar verdienmodel, idealiter op basis van inkomsten vanuit de markt en niet directe steun vanuit de overheid. De aan het woord zijnde leden vragen de regering daarom de komende tijd goed in kaart te brengen of en zo ja hoe dit perspectief geboden kan worden en de Kamer hier tijdig nader over te informeren met het oog op de begrotingsbehandeling. Deze leden vragen voorts of het logisch is voor de regering om dit punt mee te nemen in haar nadere overleg met de betrokken provincies in het kader van het natuurbeleid, gelet op de beoogde rol die de regering ziet voor de provincies bij het in stand houden van bijvoorbeeld de landschappelijke waarden die geassocieerd worden met gebieden zoals de heide waar schaapskuddes gehouden worden?

Fiche: mededeling vangstmogelijkheden 2013

De leden van de D66-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het voornemen van de regering om geen TAC’s te steunen voor ongereguleerde soorten. Deze leden zijn bekend met de discussie over de vraag of dergelijke instrumenten optimaal zijn als sturingsinstrument. Maar de aan het woord zijnde leden zijn van mening dat een dergelijke discussie in ieder geval niet moet leiden tot een volledige afwezigheid van regulering. De aan het woord zijnde leden vragen de regering daarom expliciet te onderkennen dat een duurzaam beheer van de hieraan gerelateerde visserij het uitgangspunt moet vormen, dit uit te dragen in Europees verband, en aan te geven welke instrumenten zij wel geschikt acht hiervoor indien sturing noodzakelijk is? Indien er zich een meerderheid in de Raad lijkt af te tekenen voor het instellen van TAC’s of voor een andere beperking op deze vangsten, dan vragen deze leden de regering om niet op dit punt dwars te liggen.

Afschrift van het antwoord op een brief van vier koepels van agrarische natuurverenigingen en de vier GLB-pilots over het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en agrarisch natuurbeleid

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het afschrift van de brief van de staatssecretaris aan vier koepels van agrarische natuurverenigingen. Deze leden zijn van mening dat op dit moment onvoldoende inzicht bestaat in de effectiviteit van het agrarisch natuurbeheer, terwijl er wel met regelmaat kritische kanttekeningen hierover zijn geplaatst, bijvoorbeeld vanuit de wetenschap. Deze leden vragen of de regering in de aanloop naar het voor 1 oktober a.s. voorziene «perspectief» op dit punt de beschikbare kennis over de doelmatigheid van de bestaande regelingen voor het agrarisch natuurbeheer zou kunnen bundelen en de Kamer hierover zou willen informeren? Voorts vragen deze leden of de regering kan toezeggen om in het kader van het aangehaalde perspectief op agrarisch natuurbeheer ook in te gaan op de kansen die liggen in het voorbeeld van mogelijke ecosysteemdiensten op vlak van akkerrandenbeheer naar Brabants voorbeeld, zoals dit in het kader van de The Economics of Ecosystems and Biodiversity (TEEB) studie aangaande het bedrijfsleven door KPMG kort is uitgewerkt?

Stand van zaken suikermarkt

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering de inzet van de Europese Commissie om de suikermarkt te moderniseren per 2015 lijkt te willen vertragen. Deze leden herinneren de regering aan het dictum van de met ruime meerderheid aangenomen motie van het lid Hachchi c.s. (Kamerstuk 31 250, nr. 94) waarin de Kamer zich uitgesproken heeft in te zetten «op een afbouw van resterende handelsbarrières voor ontwikkelingslanden, waaronder in ieder geval wordt verstaan de door de OECD genoemde beperkingen in de vorm van exportsubsidies waar deze gelden voor landbouwproducten zoals suiker». De aan het woord zijnde leden vragen de regering haar inzet in Europees verband vorm te geven conform de in deze motie geformuleerde verzoek.

Haaienbrief

De leden van de D66-fractie onderschrijven de inzet van de regering ten aanzien van een betere bescherming van haaien.

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad die op 24 en 25 september 2012 zal plaatsvinden. Deze leden hebben de volgende vragen en opmerkingen.

Rapportages Europees Parlement: vergroening

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de (summiere) samenvatting van de rapportages van het Europees Parlement. Zij ontvangen graag een kabinetsreactie op deze rapportages zodra deze definitief zijn en erover is gestemd.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat het Europees Parlement gecharmeerd is van de duurzaamheidcertificaten voor vergroening en dat het Parlement voorstander is van een vergroeningsbetaling die losgekoppeld is van de basispremie, zoals ook door de leden is voorgesteld. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich wel af wat de redenen zijn waarom de rapporteur van het Europees Parlement geen voorstander is van een keuzemenu voor vergroening? In dit verband zouden zij ook graag een duidelijke inzet van de staatssecretaris zien om te pleiten voor een keuzemenu. Duurzaamheidcertificaten (bedrijfscertificering) dienen volgens de leden van de ChristenUnie een prominente plek te krijgen in de vergroening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De leden van de ChristenUnie-fractie willen de staatssecretaris dan ook vragen om dit concreter te maken en verder uit te werken welke maatregelen (bijvoorbeeld weidegang en duurzame stallen) onder deel kunnen zijn van dergelijke bedrijfscertificering?

GLB-overgangsregeling 2014–2020

De ChristenUnie heeft altijd gepleit voor een verstandige en geleidelijke invoering van de hectarepremie, mede ook omdat Nederlandse boeren bij de herverdeling van het GLB-budget onevenredig hard worden geraakt en omdat de klap extra hard aankomt voor een aantal specifieke sectoren in Nederland. Het recente LEI-rapport «GLB-hervorming 2014; Effecten van toeslagvarianten voor de Nederlandse landbouw» heeft dit nog weer eens bevestigd. De leden van de ChristenUnie-fractie waarderen de inzet van de staatssecretaris voor een overgangsregeling tussen 2014 en 2020 om de negatieve effecten van de hervorming te dempen, zoals beschreven in de derde Kwartaalrapportage GLB. De leden pleiten er hierbij wel voor om zo snel mogelijk duidelijkheid te creëren voor begunstigden over het tijdpad en de stappen van de hervorming. Daarnaast moet voorkomen worden dat een overgangsregeling leidt tot onevenredig grote uitvoeringslasten voor Dienst Regeling en de begunstigden.

Horizontale verordening

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben begrepen dat hoogstwaarschijnlijk de horizontale verordening over het GLB zal worden geagendeerd op de Landbouwraad. Genoemde leden kunnen zich vinden in het voortgangsverslag van het voorzitterschap bij deze verordening. Zij vragen de staatssecretaris om zich te blijven inzetten voor vereenvoudiging van het GLB en vermindering van de administratieve lasten voor begunstigden en uitvoeringsorganen.

Situatie op de EU-suikermarkt

De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen zich grotendeels vinden in de lijn van de staatssecretaris aangaande het verruimen van de suikerquota tot 2015, zoals hij in zijn brief van 11 september jl. verwoord. Wat de leden van de ChristenUnie-fractie betreft dient stabilisatie van de markt voorrang te hebben boven liberalisering. Een stabiele prijs biedt zekerheid voor boeren, afnemers en consumenten. Tegelijkertijd zijn de leden van de ChristenUnie-fractie van mening dat ook gekeken moet worden naar de invloed van het biobrandstoffenbeleid (in 2010 is ongeveer 20% van de in de EU geproduceerde suiker aangewend voor de productie van bio-ethanol) en de effecten van uitbreiding van de quota op suikerproducenten in ontwikkelingslanden die onder gunstige voorwaarden mogen exporteren naar de EU. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn dan ook benieuwd naar de precieze voorstellen die de staatssecretaris heeft voorgelegd aan de Commissie. De staatssecretaris vraagt zich af of 2015 niet aan de vroege kant is om de suikerquota af te schaffen. Wanneer wil de staatssecretaris dan wel de suikerquota afschaffen? En hoe kan het verruimen van de quota tot die datum volgens de staatssecretaris bijdragen aan «een zachte landing» voor de suikersector? Is de staatssecretaris ook voornemens om te pleiten voor andere maatregelen om te zorgen dat er voldoende suiker beschikbaar is voor de verwerkende industrie, bijvoorbeeld door kritisch te kijken naar het biobrandstoffenbeleid? Voorts willen de leden van de ChristenUnie-fractie graag weten wat de effecten van een verruiming van het quotum zijn voor ontwikkelingslanden met handelspreferenties. Graag ontvangen de leden hierop een reactie.

Aanpassingen inzet artikel 68 GLB

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de staatssecretaris voor 2013 een eenmalige steunregeling voor de verwerkers van vezelgewassen in het leven heeft geroepen. Deze leden erkennen het milieuvoordeel van natuurvezels boven kunststofvezels en begrijpen dan ook de motivatie voor het verstrekken van steun. Echter, deze steun wordt niet in 2012 verstrekt, met als gevolg dat veel telers in 2012 zijn overgestapt op graan, waardoor het areaal vezelgewassen met ongeveer een derde is gedaald. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich of hoeveel telers door de steun in 2013 weer zullen overstappen naar vlas, met andere woorden: of de steun op tijd komt en of deze voldoende is? Daarnaast vragen deze leden zich af of de steun inderdaad gebruikt wordt om nieuwe toepassingen te ontwikkelen, zoals de staatssecretaris beoogd, of dat de steun niet puur een compensatie is voor het prijsverschil van vlas en graan. En tot slot: hoe beziet de staatssecretaris deze eenmalige steunverstrekking aan een sector die hij tegelijkertijd tot eigen verantwoordelijkheid wil stimuleren en waarvan de positie in het nieuwe GLB nog niet helder is?

Met betrekking tot de overige aanpassingen in artikel 68 hebben de leden van de ChristenUnie-fractie nog enkele vragen. Zij lezen dat het onderdeel «Stimulering managementmaatregelen dierenwelzijn» is stopgezet vanwege technische uitvoeringsproblemen. Om welke problemen gaat het hier? Wat heeft de staatssecretaris gedaan om deze problemen op te lossen? En wat zijn de consequenties van het stopzetten van deze maatregel?

Verder wordt het budget voor de brede weersverzekering verlaagd om de steun aan vezelverwerkers te realiseren, terwijl dit budget eerst nog met 2 mln. euro verhoogd was. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd naar de benutting van deze maatregel in 2012. Hoeveel aanvragen zijn er ingediend en hoeveel steun is er verstrekt?

Maatregelen om de positie van primaire producenten te verbeteren

Onlangs werd bekend dat Albert Heijn een betalingskorting van 2% invoert voor haar leveranciers in verband met uitbreiding- en investeringsplannen (zie ook de schriftelijke vragen van het lid Gesthuizen (2012Z15772) en van het lid Koopmans (2012Z15869)). De fractie van de ChristenUnie heeft zich altijd ingespannen voor een eerlijke prijs voor de boer en een verbetering van de positie van de primaire producent in de keten. De staatssecretaris heeft lange tijd op het standpunt gestaan dat de bestaande mededingingsregelgeving voldoende mogelijkheden biedt voor primaire producenten om hun positie in de keten te verbeteren, maar is daar onlangs van terug gekomen. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden dat het tijd wordt om concrete stappen te zetten. Zij zijn dan ook benieuwd naar de inzet van staatssecretaris om in Europa te pleiten voor «agro-specifieke» mededingingsregels. Hoe gaat de staatssecretaris dit punt agenderen, ook in de onderhandelingen over het nieuwe GLB? De verordeningen voor een Gemeenschappelijke Marktordening en Plattelandsbeleid bieden mogelijkheden voor een versterking van de positie van producentenorganisaties in de keten. In de kabinetsappreciatie van de GLB-hervormingsvoorstellen heeft de staatssecretaris geschreven «dat het kabinet grote aarzelingen heeft om via nieuwe regelgeving in te grijpen in de markt door voorwaarden voor leveringscontracten van overheidswege voor te schrijven». Echter, er zijn ook andere manieren mogelijk om de positie van producenten te versterken. De leden van de ChristenUnie-fractie willen graag weten welke maatregelen de staatssecretaris wel geoorloofd acht.

Gemeenschappelijk Visserijbeleid

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden dat al het mogelijke moet worden gedaan om teruggooi van vis te minimaliseren, maar hebben grote moeite met de aanlandingsplicht voor bijvangst. De leden dringen er nogmaals bij de staatssecretaris op aan zijn steun voor de discardsban in te trekken en primair in te zetten op het aanpakken van verspilling ten gevolge van de visserijregelgeving. Volgens de leden van de ChristenUnie-fractie is het nut en de noodzaak van de discardban nog onvoldoende aangetoond. Deze leden zouden graag als er wel wetenschappelijke bewijzen zijn dat de invoering van een discardban positieve effecten heeft deze met de beantwoording van de vragen uit dit schriftelijke overleg toegestuurd krijgen. De leden van de ChristenUnie-fractie dringen aan op een discussie met belanghebbenden om te zoeken naar andere mogelijke oplossingen en wetenschappelijk onderzoek eerst de ruimte te geven voordat definitieve besluitvorming zal plaatsvinden.

Deelt de staatssecretaris de mening dat een discardsban zelfs contraproductief kan werken omdat dan ook ondermaatse vis dood zal worden aangevoerd terwijl bij het overboord gooien de kans groot is dat deze vis kan blijven groeien en zich voortplanten? Voorts hebben de leden van de ChristenUnie-fractie er grote moeite mee dat alle aangelande, niet marktwaardige vis, in mindering zal worden gebracht op de quota terwijl dit geen inkomsten meet zich meebrengt voor de vissers.

Er is vaak sprake van een spanning tussen de toegestane visquota en de eisen voor maaswijdte of vangstgebied. Door het «one-net-rule» principe mogen vissers als ze van een bepaalde soort te veel bijvangst hebben hun maaswijdte of vistuig tijdens de visreis niet aanpassen. Daar komt nog bij dat een vissersvaartuig dagelijks als het logboek wordt ingevuld aan de percentages voor doelsoorten moet voldoen. Hierdoor kan het voorkomen dat marktwaardige vis na 1 of 2 visdagen over boord moet worden gegooid terwijl dit niet nodig zou zijn als de percentages over de gehele visreis zouden gelden. Waarom zet de staatssecretaris er niet op in dat deze onnodige regels worden aangepakt in plaats van het steunen van de discardsban?

De huidige quota weerspiegelen het gemengde karakter van de visserij volgens de leden van de ChristenUnie-fractie niet. Deelt de staatssecretaris de mening dat quota die beter aansluiten bij het gemengde karakter van de visserij zullen resulteren in een discardsreductie en dat dit een goedkopere manier is van het aanpakken van discards omdat dit niet allerlei extra investeringen vraagt op vissersboten en in havens? Deelt de staatssecretaris de mening dat lidstaten de mogelijkheden moeten gebruiken om de quotasamenstelling bij gemengde visserij flexibel aan te passen aan de wisselende visbestanden?

Deelt de staatssecretaris de mening dat vissers sowieso moeten kunnen doorgaan met het weggooien van soorten waarvoor het overlevingscijfer volgens het beste wetenschappelijke advies dat beschikbaar is, hoog is? Zo nee, waarom niet?

Het kan niet zo zijn dat vissers nog voldoende visquota hebben maar dat de zeedagenregeling verhinderd deze te benutten. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom besluitvorming is uitgebleven voor de tweede fase van de meerjarenplannen voor schol en tong terwijl deze bestanden binnen veilige biologische grenzen zitten en waarom verruiming van de zeedagen voor platvis niet is overwogen. Door de zorgen rond kabeljauw worden jaarlijks de zeedagen van de vaartuigen met grote mazen (om zo gerichte visserij op kabeljauw te ontmoedigen) aanzienlijk gekort. Echter, hierdoor worden ook vissers getroffen die met grote maaswijdtes op platvis vissen. De vissers worden nu gedwongen om met kleinere maaswijdtes te vissen. Wat gaat de staatssecretaris ondernemen om deze negatieve ontwikkelingen om te zetten om vissers juist te stimuleren met zo groot mogelijke maaswijdtes te vissen? Dit om ook de vangst van discards te voorkomen of in ieder geval aanzienlijk te verminderen.

De leden van de ChristenUnie-fractie steunen de inzet van de staatssecretaris om te komen tot een volledige toelating van duurzame vistechnieken zoals de pulsvisserij. Werkt de staatssecretaris hierbij ook samen met andere landen om dit te bereiken? Klopt het dat de voorlopige resultaten er op wijzen dat het aantal discards met de pulskor sterk verminderd wordt? Kan de staatssecretaris aangeven hoe groot deze reductie is?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben zorgen over de gevolgen voor de visserij bij een drastische teruggang in de vangstmogelijkheden om de maximale duurzame opbrengst te realiseren. Deelt de staatssecretaris de mening dat in een dergelijk geval wel steun is toegestaan voor de sector om voldoende bedrijven te laten voortbestaan om een evenwicht tot stand te brengen tussen vlootcapaciteit en beschikbare hulpbronnen wanneer de maximale duurzame opbrengst is bereikt?

