22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1320 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 januari 2012

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 15 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 01: Verordening betreffende een monitoring en rapportage systeem broeikasgassen en overige klimaatrelevante informatie (Kamerstuk 22 112, nr. 1317)

Fiche 02: Richtlijn alternatieve beslechting consumentengeschillen (Kamerstuk 22 112, nr. 1318)

Fiche 03: Verordening online beslechting consumentengeschillen (Kamerstuk 22 112, nr. 1319)

Fiche 04: Verordening Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij voor 2014–2020

Fiche 05: Verordening inzake de implementatie en exploitatie Europese satelliet navigatie systemen (Kamerstuk 22 112, nr. 1321)

Fiche 06: Verordening Europees Instituut voor Innovatie en Technologie(EIT) met besluit over de Strategische Innovatie Agenda van het EIT (Kamerstuk 22 112, nr. 1322)

Fiche 07: Verordening inzake grondafhandelingsdiensten op EU-luchthavens en tot intrekking richtlijn 96/67/EG (Kamerstuk 22 112, nr. 1323)

Fiche 08: Verordening betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van slots op luchthavens in de Europese Unie (Kamerstuk 22 112, nr. 1324)

Fiche 09: Verordening geluidsgerelateerde exploitatiebeperkingen op civiele luchthavens in de Europese Unie (Kamerstuk 22 112, nr. 1325)

Fiche 10: Verordening programma concurrentievermogen(MKB’s) COSME 2014–2020 (Kamerstuk 22 112, nr. 1326)

Fiche 11: Mededeling over de toekomst van de BTW (Kamerstuk 22 112, nr. 1327)

Fiche 12: Verordening wijzigingen Informatienet Lanbouwbedrijfboekhoudingen (ILB) (Kamerstuk 22 112, nr. 1328)

Fiche 13: Verordening betreffende het geluidsniveau van motorvoertuigen (Kamerstuk 22 112, nr. 1329)

Fiche 14: Europa in de wereld: verordeningen voor de instrumenten van extern beleid 2014–2020 (Kamerstuk 22 112, nr. 1330)

Fiche 15: Verordening Europees grensbewakingssysteem (EUROSUR) (Kamerstuk 22 112, nr. 1331)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Fiche: Verordening Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij voor 2014–2020

1. Algemene gegevens

Titel voorstel: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij [tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad, Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad en Verordening nr. XXX/2011 van de Raad inzake het geïntegreerd maritiem beleid

Datum Commissiedocument: 2 december 2011

Prelex: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0804:FIN:NL:PDF

Nr. Commissiedocument: COM (2011) 804

Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board: Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council on the European Maritime and Fisheries Fund [repealing Council Regulation (EC) No 1198/2006 and Council Regulation(EC) No 861/2006 and Council Regulation No XXX/2011 on integrated maritime policy {COM(2011) 804 final} {SEC(2011) 1417 final}

Behandelingstraject Raad: Landbouw en Visserijraad

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, met uitzondering van het onderdeel geïntegreerd maritiem beleid waarvoor het Ministerie van Infrastructuur en Milieu verantwoordelijkheid draagt.

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

a) Rechtsbasis

Artikelen 42, 43 (2), 91(1), 100 (2), 173 (3), 175, 188, 192 (1), 194 (2) en 195 (2) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement

Gewone wetgevingsprocedure: de Raad stemt met gekwalificeerde meerderheid, het Europees Parlement heeft medebeslissingsrecht. Vanuit de Europese Commissie is DG MARE eerstverantwoordelijk voor de behandeling van de voorstellen. Als rapporteur in het Europees Parlement is vanuit de visserijcommissie benoemd de heer Alain Cadec (Frankrijk), Europese Volkspartij. Voor deze verordening geldt dat het Comité van de Regio’s en Economisch en Sociaal Comité geraadpleegd moeten worden.

c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

Het voorstel bevat een groot aantal gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Aan de Commissie wordt bevoegdheid gegeven om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot onder andere de activiteiten en kosten die in aanmerking komen voor de financiering uit het Verordening Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV), de verplichtingen van de betaalorganen en de taken van de certificerende instantie.

Aan de Commissie wordt tevens de bevoegdheid overgedragen om uitvoeringshandelingen vast te stellen. Deze bevoegdheid ziet op o.a. de jaarlijkse verdeling van de fondsmiddelen, goedkeuring van de operationele programma's en de wijzigingen daarvan, de prioriteiten van de Unie met betrekking tot controle en handhaving, opschorting van betalingen, financiële correcties, het format van het operationele programma en de procedures voor de goedkeuring van het jaarlijkse werkplan voor het verzamelen van gegevens. De verordening voorziet zowel in het raadplegen van het Comité via de raadplegingsprocedure alsmede via de onderzoeksprocedure.

2. Samenvatting BNC-fiche

– Kort inhoud voorstel

Het voorstel inzake de Verordening Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (hierna: EFMZV) is gericht op de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormde Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en van het Geïntegreerd Maritiem Beleid (GMB). Het voorstel is gebaseerd op doelstellingen die tevens richtinggevend zijn voor de financiering. De doelstellingen zijn: het bevorderen van een duurzame en concurrerende visserij en aquacultuur, het bevorderen van de ontwikkeling en implementatie van EU geïntegreerd maritiem beleid, het bevorderen van een evenwichtige en inclusieve territoriale ontwikkeling van visserijgebieden en het bijdragen aan de uitvoering van het GVB. In de concept-verordeningstekst worden de voorwaarden voor steun beschreven voor: het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), de gemeenschappelijke controle- en handhavingstaken, de maatregelen in het kader van de EU-datacollectie, de gemeenschappelijke marktordening, het geïntegreerd maritiem beleid en het visserijbeleid voor de ultraperifere gebieden.

