21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 635 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 september 2012

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hebben enkele fracties de behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, ten behoeve van de Informele Landbouwraad d.d. 9–11 september 2012 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 633)

De op 5 september 2012 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van 7 september 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van der Ham

De adjunct-griffier van de commissie, Schüssel

Inhoudsopgave

   

Blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen van de leden van de CDA-fractie

3

 

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

3

II

Antwoord / Reactie van de staatssecretaris

4

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Informele Landbouwraad die van 9–11 september plaatsvindt in Nicosia en Limassol (Cyprus). Deze leden hebben de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat tijdens de Informele Landbouwraad zal worden gesproken over het behoud van Europa’s potentieel voor voedselproductie en over publieke diensten, die waterschaarste en risico’s op het verlaten van landbouwgrond als gevolg van ongunstige klimaatomstandigheden beperken. Wat verstaat de staatssecretaris precies onder publieke diensten? Kan de staatssecretaris specifiek aangeven welke taken deze diensten exact gaan uitvoeren? Kan de staatssecretaris de beantwoording onderbouwen met voorbeelden? Wat betekenen deze voornemens van de Europese Commissie precies voor de agrariërs en wat voor gevolgen hebben deze plannen bijvoorbeeld voor de directe uitbetalingen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de bescherming van natuurlijke hulpbronnen een belangrijk thema is in de voorstellen van de Europese Commissie voor het toekomstig Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De leden van de VVD-fractie lezen verder dat deze voorstellen in hoge mate aansluiten op de inzet van Nederland. Deze richt zich op vergroening van het GLB door middel van doelgerichte betalingen op onder meer, biodiversiteit, klimaat en dierenwelzijn. De leden van de VVD-fractie kunnen zich niet vinden in de opstelling van de staatssecretaris. Deze leden zijn nog steeds van mening dat de door de Europese Commissie gepresenteerde vergroeningseisen losgekoppeld moeten zijn van de directe betalingen. De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van een zogenaamde top-up op de directe betalingen. Ondernemers kunnen dan zelf bepalen of zij aan de vergroeningseisen willen en kunnen voldoen. Voorts vinden deze leden dat de ondernemers zelf zouden moeten kunnen bepalen hoe zij deze vergroeningseisen invullen. Graag een reactie hierop van de staatssecretaris. Kan de staatssecretaris ook aangeven wat de stand van zaken over de vergroeningsmaatregelen is? Kan de staatssecretaris bevestigen dat hij zich in Brussel nog steeds verzet tegen de voorstellen van de 7% braaklegging van goede landbouwgronden en de verplichte gewasrotatie?

Het Europees Parlement heeft deze week 7 400 amendementen besproken op de nieuwe voorstellen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, zo hebben de leden van de VVD-fractie vernomen. Kan de staatssecretaris de Kamer informeren over de uitkomsten hiervan? Wat is de inhoudelijke reactie van de staatssecretaris hierop? In het Europees Parlement heeft een discussie plaatsgevonden over een mogelijk overheveling van geld van de eerste naar de tweede pijler van het GLB. Het voorstel van het Europees Parlement is nu voor een aantal lidstaten, waaronder Nederland om tot 20% van de directe betalingen af te kunnen romen ten behoeve van de plattelandsontwikkelingsprogramma’s in Nederland. Waarom heeft de staatssecretaris de Kamer hierover niet geïnformeerd? Kan de staatssecretaris dit voorstel nader toelichten? De leden van de VVD-fractie zijn geen voorstander van het verschuiven van middelen van de eerste pijler naar de tweede pijler aangezien Nederland in de nieuwe voorstellen al 8% gaat inleveren. Deelt de staatssecretaris de opvatting van deze leden? Kan de staatssecretaris ook aangeven in welk stadium de discussie over de herverdeling van de middelen verkeert?