De leden van de ChristenUnie-fractie steunen het systeem van visserijconcessies zoals dat nu in Nederland is geregeld. Voorkomen moet echter worden dat Europa verder gaat en ook bestaande concessies gaat verkopen. Een dergelijk systeem vinden de leden onwenselijk gezien de investeringen die door de huidige generatie visserijbedrijven zijn gedaan. Deelt de staatssecretaris daarom de mening dat het onwenselijk is als quota in de toekomst zouden kunnen worden ingetrokken en opnieuw tegen betaling zouden worden verhuurd (als tijdelijke concessies)?

Vangstmogelijkheden

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij dat de afgelopen jaren de overbevissing is teruggedrongen en steunen de aanpak op basis van meerjarige beheerplannen en de MSY-benadering maar zijn wel van mening dat dit in goede samenwerking met de vissers moet gebeuren. Wat gaat de Commissie doen om van de 12% van de bestanden waarvoor nog geen wetenschappelijk advies is snel zo’n advies te krijgen. De leden vinden het een vreemde gang van zaken dat het voorzorgprincipe door de staatssecretaris wordt gepresenteerd als een extra stimulans voor de sector om te komen tot meer gegevensverzameling. De leden vinden gegevensverzameling sowieso van belang en vragen welk tijdpad hiervoor wordt uitgezet.

Overeenkomst met Mauritanië

De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over de visserijovereenkomst met Mauritanië. Klopt het dat sinds de voorlopige inwerkingtreding van het nieuwe akkoord met Mauritanië geen enkel pelagisch vaartuig uit de Europese Unie meer actief is in de  wateren van Mauritanië vanwege voor de reders onmogelijke eisen?

De Europese Commissie spreekt in het begeleidend persbericht over de nieuwe visserijovereenkomst dat de Europese Commissie namens de Europese Unie op 26 juli jl. heeft gesloten met Mauritanië, van een akkoord dat duurzaam en ethisch is met een goede prijs-kwaliteit verhouding. Wat is de onderbouwing van dit statement, zo vragen deze leden? Bent u het met de leden eens dat Europa een rol heeft te vervullen om er bij de Mauritaanse overheid op aan te dringen tot duurzame visserij in de regio te komen en dat dit onlosmakelijk verbonden zou moeten zijn aan het externe beleid van het GVB? Vindt de staatssecretaris het in dat licht dan niet betreurenswaardig dat er in de nieuwe overeenkomst niets is afgesproken over hoe ook de Europese Unie (de industrie samen met de overheidsinstellingen) haar kennis over duurzame visserij kan delen met Mauritanië om zo te komen tot goed bestandsbeheer in de Mauritaanse wateren? Is de staatssecretaris in dat licht bereid zich hiervoor Europees actief in te zetten?

De Europese Unie en de sector moeten opgeteld meer betalen voor deze visserijovereenkomst ten opzichte van de vorige overeenkomst. Wat zou de staatssecretaris er – zowel vanuit het belang van een krachtige Europese visserijsector als vanuit het perspectief van duurzame internationale visserij – van vinden wanneer de Europese sector zich daarom zou moeten terugtrekken uit de Mauritaanse wateren? Kan de staatssecretaris bij de beantwoording ook ingaan op wat dit zou betekenen voor bijvoorbeeld het wegvallen van de datavoorziening, nodig voor het opzetten van regionale visserijbeheersystemen?

De Europese Rekenkamer heeft kritische rapporten opgesteld over de kosten van de visserijakkoorden in vergelijking met de benutting ervan. Hoe kan de Commissie het huidige akkoord rechtvaardigen in het licht van deze kritische rapporten door de Rekenkamer en het gegeven dat er geen gebruik van gemaakt wordt? De pelagische visquota in de nieuwe visserijovereenkomst zijn vastgesteld op 300 000 ton en volgens de Europese Commissie betreft dit het surplus dat is vastgesteld op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies. De leden zijn benieuwd of dit wetenschappelijke advies specifiek in gaat op het surplus voor de kust van Mauritanië.

Ongeveer 90% van de vangsten van de Nederlandse reders wordt afgezet in landen als Nigeria, Ghana, Kameroen en Ivoorkust, waar pelagische vis vaak de enige toegankelijke en betaalbare vorm van dierlijk proteïne is. Kan de staatssecretaris – in het licht van de mondiale stijging van de voedselprijzen – aangeven wat een vertrek van de Europese vloot uit de Mauritaanse wateren zou betekenen voor de voedselvoorziening in ontwikkelingslanden als Nigeria, Ghana, Kameroen en Ivoorkust?

In de nieuwe overeenkomst is de voor de pelagische visserij gesloten kustzone in het protocol uitgebreid van 13 naar 20 mijl, terwijl daar tot op heden meer dan 50% van de pelagische vangsten werden gerealiseerd. Wat is het oordeel van de staatssecretaris van deze uitbreiding? Kan de staatssecretaris toelichten of het klopt dat de vangstmogelijkheden voor Europese vissers beschikbaar komen, nadat niet alleen de vangsten van de lokale vissers, maar ook die van hun niet-Europese concurrenten ervan zijn afgetrokken. Is de staatssecretaris het eens dat de Europese Commissie daarmee haar eigen vloot achter stelt en Nederland met haar opstelling ten opzichte van de internationale visserij aan «zelfkastijding» doet. (zoals de staatssecretaris tijdens het Algemeen Overleg Visserij van 15 februari jl. aangaf).

Om deze redenen vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of de staatssecretaris bereid is het huidige akkoord in de Raad te verwerpen en daarmee de weg vrij te maken voor een akkoord dat wel duurzaam, ethisch en economisch rendabel is.

Europees fonds voor maritieme zaken en visserij

De visserijsector moet zich ontwikkelen tot een innovatieve, duurzame en economisch zelfstandige sector. Het Europees fonds voor maritieme zaken en visserij kan dit ondersteunen. Deze overgang van oude naar nieuwe schepen kost echter tijd en geld. De leden van de ChristenUnie-fractie steunen deze overgang maar vragen of het beschikbare budget in het fonds voldoende is om de gestelde doelen in 2020 te halen. Het moet volgens deze fractie immers ook economisch rendabel zijn. De leden steunen de inzet van de staatssecretaris om bij subsidietoekenning niet de meer kleinschalige vloot te bevoordelen.

Het fonds zal geen steun verlenen aan beroepsvissers die tijdelijk gedwongen worden hun activiteiten te stoppen zoals bij grote milieurampen of ongunstige klimatologische omstandigheden. De rapporteur van het Europees parlement stelt hiervoor wel een regeling voor. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de inzet van de staatssecretaris is op dit punt.

Vanuit het fonds kan worden geïnvesteerd in voorzieningen aan bord om ongewenste vangsten optimaal te gebruiken of op te slaan (artikel 40) en te investeren in vissershavens gericht op het beheersen van ongewenste bijvangsten (artikel 41). De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er inzicht is hoeveel investeringen hiervoor nodig zullen zijn. De leden zien dit geld liever geïnvesteerd in echte verduurzaming zoals het beperken van onnodige bijvangst en versterking van de visserijsector. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen daarom naar de positie van de staatssecretaris op het voorstel van de rapporteur van het Europees parlement om ook investeringen vanuit het fonds mogelijk te maken in de infrastructuur van bestaande havens die gericht zijn op de concurrentiekracht van de havens en de visveilingen.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

Marktmacht primaire producenten

De leden van de SGP-fractie hebben verschillende malen aandacht gevraagd voor de positie en marktmacht van primaire producenten in de keten ten opzichte van afnemers, als supermarktketens. Zij hebben voorstellen gedaan om deze positie te versterken. Zij noemen daarbij de motie Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 33 000 XIII nr. 136). Een recente actie van supermarktketen Albert Heijn onderstreept de noodzaak van maatregelen om de marktmacht van primaire producenten te versterken. Albert Heijn heeft al haar leveranciers een brief gestuurd waarin zij een korting van 2% «eist» (zie ook de schriftelijke vragen van het lid Gesthuizen (2012Z15772) en van het lid Koopmans (2012Z15869)). Aan de ene kant wordt door de samenleving en supermarktketens van bijvoorbeeld veehouders gevraagd dat zij investeren in dierenwelzijn en milieu. Aan de andere kant wordt door acties als die van Albert Heijn primaire producenten echter de knip op de neus gezet. Hoe waardeert de regering de actie van Albert Heijn in het licht van gezonde machtsverhoudingen in een keten en de maatschappelijke wensen op het gebied van dierenwelzijn en milieu? De staatssecretaris heeft recent aangegeven (BoerderijVandaag) dat hij extra stappen wil zetten om de land- en tuinbouw een uitzonderingspositie te geven binnen de Europese mededingingsregels. Wat is de inzet van de regering op dit punt? De regering heeft bij monde van staatssecretaris aangegeven dat zij aan de slag wil gaan met de aanpak zoals is verwoord in de motie van het lid Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 33 000-XIII nr. 136). Wat is de stand van zaken? Welke concrete stappen zijn inmiddels gezet en welke zullen nog worden gezet?

Groepshuisvesting zeugen

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de verplichte groepshuisvesting voor zeugen per 1 januari 2013. Een groep zeugenhouders kampt met vertraging op het gebied van ondermeer de ruimtelijke ordening. In bijvoorbeeld de provincie Limburg, maar ook in andere provincies, is nog steeds veel onduidelijkheid over de vergunningen in het kader van de Natuurbeschermingswet. Door onderzoek en de vertraging omtrent de Programmatische Aanpak Stikstof laat besluitvorming op zich wachten. De leden noemen ook de vertraging omtrent het Activiteitenbesluit. Wat gaat de regering doen om te voorkomen dat zeugenhouders die met deze «externe» vertraging te maken hebben in de problemen komen?

Zeedagenregelingen

De leden van de SGP-fractie zijn kritisch over de zeedagenregelingen in relatie tot de quota. De leden vinden dat er voldoende zeedagen moeten zijn en blijven om de quota op te kunnen vissen. Nu al werd een deel van de kabeljauwvisserij gesloten, omdat het aantal zeedagen uitgeput was. De leden hebben begrepen dat andere landen de Europese regels met betrekking tot de zeedagen ruimer interpreteren dan Nederland en daardoor voor de eigen vissers voor meer ruimte en flexibiliteit zorgen. Is dat juist? Is de regering bereid te kijken hoe deze lidstaten omgaan met de zeedagenregelingen en welke ruimte er is om meer flexibiliteit en ruimte voor Nederlandse vissers te creëren?

Aanlandingsplicht

In de recente kwartaalrapportage over de hervorming van het GVB worden met betrekking tot de aanlandingsplicht enkele aangenomen Kamermoties genoemd. De leden van de SGP-fractie missen daarbij de motie van het lid Dijkgraaf c.s. (Kamerstuk 32 201, nr. 28). De leden horen graag of en, zo ja, hoe de regering deze motie meeneemt in het overleg en de onderhandelingen over de aanpak van discards.

Visserijovereenkomst Mauritanië

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de visserijovereenkomst met Mauritanië. Zij hebben begrepen dat de voorwaarden in deze overeenkomst dusdanig streng zijn dat het voor de Nederlandse en Europese vloot niet werkbaar en economisch niet rendabel is om in Mauritaanse wateren te gaan vissen. Dat betekent niet alleen een achteruitgang voor de Nederlandse pelagische vloot, maar ook voor de Mauritaanse en Afrikaanse voedselvoorziening, Mauritaanse werkgelegenheid en bestandsonderzoek (nodig voor goede regionale visserijbeheersystemen). Hoe waardeert de regering in dat licht het gesloten akkoord? Is de regering bereid zich tegen het huidige visserijprotocol uit te spreken? Is de regering bereid op korte termijn in overleg te gaan met ondermeer de (pelagische) visserijsector over noodzakelijke aanpassingen van het protocol om het werkbaar en economisch rendabel te maken? De Europese Commissie zal naar verwachting pas over enkele maanden het visserijprotocol formeel voorleggen. Waarom moet dat zo lang duren? Is meer snelheid mogelijk?

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en van de overige brieven en fiches, en willen graag nog enkele vragen stellen.

Geannoteerde agenda

EFMZV

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn teleurgesteld in het gebrek aan ambitie van de staatssecretaris om de hervorming van het GVB echt aan te grijpen als kans om de visserijsector daadwerkelijk te verduurzamen. Hoewel de staatssecretaris zegt dat de subsidieverlening op termijn geheel moet verdwijnen zien zij dat er nog steeds € 6,567 miljard gereserveerd staat voor visserijbeleid in de periode 2014–2020 en dat de subsidies ingezet zullen worden voor doelen die alles behalve duurzaam zijn. De leden van de fractie van Partij voor de Dieren wijzen op de noodzaak het behoud en herstel van ecosystemen voorop te stellen bij de hervorming van het GVB. En dus niet het uitputten van de levende natuurlijke hulpbronnen in zee, terwijl «damage control» ingezet wordt om de gevolgen enigszins te minimaliseren.

De Europese viswateren waren ooit de meest productieve ter wereld, maar dertig jaar GVB en de miljarden subsidies die hieruit jaarlijks rijkelijk vloeien hebben geresulteerd in overbevissing van 88% procent van de vispopulaties, het zelfs verdwijnen van gehele populaties en ernstige schade aan het mariene ecosysteem. De Europese Commissie heeft in 2008 geconcludeerd dat de overcapaciteit in de visserijvloot een van de hoofdoorzaken is van de gigantische overbevissing. De capaciteit van de vloot is in sommige visserijen zelfs drie keer zo groot als wat de populatie aankan. Kan de staatssecretaris dit bevestigen? Ook internationaal is op grote schaal erkend dat visserijsubsidies hebben bijgedragen aan de enorme overcapaciteit van de visserijvloot. Kan de staatssecretaris ook dit bevestigen? De staatssecretaris zegt in het BNC-fiche inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (Kamerstuk 22 112, nr. 1320) dat verleende subsidies overcapaciteit moeten tegengaan. Kan de staatssecretaris gedetailleerd en concreet uitleggen hoe verlening van subsidies de overcapaciteit in de toekomst tegen zal gaan als er niet wordt ingezet op het saneren van de vloot, en er uit de analyse van de Europese Rekenkamer juist is gebleken dat de subsidieverlening in het verleden de overcapaciteit in de visserijsector heeft gecreëerd? Kan de staatssecretaris uiteenzetten of er duidelijke definities en doelen zijn gesteld om de overcapaciteit aan te pakken en hoe zich dit verhoudt tot de subsidieverlening? En waarom mogen de subsidies volgens de staatssecretaris niet discrimineren tussen de enerzijds grootschalige en anderzijds kleinschalige, artisanale kustvisserij? Waarom stelt de staatssecretaris niet voor juist te discrimineren op ecologische impact van de visserij?

Het EFMZV zou als doel hebben het bevorderen van een duurzame en concurrerende visserij. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren snappen niet hoe dit samengaat met het investeren in vistuigen en in marketing van de toch al schaarse vis. Graag krijgen zij hierop een toelichting van de staatssecretaris. Een concurrerende visserij bereik je bovendien niet door te streven naar de maximaal duurzame vangst (MSY), maar door te streven naar maximaal economische vangst (MEY). Terwijl de maximaal economische vangst lager ligt dan de maximaal duurzame vangst en daardoor een veel betere voorzorgsbenadering hanteert, levert het wel de maximale economische opbrengt op. Met de maximaal economische vangst wordt gevist op het niveau waarbij het verschil tussen kosten van visserij en de opbrengst van visserij maximaal is. De winsten voor de visserijsector worden gemaximaliseerd, terwijl de visbestanden de visserijsterfte gemakkelijker kunnen compenseren met nieuwe aanwas. In Australië heeft de MEY-benadering geleid tot hogere winsten, gezonde visbestanden en veel minder getouwtrek over quota. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom de MEY-benadering niet wordt gehanteerd in het EFMZV? En kan de staatssecretaris daarnaast uitleggen waarom het EFMZV het doel nastreeft bij te dragen aan het vergroten van de werkgelegenheid in de visserijsector, terwijl er een enorme overcapaciteit is die verantwoordelijk is voor de gigantische overbevissing en er juist ingezet zou moeten worden op het afbouwen van de vloot en het tegengaan van de overcapaciteit?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren kunnen niet accepteren dat de staatssecretaris het investeren in aquacultuur ondersteunt omdat het vergroten van de aquacultuursector alles behalve duurzaam is. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen aquacultuur stellig af: duurzaamheid, dierenwelzijn en aquacultuur zijn niet verenigbaar.

