6 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (grondslag voor maatregelen inzake het (particulier) gebruik van gewasbeschermingsmiddelen) ( 35756 ).

(Zie vergadering van 1 juni 2022.)

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (grondslag voor maatregelen inzake het (particulier) gebruik van gewasbeschermingsmiddelen), Kamerstuk 35756. We zijn aangekomen bij de voortzetting van de eerste termijn van het kabinet plus de tweede termijn, die daarna zal aanvangen. De staatssecretaris, mevrouw Heijnen, is aanwezig. De Kamerleden zijn aanwezig. Van harte welkom, ook aan de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat op afstand volgen. De staatssecretaris heeft al schriftelijk gereageerd, maar zal het oppakken bij de inleiding plus de beantwoording van een aantal vragen. Daarna krijgen de Kamerleden de gelegenheid voor interrupties dan wel een tweede termijn.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Heijnen:

Dank u wel, voorzitter. Voordat ik in de eerste termijn inga op de amendementen, wil ik graag nog een aantal algemene woorden wijden aan het wetsvoorstel. We hebben er veel over gesproken en dat is goed, maar veel ging ook buiten de beoogde bedoeling van dit wetsvoorstel. Ik hecht er daarom aan om aan het begin van deze vergadering even terug te halen wat het doel van dit wetsvoorstel is, waar het wel betrekking op heeft en waar het geen betrekking op heeft. Ik wil daarom even ingaan op de achtergrond, op het waarom, op de opbouw van het verbod en op hoe eerdere moties van de Kamer hierin zijn meegenomen. Voor alle duidelijkheid: ik heb het hier over het verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Dan moet u denken aan sportvelden, wegbermen, stoepen, plantsoenen en dat soort voorbeelden. Het is goed om te beseffen dat we dat verbod al sinds 2017 hebben. Zoals u weet, heeft de rechter geoordeeld dat de wettelijke grondslag onvoldoende was. Daardoor kwam het verbod officieel te vervallen. Met het huidige wetsvoorstel proberen we dat dus te herstellen. Dat is iets waar de Kamer in de motie-Bromet ook om heeft gevraagd. Daarmee wordt de bestaande, succesvolle praktijk weer wettelijk verankerd.

Ik doe wel nog even een stapje terug, want ik wil graag even terug naar de directe aanleiding voor het verbod, namelijk dat er te veel gewasbeschermingsmiddelen worden aangetroffen in het oppervlaktewater dat gebruikt wordt voor het drinkwater. Voor 2017 werd ongeveer 1% van de gewasbeschermingsmiddelen gebruikt buiten de landbouw, maar dat beperkte gebruik veroorzaakt wel een heel groot deel van de knelpunten voor de drinkwatervoorziening, tot wel enkele tientallen procenten. Het gaat toch echt wel om een flinke impact. Met name het gebruik op verhardingen geeft veel directe emissie in het oppervlaktewater. Dat is zorgelijk, zeker als we weten dat er al goede, niet-chemische alternatieven voor gewasbescherming op de markt zijn. Die emissies en knelpunten zijn dus vermijdbaar.

Jarenlang is er getrokken aan het vrijwillig verminderen van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, maar dat had niet genoeg succes. Daarom is er besloten om een verbod in te stellen. De Kamer heeft daar indertijd heel sterk op aangedrongen. Daarmee werden de randen van het speelveld voor alle betrokkenen helder. Dat verbod heeft heel goed gewerkt. De kwaliteit van het oppervlaktewater is de afgelopen jaren al aanzienlijk verbeterd. Heel veel professionele gebruikers zijn al overgestapt op niet-chemische en mechanische maatregelen. Op winkelstraten, sportterreinen en terreinen van Rijkswaterstaat worden geen gewasbeschermingsmiddelen meer gebruikt, maar bijvoorbeeld heet water of hete lucht. Ook wordt er geborsteld tegen onkruid.

Uit CBS-cijfers van 2019 blijkt dat het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw met ongeveer 82% is afgenomen ten opzichte van het gebruik in 2013. Het verbod dat in 2017 is ingegaan heeft dus wel degelijk goed gewerkt. Je kan het gebruiksverbod daarom ook een succes noemen, want de waterkwaliteit is door het verbod aanzienlijk verbeterd en er is bijvoorbeeld sprake van een significante afname van hoge piekbelastingen glyfosaat op de innamepunten van drinkwater. Daarbij blijkt ook nog dat de kosten voor de onkruidbestrijding in de openbare ruimte juist zijn gedaald.

Even voor de duidelijkheid: het beleid is en blijft primair gericht op adequate gewasbescherming. Daarbij hebben we een voorkeursvolgorde op basis van IPM, Integrated Pest Management. We willen eerst inzetten op preventie. Dat is altijd stap 1. Dat doen we bijvoorbeeld door aanpassing van bestaande bestrating, zodat er minder onkruid groeit. Dat doen we door geen stoepen aan te leggen die nauwelijks worden gebruikt. Dat doen we ook door de introductie van natuurlijke vijanden. Stap 2 is het gebruik van niet-chemische maatregelen. Dat is dus bijvoorbeeld met heet water borstelen of schoffelen. Stap 3 wordt pas ingezet als de eerste twee onvoldoende effectief zijn. Dan mag je als laatste remedie chemische gewasbeschermingsmiddelen inzetten. Dan moet je dus wel denken aan hele serieuze dingen, zoals de Japanse duizendknoop of specifieke schimmels bij sportterreinen. Die aanpak is in overeenstemming met de motie-Van den Anker/Ziengs. Het uitgangspunt van het beleid is en blijft een effectieve gewasbescherming buiten de landbouw met steeds verder afnemend gebruik van chemische middelen. Gezien alle ambities die we hebben op het vlak van milieu, biodiversiteit en met name waterkwaliteit is dit ook echt de route die we moeten nemen.

Het huidige wetsvoorstel kent drie onderdelen. Ik zal ze kort nalopen. Het eerste onderdeel is het herstel van de juridische basis van het voormalige verbod. Daarmee wordt het voormalige en succesvolle verbod op professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw weer hersteld. Het tweede punt is een aanvullend haakje in de wet om maatregelen, desnoods een verbod, op het particulier gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw mogelijk te maken. Dit mogelijk maken was destijds de uitdrukkelijke wens van de Kamer in de motie-Ouwehand/Schouw van maart 2014. Ik noem dat een haakje in de wet, want als we dit willen effectueren, moet het verder worden ingevuld. In mijn laatste brief heb ik uitgelegd dat een gebruiksverbod of een verkoopverbod juridisch niet mogelijk is. Als andere maatregelen nodig zijn, kom ik daar bij de Kamer op terug. Op dit moment is het niet aan de orde. In mijn laatste brief heb ik u al gemeld dat producenten zijn gestopt met de productie van middelen die überhaupt glyfosaat voor particulieren bevatten.

Het verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in uiterwaarden en buitendijkse gebieden komt voort uit de afspraken uit de Delta-aanpak Waterkwaliteit. Dat is nadrukkelijk aan het wetsvoorstel toegevoegd, omdat die gebieden primair een waterbergende functie hebben. Eenvoudig gezegd: die gebieden staan geruime tijd per jaar onder water. Ze kunnen ook overstromen bij hoogwater. Daarom is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen hier van directe invloed op de waterkwaliteit. Zoals minister Harbers al heeft aangegeven, zijn de doelen van de Kaderrichtlijn Water uitdagend. Veelal hebben die gebieden daarnaast een natuurfunctie en soms ook een agrarische functie.

Voorzitter. Vorige week woensdag, op 22 juni, heeft de Europese Commissie een eerste concept gepubliceerd van een nieuwe Europese verordening rondom duurzame gewasbescherming. Dat heeft veel aandacht in de media gekregen. We staan nog aan het begin van dit traject. U krijgt zo spoedig mogelijk daarover een BNC-fiche toegestuurd. Eén kernpunt in dat voorstel wil ik wel alvast benoemen. Dat is het voorstel voor een Europees verbod om gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken in zogenoemde "gevoelige gebieden", zoals gebieden buiten de landbouw. Dat Europese voorstel zie ik dus ook als een nadrukkelijk steuntje in de rug voor het wetsvoorstel dat nu voorligt.