In de nieuwe voorstellen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid wordt voorgesteld om de suikerquotum af te schaffen per 1 oktober 2015. De staatssecretaris heeft toegezegd de Kamer te informeren over de huidige stand van zaken met betrekking tot de suikermarkt. Kan de staatssecretaris deze brief sturen vóór donderdag 13 september zodat de Kamer deze brief kan betrekken in de voorbereiding op de volgende Landbouw- en Visserijraad?

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Hoewel Europa eerder niet klaar was om via GLB de lange termijnvisie van de Europese 2020 strategie in te vullen, vallen nu wel degelijk de puzzelstukken in één, zo constateren de leden van de CDA-fractie. Immers het voorzitterschap wil nu spreken over het behoud van Europa’s potentieel voor voedselproductie en over publieke diensten die waterschaarste en risico’s op het verlaten van landbouwgronden als gevolg van ongunstige klimaatomstandigheden. Dat onderstreept de Nederlandse inzet om te komen tot een climate smart agriculture. Productie per hectare beschikbare grond moet, gezien de afnemende beschikbaarheid van landbouwgrond, omhoog, maar ook uitwisseling van kennis opgedaan door de Nederlandse gouden piramide met andere landen verdiend aandacht. Op welke wijze is daar aandacht voor binnen het Nederlandse beleid en binnen het voorzitterschap?

Deelt de staatssecretaris de mening van de leden van de CDA-fractie dat de vraag naar voedsel de komende decennia toeneemt, terwijl de beschikbaarheid van landbouwgrond afneemt en er tegelijkertijd aandacht voor biodiversiteit moet zijn op gespannen voet staan? Deelt de staatssecretaris met deze leden dat de oplossing ligt in een duurzamer consumptiepatroon en efficiënter gebruik van de grond(stoffen) en energie? Kan de staatssecretaris reageren op de stelling van de voorzitter van Wageningen UR dat om straks 9 miljard mensen te kunnen voeden de huidige productie verdubbeld moet worden met minder grondstoffen en minder chemische middelen? Welke acties/ inspanningen worden gedaan? Deelt de staatssecretaris de mening dat binnen het nieuwe GLB een sterker accent op kennis en innovatie daarom gerechtvaardigd is? En dat GLB-geld stoppen in algemene middelen voor kennis en innovatie voor de landbouw een ongunstige ontwikkeling is? Graag een reactie hierop van de staatssecretaris.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien dat de staatssecretaris slechts verwijst naar zijn inzet bij de hervorming van het gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) naar de bescherming van natuurlijke hulpbronnen zoals een vruchtbare bodem en schoon en voldoende water. Dit is wat de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren betreft volstrekt onvoldoende. De bodemvruchtbaarheid gaat zorgwekkend snel achteruit, mede door de enorme hoeveelheden mest die er op uit wordt gereden, en die in hoge mate verontreinigd is met antibioticaresistente bacteriën. Op welke wijze wil de staatssecretaris dit probleem oplossen? Al in 2009 waarschuwde de Technische Commissie Bodem voor nieuwe verontreinigingen in de bodem van het landelijke gebied (Advies Nieuwe verontreinigingen in de bodem van het landelijk gebied, A054(2009), 23 december 2009). Voor zover bekend bij de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren is er nooit iets met deze waarschuwing gedaan, kan de staatssecretaris dat bevestigen? Bovendien ligt Nederland dwars bij het opstellen van een bodemrichtlijn, welke er voor kan zorgen dat de bodem effectiever beschermd wordt, kan de staatssecretaris ook dit bevestigen? Is dit nog steeds het Nederlandse standpunt, en zo ja, waarom en op welke manier komt dit de bescherming van de bodem ten goede?