Veel kweekvis wordt gevoerd met vismeel van in het wild gevangen vis. Deze methode is niet duurzaam en het zal ook erg lastig zijn deze te verduurzamen. Daarnaast worden steeds meer stukken zee langs kustzones gebruikt als «vijvers» voor kweekvissen, waardoor afvalstoffen en toegediende middelen in zee terecht komen, met grote veranderingen in het lokale ecosysteem als gevolg. Kan de staatssecretaris toelichten hoe hij in bovengenoemde gevallen verduurzaming ziet? Wat wordt er over deze zaken gezegd in de verlening van subsidies uit het EFMZV? Kan de staatssecretaris toelichten wat er precies wordt verstaan onder «duurzaamheid» in het fonds?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich daarnaast ernstig zorgen over het welzijn van dieren gehouden in aquacultuur en achten derhalve een preventieve dierenwelzijnstoets noodzakelijk: vissen zouden pas in kweekomstandigheden gehouden kunnen worden als eerst is aangetoond dat dit mogelijk is binnen de definitie van dierenwelzijn die het kabinet zelf hanteert, namelijk de vijf vrijheden van Brambell. Kan de staatssecretaris toelichten of dierenwelzijn en diergezondheid criteria vormen bij het verlenen van subsidies uit het fonds, wat er precies onder wordt verstaan en hoe dit zich verhoudt tot de vijf vrijheden van Brambell?

Hervorming Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn teleurgesteld door de insteek van het Europees Parlement wat betreft de hervorming van het GLB. De redelijke ambitie van de Europese Commissie met betrekking tot de vergroening van het landbouwbeleid lijkt nu definitief verloren, deelt de staatssecretaris die mening? Is hij het met deze leden eens dat de «vergroeningspremie» en de basispremie gekoppeld moeten zijn, zoals de Europese Commissie ook voorstelde? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden het niet gerechtvaardigd om boeren zonder voorwaarden te blijven subsidiëren, is de staatssecretaris dat met deze leden eens? Op welke wijze wil hij omgaan met de amendementen van het Europees Parlement die deze koppeling willen verbreken?

Steun aan verwerkers van vezelvlas en vezelhennep

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn een groot voorstander van de Europese en Nederlandse teelt van vezel- en eiwitgewassen. Lokale teelt kan de milieubelasting van vezels, die het gevolg zijn van het hoge gebruik van landbouwgif en kunstmest in de katoenteelt, fors verlagen en een rol spelen in het regionaliseren van de landbouweconomie. Deze leden vinden kunnen de uitgaven aan de vezelverwerkers dan ook steunen. Wel hebben zij vragen over de bestendigheid van deze steun. Dit is immers maar een eenmalige regeling, die weinig zekerheid biedt. Op welke wijze wil de staatssecretaris ook in de komende jaren steun en duidelijkheid bieden aan de vezelverwerkers?

Aanpassingen inzet artikel 68

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen dat er nog andere veranderingen zijn opgetreden in de verdeling van de artikel 68 gelden. De staatssecretaris noemt kort dat de «Stimulering managementmaatregelen dierenwelzijn» vanwege «technische uitvoeringsproblemen» worden stopgezet. Wat bedoelt de staatssecretaris daar precies mee, wat zijn deze uitvoeringsproblemen? Welke managementmaatregelen hadden met deze regeling gestimuleerd moeten worden? Nu worden met deze gelden de investeringsregeling duurzame stallen en de subsidieregeling diervriendelijk produceren opgehoogd. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden deze regelingen beiden verkapte steun voor de vee-industrie, omdat de maatregelen en investeringen die op grond van deze regelingen met belastinggeld worden gefinancierd, op geen enkele wijze de zo noodzakelijke systeemwijzigingen binnen de vee-industrie bewerkstelligen, integendeel. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen dan ook of de staatssecretaris bereid is de vrijvallende gelden in plaats daarvan in te zetten voor een regeling die veehouders die willen overschakelen naar biologische landbouw te ondersteunen. Zo nee, waarom niet?

Alternatieven voor oormerken

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren steunen de gewetensbezwaarden in hun argumenten om alternatieven toe te staan voor het oormerken van dieren en vinden het van groot belang dat er een alternatief komt voor het oormerken dat geen negatieve gevolgen voor het dierenwelzijn met zich mee brengt.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren begrijpen uit de brief van de staatssecretaris hierover dat hij een concreet uitgewerkt voorstel zal indienen bij de Europese Commissie en dat hij in dit voorstel zal inzetten op het toestaan van een maagbolus met chip als alternatieve identificatie bij runderen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen graag inzicht in het concrete voorstel van de staatssecretaris. Is de staatssecretaris bereid het concrete voorstel naar de Kamer te sturen of de Kamer op andere wijze meer inzicht te geven in de inhoud van het voorstel? Zo nee, waarom niet?

Haaienbrief

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren stellen de uitgebreide opheldering over de beschermde status van enkele haaiensoorten middels de haaienbrief op prijs. Helaas is hun vermoeden wel waarheid gebleken. Zoals de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren eerder in diverse debatten hebben opgemerkt worden de blauwe haai, kortvinmakreelhaai, gladde haaien, kathaaien en draakvissen totaal niet beschermd tegen de intensieve visserij waar zij door worden bedreigd in hun voortbestaan. Dit baart de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren ernstige zorgen.

Kan de staatssecretaris bevestigen dat het uitblijven van beschermingsmaatregelen op korte termijn een zeer ernstige bedreiging vormt voor het voortbestaan van deze soorten? Deelt de staatssecretaris de mening dat we te allen tijde moeten voorkomen dat soorten zo overbevist raken dat ze op de rand van uitsterven balanceren en dat dit alleen te voorkomen is door gerichte beschermingsmaatregelen te treffen voor deze soorten? Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden het door de Commissie geïntroduceerde EU-haaienactieplan in 2009 een goed initiatief, maar zien dat de maatregelen die hieruit voortvloeien te langzaam gaan en niet voor voldoende soorten worden genomen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn blij met de toezegging van de staatssecretaris om de Commissie te verzoeken het actieplan te evalueren. Kan de staatssecretaris de Kamer informeren over wanneer ze deze evaluatie tegemoet kan zien? Wel willen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren de staatssecretaris er op wijzen dat er in de tussentijd volop ingezet moet worden op het instellen van meer maatregelen om soorten te behoeden voor uitsterven en dat het verzoek om een evaluatie het werk niet mag stilleggen. Deelt de staatssecretaris de mening dat initiatieven niet stilgelegd mogen worden totdat de evaluatie gereed is in het belang van het voortbestaan van veel bedreigde haaien- en roggensoorten? Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren horen graag waarom er in Europees verband geen TAC’s afgesproken zijn voor gladde haaien, kathaaien en draakvissen? Is de Europese Commissie voornemens dit op zeer korte termijn wel te doen? Zo nee, waarom niet en is de staatssecretaris bereid hierop aan te dringen in Brussel? Waarom verwacht de Europese Commissie dat vangstafspraken in International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT)-verband er voor de blauwe haai en kortvinmakreelhaai er op korte termijn niet inzitten? Welke concrete voorstellen voor betere bescherming van deze soorten zijn in ICCAT-verband gestrand en door welke landen werden deze voorstellen gedwarsboomd? Welke concrete stappen neemt de Europese Commissie in ICCAT-verband om de dwarsliggende landen te overtuigen van de noodzaak van maatregelen? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn blij dat de staatssecretaris aangeeft in ICCAT-verband aan te blijven dringen op beschermingsmaatregelen, maar kan de staatssecretaris uiteenzetten of hijzelf een actieve rol heeft gespeeld in het oproepen van zijn buitenlandse collega’s om beschermingsmaatregelen voor deze zwaar beviste soorten te ondersteunen? Zo nee, waarom niet? Is de staatssecretaris voornemens in Europees verband dit onderwerp zelf dan aan te kaarten en voorstellen te doen voor het instellen van TAC’s gebaseerd op wetenschappelijk advies of anderszins de (bij)vangst van deze soorten te beperken? Zo ja, kan de staatssecretaris zijn concrete plannen toelichten inclusief een tijdsplanning? Zo nee, waarom niet en in welk licht moeten de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn toezegging om op beschermingsmaatregelen te blijven aandringen dan zien?

Uitvoering verbod aanbinden van koeien

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich zorgen over de uitvoering van het verbod op het aanbinden van runderen. Zij hebben vernomen (zie http://boerderij.nl/Rundveehouderij/Nieuws/2012/9/Nieuwe-hoop-voor-veehouders-met-grupstal-1063236W/) dat de regelgeving betreffende het verbod op het aanbinden van runderen mogelijk zal worden verzwakt, waardoor deze niet zal gelden voor dierhouders met minder dan vijftig dieren. Kan de staatssecretaris dat bevestigen?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden dat het verbod op het aanbinden van runderen gerealiseerd moet worden, omdat het aanbinden van koeien een negatieve impact heeft op het dierenwelzijn doordat de dieren ernstig worden beperkt in het uitvoeren van hun soort specifieke gedrag en dierenwelzijn dus niet kan worden gewaarborgd wanneer dieren staan aangebonden. Kan de staatssecretaris aangeven of hij die mening deelt en zo ja, is hij bereid zich sterk in te zetten op een totaalverbod voor het aanbinden van runderen, ongeacht het aantal dieren dat aanwezig is op een bedrijf? Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen ook graag weten op hoeveel en wat voor bedrijven in Nederland runderen nog worden aangebonden. Zij willen verder weten wanneer een verbod voor het aanbinden van runderen in zal gaan en of het hierbij gaat om een totaalverbod of enkel een beperking van het aantal uren per dag dat een dier mag worden aangebonden. Kan de staatssecretaris hier duidelijkheid over geven?

II Antwoord / Reactie van de staatssecretaris

Op 24 en 25 september vindt de volgende Landbouw- en Visserijraad plaats in Brussel. In deze brief beantwoord ik de vragen uit het verslag van het schriftelijk overleg van 14 september 2012. Daarnaast doe ik verslag van de Informele Landbouwraad die plaatsvond van 9 tot en met 11 september in Cyprus (Kamerstuk 21 501-32, nr. 640).

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Artikel 68

De leden van de VVD-fractie hebben diverse vragen gesteld over de uitvoering en budgetallocatie van artikel 68, met name daar waar het gaat om de «Stimulering managementmaatregelen dierenwelzijn».

Het onderdeel «Stimulering managementmaatregelen dierenwelzijn» is gericht op aanpassingen in de bedrijfsvoering om het dierenwelzijn te verbeteren. Voor varkens zijn de maatregelen erop gericht om voldoende speel-, wroet- en foerageermateriaal te verstrekken om het bijtgedrag te voorkomen. Voor vleeskuikens zijn de maatregelen gericht op het stalklimaat, ter voorkoming van hakdermatitus en voetzoollaesies. Het gaat om maatregelen die dagelijks moeten worden uitgevoerd, zoals het verstrekken van foerageermateriaal of dagelijks moeten worden gecontroleerd, zoals de beschikbaarheid van drinkwater. Gebleken is dat bij een EU-conforme uitvoering van deze maatregelen een dusdanig intensieve en gedetailleerde controle op de deelnemende bedrijven zelf noodzakelijk is dat de uitvoeringslasten daarmee niet in verhouding staan tot de kosten van de maatregelen (en daarmee de opbrengsten voor de landbouwondernemer). Om die reden heb ik besloten de «Stimulering managementmaatregelen dierenwelzijn» te beëindigen.

Het resterende budget is verdeeld over de twee onderdelen die eveneens het dierenwelzijn bevorderen: bij de «Subsidieregeling diervriendelijk produceren» maken de maatregelen geheel of gedeeltelijk onderdeel uit van het certificeringsprogramma.

De «Investeringsregeling duurzame stallen» stimuleert onder andere de installatie van noodzakelijk materieel voor de werking van een diervriendelijke stal. Daarmee zijn de dierenwelzijnmaatregelen die aanvankelijk via de Stimuleringsregeling managementmaatregelen werden gestimuleerd alsnog gedekt.

In 2012 hebben 73 bedrijven deelgenomen aan «Subsidieregeling diervriendelijk produceren» met een verwacht steunbedrag van € 208 000. Het budget voor de diervriendelijk produceren wordt hiermee in 2012 niet geheel uitgeput. Het initiatief voor een breder gebruik van het certifceringssysteem in 2013 ligt bij de sector. Voor de «Investeringsregeling duurzame stallen» wordt verwacht dat 112 bedrijven een steunaanvraag indienen voor maximaal € 15 miljoen euro waarmee dit budget geheel is uitgeput.

In 2012 is de maatregel «Precisielandbouw en milieuvriendelijke bewaarplaatsen» ruim overvraagd. Een aantal van de aanvragen is om deze reden afgewezen. Om meer aanvragen te kunnen honoreren is het budget voor de maatregel «Precisielandbouw en milieuvriendelijke bewaarplaatsen» verhoogd. Deze verhoging kan per 2013 worden gerealiseerd.

Tenslotte heeft de VVD-fractie mij bij dit onderdeel gevraagd of ik eveneens van mening ben dat verduurzaming van de landbouwsector een taak van de markt is. Ik onderschrijf dat dit een eerste verantwoordelijkheid is van het bedrijfsleven. Om nieuwe diervriendelijke systemen te stimuleren ondersteun ik hier het bedrijfsleven via artikel 68.

Vlas en Vezelteelt

De leden van de VVD-fractie geven aan zich af te vragen welke overwegingen er aan ten grondslag hebben gelegen dat het begrote budget voor de brede weersverzekering binnen artikel 68 is gewijzigd en wat de aanleiding is geweest om uit dit budget de regeling voor de vezelverwerkers te financieren.

Bij de introductie van de brede weersverzekering is voorzien dat niet alle landbouwers al in het eerste jaar een brede weersverzekering zouden afsluiten, maar dat deelname aan een dergelijke verzekering in de loop van de jaren geleidelijk zal toenemen. Dit komt tot uiting in het budget.

Hoewel er in de afgelopen jaren een geleidelijke toename is van het aangevraagde bedrag voor de brede weersverzekering, blijft de toename achter bij de oorspronkelijke inschatting. Dit leidt tot een onderbenutting van het budget van de brede weersverzekering. Om deze middelen niet onbenut te laten, wordt een deel van het budget overgeheveld voor steun voor innovatie aan de vlas- en vezelhennepverwerkers.

Cypriotisch voorzitterschap

De leden van de VVD-fractie vragen – in het kader van het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (MFK) – of ik van mening ben dat bij een eventuele korting op de totale Europese begroting en het budget voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) de eerste pijler (directe betalingen) zoveel mogelijk moet worden ontzien. Tevens vraagt de VVD-fractie naar mijn opvatting over de voorstellen voor financiële flexibiliteit tussen beide pijlers.

Ik beschouw de uitspraken van het Cypriotisch voorzitterschap als een aanzet voor de komende onderhandelingen, waarbij het voorzitterschap nog zoveel mogelijk opties open wil houden om tot een akkoord over het MFK te kunnen komen. Zoals het kabinet in haar reactie op de wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie voor het GLB heeft aangegeven (Kamerstuk 28 625, nr.137), steunt Nederland de inzet voor meer financiële flexibiliteit tussen de beide pijlers van het GLB, zonder daarmee vooruit te lopen op een later te nemen besluit om deze mogelijkheid daadwerkelijk te gebruiken. Nederland pleit er daarbij voor deze middelen zonder de gebruikelijke nationale cofinanciering in te kunnen zetten in de tweede pijler voor gerichte investeringen om de duurzaamheid en innovatie in de landbouw te stimuleren en bevorderen. Voor de verdere stand van zaken omtrent het MFK verwijs ik naar de kwartaalrapportage MFK van 29 augustus jl. (Kamerstuk 32 833, nr. 8) en de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 24 september (referentie DIE-1118/12) Daarin wordt ook ingegaan op de vraag van de PVdA-fractie hoe het kabinet wil omgaan met de motie Lucas (Kamerstuk 33 000 VIII, nr.84).

GLB-wetgevingsvoorstellen in het Europees Parlement (EP)

De leden van de VVD-fractie vragen verder naar de mogelijke gevolgen voor de Nederlandse inzet van het standpunt van de rapporteur van het Europees Parlement (EP) die in het concept-rapport aangeeft geen voorstander te zijn van een Europees keumenu voor vergroening van de directe betalingen. Tevens vragen deze leden naar mijn inzet over het Commissievoorstel dat boeren 7% van hun bouwland moeten aanwijzen als ecologisch aandachtsgebied. Tot slot vragen deze leden welke landen voorstander zijn van een vergroeningsbetaling die losgekoppeld is van de basispremie.

Voor de beantwoording wil ik verwijzen naar de antwoorden die ik heb gegeven op vragen uit het verslag van schriftelijk overleg van 5 september 2012, zoals ik die op 7 september 2012, tezamen met de kwartaalrapportage GLB, aan uw Kamer heb verzonden (Kamerstuk 21 501-31 nr. 635). Het kabinet blijft zich er voor inzetten dat directe betalingen van het GLB worden omgevormd naar doelgerichte betalingen, zowel ter versterking van de concurrentiekracht en duurzaamheid als voor vergoeding van maatschappelijke prestaties. Volledige loskoppeling van de vergroeningspremie zou dit effect in mijn ogen te zeer verzwakken. Er zijn echter ook verschillende lidstaten die vooralsnog pleiten voor volledige loskoppeling.