Voorzitter. Ik kom langzaam tot een afronding. Ik zal het samenvatten. Dit wetsvoorstel regelt iets waar we het allemaal al over eens waren, namelijk dat een verbod op het onnodig gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw goed wettelijk geregeld moet worden. Mochten we een groot probleem hebben, bijvoorbeeld met eikenprocessierupsen of de Japanse duizendknoop, dan mogen chemische middelen nog steeds worden ingezet. Maar het mag niet langer de normale werkwijze van plantsoenreinigers, plantsoenendiensten en hoveniers zijn om die middelen te gebruiken. Daarnaast regelt het wetsvoorstel een verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in uiterwaarden of buitendijkse gebieden. Het biedt de mogelijkheid op een verbod voor particulier gebruik. Dat zijn dus haakjes in de wet, die later in overleg met uw Kamer kunnen worden ingevuld. We doen dat met een belangrijk doel voor ogen, namelijk het beschermen van ons drinkwater. We weten dat een verbod bijdraagt aan een betere waterkwaliteit en dat willen we nu opnieuw in de wet verankeren.

De voorzitter:

Tot zover, dank. Ik zie een aantal Kamerleden klaarstaan voor wat aanvullende vragen. Ik ga het rijtje af. Ik zag mevrouw Beckerman, namens de SP, als eerste.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank aan het kabinet voor de beantwoording. In eerste termijn hebben wij juist over die kwetsbare gebieden en die kwetsbare groepen veel vragen gesteld. Die gingen bijvoorbeeld over Natura 2000. Daarop gaf het kabinet het schriftelijke antwoord: dat is aan de provincies. En nu geeft het kabinet eigenlijk een ander antwoord. Het zegt: wacht even, er komt Europese regelgeving aan maar die is in lijn met deze wetgeving. Komt het kabinet nu terug op die antwoorden in eerste termijn en zegt het dat we eigenlijk meer moeten gaan doen aan het terugdringen buiten de landbouw? Of zegt het kabinet: nou ja, dit is het wel?

Staatssecretaris Heijnen:

Het voorstel dat nu voorligt, vind ik echt een goed voorstel, omdat het ervoor zorgt dat je in trappen kunt werken, zoals we ook eerder hebben gezegd. We zetten in eerste instantie dus in op preventie. Vervolgens kijken we naar niet-chemische bestrijdingsmiddelen en pas in het allerergste geval grijpen we toch nog naar chemische bestrijdingsmiddelen, omdat het dan ook heel hard nodig is. Het is van belang dat we bijvoorbeeld wel kijken naar die uiterwaarden, want daar kan het gewoon ook gevolgen hebben voor de drinkwaterkwaliteit. Dat zijn zaken die belangrijk zijn om mee te nemen, maar ik zou het wel bij de scope van dit wetsvoorstel willen laten, omdat dit recht doet aan het beleid dat we de afgelopen jaren hebben ingericht. Ik denk ook dat het goed is om te zien dat het beleid feitelijk al werkt. We repareren dus in feite iets. We geven het een wettelijke grondslag, die ontbrak omdat de rechter ons had teruggefloten omdat we er nog een keer beter naar moesten kijken. Dat hebben we gedaan en nu leggen we dit wetsvoorstel voor. Het geeft dus volgens mij genoeg mogelijkheden om flinke stappen te zetten terwijl je er toch voor zorgt dat er in de uiterste gevallen nog wel gebruik kan worden gemaakt van die chemische bestrijdingsmiddelen.

Mevrouw Beckerman (SP):

Maar die uiterwaarden zijn eigenlijk de enige verdergaande uitzondering die is opgenomen in de wet. Zegt het kabinet nou dat de Europese wens verder gaat, dat het straks met nieuwe maatregelen komt en dat dit maar een stap is? Of is dit het? Dit is nu namelijk wel ingewikkeld. We hebben daar in eerste termijn antwoorden op gekregen en nu gaat het kabinet eigenlijk verder. Wat betekent dit straks voor de tweede termijn? Zegt het kabinet nu: dit is het eindpunt? Of zegt het kabinet: nee, wacht, er komt nu iets uit Europa en we gaan dit straks nog uitbreiden?

Staatssecretaris Heijnen:

Als er regelgeving komt uit Europa, zullen we die als Nederland altijd moeten overnemen. Dus mocht die verder gaan, dan zullen we dat ook doen. Ik kan mij haast niet voorstellen dat Europa op dit moment echt zal verbieden dat je in noodsituaties komt tot het gebruiken van chemische bestrijdingsmiddelen. Maar het lijkt mij wel heel erg nuttig om sowieso met elkaar te blijven bekijken of we het goed genoeg doen. Over het algemeen zitten wij als Nederland meestal aan de ambitieuze kant als er wetgeving uit Europa komt, omdat het toch een gewogen gemiddelde is. Kijk bijvoorbeeld naar het duurzaam vervoer. Wij wilden graag dat alle auto's vanaf 2030 elektrisch geproduceerd worden, terwijl we in Europees verband toch uitkomen op 2035 als compromis. Ik ga er dus van uit dat wij ook hier weer vrij ambitieus zijn in vergelijking met een aantal andere landen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat is natuurlijk maar de vraag. Het is namelijk nog maar de vraag of wij de doelen van de Kaderrichtlijn Water gaan halen. We hebben vorige week natuurlijk een uitgebreid debat gehad over de kant van de landbouw, waar maatregelen worden genomen. De vraag is nu of we juist geen extra maatregelen moeten nemen, buiten de landbouw en dicht bij andere watergebieden. Want het verhaal dat wij het altijd beter doen dan Europa wil, gaat bij deze kaderrichtlijn niet op. En dat zit echt niet alleen bij de landbouw; dat zit juist ook hier. Daarover moet het kabinet het toch wel met mij eens zijn.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik denk wel dat het goed is om waterbeleid altijd ook in Europees verband te bezien. Ik woon zelf in Maastricht. Als ze in België iets in de Maas kieperen, dan komt dat via de Maas vervolgens echt gewoon Maastricht binnen. Het is dus net heel belangrijk dat je bekijkt hoe je ook andere landen kunt stimuleren om maatregelen te nemen. Dat neemt niet weg dat wij niet voor onze eigen verantwoordelijkheid moeten weglopen en ervoor moeten zorgen dat de kwaliteit van ons drinkwater niet onnodig onder druk komt te staan. Volgens mij borgen we dat met de wetswijziging die nu voorligt.

De voorzitter:

Dan mevrouw Vestering namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Als je zo naar de staatssecretaris luistert, dan denk je dat het eigenlijk best wel heel erg goed gaat. Het voorstel dat nu voor ons ligt, gaat over 1% van het gifgebruik in Nederland. 1%. Het is goed dat we dat gaan aanpakken, maar dan hou je nog 99% over. In de beantwoording van de vragen die we in de eerste termijn hebben gesteld, zegt de staatssecretaris dat zij het gebruik van landbouwgif binnen en buiten de landbouw niet gaat verbieden in gebieden die onder de Kaderrichtlijn Water beschermd worden. Gelukkig is er al een Europese richtlijn waarin staat dat dat wel degelijk verboden moet worden. Waarom verbiedt de staatssecretaris dat niet? Waarom zorgt de staatssecretaris er niet voor dat Nederland, dat het echt niet goed doet als het om landbouwgif gaat, zich in ieder geval houdt aan die Europese richtlijn?