Er zal tijdens de Informele Landbouwraad gesproken worden over de maatregelen die nodig zijn om waterschaarste en het verlaten van landbouwgrond tegen te gaan. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen graag weten of er ook gesproken zal worden over de boeren buiten de Europese Unie, en de impact die onze veehouderij, onze energievoorziening en ons consumptiepatroon heeft op de voedselzekerheid, watervoorraden en de bodemvruchtbaarheid in bijvoorbeeld Afrika, Azië en Zuid-Amerika. De import van soja, maïs en palmolie voor onze bio-industrie en energiecentrales heeft hier een enorm negatieve impact op, kan de staatssecretaris dat bevestigen? Deelt de staatssecretaris de mening dat een hervorming van ons landbouwbeleid ook ten goede moet komen aan de boeren en de biodiversiteit elders? Zo ja, op welke wijze is hij van plan om de Europese en Nederlandse afhankelijkheid van derde landen te beperken? Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met zorg kennis genomen van de aanvraag van Monsanto voor de teelt van sojabonen die resistent zijn gemaakt voor het landbouwgif glyfosaat. Kan de staatssecretaris bevestigen dat deze aanvraag er ligt? Kan de staatssecretaris deze aanvraag nader toelichten, aangezien teelt van soja in Nederland niet voor de hand ligt? Waarom is deze aanvraag in Nederland gedaan? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen erop dat glyfosaat al een groot probleem is in de Nederlandse en Europese oppervlaktewateren, en dat de teelt van gewassen die resistent zijn voor dit gif dit probleem zullen verergeren, kan de staatssecretaris dat bevestigen? Nederland zou pertinent deze aanvraag moeten weigeren, vinden de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren. Is de staatssecretaris bereid de aanvraag van Monsanto aan te kaarten tijdens de Informele Raad, en zijn collega’s op te roepen samen met hem tegen de autorisatie van dit gewas te stemmen? Zo nee, waarom niet?

II Antwoord / Reactie van de staatssecretaris

Op 24 en 25 september vindt de volgende Landbouw- en Visserijraad plaats in Brussel. In deze brief beantwoord ik de vragen uit het verslag van het schriftelijk overleg van 5 september 2012.

Vragen van de VVD-fractie

De leden van de fractie van de VVD hebben gevraagd naar het behoud van voedselproductie en publieke diensten.

Zoals u weet hebben we sinds de mededeling van de Commissie van 18 november 2010 een discussie met uw Kamer over de rol van publieke diensten in Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Het kabinetsbeleid is erop gericht om te streven om het GLB om te vormen naar meer doelgerichte betalingen. Dit willen we vormgeven door het leveren van publieke diensten door de agrariër op het gebied van natuur en landschap en het belonen voor bovenwettelijke prestaties voor bijvoorbeeld milieu- en waterbeheer. De Commissie geeft hier invulling aan met vergroeningsvoorstellen in de directe betalingen (eerste pijler). Hierbij worden groene voorwaarden aan de agrariër gevraagd voor het ontvangen van een deel van de directe betalingen die zij ontvangen. Daarnaast kent het plattelandsbeleid (de tweede pijler) van het GLB mogelijkheden voor het vergoeden van publieke diensten in de vorm van agromilieu- en klimaatbetalingen. In Nederland bijvoorbeeld wordt hiermee het agrarisch natuurbeheer vormgegeven.

De leden van de VVD-fractie hebben gepleit voor een vergroeningspremie als vrijwillige top-up op de directe betalingen, in plaats van als een verplicht onderdeel van de directe betalingen. Hiernaast pleiten de leden van de VVD-fractie voor meer flexibiliteit voor ondernemers bij de invulling van de vergroeningseisen. Ook vragen de leden van de VVD-fractie naar de stand van zaken over de vergroeningsmaatregelen.

Het kabinet zet zich er voor in dat directe betalingen van het GLB worden omgevormd naar doelgerichte betalingen, zowel ter versterking van de concurrentiekracht en duurzaamheid als voor vergoeding van maatschappelijke prestaties. Volledige loskoppeling van de vergroeningspremie zou dit effect in mijn ogen te zeer verzwakken. Hierbij moet ook worden bedacht dat in de huidige voorstellen van de Europese Commissie het niet-voldoen aan de vergroeningseisen ten koste kan gaan van maximaal een deel van de basispremie en niet van de gehele basispremie.