In aanvulling hierop wil ik, mede in antwoord op de vragen van de fracties van het CDA en de ChristenUnie, benadrukken dat ik in de kwartaalrapportage van 7 september jl. (Kamerstuk 28 625 nr. 154) een aantal relevante lijnen heb willen duiden uit de concept-rapporten die van belang kunnen zijn bij de standpuntbepaling van het EP over de GLB-voorstellen van de Europese Commissie. Ik kan op dit moment nog slechts vaststellen dat deze conceptrapporten van de rapporteurs van het EP tot veel reacties hebben geleid binnen de EP-Commisie voor Landbouw en Plattelandsontwikkeling (COMAGRI). De leden van deze Commissie hebben bijna 6 700 amendementen ingediend.

In hoeverre deze amendementen zullen leiden tot wijziging van de conceptrapporten op de definitieve positie van het Europees Parlement is op dit moment louter speculatie. Ik wil hier daarom, mede in antwoord op de vraag van de CDA-fractie, mijn toezegging herhalen uw Kamer, nadat de stemming heeft plaatsgevonden, mijn reactie te geven over de definitieve positie van het EP over de GLB-voorstellen.

Mededinging

De leden van de VVD-fractie vroegen hoe het plan van Albert Heijn om al haar leveranciers met 2% te korten zich verhoudt met de Nederlandse en Europese mededingingsregels en wat mijn standpunt hierover is. Wat het eerste deel van de vraag betreft merk ik op dat de beoordeling of de gedraging van een onderneming verenigbaar is met de Nederlandse en Europese mededingingsregels niet behoort tot mijn competentie, maar tot die van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) respectievelijk de Europese Commissie. Afgezien daarvan is de relatie van Albert Heijn en haar leveranciers een privaatrechtelijke. Het betreft een aangelegenheid tussen individuele ondernemingen. Partijen hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid om de dialoog met elkaar aan te gaan en eventuele klachten op te brengen. In dit geval heeft dat er toe geleid dat Albert Heijn heeft besloten de betalingskorting op te schorten en het gesprek met de leveranciers te continueren.

De verhouding tussen afnemer en leverancier wordt beheerst door het civiele recht, dat in geval van het niet-nakomen van overeenkomsten of van onrechtmatige daad, de mogelijkheid biedt een geschil aan de rechter voor te leggen. Dit is in de praktijk echter een lange en vaak kostbare weg, terwijl veel leveranciers het liever niet laten aankomen op een rechtszaak. Daarom heeft de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zich bereid verklaard hierin een rol te spelen. De inzet hierbij is gericht op zelfregulering. Zoals in eerdere brieven aan uw Kamer al aangegeven, faciliteert mijn ministerie de totstandkoming van een gedragscode eerlijke handelspraktijken tussen afnemers en leveranciers met een mogelijkheid tot laagdrempelige geschillenbeslechting. De minister zal uw Kamer hierover, zoals eerder aangekondigd in zijn brief van 29 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 531 nr . 20), op korte termijn nader informeren. Daarnaast zijn via de High Level Forum voor de voedselketen in Brussel instrumenten ontwikkeld voor het monitoren van prijzen op verschillende niveaus in de keten. Dit geeft de mogelijkheid tot meer transparantie in de keten. Een voorbeeld hiervan is de prijsmonitor op het niveau van de lidstaten van de EU die door Eurostat wordt gemaakt en gepubliceerd.

De leden van de VVD-fractie vragen verder welke stappen ik heb ondernomen naar aanleiding van de motie van het lid Van der Staaij, die oproept tot versterking van de marktmacht van primaire producenten.

In antwoord op deze vraag merk ik op dat de NMa gesprekken heeft gehad en vervolggesprekken zal hebben met ondernemersorganisaties om meer duidelijkheid te bieden over de ruimte die het mededingingsrecht biedt voor duurzaamheidinitiatieven. Voor de invulling van het begrip «relevante markt», waar in de motie om wordt gevraagd, verwijs ik naar de Bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijke gemeenschapsrecht (Pb 97/C372/03). Deze bekendmaking is ook richtinggevend voor de interpretatie van het begrip «relevante markt» in de Mededingingswet. Voor markt- en prijsafspraken bieden de Europese mededingingsregels geen ruimte, ook niet als het om tijdelijke afspraken gaat. Het Nederlandse mededingingsrecht volgt deze lijn. Meer ruimte dan er thans bestaat voor het verzamelen en verspreiden van prijs- en marktinformatie kan onder het Europese en Nederlandse mededingingsrecht niet worden geboden. Dit geldt temeer voor prijsnoteringen en een regisserende rol daarbij van sectororganisaties. Binnen die ruimte is het mogelijk prijzen op verschillende niveaus in de keten te monitoren waardoor er meer transparantie in de keten ontstaat. Een voorbeeld hiervan is de prijsmonitor op het niveau van de lidstaten van de EU die door Eurostat wordt gemaakt en gepubliceerd. Wat het nieuwe GLB betreft, zeg ik nogmaals toe mij bij de onderhandelingen sterk te zullen maken voor ruimere mogelijkheden in de Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) voor producentenorganisaties, naast de al voorziene uitbreiding van de mogelijkheid voor het oprichten van producentenorganisaties in alle sectoren.

Groepshuisvesting Varkens

De leden van de fractie van de VVD vragen naar de invoering van de groepshuisvesting voor zeugen per 1 januari 2013 en naar eventuele steunmogelijkheden.

Onder artikel 26 van de richtlijn 1698/2005/EG is het in de Europese Unie mogelijk om, in het kader van plattelandsontwikkeling, ondernemers financieel te ondersteunen bij investeringen die gedaan moeten worden om te kunnen voldoen aan dierenwelzijnswetgeving. Zeugenhouders die in de afgelopen jaren hebben geïnvesteerd in groepshuisvesting voor zeugen hebben in Nederland gebruik kunnen maken van subsidieregelingen als Maatlat Duurzame Veehouderij en de investeringsregeling integraal duurzame stallen. De steun laat overigens onverlet dat alle zeugenhouders in de Europese Unie drachtige zeugen per 1 januari 2013 in groepen moeten huisvesten. Uit gegevens verstrekt in het laatste Permanent Veterinair Comité laten zien dat alle lidstaten m.u.v. Oostenrijk, Cyprus, Finland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Polen, Portugal en Slovenië verwachten per

1 januari 2013 goeddeels aan deze Europese wet te voldoen. De Europese Commissie heeft op basis van deze gegevens nogmaals aangegeven geen ruimte te geven voor een overgangsvoorziening en zal deze herfst starten met de voorbereidende procedure voorafgaand aan ingebrekestelling.

Zoals ik heb aangegeven tijdens het AO Landbouw- en Visserijraad van 1 juli jl. houd ook ik onverkort vast aan de Europese deadline van 1 januari 2013. Nog los van een tijdige en juiste implementatie van Europese regelgeving zou het ook niet goed zijn voor het imago van de Nederlandse varkenshouderij en voor degenen die al wel hebben geïnvesteerd om deze datum los te laten. Het afgelopen voorjaar heb ik provincies en gemeenten aangeschreven lopende vergunningsprocedures te bespoedigen. Dit heeft geleid tot een aantal vergunningen die versneld zijn afgegeven. Ik heb tevens aangegeven bereid te zijn in overleg te treden met de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) en de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV) om te praten over ondernemers die nog niet zijn omgeschakeld vanwege vergunningsproblemen. Dit overleg vindt plaats op 20 september as.

Zeedagen

De leden van de VVD-fractie roepen mij op me in te zetten voor uitbreiding van het aantal zeedagen en vragen of ik het met hen eens ben dat het huidige systeem van zeedagen ongewenste gevolgen heeft (vissen met kleine mazen, terugval op boomkorvisserij).

Ik deel de mening van de VVD-fractie dat het huidige systeem van zeedagen problemen in de praktijk geeft. Samen met andere lidstaten heb ik de Europese Commissie verzocht voor aanpassing van de regelgeving op dit punt. Inmiddels is er bij Europese Commissie, lidstaten en wetenschappelijke experts een brede consensus dat het anders moet. De Commissie heeft op 12 september jl. een voorstel voor een nieuwe verordening voor het kabeljauwherstelplan gepresenteerd die het mogelijk maakt om in afwachting van een nieuw beheerplan de zeedagen te bevriezen. Deze verordening zou op korte termijn van kracht moeten worden. Het plan bevat tevens voorstellen die het eenvoudiger moeten maken om vaartuigen vrij te stellen van het zeedagenregime. Ik zal uw Kamer op korte termijn nader informeren over dit voorstel middels een BNC-fiche.

Tweede fase Noordzeeschol- en tongplan

De leden van de VVD-fractie vragen of ik mij hard wil maken voor een voorstel voor de tweede fase van het Noordzeeschol- en tongplan.

Ik zal mij hard maken voor een voorstel voor de tweede fase. Binnenkort overleg ik hierover met de Europese Commissie.

Kaderverordening Gemeenschappelijk Visserijbeleid

De leden van de VVD-fractie vinden het jammer dat de zo nodige herziening van een nieuwe kaderverordening op zich laat wachten, zeker omdat hierdoor de mogelijke volledige toelating van de visserij met de puls ook wordt uitgesteld. Zij vragen wat de redenen van de vertraging zijn en voor welke aanpassingen in de nieuwe kaderverordening ik me heb ingezet of ga inzetten? Ook vragen zij of ik bereid ben me in te zetten voor in ieder geval een tussentijdse uitbreiding van de visserij met de puls.

De Europese Commissie zal pas na de besluitvorming over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) een voorstel voor een herziening van het stelstel van technische maatregelen aan de Raad en het EP voorleggen. Herziening van de technische maatregelen is immers pas aan de orde als er duidelijkheid is over het nieuwe GVB. In de Raad van 12 juni jl. is overeenstemming bereikt over een algemene benadering voor de basisverordening. Het EP zal dit najaar haar standpunt in eerste lezing vaststellen. Daarna zal de Raad het GVB-hervormingspakket weer oppakken. Voor mijn inzet bij de hervorming van het GVB verwijs ik naar de betreffende kabinetsreactie uit 2011 (Kamerstuk 32 201, nr. 20), het BNC-fiche van 13 januari jl. over het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV; Kamerstuk 22 112,

nr. 13) en de geannoteerde agenda voor de Visserijraad van 12 juni jl..

Op dit moment ligt aan de Raad een voorstel voor om de tijdelijke technische maatregelen in ongewijzigde vorm permanent te maken. In deze tijdelijke maatregelen is een beperkte toelating voor de pulsvisserij met 5 procent van de boomkorvloot in de zuidelijke Noordzee toegestaan. Met dit voorstel wordt die toelating van 5 procent dus ook verlengd. Dat is winst, maar mijn inzet gaat verder en is erop gericht om nog in dit huidige voorstel de beperkte pulstoelating uit te breiden tot de hele boomkorvloot.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

De leden van de PvdA-fractie geven aan dat zij juist wel begrip kunnen opbrengen voor het voorstel om de kleinschalige visserijen meer te bevoordelen in het EFMZV.

Ik benadruk dat voor mij geldt dat het criterium kleinschalig/grootschalig niet bepalend is voor subsidietoekenning. Voor mij is bepalend of een visserijonderneming een bijdrage levert aan duurzaamheid, innovatie, energiebesparing en bevordering van werkgelegenheid.

GLB in Meerjarig Financieel Kader (MFK)

Voor de beantwoording verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de VVD-fractie over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020.

Artikel 68

De leden van de PvdA-fractie hebben vragen gesteld over de besteding van artikel 68 middelen almede over de uitvoering van diverse maatregelen binnen dit artikel.

Voor de beantwoording over de technische uitvoerbaarheid van de stimuleringsregel managementmaatregelen dierenwelzijn verwijs ik naar het antwoord op de vragen van de VVD-fractie. Hierin heb ik ook gemotiveerd waarom het vrijgekomen budget wordt overgeheveld naar de maatregelen diervriendelijk produceren en integraal duurzame stallen.

Voor de toekenning van steun voor integraal duurzame stallen wordt getoetst op verbetering van dierenwelzijn, milieu, dierengezondheid, arbeidsomstandigheden en landschappelijke inpasbaarheid. Tevens wordt in de boordeling het innovatieve karakter van de stal, het economisch of technisch perspectief en de verhouding tussen kwaliteit en prijs meegenomen. De initiatieven die het beste scoren op deze punten, komen in aanmerking voor steun.

De leden van de PvdA-fractie hebben mij gevraagd of ik kan uitsluiten dat deze € 1,5 miljoen euro terecht komt bij de bouw van megastallen. Aan subsidieregelingen worden geen voorwaarden gesteld omtrent de grootte van bedrijven op een locatie.

Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 12 juni jl. (Kamernummer 28 973,

nr. 122) heb aangegeven laat ik de beslissing over een wettelijke voorziening voor de maximumgrootte van een locatie over aan een volgend kabinet.

Alleen in die situatie dat de mestopslag integraal onderdeel uitmaakt van de duurzame stal, kunnen de investeringskosten van deze mestopslag onderdeel uitmaken van de steun voor een integraal duurzame stal.

Het verzoek van de leden van de PvdA-fractie om het vrijgevallen budget te besteden aan onderwijs en onderzoek kan ik niet honoreren. De inzet van artikel 68 middelen is aan strikte Europese voorwaarden verbonden die inzet op deze onderdelen niet mogelijk maakt.

Kwartaalrapportage GVB

De leden van de PvdA-fractie hebben vragen over de aanpak van de illegale verkoop van vis. Zij vragen ten eerste hoe de baglimiet het probleem bij de bron aanpakt, als de controle op stroperij door douane en politie niet verder geïntensiveerd wordt.

Mijn voornemen om de illegale verkoop van vis gevangen op zee aan te pakken middels het invoeren van een baglimiet, pakt het probleem wel degelijk bij de bron aan. Het eerst verbeteren van de controle op stroperij is niet mogelijk in dit specifieke geval van illegale verkoop van de recreatief op zee gevangen vissoorten kabeljauw en zeebaars. Er is in die gevallen namelijk geen sprake van stroperij, omdat de vissoorten ongelimiteerd legaal gevangen kunnen worden, er op dit moment geen maximum aantal of gewicht dat mag worden aangeland geldt en recreatieve vissers geen toestemming nodig hebben om deze vissen te mogen bevissen en te behouden. Er geldt alleen een minimummaat.

Uit het onderzoek van de NVWA blijkt dat in de praktijk grote hoeveelheden kabeljauw en zeebaars legaal worden aangeland door niet-beroepsvissers. Deze vis wordt daarna echter vaak illegaal verkocht. De NVWA en andere instanties kunnen alleen bij constatering op heterdaad handhavend optreden. Het op heterdaad betrappen blijkt in de praktijk bijzonder moeilijk. Juist door het stellen van een baglimiet op een niveau dat de goedwillende recreatieve visser niet zal beperken, geef ik de NVWA en andere handhavende instanties een handvat om effectief deze ongewenste praktijk van de illegale verkoop aan te pakken. Het geeft de NVWA immers de mogelijkheid om direct aan boord of bij aanlanding te handhaven op de limiet en geeft hierdoor de mogelijkheid om nadrukkelijker en eenvoudiger samen te werken met handhavingspartners zoals de douane en politie. Het gaat hier om een veel beperkter aantal aanlandingsplekken en is daarmee veel eenvoudiger en gerichter te controleren dan de handel die verspreid over heel Nederland plaatsvindt met heel veel verschillende spelers.

De leden van de PvdA-fractie vragen tevens hoe wordt voorkomen dat de baglimiet slechts een regel op papier is, die in de praktijk niet gecontroleerd wordt en of niet eerst de controle op stroperij verbeterd moeten worden, waarbij dan het instellen van deze limiet één van de maatregelen, maar zeker niet de enige maatregel is.

Er is controlecapaciteit beschikbaar. De inzet van de NVWA op dit dossier is in de afgelopen jaren constant gebleven. Daarnaast leveren ook andere handhavende instanties, met name de regiopolitiekorpsen, een bijdrage aan de stroperijbestrijding. Tegelijk is het van belang om ook het regelgevingsinstrumentarium zo in te richten dat de handhaving met de beschikbare middelen zo effectief en efficiënt mogelijk kan plaatsvinden. Hier past ook in dat ter bestrijding van de illegale verkoop van zeevis door recreatieve visser een baglimiet wordt ingesteld, zodat ook op dit punt de handhaving effectief kan plaatsvinden.

Haaien

De leden van de PvdA-fractie vragen of de bescherming van haaien middels het uitwerken van het Memorandum of Understanding versneld kan worden.

De gesprekken over de verdere invulling van het Memorandum of Understanding zijn nog in de beginfase. Ik zal daarin bezien of een versnelling mogelijk is.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Artikel 68

De leden van de CDA-fractie hebben vragen gesteld over artikel 68, het verband met overheveling van middelen tussen de eerste pijler naar de tweede pijler van het GLB alsmede over de uitvoering van het onderdeel stimulering managementmaatregelen dierenwelzijn.

In 2010 en 2011 werden de artikel 68 maatregelen volledig gefinancierd uit de onbenutte middelen van de GLB inkomenssteun. Voor de inzet van artikel 68 in 2013 verwijs ik u naar de Geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad 24 en 25 september 2012 van 7 september 2012 (Kamerstuk 21 501-31 nr. 634). Het budget voor de artikel 68 maatregelen en de wijze van financiering wijzigt niet ten opzichte van de melding die in 2011 aan Brussel is gedaan en destijds aan u is gemeld (Kamerstuk 21 501-32, nr. 511). Dit heeft geleid tot een generieke korting op de waarde van alle toeslagrechten van 1% in 2012. Op basis van de uitputting van de voorziene artikel 68 maatregelen en de definitieve hoogte van de onbenutte middelen wordt achteraf een aanvullende korting opgelegd. Deze korting zal worden geheven op alle directe betalingen vanaf € 5 000,-. De hoogte van deze korting voor 2012 en 2013 zijn nog niet bekend, maar zullen maximaal 2,2 respectievelijk 2,5% bedragen.

De CDA fractie vraagt of er sprake is van overheveling van geld van de eerste pijler naar de tweede. Hiervan is geen sprake. Het gaat alleen om een herschikking van de artikel 68 middelen binnen de eerste pijler. Van de door de CDA-fractie benoemde risico’s kan daarmee eveneens geen sprake zijn. Alleen voor de Brede weersverzekering is nationale cofinanciering benodigd.

Voor wat betreft het stopzetten van de Stimulering managementmaatregelen verwijs ik naar mijn beantwoording aan de VVD-fractie.

Voortgangsrapportage GLB

Voor de beantwoording van de vragen over de rapportages van het EP verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de VVD-fractie.

Plantgezondheid

De leden van de CDA-fractie vragen mij naar de stand van zaken met betrekking tot de opkomst van boktorren.

Het importverbod op Acers vanuit China is per 1 mei jl. opgeheven. Sindsdien zijn in Nederland de importinspecties op Acers aangescherpt, met o.a. een quarantaineperiode van 2 weken en destructieve en visuele inspecties. Pas daarna worden de partijen vrijgegeven voor import in Nederland. Er zijn recent in Nederland ook boktorren afkomstig uit verpakkingshout uit Aziatische landen, waaronder China, aangetroffen. In mijn brief van 11 juli jl. (27 858, nr. 113) heb ik reeds aangekondigd dat ik het risico van introducties van de boktor via ondeugdelijk behandeld of onbehandeld verpakkingshout uit Aziatische landen aan de orde zal stellen in de komende Landbouw- en Visserijraad. Ik zal mijn grote zorgen hierover ook per brief aan Eurocommissaris Dalli overbrengen.

Het bedrijfsleven heeft mij laten weten zich sterk te maken voor een Plantgezondheidsfonds, mede naar aanleiding van de vondst van de paprikasnuitkever in het Westland.

Groepshuisvesting Varkens

De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken omtrent de invoering van de verplichte groepshuisvesting voor zeugen en de problemen die daarbij spelen.

Voor het antwoord hierop verwijs ik naar het antwoord op deze vraag van de VVD-fractie.

EFMZV

De leden van de CDA-fractie vragen welke acties ik onderneem om te komen tot een maximale benutting van de EU-middelen voor de innovatie en verduurzaming van de visserijsector. Ook vinden deze leden dat het kabinet moet inzetten op een gelijkblijvend percentage, te weten 1,13 procent, plus een top-up voor innovatie op het terrein van duurzaamheid.

Toekenning van de financiële middelen uit het EFMZV aan Nederland vindt plaats op basis op basis van vaste criteria als werkgelegenheid en het productieniveau in een lidstaat. Ook stelt de Commissie voor het aandeel kleine vaartuigen in een lidstaat als criterium te stellen, maar dit wijst Nederland af. Nederland heeft voorgesteld hiervoor in de plaats een criterium «mate waarin een lidstaat ingezet heeft op innovatie» toe te voegen. Daarvoor is vooralsnog niet voldoende steun. Waar het gaat om de benutting van de EU-middelen voor innovatie en verduurzaming kan ik aangeven dat dit vooral een eigen verantwoordelijkheid is van Nederland zelf. Het is mijn inzet dat de genoemde onderwerpen innovatie en verduurzaming een zeer grote prioriteit hebben bij de besteding van de beschikbare EU-middelen.

Zeedagen

De leden van de CDA-fractie vragen mij naar de stand van zaken van de discussie over de meerjarenplannen in het algemeen en het vigerende kabeljauwherstelplan in het bijzonder en vragen mij een voorstel te doen tot een pauze in het automatisch korten van zeedagen. Ook vragen zij mij naar de stand van zaken met betrekking tot een oplossing voor de kortingen in het kader van het tong- en scholplan.

Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op de vragen hierover van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de CDA-fractie vragen mij tevens of ik met hen van mening ben dat het zeedagenregime de transitie van de Nederlandse vloot hindert. Ook vragen zij mij of ik maximaal gebruik maak van de beleidsvrijheid voor de lidstaat Nederland.

Ik ben het met de leden van de CDA-fractie eens dat het huidige zeedagenregime vaartuigen belemmert in de mogelijkheden om alternatieve vismethoden te kiezen.

Binnen de regels van het kabeljauwherstelplan zoek ik samen met de sector naar oplossingen voor knelpunten. Daarbij probeer ik optimaal gebruik te maken van de geboden beleidsvrijheid, zonder daarbij de doelstelling van het kabeljauwherstelplan uit het oog te verliezen.

Bijvangst

De leden van de CDA-fractie informeren naar de uitvoering van de motie van het lid Koppejan (Kamerstuk 21 501-32, nr. 606) met betrekking tot het impact assessment inzake de aanlandplicht, naar de manier waarop Nederland het beste praktische invulling kan worden gegeven aan de aanlandplicht en naar de stand van zaken in het overleg met de sector. Tevens vragen zij hoe het Europese speelveld op dit vlak eruit ziet.

Zoals ik in de Kwartaalrapportage GVB van 13 sept jl. heb aangegeven ben ik met de betrokkenen en andere stakeholders in overleg over de consequenties van de algemene benadering van de Raad van juni 2012. Bezien wordt welke condities nodig zijn om tot een succesvolle implementatie van de aanlandplicht te komen. Ook zal gekeken worden naar maatregelen om bijvangsten, waar mogelijk, verder te beperken en te bezien welke instrumenten (EVF, quota, technische maatregelen en controle) hiervoor nodig zijn. Hiermee geef ik ook uitvoering aan de motie Koppejan (Kamerstuk 21 501-32, nr. 606). U wordt op de hoogte gehouden van de bevindingen.

Tijdens de Raad van 12 juni jl. heeft een ruime meerderheid van de lidstaten ingestemd met het pakket in de algemene benadering en daarmee de introductie van een gefaseerde aanlandplicht. Nederland heeft toen niet ingestemd en aangegeven dat met name de afspraken over de aanpak van discards daartoe hebben geleid. Deze sluiten onvoldoende aan bij de met uw Kamer overeengekomen Nederlandse positie. Zweden vond de voorstellen niet ambitieus en effectief genoeg. Voor Malta, Griekenland en Slovenië bood het voorstel (nog) te weinig garanties voor hun kleinschalige vloten. Over de voorwaarden en de fasering zal onder Iers voorzitterschap verder gesproken worden.

De leden van de CDA-fractie vragen mij naar de stand van zaken van de discussie over de meerjarenplannen in het algemeen en het vigerende kabeljauwherstelplan in het bijzonder en vragen mij een voorstel te doen tot een pauze in het automatisch korten van zeedagen. Ook vragen zij mij naar de stand van zaken met betrekking tot een oplossing voor de kortingen in het kader van het tong- en scholplan.

Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op de vragen hierover van de leden van de VVD-fractie.

Vangstmogelijkheden 2013

De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat de Commissie voorstellen heeft gedaan voor de introductie van nieuwe Total Allowable Catches (TACs) voor mul en zeebaars, of ik kan aangeven op basis van welke gegevens deze TACs worden opgesteld en of ik het oordeel deel dat het onverhoeds instellen van TACs op basis van aanvoergegevens uit het verleden zomaar kan leiden tot onnodige quotarestricties, met het creëren van discards tot gevolg.

De Europese Commissie heeft inderdaad voorstellen voor TACs voor mul en zeebaars aangekondigd, maar er ligt nu alleen een voorstel voor zeebaars. De Europese Commissie maakt in dit voorstel gebruik van de aanlandingsgegevens van de afgelopen 10 jaar voor het bepalen van de hoogte van de TAC en de verdeling over de lidstaten. Het voorstel van de Commissie is uit biologische overwegingen gedaan, ingegeven door het advies van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES), dat oproept om toenemende vangsten van zeebaars te beteugelen. Vervolgens wordt het voorstel met lidstaten besproken. Nederland heeft samen met andere lidstaten aangegeven dat we eerst het wetenschappelijk advies over het bestand (oktober 2012) moeten afwachten. Ook dat andere maatregelen moeten worden onderzocht. Ik ben ten principale niet tegen nieuwe (voorzorgs-)TACs als dit bijdraagt aan de duurzame instandhouding van vispopulaties.

Fiche inzake verordening technische maatregelen bescherming mariene organismen

De leden van de CDA-fractie vragen eveneens of het klopt dat de feitelijke herziening van de verordening inzake technische maatregelen is uitgesteld tot na de herziening van de het GVB en of ik bereid ben me in te zetten voor verlenging van de huidige verordening.

Ik verwijs hier naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

GVB

De leden van de CDA-fractie vragen verder of ik, zodra er over de rapporten met betrekking tot het GVB in het Europees Parlement plenair is gestemd, een kabinetsreactie daarop aan uw Kamer kan doen toekomen. Tevens vragen zij naar de stand van zaken met betrekking tot een EU-conferentie over pulskorvisserij die dit najaar zou worden georganiseerd.

Ik zal uw Kamer informeren over mijn standpunt over de positie van het EP in eerste lezing. Op 4 oktober 2012 wordt in Den Haag een seminar gehouden genaamd «Giving an impulse to innovation and sustainability». De pulsvisserij wordt uitdrukkelijk in dit seminar meegenomen. Voor het seminar zijn uitgenodigd beleidmakers en -beslissers op het niveau van directeuren en directeuren-generaal visserij van de lidstaten, de Commissie, leden van de Tweede Kamer en het EP, vertegenwoordigers van NGO's, visserijbestuurders en internationale wetenschappers.

Mauritanië

De leden van de CDA-fractie vragen mij of ik het niet betreurenswaardig vind dat er in de nieuwe overeenkomst met Mauritanië niets is afgesproken over hoe de EU (overheid en sector) haar kennis over duurzame visserij kan delen met Mauritanië om zo te komen tot goed bestandsbeheer in de Mauritaanse wateren. Ze vragen of ik bereid ben mij hiervoor in EU-verband actief in te zetten. Ook vragen zij of ik van mening ben dat dergelijk beleid onder het externe GVB-beleid valt.

Wetenschappelijke samenwerking om duurzaamheid te bevorderen past volledig bij de in maart aangenomen Raadsconclusies over het externe visserijbeleid. Dergelijke samenwerking ondersteun ik dan ook. Voor wat betreft de samenwerking tussen Mauritanië en de EU verwijs ik naar mijn antwoorden op de door het lid Koppejan daarover gestelde vragen. De beantwoording is u separaat toegezonden. Het protocol wordt gesloten tussen de EU en Mauritanië. De industrie is geen medeondertekenaar hiervan.

De leden van het CDA-verwijzen naar kritische rapporten van de Europese Rekenkamer over de kosten van de visserijakkoorden in vergelijking met de benutting ervan. Zij vragen hoe de Commissie het huidige akkoord tussen de EU en Mauritanië in het licht hiervan kan rechtvaardigen.

Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar mijn antwoorden op de afzonderlijk door het lid Koppejan daarover gestelde vragen.

Tevens vragen de leden van het CDA of ik kan bevestigen dat de vangstmogelijkheden voor de Europese vissers beschikbaar komen, nadat niet alleen de vangsten van de lokale vissers, maar ook die van hun niet-Europese concurrenten ervan zijn afgetrokken. De leden vragen of ik van mening ben dat de Commissie haar eigen vloot achterstelt en Nederland met haar opstelling ten opzichte van de internationale visserij aan «zelfkastijding» doet.

Het verwijt dat de Europese Commissie de Europese vloot achterstelt is onterecht en doet geen recht aan haar inzet op dit punt. De Commissie heeft naar mijn mening op het gebied van concurrentiekracht het best bereikbare resultaat behaald. Ik verwijs in dit verband ook naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Koppejan. Vanaf het begin van de onderhandelingen heeft de Commissie zich hard gemaakt voor de belangen van de EU-vloot, maar wel binnen de kaders van wat volgens de beschikbare wetenschappelijke adviezen aan duurzame vangst mogelijk is. Het was daarbij volstrekt helder dat de vangstmogelijkheden van de EU-vloot alleen op peil konden blijven wanneer Mauritanië bereid zou zijn de vangsten van andere vloten in te krimpen én als er een effectieve maatregel zou worden genomen om de visserijdruk op sardinella te verminderen. Het streven van de Europese Commissie was vanaf het begin van de onderhandelingen om toezeggingen van Mauritanië te verkrijgen om de inzet van andere vloten te verminderen.

Vragen van de leden van de SP-fractie

Melkveehouderij

De leden van de SP-fractie vragen mij naar mijn standpunt over de beëindiging van de melkquotering.

De melkquotering zal, conform de gemaakte afspraken, in 2015 beëindigd worden. Tegen het licht van onder andere de superheffing die Nederland jaarlijks aan de Europese Unie afdraagt, is Nederland nog steeds voorstander van de beëindiging van quotering.

Art 68

Voor het schrappen van de Stimulering management maatregelen in artikel 68 verwijs is naar mijn antwoorden aan de VVD-fractie.

Voor de het overzicht van de subsidies aan de Stimuleringsregeling diervriendelijk produceren en de Investeringsregeling duurzame stallen verwijs ik naar de antwoorden aan de PvdA-fractie.

Glyfosaat

De leden van de SP-fractie informeren naar het verdere besluitvormingstraject van de glyfosaat-resistente Round-up Ready sojaboon en soortgelijke gewassen. Voorts willen de leden van de SP-fractie graag weten wanneer glyfosaat in Nederland voor het laatst is (her)beoordeeld en hoe hoog de meest recente overschrijdingen van glyfosaat in het oppervlaktewater in Nederland zijn en waar deze het hoogst zijn.

Ten aanzien van de vraag over de glyfosaat-resistente gewassen verwijs ik naar mijn antwoorden in mijn brief terzake (Kamerstuknummer 21 501-32, nr 635).

Glyfosaat wordt op dit moment binnen de EU herbeoordeeld. De European Food Safety Authority (EFSA) heeft daarbij de leidende rol, samen met de rapporteur Duitsland.  Gewasbeschermingsmiddelen op basis van glyfosaat zijn in Nederland toegelaten. Er zijn geen overschrijdingen van de MTR (maximaal Toelaatbaar Risiconiveau)-norm voor de werkzame stof glyfosaat in het oppervlaktewater geconstateerd in de meest recente metingen van 2010, zoals gepubliceerd in de Bestrijdingsmiddelenatlas. Echter er zijn wel overschrijdingen van de drinkwaternorm vastgesteld. Deze bevinden zich met name in het westen van Nederland, Groningen en Overijssel.

GVB

In reactie op de stellingname van de leden van de SP-fractie dat het wenselijk is om innovatieve en duurzame vissers voorrang te geven bij de toekenning van TACs en subsidies, kan ik melden dat innovatie en verduurzaming prioriteit krijgen bij de inzet van beschikbare EU-middelen en de daaraan gekoppelde nationale middelen. Wat betreft de TAC's geldt dat niet alle quota gecontigenteerd zijn, waardoor individuele toekenning en bevoordeling moeilijk uitvoerbaar is.

De leden van de SP-fractie kunnen zich niet vinden in het bezwaar dat ik maak tegen de Commissievoorstellen om kleinschalige visserij te bevoordelen bij subsidietoekenning. Voor mij geldt dat het criterium kleinschalig/grootschalig niet bepalend is voor subsidietoekenning. Voor mij is bepalend of een visserijonderneming een bijdrage levert aan duurzaamheid, innovatie, energiebesparing en bevordering van werkgelegenheid.

Alternatieve identificatie en registratie voor gewetensbezwaarden

De leden van de SP-fractie vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de subsidieverlening aan boeren die gebruik willen maken van alternatieven voor identificatie en registratie.

In de brief van 18 juli aan uw Kamer (TK 21 501-32, nr. 628) heb ik aangegeven dat ik me zal blijven inzetten om ook voor de gewetensbezwaarden tot een aanvaardbare oplossing te komen om aan de identificatie verplichting van runderen te voldoen zonder het aanbrengen van de nu verplichte oormerken. Als er op Europees niveau in de regelgeving een oplossing komt waaraan de gewetensbezwaarden kunnen voldoen dan is er geen reden meer om deze groep boeren te korten op de subsidieverlening.

Marktmacht en korting op betalingen aan leveranciers door Albert Heijn

De leden van de SP-fractie vragen naar de inzet van Nederland bij de Europese discussie over mogelijkheden voor organisatie van boeren en producenten in de mededingingswetgeving en inkoopmacht.

Zoals ik in mijn antwoord op een vraag van de VVD-fractie heb geantwoord, zet ik mij bij de onderhandelingen over het nieuwe GLB in voor ruimere mogelijkheden in de Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) voor producentenorganisaties. Door die ruimere mogelijkheden zullen primaire producenten in de agrarische sector hun positie ten opzichte van afnemers kunnen versterken. In antwoord op de vraag van de SP-fractie – zoals ook gesteld in de vragen van het lid Gesthuizen en van het lid Koopmans – over mijn mening met betrekking tot de eenzijdige actie van Albert Heijn om betalingen aan leveranciers met 2% te verlagen verwijs ik naar het antwoord dat ik heb gegeven over een vergelijkbare vraag van de VVD-fractie. In dat antwoord heb ik ook vermeld dat bij een gedragscode eerlijke handelspraktijken een laagdrempelige geschillenbeslechting hoort, waaronder bijvoorbeeld de mogelijkheid om bij geschillen tussen een afnemer en een leverancier te bemiddelen.

Inkomensstabilisatiefonds

De leden van de SP-fractie vragen waarom ik er van uitga dat de kosten van een inkomensstablisatiefonds hoog zullen zijn.

Ik baseer dit op de Impact Analyse bij de wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie. Daaruit blijkt dat de kosten kunnen oplopen tot 30 miljard euro in één jaar, uitgaande (en dus bovenop) van de bestaande generieke inkomenssteun van circa 40 miljard euro.

Vangstverbod haaien en roggen

De leden van de SP-fractie vragen mij verder mijn tanden te zetten in bescherming van en een vangstverbod voor haaien en roggen.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de PvdA-fractie.

Vragen van de D66-fractie

Steun aan verwerkers van vezelvlas en vezelhennep

De leden van de D66-fractie spreken zich uit tegen de steunregeling voor vezelverwerkers en pleiten tegen herkoppeling van steun aan productie.

Het kabinet ondersteunt de motie van de leden Jacobi en Van Veldhoven (Kamerstuk 21 501-32, nr. 552) om niet te kiezen voor herkoppeling van steun aan productie. Dit is en blijft dan ook de inzet van het kabinet en ik heb dit ook met kracht verschillende malen in de Landbouwraad naar voren gebracht. Ik heb echter niet vooruit willen lopen op het nieuwe GLB, waarin de mogelijkheden voor de vezelteelt nu nog ongewis zijn en daarom wil ik de sector gericht ondersteunen voor innovaties.

Aanpassingen in de inzet artikel 68

Voor de uitleg over de technische uitvoeringsproblemen verwijs ik naar het antwoord aan de VVD-fractie. Voor de benutting van de beschikbare ruimte in 2013 verwijs ik naar mijn antwoord over de herkomst van de middelen aan de CDA fractie.

Wijzigingen ten aanzien van de invulling van artikel 68 in 2013 konden aan de Europese Commissie worden gemeld tot 1 september jl..

Brief over de stand van zaken schaapskuddes en bijzondere rassen

De leden van de D66-fractie vragen naar mijn inzet om te komen tot een blijvend perspectief in de vorm van een houdbaar verdienmodel, idealiter op basis van inkomsten vanuit de markt en niet via directe steun vanuit de overheid.

Ik deel de mening van de leden van de D66-fractie dat de schaapskuddes gebaat zijn bij een blijvend perspectief in de vorm van een houdbaar verdienmodel, idealiter op basis van inkomsten vanuit de markt (bijvoorbeeld opbrengsten uit het inzetten van schaapskuddes voor beheer van gebieden) en niet via directe steun vanuit de overheid. De sector bevindt zich in een transitie naar een situatie waarbij financiering primair vanuit de markt moet komen. Daarbij kan worden aangesloten bij bestaande initiatieven zoals die bijvoorbeeld in Zuid-Limburg worden ondernomen, waarbij schapen kunnen worden geadopteerd.

Daarnaast werkt de Stichting Zeldzame Huisdierrassen, mede met behulp van een subsidie van mijn ministerie, aan het vergroten van de zelfredzaamheid van de sector, met name gericht op de zeldzame rassen. De huidige subsidieregeling voor 2012, waar de Kamer via het amendement Jacobi/Koopmans (Kamerstuk 33 000 XIII, nr. 140) om heeft verzocht, richt zich ook op de zeldzame rassen.

Verder deel ik de opvatting van de leden van de D66-fractie dat het, gezien de decentralisatie van het natuurbeleid, voor de hand ligt dat provincies een rol hebben bij het bijdragen aan bijvoorbeeld de landschappelijke waarden die geassocieerd worden met gebieden, zoals de heide, waar schaapskuddes worden gehouden. Veel provincies zijn hier ook al actief mee bezig. Ook kent de door de provincies beheerde Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL) mogelijkheden voor ondersteuning van natuurbeheer door schaapskuddes.

Fiche mededeling vangstmogelijkheden 2013

De leden van de D66-fractie spreken hun zorg uit over het voornemen van de regering om geen TACs voor ongereguleerde soorten te steunen. Tevens vragen zij de regering expliciet te onderkennen dat een duurzaam beheer van de hieraan gerelateerde visserij het uitgangspunt moet zijn, dit uit te dragen in EU-verband en aan te geven welke instrumenten zij wel geschikt acht hiervoor indien sturing noodzakelijk is. Verder roepen de leden van de D66-fractie mij op om niet dwars te liggen indien zich een meerderheid in de Raad lijkt af te tekenen voor het instellen van TACs of voor een andere beperking op deze vangsten.

Indien uit biologische adviezen blijkt dat beschermende maatregelen nodig zijn, zullen die ook genomen moeten worden. De duurzaamheid van de visbestanden staat voorop. Het instellen van een TAC is niet altijd het beste en meest geschikte instrument, zeker niet als het om pure bijvangst gaat. Ik heb de Commissie opgeroepen om ook andere instrumenten dan een TAC te onderzoeken. Mocht blijken dat een TAC het meest effectieve instrument is, zal ik een meerderheid in de Raad niet in de weg staan.

Agrarisch natuurbeleid

De leden van de fractie van D66 vragen naar de effectiviteit van het agrarisch natuurbeheer.

Het agrarisch natuurbeheer vormt een belangrijke pijler onder mijn beleid om te voldoen aan Europese biodiversiteitsverplichtingen. Daarnaast kan het agrarisch natuurbeheer een goede bijdrage leveren aan het voldoen aan bijvoorbeeld de Kaderrichtlijn Water. Het verbeteren van de effectiviteit van het agrarisch natuurbeheer is daarbij een steeds voortdurend ontwikkelingsproces, mede doordat onze kennis over de effectiviteit van maatregelen steeds beter wordt.

De voorstellen voor herziening van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid 2014–2020 lijken goede mogelijkheden te bieden om de effectiviteit en efficiëntie van het huidige agrarisch natuurbeheer te verbeteren. Met name een versterking van de rol van collectieven kan een grote bijdrage leveren. Door deze versterking kan samen met andere overheden integraal sturing worden gegeven aan streekgebonden ontwikkelingen, en kunnen bijvoorbeeld biodiversiteitsdoelen beter worden verankerd in een gebiedsontwikkeling.

Stand van zaken suikermarkt

De leden van de D66-fractie vragen de regering haar inzet in Europees verband vorm te geven conform de aangenomen motie Hachchi c.s. waarin de regering wordt verzocht in te zetten «op een afbouw van resterende handelsbarrières voor ontwikkelingslanden, waaronder in ieder geval wordt verstaan de door de OECD genoemde beperkingen in de vorm van exportsubsidies waar deze gelden voor landbouwproducten zoals suiker» (Kamerstuk 31 250, nr. 94).

In de discussies over de voorstellen van de Europese Commissie voor een nieuwe integrale Gemeenschappelijke Marktordening tekent zich een grote meerderheid af voor verlenging van de bestaande quotaregeling voor suiker. De inzet van de regering blijft om te komen tot beëindiging van de quota. Wat betreft de afbouw van de resterende handelsbarrières, blijft de regering van mening dat de uitvoerrestituties eind 2013 dienen te worden afgeschaft. Dit ongeacht de uitkomsten van de WTO-onderhandelingen.

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Rapportages Europees Parlement: vergroening

Voor de beantwoording verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de VVD-fractie over de vergroening van het GLB.

GLB-overgangsregeling 2014–2020

Voor de beantwoording verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de VVD-fractie over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020.

Horizontale verordening

De leden van de CU-fractie vragen mijn blijvende inzet voor vereenvoudiging van het GLB. Vereenvoudiging, vermindering van administratieve lasten en van uitvoeringslasten blijven voor mij prioriteit houden in de GLB-onderhandelingen.

Situatie op de EU-suikermarkt

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben diverse vragen gesteld over mijn inzet waar het gaat om de suikermarkt.

Het doel van de regering blijft om te komen tot afschaffing van alle productiebeperkende maatregelen. Zoals ik uw Kamer reeds op 7 februari schreef in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 23 januari 2012 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 571) vraag ik mij af of het voornemen van de Commissie om de suikerquota in 2015 af te schaffen niet aan de vroege kant is. Ik heb de Europese Commissie gevraagd om te overwegen met een genuanceerder voorstel te komen, waarvan verruiming van de quota in de aanloop naar afschaffing onderdeel uitmaakt. Ik heb daarbij geen datum genoemd waarop de quota daadwerkelijk moeten zijn afgeschaft. Dit mag wat mij betreft echter niet te ver in de toekomst zijn. Belangrijk is vooral dat afschaffing van de quota uiteindelijk een feit zal zijn. Door geleidelijke verruiming van de quota kan de sector zich beter instellen op een situatie zonder quota.

Ik zal me ervoor blijven inzetten dat er voldoende suiker beschikbaar is voor de verwerkende industrie. Dit kan bijvoorbeeld door het omzetten van buiten quotum suiker naar quotum suiker, waarbij suiker die voor uitvoer wordt geproduceerd toch op de eigen markt kan worden afgezet. Daarnaast kan verlaging van de invoerrechten ervoor zorgen dat suiker goedkoper vanuit landen van buiten de Europese Unie kan worden ingevoerd. Beide maatregelen zijn afgelopen jaar toegepast en zullen, wat mij betreft, verder ingezet worden als dit voor een goede voorziening van de markt noodzakelijk is.

Verruiming van de productiequota en uiteindelijke afschaffing zal ongetwijfeld leiden tot meer suiker op de interne markt. De consequenties van de aanpassingen in het EU-suikerbeleid voor ontwikkelingslanden zijn mede afhankelijk van ontwikkelingen op de wereldmarkt en in grote productielanden als Brazilië. De EU is en blijft echter gecommitteerd aan de geldende handelspreferenties voor ontwikkelingslanden.

Aanpassingen inzet artikel 68 GLB

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af of de steunregeling voor vezelgewassen op tijd komt en of deze steun gebruikt zal worden om nieuwe toepassingsmogelijkheden te ontwikkelen.

Verder stellen de leden van de ChristenUnie-fractie diverse vragen over de overige maatregelen van artikel 68.

Waar het gaat om de vragen over de steunmaatregelen vezelgewassen is het allereerst zo dat akkerbouwers jaarlijks hun bouwplan kunnen wijzigen. Een eventuele keuze voor minder vlas of vezelhennep in 2012 betekent dus niet dat in 2013 eenzelfde keuze gemaakt zou moeten worden. De regeling biedt dan ook de ruimte voor zelfs een lichte stijging van het areaal ten opzichte van het gemiddelde areaal over de periode 2009 – 2011.

Deze regeling biedt de sector vooral extra tijd, is gericht op innovatie en ondersteunt niet direct de ontwikkeling van nieuwe toepassingsmogelijkheden. Voor het overige verwijs is naar mijn antwoord op de vraag van de fractie van D66 over deze steunregeling.

Voor de beantwoording over het stopzetten van de maatregel «Stimulering managementmaatregelen dierenwelzijn» verwijs ik naar het antwoord aan de VVD-fractie.

Voor de beantwoording van de verlaging van het budget voor de Brede weersverzekering verwijs ik naar de beantwoording van de vragen over vlas- en vezelteelt van de VVD-fractie.

In 2012 hebben 581 landbouwers een Brede weersverzekering afgesloten voor een bedrag van ruim € 5 miljoen. De gegevens voor de steunaanvraag dienen voor 1 november 2012 bij Dienst Regelingen te worden ingediend.

Maatregelen om de positie van primaire producenten te verbeteren

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vragen gesteld naar aanleiding van berichten over de extra korting van 2% die Albert Heijn eenzijdig in mindering brengt op zijn inkoopprijzen.

Voor mijn reactie daarop verwijs ik deze leden naar mijn antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie hierover.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben tevens gevraagd naar mijn inzet om in Europa te pleiten voor «agro-specifieke» mededingingsregels. Naar mijn mening dient te worden onderzocht, hoe die ruimte voor samenwerking tussen primaire producenten in de agrarische sector kan worden gerealiseerd door ruimere mogelijkheden in de GMO voor producentenorganisaties. Zoals ik in antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie heb geantwoord, zal ik mij daarvoor sterk maken bij de onderhandelingen over het nieuwe GLB.

Gemeenschappelijk Visserijbeleid

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen mij om mijn steun voor de discardban in trekken. Ik verwijs hier graag naar het antwoord op de leden van de CDA fractie. Wat betreft de discards en overleving van vis heb ik de Kamer per brief geïnformeerd (d.d. 26 oktober 2011, ref. 230208).

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben er grote moeite mee dat alle aangelande, niet marktwaardige vis in mindering zal worden gebracht op de quota, terwijl dit geen inkomsten meet zich meebrengt voor de vissers. Het spreekt voor zich dat de quota aangepast moeten worden om rekening te houden met de ondermaatse vis. Dit zal verder worden besproken in de Raad. De oproep om regels over bijvoorbeeld de vangstsamenstelling op te heffen kan ik steunen. Dit is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat alle vis aangeland kan worden. Daarmee wordt ook de spanning opgelost tussen maaswijdte, one-net rule en onverwachte vangsten waaraan wordt gerefereerd. Ik ben het ook met de leden van de ChristenUnie-fractie eens dat een betere samenstelling van de quota bij kan dragen aan het voorkomen van ongewenste bijvangsten. Flexibele oplossingen zijn nodig om tot een evenwichtige balans te komen. Mijn inzet is er op gericht om de sector zelf een grotere rol te geven bij het beheer van de quota. Tot slot merk ik op dat de discards-aanpak een pakket is van preventieve maatregelen (het voorkomen van ongewenste bijvangsten met technische maatregelen, mengen van quota), met een aanlandplicht als sluitstuk.

De leden van de ChirstenUnie-fractie vragen of ik hun mening deel over het sowieso moeten kunnen doorgaan van het overboord gooien van soorten waarvoor het overlevingscijfer volgens het beste wetenschappelijke advies dat beschikbaar is.

Als de fractie hiermee doelt op bijvoorbeeld kwetsbare soorten als haaien en roggen met een aanzienlijke overlevingskans, ben ik het met u eens. De Europese Commissie zal het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Advies Comité van de Europese Commissie vragen om advies uit te brengen over welke soorten hiervoor in aanmerking zouden kunnen komen. Tot op heden blijkt dat met de huidige traditionele boomkor de overlevingskans van bijvoorbeeld platvis klein is. Zijn er technieken die die overlevingskans aanzienlijk kunnen verhogen, dan zal ik hier zeker naar kijken. Echter, bij de afweging van de aanlandplicht laat ik ook controleerbaarheid en handhaafbaarheid meewegen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een oplossing voor de beknotting in zeedagen voor vissers die vissen met grote mazen.

Momenteel ligt er een voorstel van de Commissie voor aanpassing van het kabeljauwplan, waardoor de Raad kan besluiten tot een bevriezing van de zeedagen. Vissers die met grote mazen vissen en meedoen aan volledig gedocumenteerde visserij (met CCTV-camera’s aan boord, aanlandplicht en vangstquota), worden vrijgesteld van zeedagen. De Nederlandse sector heeft hiervoor belangstelling.

De leden van de ChristenUnie-fractie steunen mijn inzet om te komen tot een volledige toelating van duurzame vistechnieken zoals de pulsvisserij. Zij vragen mij of ik samenwerk met andere landen om dit te bereiken, of het klopt dat de voorlopige resultaten er op wijzen dat discards met de pulskor sterk verminderd worden en hoe groot deze reductie is.

Ten aanzien van de pulsvisserij neemt Nederland een uitgesproken positie in. Het gaat hier om een in Nederland ontwikkelde techniek. Een aantal lidstaten heeft daarentegen juist principiële bezwaren tegen het gebruik van elektriciteit in de visserij. Het komt er nu op aan om lidstaten op basis van wetenschappelijke resultaten te overtuigen van de duurzaamheid van de ontwikkelde pulstechniek. Uit een vergelijkend onderzoek uit 2011 zijn de vangsten van een traditionele boomkorvisser vergeleken met de vangsten van twee pulsvissers. Hieruit is gebleken dat het totale vangstvolume (marktwaardige vis, discards en grondvuil) van pulsvissers per visuur ongeveer 37 procent bedroeg van de boomkor. Voor marktwaardige vis was dat per visuur 62 procent en voor de discards van vis per visuur 33 procent. Daarbij dient ook te worden vermeld dat de beviste oppervlakte van pulsvissers door de lagere vissnelheid 75 procent bedraagt van de beviste oppervlakte van de boomkorvisser.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben zorgen over de gevolgen voor de visserij bij een drastische teruggang in de vangstmogelijkheden om de maximale duurzame opbrengst (MSY, (Maximum Sustainable Yield) te realiseren. Zij vragen of ik van mening ben dat in een dergelijk geval wel steun is toegestaan voor de sector om voldoende bedrijven te laten voortbestaan om een evenwicht tot stand te brengen tussen vlootcapaciteit en beschikbare hulpbronnen wanneer de maximale duurzame opbrengst is bereikt.

Zoals ik heb aangegeven in de geannoteerde agenda van de Visserijraad van 1 juni (Kamerstuk 21 501-32, nr. 601) ben ik voorstander van de MSY-benadering en streef ernaar om visbestanden in 2015 op MSY-niveau te beheren. Gezonde visbestanden zijn een belangrijke voorwaarde voor een gezonde visserijsector. Wel dienen de MSY-niveaus goed op elkaar afgestemd te zijn, rekening houdend met het specifieke karakter van de gemengde visserij en de interactie tussen bestanden. De stakeholders zouden betrokken moeten worden bij het vaststellen van de niveaus.

De leden van de ChristenUnie-fractie steunen het systeem van visserijconcessies zoals dat nu in Nederland is geregeld, maar wensen te voorkomen dat de EU verder gaat en ook bestaande concessies gaat verkopen. Een dergelijk systeem vinden de leden onwenselijk gezien de investeringen die door de huidige generatie visserijbedrijven zijn gedaan. Zij vragen mij of ik het onwenselijk vindt dat quota in de toekomst zouden kunnen worden ingetrokken en opnieuw tegen betaling zouden worden verhuurd (als tijdelijke concessies).

Het voorstel van de Europese Commissie over de individuele visserijconcessies heeft in de Raad weinig steun gekregen. Mijn inzet was erop gericht het Nederlandse systeem te behouden en op Unie-niveau enkel te besluiten over een kader voor een beheer met individuele visserijconcessies met enkele randvoorwaarden. In de in Raad van 12 juni jl. vastgestelde algemene benadering is ten aanzien van de visserijconcessies gekozen voor een vrijwillige benadering. Lidstaten kunnen dan zelf kiezen of zij met overdraagbare concessies gaan werken. Ik zie nu geen aanleiding om het Nederlandse systeem van individueel overdraagbare quota aan te passen.

Vangstmogelijkheden

De leden van de ChristenUnie-fractie informeren naar de stappen die nodig zijn om gegevens te verzamelen voor bestanden waar we weinig kennis van hebben. Gegevens van de bestanden worden verzameld via de datacollectieverordening. Deze geeft ook regels over welke lidstaat wat moet verzamelen. In eerste instantie is aanpassing van die regelgeving nodig. Dat gebeurt nog dit najaar voor de nieuwe datacollectieverordening. Dan kunnen er in voorkomende gevallen nog legitieme redenen zijn, waarom er nog steeds onvoldoende gegevens zijn. Extra hulp van de vissers bij het verzamelen van gegevens is dan welkom en in hun eigen belang. Een aantal vissers werkt hier aan mee. Mocht ook dit onvoldoende zijn, dan geven de nieuwe, nog niet uitontwikkelde richtsnoeren van ICES richting. U wordt overigens in oktober geïnformeerd over het onderzoek naar de geassocieerde soorten (motie Slob, Kamerstuk 21 501-32, nr. 32).

Overeenkomst met Mauritanië

De leden van de ChristenUnie-fractie uiten hun zorgen over de visserijovereenkomst met Mauritanië. Zij vragen of het juist is dat sinds de voorlopige inwerkingtreding van het nieuwe akkoord met Mauritanië geen enkel pelagisch vaartuig uit de EU meer actief is in de wateren van Mauritanië vanwege de voor de reders onmogelijke eisen.

De EU-vaartuigen zijn in april al uit Mauritanië vertrokken omdat de vangstmogelijkheden volledig waren benut en de Commissie de visserij heeft gesloten. Het nieuwe protocol is nog niet in werking getreden. Omdat de EU en Mauritanië er in zijn geslaagd voor de einddatum van het oude protocol een nieuwe overeenkomst te sluiten mogen vaartuigen tijdens een overgangsperiode wel weer aanvragen voor licenties indienen. Deze periode, die op 1 augustus is ingegaan, duurt maximaal een half jaar. Hoewel de EU gedurende deze periode niet betaalt en Mauritanië derhalve alleen de sectorbijdrage ontvangt is, is Mauritanië wel bereid licenties af te geven. Een aantal EU-vaartuigen heeft inmiddels gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. De pelagische vaartuigen zijn echter nog niet teruggekeerd naar Mauritanië.

De leden van de ChristenUnie-fractie verwijzen naar een persbericht van de Commissie, waarin wordt gesteld dat de nieuwe visserijovereenkomst met Mauritanië een duurzaam en ethisch akkoord is, met een goede prijs/kwaliteit-verhouding. Zij vragen mij dit statement te onderbouwen. Zij vragen mij of ik het eens ben met de stelling dat de EU een rol te vervullen heeft om er bij de Mauritaanse overheid op aan te dringen tot duurzame visserij in de regio te komen en dat dit onlosmakelijk verbonden zou moeten zijn met het externe beleid van het GVB. Tevens vragen zij mij of ik het in dat licht niet betreurenswaardig vindt dat er in de nieuwe overeenkomst niets zou zijn afgesproken over hoe de EU (overheid en industrie) haar kennis over duurzame visserij kan delen met Mauritanië om zo te komen tot goed bestandsbeheer in de Mauritaanse wateren. Ook vragen zij mij of ik bereid ben me hiervoor in EU-verband actief in te zetten.

Ik verwijs hier naar de beantwoording van de vragen van de leden van de CDA-fractie en van de afzonderlijke vragen van het lid Koppejan.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat ik ervan zou vinden als de Europese sector zich zou moeten terugtrekken uit de Mauritaanse wateren.

Het protocol is afgesloten om de visserij van EU-vaartuigen te faciliteren binnen duurzame kaders. De keuze om het protocol te gebruiken is echter aan de reders.

De leden van de ChristenUnie-fractie vraagt tevens naar de consequenties voor de datavoorziening ten behoeve van de regionale visserijbeheersystemen, indien de EU-vloten zich uit de Mauritaanse wateren zouden terugtrekken.

Ik deel de zorg over dit punt. De Commissie werkt momenteel voor de CECAF-wateren aan geharmoniseerde dataverzamelingsprojecten, in nauwe samenwerking met de betreffende lidstaten, waaronder Nederland en de FAO. Hierbij is inzet van de bedrijfsvaartuigen ook van groot belang. Als de bedrijfsvaartuigen hier niet meer voor ingezet kunnen worden, zal dit leiden tot een aanzienlijk verlies aan gegevens over visbestanden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar mijn mening over het akkoord in relatie tot de kritische rapporten van de Europese Rekenkamer. Ook vragen zij in het licht van de vangstmogelijkheden of de wetenschappelijke adviezen specifiek een surplus voor Mauritanië berekenen.

Ik verwijs hierbij naar mijn antwoorden op de vragen hierover van het lid Koppejan. In aanvulling daarop wil ik opmerken dat de beschikbare wetenschappelijke adviezen ingaan op visbestanden voor de regio. Dit is vanzelfsprekend omdat de visbestanden gedeeld worden door meerdere kuststaten. Daarnaast is in het gemeenschappelijk wetenschappelijk comité van Mauritanië en de EU gesproken over het surplus voor Mauritanië.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen mij wat een vertrek van de EU-vaartuigen voor gevolgen zou hebben voor de voedselvoorziening in ontwikkelingslanden als Nigeria, Ghana, Kameroen en Ivoorkust.

Deze relaties liggen complex. In de eerste plaats is de pelagische vis op de Afrikaanse markt niet uitsluitend afkomstig van de Europese vaartuigen die in Mauritaanse wateren vissen. De vis die de reders van de PFA afzetten in Afrika kan afkomstig zijn andere regio’s. De reders zijn immers ook actief in de vishandel. Mocht er al een tekort ontstaan door het verminderen van de aanvoer van EU-vaartuigen, dan zullen lokale handelaren ook andere, soms nieuwe leveranciers zoeken.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar mijn oordeel over de nieuwe visserijzone. Tevens vragen zij mij of het klopt dat de vangstmogelijkheden voor EU-vissers beschikbaar kwamen nadat niet alleen de vangsten van de lokale vissers, maar ook die van hun niet-Europese concurrenten hiervan zijn afgetrokken. Zij vragen of ik de mening deel dat de Commissie daarmee haar eigen vloot achterstelt en dat Nederland in dit verband aan «zelfkastijding» doet. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen mij of ik bereid ben het huidige akkoord te verwerpen.

Ik verwijs hierbij naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Koppejan.

Europees fonds voor maritieme zaken en visserij

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar mijn inzet om het mogelijk te maken om uit het EFMZV steun te verlenen aan vissers die tijdelijk gedwongen worden hun activiteiten te stoppen ten gevolge van milieurampen of ongunstige klimatologische omstandigheden.

De beschikbare middelen in het nieuwe EFMZV wil het kabinet, zoals verwoord in het BNC-fiche terzake (Kamerstuk 22 112, nr. 1320), primair inzetten voor verduurzaming, innovatie en een concurrerende visserijsector.

Indien het EP later dit jaar met voorstellen op dit vlak komt, zal ik hierover mijn standpunt verder bepalen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen verder of er reeds inzicht bestaat in hoeveel investeringen er nodig zijn op schepen en in havens gericht op het gebruik of opslaan van ongewenste bijvangsten. Kwantitatieve cijfers zijn hierover niet te geven. De leden geven aanvullend aan de middelen van het fonds te willen inzetten voor verduurzaming, zoals het beperken van onnodige bijvangst en versterking van de visserijsector.

Het EFMZV heeft als belangrijkste doelstelling de bevordering van een duurzame, innovatie en concurrerende visserij. Daarmee ligt de focus op de ondernemers die actief zijn in de visserij, en niet op de infrastructuur in havens en visveilingen. Daar waar bij infrastructurele voorzieningen nog een directe link tot verduurzaming bestaat, biedt het fonds naar verwachting wel mogelijkheden.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

Marktmacht primaire producenten

De leden van de SP-fractie geven aan verschillende voorstellen te hebben gedaan om de positie van primaire producenten te versterken ten opzichte van afnemers, zoals supermarktketens. Daarbij noemen ze de motie Van der Staaij.

Voor mijn reactie op deze motie verwijs ik naar mijn reactie die ik aan de leden van de VVD-fractie heb gegeven op hun vraag welke stappen ik naar aanleiding van die motie heb ondernomen. Ook voor mijn reactie op de berichten in de media over de actie van Albert Heijn, waaraan ook de leden van de SGP-fractie refereren, verwijs ik naar mijn reactie die ik heb gegeven aan de leden van de VVD-fractie.

Voorts vragen de leden van de SGP-fractie hoe de regering de actie van Albert Heijn waardeert in het licht van gezondere machtsverhoudingen in een keten en de maatschappelijke wensen op het gebied van dierenwelzijn en milieu. Ik verwijs hiervoor naar de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie.

Naar aanleiding van de vraag van de leden van de SGP-fractie naar de inzet van de regering op het punt van het streven naar een uitzonderingspositie voor de land- en tuinbouw onder de Europese mededingingsregels merk ik op dat het de regering niet gaat om een uitzondering op de algemene mededingingsregels, maar om een verruiming van de mogelijkheden in de GMO voor producentenorganisaties. Zoals ik in antwoord op een vraag hierover van de leden van de SP-fractie heb geantwoord, zal ik mij daarvoor sterk maken bij de onderhandelingen over het nieuwe GLB.

Groepshuisvesting zeugen

De leden van de SGP-fractie vragen naar de invoering van de verplichte groepshuisvesting voor zeugen in relatie tot de ruimtelijke ordening.

Voor het antwoord hierop verwijs is naar het antwoord op de vragen van de VVD fractie over de invoering van de groepshuisvesting.

Zeedagenregelingen

De leden van de SGP-fractie vragen of het juist is dat andere landen voor meer ruimte en flexibiliteit zorgen met betrekking tot EU-regels voor zeedagen. De leden vragen mij of ik bereid ben te kijken hoe andere landen met deze problematiek omgaan en of er wellicht ruimte is om meer flexibiliteit te creëren.

Het beeld dat Nederland de regels minder flexibel interpreteert klopt niet. Wel is de problematiek in Nederland anders dan in andere lidstaten. Nederland heeft door de transitie van een deel van de vloot in 2008 van boomkor naar andere visserijmethoden als twinrig en flyshoot een tekort aan dagen. Dit in tegenstelling tot andere landen. Dit is opgelost door dagen uit de boomkor over te hevelen. Voor de sector was het daardoor nodig om met kabeljauwvermijdende maatregelen een gunstige ruilvoet te verdienen. Nederland heeft alle flexibiliteit in de regelgeving benut waardoor vaartuigen niet voortijdig aan de kant kwamen te liggen. Ik heb daarbij nauw samengewerkt met de sector. Het afgelopen jaar is de visserij op platvis met twinrig enorm toegenomen. Dat heeft gezorgd voor extra druk op het mandje met dagen voor grote mazen. Samen met de sector zoek ik hiervoor naar oplossingen. Ik verwijs in dit verband ook naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

Aanlandingsplicht

De leden van de SGP-fractie informeren naar de uitvoering van de motie Dijkgraaf inzake de aanlandplicht. Vanaf september zal een werkgroep van overheid, wetenschappers en sector gaan kijken hoe uitvoering aan deze motie kan worden gegeven. Aan bod komen de elementen uit de motie, zoals de gefaseerde aanpak van de discards, controle en een impact assessment.

Visserijovereenkomst Mauritanië

De leden van de SGP-fractie hebben vragen over de voorwaarden van het visserijprotocol met Mauritanië. Zij vragen naar mijn waardering van het akkoord. Ook vragen ze mij of ik op korte termijn bereid ben in gesprek te gaan met de sector.

Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de CDA-fractie en de vragen van het lid Koppejan.

Tevens vragen de leden van de SGP-fractie mij waarom het enkele maanden duurt voor de Europese Commissie het protocol formeel voorlegt aan de Raad. De reden hiervan is praktisch. Het akkoord moet eerst de interne procedure van goedkeuring doorlopen binnen de Europese Commissie. Wanneer het formeel is aangenomen door de Europese Commissie wordt het voorgelegd aan de Raad.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

EFMZV

De leden van de PvdD-fractie vragen of kan worden erkend dat in internationaal verband bezien visserijsubsidies hebben bijgedragen aan de overcapaciteit van de visserijvloot. Zowel in rapportages van de Europese Commissie als de Europese Rekenkamer wordt benoemd dat er van deze relatie sprake is.

Ik onderschrijf dit voor de in de vraag bedoelde mondiale situatie.

De leden van deze fractie vragen zich af hoe onder het EFMZV bij de verlening van subsidies overcapaciteit zal worden tegengegaan zonder dat ingezet wordt op saneren van schepen?

Het is mijn inzet om het EMFZV in te zetten voor een meer duurzame, innovatieve, concurrerende visserij die op termijn zonder subsidies kan. Dat versterkt het ondernemerschap in de visserij en maakt dat de sector kan voldoen aan de gestelde eisen met betrekking tot duurzaamheid. Dat is een meer gerichte inzet van publieke middelen, in tegenstelling tot grootschalige saneringsregelingen die in het verleden zijn ingezet. In reactie op de vraag van de leden van de PvdD- fractie waarom subsidies niet mogen discrimineren tussen de enerzijds grootschalige en anderzijds kleinschalige, artisanale kustvisserij, wil ik aangeven dat het criterium kleinschalig/grootschalig niet bepalend is of aan de doelstelling van duurzaamheid, selectieve visserij wordt voldaan. Ik ben van mening dat alle vormen en typen van visserij voor steun vanuit het EFMZV in aanmerking moeten komen waar het gaat om het realiseren van een duurzame visserij.

De leden van de PvdD-fractie vragen hoe een duurzame en concurrerende visserij kan samengaan met het investeren in vistuigen en in marketing van vis.

Aan de mogelijkheden in het EFMZV die gericht zijn op investeringen in vistuig zijn steeds nadrukkelijke voorwaarden verbonden dat de selectiviteit van het vistuig wordt vergroot, er ongewenste bijvangsten door worden verkleind, en de impact op het ecosysteem erdoor wordt beperkt. Kortom, voorwaarden die de duurzaamheid vergroten. De zeer beperkte mate steun voor marketing van vis, betreft de marketing en promotie van de noodzaak van de verdere verduurzaming van de visserij en niet promotie of marketing van vis als zodanig.

In reactie op de vraag van de leden van de PvdD-fractie waarom de MEY-benadering (maximale economische vangst) niet wordt gehanteerd in het EFMZV, kan ik aangeven dat de Europese Commissie in haar voorstel gekozen heeft voor de MSY-benadering.

De leden van de PvdD-fractie vragen waarom het EFMZV het doel nastreeft bij te dragen aan het vergroten van de werkgelegenheid in de visserijsector, terwijl er een enorme overcapaciteit is.

Een groot deel van het instrumentarium van het EFMZV heeft als doel het bevorderen van de werkgelegenheid in de vorm van werkgelegenheidscreatie in de kustgemeenschappen en diversificatie van de visserijactiviteiten naar andere sectoren van de maritieme economie. Het gaat daarbij niet primair om groei van de werkgelegenheid in de visserijsector zelf.

De leden van de PvdD-fractie kunnen niet accepteren dat ik het investeren in aquacultuur ondersteun, omdat het vergroten van de aquacultuursector alles behalve duurzaam zou zijn. Zij wijzen aquacultuur stellig af en merken op dat veel kweekvis wordt gevoerd met vismeel van in het wild gevangen vis, dat deze methode niet duurzaam is en het erg lastig zal zijn deze te verduurzamen. Zij brengen verder op dat steeds meer stukken zee langs kustzones worden gebruikt als «vijvers» voor kweekvissen, waardoor afvalstoffen en toegediende middelen in zee terecht komen, met grote veranderingen in het lokale ecosysteem als gevolg. De leden van de PvdD-fractie vragen mij om toe te lichten hoe ik in bovengenoemde gevallen verduurzaming zie, en om aan te geven wat over deze zaken gezegd wordt in relatie tot de verlening van subsidies uit het EFMZV en wat er precies wordt verstaan onder «duurzaamheid» in dit fonds?

Door de teruglopende wildvangst en de toenemende vraag naar visproducten zal het belang van aquacultuur in de toekomst verder toenemen. Hierbij zal het aspect 'duurzaamheid» verder aan belang toenemen; in het bijzonder bij het aandeel vismeel in visvoer en de ongewenste milieueffecten. Ik ben met de Europese Commissie van mening dat het terugbrengen van het aandeel vismeel (uit wildvang) in visvoer één van de doelstellingen is in het aquacultuurbeleid van de EU. De mogelijkheid voor onderzoek, pilots en innovatieve acties op dit vlak is in het huidige Visserijfonds aanwezig en wordt in Nederland ook toegepast. Uiteraard is het mijn streven om dit in het toekomstige EFMZV als één van de speerpunten te behouden. Het tegengaan van negatieve milieueffecten is eveneens één van de belangrijkste doelstellingen van het EU-aquacultuurbeleid, waarvoor ook middelen beschikbaar kunnen worden gesteld. Daarnaast is hier een belangrijke rol voor de duurzaamheidskeurmerken weggelegd. Deze geven een mogelijkheid aan de consument om te kiezen voor kweekvis waar negatieve milieueffecten tot een aanvaardbaar minimum zijn teruggebracht.

De leden van de PvdD-fractie vragen of dierenwelzijn en diergezondheid criteria vormen bij het verlenen van subsidies uit het EFMZV, wat er precies onder wordt verstaan en hoe dit zich verhoudt tot de vijf vrijheden van Brambell.

In het huidige Visserijfonds is het voor de aquacultuursector reeds mogelijk om in aanmerking te komen voor steun voor milieu- en dierenwelzijnsprojecten. Een «dierenwelzijnstoets» wordt in Nederland al gedaan als vissoorten op de lijst van te houden vissoorten moeten worden geplaatst.

In de ontwerpverordening van het EFMZV pleit ik voor een verruiming van de mogelijkheden ter verbetering van dierenwelzijn en diergezondheid. Bij het opstellen van het nationaal operationeel programma zal ik uiteraard ook de artikelen over dierenwelzijn en -gezondheid vertalen naar subsidiemogelijkheden om te komen tot verdere verbetering van het dierenwelzijn zoals we dat in Nederland voorstaan. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan de vijf vrijheden van Brambell.

Hervorming Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen naar mijn mening met betrekking tot de vergroening van het GLB en de koppeling tussen basis- en vergroeningspremie.

Voor de beantwoording verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de VVD-fractie over de vergroening van het GLB.

Steun aan verwerkers van vezelvlas en vezelhennep

De leden van de fractie van de PvdD vragen op welke wijze ik ook in de komende jaren steun en duidelijkheid wil bieden aan de vezelverwerkers.

Deze steunregeling is uitsluitend bedoelt als overbrugging naar het nieuwe GLB. De sector zal naar inzicht van het kabinet op eigen kracht verder moeten en daartoe nieuwe toepassingen en marktkansen ontwikkelen.

Aanpassingen inzet artikel 68

Voor de technische uitvoeringsproblemen verwijs ik naar het antwoord aan de VVD-fractie.

De volgende managementmaatregelen kwamen onder de «stimulering managementmaatregelen dierenwelzijn» in aanmerking voor steun:

Managementmaatregel: verbetering van het welzijn van varkens

Het strooien van substraat op de vloer van de stal

1. Substraat bestaand uit stro

2. Substraat bestaand uit maïs

3. Het verstrekken van voer op het dichte deel van de vloer in een stal waarin de reguliere voedering van varkens niet geschiedt door een vloervoederingssyteem

Het strooien van substraat in een houder

4. Het vullen van een wroetbak die ten hoogste door 40 varkens kan worden gebruikt met substraat met stro, zaagsel, voer, etc.

5. Het vullen van een wroetautomaat die ten hoogste door 40 varkens kan worden gebruikt met stro, zaagsel, voer, etc.

6. Het vullen van een strobak met stro

7. Het vullen van een stroruif met stro

8. Het vullen van een wroezelaar die ten hoogste door 12 varkens kan worden gebruikt met hooi, stro, etc.

9. Het aanbrengen van een anti stressblok in de stal op het moment dat een afzonderlijke groep varkens of één varken de stal betreedt en het verwijderen daarvan op het moment dat die afzonderlijke groep varkens of het varken de stal verlaat

Het verstrekken van afbreekbaar materiaal

10. Het aanbrengen van 2 antibijtrubbers in de stal per hokronde

11. Het aanbrengen van een stuk zachthout aan een ketting in de stal per hokronde

12. Het voortdurend verstrekken van ongeknoopt touw zoals scheepstouw in de stal per hokronde

13. Het succesvol voltooien van de cursus «voorkomen bijterij», aangeboden door Wageningen UR te Wageningen

 

Managementmaatregel: verbetering van het welzijn van vleeskuikens

1. Het strooien van tenminste 1 kg turf per m2 in de stal, per koppel, gedurende de maanden januari, februari, maart, oktober, november en december

2. Het strooien van tenminste 0,5 kg turf per m2, aangevuld met het strooien van tenminste 0,5 kg houtkrullen of stro per m2 in de stal, per koppel, gedurende de maanden januari, februari, maart, oktober, november en december

3. Het handhaven van een voorgeschreven staltemperatuur op de hoogte van de dieren, waarbij de stal tevens voorzien is van een automatisch temperatuurregistratiesysteem met temperatuursensoren die de temperatuur op de hoogte van de dieren meten.

4. Het voorkomen van watervermorsing door het controleren en aanbrengen van nieuwe drinksystemen

5. Het aanbrengen en schoonmaken van opvangbakjes onder bestaande drinksystemen

6. Het succesvol voltooien van de cursus «voetzaallaesies bij vleeskuikens», aangeboden door het cursuscentrum Dierverzorging in Barneveld

De mening van de fractie van de Partij voor de Dieren dat met de verschuiving van het budget naar de Investeringsregeling duurzame stallen en Stimuleringsregeling diervriendelijk produceren een verkapte steun voor de vee-industrie is deel ik niet. In mijn ogen kan juist door de inzet op deze onderdelen innovaties worden gestimuleerd die leiden tot de door de fractie van de Partij voor de Dieren noodzakelijk geachte systeemwijzigingen.

De fractie van de Partij voor de Dieren heeft mij gevraagd de vrijgevallen middelen in te zetten voor de overschakeling naar biologische landbouw. Tot 2011 was er een omschakelingsregeling die beëindigd is o.a. vanwege de aanbodverstoring die daarmee gepaard ging. Ik zie geen reden deze regeling nu weer te introduceren. Wel worden momenteel via het Plattelandsbeleid de certificeringskosten gesubsidieerd. Tot slot wijs ik erop dat in het nieuwe GLB volgens de voorstellen van de Europese Commissie biologische land «per definitie groen» zal zijn en op basis daarvan zonder aanvullende voorwaarden in aanmerking komt voor de vergroeningspremie. Ik steun deze benadering.

Alternatieven voor oormerken

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen graag inzicht in het concrete voorstel inzake alternatieven voor oormerken. En vragen om het concrete voorstel naar de Kamer te sturen of de Kamer op andere wijze meer inzicht te geven in de inhoud van het voorstel.

Zoals in de brief van 18 juli (TK 21 501-32, nr. 628) is opgenomen zal ik uw Kamer in het najaar over het verdere verloop informeren. Ik zal u daarbij ook informeren over het uitgewerkte voorstel wat dan naar de Europese Commissie is verzonden.

Haaienbrief

De leden van de PvdD-fractie vragen of het uitblijven van maatregelen voor sommige groepen haaien en roggen op korte termijn een zeer ernstige bedreiging vormt voor het voortbestaan van deze soorten.

Ik heb daar geen volledig beeld van, omdat van de genoemde groepen de meeste soorten van nature niet of nauwelijks in de Noordzee voorkomen. Ik ben het wel met de leden eens dat voorkomen moet worden dat de soorten zo bevist worden dat ze op rand van uitsterven balanceren. Gerichte beschermingsmaatregelen zijn dan nodig.

De leden van de PvdD-fractie informeren naar de evaluatie van het EU-haaienactieplan.

Zoals ik in de haaienbrief (Kamerstuk 21 501-32, nr. 637) heb aangegeven zal ik het verzoek tot evaluatie in het najaar doen. Ik zal dan eveneens in overleg treden over de planning hiervan. Daarnaast zal ik samen met ngo’s in 2013 in het kader van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie onderzoeken welke maatregelen in de Nederlandse Noordzee mogelijk zijn.

De leden van de PvdD-fractie horen graag waarom er geen TACs zijn afgesproken voor gladde haaien, kathaaien en draakvissen en vragen of ik er bij de Commissie op wil aandringen om dat te doen.

Voordat dergelijke verzoeken gedaan worden, moet eerst bekeken worden, of een soort beschermd moet worden en of een TAC het beste instrument is. Een aantal soorten zal bijvoorbeeld niet gericht bevist worden.

Ten aanzien van de vraag van de leden van de PvdD-fractie over de haalbaarheid van de bescherming van de blauwe haai en de kortvinmako in ICCAT-verband (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas). Er wordt met de Europese Commissie bekeken of en langs welke weg deze soorten wel besproken kunnen worden in ICCAT. Zoals vermeld in mijn brief aan uw Kamer inzake haaien (Kamerstuk 21 501-32, nr. 637) zal ik er op blijven aandringen, ook in de Raad als dit nodig is.

Uitvoering verbod op aanbinden koeien

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren geven aan zich zorgen te maken over de uitvoering van het verbod op het aanbinden van runderen. Verder vragen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren naar de invloed van aanbinden op het dierenwelzijn en op wat voor en hoeveel bedrijven runderen nog worden aangebonden.

Het aanbinden van biologisch vee is al verboden volgens de Europese regels.

Er is volgens Verordening (EG) 889/2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft, een uitzondering mogelijk voor kleine bedrijven (artikel 39). De maximale bedrijfsgrootte is echter niet gedefinieerd en kan per land verschillen. In Nederland is bepaald dat er een ontheffing mogelijk is voor het verbod op het aanbinden van runderen op biologische bedrijven met maximaal 10 runderen. Voorwaarde is dat de dieren in de winter minimaal twee maal per week toegang hebben tot  weidegrond of een uitloop in de open lucht. In de zomer moeten de dieren weidegang geboden krijgen. Dit wordt gecontroleerd door Stichting Skal.

Ook voorziet de verordening in een overgangsregeling om runderen tot uiterlijk

31 december 2013 te mogen aanbinden in gebouwen die reeds vóór 24 augustus 2000 bestonden (artikel 95).

De sector heeft aangekondigd met een gemotiveerd voorstel te komen om het maximale toegestane aantal runderen anders te definiëren voor bepaalde biologische bedrijven. Ik wacht dit voorstel af en zal het dan beoordelen.

Het aanbinden van koeien kan van invloed zijn op het dierenwelzijn. Ik zal het voorstel van de sector toetsen aan de verordening en uiteraard ook beoordelen op dierenwelzijn.

Voor de gangbare rundveehouderij geldt geen Europese verordening en er zijn ook geen nationale regels met betrekking tot aanbinden.

In Nederland zijn naar schatting 25 á 40 biologische bedrijven waar runderen aangebonden worden gehouden. Voor een deel gaat het om biologische zorgbedrijven. Het motief voor de ontheffing is dan de veiligheid voor de zorgvragers, zoals gehandicapte mensen.

Het aanbinden van biologisch rundvee is al verboden, maar zoals hierboven beschreven is een uitzondering mogelijk.

In de gangbare melkveehouderij wordt 5 á 8% van de dieren op stal aangebonden gehouden. Het betreft circa 10% van de stallen die voorkomen op de veelal kleinere traditionele bedrijven.

III Volledige agenda

  • Geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad 24 en 25 september 2012 Brief regering – staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker – 7 september 2012 – Kamerstuk 21 501-32-634

  • Verslag Landbouw- en Visserijraad 16 juli 2012 Brief regering – staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker – 3 augustus 2012 – Kamerstuk 21 501-32-631

  • Stand van zaken subsidieregeling schaapskuddes met zeldzame rassen Brief regering – staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker – 9 juli 2012 – Kamerstuk 33 000-XIII-194

  • Alternatieven voor oormerken, n.a.v. de motie Jacobi/Van Gerven (TK 21 501-32, nr. 618) Brief regering – staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker – 18 juli 2012 – Kamerstuk 21 501-32-628

  • Aanbieding afschrift van het antwoord op een brief van vier koepels van agrarische natuurverenigingen en de vier GLB-pilots over het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en agrarisch natuurgebied Brief regering – staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker – 10 juli 2012 – Kamerstuk 28 625-153

  • Fiche: mededeling vangstmogelijkheden 2013 Brief regering – staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen – 13 juli 2012 – Kamerstuk 22 112-1442

  • Fiche inzake verordening technische maatregelen bescherming mariene organismen 2013 Brief regering – staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen – 19 juli 2012 – Kamerstuk 22 112-1447

  • Fiche 5: verordening handelsgerelateerde maatregelen visserijproducten Brief regering – staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen – 31 augustus 2012 – Kamerstuk 22 112-1456

  • Kwartaalrapportage Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Brief regering – staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker – 7 september 2012 – Kamerstuk 28 625-154

  • Situatie op de EU-suikermarkt Brief regering – staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker – 11 september 2012 – Kamerstuk 21 501-32-636

  • Kwartaalrapportage Gemeenschappelijk Visserijbeleid Brief regering – staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker – 13 september 2012 – Kamerstuk 32 201-47

  • Haaienbrief Brief regering – staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker – 13 september 2012 – Kamerstuk 21 501-32-637

Naar boven