Handeling
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 85, item 32 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 85, item 32 |
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
-het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PbEU 2021, L 382/1) (36332).
(Zie vergadering van 12 februari 2025.)
De voorzitter:
Ik heropen. Aan de orde is de Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000. Het is niet de eerste keer dat we aan dit debat beginnen, maar dat maakt niet uit. Alle begin is moeilijk, zeg ik maar. We gaan gewoon eens kijken hoever we vanavond komen. Anders beginnen we een andere keer weer overnieuw. Dat moet allemaal kunnen. Dat is allemaal de nieuwe bestuurscultuur, zal ik maar zeggen.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de minister, aan minister Faber. We gaan naar haar luisteren. Het woord is aan haar.
Minister Faber:
Dank u wel, voorzitter. Het is fijn om zo snel na het reces weer met dit debat te mogen vervolgen. Ik ben wel een beetje de kluts kwijt over in welke termijn we nu zitten, maar dat mag de pret niet drukken, zal ik maar zeggen. Zitten we nog steeds in de eerste termijn?
De voorzitter:
Ja, we zitten absoluut nog steeds in de eerste termijn.
Minister Faber:
Oké, goed.
Voorzitter. Vandaag gaat het over de Europese blauwe kaart. Ik sta hier samen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Mede namens hem stuurde ik uw Kamer een brief over de mogelijke aanscherping van de regels voor de blauwe kaart. Wij lichten deze brief hier graag nader toe. De minister van SZW komt zo te spreken over hoe deze brief past binnen de kabinetsinzet op een gerichter en selectiever arbeidsmigratiebeleid.
Ik zal nu eerst ingaan op de inhoudelijke voorstellen die verschillende Kamerleden de afgelopen tijd hebben aangedragen. Ik wil hen daar graag voor bedanken. De voorstellen zijn in lijn met de inzet van dit kabinet om tot een strenger migratiebeleid te komen. Uw Kamer heeft vast ook de berichten gezien over de groeiende bevolking van Nederland. In één jaar tijd zijn er ruim 130.000 mensen bij gekomen, alleen al door migratie. Daar zitten ook veel arbeids- en kennismigranten tussen. Het laat zien dat er meer grip nodig is op álle vormen van migratie. Naast een strenger asielbeleid is er ook een gerichter en selectiever beleid voor arbeids- en kennismigratie nodig. Naast de blauwe kaart zetten we daarom ook in op aanscherping van de kennismigrantenregeling. Over deze beide ontwerpen ontvangt uw Kamer voor de zomer een brief. Daarin willen de minister van SZW en ik een aantal van de voorstellen van uw Kamer nader uitwerken. Het gaat ten eerste om het inregelen van een adresvereiste. Ten tweede gaat het om een directe toets op een eventuele strafrechtelijke sanctie opgelegd aan de werkgever. Ten derde gaat het om het verlangen van bewijsstukken van hogere beroepskwalificatie van kaarthouders die in een andere lidstaat de blauwe kaart hebben verkregen en minder dan twee jaar als kaarthouder hebben gewerkt. Ook gaat het om aanpassing van de looncriteria voor kaarthouders en de vraag in hoeverre het Europese recht ruimte laat om de afgifte van de blauwe kaart te maximeren. Ik zeg u er wel bij dat een nulquotum sowieso niet kan.
De minister van SZW en ik zijn kritisch op de wensen rond de arbeidsmarkttoets en het verbieden van de mogelijkheid om als zelfstandige nevenactiviteiten te verrichten, maar we zijn bereid ook daar nader op in te gaan in de brief. Op deze manier kunnen wij vervolgens verder met elkaar een samenhangend debat voeren over kennismigratie. Daarnaast werken de minister van SZW en ik de aanscherpingen in een nieuw ontwerpbesluit uit, in een nieuwe AMvB dus. Wat ons betreft treedt die zo snel mogelijk in werking.
Dan resteert een aantal van uw voorstellen die ik met de minister van SZW op een andere manier wil opvolgen. Eén. Ik heb de evaluatie van de blauwe kaart toegezegd. Daar houd ik mij aan. De vier onderdelen die genoemd worden in het amendement over de evaluatiebepaling, zal ik daarbij als richtsnoer aanhouden. Ook dat wil ik expliciet toezeggen. Ik blijf er dus bij dat het opnemen van een evaluatiebepaling in de Vreemdelingenwet niet nodig is. Maar als uw Kamer hieraan hecht, dan kan het natuurlijk wel. Ik ontraad het amendement dus niet.
Twee. De aspecten van ethisch wervingsbeleid kunnen we onderzoeken bij eventuele relevante beleidswijzigingen vanuit interdepartementaal beleidsonderzoek arbeidsmigratie, maar niet in de AMvB. In dit geval geven inhoudelijke redenen de doorslag. Ik verwijs graag naar de toelichting in de brief met schriftelijke appreciaties.
Een derde punt betreft de mogelijkheid om de toegang tot bepaalde arbeidsactiviteiten in sensitieve sectoren te beperken. Ik wil ook hier graag kijken wat de mogelijkheid is. Alleen, dit hoort niet in de Vreemdelingenwet en in regelgeving thuis. Daarom willen we dit punt meenemen in de verkenning naar het tegengaan van ongewenste kennis- en technologieoverdracht door individuele internationale kenniswerkers. Economische Zaken heeft het voortouw bij deze verkenning.
Vier. De richtlijn staat niet toe de blauwe kaart te beperken tot tekortberoepen. Ook het uitsluiten van uitzendbureaus voor alleen de blauwe kaart is op grond van de richtlijn niet mogelijk. In aanvulling op de brief wil ik erop wijzen dat gedetacheerden in de zin van de Detacheringsrichtlijn niet onder het toepassingsbereik van de blauwe kaart vallen. Ze zijn categorisch uitgesloten.
Voorzitter, ik ga afronden. Staat u mij nog enkele reflecties toe. Allereerst: het is niet zonder reden dat ik een punt maak van het niveau waarop onderwerpen geregeld moeten worden, in de wet of in een AMvB. We willen het geheel zo eenvoudig mogelijk proberen te houden voor de burger en het bedrijfsleven. Met de minister van SZW hoop ik nu een weg voorwaarts te hebben geschetst die recht doet aan de inbreng van uw Kamer, aan de kabinetsinzet en aan het belang dat burgers en bedrijven hebben bij toegankelijke regelgeving. Daarbij hoort ook het afronden van het wetsvoorstel dat de aanleiding vormt voor dit debat. Ik ga ervan uit dat we het hier vandaag over eens kunnen worden, zodat de implementatie kan worden afgerond en de inbreukprocedure stopt. Ik zie uit naar de inbreng van de woordvoerders en ik geef nu graag het woord aan de minister van SZW.
De heer Aartsen (VVD):
Ik heb gewoon een persoonlijke noot. Dank aan de minister voor deze beantwoording. Ook dank voor de brief. De voorzitter refereerde er al aan: de vorige debatten waren natuurlijk wat … Welk woord zal ik daar eens aan plakken?
De voorzitter:
Stroef.
De heer Aartsen (VVD):
Stroef. Ik ben toen kritisch geweest, maar ik vind dat je dan ook de andere kant moet belichten. Ik vind dat de minister dit keurig heeft gedaan. Ik ben ook heel blij met de brief. Die helpt ons gewoon heel erg bij het goed kunnen beoordelen van de amendementen. Ik wou wel even gezegd hebben dat ik vind dat het nu gewoon goed gaat en dat ik blij ben met hoe de minister de vragen nu beantwoordt, door gewoon stapsgewijs alle punten na te lopen. Ik ben de vorige keer kritisch geweest. Ik vind het correct om dit ook op deze manier te melden.
Minister Faber:
Via de voorzitter dank ik u voor deze complimenten.
De voorzitter:
Mevrouw Patijn heeft ook nog een compliment.
Minister Faber:
O, dan blijf ik staan.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik heb gewoon vragen, als dat mag, voorzitter. Ik heb de contouren gelezen en daarin spreekt de minister over het feit dat het kabinet het geheel van wet- en regelgeving zo eenduidig mogelijk wil maken voor burgers en het bedrijfsleven. Heeft dat ook tot consequentie dat de gewone werkvergunningen, dus die onder de Wet arbeid vreemdelingen vallen, gaan lijken op de voorwaarden die aan de blauwe kaart gesteld worden, zodat bijvoorbeeld qua salariscriteria dingen gelijkgetrokken gaan worden?
Minister Faber:
De beantwoording van deze vraag laat ik graag over aan de minister van SZW, want dit valt onder zijn portefeuille.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Oké, dan stel ik de vraag straks niet nog een keer en dan hoop ik dat ik daar straks antwoord op krijg, of nu. Dat laat ik dan …
Minister Faber:
Ik heb er alle vertrouwen in dat de minister die vraag zal beantwoorden.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik had nog een tweede vraag, als het mag. Wat zei u, voorzitter?
De voorzitter:
Nee, nee. Ik stelde even vast dat het vertrouwen tussen de beide ministers zo groot is.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Oké. Ik had nog een tweede vraag, over het uitsluiten van uitzendbureaus. U geeft aan dat dat niet kan, maar dat er nieuwe regels voor erkend referenten opgesteld worden. Kan dat betekenen — dat is misschien ook een vraag voor de minister van Sociale Zaken, maar ik stel hem toch maar, want het staat in de door u gestuurde brief — dat die erkend referenten dan altijd zowel formeel als materieel werkgever moeten zijn en dat daarmee ook uitzendbureaus uitgesloten worden? Dat zou ik graag nog nader willen weten. Dan heb ik mijn belangrijkste vragen wel gesteld, denk ik. Ja, dat was het.
Dank u.
Minister Faber:
Volgens mij is de vraag overgekomen. Ik zag de minister van SZW al knikken om aan te geven dat hij daarmee aan de slag gaat. Tenminste, hij gaat een antwoord geven.
De voorzitter:
Heel goed. Dan geef ik graag het woord aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Minister Van Hijum:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor de gelegenheid om in dit debat een aantal zaken te zeggen over het onderwerp selectieve en gerichte arbeidsmigratie. Moet ik nu meteen de appreciatie van de amendementen en de moties meenemen of doen we dat straks? Daar hebben we natuurlijk een verdeling voor. Doen we dat zo dadelijk?
De voorzitter:
Ja, dat kan best.
Minister Van Hijum:
Dan even een korte inleiding vooraf. Ik denk dat de minister van AenM helder heeft aangegeven hoe we vanuit de wetssystematiek kijken naar de amendementen die nu voorliggen. Ik dank uw Kamer voor het overleg dat is gevoerd over de amendementen, maar ook over de zorgen die daaronder liggen. Het kabinet begrijpt die en onderschrijft die zelfs voor een belangrijk deel, maar is van mening dat die zorgen soms beter in onderliggende regelgeving een plek kunnen krijgen, zoals in het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en in andere lagere regelgeving die ziet op de kennismigrantenregeling.
En ja, het is inderdaad belangrijk — de heer Aartsen en mevrouw Patijn vroegen daarnaar — dat je die regels zo veel mogelijk in samenhang bekijkt. Op het moment dat je de regeling op één plek aanscherpt, dan kan dat een waterbedeffect hebben naar de andere regeling. We zitten nou eenmaal met de omstandigheid dat het qua doelgroep twee gelijksoortige regelingen zijn.
Laat ik wel benadrukken dat het uitgangspunt is dat het kabinet echt wil toewerken naar een meer gerichte en selectieve arbeidsmigratie. Inderdaad, de actuele berichten geven er ook nog weer extra aanleiding voor om niet alleen naar asiel te kijken, maar ook naar het belangrijke aandeel van arbeidsmigratie in de totale migratiestroom.
Ik heb uw Kamer vorig jaar november in de brief die ik heb gestuurd over het arbeidsmigratiebeleid al geïnformeerd over de aanscherping van de kennismigrantenregeling, die daar een onderdeel van is. En ja, we willen kennismigranten blijven aantrekken die bijdragen aan de kenniseconomie en misbruik voorkomen. Ik heb u toegezegd dat we voor de zomer met een brief komen om de uitwerking daarvan te schetsen. Daar past ook bij dat we kritisch kijken naar Europese richtlijnen en de omzetting daarvan in onze eigen wetgeving. Uw Kamer heeft ons daartoe ook aangespoord. Wij hebben dat nadrukkelijk onderzocht. Het resultaat heeft u kunnen lezen in de brief die de Kamer voor dit debat heeft ontvangen.
Dank, nogmaals, voor de bereidheid om een aantal zaken om te zetten in moties. Daar gaan we zo dadelijk dan ook graag nader op in.
De voorzitter:
Prima. Dit was dan de eerste termijn van het kabinet. Mevrouw Patijn?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik heb nog niet echt iets gehoord over de vragen die ik gesteld heb over formeel en materieel werkgeverschap, dat samenvalt bij de erkend referenten. Daar ben ik nog even benieuwd naar.
Minister Van Hijum:
Ja, dat is het geval. We hebben uw Kamer er ook al een brief over gestuurd dat we misbruik van de kennismigrantenregeling willen tegengaan door uitzendconstructies in die hoedanigheid onmogelijk te maken.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover de eerste termijn. Dan geef ik graag de leden het woord in tweede termijn. De heer Van Nispen is er niet, stel ik vast. Dan spreekt thans de heer Aartsen van de VVD.
De heer Aartsen (VVD):
Dank, voorzitter. Dank aan beide bewindspersonen voor hun beantwoording, maar vooral bedankt voor de uitgebreide contourenbrief die gaat over de algemene maatregel van bestuur. Onze inzet helemaal in den beginne was ook: we hebben een aantal kritische noten, niet zozeer ten aanzien van het wetsvoorstel, maar vooral ten aanzien van de uitwerking in de AMvB. De algemene oproep is om te proberen de AMvB zo scherp als mogelijk te maken binnen de kaders van de richtlijn. De minister refereerde er zelf ook al aan als het gaat om de enorme toestroom naar Nederland. Nederland is nou eenmaal een zeer aantrekkelijk land. We weten dat ieder deurtje dat je bij migratie openzet de potentie van misbruik en het risico van constructies in zich heeft, of het nou gaat om kennis-, arbeids-, asiel- of studiemigratie. Dat risico moet je volgens mij aan de voorkant mitigeren. Dat is, denk ik, bij alle wetgeving rondom migratie belangrijk. Dat was onze algemene oproep. We zeiden: onze voorkeur gaat uit naar een strenge AMvB. Amendementen zijn in onze ogen suboptimaal. Uit de beantwoording van beide ministers bleek dat ook, volgens mij.
De VVD-fractie gaat op basis van de brief kritisch kijken naar de amendementen die wij hebben ingediend. We gaan bekijken welke er in onze ogen nog noodzakelijk zijn en bij welke het verstandiger is om te varen op de brief van beide ministers. Wij zullen daar dus nog even op ons gemak naar kijken, want het gaat uiteindelijk om wetgeving. Daar gaan we dus nog even doorheen. En dan zullen we via de Griffie laten weten welke amendementen wij wel en niet zullen ondersteunen.
Voor de rest dank ik nogmaals beide ministers voor hun inbreng in dit debat.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ceder van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Wat fijn dat we in volgens mij derde instantie ook een inhoudelijk debat met elkaar kunnen voeren. Dat leek de eerste keer niet mogelijk, maar dat vond ik jammer, want hier was wel wat op af te dingen. Het beleid in dit voorstel en de regelingen daaronder staan namelijk gewoon haaks op het beleid dat dit kabinet voorstaat en ook een meerderheid van de Kamer.
Voorzitter. Wij hebben een aantal amendementen ingediend, maar naar aanleiding van de appreciaties wil ik die langslopen. Ik wil sommige ook omzetten in moties. Ik vraag dan ook om wat meer tijd, voorzitter, omdat we dit moeten omzetten. Maar ik zal er vlot doorheen gaan.
Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 21 van de heer Van Nispen en mijzelf wil ik intrekken. Uit de appreciatie blijkt namelijk dat deze overbodig is. Daarom trekken wij dat amendement gewoon in, omdat wij dat punt ook goed kunnen volgen. Dus het amendement op stuk nr. 21 trek ik hierbij in.
Dan het amendement op stuk nr. 23. Daar ga ik een motie over indienen, dus ik trek het amendement op stuk nr. 23 in. Dat zal dus gevolgd worden door een motie.
Normaal zegt de voorzitter daar dan altijd nog iets over, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, maar u doet het zo correct dat het eigenlijk niet nodig is. En bij een amendement hoeft het ook niet.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Oké. Maar ik kijk u wel telkens aan.
De voorzitter:
Dat siert u; dat siert u.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Maar dan ga ik gewoon door.
Het amendement op stuk nr. 25 zal ik ook intrekken, omdat ik dat in een motievorm heb gegoten, overeenkomstig de appreciatie. Ik hoop wat dat betreft ook op oordeel Kamer. Bij dezen trek ik dus het amendement op stuk nr. 25 in.
Voorzitter. Ik trek het amendement op stuk nr. 26 in. Dat gaat over het punt dat mensen met een blauwe kaart niet als nevenactiviteit als zelfstandige kunnen werken. Ik zou hier wel een specifieke toezegging op willen hebben, namelijk dat in de evaluatie meegenomen wordt of het überhaupt een wenselijk onderdeel is dat mensen die om een bepaalde reden en beroep een blauwe kaart krijgen, ook nog als zzp'er aan de slag kunnen gaan. Ik wil dat dat ook heel expliciet in de evaluatie wordt meegenomen, want dit kan misbruik in de hand werken. Het lijkt me ook overbodig. Maar gezien de appreciatie ben ik bereid om dit amendement in te trekken, maar ik zou dus wel de concrete toezegging willen dat dit specifiek in de evaluatie getoetst wordt en hierop teruggekomen wordt.
Voorzitter. Dan zou ik ook nog graag het amendement op stuk nr. 14 willen intrekken, maar daarbij wil ik ook graag een toezegging. Waarom trek ik deze in? Dit gaat over het verhogen van de sanctie van €3.000 naar €10.000. In de appreciatie wordt aangegeven dat de minister van SZW nog bezig is met het onderzoek naar de maatschappelijke effecten van boetes op het gebied van eerlijk werk. Dit zou voor de zomer komen. Als ik de toezegging kan krijgen dat het specifieke punt van het mogelijk verhogen hiervan ook onderzocht wordt — ik zeg niet dat het geïmplementeerd dient te worden, maar ik wil wel dat het specifiek onderzocht wordt — en ook specifiek wordt meegenomen in datzelfde rapport over de maatschappelijke effecten van boetes op het gebied van eerlijk werk, dan zou ik 'm graag willen intrekken.
De voorzitter:
Maar dan is het nog geen intrekking, want u wilt dat alleen doen als aan uw voorwaarden voldaan is. Dan stel ik even vast dat ie bij dezen niet is ingetrokken.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ga ervan uit dat ik die toezegging krijg, maar formeel heeft u gelijk. Ik ben bereid om het amendement op stuk nr. 14 in te trekken, maar dan zou ik wel graag die concrete toezegging willen. Dat geldt dus voor het amendement op stuk nr. 14 en het amendement op stuk nr. 26. Dat doet u heel correct, voorzitter.
De voorzitter:
U bent een keiharde onderhandelaar.
De heer Ceder (ChristenUnie):
U kent mij, voorzitter.
Dan ga ik door met het amendement op stuk nr. 35, over een voorhang. Die trek ik in, omdat ik dat aan een motie koppel die ik hierna indien.
Het amendement op stuk nr. 32, over extra bewijsstukken rondom beroepskwalificaties, trek ik ook in, omdat daarover een motie zal volgen. Dat amendement trek ik dus in omdat ik dat in een motievorm zal indienen.
Het amendement op stuk nr. 22, over de adresvereisten, trek ik in. Ik zal namelijk een motie met dezelfde strekking indienen.
Voorzitter. Ik sta nog onder een aantal NSC-amendementen. Daarover zullen ook een aantal wegingen gemaakt worden. Dat zal mevrouw Saris uitleggen.
Voorzitter. Dan wil ik overgaan op …
De voorzitter:
Even voor de boekhouding.
De amendementen-Ceder (stukken nrs. 21, 22, 23, 25, 32 en 35) zijn ingetrokken.
De voorzitter:
Maar de amendementen op stukken nrs. 26 en 14 gaat de heer Ceder alleen intrekken na een toezegging.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Na twee toezeggingen, twee aparte toezeggingen.
De voorzitter:
Want het zijn twee aparte amendementen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat is correct, voorzitter.
De voorzitter:
Dan is de boekhouding weer compleet.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ga over naar de moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat huisvestingsproblemen van migranten geminimaliseerd moeten worden en het van belang is duidelijk te weten waar een migrant zich huisvest;
overwegende dat het verplicht opgeven van een (tijdelijk) adres bij toelating tot Nederland daaraan bijdraagt;
verzoekt de regering het Vreemdelingenbesluit zo te wijzigen dat het opgeven van een (tijdelijk) adres een toelatingsvoorwaarde is voor kaarthouders,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dan een motie ten aanzien van het uitsluiten van bedrijven met sancties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van belang is misbruik door werkgevers tegen te gaan en dat een steviger ontmoedigingsbeleid ten aanzien van onrechtmatig gedrag hierbij helpt;
verzoekt de regering het Vreemdelingenbesluit zo te wijzigen dat, als er een sanctie is opgelegd, een bedrijf wordt uitgezonderd van de mogelijkheid om werknemers met een blauwe kaart te laten werken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dan een motie ten aanzien van vertrouwelijke overheidsinformatie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van het grootste belang is alert te zijn op ongewenste kennisoverdracht en risico's voor de nationale veiligheid, ook in het kader van het migratiebeleid;
verzoekt de regering in de relevante arbeidswet- en regelgeving vast te leggen dat arbeidsactiviteiten die verband houden met de uitoefening van openbaar gezag of het vrijwaren van het algemeen belang van de Staat alleen door Nederlanders of Unieburgers uitgevoerd mogen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. De volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering voornemens is de nationale kennismigrantenregeling en de regels rond de blauwe kaart aan te scherpen;
verzoekt de regering het op voorhand aan de Kamer voor te leggen als zij lagere regelgeving ten aanzien hiervan wil aanpassen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben er bijna, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het, met het oog op misbruik, verstandig is om bewijsstukken op te vragen voor het aantonen van hogere beroepskwalificaties bij niet-gereguleerde beroepen;
overwegende dat EU-richtlijn 2021/1883 hier de mogelijkheid toe biedt;
verzoekt de regering het Vreemdelingenbesluit zo te wijzigen dat een blauwekaarthouder bewijsstukken van hogere beroepskwalificaties moet overleggen bij niet-gereguleerde beroepen in gevallen van inkomende langetermijnmobiliteit waarbij de houder minder dan twee jaar in de andere lidstaat heeft gewerkt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Tot slot, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het huidige kennismigratiebeleid vraaggestuurd is en daarmee onvoldoende rekening wordt gehouden met de gevolgen van migratiebewegingen in landen van herkomst, maar deze vrij ernstig kunnen zijn;
verzoekt de regering om toelatingsvoorwaarden te ontwikkelen die ervoor zorgen dat mensen buiten Europa niet in Nederland kunnen komen werken als voor dat werk in het land van herkomst forse tekorten bestaan, en samen met werkgevers te werken aan een stevige inbedding van ethisch wervingsbeleid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik kijk uit naar de beantwoording.
De voorzitter:
Nou, u heeft uw best weer gedaan. Dank u wel.
Ik geef graag het woord aan mevrouw Patijn van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Ik dank mevrouw Saris voor haar enthousiasme, maar ze moet nog even geduld hebben.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Mevrouw Saris was terecht enthousiast. Volgens mij staan er een heleboel namen onder een aantal van haar amendementen, dus van haar zal ook de reactie komen op amendementen waar mijn naam ook onder staat.
Ik heb één motie. Dat maakt het eenvoudig.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het begrip "hoogwaardige kennis" onvoldoende en onduidelijk gedefinieerd is;
overwegende dat de Arbeidsinspectie om een inhoudelijke definitie van het begrip "hoogwaardige kennis" heeft verzocht, zodat misbruik van de regeling kan worden tegengegaan;
verzoekt de regering om in het derde kwartaal van 2025 met een onderbouwde definitie van het begrip "hoogwaardige kennis" te komen, inclusief een lijst met functies die geschaard worden onder hoogwaardigekennisberoepen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Saris, Nieuw Sociaal Contract. Ja, nu mag u en nu heeft u uw papieren niet op orde.
Mevrouw Saris (NSC):
Het is toch wat, voorzitter. Allereerst dank aan beide ministers voor de uitvoerige behandeling van deze wet en de beantwoording van de vragen. Nieuw Sociaal Contract blijft staan voor een gecontroleerde arbeidsmigratie, die aansluit bij de behoeften van onze economie en niet daar ver buiten schiet. Want ook al daalt de asielinstroom, de totale instroom is, zoals we deze week opnieuw lazen, nog altijd hoger dan onze voorzieningen aankunnen. We moeten als Nederland de autonomie over wie wij van buiten de EU in Nederland willen laten wonen en werken, behouden. Specifiek aan de minister van Asiel en Migratie vraag ik om niet alleen de voordeur, maar ook de achterdeur dicht te houden, want waar zijn we anders mee bezig?
Zonder bijsturing had deze wet ruimte kunnen creëren voor nieuwe, moeilijk stuurbare migratiestromen. Daarom hebben wij in eerste instantie vijf amendementen ingediend, met brede steun in de Kamer. Die amendementen zijn gemaakt door de heer Omtzigt. Wij hebben geluisterd naar u en hebben uw schriftelijke appreciatie zorgvuldig gelezen.
De voorzitter:
Met "u" bedoelt u niet mij, hè?
Mevrouw Saris (NSC):
Voorzitter, we hebben geluisterd naar de minister en naar de toelichting van u vandaag. Excuus, voorzitter.
De voorzitter:
Ik heb geen toelichting gegeven. Dit wordt verwarrend.
Mevrouw Saris (NSC):
Nee, nee, nee. Ik hoop dat het nou duidelijk is. Ten gunste van de uitvoerbaarheid en in het vertrouwen dat de ministers daadwerkelijk werk zullen maken van de zorgen die wij en anderen hebben geuit, hebben wij besloten om de amendementen op stukken nrs. 27 en 30 in te trekken en om te zetten in een motie.
Maar, voorzitter, wij zouden de partij van de heer Omtzigt niet zijn als wij niet zouden volharden wanneer we overtuigd zijn dat we gelijk hebben en deze amendementen cruciaal achten om grip te krijgen op onze grootste vorm van instroom, namelijk de arbeidsmigratie. Daarom blijven wij vasthouden aan drie amendementen die voor ons essentieel zijn om die grip te krijgen op arbeidsmigratie bij deze en andere regelingen. Ter vervanging van de twee ingetrokken amendementen dienen wij twee moties in, zo gaf ik net al aan, waarmee we het kabinet oproepen om de gewenste koers via een algemene maatregel van bestuur te verankeren.
De voorzitter:
Voordat u dat gaat doen, stel ik nog even officieel vast dat het amendement op stuk nr. 27 en het amendement op stuk nr. 30 van de heer Omtzigt bij dezen zijn ingetrokken.
De amendementen-Omtzigt (stukken nrs. 27 en 30) zijn ingetrokken.
Mevrouw Saris (NSC):
Dat is correct, voorzitter.
Dan lees ik de eerste motie voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Europese blauwe kaart bedoeld is voor de toelating van hooggekwalificeerde arbeidskrachten in sectoren waar sprake is van een aantoonbaar tekort;
verzoekt de regering om, uiterlijk vóór het vierde kwartaal van 2025, bij algemene maatregel van bestuur, met voorhangprocedure, vast te leggen dat:
-de Europese blauwe kaart uitsluitend kan worden verleend voor functies waarvoor is vastgesteld dat sprake is van een structureel arbeidstekort in Nederland;
-deze functies uitsluitend mogen worden uitgeoefend in een rechtstreeks dienstverband met de werkgever, en dus niet via terbeschikkingstelling of uitzendconstructies;
verzoekt de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Asiel en Migratie dit gezamenlijk uit te werken;
verzoekt voorts om bij het opstellen van de algemene maatregel van bestuur het volledige gebruik te maken van de beleidsruimte die de Richtlijn (EU) 2021/1883 en het Unierecht bieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van belang is om in tijden van hoge werkloosheid of andere bijzondere omstandigheden het aantal blauwe kaarten tijdelijk te kunnen beperken;
verzoekt de regering om, uiterlijk vóór het vierde kwartaal van 2025, bij algemene maatregel van bestuur, met voorhangprocedure, vast te leggen dat in geval van hoge werkloosheid of andere bijzondere omstandigheden een maximumaantal blauwe kaarten per jaar kan worden vastgesteld;
verzoekt de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Asiel en Migratie dit gezamenlijk uit te werken;
verzoekt voorts om bij het opstellen van de algemene maatregel van bestuur het volledige gebruik te maken van de beleidsruimte die de Richtlijn (EU) 2021/1883 en het Unierecht bieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Saris (NSC):
Voorzitter. Dat was mijn bijdrage.
De voorzitter:
Heel mooi. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Vondeling van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de beide ministers voor de beantwoording van de vragen. Zoals ik in de eerste termijn al heb aangegeven, wil de PVV een forse beperking van immigratie naar Nederland. Wij willen minder asielzoekers, minder arbeidsmigranten, minder gezinsmigranten, minder studiemigranten, minder kennismigranten. Nederland kan het namelijk niet meer aan.
Wij zijn geen voorstander van de Europese blauwe kaart die we vandaag bespreken. Wat ons betreft bepaalt Nederland zelf wie we hiernaartoe halen en wordt dat niet vanuit de EU opgelegd. Daarom een motie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat artikel 79, lid 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie het aan de lidstaten zelf overlaat te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen worden toegelaten om daar te werken;
verzoekt de regering het aantal kennismigranten dat via de Europese blauwe kaart naar Nederland mag komen maximaal te beperken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors een halfuur, tot 21.15 uur zou ik zeggen. Dan gaan we luisteren naar de beide bewindspersonen.
De vergadering wordt van 20.43 uur tot 21.10 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen en ik geef het woord aan minister Faber.
Minister Faber:
Dank u wel, voorzitter. Ik zou graag als eerste beginnen met het amendement op stuk nr. 31 en met wat de heer Ceder aan mij heeft gevraagd. Hij vroeg mij: kan de minister toezeggen in de evaluatie van de blauwe kaart te kijken naar de mogelijkheid om als zelfstandige te kunnen werken, gelet op de misbruikrisico's? Ja, dat kan ik u toezeggen. Dat heeft natuurlijk ook te maken met het amendement op stuk nr. 31, want dat was aan elkaar gekoppeld.
De voorzitter:
De heer Ceder.
Minister Faber:
Mag ik nog even de toelichting hierop geven? Is dat akkoord? Anders is hij misschien een vraag kwijt.
De voorzitter:
Ja.
Minister Faber:
Dit amendement geef ik oordeel Kamer. Ik kan me vinden in de bredere strekking van het amendement, namelijk een evaluatie van de implementatie van de blauwe kaart en de werking ervan in Nederland. Daarom geef ik het oordeel Kamer.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens mij gaat dit over het amendement van mevrouw Saris, over de evaluatie. Dat krijgt oordeel Kamer. Ik sta daar volgens mij ook onder, dus ik ben daar blij mee.
Minister Faber:
Ik heb hier staan: de heer Omtzigt. O ja, sorry. U bent de vervanger. Ja, nee.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Er is wat gebeurd in de tussentijd.
Minister Faber:
Ja. Het was een lange dag, dus ik hoop dat u mij dit wil vergeven.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat begrijp ik. Even ten aanzien van die toezegging: dat is fijn. Om die reden wil ik ook het amendement intrekken. Uit mijn hoofd was dat het amendement op stuk nr. 31.
De voorzitter:
Nee, dit was het amendement op stuk nr. 31.
Minister Faber:
Ja, dat was dit amendement.
De voorzitter:
Er waren er twee die u voorwaardelijk introk, namelijk die op de stukken nrs. 26 en 14.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Klopt. Ten aanzien van de toezegging die niet ziet op de sanctierichtlijn, maar een andere … Ik moet even de stukken erbij pakken. Is dat het amendement op stuk nr. 26? Ik vraag het even: op welk amendement heeft u net een toezegging gegeven?
Minister Faber:
Dan moet ik even ik mijn tas gaan kijken.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ga ook even naar mijn tas, voorzitter.
De voorzitter:
Gaat u lekker met z'n allen in uw tas kijken. Dan gaan wij gewoon door.
Minister Faber:
Ik zal even kijken. Ik heb het hier staan. Dat was het amendement op stuk nr. 26. Ik had dit briefje dus al in mijn tas.
De voorzitter:
Dat was zo'n voorwaardelijke intrekker.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat klopt. Met deze toezegging trek ik bij dezen formeel het amendement op stuk nr. 26 in.
De voorzitter:
Het amendement-Ceder/Van Nispen (stuk nr. 26) is ingetrokken.
Minister Faber:
Goed. Dan kom ik bij de moties.
De motie op stuk nr. 38, van de heer Ceder en de heer Van Nispen, die de regering verzoekt het Vreemdelingenbesluit zo te wijzigen dat het opgeven van een (tijdelijk) adres een toelatingsvoorwaarde is voor de kaarthouders: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 23: oordeel Kamer. Die verzoekt het Vreemdelingenbesluit zo te wijzigen dat …
De voorzitter:
Bedoelt u niet het amendement op stuk nr. 23?
Minister Faber:
Ja, het amendement op stuk nr. 23. Sorry.
De voorzitter:
Ja.
Minister Faber:
Nee, niet het amendement, de drieëntwintigste motie. Nee, wacht effe.
De voorzitter:
We hebben maar tien moties, hè?
Minister Faber:
Nee, sorry. Excuus, voorzitter. Dit is ook zo'n verwarrend debat zo langzamerhand.
De voorzitter:
Ja, geef de Kamer maar weer de schuld, geef de Kamer maar weer de schuld.
Minister Faber:
Nee, dat wil ik niet zeggen. Het is een samenloop van omstandigheden; laat ik het maar zo zeggen.
Het gaat dus om de tweede motie, die op stuk nr. 39. Die geef ik oordeel Kamer. Die was ter vervanging van het amendement op stuk nr. 23.
De voorzitter:
Oké, de motie op stuk nr. 39 krijgt oordeel Kamer.
Minister Faber:
En de motie op stuk nr. 38 krijgt ook oordeel Kamer. Dat was ter vervanging van het amendement op stuk nr. 22, om het helemaal volledig te maken.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 41, de vervanging van het amendement op stuk nr. …
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 40 doet iemand anders, de minister van SZW? Oké. Dan de motie op stuk nr. 41.
Minister Faber:
De motie op stuk nr. 41 ter vervanging van het amendement op stuk nr. 35: oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 42, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 32: oordeel Kamer.
De voorzitter:
U bent in een royale bui!
Minister Faber:
Ja, ja, ja. Dat kan ook, hè? Het moet ook eens anders.
De voorzitter:
Ja!
Minister Faber:
Maar nu komt het. De motie op stuk nr. 43, over ethisch wervingsbeleid, ontraad ik.
De voorzitter:
Ik hoop dat de heer Ceder dat niet persoonlijk opvat.
Minister Faber:
Nee, dat denk ik niet.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 44.
Minister Faber:
Die ligt bij mijn collega van VWS.
Dat waren mijn zaken.
De voorzitter:
Heel goed. Dan geef ik graag het woord aan de minister van Sociale Zaken. Laten we speedy speedy interrumperen, meneer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb een vraag ten aanzien van de motie over ethisch wervingsbeleid.
Minister Faber:
Dat is de motie op stuk nr. 43.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja. De bedoeling was dat er een amendement kwam. De minister heeft dat eerder als volgt geapprecieerd. Ik quoot: "Indien uw Kamer dit wenselijk acht, geef ik in overweging een motie in te dienen om beleid te ontwikkelen op ethische werving. In dat kader kan onderzocht worden of en hoe toelatingsvoorwaarden van dergelijke strekking ingevoerd kunnen worden." Volgens mij was het punt dat de IND daar niet over ging. Dat beoogde het amendement wel te doen. Ik begrijp uit de appreciatie dat een bredere motie die dat verkent juist een suggestie van uw hand was. Dat de motie nu wordt ontraden, vind ik onverenigbaar met de eerdere appreciatie.
Minister Faber:
Dat begrijp ik. Ik kan dat ook nader toelichten, als de voorzitter mij dat toestaat. Ja? Oké. Ik ga door. Ik begrijp uw zorg. Tegelijkertijd voert Nederland op dit moment al een gericht toelatingsbeleid. Bovendien betekenen aanvullende toelatingsvoorwaarden op het terrein van ethische werving een fundamentele beleidswijziging. Er moet nieuw beleid worden ontwikkeld op basis van analyses van de nationale arbeidsmarktsituatie in landen buiten Europa. Dat vraagt capaciteit van verschillende departementen. Daarnaast voorzien we serieuze uitvoeringsvraagstukken. Zo'n toets moet je inbedden in de aanvraagprocedure. Er moet een instantie zijn die die toets kan uitvoeren. Het is gewoon niet haalbaar om voor elke aanvraag na te gaan om welke sector het gaat en of, en in welke mate, er tekorten bestaan in het betreffende land. Daarom ontraad ik de motie. Zoals in de brief staat, zijn de minister van SZW en ik bereid om het punt van ethische werving mee te nemen in eventuele beleidswijzigingen die hiertoe aanleiding geven op basis van een interdepartementaal beleidsonderzoek naar arbeidsmigratie. Dat is het volledige verhaal.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dan kan ik het misschien als volgt doen. Kan worden toegezegd dat het onderzoek ook daadwerkelijk in het laatstgenoemde rapport terugkomt? Ik ben dan bereid om de motie in te trekken. Mijn motie strekt juist tot een onderzoek; ik vraag niet om het nu al uit te voeren, maar om in kaart te brengen of en op welke wijze dat kan. Ik ben bereid om mijn motie in te trekken als kan worden toegezegd dat de strekking ervan expliciet in het onderzoek kan worden meegenomen en als de uitkomsten daarvan worden gedeeld via een Kamerbrief. Ik heb 'm al ingediend, dus ik zal 'm dan aanhouden.
Minister Faber:
Kunt u zeggen wat precies de voorwaarden zijn waaronder u de motie wilt intrekken, zodat we wel op de juiste frequentie zitten?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens mij heeft u de appreciatie van de amendementen gestuurd in de beantwoording van de tweede termijn. In de tweede alinea op pagina 7 wordt verwezen naar het amendement over een ethisch wervingsbeleid. Daarin geeft u de voorwaarden waaronder zo'n onderzoek uitgevoerd zou kunnen worden. U gaf inderdaad aan dat onderzoek nu lastig is en dat u wel wilt onderzoeken hoe en wat. Mijn vraag is of u misschien kunt toezeggen dat de uitkomst daarvan wel terugkomt in een breder onderzoek. Ik denk namelijk dat dit de moeite van het onderzoeken waard is.
Minister Faber:
Ja, dat kan ik toezeggen.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Ceder stel ik voor zijn motie (36332, nr. 43) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Faber:
Dat was 'm, voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de minister van Sociale Zaken.
Minister Van Hijum:
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met twee vragen die zijn gesteld. Dan kom ik bij de amendementen en tot slot bij een aantal moties.
Er was nog een vraag van mevrouw Patijn blijven liggen, namelijk of de voorwaarden voor de blauwe kaart ook worden doorgetrokken naar de reguliere tewerkstellingsvergunningen en de gecombineerde vergunningen voor verblijf en arbeid. De nationale kennismigrantenregeling en de blauwe kaart wil ik graag zo veel mogelijk in samenhang bekijken; dat heb ik net ook aangegeven. De reguliere TWV en GVVA vallen daarbuiten, omdat daar al een heel restrictief beleid voor geldt, met strenge voorwaarden, zoals een toets op prioriteiten genietend aanbod. Eerder is het omgekeerde het geval, dus dat de strenge eisen die we daar gaan stellen misschien ook iets zeggen over wat we met de kennismigrantenregeling zouden kunnen doen. Daar kom ik dadelijk nog op terug in relatie tot een aantal moties en amendementen.
De heer Ceder vroeg mij of ik wil toezeggen dat de verhoging van boetes wordt meegenomen in het onderzoek naar de maatschappelijke effecten van de boetes. Dat was een voorwaarde van hem om het amendement op stuk nr. 14 in te trekken. Ik wil die toezegging graag doen, maar dat zal een toezegging zijn om het mee te nemen in de kabinetsreactie op het onderzoek naar de boetes dat ik heb laten uitvoeren, want dat onderzoek is al afgerond en ik ben aan het voorbereiden om dat naar de Kamer te sturen. Maar ik zeg toe dat ik die verhoging expliciet meeneem — het is een oplegger — in de kabinetsreactie daarop.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat is fijn. Mocht dat rapport aanleiding geven om inderdaad te verhogen ... Ik denk dat boetes ook afschrikkend werken. Kan dat ook gelijk meegenomen kan worden?
Minister Van Hijum:
Ja, zeker.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat is akkoord. Daarmee trek ik het amendement op stuk nr. 14 in.
De voorzitter:
Het amendement-Ceder/Van Nispen (stuk nr. 14) is ingetrokken.
Minister Van Hijum:
Voorzitter. Dan kom ik op twee amendementen van de heer Omtzigt — "mevrouw Saris", moet ik nu eigenlijk zeggen — die nog zijn blijven staan. Ik zeg daar op voorhand bij dat ik daar echt zo welwillend mogelijk naar heb gekeken, omdat ik de vragen die daaronder zitten, goed begrijp, bijvoorbeeld die over het looncriterium. Dan heb ik het over het amendement op stuk nr. 37. Eigenlijk — dat zou ik als inhoudelijke overweging aan mevrouw Saris willen meegeven — is het niet logisch om dat looncriterium in de Vreemdelingenwet op te nemen. Eigenlijk hoort dat in het onderliggende Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen, omdat we daarin het looncriterium, de kennismigrantenregeling en de blauwe kaart opnemen, en je die dingen in samenhang kunt bekijken. Als je het in de wet zet, ga je dat voor één regeling in gestolde vorm in de wet verankeren en dan beperk je de flexibiliteit. Gaat er dan iets heel erg mis? Dat is dan even mijn welwillende blik van kijken. Nou ja, nee. Je kunt zeggen: dan heb je voor die specifieke regeling een soort ondergrens in de wet zitten. Maar dan zul je alsnog iedere keer beleidsmatig moeten kijken in het onderliggende besluit wat de daadwerkelijke hoogte gaat worden en hoe dat zich verhoudt tot de kennismigrantenregeling. Het zit een beetje in tussen oordeel Kamer en ontraden. Wij zouden het liever niet op deze manier doen. Tegelijkertijd gaat er niet heel veel mis als het amendement wordt aangenomen. Dat is eigenlijk wat ik daarover kan zeggen.
De voorzitter:
Tja ... Het is een beetje een dubbele appreciatie zo.
Minister Van Hijum:
Ja, het is ingewikkeld. Dan hou ik het bij ontraden. Maar ik hoop dat de toon aangeeft dat het echt om een weging van de Kamer vraagt. Puur op de wetssystematiek is geen logisch voorstel. Inhoudelijk is er geen bezwaar tegen, omdat de norm zelf een ondergrens verankert die nu ook gangbaar is en ook niet strijdig is met de normen die in het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen staan.
Mijn collega is ingegaan op het amendement over de evaluatiebepaling. Dat kunnen we aan het oordeel van de Kamer laten.
Het amendement over de verplichte arbeidsmarkttoets — dat is het amendement op stuk nr. 28, als ik het goed heb — moet ik ontraden als amendement. Ook hiervoor geldt dat ik heel goed snap wat mevrouw Saris vraagt, namelijk: kijk nou naar een arbeidsmarkttoets als een randvoorwaarde voor het verstrekken van die blauwe kaart. Maar ook hiervoor geldt: als je dat bij één regeling doet, zou dat een soort waterbedeffect kunnen hebben naar de andere regeling, wat dan ook weer uitvoeringsgevolgen heeft. Dus ook vanwege de systematiek zouden we u dat willen ontraden. Ik zou u wel de toezegging willen doen — daar kom ik dadelijk bij de motie op terug — dat wij in de verkenning die we voor de zomer naar de Kamer willen sturen, scherper willen kijken naar wat een arbeidsmarkttoets zou kunnen betekenen voor de kennismigrantenregeling en de blauwekaartregeling. Die geldt nu niet. De kennismigrantenregeling is een breder opgezette regeling voor hooggekwalificeerde arbeid. Daar zijn geen voorwaarden aan verbonden wat betreft sectoren. Maar als je die gerichter en selectiever zou willen maken, zou je daarover kunnen nadenken. Dat is wat we in aanloop naar het aanscherpen van die regeling met de Kamer zouden willen verkennen. Maar het amendement moet ik dus ontraden.
Dan kom ik nog op een aantal moties, om te beginnen de motie op stuk nr. 40 van de heer Ceder. Die geef ik oordeel Kamer. Die gaat over toegang tot vertrouwelijke overheidsinformatie. Dat is iets wat al met de minister van EZ wordt opgepakt. Dat gaan we ook betrekken bij de EZ-verkenning die loopt. Ik kan die dus oordeel Kamer geven.
De motie op stuk nr. 44 van mevrouw Patijn moet ik ontraden, hoewel ik wel begrijp wat zij bedoelt. Zij vraagt namelijk om heel precies te definiëren wat een hoogwaardige kennismigrant is. Het is in de praktijk buitengewoon lastig om dat precies te definiëren. Het vaststellen van een lijst met functies past eigenlijk ook niet zo bij die kennismigrantenregeling. Tegelijkertijd willen we die natuurlijk wel gerichter en selectiever maken. We willen toe naar een strengere kennismigrantenregeling. Daarom heb ik ook net tegen mevrouw Saris gezegd dat er misschien bekeken kan worden of een arbeidsmarkttoets in bepaalde gevallen wel relevant zou kunnen zijn. Maar dan moet je ook gaan definiëren wanneer dat wel zo is en wanneer niet. Maar ik vraag u om iets meer ruimte om in de verkenning daarvan met een voorstel in de richting van de Kamer te komen, en ik vraag u om niet op voorhand al te zeggen dat wij een definitie moeten geven van "hoogwaardige kennismigrant". Want ik voorspel dat dat buitengewoon ingewikkeld gaat worden.
Voorzitter. Dan kom ik op de motie op stuk nr. 45. Die gaat over de toelating van hooggekwalificeerde arbeidskrachten in sectoren waar sprake is van een aantoonbaar tekort, en het uitsluitend verlenen van de blauwe kaart als er een structureel arbeidstekort is en er niet via uitzendconstructies wordt gewerkt. Zoals deze motie geformuleerd wordt, moet ik 'm nu ontraden, omdat ik al kan voorspellen dat het niet mogelijk is om die blauwe kaart uit te sluiten voor uitzendconstructies. Dat heb ik ook al eerder aangegeven. Het verzochte tijdspad, namelijk het allemaal al voor het vierde kwartaal bij algemene maatregel van bestuur met voorhangprocedure vaststellen, is ook niet haalbaar, denk ik. Tegelijkertijd wil ik hier ook de bedoeling van deze motie wel graag omarmen. Overigens is het al zo dat gedetacheerden in de zin van de Detacheringsrichtlijn categorisch worden uitgesloten van de blauwe kaart, omdat we ook via de Wtta al grip proberen te krijgen op uitleenconstructies. Voor wat betreft het eerste verzoek wil ik bekijken of ik met een arbeidsmarkttoets iets kan in relatie tot de kennismigrantenregeling, maar ook daarvoor vraag ik u de ruimte om daar in de brief voor de zomer op terug te komen.
Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 46, over in het geval van hoge werkloosheid een maximumaantal blauwe kaarten per jaar vaststellen. Ook hiervoor geldt dat ik graag wil verkennen of en onder welke voorwaarden wij grenzen kunnen stellen aan het aantal blauwe kaarten dat wij verstrekken en/of het aantal kennismigranten dat we toelaten. Maar alleen voorwaarden stellen aan de blauwe kaart zonder daarbij ook na te denken over andere nationale regelingen kan niet. Dan zouden we namelijk de ene regeling bevoordelen boven de andere. Dat is op grond van de richtlijn niet toegestaan. Maar een bredere verkenning kan ik u toezeggen. Ik moet de motie in deze formulering ontraden, maar op de bredere verkenning komen we ook in de zomer terug.
Voorzitter. Tot slot de motie op stuk nr. 47 van het lid Vondeling om het aantal kennismigranten maximaal te beperken. Ook die motie moet ik ontraden. We willen een steviger beleid, maar we zijn ook gebonden aan de kaders van de richtlijn. Alleen maar de blauwe kaart maximaal beperken kan niet. Dat heb ik ook in de richting van mevrouw Saris gezegd. We zullen eerst moeten onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om te differentiëren tussen de blauwe kaart en andere nationale regelingen voor arbeidsmigratie.
De voorzitter:
Ik mis nog de appreciatie van het amendement op stuk nr. 24 van Ceder en Van Nispen, over de mogelijkheid gecreëerd om een verblijfsvergunning in verband met een Europese blauwe kaart af te wijzen op grond van ethisch wervingsbeleid.
Minister Van Hijum:
Daar is in ieder geval een motie over ingediend. De motie over het ethisch wervingsbeleid is door de minister ontraden. Het amendement dan ook, denk ik.
De voorzitter:
Dan wil ik van de heer Ceder nog even horen wat hij wil met het amendement.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens mij heb ik dat ingetrokken, omdat ik een toezegging heb gekregen.
De voorzitter:
Oké. Dan stel ik bij dezen in ieder geval nog even vast hoe dat nou …
De heer Ceder (ChristenUnie):
Wacht, nee; u heeft gelijk. Ik heb gevraagd aan de minister of de zelfstandigen … Nee, dat heb ik toch net gevraagd? Ik heb ook een toezegging. Als het goed is, heb ik drie toezeggingen binnen; ik heb er één op de zelfstandigen en één op het ethisch wervingsbeleid, en zojuist heb ik er eentje gehad op de sancties.
De voorzitter:
Oké. Dan is het amendement op stuk nr. 24 bij dezen ingetrokken.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja. Het klopt toch dat ik drie toezeggingen heb? Ik kijk even naar de Griffie.
De voorzitter:
We gaan het morgen nog eens teruglezen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Bij dezen trek ik het amendement op stuk nr. 24 officieel in.
De voorzitter:
Het gewijzigde amendement-Ceder/Van Nispen (stuk nr. 24) is ingetrokken.
De kijkers en luisteraars die het nog snappen, kunnen de goede antwoorden inzenden bij de heer Ceder.
Tot zover dit debat. Hartelijk dank aan beide ministers.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dinsdag stemmen wij over de amendementen en de moties. Ik sluit de vergadering van 20 mei.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20242025-85-32.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.