Het kabinet zet zich er voor in dat er keuzemogelijkheden komen voor de invulling van de vergroeningseisen, bijvoorbeeld via de mogelijkheid om aan de vergroeningseisen te voldoen via bedrijfscertificering.

Een ecologisch aandachtsgebied van 7% van het bouwlandoppervlak zoals door de Europese Commissie voorgesteld, acht het kabinet te hoog, zoals ik al eerder in de Landbouwraad naar voren heb gebracht. De vergroeningseis van gewasdiversificatie zal in de ogen van het kabinet moeten worden versoepeld voor met name graslandbedrijven.

De leden van de VVD-fractie hebben gevraagd naar de ontwikkelingen in het Europese Parlement (EP) en overheveling en herverdeling van middelen.

Voor de beantwoording over de stand van discussie over het GLB in het EP verwijs ik naar de kwartaalrapportage GLB die uw Kamer recent is toegezonden. Daarnaast wil ik mijn toezegging herhalen om, nadat de stemming over de rapporten van de EP-rapporteurs in het EP heeft plaatsgevonden en de positie van het EP definitief is, uw Kamer mijn reactie te geven op het definitieve EP-standpunt. Voor de budgettaire aspecten in de discussie over het GLB verwijs ik naar de op 29 augustus aan uw Kamer verzonden kwartaalrapportage over het Meerjarig Financieel Kader (Kamerstuk 32 833 nr. 8).

Ten slotte zal ik uw Kamer de door de leden van de VVD-fractie gevraagde brief over de stand van zaken met betrekking tot de suikermarkt voorafgaand aan het schriftelijk overleg van 13 september doen toekomen.

Vragen van de CDA-fractie

De leden van de fractie van het CDA wijzen op het belang om te komen tot climate smart agriculture en vragen mij naar de wijze waarop er aandacht is in het Nederlandse beleid en binnen het voorzitterschap naar de uitwisseling van kennis opgedaan door de Nederlandse gouden driehoek met andere landen.

De uitwisseling van Nederlandse kennis en kunde met andere landen is een belangrijk onderdeel van ons beleid ten aanzien van voedselzekerheid. Vanwege het belang van climate smart agriculture heeft Nederland samen met Vietnam een tweede mondiale conferentie georganiseerd over landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering. Deze conferentie vindt plaats van 3 tot 7 september in Vietnam. Over de uitkomsten hiervan zal ik u nader informeren. Daarnaast is Nederland ook uitgenodigd om volgende maand deel te nemen aan een G20-conferentie van Agricultural Chief Scientific Officers en prominente wetenschappers.

De leden van de CDA-fractie vragen verder naar mijn mening over de stelling dat de verwachte stijging van de vraag naar voedsel de komende decennia op gespannen voet staat met de hoeveelheid beschikbare landbouwgrond en de biodiversiteit. De leden van de CDA-fractie vragen mij of ik vind dat de oplossing voor dit dilemma ligt in een duurzamer consumptiepatroon en efficiënter gebruik van grond(stoffen) en energie. De leden van de CDA-fractie vragen bovendien naar mijn reactie op de stelling van de voorzitter van Wageningen UR dat om straks 9 miljard mensen te kunnen voeden de huidige productie verdubbeld moet worden met minder grondstoffen en minder chemische middelen? Voorts vragen de leden van de CDA-fractie welke inspanningen daartoe worden gedaan.

De wereld staat voor een geweldige opgave om in 2 050 negen miljard mensen te voeden. Tegelijkertijd zal dit moeten gebeuren met minder input en een goede bescherming van het milieu en de biodiversiteit. De hoeveelheid landbouwgrond die nog in gebruik genomen kan worden loopt op veel plekken in de wereld terug en hoewel uitbreiding van het landbouwareaal in principe nog mogelijk is in delen van Afrika en Latijns-Amerika, is het de uitdaging om zoveel mogelijk tot vergroting van landbouwproductie te komen op bestaande landbouwgronden.