– Budget en budgettaire aspecten

Het voorstel voor het EFMZV maakt voor wat betreft de financiële aspecten integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020. In het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 stelt de Commissie voor om in totaal een bedrag van 7,535 miljard euro te reserveren voor het maritieme en visserijbeleid van de EU. Dit bedrag is enerzijds opgebouwd uit de middelen voor het onderhavige EFMZV-voorstel (€ 6,567 mld) en anderzijds uit de middelen voor de EU-visserijakkoorden en de verplichte bijdragen aan de regionale visserijorganisaties (€ 0,968 mld).

De allocatie van EFMZV-middelen over de lidstaten is nog niet bekend. Voor deze verdeling stelt de Commissie drie criteria voor: de werkgelegenheid in de visserij en aquacultuur, de productiewaarde van de visserij en aquacultuur en het aandeel kleine kustvisserij in de totale vloot.

– Bevoegdheidsvaststelling: subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Het Gemeenschappelijke Visserijbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de Unie. Het Geïntegreerd Maritiem Beleid (GMB) is een gedeelde bevoegdheid, voor zover het niet toeziet op de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee, dat namelijk wel een exclusieve bevoegdheid van de Unie is.

– Implicaties/risico’s/kansen

De financiële implicaties en risico’s van het voorstel zijn gelet op de onderhandelingen over het MFK nog niet duidelijk.

– Nederlandse positie en eventuele acties

Het standpunt van Nederland voor het visserijdeel van het EFMZV is conform de kabinetsreactie op de voorstellen voor de hervorming van het GVB. Subsidieverlening dient beperkt te worden, zodat de sector op termijn onafhankelijk is van subsidies. De visserijsector moet zich ontwikkelen tot een innovatieve, duurzame en economisch zelfstandige sector. Subsidies die nog wel verleend worden moeten innovatie en duurzaamheid bevorderen en overcapaciteit tegengaan. Subsidies die dit doel niet dienen, moeten afgeschaft worden. Innovatiesubsidies moeten bijdragen aan selectievere visserijmethodes, beperking van de impact op het ecosysteem, lager energieverbruik, vernieuwing van de afzetketen en sterker ondernemerschap. Subsidies mogen niet discrimineren tussen enerzijds grootschalige en anderzijds kleinschalige, artisanale kustvisserij. Nederland steunt het voorstel van de Commissie om geen middelen in te zetten voor het saneren van schepen. Nederland staat kritisch ten opzichte van het EC-voorstel om bij de toekomstige verdeling van de EFMZV middelen over de lidstaten het criterium «aandeel kleine kustvisserij in de vloot» toe te passen.

Het standpunt van Nederland met betrekking tot het Geïntegreerd Maritiem Beleid (GMB) is dat er goede redenen zijn voor de verdere ontwikkeling en uitvoering van het GMB. De voorgenomen activiteiten sluiten aan bij het werkprogramma van het GMB voor 2011 – 2013 waarmee de Commissie bevoegdheid dan wel het recht tot initiatief heeft om grensoverschrijdende samenwerking op maritiem gebied te bevorderen.

3. Samenvatting voorstel

– Inhoud voorstel

Het EFMZV zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie Europa 2020 onder de drie kerninitiatieven: het efficiënt gebruik van hulpbronnen, een innovatie-unie en de agenda voor nieuwe vaardigheden en banen.

Het EFMZV zal een belangrijke bijdrage leveren aan een meer duurzaam gebruik van hulpbronnen door het ondersteunen van de overgang naar een duurzame visserij, gebaseerd op de maximale duurzame opbrengst (MSY), het uitbannen van discards (teruggooi van ongewenste bijvangsten), de vermindering van de effecten van de visserij op het mariene milieu, de bevordering van duurzame aquacultuur en een grotere coördinatie van het maritieme beleid. Hiermee wordt tevens een bijdrage geleverd aan het bereiken van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

Het EFMZV zal ook bijdragen aan de «Innovatie-Unie» door middel van ondersteuning voor product- en procesinnovatie, verhoging van de toegevoegde waarde van visserij- en aquacultuurproducten, steun aan eco-innovatie en de verdere ontwikkeling van sector-overstijgende instrumenten op het terrein van mariene kennis, maritieme ruimtelijke ordening en het geïntegreerde maritieme toezicht.

Onder het Europa 2020-initiatief «agenda voor nieuwe vaardigheden en banen» zullen bijdragen vanuit het EFMZV gericht zijn op toename van de werkgelegenheid, territoriale cohesie en sociale integratie in de visserij-afhankelijke gemeenschappen. Ook diversificatie van de lokale visserijgerelateerde economieën, in het bijzonder naar andere sectoren van de maritieme economie, zal nieuwe banen en groeimogelijkheden in de kustgebieden mogelijk moeten maken.

De inzet van het EFMZV is gericht op het realiseren van de doelstellingen van het hervormde GVB en het GMB door het bevorderen van een duurzame en concurrerende visserij en aquacultuur en het bevorderen van de ontwikkeling en implementatie van het geïntegreerd maritiem beleid.

Het EFMZV zal niet alleen voor de verdere ontwikkeling en uitvoering van het GMB financiële ondersteuning bieden, maar ook voor het halen van de doelstellingen die in het Blauwboek van de Commissie (oktober 2007) zijn vastgesteld. Hierbij zal de nadruk liggen op de coördinatie en het ontwikkelen van instrumenten gericht op maritieme ruimtelijke ordening, geïntegreerd maritiem toezicht en de opbouw van mariene en maritieme kennis.

– Budget en budgettaire aspecten

De Commissie stelt voor om wat betreft de gedeeld beheerde begrotingsmiddelen die in het kader van EFMZV beschikbaar zullen zijn, te voorzien in de financiering van het GVB (€ 4,535 mld), de gemeenschappelijke controle- en handhavingstaken (€ 477 mln), de maatregelen in het kader van de EU-datacollectie (€ 358 mln), de gemeenschappelijke marktordening (€ 45 mln) en het visserijbeleid voor de ultraperifere gebieden (max. € 15 mln/jaar). In het Commissievoorstel wordt uit het EFMZ € 1,047 mld. toegewezen voor direct beheerde maatregelen, waaronder de uitgaven voor het geïntegreerd maritiem beleid (€ 432 mln).

De allocatie van EFMZV-middelen over de lidstaten is nog niet bekend. Als criteria voor de verdeling stelt de Commissie in het EFMZV voor: de werkgelegenheid in de visserij en aquacultuur, de productiewaarde van de visserij en aquacultuur en het aandeel kleine kustvisserij in de totale vloot.

Thematische concentratie EFMZV

De Europese Commissie stelt voor dat het EFMZV zich volledig richt op de Europa 2020-strategie. Toegespitst op het visserijdomein dient het EFMZV bij te dragen aan een meer duurzame visserij, de werkgelegenheid in de visserij- en aquacultuursector, het tegemoetkomen aan consumentenwensen en -voorkeuren, een beter bestuurlijk kader voor het GVB door regionalisering, een slimmere financiering van het beleid en het toepassen van de GVB-doelstellingen ook buiten de EU.

De inzet van het EFMZV spitst zich toe op steun voor de verduurzaming van de visserij, de aquacultuur, de visserijgebieden, de gemeenschappelijke marktordening, de gemeenschappelijke controle- en handhavingstaken en maatregelen in het kader van de EU-datacollectie, voor het Geïntegreerd Maritiem Beleid.

Met betrekking tot steun voor de verduurzaming van de visserij valt op datwaar onder het lopende fonds traditionele investeringssteun het primaat had, de nadruk in het nieuwe fonds ligt op steun voor onder meer innovatie, reductie van discards, partnerschappen tussen vissers en wetenschappers, life-long learning, diversificatie, veiligheid/gezondheid aan boord. Er komt geen EU-steun meer beschikbaar voor het saneren of het tijdelijk stilleggen van vaartuigen. Bij steun voor aquacultuurworden maatregelen voorgesteld die de verdere ontwikkeling van de aquacultuur beogen. Het gaat daarbij onder meer om investeringssteun, innovatie, het opbouwen van kennis en vaardigheden, steun voor toetreders tot de kweeksector, dierengezondheid/welzijn. De onder het EVF ingezette aanpak voor steun voor gebiedsgerichte steun wordt versterkt doorgezet. Hiermee wordt beoogd de participatie van locale actoren bij de duurzame exploitatie van visserijgebieden te vergroten als ook bij te dragen aan diversificatie cq. het ontwikkelen van economische activiteiten buiten de visserijsector. Bij steun voor de gemeenschappelijke marktordening voorziet het voorstel niet meer in beschikbaar stellen van publieke gelden voor doordraai van vis. Wel wordt in het voorstel ingezet op de financiering van de opslag van uit de handel gehaalde vis. De financiering van projecten in het kader van de controle- en handhavingstaken van het gemeenschappelijk visserij beleid wordt onder de meerjarige planning van het EFMZV gebracht. Ook uitgaven voor de verplichte datacollectie door de lidstaten worden onderdeel het EFMZV.

Bij steun voor het Geïntegreerd Maritiem Beleid zalde nadruk liggen op de coördinatie en het ontwikkelen van instrumenten gericht op Mariene Kennis 2020, Maritieme Ruimtelijke Ordening, Geïntegreerd Maritiem Toezicht, de Kaderrichtlijn Mariene Strategie, «Blue growth» en de Regionale zeestrategieën.

Mariene Kennis 2020 richt zich op het bijeenbrengen en ontsluiten van reeds bestaande data, informatie en kennis ten behoeve van overheden, de markt en andere belanghebbenden via EMODNET.

Maritieme Ruimtelijke Ordening richt zich op de verbeterde samenwerking van de lidstaten en een coherente aanpak, alsook de implementatie en het toewerken aan een netwerk van professionals.

Het Geïntegreerd Maritiem Toezicht richt zich is op het slechten van sectorale beleidsbarrières en het bevorderen van interoperabiliteit tussen bestaande toezichtsystemen.

De Kaderrichtlijn Mariene Strategie richt zich op de ondersteuning van de implementatie door middel van coördinatie binnen regionale zeeën.

«Blue growth» is gericht op onderzoek en ontwikkeling van een beleidskader voor duurzame economische groei, innovatie en werkgelegenheid op basis van mariene en maritieme hulpbronnen om de 2020 doelstellingen te bereiken.

Tot slot zijn de Regionale zeestrategieën gericht op het bereiken van economische, ecologische en sociale meerwaarde in 2020, door middel van o.a. studies, stakeholderplatforms en communicatie.

Uitvoering en handhaving

De Commissie beoogt meer synergie te laten ontstaan tussen de verschillende EU-fondsen. In tegenstelling tot voorheen zullen betrokken departementen, in samenwerking met regionale, lokale overheden en het maatschappelijk veld een zogeheten Partnerschapsovereenkomst met de Commissie dienen op te stellen.

De Commissie stelt voor dat zij op EFMZV-bijdragen zal korten ingeval of lidstaten of ondernemers zich niet houden aan de regels en verplichtingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Vereenvoudiging en administratieve lasten

Met betrekking tot het onderdeel van het EFMZV dat onder gedeelde bevoegdheid valt doet de Commissie specifieke voorstellen die de lastendruk voor bedrijven verlagen, bijvoorbeeld «flat rates», «lump sums» en proportionele auditlasten. De Commissie doet ook beleidsvoorstellen die vanwege hun grotere complexiteit zeer waarschijnlijk ook zullen leiden tot complexere regels en een verzwaring van uitvoeringskosten voor overheden. Daarnaast worden er nieuwe mechanismen en instrumenten geïntroduceerd ter verbetering van de resultaatgerichtheid die rapportage- en verantwoordingsplichten en extra eisen met zich meebrengen.