Staatssecretaris Heijnen:

Dit is ook de portefeuille van mijn collega die over landbouw gaat. Ik heb hem wel aangeboden mee te denken in het debat daarover, maar daar gaat dit wetsvoorstel simpelweg niet over. Ik zou dus willen vragen om dat soort vragen vooral te bespreken met collega Staghouwer. Volgens mij heeft de commissie dat eerder ook wel gedaan.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dat is wel heel erg makkelijk. Deze minister is verantwoordelijk voor milieu en ze is verantwoordelijk voor het gebruik van landbouwgif buiten de landbouw. De minister antwoordt dat zij het gebruik van landbouwgif, ook buiten de landbouw, niet gaat verbieden in deze specifieke regio's met beschermde grondwatergebieden, terwijl je dat volgens de Europese richtlijn wel degelijk moet verbieden. Waarom verbiedt deze staatssecretaris dat niet?

Staatssecretaris Heijnen:

Ik zou graag willen vragen het voorstel te behandelen dat nu voorligt. Het past binnen Europese wet- en regelgeving. Mocht er een herziening zijn van de Europese regelgeving die verder strekt, dan zullen wij daarover met elkaar een gesprek voeren, maar ik denk dat dit wetsvoorstel nu recht doet aan een simpele reparatie van het beleid dat de afgelopen jaren al efficiënt is gebleken. We moeten natuurlijk altijd blijven kijken waar het beter kan; daarover ben ik het natuurlijk op zichzelf met de Kamer eens.

De voorzitter:

Mevrouw Vestering, tot slot.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Hier heb ik natuurlijk echt helemaal niets aan. De minister blijft verwijzen naar dit wetsvoorstel, terwijl ze zelf antwoordt dat ze zich niet houdt aan die richtlijn. Ik wil graag weten waarom de minister — de staatssecretaris, excuus — dat niet doet. Als dat niet lukt in dit debat, dan wil ik het antwoord op de vraag waarom zij zich niet aan de Europese richtlijnen houdt graag schriftelijk ontvangen. Als daarbij verwezen wordt naar eventuele risicobeoordelingen, dan hoop ik dat ook de Kamer deze risicobeoordeling mag ontvangen.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik wil best wel schriftelijk reageren, maar ik ben het niet eens met mevrouw Vestering dat we ons niet houden aan de geldende afspraken. Ik denk wel dat het van belang is dat we steeds blijven kijken hoe we zaken kunnen verbeteren. Dat is gewoon heel erg van belang. Voor de rest wil ik daar niet te veel op ingaan, omdat dit echt buiten de orde van de vergadering valt. Boeren en wijzelf hebben er belang bij dat zorgvuldig met het land wordt omgegaan en dat het zo goed mogelijk wordt gebruikt. Ik denk dat we steeds samen moeten zoeken naar verdere oplossingen om gewasbescherming zo goed mogelijk ook in die sector toe te staan. Maar ik wil niet te veel treden in verantwoordelijkheden die mijn collega's op dat terrein hebben; zij weten wat de inhoudelijke consequenties daarvan kunnen zijn.

De voorzitter:

Dank. U geeft aan wel een brief te willen sturen. Op welke termijn?

Staatssecretaris Heijnen:

Ik wil wel reageren. Nou, dat kan binnen nu en twee weken.

De voorzitter:

Prima. Ik zie dat mevrouw Vestering tevreden is. Ik kijk even. Meneer Bisschop eerst? Ja. Meneer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik denk dat de uitgezette lijn van preventie en natuurlijke en biologische bestrijdingsmiddelen, waarbij je in geval van nood, ziektes en plagen de medicijnkast even nodig hebt, verstandig is. Die steunen we ook. De staatssecretaris refereerde aan de motie-Anker/Ziengs, die alleen in uitzonderlijke situaties vraagt om een gebruiksverbod, omdat het Ctgb al een risicobeoordeling heeft gedaan. Nu is er sprake van een generiek verbod voor professioneel gebruik buiten de landbouw. Dat kan ik niet goed rijmen. Was het dan niet handiger geweest om in de gebruiksvoorschriften striktere bepalingen op te nemen, ook in de sfeer van de toelating, zodat je niet naast een generieke risicobeoordeling nog een keer generiek met nadere aanvullingen komt uit bestuurlijke of politieke overwegingen?

Staatssecretaris Heijnen:

Wij willen gewoon toewerken naar een gebruik buiten de landbouw om waarbij er in principe geen chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. Dat is waar dit wetsvoorstel ook in voorziet. Dus we proberen dat gebruik tot een absoluut minimum te beperken, enkel als het strikt noodzakelijk is. Volgens mij doet dat recht aan de manier waarop ook de sector bijvoorbeeld ermee omgaat, want zoals ik al aangaf wordt er vrijwel niet meer geproduceerd met glyfosaat in Nederland. Er is dus sowieso ook nog maar heel weinig ruimte voor particulieren, voor gemeenten of wat dan ook om chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen.

De heer Bisschop (SGP):

Dan constateer ik wel dat er dus geen uitvoering wordt gegeven aan die motie-Anker/Ziengs. Dat moeten we dan in alle nuchterheid constateren, want die pleit alleen in uitzonderlijke situaties voor een gebruiksverbod.

Staatssecretaris Heijnen:

Het is verstrekkender, zou u kunnen zeggen.

De heer Bisschop (SGP):

Dan lijkt me dat de politieke vrienden van deze voormalige Kamerleden zouden …

De voorzitter:

Dit begint niet op een vraag te lijken, meneer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Dit was meer een vriendelijke constatering. Mag ik nog één vraag eraan toevoegen?

De voorzitter:

Heel kort.

De heer Bisschop (SGP):

Dat betreft het gebruik in de uiterwaarden en de buitendijkse gebieden. Ik zou daar graag inzicht in willen hebben omdat de belasting van de waterpunten sterk daalt. Ik zou graag willen weten wat de invloed is van deze gebieden op de verontreiniging van watertappunten.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik kan toezeggen dat daar schriftelijk op wordt teruggekomen.

De heer Bisschop (SGP):

Fantastisch, dank u wel.

De voorzitter:

Graag gedaan namens de staatssecretaris.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Het mooie van zo'n reparatiewet is dat je ook kan terugkijken op de effecten van veranderd gebruik van landbouwgif op verhardingen. Ik vind eigenlijk dat de staatssecretaris heel mooi verwoordt wat die positieve effecten zijn. Het is én beter voor de kwaliteit van het drinkwater én goedkoper voor gemeenten; het is eigenlijk aan alle kanten een win-winverhaal, behalve dan voor de industrie, die minder van het gif kan verkopen.

Wij zitten midden in een debat met de minister van Landbouw, de heer Staghouwer, over het gebruik van gif op grasland. Dat is eigenlijk vergelijkbaar met gebruik op verhardingen. De Kamer wil al twee jaar dat daar een verbod op komt. Het is een onaangenaam debat, dat ook halverwege is afgebroken en binnenkort verdergaat. De staatssecretaris zegt: ik praat weleens met de minister over het succes van het verbod dat geldt voor verhardingen. Kan de staatssecretaris iets meer vertellen over het gesprek dat ze dan heeft met de minister van Landbouw?

Staatssecretaris Heijnen:

Ik heb aangeboden om ook nog eens te kijken wat ik vanuit mijn portefeuille kan doen, om te zien hoe we de agrarische sector kunnen helpen om daarin stappen te zetten. Maar ik wil niet treden in de bevoegdheden van mijn collega. Dat heb ik duidelijk willen maken. Volgens mij hebben we daar ook vandaag het debat niet over. Maar ik ben altijd graag bereid om ook op andere momenten te kijken hoe we daar het gesprek met elkaar wél over kunnen hebben, omdat ik me wel kan voorstellen dat het van belang is om goed te kijken naar de totale impact. Maar er moeten natuurlijk wel hele goede alternatieven zijn, om maar eens wat te noemen. Ik heb daar zelf ... Dan wordt aan mij gevraagd om meer op de techniek in te gaan, op wat het dan betekent. Dat gaat buiten mijn mandaat om.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Het debat dat wij met de minister van Landbouw hebben, spitst zich toe op de volgens hem juridische onmogelijkheid om deze wens van de Kamer in de wet te verankeren. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of zij met dit wetsvoorstel in de hand een keer met de minister van Landbouw zou willen bespreken wat de mogelijkheden zijn om het te verbieden. Het kan wel op verhardingen, dus volgens mij kan het dan ook op grasland.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik ken niet exact de overwegingen van collega Staghouwer om tot bepaalde conclusies te komen, maar ik ben altijd graag bereid om de manier waarop wij dit hebben opgebouwd nog een keer bij hem onder de aandacht te brengen. Dat zeg ik zeker toe.