De verduurzaming van voedselproductie speelt hierin een grote rol. Hierover heb ik met uw Kamer diverse malen overleg gevoerd. In mijn brief van 1 juni jl. (Kamerstuk 28 973 nr. 108) heb ik u op de hoogte gesteld van de instelling van de regiegroep duurzame veehouderij en agroketens. Verder heb ik aangegeven dat ook de topsectoren hierin een belangrijke rol spelen. In de innovatiecontracten zijn afspraken opgenomen over verduurzaming van voedsel.

Verder vragen de leden van de CDA-fractie of ik de mening deel dat binnen het nieuwe GLB een sterker accent op kennis en innovatie gerechtvaardigd is en dat GLB-geld stoppen in algemene middelen voor kennis en innovatie voor de landbouw een ongunstige ontwikkeling is.

Ik ben het met de CDA-fractie eens dat extra inzet op kennis en innovatie gerechtvaardigd is, gezien de uitdagingen waar de landbouwsector voor staat. Deze inzet kan in mijn ogen heel goed worden vormgegeven binnen het GLB, wat ook goed past in het streven van het kabinet om de directe GLB-betalingen om te vormen naar doelgerichte betalingen.

Vragen van de fractie van de Partij voor de Dieren

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren stellen vragen over de achteruitgang van bodemvruchtbaarheid, mede door de mest die er op uit wordt gereden, en die verontreinigd is met antibioticaresistente bacteriën. Voorts vragen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren naar het advies van de Technische Commissie Bodem voor nieuwe verontreinigingen in de bodem van het landelijke gebied uit 2009.

De stelling dat de bodemvruchtbaarheid mede door enorme hoeveelheden mest die er op uit wordt gereden, snel achteruit gaat, is naar mijn mening niet in lijn met de wetenschappelijke inzichten. De Evaluatie Meststoffenwet 2012 (Kamerstukken II, 2012/2013, 33 037, nr. 21) uitgewezen dat het mestbeleid gezorgd heeft, en zorgt voor, een afname van de belasting van het milieu met stikstof en fosfaat uit de landbouw. Overmatig gebruik van mest wordt daarmee effectief aangepakt.

Waar het gaat om het advies van de Technische Commissie Bodem sluit ik mij aan bij de reactie van mijn ambtsvoorgangster (TK 29 576, nr. 83). Residuen van antibiotica kunnen via de mest in de bodem terecht komen. Door mijn collega, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en mijzelf is een stevig maatregelenpakket neergelegd voor de aanpak van de antibioticumproblematiek. De algemene doelstelling is een vermindering van het antibioticumgebruik met 70% in 2015 ten opzichte van 2009  (TK 29 683, nr. 106, nr. 124 en nr. 125). Deze doelstelling geldt overigens voor de veehouderij als geheel, niet noodzakelijkerwijs voor individuele bedrijven of sectoren.  Hiermee zal ook de uitstoot van residuen naar het milieu verminderen. Onze aanpak is onder andere gebaseerd op het advies van de Gezondheidsraad (TK 29 683, nr. 104). Ook in onze beantwoording van het Schriftelijk Overleg van 18 november 2011 hebben wij benadrukt dat diergeneesmiddelen niet in het milieu thuishoren (TK 28 286, nr. 536). In de betreffende brief is aangegeven dat de onderzoeksresultaten geen eenduidig overzicht bieden over de mate en zwaarte van de verspreiding van residuen van antibiotica in het milieu. Over de bijdrage van verschillende transmissieroutes aan de resistentieproblematiek geeft de Gezondheidsraad aan dat nog onvoldoende bekend is om gefundeerde uitspraken te kunnen doen. Er worden verscheidene onderzoeken uitgevoerd naar de verschillende transmissieroutes en er zijn vervolgonderzoeksvragen ingediend.