Impact assessment Commissie

Het impact assessment stelt dat door de bundeling van voorheen separate visserijgerelateerde fondsen in één EFMZV er een grotere bijdrage wordt geleverd aan de Europa 2020 doelstelling dan onder voorzetting van het huidige beleid (EVF) het geval zou zijn geweest.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

a) Bevoegdheid

Het Gemeenschappelijke Visserijbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de Unie. Voor het maritieme gedeelte is er sprake van een gedeelde bevoegdheid van de EU. Nederland kan zich vinden in de gekozen rechtsbasis. De Commissie baseert de bevoegdheid van de EU op onderstaande bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU): Artikelen 42, 43 (2), 91(1), 100 (2), 173 (3), 175, 188, 192 (1), 194 (2) en 195 (2). Nederland plaatst een kanttekening bij de keuze van rechtsgrondslagen. Artikel 188, eerste alinea VWEU, volgt niet de gewone wetgevingsprocedure en is dus mogelijk niet verenigbaar met de overige rechtsgrondslagen die wel deze procedure volgen. Bovendien is de procedure in artikel 188, eerste alinea VWEU geen wetgevingsprocedure in de zin van artikel 289 VWEU. De tweede alinea van artikel 188 voorziet wel in de gewone wetgevingsprocedure. Nederland zal de Commissie verzoeken de rechtsgrondslag op dit punt te verduidelijken.

b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Subsidiariteit: Niet van toepassing op visserijmaatregelen, positief met betrekking tot het geïntegreerd maritieme beleid.

Niet van toepassing op de visserijmaatregelen aangezien het een exclusieve bevoegdheid betreft. Het hoofddoel van het onderhavige Commissievoorstel is om de doelen van het nieuwe gemeenschappelijk visserij beleid te ondersteunen en om het geïntegreerd maritiem beleid van de Unie verder te ontwikkelen door maatregelen te benoemen die uit het EFMZV worden gefinancierd en de voorwaarden vastleggen waar de maatregelen aan dienen te voldoen. Dit kan niet op nationaal niveau worden geregeld en er is dus een noodzaak tot gezamenlijk optreden op het niveau van de Europese Unie.

Het beleidssector- en grensoverschrijdende karakter van maritieme activiteiten en de synergiën tussen sectorale beleidsgebieden rechtvaardigen het nemen van zekere GMB-maatregelen (onderzoek, bijdragen aan pilot projecten, stimulering en facilitering van integraal maritiem beleid in de lidstaten, e.d.) op EU-niveau. Voor het maritieme gedeelte is er sprake van een gedeelde bevoegdheid van de EU.

Proportionaliteit: positief.

Een verordening is het juiste rechtsinstrument om te regelen welke maatregelen onder welke voorwaarden in aanmerking komen voor de financiering uit het EFMZV. De vereisten die de Commissie voorstelt, zijn noodzakelijk om op Europees niveau te waarborgen dat het EFMZV bijdraagt aan gemeenschappelijk visserij beleid, geïntegreerd maritiem beleid en Europa 2020, dat het geld doelmatig en rechtmatig wordt uitgegeven, en dat de kwaliteit van het financieel beheer en de rechtmatigheid van uitgaven is gewaarborgd.

Nederland is positief ten aanzien van de doelstellingen en aanpak van dit voorstel.

c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

Nederland is op een aantal punten kritisch over het gebruik van gedelegeerde handelingen. Zo staat Nederland kritisch tegenover de mogelijkheid om een aantal definities nader uit te werken via gedelegeerde handelingen. Definities bepalen de reikwijdte van de maatregel en betreffen daarom een essentieel onderdeel van de verordening die niet in aanmerking komen voor uitwerking via gedelegeerde handeling. Hetzelfde geldt voor het voorstel van de Europese Commissie om via gedelegeerde handeling nader te bepalen welke activiteiten en kosten in aanmerking komen voor de financiering uit het EFMZV.

Voor wat betreft de uitvoeringshandelingen, zijn de gemaakte keuzes voor uitvoeringshandelingen voor Nederland in beginsel aanvaardbaar. Ten aanzien van de bijhorende procedures wijst Nederland erop dat in artikelen 17 (2), 18 (3), 21 (2), 22, 23 (3), 116 (4), (5, (6), 118, 119 (1), (2), (3), (4), 124, 128 (1) en 129 (5) een verwijzing moet worden opgenomen naar de van toepassing zijnde procedure – onderzoeksprocedure. In deze bepalingen ontbreekt thans deze informatie.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a)Consequenties EU-begroting

De Commissie stelt voor om in de periode 2014–2020 in totaal € 6,567 miljard (lopende prijzen) in te zetten voor visserijbeleid.

Dit is verdeeld over de volgende jaartranches.

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal

Committeringen

 857

887

918

939

967

988

1 011

6 567

Aanvullend op het EFMZV is een financiële enveloppe voorzien voor de duurzame visserij akkoorden en de verplichte bijdragen aan de regionale visserij en management organisaties (RVMO’s)

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal

Committeringen

146

141

136

136

136

137

136

968

Alle genoemde bedragen zijn onderdeel van de onderhandelingen over het MFK en zijn derhalve niet definitief.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of decentrale overheden

Met betrekking tot het onderdeel van het EFMZV dat onder de gedeelde bevoegdheid valt bedraagt de minimale cofinanciering voor alle lid staten 50%. Er dient derhalve nationaal een bedrag opgebracht te worden dat minimaal even hoog is als de Europees beschikbare gelden. In de huidige programmaperiode vindt cofinanciering plaats door het Rijk, de decentrale overheden en de private sector. Op dit moment is over de hoogte en omvang van benodigde cofinanciering niets te zeggen, omdat de door de Commissie beoogde allocatie naar lidstaten niet bekend is. Dit wordt bepaald in de onderhandelingen voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020. De financiële (en personele) consequenties voor de Rijksoverheid omvatten de eventuele Rijkscofinanciering en de kosten voor uitvoering wanneer fondsen door de Rijksoverheid worden uitgevoerd. De kosten van uitvoering en de beheersbaarheid van de rechtmatigheid van de uitgaven zijn vooralsnog niet duidelijk, deze zijn onder andere afhankelijk van allocatie, de eisen van de verordening en de keuzes bij uitvoering.

Een nadere bepaling van de financiële consequenties zal begin 2013 volgen, na de (beoogde) afronding van de onderhandelingen over het MFK. Vervolgens vindt de Nederlandse besluitvorming plaats over cofinanciering van het Rijk, decentrale overheden en private partijen en de organisatie van de uitvoering van het visserijfonds. Hierbij dienen de bestaande begrotingsregels in acht te worden genomen en staat voor het Rijk centraal dat de beleidsverantwoordelijk departementen de financiële gevolgen moeten opvangen binnen de eigen begroting, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Naast de publieke cofinanciering dient ook de private sector bij te dragen aan de projecten. Dit betreft alleen bedrijven die met een project deelnemen aan het fonds. Voor het bedrijfsleven in het algemeen en de burger heeft deze verordening geen financiële gevolgen. Ten aanzien van het GVB zijn er mogelijk kansen voor Nederlandse kennisinstituten om aan de EU-programmering te verdienen.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Het kabinet steunt het doel van het voorstel om het visserijbeleid effectiever en meer resultaatgericht te maken. Het kabinet hecht veel waarde aan een goede verantwoording van de besteding van Europese fondsen en is een voorstander van reductie van administratieve lasten en uitvoeringslasten. Hierop zal tijdens de onderhandelingen worden ingezet. Het kabinet is alert op een toename van administratieve lasten op gebied van data- en kennisverzameling voor het GMB, grensoverschrijdende samenwerking met betrekking tot ruimtelijke ordening op zee. Deze financiële verordening leidt in zichzelf niet tot aanvullende administratieve lasten voor het GMB.

Nederland zal net als bij de structuurfondsen ook hier onderzoek doen naar de feitelijke lastendruk van deze verordening voor het bedrijfsleven en de uitvoeringslast voor de overheden. Voor de GMB gerelateerde activiteiten is de inschatting dat de regeldruk en de administratieve lasten neutraal zijn. Mocht uit het bovengenoemde onderzoek blijken dat de lastendruk en uitvoeringslast hoger uitvallen dan zal Nederland haar standpunt heroverwegen. In de onderhandelingen over de verordening zal Nederland dit voorbehoud behoud maken.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de «lex silencio positivo»)

De verordening werkt rechtstreeks door in de nationale regelgeving en behoeft daardoor geen implementatie. Wel heeft de verordening implicaties voor de Regeling LNV-subsidies die te zijner tijd dient te worden aangepast.

b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De voorgestelde verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie. De beoogde datum van de toepassing van de verordening is met ingang van 1 januari 2014.

c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

De verordening bevat een evaluatiebepaling met in ieder geval twee evaluatiemomenten. Er is geen additionele evaluatiebepaling gewenst. Nederland zet een kritische kanttekening bij de zwakke onderbouwing in de ex-ante evaluatie van de Commissie. Op bepaalde punten zal de Commissie deze onderbouwing eerst moeten verduidelijken, met name voor wat betreft de keuze van concrete onderwerpen en actiepunten (deze onderbouwing is door de Commissie aangekondigd voor begin 2012).

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

a) Uitvoerbaarheid

In het EFMZV worden verschillende fondsen samengevoegd waarbij nu verschillende instanties betrokken zijn. Dit zal aanvullende afstemming en coördinatie vragen. Ook zullen de verschillende beheersystemen op elkaar afgestemd moeten worden: het gedeeld management (o.m. implementatie GVB, controlefonds en datacollectie) en het directe beheer door de Commissie (o.a. geïntegreerd maritiem beleid). Het inkaderen hiervan zal extra capaciteit opeisen.

In het Commissievoorstel zijn ook simplificaties opgenomen die de uitvoerbaarheid van het fonds zullen vergemakkelijken. Het wordt onder andere mogelijk om gebruik te maken van «lump-sums» en standaardkosten. De nieuwe systematiek die voortvloeit uit het MFK, met nieuwe instrumenten (o.a. partnerschapscontracten) en ook nieuwe rapportage- en verantwoordingsplichten kan de uitvoerbaarheid onder druk zetten. De uitvoering van het EFMZV verschilt ook met de uitvoering van de huidige visserijfondsen in de zin dat er een betaalorgaan aangewezen dient te worden. Het effect hiervan op de benodigde capaciteit is nog onduidelijk omdat de eisen die aan het betaalorgaan gesteld worden nog niet duidelijk zijn. Om tijdig met de uitvoering te kunnen beginnen is het van belang dat de kaders hiervoor tijdig gereed komen. Dit geldt ook voor de gedelegeerde handelingen, de uitvoeringshandelingen en het elektronisch systeem dat door de Commissie beschikbaar wordt gesteld (bijvoorbeeld voor monitoren en evaluatie).

Ten aanzien van de uitvoering en implementatie van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) moet worden opgemerkt dat de Richtlijn de lidstaten tot afstemming verplicht en deze verantwoordelijkheid niet via dit voorstel dient te verschuiven naar de Commissie.

b) Handhaafbaarheid

De Europese financiële steun, in het kader van de EFMZV, zal afhankelijk worden gesteld van de naleving door de lidstaten en begunstigden van de doelstellingen en de regels van het GVB. Dit betreft met name controle voorschriften, de IUU-verordening en verplichtingen over het verzamelen van gegevens.

In lijn met het meerjarig financieel kader moeten voorwaarden worden ingevoerd in alle EU-programma's en instrumenten zodat de lidstaten en de begunstigden aantonen dat zij de financiering ontvangen en gebruiken om vooruitgang te boeken in de richting van de beleidsprioriteiten op EU-niveau. Dit betekent dat:

  • Vissers die in een bepaalde periode voor de aanvraag ernstige inbreuken hebben gepleegd op het vlak van de visserijcontrole of betrokken zijn bij vissersvaartuigen die op de IUU-lijst zijn geplaatst, zullen geen enkele subsidie ontvangen.

  • Van vissers die na ontvangst van subsidie inbreuken op de GVB-voorschriften hebben gepleegd, zal het geld terug worden gevorderd.

  • De Commissie zal voor lidstaten die niet voldoen aan hun verplichtingen op het gebied van controle en het verzamelen van gegevens de betalingen onderbreken, en/of opschorten en financiële correcties toepassen.

  • Daarnaast zullen de lidstaten de nodige voorwaarden voor de goede uitvoering van de EFMZV moeten scheppen: de lidstaten zullen capaciteit moeten beschikbaar stellen om de EU te voorzien van gegevens over de visserij die noodzakelijk zijn voor goed beheer, de visserijactiviteiten te controleren en om de strategische aanpak van de aquacultuur-activiteiten te garanderen.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Via het EFMZV worden geen nieuwe eisen of voorwaarden gesteld aan de invoer van vis of visproducten en de markttoegang van ontwikkelingslanden. Wel zijn er directe of indirecte effecten voor markttoegang daar waar aan de visserij- of aquacultuursector vanuit het EFMZV inkomens- of prijsgerelateerde steun wordt toegekend. Op dat punt vragen de voorstellen in het EFMZV voor mogelijk productieverhogende steun aan de viskweek de aandacht aangezien Nederland er belang aan hecht de negatieve effecten voor ontwikkelingslanden te minimaliseren. Het stimuleren van een duurzame aquacultuur dient niet te conflicteren met de lokale en regionale voedselzekerheid van ontwikkelingslanden.

Nederland zet zich in multilaterale fora in voor handel en ontwikkeling, duurzame ontwikkeling en coherentie voor ontwikkeling. In het huidige WTO Subsidieverdrag staan geen specifieke beperkingen op niet-duurzame visserijsubsidies. Echter, Nederland zet zich in de Doha onderhandelingen in voor het reguleren van deze subsidies om te komen tot duurzame visserij. Daarbij gaat het onder meer om het reguleren van subsidies voor uitbreiding en modernisering van vissersvloten, subsidies op operationele kosten van vissersboten (incl. brandstof) en verwerkingseenheden en om inkomenssteun en prijssteun.

De subsidies in het kader van het EFMZV zijn in lijn met de inzet van Nederland richting WTO. Dit lijkt niet te gelden voor de voorgestelde algemene compensatie aan producentenorganisaties voor opslag van vis en de voorgestelde productiegerelateerde steun voor aquacultuur.

9. Nederlandse positie

Algemene appreciatie

De Commissievoorstellen sluiten op hoofdlijn aan op de Nederlandse inzet bij de uitvoering van het huidige Europees Visserij Fonds (EVF) en de Nederlandse visie op het nieuwe Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB).

Conform de kabinetsreactie op de voorstellen voor de hervorming van het GVB is Nederland van mening dat subsidieverlening beperkt moet worden, zodat de sector op termijn onafhankelijk is van subsidies. De visserijsector moet zich ontwikkelen tot een innovatieve, duurzame en economisch zelfstandige sector. Subsidies die nog wel verleend worden moeten innovatie en duurzaamheid bevorderen en overcapaciteit tegengaan. Subsidies die dit doel niet dienen moeten afgeschaft worden. Innovatiesubsidies moeten bijdragen aan selectievere visserijmethodes en duurzame viskweek, beperking van de impact op het ecosysteem, lager energieverbruik, vernieuwing van de afzetketen en sterker ondernemerschap. Subsidies die inkomens- of prijsgerelateerde steun toekennen passen niet in de Nederlandse inzet om de effecten op ontwikkelingslanden te minimaliseren. Dit soort subsidies hebben een handelsverstorende werking die de ontwikkeling van ontwikkelingslanden niet ten goede komt. Daarnaast vraagt Nederland aandacht voor mondiale voedselzekerheid.

Wat betreft het visserijdomein sluiten de keuzes in het EFMZV aan op de Nederlandse inzet onder het huidige EVF dat steun aan de visserij gericht moet zijn op duurzaamheid, versterking van de concurrentiekracht en het innovatieve vermogen van de visserij/visketen. Er vindt in het EFMZV voor het visserijbeleid een nadrukkelijk accentverschuiving plaats van traditionele instrumenten als investerings- en saneringssteun naar innovatie, verduurzaming en kennisopbouw. Deze keuze verdient steun omdat, hoewel de situatie van een aantal visbestanden in de EU-wateren verbetert, een te groot deel van de bestanden nog niet duurzaam wordt bevist. De opgave is om visbestanden op duurzaam niveau te brengen, zowel uit ecologisch oogpunt als ook om de visserijsector weer gezond en winstgevend te maken, een toekomstperspectief te bieden en nieuwe kansen voor werkgelegenheid te bieden. Het EFMZV kan gericht ondersteunend aan die opgaven worden ingezet.

In zijn algemeenheid vindt Nederland dat er goede redenen zijn voor de verdere ontwikkeling en uitvoering van het GMB, waaronder het EMODNET dat data, kennis en informatie op een gestructureerde wijze bijeen kan brengen en ontsluiten. De onderscheiden deelonderwerpen, zoals MRO, maritiem toezicht, zeebekkenstrategieën, Kaderrichtlijn Marien kunnen daarvan profiteren.

Budget en budgettaire aspecten

Het voorstel voor het EFMZV maakt voor wat betreft de financiële aspecten integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het MFK. Nederland hecht eraan dat besprekingen over het EFMZV niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland bij de vormgeving van het programma zal ondersteunend moeten zijn aan de Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen, te weten een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten aan de EU en een hervormde begroting die is toegespitst op de prioriteiten van dit decennium. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen.

In het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 stelt de Commissie voor om voor deze periode in totaal een bedrag van € 7,535 mld euro te reserveren voor het maritieme en visserijbeleid van de EU. Dit bedrag is enerzijds opgebouwd uit de middelen voor het onderhavige EFMZV-voorstel (€ 6,567 mld) en anderzijds uit de middelen voor de EU-visserijakkoorden en de verplichte bijdragen aan de regionale visserijorganisaties (€ 0,968 mld). De Commissie stelt voor om wat betreft de gedeeld beheerde begrotingsmiddelendie in het kader van EMVF beschikbaar zijn te voorzien in de financiering van het GVB (€ 4,535 mld), de gemeenschappelijke controle- en handhavingstaken (€ 477 mln), de maatregelen in het kader van, de EU-datacollectie (€ 358 mln), de gemeenschappelijke marktordening € 45 mln, en het visserijbeleid voor de ultraperifere gebieden max. 15 mln/jaar.

Uit het EFMZV wordt € 1,047 mld. toegewezen voor direct beheerde maatregelen, waaronder de uitgaven voor het geïntegreerd maritiem beleid (€ 432 mln).

De allocatie van EFMZV-middelen over de lidstaten is nog niet bekend. Als criteria voor de verdeling stelt de Commissie in het EFMZV voor de werkgelegenheid in de visserij en aquacultuur, de productiewaarde van de visserij en aquacultuur en het aandeel kleine kustvisserij in de totale vloot. Het hanteren van dit laatste criterium is nieuw in het visserijbeleid. Toekenning van EU-middelen uit het visserijfonds heeft niet eerder plaatsgevonden op basis van de structuur cq. het aandeel kleine schepen in een vloot van een lidstaat. Introductie van dit arbitraire criterium is niet in het belang van Nederland. Er is geen aantoonbaar bewijs dat kleinschalige/artisanale vissersvaartuigen duurzamer vissen. Een keuze die leidt tot een bevoordeling van een kleinschalige vloot levert dan ook geen grotere bijdrage aan een «slimme, groene visserij». Nederland staat derhalve kritisch/afwijzend ten opzichte van toepassing van dit criterium bij de allocatie van de middelen over de lidstaten en ook bij toekenning van middelen aan ondernemingen. Het gemeenschappelijk visserijbeleid dient gericht te zijn op het stimuleren van duurzaamheid, niet het voeren van een structuurbeleid in de sector.

Het EMVF kent als doelstellingen en wil bijdragen aan een meer duurzame visserij, de werkgelegenheid in de visserij- en aquacultuursector, het tegemoetkomen aan consumentenwensen en -voorkeuren, een beter bestuurlijk kader voor het GVB door regionalisering, een slimmere financiering van het beleid en het toepassen van de GVB-doelen ook buiten de EU. De beoogde steun binnen het GVB spitst zich toe op de volgende terreinen steun voor de verduurzaming van de visserij, de aquacultuur, de visserijgebieden, de gemeenschappelijke marktordening, de gemeenschappelijke controle- en handhavingstaken, maatregelen in het kader van de EU-datacollectie en voor het geïntegreerd maritiem beleid.

Steun voor de verduurzaming van de visserij

Waar onder het lopende fonds traditionele investeringssteun het primaat had, ligt de nadruk in het EFMZV op steun voor onder meer innovatie, reductie van discards, partnerschappen tussen vissers en wetenschappers, life-long learning, diversificatie, veiligheid/gezondheid aan boord. Nederland steunt voorstellen om de samenwerking tussen vissers en wetenschappers te bevorderen. Deze keuzes zijn een trendbreuk in de EU en sluiten aan op de Nederlandse inzet onder het huidige EVF dat steun aan de visserij gericht moet zijn op duurzaamheid, versterking van de concurrentiekracht en het innovatieve vermogen van de visserij/visketen. Steun kan en mag nooit leiden tot directe of verkapte productiesteun, niet aan individuele ondernemers, niet aan producentenorganisaties.

De Commissie stelt voor dat er geen EU-steun meer beschikbaar komt voor het saneren van vaartuigen. Nederland steunt het voorstel van de Commissie om geen middelen in te zetten voor het saneren van schepen.

Nederland is van mening dat subsidies niet mogen discrimineren tussen een meer grootschalige en kleinschalige/artisanale visserij. Nederland steunt geen enkele maatregel binnen het EFMZV die voorstelt of resulteert in toepassing van verschillende steunpercentages voor groot- of kleinschalige ondernemingen.

Steun voor aquacultuur

In het nieuwe EMVF worden maatregelen voorgesteld die de verdere ontwikkeling van de zoetwater en zoutwater aquacultuur beogen. Het gaat daarbij onder meer om investeringssteun, innovatie, het opbouwen van kennis en vaardigheden, steun voor toetreders tot de kweeksector, dierengezondheid/welzijn. Het EFMZV beoogt nieuwe vormen van aquacultuur te bevorderen met een hoog innovatie- en groeipotentieel, zoals offshore- en non-food aquacultuur, zoals de teelt van algen en wieren.

De grote aandacht in het nieuwe fonds voor aquacultuur is een signaal voor het belang dat de Commissie hecht aan kweek van vis ten opzichte van wildvangst. Nederland is van mening dat de ontwikkeling van de kweek van vis om redenen van onder meer voedselvoorziening en verantwoord bestandsbeheer belangrijk is. De voorstellen in het EFMZV met betrekking tot de aquacultuursector gericht op investeringssteun en steun voor nieuwe toetreders zijn echter zeer ruim geformuleerd. De Nederlandse inzet zal zijn dat met de maatregelen uit het EFMZV ook voor de kweeksector het accent in hoofdzaak wordt gelegd op innovatie, verduurzaming en kennisvermeerdering.

Steun voor visserijgebieden

De onder het EVF ingezette aanpak voor gebiedsgerichte steun wordt versterkt doorgezet. Hiermee wordt beoogd de participatie van locale actoren bij de duurzame exploitatie van visserijgebieden te vergroten en bij te dragen aan diversificatie binnen het visserijcluster door ook economische activiteiten buiten de visserijsector te ontwikkelen.

In de huidige periode is door de regionale/provinciale overheden voorzien in cofinanciering van de gebiedsgerichte maatregelen. Nederland zet in op voorzetting van deze regionale programmering en financiering.

Steun voor de gemeenschappelijke marktordening

Het EFMZV voorziet niet meer in beschikbaar stellen van publieke gelden voor doordraai van vis. Nederland steunt deze keuze. Wel wordt in het voorstel ingezet op de (co)financiering van de opslag van door de sector zelf uit de handel gehaalde vis. Nederland is geen voorstander van de (co)financiering van deze opslag, tenzij deze verbonden wordt aan een tijdelijk crisismechanisme bij bijvoorbeeld milieurampen of dreigend gevaar voor de publieke gezondheid.

Steun voor de gemeenschappelijke controle- en handhavingstaken en maatregelen in het kader van de EU-datacollectie

Een uniforme toepassing van de regels van het gemeenschappelijk visserij beleid in de verschillende lidstaten, vraagt om effectieve controle, inspectie en toezicht. EU-datacollectie is noodzakelijk omdat duurzaam beheer van visbestanden gebaseerd dient te zijn op deugdelijk wetenschappelijk onderzoek en bestandsopnamen.

De financiering van projecten in het kader van de controle- en handhavingstaken van het gemeenschappelijk visserij beleid als ook de uitgaven voor de verplichte datacollectie door de lidstaten wordt onder de meerjarige planning van het EFMZV gebracht. Tot op heden worden deze activiteiten buiten het EVF om gefinancierd. Nederland steunt het onderbrengen van de gemeenschappelijke controle- en handhavingstaken en de verplichte maatregelen in het kader van de EU-datacollectie in het EFMZV.

Steun voor het Geïntegreerd Maritiem Beleid

Via het Geïntegreerd Maritiem Beleid coördineert de Commissie over landsgrenzen en specifieke sectoren het maritieme beleid van de gemeenschap. Het doel is optimale voorwaarden voor het duurzame gebruik van de zee te scheppenen groei van de maritieme sectoren en de kustregio'smogelijk te maken. Het is van belang dat op «sea-basin-level» maritiem beleid en de financiering ervan binnen een consequent raamwerk wordt uitgevoerd. Onder het EFMZV zal de nadruk liggen op het ontwikkelen van instrumenten voor de maritieme ruimtelijke planning, geïntegreerd maritieme controle en maritieme kennis 2020. Deze instrumenten zijn ook van belang voor de bescherming van het erfgoed onder water, als ecologische hotspots, maar ook om schade door visserij te voorkomen of te beperken en tevens vistuigen te sparen.

De verordening bouwt ten aanzien van het GMB op een acceptabele wijze voort op de verordening voor het GMB 2011–2013. De Commissie erkent dat de bevoegdheid voor Maritieme Ruimtelijke Ordening bij de lidstaten ligt, en dat zij zich richt op haar bevoegdheid om coherentie op dit terrein en in de grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen. Een dergelijke coherentie kan echter niet betekenen dat bestaand beleid en/of nationale wet- en regelgeving daarvoor zou moeten worden aangepast. Nederland is van mening dat de verdere implementatie van het GMB niet tot extra afdrachten van lidstaten mag leiden. Ten aanzien van de uitvoering en implementatie van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) moet worden opgemerkt dat de Richtlijn de lidstaten tot afstemming verplicht en deze verantwoordelijkheid niet via dit voorstel dient te verschuiven naar de Commissie. Dat het nieuwe Europese Maritieme en Visserij Fonds een bijdrage zal leveren aan het bereiken van de doelen van de KRM kan rekenen op instemming van Nederland.

Uitvoering en controle

Het EFMZV biedt, net als het huidig EVF, aan de lidstaat de mogelijkheid om een gedeelte van de uitvoeringslasten vanuit het fonds te financieren.

De Commissie stelt voor dat er meer synergie ontstaat tussen de verschillende EU-fondsen. In tegenstelling tot voorheen zullen betrokken departementen, in samenwerking met regionale, lokale overheden en het maatschappelijk veld een zogeheten Partnerschapsovereenkomst met de Commissie dienen op te stellen. Deze aanpak zal synergie bevorderen, maar leidt naar verwachting ook tot extra afstemming en extra ambtelijke inzet.

Nederland hecht sterk aan het vergroten van de resultaatgerichtheid van het beleid én het terugdringen van administratieve lasten voor eindbegunstigden en het terugdringen van uitvoeringslasten voor managementautoriteiten. Hiertoe heeft de Commissie een goede aanzet gemaakt. Wel vraagt Nederland zich af of per saldo de lasten worden teruggedrongen. Aan de ene kant worden specifieke voorstellen gedaan die de lasten verlichten. Aan de andere kant worden nieuwe eisen geïntroduceerd op verschillende niveaus bijvoorbeeld ten opzichte van eisen ten aanzien van het partnerschapscontract, de operationele programma’s en de daarbij horende rapportages waaronder aanvullende controles en continue evaluaties.

Ook zijn er onder het EFMZV verschillende type beheer (direct en indirect) ondergebracht en zijn vereenvoudigingen in bepaalde gevallen wel en andere weer niet van toepassing. Dit zal leiden tot het opzetten een omvangrijk administratieve organisatie voor een proportioneel klein fonds waarvan het niet duidelijk is of het in de praktijk bijdraagt aan het vergroten van de resultaatgerichtheid. Nederland doet onderzoek naar het effect van de nieuwe voorstellen voor uitvoering en maakt in haar standpunt bepaling een voorbehoud voor de uitkomsten hiervan. Hoge kostenstijgingen kunnen leiden tot een heroverweging van het Nederlandse standpunt.

De Commissie stelt voor dat zij op EMVF-subsidies zal korten ingeval of lidstaten of ondernemers niet voldoen aan de regels en verplichtingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Nederland steunt dit voorstel.

Naar boven