De heer Haverkort (VVD):

De heer Bisschop van de SGP triggert met zijn opmerking over de motie-Van den Anker/Ziengs natuurlijk mijn alertheid, en dat doet hij goed. Om volledig zeker te zijn dat die motie wel uitgevoerd wordt, vraag ik ter toetsing aan de staatssecretaris het volgende. Ik heb de staatssecretaris horen zeggen dat er ruimte blijft om in uitzonderlijke gevallen chemische middelen, hoe vervelend ook, te gebruiken voor bijvoorbeeld het bestrijden van plagen in bomen en planten, zoals de eikenprocessierups. Heb ik dat goed gehoord? Als ik dat zo goed gehoord heb, kan ik niet anders dan constateren dat daarmee letterlijk invulling wordt gegeven aan die motie van collega Van den Anker en collega Ziengs. Dat is de vraag.

De voorzitter:

Aha. Ik ben benieuwd. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Heijnen:

Ja, dat klopt inderdaad. Er blijft altijd ruimte voor speciale gevallen, of dat nou specifieke schimmels zijn of de duizendknoop of de eikenprocessierups. Dan mogen chemische bestrijdingsmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen worden gebuikt. Dat kan ik bevestigen aan de heer Haverkort.

De heer Geurts (CDA):

Ik neem mijn collega Van der Molen waar, die dit debat in eerste termijn gedaan heeft. Ik zat gisteravond even de stukken te lezen, en de heer Bisschop triggerde ook mij. Dus even voor de duidelijkheid en voor de wetsgeschiedenis de volgende vraag. Ik lees in de schriftelijke beantwoording dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in bepaalde gebieden of omstandigheden niet meer is toegestaan. Dan staat er een stukje verder: "Het verbod geeft aan" — en ik citeer weer — "dat indien preventieve en niet-chemische maatregelen onvoldoende effectief zijn" — in reactie op wat net door de staatssecretaris werd gezegd — "inzet van goedgekeurde middelen als laatste remedie mogelijk blijft." Klopt dat?

De voorzitter:

Dat staat er, dat leest u net op.

De heer Geurts (CDA):

Even voor de bevestiging. Maar dan klopt de opmerking van de heer Bisschop niet. Dan zijn er nog steeds mogelijkheden om middelen in te zetten en wordt de motie van oud-collega's Van den Anker en Ziengs uitgevoerd.

Staatssecretaris Heijnen:

Ja. Ik had dat gelijk kunnen zeggen.

De voorzitter:

Dan is dat een vraag die zichzelf beantwoordt.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik heb nog drie amendementen waar ik graag nog op wil reageren.

De voorzitter:

Zeker. Dat is altijd het altijd het verzoek aan de staatssecretaris. U gaat ze ook appreciëren?

Staatssecretaris Heijnen:

Ja. Het amendement op stuk nr. 7 van mevrouw Bromet en de heren De Groot en Thijssen gaat over een verruiming van het wetsvoorstel. Dat amendement wil ik graag ontraden omdat een vergaande uitbreiding van de bevoegdheid tot het instellen van gebruiksverboden leidt. Het zal in de praktijk ook veel landbouwgebieden raken, en de beleidsmatige afweging daarover ligt bij de minister van LNV. Het onderhavige voorstel heeft als doel het herstel van het verbod op gewasbescherming buiten de landbouw te regelen. Als het amendement tot doel heeft het oppervlaktewater te beschermen, dan is dat ook al geregeld in de Waterwet en het Activiteitenbesluit. Daarmee kunnen maatregelen worden opgelegd om de emissies naar het oppervlaktewater te beperken.

De voorzitter:

Helder. Dat betekent dat het amendement op stuk nr. 7 wordt ontraden. Dat lokt in ieder geval een vraag uit van mevrouw Bromet. Gaat uw gang.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Daar ben ik helemaal niet blij mee, temeer daar er helemaal geen argument gegeven wordt. Wij willen het water beter beschermen. Dat is in de Kaderrichtlijn Water geregeld, maar we hebben gezien dat een verbod van gif op verhardingen leidt tot een groot effect op de kwaliteit van het drinkwater. Dat is maar 1% van het gebruik van gif. Wij willen dat met ons amendement uitbreiden, omdat wij het belangrijk vinden dat de waterkwaliteit in Nederland verbetert. 99% van het water is in slechte kwaliteit, onder andere door het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Het enige argument dat gebruikt wordt om dit amendement te ontraden, is dat het de landbouw niet uitkomt. Dat vind ik heel kwalijk. Daarmee zie je dat het belang van de landbouw zo veel groter geacht wordt dan het belang van de gezondheid van alle Nederlanders. Graag een reactie hierop van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Heijnen:

Dat het de landbouw niet uitkomt, lijkt mij iets te stevig gezegd. Het ligt echt bij de minister van LNV om de discussie inhoudelijk te voeren over wat dat dan allemaal eventueel zou betekenen. Uiteraard ben ik, met mijn milieupet op, altijd bereid om te kijken waar we ondersteuning kunnen bieden, maar uiteindelijk moet eerst die inhoudelijke discussie worden gevoerd met de bevoegd minister en met de specialisten van die commissie om te kijken wat de lijn wordt. Ik kan daar dan vervolgens ondersteuning in geven. Ik begrijp dat de ambities van mevrouw Bromet nog iets verder reiken dan het voorstel dat nu voorligt, maar het is van belang om dit alvast te verankeren, want het moet echt gerepareerd worden. Het is nu zo dat we het wel doen, maar dat het niet goed wettelijk verankerd is. Dat wil ik nu regelen. Vervolgens kunnen we kijken wat we aan aanvullende zaken moeten regelen. Dit wil ik sowieso nu al even geregeld hebben.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Geen misverstand: wij zijn blij met deze reparatiewet en zullen de wet dus ook steunen, maar wij grijpen dit moment graag aan om er nog een beetje ambitie bovenop te leggen. Dat is niet omdat ik een grote ambitie heb, maar omdat we Europese afspraken hebben over de Kaderrichtlijn Water. We moeten daaraan in 2027 al voldoen en we lopen grote risico's als we die afspraken niet nakomen. Ik vind het zeer teleurstellend dat die urgentie niet gezien wordt door het kabinet. Ik hoop op een meerderheid voor het amendement.

De voorzitter:

Helder. Zeker. Dan het amendement op stuk nr. 8.

Staatssecretaris Heijnen:

Dat is het amendement van Vestering over het toevoegen van een nieuw artikel aan de wet om het gebruik van gevaarlijke gewasbeschermingsmiddelen verder terug te dringen. Ik wil dit ontraden. Het uitgangspunt is geïntegreerde gewasbescherming met de voorkeursvolgorde die we al een aantal keren hebben besproken. Het verbod ondersteunt dat beleid, zodat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw alleen bij uitzondering wordt toegestaan. Het amendement vraagt om het generiek verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en dat is niet het oogmerk van dit wetsvoorstel.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 8 wordt ontraden.

Staatssecretaris Heijnen:

Dan was er nog een amendement van Bisschop en Van der Plas om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die uitsluitend basisstoffen en werkzame stoffen met een laag risico bevatten, niet onder het verbod te laten vallen. Dat wil ik ontraden. Het uitgangspunt is, nogmaals, de geïntegreerde gewasbescherming met de voorkeursvolgorde zoals ik die heb genoemd. Voor gewasbescherming buiten de landbouw zijn over het algemeen voldoende praktisch toepasbare preventieve en niet-chemische maatregelen beschikbaar. Je zou die uitzondering dus ook niet nodig hebben. Een uitzondering voor bepaalde soorten gewasbeschermingsmiddelen dient geen beheerstechnisch doel en past niet binnen de beginselen van de geïntegreerde gewasbescherming. Bovendien heeft het RIVM in 2015 al geconcludeerd dat een overstap naar gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico bij grootschalig gebruik juist wel weer bezwaarlijk kan zijn voor de waterkwaliteit. Dat is een aanvullende reden om het amendement te ontraden.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 10 is ook ontraden. Ik kijk nog even rond en concludeer dat we aan het einde zijn gekomen van de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Dan gaan we naar de tweede termijn. Ik geef graag het woord aan mevrouw Van der Plas.

Wij wachten even tot mevrouw Van der Plas zover is.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voorzitter. Het leven is op dit moment een beetje hectisch.

De voorzitter:

Zeker. Alle begrip.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb de printjes nog niet. Ik wil de tweede spreker eigenlijk verzoeken om nu de tweede termijn in te gaan. Als ik klaar ben, kom ik eraan.

De voorzitter:

Zeker. We zijn hartstikke soepel. Het is een goed gebruik om elkaar die ruimte te geven, zeker als er hectiek is en collega's een kleine fractie hebben. Dat is in ieder geval in de praktijk zo, maar niet in de peiling.

We gaan dan naar mevrouw Vestering, Partij voor de Dieren.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Mijn fractie steunt deze wetswijziging, zoals ik zojuist ook al even zei, maar wij vinden haar ook veel te beperkt. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen buiten de landbouw is zo'n 1% van het totale landbouwgifgebruik. Ik heb een amendement ingediend met concrete doelen om het gebruik van de meest gevaarlijke landbouwgiffen te verminderen. Het gaat om stoffen waarvan bekend is dat ze zeer giftig zijn, moeilijk biologisch afbreekbaar, kankerverwekkend, schadelijk voor de voortplanting, of hormoonverstorend, en stoffen die zich ophopen in de voedselketen, of die het DNA van mensen kunnen beschadigen.

Het vastleggen van reductiedoelen in de wet is echt nodig. Met zachte beloftes gaat het gifgebruik gewoon niet omlaag. In 2020 is de afzet van landbouwgif namelijk toegenomen, alle vrijwillige afspraken ten spijt. Wat betreft de reactie van de staatssecretaris van zojuist: het helpt gewoon niet. We komen geen klap verder.

Voorzitter. We hebben binnenkort een debat over het gebruik van landbouwgif binnen de landbouw. Dan zullen we hier natuurlijk uitgebreid verder op ingaan.

Voorzitter, ik heb nog een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er volgens de Richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden (2009/128/EG) geen bestrijdingsmiddelen gebruikt mogen worden in gebieden die beschermd zijn onder de Kaderrichtlijn Water en in grondwaterbeschermingsgebieden;

constaterende dat zowel de doelen van de Kaderrichtlijn Water als die voor de drinkwaterkwaliteit in Nederland niet gehaald worden, onder andere door de verontreiniging door pesticiden;

verzoekt de regering het gebruik van pesticiden in gebieden die beschermd zijn onder de Kaderrichtlijn Water en in grondwaterbeschermingsgebieden te verbieden, zowel binnen als buiten de landbouw,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vestering.

Zij krijgt nr. 12 (35756).

De voorzitter:

Dank, mevrouw Vestering. Dan zijn we aangekomen bij mevrouw Bromet namens de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb geen motie, maar zoals gezegd wel een amendement. Ik vind het moeilijk om te luisteren naar de staatssecretaris. Het lijkt net of ik naar twee verschillende werkelijkheden luister. Aan de ene kant is er het uitventen van het succes van het verbod op glyfosaat op verhardingen. Zoals ik de vorige keer al vertelde, heb ik als medewerker lang geleden die motie getypt. Het voelt echt heel fijn dat je iets in de wereld hebt kunnen veranderen. Aan de andere kant is er het debat dat we nu over landbouw voeren, als gevolg van de stikstofaffaire, wetende dat er een nieuwe affaire dreigt. Dat is de waterkwaliteitsaffaire. Ik vind echt dat het belang van de landbouw nog veel te veel voorrang krijgt als het gaat om deze problematiek. Ik hoop dat de staatssecretaris een goed gesprek heeft met haar collega van Landbouw.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage, mevrouw Bromet. Ik zit heel even te kijken. Meneer Geurts, heeft u een vraag over de bijdrage in de tweede termijn van mevrouw Bromet? Zij heeft geen motie ingediend, dus ik ben heel benieuwd. Gaat uw gang.

De heer Geurts (CDA):

Zij refereerde aan het amendement op stuk nr. 7. Dat is net ook besproken. Ik zat dat gisteravond eens goed te bekijken. Mijn concrete vraag voor mevrouw Bromet: realiseert zij zich dat met dit amendement de wetgeving verzwakt wordt? In de uitvoering wordt die zogenaamd versterkt, maar ik verwacht daarbij een juridische gang naar de rechter. Dat is omdat terreineigenaren onverwachts en zonder een vergoeding niet meer kunnen beschikken over hun eigendom zoals ze dat in het verleden gewend waren. Heeft mevrouw Bromet dus door dat ze met haar amendement een extra rechtsgang veroorzaakt, waar de hele wetgeving weer mee kan worden platgelegd? Heeft zij door dat dat het effect kan zijn? Ik acht die kans namelijk zeer groot.

De voorzitter:

Dat is in het geval het amendement wordt aangenomen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dat is ook wel exemplarisch voor hoe er altijd gediscussieerd wordt over dit dossier: iets zal juridisch niet houdbaar zijn, of de rechter zal het wel verwerpen. We hebben het gezien in de stikstofaffaire. Daar werd ook tot aan het eind toe gezegd: nou, dat houdt het niet droog bij de rechter. En zie de puinhoop waar we Nederland nu in gestort zien. De discussies die we hebben met de heer Staghouwer over het verbod op het bespuiten van graslanden gaat ook elke keer over de juridische consequenties. We zien eigenlijk in het debat van vandaag wat er gebeurt als een producent van gif het debat wint, ook bij de rechter. Dan kunnen wij als Tweede Kamer regels opstellen. We gaan dan een wet repareren waardoor het verbod alsnog in stand gehouden wordt. Ik vind dat wij hier zijn om kaders aan te geven waarbinnen de landbouw kan opereren. Dat kan met subsidiëring, dat kan met belastingheffing, maar het kan ook met regelgeving.

De heer Geurts (CDA):

Dat is een aardig antwoord, maar dat is niet de kern van mijn betoog. Deze wetgeving gaat over gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Met dit amendement wordt de landbouw erin getrokken. Dus het opschrift wordt in wezen veranderd. Zo zijn er nog een heel aantal argumenten te bedenken waarvan ik denk: dan gaan mensen naar de rechter die daar anders niet heen zouden zijn gegaan. Dat denk ik omdat er zo'n breed draagvlak hier in de Kamer is voor deze wetgeving. Dit amendement maakt de wet op dit punt juridisch zo zwak, dat ik bang ben dat de rechter zo meteen weer gaat verwoorden dat deze wet niet klopt.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Mensen of bedrijven die niet geraakt worden door deze wet, stappen nu niet naar de rechter. En als ze wel geraakt worden, zullen ze naar de rechter stappen. Dat is hun goed recht. Dat hoort bij een rechtsstaat. Wij zijn ervoor om te kijken wat wij in dat geval verder doen.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage. Dan geef ik graag het woord aan de heer Grinwis, namens de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Excuses dat ik de eerste termijn van de staatssecretaris niet heb kunnen bijwonen, maar ik volg op dit moment een fantastisch debat over box 3. Ook leuk om bij te wonen.

Ik heb twee moties meegenomen. Het debat is heel goed gevolgd door mijn beleidsmedewerker, dus ik heb alles meegekregen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gebruik van lijmstrips tegen de eikenprocessierups ineffectief is en grote risico's op schadelijke neveneffecten met zich meebrengt;

overwegende dat het instrument lijm als actieve stof volgens de Wet natuurbescherming verboden is, maar dat het nog steeds mogelijk is hiervoor een ontheffing te vragen bij de provincie;

verzoekt de regering de mogelijkheid voor een provinciale ontheffing op het verbod van gebruik van lijm als actieve stof volgens de Wet natuurbescherming in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 13 (35756).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dan de tweede en laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij een verbod op particulier gebruik van gewasbeschermingsmiddelen het risico op niet-toegelaten gebruik van chloor en azijn als onkruidbestrijding toeneemt;

overwegende dat een campagne is gevoerd tegen het particulier gebruik van glyfosaat in samenwerking met tuincentra en dat deze zeer effectief was;

verzoekt de regering, in lijn met de eerdere campagne tegen het particulier gebruik van glyfosaat, samen te werken met tuincentra en andere verkooppunten teneinde een campagne tegen het gebruik van chloor en azijn als onkruidbestrijder te organiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 14 (35756).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Langs deze weg dank nog voor de schriftelijke beantwoording en de vast ook goede beantwoording hier in deze zaal.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Grinwis. Het is knap dat u twee debatten tegelijkertijd volgt. Blijft u nog even staan, want ik zie dat mevrouw Van der Plas een vraag voor u heeft.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, voorzitter, een korte vraag. Ik wil graag wel meetekenen met deze moties, als de heer Grinwis daarmee akkoord is.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

U bent van harte welkom, mevrouw Van der Plas. Sorry, maar ik heb geen tijd gehad om handtekeningen te verzamelen. Nogmaals welkom; twee is altijd gezelliger dan één.

De voorzitter:

Prima. Dan komt ook de handtekening van mevrouw Van der Plas onder de beide moties te staan.

Mevrouw Vestering heeft een interruptie.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik hoop dat u de heer Grinwis hiermee een ademmomentje gunt, zodat hij op adem kan komen van het bijwonen van twee debatten tegelijkertijd. Ik wil graag vragen waarom de ChristenUnie niet kiest voor een ecologische aanpak bij de bestrijding van de eikenprocessierups.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Kan mevrouw Vestering deze vraag misschien iets verhelderen? Ik pleit tegen de lijmstrips, omdat lijmstrips misschien wat vriendelijker dan andere bestrijdingsmiddelen lijken, maar in de praktijk heel slecht zijn, ook al omdat de eikenprocessierups veel slimmer is dan een lijmstrip en de eerste eikenprocessierups zich opoffert voor de tweede et cetera. Ik begrijp dus niet helemaal waar collega Vestering heen wil. Mijn motie lijkt mij juist een bijdrage te leveren aan een ecologischere omgang met en bestrijding van de eikenprocessierups.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dan hebben wij dat bij dezen verhelderd.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Oké, helder.

De voorzitter:

Mooi. En rust inderdaad een klein beetje uit, want u zat wat hoog in de adem. Toch knap hoor — complimenten — twee debatten door elkaar.

Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Van der Plas namens BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Ik heb besloten geen moties in te dienen, maar ik wil nog wel iets zeggen. Ik ben overigens blij dat we dit debat hebben kunnen voeren, want het heeft wel veel verduidelijking gegeven. In de eerste termijn ben ik een beetje onaardig geweest tegen de heer Geurts.

De voorzitter:

De heer Geurts was er niet bij, want die vervangt de heer Van der Molen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

O, dan was het een ander debat.

De voorzitter:

Dat kan, maar het was niet tijdens de behandeling van deze wet. Maar u mag het altijd doen; dat vind ik wel mooi van u.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik ben helemaal in de war. Het klopt dat het in een ander debat was, namelijk het debat over de statushouders. Maar mag ik mijn twee minuten dan toch gebruiken om daar nog wat over te zeggen?

De voorzitter:

Dat mag u zeker.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Er gebeuren echt hele rare dingen in de Kamer af en toe.

De voorzitter:

We hebben de goede persoon, maar wel het verkeerde debat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

In het debat over de statushouders was ik dus een beetje onaardig tegen de heer Geurts. Ik heb hem betiteld als "dat vriendelijke meneertje". Ik flap er weleens dingen uit. Later terugkijkend dacht ik: Van der Plas, doe dat nou niet; je wilt niet dat anderen dat bij jou doen en dan ga je het zelf doen. Maar ik was gewoon een beetje geïrriteerd en dan kan het gebeuren dat ik zoiets zeg. Maar ik ben ook niet te laf om daarop terug te komen en aan de heer Geurts mijn excuses aan te bieden, want het was inderdaad wel een beetje denigrerend. Zo was dat niet bedoeld. Ik wilde daar op dit moment even op terugkomen, maar wel in een totaal verkeerd debat. Maar goed, dat kan niet anders. Bij dezen trek ik dat terug en wil ik zeggen dat de heer Geurts geen heel "vriendelijk meneertje", maar een hele "vriendelijke meneer" is.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. En dank ook dat u dat doet. Dat siert u. Meneer Geurts nog kort?

De heer Geurts (CDA):

Als er op deze manier en bij deze gelegenheid excuses worden aangeboden, dan wil ik tegen mevrouw Van der Plas zeggen dat ik die aanvaard.

De voorzitter:

Dank. Hartstikke goed, dan is dat uit de wereld.

Dan geef ik graag het woord aan de heer Geurts. Hij geeft echter aan geen gebruik te maken van de tweede termijn. Ik geef het woord aan de heer De Groot namens D66 voor zijn tweede termijn.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de schriftelijke en mondelinge beantwoording. Ik had nog wel een vraag over het eerste amendement van mevrouw Vestering van de Partij voor de Dieren. Dat amendement doet eigenlijk precies wat ook de Europese wetgeving voorschrijft, namelijk het stellen van tussendoelen voor het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en zelfs, nu in de Green Deal, een halvering richting 2030. Het lijkt mij eigenlijk een heel zinnig amendement, temeer daar geïntegreerde gewasbescherming doorgaans wordt gehanteerd in een vrijwillig kader. Er worden afspraken gemaakt, maar die leiden niet tot een daadwerkelijk terugdringen. Als je de regering daarop aanspreekt, dan wordt er gezegd: ja, ik heb daar niet de wettelijke middelen voor, dus ik moet het met afspraken doen. Volgens mij helpen we de regering hierbij met dit amendement door precies het instrumentarium te verschaffen. Niet om dat meteen te gebruiken, maar wel om daarmee de onderhandelingspositie in het kader van het gesprek over IPM te versterken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage, meneer De Groot. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Beckerman namens de fractie van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel. Goedemiddag. Wij willen twee moties indienen op punten waar we ook in de eerste termijn een punt van hebben gemaakt. Het betreft vooral de eerste motie. Die gaat over het niet gebruiken van bestrijdingsmiddelen in Natura 2000-gebieden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Richtlijn duurzaam gebruik pesticiden vereist dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen in Natura 2000-gebieden wordt verboden of geminimaliseerd;

constaterende dat Nederland ervoor heeft gekozen dit niet om te zetten in nationale wetgeving;

constaterende dat de Natura 2000-gebieden in Nederland onder druk staan, terwijl bestrijdingsmiddelen nog steeds gebruikt worden in deze gebieden omdat dit niet wordt verboden in veel natuurbeheerplannen;

verzoekt het kabinet artikel 12 van de Richtlijn duurzaam gebruik pesticiden om te zetten in nationale wetgeving door het gebruik van bestrijdingsmiddelen buiten de landbouw in Natura 2000-gebieden te verbieden of minimaliseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Vestering.

Zij krijgt nr. 15 (35756).

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter. Ik denk dat het heel erg van belang is dat wij, juist ook buiten de landbouw, hierin het goede voorbeeld geven, zeker gelet op wat mevrouw Bromet net aanhaalde, namelijk dat we het met betrekking tot de Kaderrichtlijn Water gewoon nog ontzettend slecht doen. Straks komen we in de volgende crisis.

Voorzitter. Dan de tweede motie. Vanochtend zijn hier bij het debat over de externe veiligheid ook al opmerkingen over gemaakt. In dit debat heb ik nog een motie over de zeer zorgwekkende stoffen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij het verlenen van vergunningen aan bedrijven weinig tot niet gekeken wordt naar het effect van verschillende stoffen samen;

constaterende dat bij beoordeling van bestrijdingsmiddelen ieder middel afzonderlijk wordt beoordeeld of deze mogelijke schade aan de volksgezondheid, natuur en milieu kan opleveren;

overwegende dat het belangrijk is om een zo adequaat mogelijk beeld te krijgen van de effecten op de volksgezondheid van verschillende zogeheten cocktails van gewasbestrijdingsmiddelen;

verzoekt de regering om te onderzoeken wat de effecten zijn van deze gewasbeschermingsmengsels voor de volksgezondheid, natuur en het milieu;

verzoekt de regering de toelating van het gebruik van mengsels standaard te laten onderzoeken voordat individuele stoffen kunnen worden toegelaten, en de resultaten hiervan in het eerste kwartaal van 2023 naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 16 (35756).

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Beckerman. Dan geef ik graag het woord aan de heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Toen ik zojuist collega Van der Plas hier zag staan en haar excuses hoorde maken, bedacht ik: weet je wat, ik ga de tweede termijn vooral gebruiken om haar te complimenteren en te refereren aan een van de illustere voorgangers van de heer Geurts, Abraham Kuyper, die hier ooit, toen hij ergens een keer figuurlijk uit de bocht was gevlogen, zichzelf complimenteerde. Hij maakte zijn excuses en complimenteerde zichzelf met de woorden: het boetekleed ontsiert de man niet. Ik wilde ervan maken "het boetekleed ontsiert de vrouw niet", maar ik heb het gewoon achterwege gelaten, dus ik doe het niet.

Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om naar goed parlementair gebruik de bewindsvrouwe hartelijk te danken voor de zorgvuldige beantwoording van de vragen en de punten die aangereikt zijn. In de dank in haar richting is ook de dank aan de ambtelijke ondersteuning besloten, waar u volop van geprofiteerd zult hebben.

Voorzitter. U snapt dat de SGP teleurgesteld is over de appreciatie van het mooie amendement dat we hebben ingediend. Het is een amendement dat naadloos aansluit bij het betoog van de staatssecretaris, namelijk: zorg ervoor dat de gereedschapskist voldoende gevuld is en dat er ruimte blijft voor de beheerders om daar op een verantwoorde manier gebruik van te maken, naar eigen beoordeling, zodat ze maatwerk kunnen leveren. Dat beoogt het amendement. Ik vind het dan ook jammer dat het ontraden is. Ik voorzie ook geen grootschalig gebruik van laagrisicomiddelen, maar als dat handiger en beter is voor het milieu, dan zou ik zeggen: laat die optie open. Het zou mooi zijn als de staatssecretaris zegt: oké, als dat de intentie is, dan kan ik alsnog tot een positieve beoordeling komen. Althans, het zou mooi zijn als ze het oordeel dan aan de Kamer kan laten.

Voorzitter. Ik wil het hierbij laten. Dank u zeer.

De voorzitter:

Dank, meneer Bisschop. We zijn aangekomen bij de laatste spreker, de heer Thijssen. Hij spreekt namens de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank, voorzitter. Er komen ook geen moties van mijn kant. Ik weet niet of het zin heeft, maar toch roep ik de staatssecretaris nog wel op om de gereedschapskist zo goed mogelijk te vullen. De waterkwaliteit in Nederland staat er echt niet goed voor. We hebben alweer vijf jaar hele harde doelen. De minister zegt daarover eigenlijk al: we gaan het niet redden om die te halen. Dus ik snap niet dat deze staatssecretaris niet de gereedschapskist zo vol mogelijk wil stoppen, met enkele amendementen die zijn voorgesteld. Op die manier is er de mogelijkheid voor deze Kamer en voor de bewindslieden om dat gereedschap in te zetten om de doelen wél te halen. Want we willen toch gewoon schoon water om in te zwemmen, schoon water om drinkwater van te maken, schoon water zodat we een schoon leefmilieu hebben? Dus ik doe toch nog echt de oproep: geef het oordeel Kamer en dan stoppen we die gereedschapskist vol.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage, meneer Thijssen. Hiermee zijn we toegekomen aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven tien minuten nodig te hebben. Dus ik schors deze vergadering tot 12.35 uur.

De vergadering wordt van 12.25 uur tot 12.35 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van het debat over de Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (grondslag voor maatregelen inzake het (particulier) gebruik van gewasbeschermingsmiddelen) (35756). We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef graag het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Heijnen:

Dank u wel, voorzitter. Misschien moet ik toch nog even één opmerking vooraf maken. De commissie heeft heel veel vragen aan mij gesteld over zaken die simpelweg niet mijn portefeuille betreffen. Ik ga over gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Alles, ook inhoudelijk, over gewasbeschermingsmiddelen binnen de landbouw, valt gewoon binnen de portefeuille van collega Staghouwer. Ik ben natuurlijk graag bereid om ook alle kennis en kunde die we hebben binnen mijn verantwoordelijkheid, met minister Staghouwer te delen. Maar ik hoop ook wel op begrip van de Kamer voor het feit dat het dus niet aan mij is om daar een oordeel over te geven. Ik was wel bij de eerste termijn van de commissievergadering aanwezig. Dat heeft misschien tot wat onduidelijkheid geleid. Maar daarbij ging het bijvoorbeeld ook over de pesticidebestrijding, waar ik dan weer wél over ga. Dat wilde ik toch heel even verduidelijken aan het begin van deze termijn.

Ik moet nog ingaan op een aantal moties en wil nog reageren op een aantal leden van de Kamer. Ik wil beginnen met het behandelen van de moties.

De voorzitter:

Ja. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Heijnen:

De motie op stuk nr. 12 is van mevrouw Vestering. Daarin wordt verzocht om een verbod in beschermde gebieden. Ik wil die motie ontraden. Met de aanneming van het wetsvoorstel geldt het gebruiksverbod buiten de landbouw. Dat geldt ook voor de gebieden die beschermd worden door de Kaderrichtlijn Water en voor de grondwaterbeschermingsgebieden. Het gebruik binnen de landbouw, dus op landbouwbedrijven, valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van LNV.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 12 wordt dus ontraden. Dat lokt bij mevrouw Vestering nog een vraag uit.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ter verheldering stel ik nog even de volgende vraag. Zegt de staatssecretaris nu dat één deel eigenlijk al is opgenomen in de wet zoals die nu voor ons ligt, en dat het andere deel ontraden wordt omdat er een andere minister over gaat?

Staatssecretaris Heijnen:

Dat klopt. Het wetsvoorstel zal ertoe leiden dat er een gebruiksverbod gaat gelden buiten de landbouw. Dat geldt dus ook voor de gebieden die volgens de Kaderrichtlijn Water beschermd worden. Als mevrouw Vestering daar prijs op stelt, kan ik vragen of misschien schriftelijk nog verduidelijkt kan worden wat dat dan precies voor gebieden zijn. Dan is dat meteen wat inzichtelijker.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Het zou heel fijn zijn als we dat ook schriftelijk zouden mogen ontvangen. Ik zou dan toch ook willen vragen om te overleggen met de minister van Landbouw omdat dit wel degelijk gaat over de Europese richtlijnen die er gelden. Dus wellicht moet de staatssecretaris nog even wachten met een oordeel totdat ook de reactie van de minister van Landbouw bekend is.

De voorzitter:

Dat kan alleen als u de motie aanhoudt.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dan hou ik haar aan en dan brengen we haar alsnog dinsdag in stemming, maar ik wil wel graag een oordeel.

De voorzitter:

Ja, dat kan, maar dat gaat dan via de normale procedure.

Op verzoek van mevrouw Vestering stel ik voor haar motie (35756, nr. 12) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Er is geen appreciatie. U wacht op een reactie en vervolgens besluit u nog om haar ter stemming in te dienen of niet.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik ontraad de motie omdat het eerste stuk al geregeld is. Het tweede stuk valt niet binnen mijn portefeuille.

De voorzitter:

Maar u ontraadt haar. De appreciatie van de zijde van het kabinet is: motie op stuk nr. 12 ontraden. Mevrouw Vestering geeft aan haar aan te houden. Daarmee komt zij in ieder geval niet in stemming. Tot we dat wijzigen is de appreciatie ontraden. Gaat u verder met de motie op stuk nr. 13.

Staatssecretaris Heijnen:

De motie-Grinwis/Van der Plas op stuk nr. 13 gaat over het intrekken van een provinciale ontheffing voor de lijmstrips. Ik zou de heer Grinwis willen vragen om die motie aan te houden. Ik heb in reactie op de vragen in eerste termijn gezegd dat ik het gebruik van die lijmstrips ongewenst vind en onvoldoende effectief, maar die motie valt ook weer onder de minister voor Natuur en Stikstof. De minister voor Natuur en Stikstof zal u een duiding daarvan sturen.

De voorzitter:

U verzoekt het Kamerlid Grinwis om de motie aan te houden. Nou is de heer Grinwis er niet. Dat is natuurlijk ook een nadeel als je twee debatten tegelijk doet. Dan is er een kans dat je er soms op het juiste moment niet bent. Ik ga ervan uit dat hij dat op enig moment nog kan doen, en dat het oordeel over motie op stuk nr. 13 ontraden is.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik zou hem willen vragen om haar aan te houden, zodat er een appreciatie kan komen van de daartoe bevoegde minister: de minister voor Natuur en Stikstof. Ik ga er niet over. Als de heer Grinwis haar niet wil aanhouden, dan zou ik haar op basis daarvan moeten ontraden. Maar ik zou graag een appreciatie door de juiste minister willen laten geven.

De voorzitter:

Dan wachten we een schriftelijke appreciatie af op de motie op stuk nr. 13.

Staatssecretaris Heijnen:

Oké. De motie-Grinwis/Van der Plas op stuk nr. 14 ging over samenwerking met de tuinbranche in een campagne tegen chloor en azijn. We hebben dat debat een tijdje geleden hier in de Kamer gevoerd. Er waren best wel wat mensen die zeiden: goh, ik dacht dat azijn eigenlijk wel gebruikt kon worden. Dus er is echt nog wel wat te doen op het gebied van voorlichting; daarom laat ik het oordeel over de motie graag aan de Kamer.

De voorzitter:

Motie op stuk nr. 14, oordeel Kamer.

Staatssecretaris Heijnen:

De motie-Beckerman/Vestering op stuk nr. 15 verzoekt om gewasbeschermingsmiddelen niet te gebruiken buiten landbouw- en Natura 2000-gebieden. Daarin wordt voorzien met het wetsvoorstel. Het verbod buiten de landbouw geldt in heel Nederland, dus ook in Natura 2000-gebieden. Ik zou de motie dus kunnen overnemen, maar daar hebben we net een gesprekje over gehad. Anders is het oordeel Kamer.

De voorzitter:

Helder. Motie op stuk nr. 15, oordeel Kamer.

Staatssecretaris Heijnen:

In haar motie op stuk nr. 16 verzoekt mevrouw Beckerman mij om de effecten van de mengsels standaard in de toelatingsbeoordeling te onderzoeken. Ik verzoek haar om die motie aan te houden. De motie gaat over toelating van gewasbeschermingsmiddelen en werkzame stoffen. Dat is de verantwoordelijkheid van de minister van LNV. Ik vraag hem een antwoord aan de Kamer toe te sturen.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat snap ik op zich, maar dit gaat heel specifiek over zeer zorgwekkende stoffen. Ik zou het kabinet willen vragen om een appreciatie van deze motie te sturen. Dat kan volgens mij voor de stemmingen.

De voorzitter:

Zullen we een schriftelijke appreciatie van deze motie afwachten of wilt u nu al een appreciatie geven? Dus dan komt er een schriftelijke appreciatie.

Staatssecretaris Heijnen:

Ja, daar heb je het weer: daar is ook weer een andere collega aan zet. Dus er zal dan een schriftelijke appreciatie van die motie komen. Zeker.

De voorzitter:

Ja, dat was de motie op stuk nr. 16.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb één verhelderende vraag over de motie op stuk nr. 15. De staatssecretaris gaf aan dat ze haar eigenlijk wilde overnemen, want wat nu voorligt in de wet is dit al. Maar dan is de motie toch gewoon overbodig? Want als we deze nu aannemen, wat gaat de staatssecretaris dan doen?

Staatssecretaris Heijnen:

Ik ben het met u eens. Het verbod geldt sowieso al, behalve in het particuliere gebruik. Ik laat het uiteindelijk aan mevrouw Beckerman wat ze met de motie doet. In principe voeren we 'm al uit, dus u zou kunnen zeggen dat die in die zin overbodig is, zoals meneer Geurts zegt. Maar laat ik het zo zeggen: ik begrijp het signaal.

De voorzitter:

Dan is het inderdaad aan de indiener, zeer zeker. Dat is mevrouw Beckerman in dit geval. Dan is de appreciatie oordeel Kamer. Mevrouw Beckerman gaat daarover. Volgens mij heeft ze u goed gehoord, ook in het kader van niet onnodig stemmen. Ze zal daar haar eigen afweging in maken.

Dat was de motie op stuk nr. 15, waar de heer Geurts nog vragen over had. De motie op stuk nr. 16 hebben we ook gehad.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik heb nog een paar vragen.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

Staatssecretaris Heijnen:

De heer Bisschop vroeg aan mij of ik het amendement op stuk nr. 10 toch niet oordeel Kamer zou willen geven. Het antwoord blijft toch nee, want het uitgangspunt blijft dat we willen doen aan Integrated Pest Management, in goed Nederlands. Pas als preventief en niet-chemisch niet werken, stappen we over op chemisch. Ik wil die volgorde niet doorbreken.

Dan had meneer Thijssen nog een vraag of eigenlijk meer een opmerking: "Gebruikt u de gereedschapskist wel goed genoeg? We hebben uitdagingen op het gebied van de waterkwaliteit." Ook hiervoor is voor een groot deel mijn collega Harbers aan zet, want hij gaat over waterkwaliteit. Het realiseren van de doelen in de Kaderrichtlijn Water is onderdeel van het uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030. Dat uitvoeringsprogramma voorziet in een groot aantal acties. De eerstverantwoordelijke is dus de minister van LNV. IenW is er wel bij betrokken, maar ook daarvoor geldt dat het voor een groot deel bij LNV ligt. Uiteraard snap ik de oproep die door de heer Thijssen wordt gedaan. Ik weet dat wij vanuit IenW in elk geval, ook mijn collega Harbers, vanuit watermanagement heel nadrukkelijk aan het kijken zijn wat er allemaal mogelijk is om aanvullende stappen te nemen. Minister Harbers heeft ook veel contact met collega's in bijvoorbeeld België, in de industriegebieden daar, omdat daar nog weleens behoorlijk wat rotzooi in het water terechtkomt, die dan vervolgens naar Nederland komt. Daar wordt nu strenger gehandhaafd, dus het heeft best wel effect.

Voorzitter. Nog een laatste reactie, op de vraag van de heer De Groot over de uitbreiding van de gebieden. Oppervlaktewater beschermen kan nu al op basis van de Waterwet en het Activiteitenbesluit. Zoals ik aangaf in mijn eerste termijn, gaat het zo substantieel uitbreiden als wordt voorgesteld te ver op dit moment. Het behoort namelijk tot de bevoegdheid van de minister van LNV, want het gaat in hoofdzaak over het gebruik binnen de landbouw. Dat valt buiten mijn portefeuille.

Voorzitter. Volgens mij heb ik dan iedereen beantwoord.

De voorzitter:

Ik kijk nog rond voor een laatste check. Ik concludeer dat dat het geval is. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de behandeling van de Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Ik dank de mensen thuis, de mensen hier in de zaal, de Kamerleden en natuurlijk de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering tot 13.50 uur.

De vergadering wordt van 12.47 uur tot 13.50 uur geschorst.

Naar boven