Verder vragen de leden van de Partij voor de Dieren naar het opstellen van de bodemrichtlijn.

Nederland heeft een vergaand beleid om de bodem te beschermen. Nederland is voorstander van een EU-bodemstrategie. Nederland is echter tegen bindende regelgeving vanuit de EU op het gebied van bodem, op grond van het subsidiariteitsbeginsel.

De leden van de fractie van Partij voor de Dieren vragen naar mijn mening over de effecten die de import van soja, maïs en palmolie voor energiedoelen heeft op de voedselzekerheid, de watervoorraden en bodemvruchtbaarheid in andere delen van de wereld. Bovendien vraagt de Partij voor de Dieren naar mijn mening over de rol die ons landbouwbeleid speelt voor biodiversiteit elders in de wereld.

Ik neem de zorgen over de mogelijke effecten van het biobrandstoffenbeleid op de voedselmarkten serieus. Het is daarom goed dat de Europese Commissie voornemens is om eind 2012 te rapporteren over de gevolgen van het EU-biobrandstoffenbeleid voor de sociale duurzaamheid, waarin ook de gevolgen voor de voedselmarkten een rol zullen spelen. Ik ben het met de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren eens dat wij ons in moeten spannen om boeren in ontwikkelingslanden bij te staan en de biodiversiteit daar moeten koesteren. Het voedselzekerheidbeleid van het kabinet draagt hier actief aan bij. Wij spannen ons in om boeren in ontwikkelingslanden met de kennis en kunde die in Nederland ruim aanwezig te ondersteunen bij het verhogen van hun inkomen en hun voedselzekerheid via de landbouw en dit zoveel mogelijk te bereiken op bestaande landbouwgronden.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben diverse vragen gesteld over de aanvraag van Monsanto voor de teelt van sojabonen die resistent zijn gemaakt voor het landbouwgif glyfosaat.

Deze vraag beantwoord ik mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu die primair verantwoordelijk is voor de milieurisicobeoordeling van genetisch gemodificeerde organismen. Op 13 oktober 2005 heeft Monsanto een Europese vergunningaanvraag ingediend voor de teelt van glyfosaatresistente soja 40-3-2. Deze soja is in de EU al toegelaten voor gebruik in voedsel en diervoeder. De EFSA (European Food Safety Authority) heeft de teeltaanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat er geen onaanvaardbare risico’s zijn voor mens, dier en milieu. Deze conclusie wordt gedeeld door de COGEM (Commissie Genetische Modificatie).

Een aanvraag voor teelt in de EU kan in een willekeurige lidstaat – in dit geval Nederland – worden ingediend en wordt vervolgens centraal in de EU behandeld middels een uitgebreide Europese toelatingsprocedure. De aanvrager kan zelf kiezen in welke lidstaat hij zijn aanvraag indient. Indien na deze Europese procedure een markttoelating wordt verleend voor de teelt van soja 40-3-2, geldt deze toelating voor de hele EU. Dientengevolge mag het gewas in elke lidstaat worden gecultiveerd. Soja kan inderdaad vanwege het Nederlandse klimaat hier niet groeien maar in andere lidstaten wel.

Een gewasbeschermingsmiddel wordt alleen toegelaten als er bij gebruik volgens voorschrift geen onaanvaardbare risico’s zijn voor mens, dier en milieu. Dat geldt ook voor RoundUp en glyfosaat. Het middel is in Nederland toegelaten voor toepassingen in andere teelten dan soja en daar worden de risico’s voor milieu en volksgezondheid toelaatbaar geacht. Bovendien is glyfosaat, als werkzame stof van gewasbeschermingsmiddelen, Europees beoordeeld en goedgekeurd onder de Verordening 1107/2009. Aangezien zowel gewas als gewasbeschermingsmiddel een strenge risicobeoordeling hebben doorstaan die positief is uitgevallen, ben ik niet bereid om bij andere lidstaten tegen authorisatie van het gemodificeerde gewas te pleiten.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven