9 Caribische openbare lichamen en een kiescollege voor de Eerste Kamer

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor Caribische openbare lichamen en het regelen van een kiescollege voor de Eerste Kamer ( 34702 ).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom. 

De spreektijden zijn vier minuten. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Met uw goedvinden zou ik eerst twee zinnen aan orkaan Irma willen wijden, want de mensen in Caribisch Nederland zijn op dit moment meer daarmee bezig. Ik wil de regering via deze minister bedanken voor de extra inzet die die kant opgestuurd is. De vorige orkaan in 1995 heeft slachtoffers, ook dodelijke slachtoffers, en heel veel materiële schade veroorzaakt. Hoe in Caribisch Nederland verkiezingen voor de Eerste Kamer zullen verlopen, is misschien niet helemaal top of mind voor de mensen die nu op de eilanden zijn. 

Tijdens het terugkijken bij de voorbereiding ontdekte ik dat de maidenspeech van de heer Segers over dit onderwerp ging. Ik ben dus heel benieuwd naar de inbreng van de ChristenUnie bij dit debat. Ik ben benieuwd of die er is en waar die uit zal bestaan. Voordat ik verder over de Grondwet zal spreken, is mijn eerste vraag aan de minister of hij ons een update kan geven van de uitvoering van de motie-Ganzevoort c.s. waarin wordt gevraagd om een sociaal minimum vast te stellen voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Wat mij in mijn e-mail bereikt heeft — dat zal voor de collega's niet anders zijn — is aanhoudende zorg rond adequate voorzieningen en de vraag: een bestaansminimum, wat is dat nou en hoe regelen we dat op de eilanden? 

Wat nu aan de orde is, is de tweede lezing van een voorstel om een grondwettelijke basis te creëren voor Caribische openbare lichamen en voor getrapte vertegenwoordiging van de inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Uiteraard vind ik het van groot belang — ik neem aan dat alle partijen hier dat ook vinden — dat de democratische rechten van iedereen in dit Koninkrijk op een gelijkwaardige wijze geregeld zijn. Dat is ingewikkeld. Daar is veel over gedebatteerd. De gekozen oplossing is wat mijn partij betreft een te steunen optie. Die hebben wij ook in de eerste lezing gesteund. Dat zullen we ook bij deze doen. Maar wij hebben er wel vragen over. 

De bedoeling was dat met 10-10-10 de rust in het Koninkrijksverband teruggebracht moest worden en dat tegemoet moest worden gekomen aan de uitgesproken wensen van de bevolking van de voormalige Nederlandse Antillen. Het resulteerde erin — dat weten wij allemaal — dat een aantal van de eilanden verregaande autonomie kregen en dat een aantal, bij gebrek aan duidelijke mogelijkheden, bijzonder openbaar lichaam werden. En dat was niet verankerd. De verwachtingen op de eilanden waren dat er daardoor duidelijkheid zou komen over de vraag: welke wetgeving komt wanneer onze kant op; gaan onze standaarden qua bestaanszekerheid omhoog? Dat heb ik uit gesprekken en uit e-mails geconcludeerd, want in die tijd was ik zeker geen woordvoerder op dit gebied. Ik moet helaas constateren dat er tot op de dag van vandaag nog geen helderheid is over een tijdspad, waarbij het gaat om de vraag welke wetgeving wanneer komt. Wellicht zou deze minister daar vandaag ook iets over kunnen zeggen. 

Wat is een adequaat voorzieningenniveau? De verwachting was dat dat er zou komen. Iedereen begrijpt dat je dat niet van de ene dag op de andere krijgt. Maar we zitten nu in de buurt van "zeven jaar na". Het is bijna 10-10-17. Dan zou je toch verwachten dat er op meer gebieden meer vorderingen gemaakt zouden zijn dan er werkelijk gemaakt zijn? Een aantal van de mensen die hier nu als woordvoerder aanwezig zijn, zijn er geweest. Sommige mensen zijn er heel erg vaak geweest. Er is voortgang op sommige gebieden, maar toch niet ... Als je bijvoorbeeld kijkt naar de evaluatie die de commissie-Spies heeft uitgevoerd, zie je dat die aanbevelingen er zijn. Er is dus eigenlijk twee keer een teleurstelling: eerst is er teleurstelling over de verwachtingen rond 10-10-10 en vervolgens is er teleurstelling over wat er is gebeurd met de aanbevelingen naar aanleiding van de evaluatie van Spies. 

Dus kort en goed: mijn beeld is dat de verwachtingen die de bewoners van Caribisch Nederland koesterden, niet zijn waargemaakt. De BES-eilanden leefden in de veronderstelling dat op basis van een zekere gelijkwaardigheid invulling gegeven zou worden aan de staatkundige verhoudingen en dat er vooral een aanzienlijke verbetering van de levensomstandigheden op de eilanden zou worden gerealiseerd. Ik ben benieuwd of de minister dat met mij eens is. 

GroenLinks vindt dat het nu de hoogste tijd is om de bewoners en de bestuurders van Caribisch Nederland te laten weten waar ze precies aan toe zijn, waar ze op kunnen rekenen en in welk tempo invulling wordt gegeven aan een aanvaardbaar voorzieningenniveau. Het moet duidelijk zijn wanneer op basis van de Grondwet iedereen in het Koninkrijk hetzelfde wordt behandeld. Ook moet duidelijk zijn aan de hand van welke criteria gedifferentieerd kan worden. 

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan de heer Koopmans. Ik zei dat de spreektijden vier minuten waren, maar dat is per fractie verschillend. Het is wetgeving en de woordvoerders hebben ingevuld hoeveel tijd zij nodig denken te hebben. 

De heer Koopmans (VVD):

Voorzitter. Evenals mevrouw Van Tongeren wil ik eerst namens mijn fractie medeleven uitspreken met alle mensen op Sint-Maarten, Sint-Eustatius en Saba die nu te maken hebben met de enorme kracht van de grote orkaan Irma. Wij denken nu allemaal aan hen. Het is goed om te weten dat de regering haar uiterste best doet om alle hulp te bieden die nodig is. 

Dan het wetsvoorstel. De VVD is voorstander van een gemenebest van Nederland en de Caribische eilanden op basis van eigen verantwoordelijkheid. Zolang wij dat niet hebben, moeten de zaken ook goed geregeld zijn. Dat geldt zowel voor de grondwettelijke status van het politieke bestel van de eilanden als voor het kiesrecht voor de Eerste Kamer. De VVD steunt dan ook het wetsvoorstel om in de Grondwet plaats te maken voor territoriale openbare lichamen. 

Het gevoelige punt vandaag is het kiesrecht voor de Eerste Kamer. Niet-Nederlanders hebben momenteel stemrecht voor de eilandsraden. Deze eilandsraden kunnen daarom niet meedoen aan de verkiezingen voor de Eerste Kamer. Niet-Nederlanders kunnen geen kiesrecht hebben voor de senaat. Daarom is het nodig dat er op de eilanden een apart kiescollege komt voor de verkiezingen voor de Eerste Kamer. 

Het voorliggende wetsvoorstel maakt dat ook mogelijk. De VVD wil voorkomen dat dit leidt tot meer verkiezingen, meer bureaucratie en meer kostenverspilling. Wij pleiten dan ook voor een zo efficiënt mogelijke oplossing, zoals het creëren van een kiescollege zonder aparte verkiezingen en zonder aparte functionarissen. Dit is maar een suggestie, een idee. Er moet bijvoorbeeld bekeken worden of bij de verkiezingen voor de eilandsraden onderscheid gemaakt kan worden tussen de stembiljetten van Nederlanders en die van niet-Nederlanders. Dan zou je de stembiljetten van de Nederlanders kunnen tellen voor de samenstelling van het kiescollege dat dan weer de Eerste Kamer samenstelt. 

Dit brengt mij tot mijn vraag. Ik heb er maar één. Wil de regering er bij het opstellen van de uitvoeringswet voor zorgen dat er een zo efficiënt mogelijke oplossing wordt gevonden? Kan zij daarbij voortbouwen op onze suggestie om bij de telling van de eilandsraadstemmen onderscheid te maken tussen Nederlandse en niet-Nederlandse stemmen? 

Tot slot. De VVD wil graag dat de zaken goed geregeld zijn. Daarom zijn wij voor de grondwetswijziging en daarom zijn wij ook voor een apart kiescollege. Niet-Nederlanders mogen nu eenmaal geen invloed hebben op de samenstelling van de Staten-Generaal. Het kiescollege moet echter wel efficiënt worden ingericht en er mag geen extra bureaucratie worden opgetuigd. 

Ik sluit af. Sterkte voor alle mensen die nu op de eilanden zijn. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben nogal verbaasd over het voorstel van de VVD om onderscheid te maken tussen stembiljetten voor Nederlanders en voor niet-Nederlanders. Je krijgt dan een persoonlijk stembiljet met je naam erop dat je moet inleveren, waardoor herleidbaar is hoe jij gestemd hebt. Volgens mij staan er nogal wat waarborgen in onze verschillende wetten om dat juist niet te doen. 

De heer Koopmans (VVD):

Onderscheid maken tussen stembiljetten naar nationaliteit is niet hetzelfde als onderscheid maken tussen stembiljetten van individuen. Wij zeggen nu dat het een mogelijkheid is om dit efficiënt aan te pakken. We vragen de minister om te onderzoeken hoe dit zou kunnen werken. Ik neem aan dat mevrouw Van Tongeren het ermee eens is dat we iets efficiënts moeten hebben en dat we de mensen niet moeten belasten met nog veel meer verkiezingen en nog meer bureaucratie. We willen iets efficiënts en vragen de minister om te bekijken of deze suggestie zou kunnen werken en of er misschien nog betere ideeën zijn. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Is de VVD voornemens om dat ook in Nederland te doen? Ook bij onze gemeenteraadsverkiezingen hebben we Nederlanders en niet-Nederlanders. Misschien wil de VVD zelfs de PVV helpen door onderscheid te maken tussen mensen met een Turkse afkomst en met een Marokkaanse afkomst en dat op het stembiljet vast te leggen. Dat druist toch in tegen de anonimiteit van het stemrecht? Je kunt dan toch niet registreren waar iemand vandaan komt? Ik ga ervan uit dat de VVD dat met mij eens is. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter, mag ik een persoonlijk feit maken? 

De voorzitter:

Een persoonlijk feit. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Er wordt gesuggereerd dat mijn partij bij verkiezingen onderscheid zou willen maken tussen Turkse mensen en niet-Turkse mensen. Dat is absoluut apekool. Het gaat vandaag over de Antillen. Haal er niet van alles bij wat niet aan de orde is en wat totaal onwaar is, mevrouw Van Tongeren. Op de eerste dag van het parlementaire jaar dit soort apekool! 

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, hebt u ook een persoonlijk feit? 

De heer Van Raak (SP):

Niet persoonlijk. Ik wil wel opmerken dat ik het ongepast vind dat als een vertegenwoordiger van de VVD vraagt of er een praktische oplossing kan worden gevonden, vanuit de fractie van GroenLinks de suggestie wordt gewekt dat daar allerlei dubieuze bedoelingen achter zouden zitten. Ik vind dat niet passen bij dit debat. 

De heer Koopmans (VVD):

Het principe moge duidelijk zijn: niet-Nederlanders horen niet te stemmen voor de Eerste Kamer of de Tweede Kamer. Ook mevrouw Van Tongeren zal het daarmee eens zijn. Dat principe staat voorop. We moeten bekijken hoe we dat kunnen doen, als er straks eilandsraden zijn waarin niet-Nederlanders zitten die het recht hebben om te stemmen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de verkiezingen voor de Eerste Kamer, die op de een of andere manier verbonden zouden kunnen zijn aan die eilandsraden, niet de gelegenheid bieden aan niet-Nederlanders om toch invloed te hebben op de Eerste Kamer? Ik ben ervan overtuigd dat mevrouw Van Tongeren het met mij eens is dat we dat moeten voorkomen. Je kunt dat voorkomen door aparte verkiezingen te organiseren. Misschien kun je het voorkomen door te zeggen dat sommige stembiljetten voor mensen zijn die ook voor de Eerste Kamer mogen meetellen en sommige stembiljetten niet. Het is een praktische suggestie. Natuurlijk werp ik iedere suggestie ver van mij dat wij hier onderscheid willen maken naar individuen of bevolkingsgroepen. Dat willen wij helemaal niet en dat heb ik ook niet gezegd. Laat dat heel duidelijk zijn. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Krol namens 50PLUS. 

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. De fractie van 50PLUS steunt deze verandering van de Grondwet van harte. Met deze wijziging krijgen de BES-eilanden een plek in onze Grondwet. Mag ik namens 50PLUS een warm constitutioneel welkom uitspreken aan Bonaire, Sint-Eustatius en Saba? 

Er worden belangrijke rechten vastgelegd voor de openbare lichamen, zoals het recht op openbaar onderwijs en het recht, waar weliswaar niet iedereen daar op zit te wachten en wakker van zal liggen, om de Eerste Kamer te kiezen op vergelijkbare wijze als Nederlanders woonachtig in het Europese deel van Nederland. Wij pleiten voor snelle invoering, zodat de eilanden tijdig voorbereidingen kunnen treffen, voorafgaand aan de Eerste Kamerverkiezingen in 2019. 

Het is goed dat de BES-eilanden nu een grondwettelijke basis krijgen, maar we zijn er natuurlijk nog niet. Er heerst groeiende onvrede op de eilanden. In ons verkiezingsprogramma staat dat die onvrede nu eindelijk serieus moet worden genomen. Het gaat om het bestrijden van armoede, onder meer door de AOW en de AOV op een aanvaardbaar niveau te brengen. Er moet werk worden gemaakt van het bestrijden van criminaliteit en corruptie. En het voorzieningenniveau van de eilanden moet op een niveau worden gebracht dat recht doet aan de verwachtingen én aan de toezeggingen die zeven jaar geleden zijn gedaan. De fractie van 50PLUS zal ook het nieuwe kabinet op deze problematiek aanspreken en aandringen op daadwerkelijke oplossingen. 

Ten slotte sluit ook ik mij aan bij de eerdere sprekers Van Tongeren en Koopmans en wil ik de inwoners van Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten heel, heel veel sterkte wensen. De orkaan Irma is inmiddels opgeschaald naar categorie vijf. Ik spreek de hoop uit dat iedereen veilig zal zijn en dat de schade beperkt zal blijven. 

Dank u zeer. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Engelshoven namens D66. 

Mevrouw Van Engelshoven (D66):

Dank u wel, voorzitter. Vandaag behandelen we de tweede lezing van een grondwetswijziging. Maar ook ik zou graag beginnen met de actualiteit op de Bovenwindse Eilanden en alle mensen daar heel veel sterkte wensen bij het weerstand bieden, het hoofd bieden aan orkaan Irma. Laten we hopen dat het in ieder geval voor hen persoonlijk allemaal meevalt. Ik dank ook de regering voor de extra hulp die daar geboden is. 

Sinds de staatkundige aanpassing van 10-10-10 bestaat Nederland uit een Europees en een Caribisch deel. Het Caribisch deel, dat bestaat uit Saba, Bonaire en Sint-Eustatius, is echter nog niet volledig verankerd. Met de voorliggende wijziging wordt hier verandering in gebracht en krijgen de eilanden een constitutionele basis in onze Grondwet. Dat is goed. 

Maar bij de inwoners van de eilanden bestaat veel onzekerheid over de differentiatiebepaling die ook in de Grondwet wordt opgenomen. In de wettekst komt te staan: "Voor deze openbare lichamen kunnen regels worden gesteld en andere specifieke maatregelen worden getroffen met het oog op bijzondere omstandigheden waardoor deze openbare lichamen zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland." Ik zou in de eerste plaats nogmaals de bevestiging willen van de minister dat de opname van dit differentiatiebeginsel op geen enkele manier afbreuk doet aan artikel 1 van de Grondwet, waarin de principes van gelijkheid zijn verankerd. In de tweede plaats wil ik een bevestiging dat deze bepaling niets verandert aan artikel 1 van het Statuut, waarin een meer afgekaderde differentiatiegrond staat. Daaraan mag niets af worden gedaan. 

Natuurlijk is er in de regelgeving maatwerk voor Caribisch Nederland nodig. Om maar een voorbeeld te geven: onze regelgeving over concurrentie tussen energieaanbieders is niet toe te passen op een eiland waar slechts één energiebedrijf een monopolie heeft. Maar het is wel cruciaal dat er meer helderheid komt over de criteria die worden gehanteerd om te bepalen wanneer regelgeving wel en wanneer regelgeving niet op Caribisch Nederland van toepassing wordt verklaard. Dus op basis waarvan wordt deze afweging per geval gemaakt? Die noodzaak tot helderheid geldt niet alleen voor nieuwe wetgeving, maar ook voor de oude wetten die Caribisch Nederland nog van voor 10-10-10 heeft geërfd. Welke wetten worden wel en welke worden niet gemoderniseerd, met welk tijdpad, en hoe ziet het eindbeeld eruit? 

D66 vindt het ook van belang dat het niet ad hoc, per ministerie, gebeurt, maar dat hierover eenduidigheid is, over alle ministeries heen. Want waarom wordt bijvoorbeeld de Wet onderwijs BES wel altijd aangepast aan de nieuwe onderwijsregelgeving en gebeurt dat niet bij sociale zaken? De evaluatie in het rapport-Spies heeft laten zien dat sommige ministeries zeer actief zijn geweest op Caribisch Nederland en dat Sociale Zaken veel bij het oude heeft gelaten. Sommige eilandbewoners heeft dit een gevoel van willekeur bezorgd. Dat kan toch niet de bedoeling zijn! 

Het is logisch en onvermijdelijk dat er legislatieve terughoudendheid wordt betracht en dat we niet in korte tijd een enorme stormvloed aan nieuwe en aangepaste regelgeving over de eilanden uitstorten. Maar nu, zeven jaar na de nieuwe staatkundige verhoudingen, moeten inwoners van de eilanden meer duidelijkheid krijgen over de toekomst van de regelgeving en de daaraan gerelateerde voorzieningen. Is de minister het daarmee eens? Op welke manier kan daarvoor worden gezorgd? 

Tijdens de eerste lezing van deze grondwetswijziging was het kiesrecht voor de Eerste Kamer een van de hete hangijzers. Omdat Caribisch Nederland niet onder een provincie valt, was het problematisch om het kiesrecht van de eilanders voor de Eerste Kamer goed te waarborgen. Er ontstond een dilemma. Ook mensen zonder een Nederlands paspoort maar wel woonachtig op de eilanden hebben stemrecht voor de eilandsraad, net als in Europees Nederland bij de gemeenteraad. Als de eilandsraden in plaats van de Provinciale Staten het getrapte stemrecht voor de Eerste Kamer zouden krijgen, dan zouden mensen zonder de Nederlandse nationaliteit invloed krijgen op de samenstelling van de Eerste Kamer. Dat wilden we niet. Maar als mensen zonder een Nederlands paspoort niet meer zouden mogen stemmen voor de eilandsraad, dan ontneem je veel mensen de mogelijkheid om mee te beslissen over de eigen directe leefomgeving. Dat wil je ook niet. Ik ben blij dat er uiteindelijk door de inzet van heel veel mensen — ik bedank in het bijzonder mijn eigen Eerste Kamerfractie — met het kiescollege toch een werkbare oplossing is gekomen waarmee recht wordt gedaan aan beide principes. Ik dank de minister van harte daarvoor. 

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik sta hier met gemengde gevoelens. De mensen op Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten verkeren op dit moment in grote angst. We weten nog niet precies wanneer de orkaan de eilanden bereikt — dat zal over enkele uren gebeuren, vannacht Nederlandse tijd — maar de voortekenen zijn bijzonder slecht en herinneren aan vreselijke orkanen in het verleden. Ik dank de minister voor de toegezegde steun aan de eilanden. Ik neem aan dat zijn ministerie en ook de andere ministeries de zaak in de gaten houden en zo snel als mogelijk hulp gaan bieden. Misschien kan de minister straks in zijn termijn, als de voorzitter dat toestaat, ook iets vertellen over de maatregelen die hij heeft genomen. 

Op 10 oktober 2010 werden Saba, Sint-Eustatius en Bonaire onderdeel van Nederland. Ik ben volgens mij nog de enige hier die dat debat heeft meegemaakt. Ik weet ook dat de verwachtingen hier in de politiek, in de Kamer, destijds heel hoog werden opgestapeld. Dat heeft er, denk ik, mede toe geleid dat er nu zo veel teleurstelling is. Voor heel veel mensen op de eilanden is de situatie niet beter, maar ronduit slechter geworden. Dat heeft er niet mee te maken dat we zo weinig investeren. Het heeft wel te maken met de situatie waarin we verkeren. Het heeft ermee te maken dat drie prachtige Caribische eilanden, kleine eilanden qua bevolking, vanuit zo'n tien ministeries in Den Haag moeten worden bestuurd. Dat kan eigenlijk niet. We weten ook dat dit niet kan. Ik denk dat het voor de toekomst, ook voor een nieuwe regering, heel belangrijk wordt om te proberen dat toch te laten werken en om ervoor te zorgen dat de eilanden zo veel mogelijk zelf kunnen doen. Waar dat niet kan, moet Nederland, of Europees Nederland het doen. Er moeten ook heel heldere afspraken worden gemaakt over de wijze waarop wij een verantwoordelijkheid, als daar sprake van is, kunnen waarmaken. 

Samen met collega Remkes van de VVD heeft de SP destijds bij de behandeling nadrukkelijk aandacht gevraagd voor een probleem dat hier vandaag ook op tafel ligt, namelijk de verkiezing van de Eerste Kamer. Als je zo'n raar, toch opmerkelijk staatsrechtelijk construct maakt, krijg je ook opmerkelijke, rare staatsrechtelijke problemen. De leden van de Provinciale Staten kiezen de Eerste Kamer, maar Saba, Sint-Eustatius en Bonaire zijn geen onderdeel van een provincie. Daar is wat voor te zeggen, maar wie kiest dan namens hen de leden van de Eerste Kamer? Er werd gedacht: dat kunnen de eilandsraadsleden, de raadsleden van de eilanden, dan doen. Maar — het is vandaag al een paar keer opgemerkt — aan die lokale verkiezingen doen, zoals overal in Nederland, ook niet-Nederlanders mee. Het kan nu eenmaal niet zo zijn dat niet-Nederlanders invloed hebben op de samenstelling van de Staten-Generaal en de Eerste Kamer. Wat doe je dan? Zeg je dan dat niet-Nederlanders op de eilanden niet meer mogen meestemmen? Nee, want dat willen de mensen op de eilanden absoluut niet. Zeg je dan dat de mensen op de eilanden niet meer indirect mogen meestemmen bij de Eerste Kamer? Dat kan eigenlijk ook niet. 

Het is een beetje een krankzinnige situatie. We hebben met z'n allen ook een beetje een krankzinnige oplossing bedacht: hun kiescollege. Maar ik ben er wel van overtuigd dat dat de enige oplossing is. De invloed van dit kiescollege op de samenstelling van de Eerste Kamer zal bijzonder, bijzonder, bijzonder klein zijn, omdat er nu eenmaal heel weinig mensen wonen op Saba, Sint-Eustatius en Bonaire. In veel opzichten is het dus een theoretische kwestie. Daarom ben ik het eens met de woordvoerder van de VVD: we moeten dit zo praktisch mogelijk proberen op te lossen. Je zou kunnen zeggen dat een kiescollege van de drie eilanden samen wat groter is, maar ook dan is de invloed op de samenstelling van de Eerste Kamer er een van achter de komma. Ik ben er daarom erg voor een kiescollege te maken voor Saba, Sint-Eustatius en Bonaire apart. Ik ben er niet voor om daar aparte verkiezingen voor te houden, ook als ik zie hoeveel belangstelling er op de eilanden is voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer. Dat worden toch een beetje rare verkiezingen. 

Ik vraag daarom aan de minister om na te denken over de vraag hoe we dat zo praktisch mogelijk kunnen oplossen, hoe we dat kunnen doen op een respectvolle wijze en het liefst zonder aparte verkiezingen. Wellicht kan er in het telproces al een onderscheid worden gemaakt tussen de samenstelling van de eilandsraad en het kiescollege. We lopen al wat vooruit op de invulling van de wet, maar ik vind dat we vandaag ook moeten horen wat voor mensen in dat aparte kiescollege komen. Zijn dat eilandsraadsleden of juist niet? Zo ja, zijn dat misschien eilandsraadsleden die niet-Nederlander zijn? Hoe ziet de minister dat voor zich? Ik stel mij voor dat iemand die lid is van dat kiescollege toch ook denkt: we gaan een stem uitbrengen, maar die stem telt voor nul komma nog wat mee. Kunnen we dit keer misschien ook wat beter aan verwachtingenmanagement doen, waarbij we laten weten aan die mensen dat wat zij doen heel belangrijk is en dat dit wel moet gebeuren, maar dat het ook weer niet zó invloedrijk is? 

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Voorzitter. De collega's hebben het al gememoreerd: de mensen op de Bovenwindse Eilanden worden op dit moment bedreigd door een orkaan die is ingedeeld in de zwaarste categorie. We houden ons hart vast. Ook wij willen graag onze erkentelijkheid aan de minister uitspreken voor de hulp die hij heeft aangeboden. We vertrouwen erop dat hij die strak zal bewaken en zo nodig daar ook nog meer aan zal doen. 

De CDA-fractie onderschrijft de wens van de regering om de staatkundige positie van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba als openbaar lichaam een grondwettelijke basis te geven. Wat dat betreft is er over het voorliggende wetsvoorstel geen discussie. Dat staat los van de vragen over de invulling van de positie van de eilanden als openbaar lichaam. Ook het kiesrecht van de inwoners van de BES-eilanden voor de Eerste Kamer moet in de Grondwet geregeld worden. Kan de minister toezeggen dat dit nog voor de Eerste Kamerverkiezingen van 2019 geregeld zal zijn? Wat moet daarvoor nog gebeuren? 

Het staat voor ons buiten kijf dat de mogelijkheid moet blijven bestaan om voor de BES-eilanden regels te stellen die afwijken van de regels in het Europese deel van Nederland. Die mogelijkheid schept het voorgestelde vierde lid van artikel 132a. De vraag is wanneer er sprake is van gerechtvaardigde verschillen en wanneer van willekeur. In het Statuut wordt uitdrukkelijk verwezen naar factoren die de eilanden wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland, zoals de economische en sociale omstandigheden, de grote afstand tot het Europese deel van Nederland, het insulaire karakter, de kleine oppervlakte, de bevolkingsomvang, geografische omstandigheden, het klimaat en andere factoren. Op de eilanden wordt echter de mogelijkheid om verschil te maken nog te vaak als willekeur ervaren. De verwachtingen van de mensen op de eilanden waren in 2010 hooggespannen, maar de resultaten zijn achtergebleven. 

De commissie-Spies constateert dat de eilanden niet zelden willekeur ervaren als het gaat om de vraag hoe vanuit Europees Nederland wordt omgegaan met het toepassen van het gelijkheidsbeginsel. De motivering van de keuze in wetgeving voor of juist tegen differentiatie ten opzichte van Europees Nederland en tussen de eilanden was zeker in het begin wisselend en deze is ook vaak gebrekkig geweest. De rijksoverheid heeft volgens de commissie-Spies geen uniforme benadering en evenmin een toereikende regie op dit punt. 

In de nota naar aanleiding van het verslag wijst de minister terecht op de bescherming van antidiscriminatie, zoals deze is verankerd in artikel 1 van de Grondwet. Artikel 1 geldt op de BES-eilanden evenzeer als in het Europees deel van Nederland. Wat is er sinds de bevindingen van de commissie-Spies veranderd in de toepassing van het gelijkheidsbeginsel? Hoe staat het met het vertrouwen in Nederland op de BES-eilanden? Welk doel stelt de regering zichzelf om dit vertrouwen daar te herstellen? 

De voorzitter:

Hiermee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik begrijp dat de minister direct kan antwoorden. Het woord is aan de minister. 

Minister Plasterk:

Mevrouw de voorzitter. Allereerst dank ik de leden van de Kamer voor de grote steun die zij hebben betuigd voor de maatregelen die zijn genomen met het oog op de orkaan die eraan komt. In het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden — we praten hier vaak over allerlei formele stukken — staat in artikel 36: "De landen verlenen elkander hulp en bijstand." Dit is typisch een moment waarop je er voor elkander moet zijn en ik ben blij dat daar brede steun voor is. Zeker na de ramp van 1995, waarbij mensen zijn omgekomen, zijn veel langetermijnmaatregelen genomen in de bouw, bijvoorbeeld met leidingen onder de grond. Dat moet de situatie al een behoorlijk eind veiliger hebben gemaakt, maar daarnaast zijn er natuurlijk ook op korte termijn allerlei maatregelen genomen. Dankzij alle satellietbeelden weten we inmiddels al van tevoren dat iets dergelijks eraan komt. De Kamerleden hebben misschien de beelden gezien van het dichttimmeren van onveilige plekken, het naar veilige panden evacueren van mensen die te dicht bij de vloedlijn wonen et cetera. Bovendien zijn bijna 100 militairen vanuit de Benedenwindse Eilanden naar de Bovenwindse Eilanden gegaan om daar, als zich een noodsituatie voordoet, bijstand te kunnen verlenen. Er stomen schepen van de marine op. Ook nadien zullen we, als er reden is om hulp te verlenen, dat op allerlei manieren doen. 

Gisteren heb ik uitgebreid hierover gesproken met de minister-president van Sint-Maarten, die de ernst van de situatie zeer zeker inziet. Dat laatste klinkt misschien een beetje gek, maar de landen liggen natuurlijk in een orkaangebied. Op zich zegt men dus: het is het orkaanseizoen, maar we weten dat wat er nu aan komt, een zeer ernstige orkaan is. Het blijft ook nog tot het laatst spannend of de orkaan er net langs schampt of er vol overheen gaat. In die zin houden we ons hart inderdaad vast. We houden elkaar vast en we zullen elkaar steunen. 

Ik ga nu over tot het onderwerp van vandaag, de tweede lezing van een grondwetswijziging die ertoe strekt om de openbare lichamen in de Grondwet op te nemen. Misschien is het goed om de achtergrond hiervan helemaal terug te halen. Die openbare lichamen waren tot dusver verankerd in artikel 134 van de Grondwet. Dat was destijds bijvoorbeeld bedoeld voor de Noordoostpolder, dus voor een provincie die er nog niet was. Het was dus bedoeld als een tijdelijk arrangement, maar door de openbare lichamen nu volledig in de Grondwet op te nemen, zorgen we er ook voor dat de dingen die vanzelfsprekend zijn voor grondwettelijk gewaarborgde bestuurslagen, zoals rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiging, autonomie en medebewind, ook voor deze openbare lichamen vanzelf spreken. 

Ook het stemrecht voor de Eerste Kamer wordt geregeld. De heer Van Raak heeft er gelijk in dat dit materieel natuurlijk niet heel veel zetels zal opleveren, maar het gaat natuurlijk om een principe. Dat principe is diep geworteld: elk volk heeft het recht om stemmen uit te brengen voor het eigen parlement. Terugkijkend is het misschien zelfs gek dat dit niet eerder is gebeurd. Daar is deze grondwetswijziging voor nodig. 

Ik geef ook meteen antwoord op de vraag van mevrouw Van den Berg: ja, als dit vandaag hier wordt aangenomen en als de Eerste Kamer dit aanneemt, is het stemrecht tijdig voor de volgende verkiezing van de Eerste Kamer gerealiseerd voor de Nederlandse burgers in Caribisch Nederland. 

De heer Van Raak (SP):

Vooral op Statia en Bonaire is er wel wat onrust over wat we hier vandaag doen, omdat bij sommige mensen het idee bestaat dat de status die zij nu hebben als onderdeel van Nederland, in de Grondwet wordt vastgelegd en daarmee niet meer te veranderen zou zijn. Kan de minister bevestigen dat de bevolking van Statia, de bevolking van Bonaire of de bevolking van Saba volgende week of volgend jaar het besluit kan nemen dat zij geen onderdeel wil zijn van het Nederlandse staatsbestel en dat daar niet opnieuw een grondwetswijziging voor nodig is? 

Minister Plasterk:

Dat kan ik bevestigen. We regelen nu de positie van de openbare lichamen binnen ons staatsbestel. Dat laat natuurlijk onverlet dat iedere voormalige kolonie, ook volgens het internationale volkenrecht, altijd het recht heeft om naar een losser verband binnen het Koninkrijk of zelfs buiten het Koninkrijk, zoals Suriname heeft gedaan, zich te ontwikkelen. Of dat verstandig en wenselijk is, is vers twee. Er moet hoe dan ook een uitdrukkelijke wilsbeschikking van het volk van zo'n voormalige kolonie aan ten grondslag liggen. Het raakt echter niet aan wat hier vandaag in de Grondwet wordt vastgelegd. Heel praktisch: als men op Statia, waar deze discussie met name speelt, zou zeggen helemaal geen openbaar lichaam meer te willen zijn, dan is dat een andere discussie dan deze discussie. Dit verankert gewoon de positie van openbare lichamen in de Grondwet. Dat laat natuurlijk onverlet dat er een heel traject zou kunnen ontstaan — nogmaals: ik acht dat niet verstandig en wenselijk — om te zeggen: die positie wensen wij niet, want wij willen de positie van een autonoom land of wij willen helemaal uit het Koninkrijk. Dat zijn aparte debatten. Het korte antwoord is dus: ja. 

De grondwetswijziging heeft hier in eerste lezing, voordat er een novelle kwam, ook voorgelegen. Toen was er brede steun voor het voorstel dat de eilandsraad dan het college wordt, dat dan net als de Provinciale Staten een stem kan uitbrengen voor de Eerste Kamer, natuurlijk gewogen naar het aantal achterliggende burgers. Dat brengt dan met zich mee dat, ook al gaat het maar om een paar honderd gevallen, die paar honderd mensen met een Colombiaans of een ander paspoort, die op Bonaire overigens maar één keer hun stem hebben uitgebracht — het is in die regio niet gebruikelijk om als buitenlander voor het lokale bestuur te kunnen stemmen — hun stemrecht weer verliezen. Nou, we hebben niet voor niets een chambre de réflexion. De Eerste Kamer heeft gezegd: we zouden u toch nog willen vragen om het te heroverwegen, want wij vinden het waardevol dat de buitenlanders stemrecht hebben voor het lokale bestuur, als Nederland hechten we daaraan, ook als dat aan de andere kant van de oceaan wellicht niet tot de lokale gebruiken behoort. Dat is nu gebeurd. Dat leidt er inderdaad toe dat we nu parallel twee verkiezingen zullen hebben. Voor de praktische uitwerking komt er nog een apart wetsvoorstel naar de Kamer. Dat zal er snel komen. Het zal, zo zeg in antwoord op de heer Koopmans en anderen, een praktische invulling geven. Laat ik in ieder geval zeggen dat het moet leiden tot gelijktijdige verkiezingen voor de eilandsraad en het kiescollege, zodat mensen maar één keer naar de stembus hoeven. Ik geloof dat de heer Van Raak daar ook al op doelde. Het is verleidelijk om hier verder op door te gaan, maar ik denk dat dat niet helemaal juist zou zijn. Het moet ook nog aan de orde komen in het kabinet. Het komt dus zo snel mogelijk naar de Kamer. Het zal inderdaad op een praktische manier moeten gebeuren. 

Dit was wat ik in algemene zin had te zeggen over de grondwetswijziging die voorligt. Ik kom zo nog nader terug op de specifieke vragen, met name op een aantal vragen over de differentiatiebepaling. Maar dit in algemene zin over de tweede lezing van het grondwetsvoorstel. Het is een tweede lezing en we gaan het hier ook niet meer amenderen. Het is fijn om te zien dat er brede steun is voor het voorstel — eigenlijk zou ik "genovelleerde voorstel" moeten zeggen, want in eerste lezing is het nog middels een novelle aangepast — dat nu in tweede lezing hier voorligt. 

Als u het goed vindt, voorzitter, ga ik nu over op de beantwoording van de specifieke vragen die zijn gesteld. Eerst ga ik in op een belangrijk punt, waarover geen misverstand moet bestaan: de differentiatiebepaling. Daarmee is er geen enkel nieuw feit. De differentiatiebepaling is niet nieuw; ze was al in het Statuut opgenomen. Materieel verandert er dus helemaal niets door de verplaatsing van de differentiatiebepaling naar de Grondwet. Ik kan ook niet genoeg benadrukken dat het gelijkheidsbeginsel van artikel 1 van de Grondwet in heel Nederland, dus ook in Caribisch Nederland, van toepassing is en blijft. Maar, zoals ook diverse sprekers is gezegd, we moeten ook erkennen dat er grote verschillen zijn tussen het Caribische deel en het Europese deel van Nederland. Die kunnen nopen tot andere regels. Dat is ook van meet af aan afgesproken. Daar kan geen misverstand over bestaan. 

Laat ik er nog iets aan toevoegen. De differentiatiebepaling staat nu in artikel 1, tweede lid van het Statuut en wordt opgenomen in de Grondwet, artikel 132a, vierde lid. Dat is ook conform de slotverklaring van 11 oktober 2006, waarin onder meer de bevolkingsomvang van de drie eilanden, de grote afstand tot het Europese deel van Nederland en het insulaire karakter werden genoemd als verschillen die onder omstandigheden zouden kunnen rechtvaardigen dat bijvoorbeeld wetten die in Europees Nederland gelden, niet van toepassing te laten zijn op het Caribische deel van Nederland. Dat moet uiteraard niet bij willekeur gebeuren. Voor elke wettelijke maatregel moet worden bezien of er sprake is van gelijke gevallen. In ongelijke gevallen kan er natuurlijk sowieso grond zijn voor een verschillende behandeling. In gelijke gevallen kan dat alleen maar als er een voldoende zwaarwegend legitiem doel is. Daarnaast moet er sprake zijn van een passend en noodzakelijk middel. Dat moet deugdelijk gemotiveerd worden. Omdat dit een wettelijke grondslag heeft, zal de Raad van State hierover altijd advies kunnen geven. Als een burger in Caribisch Nederland meent dat hij ten onrechte anders wordt behandeld dan een burger in Europees Nederland, dan kan hij vanzelfsprekend ook nog een beroep doen op de rechter. Maar als wetgever moeten we ervoor zorgen dat daar geen enkele aanleiding voor is. Dat wat betreft het punt van de differentiatiebepaling. Ik haal even adem. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Onze rechters mogen niet toetsen aan de Grondwet, dus hoe kan een individuele burger dan bij de Nederlandse rechter een beroep doen op een clausule in de Grondwet? 

Minister Plasterk:

We hebben de Commissie Gelijke Behandeling, die kan constateren dat er sprake is van een ongelijke behandeling. Dat kan vervolgens naar de rechter. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Uitspraken van de Commissie Gelijke Behandeling zijn niet bindend, dus dat is geen heel stevige verankering voor mensen om te weten of ze een gelijke behandeling krijgen of niet. Is de minister dat met mij eens? 

Minister Plasterk:

Ik proef een pleidooi voor een wijziging van artikel 120 van de Grondwet conform het voormalig initiatiefwetsvoorstel-Halsema om een constitutionele toets aan te brengen in de wet. Maar goed, daarover hebben we bij andere gelegenheden al met elkaar gesproken. Ik begrijp de verwijzing. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Minister Plasterk:

Dat brengt mij bij de aan mij gestelde vragen, die ik op volgorde van spreker zal behandelen. 

Mevrouw Van Tongeren stelde een vraag over de motie-Ganzevoort. Wanneer komt er duidelijkheid over het sociaal minimum op de eilanden? De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Kamer geïnformeerd over het vaststellen van een ijkpunt voor de bestaanszekerheid. De volgende stap is het uitvoeren van een daartoe strekkend onderzoek, waarvoor de onderzoeksopzet recentelijk met de openbare lichamen is afgestemd. Dat is de stand van zaken op dit punt. 

Mevrouw Van Tongeren en mevrouw Van Engelshoven vroegen wat er is gebeurd met de aanbevelingen van de commissie-Spies. Ik zal daar een kort antwoord op geven en er toch nog iets aan toevoegen, want dit punt werd door veel sprekers ingebracht. In reactie op de commissie-Spies heeft het kabinet erop gewezen dat terughoudendheid op zijn plaats is wat betreft wetgeving, rekening houdend met het absorptievermogen van de eilanden. Met de eilanden worden afspraken gemaakt over de invoering of de aanpassing van wetgeving. We geven prioriteit aan wetgeving die voorziet in de basisbehoefte van de eilanden of knelpunten wegneemt in de uitvoeringspraktijk van de eilanden, en die strekt tot het wegnemen van ongerechtvaardigde verschillen. Het advies van de commissie-Spies was niet om daar per wet een tijdpad en een einddatum aan te koppelen. Dat lijkt me ook niet praktisch, maar we voeren het advies van de commissie-Spies op dat punt wel uit. 

Als u het mij vergunt, wil ik toch enige inkleuring geven op het punt van de verwachtingen op Caribisch Nederland van wat er na 10-10-10 zou gebeuren. Mevrouw Van den Berg sprak daarover. Ik denk dat haar analyse juist is dat er heel hoge verwachtingen waren. Terugkijkend kun je zeggen dat die misschien wel te hoog waren. Als dat zo was, is dat niet goed gegaan. Ik ben net op alle zes de eilanden geweest en heb daar ook scholen bezocht. Als ik de situatie op Bonaire en de buurlanden Aruba en Curaçao naast elkaar leg, zijn eerlijk gezegd de scholen op Bonaire gewoon beter. Ze zitten in modernere gebouwen en zijn beter toegerust. Het niveau van veel voorzieningen is op Bonaire op zichzelf beter dan op de eilanden ernaast. Dat is ook wel logisch, want als je alles saldeert, dus wat er vanuit de rijksbegroting naartoe gaat en wat er door de inwoners aan belasting wordt afgedragen, gaat er per hoofd van de bevolking ongeveer €10.000 per jaar naar Caribisch Nederland. Ik heb die berekening weleens eerder genoemd. Op Curaçao en Aruba is die begrotingssteun verdwenen, dus daar gaat ook aanmerkelijk minder geld naartoe. Dat leidt er ook toe — dat is ook gesignaleerd door de evaluatiecommissie-Spies — dat er echt vooruitgang zichtbaar is op het gebied van onderwijs, zorg en een aantal andere terreinen. Maar dat is nog niet op alle terreinen zo. Dat geldt bijvoorbeeld voor de infrastructuur. Je kunt niet als bij toverslag opeens alle wegen verbeteren. Dat is een traject waar tijd voor nodig is. Er is overigens drie jaar geleden 9 miljoen beschikbaar gemaakt voor Bonaire. Het zit dus ook voor een deel in de uitvoering ter plekke en voor een deel in de lokale politiek. 

Wat betreft sociale zekerheid verwees ik net al naar de motie-Ganzevoort en de toezegging van de staatssecretaris van Sociale Zaken. Je hebt daar natuurlijk ook te maken met lokale omstandigheden. Het minimumloon is daar bijvoorbeeld lager. De levensstandaarden kun je niet ineens zomaar gelijktrekken zonder grote fricties te creëren. Dat zijn factoren die te zijner tijd uiteindelijk in de overweging betrokken moeten worden, ook als het bestaansminimum nader is gedefinieerd. Ik heb dat ook uitgebreid met de gedeputeerde van de eilandsraad op Bonaire besproken. Dan gaat het om de vraag hoe daar vervolgens in de praktijk uitvoering aan gegeven gaat worden. Je moet dan eigenlijk tegelijkertijd met de werkgevers gaan praten over het minimumloon, want anders krijg je heel rare verhoudingen. Dat is dus complexe materie. 

Alles bij elkaar pakkend wil ik de indruk weerspreken dat er niks verbeterd is voor mensen op Bonaire, Saba en Statia. Tegelijkertijd begrijp ik heel goed dat er nog een heleboel moet gebeuren en dat daar de komende jaren hard aan gewerkt moet worden. Ik begrijp ook dat daarvoor in de Kamer brede steun leeft. Het is natuurlijk voor een groot deel aan mijn opvolger om het stokje over te nemen. Ik zal nog een laatste kengetal noemen. Ik heb het weleens op een rijtje laten zetten, maar ik doe het nu uit mijn hoofd, dus hou me ten goede. Het budget op de rijksbegroting dat via verschillende ministeries naar Caribisch Nederland ging, is, meen ik, met meer dan 50% toegenomen sinds 10-10-10. Er is dus echt een hoop gebeurd in de afgelopen jaren op de diverse begrotingen. Dat is wat ik wilde zeggen over het adequate voorzieningenniveau, waarnaar verschillende leden hebben gevraagd. 

De heer Koopmans roerde een interessant punt aan, waarover ik eigenlijk nog niet had doorgedacht, alleen mag ik geen vragen terug stellen. Hij sprak over het pleidooi van de VVD voor een gemenebest. Ik heb dat altijd verstaan als een pleidooi om de vier landen in het Koninkrijk in een losser verband samen te brengen, namelijk niet meer in het huidige verband, maar in een gemenebestverband. Maar dat laat onverlet dat het land Nederland bestaat uit een Europees deel en drie Caribische delen. Als ik dat juist heb — anders hoor ik het graag in tweede termijn — zou dat strikt genomen voor Caribisch Nederland geen consequenties hebben, zelfs als je de lijn van de initiatiefnota van de VVD en de SP zou volgen. Dat is mijn reactie op dat pleidooi. 

De heer Koopmans (VVD):

Ik wil het best in de vorm van een vraag doen. Kan de minister het volgende beamen? Wij hebben gezegd dat wij het liefst een gemenebest als oplossing zien, maar dat is er nu niet. Daarom moeten we het nu praktisch aanpakken zoals het nu voorligt. Daarom zijn wij voor het voorstel. Kan de minister beamen dat ik dat heb gezegd? 

Minister Plasterk:

Dat laatste was niet aan mijn aandacht ontsnapt. Dank voor die steun. Ook dank voor het benadrukken van die praktische uitvoering. De heer Van Raak zei er ook het een en ander over; daar kom ik zo nog even op terug. Als deze toch vrij theoretische exercitie zou leiden tot verkiezingen met een heel lage opkomst, dan is dat schadelijk voor de democratie. We moeten dat dus op een praktische manier invullen. Dat zullen we met een gewone wet doen en die komt er snel aan. Ik dank de heer Koopmans dus voor zijn steun voor het voorliggende voorstel. 

De heer Krol pleitte voor stevige steun voor de openbare lichamen, met name met nadruk op de ouderen die dat hard nodig hebben. Dat is gemarkeerd. Dank voor die steun. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De minister zei dat er een wet aan komt waarmee dat praktisch geregeld moet worden. Ik ga ervan uit dat die wet artikel 53 en artikel 1 van de Grondwet in acht neemt, namelijk dat de verkiezingen geheim zijn en we een gelijkheidsbeginsel hebben. Het lijkt mij heel moeilijk om het proefballonnetje — zo noem ik het maar even — om de ene helft van de mensen roze en de andere helft witte stembiljetten te geven, in te voegen in geheime verkiezingen met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel. Bovendien ken ik geen enkele democratie die twee typen stembiljetten gebruikt voor haar kiesgerechtigden. Daarover zou ik nog wel wat van de minister willen horen. 

Minister Plasterk:

Het korte antwoord is ja. U mag ervan uitgaan dat het voorstel past binnen het kader van de Grondwet. Verder ga ik niet mee in assumpties over hoe anderen voorstellen gedaan zouden hebben. Dat laat ik even in het midden. 

Ik dank mevrouw Van Engelshoven voor de steun. Ik heb geantwoord over de differentiatiebepaling. Zij heeft gelijk met het aan de orde stellen van het punt van het kiescollege, om het stemrecht voor buitenlanders op de eilanden te behouden. Dat werd mede door de senatoren van D66 ingebracht, en overigens ook door prof. Koole van de Partij van de Arbeid, zo herinner ik mij. Zij deden dat eendrachtig en daar bleek uiteindelijk in beide Kamers steun voor te zijn, dus dat heeft geleid tot een aanpassing van het voorstel. 

Dan sta ik even in dubio over wat ik zal zeggen in reactie op de heer Van Raak, maar door dat te zeggen is dat ook opgelost. Laat ik volledig en eerlijk antwoord geven. De heer Van Raak heeft gelijk. De constructie waarvoor is gekozen, is een hybride oplossing. Als ik juristen wil plagen, vraag ik of de Eerste Kamer direct of indirect is gekozen. Dan zeggen ze allemaal: indirect. Dat is niet het goede antwoord. De Eerste Kamer wordt direct gekozen, namelijk door de leden van Provinciale Staten. Het verschil is dat de leden van Provinciale Staten kunnen stemmen wat zij willen. Zij kunnen op een andere partij stemmen en onderhandelen over de voorwaarden waaronder zij hun stem uitbrengen. Dat is ook gebeurd, dus strikt genomen is het een directe verkiezing door leden van Provinciale Staten. 

We hebben om de mensen in Caribisch Nederland het grondrecht van het stemrecht voor de Eerste Kamer van het parlement te kunnen geven, een constructie gegenereerd waarbij we mensen kiezen met geen ander doel dan dat zij hun stem uitbrengen voor de Eerste Kamer. Dat is inderdaad wel een asymmetrie in ons stelsel, maar je kunt dat niet anders oplossen. Dan zou je de hele kwestie van het door de provincie laten kiezen van de Eerste Kamer ter discussie moeten stellen, maar dat kunnen we niet nu, stante pede doen. We willen zeker niet het stemrecht voor de Eerste Kamer onthouden aan de burgers van Caribisch Nederland. Vandaar dat voor deze hybride oplossing is gekozen. 

De heer Van Raak (SP):

We kunnen ook de Eerste Kamer afschaffen. 

Minister Plasterk:

Ik verwijs naar mijn vorige antwoord. We kunnen niet het stemrecht onthouden aan Nederlanders in Caribisch Nederland omdat er een heel andere discussie speelt, die bij een veel langer tijdpad wellicht aan de orde zou kunnen komen. Ik blijf sowieso weg van de vraag of dat ooit aan de orde kan komen. We hebben daarom gekozen voor deze praktische oplossing. Ik begrijp dat de heer Van Raak het voorstel wel steunt, ondanks deze bespiegeling. Dank daarvoor. Wij zijn het eens dat er voor een praktische oplossing gekozen moet worden. 

Mevrouw Van den Berg vroeg of als iedereen nu doorpakt, het kiesrecht voor de Eerste Kamer ruimschoots voor 2019 geregeld kan worden. Het antwoord daarop is ja. Over het vertrouwen herstellen heb ik zojuist geprobeerd antwoord te geven. Ik heb ook een indringend gesprek gehad met de complete eilandsraad, van alle drie de eilanden, maar ook van Bonaire. Dat is op zichzelf al uniek, want de minister praat nooit met de gemeenteraad van Zoetermeer, maar nu wel met de complete eilandsraad van de openbare lichamen. Dan word je veel directer aangesproken op wat daar leeft. Ik geloof dat mijn voorganger Donner dat al heeft voorspeld. Door het opheffen van het land Nederlandse Antillen liggen veel kwesties waarbij mensen zich voorheen naar Willemstad zouden verplaatsen, als zij heel boos werden, onmiddellijk hier in Den Haag op tafel. Inderdaad is dat een andere situatie. Ik denk echt dat er door de verschillende ministeries veel is gedaan om het leven van mensen ter plekke te verbeteren, maar het is niet goed genoeg. Daar zullen we in Den Haag mee moeten omgaan, om te zorgen dat het nog beter wordt. 

Er is gevraagd hoe we het vertrouwen kunnen herstellen. Nou, door goede dingen voor mensen te regelen, maar soms ook door terug te duwen. Ik werd er inderdaad mee geconfronteerd dat mensen zeiden dat er niets is verbeterd sinds 10-10-10. Dan zei ik: ja, maar de scholen ... Ja, de scholen wel. En het ziekenhuis dan? Ja, het ziekenhuis wel. Dan zei ik: er is toch kinderbijslag ingevoerd? Ja, dat wel. En een zorgverzekering? Ja, dat wel, maar er zitten nog steeds gaten in de wegen. Dat is ook zo en daar moet ook wat aan gebeuren, maar ik wil het beeld wegnemen dat er niets is verbeterd voor mensen sinds 10-10-10. Ik vind dat iedereen die dat in de afgelopen jaren heeft gedaan, daarvoor credits moeten krijgen. Dat zul je toch moeten doen om het vertrouwen verder op te bouwen. 

Voorzitter, ik meen dat ik alle aan mij gestelde vragen heb beantwoord. Ik blader er nog even doorheen. Ja, ik dacht het wel. 

De voorzitter:

Ja? Ik kijk ook even rond, of de Kamerleden dat ook vinden. Dank u wel, dan gaan we nu naar de tweede termijn, mocht daar behoefte aan zijn. Ik zie dat dit het geval is. Ik geef het woord aan mevrouw Van Tongeren. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ben blij met de brede steun en ook met hetgeen de minister heeft gezegd. Ik zag net ook een berichtje op RTL voorbijkomen dat onze gedachten en zorgen zijn bij de mensen die al dan niet in het pad van die orkaan terechtkomen. Fijn dat wij doen wat wij kunnen om te helpen. Ik heb net al gezegd dat GroenLinks uiteraard dit wetsvoorstel steunt. Ik heb één korte motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat voor Caribisch Nederland afwijkende regels kunnen gelden dan voor het continentale deel van Nederland; 

overwegende dat dit vooral inzake de sociale zekerheid en het voorzien in een aanvaardbaar voorzieningenniveau ongerechtvaardigde verschillen in de hand zou kunnen werken; 

verzoekt de regering om duidelijke criteria vast te stellen voor het aanvaardbare voorzieningenniveau voor de Caribische openbare lichamen en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Van Engelshoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 6 (34702). 

De heer Van Raak (SP):

Ik ben het er van harte mee eens, dus ik zal haar steunen. Ik moet wel zeggen dat we dit soort moties al vaker hebben ingediend. Ook de SP heeft dat gedaan. Er is nu een onderzoek gaande. Het is dus een oproep tot iets wat eigenlijk al gebeurt, zal de minister wellicht zeggen. Ik vind het ook een beetje ... Je kunt zeggen dat dit debat over alles gaat, maar ik vraag me af of dit echt het onderwerp van het debat is. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De heer Van Raak vraagt zich iets af. De berichten die mij bereikt hebben — ik heb vandaag nog met mensen van Bonaire gesproken — is dat dit heel erg leeft. Er zijn veel onderwerpen in deze Kamer waarover wij eerder een oproep hebben gedaan. Wij willen nogmaals onderstrepen dat dit van groot belang is en dat in elk geval de fracties van D66 en GroenLinks, en gelukkig ook de SP, hoorde ik net, dit ondersteunen. Wellicht, helaas, staan wij hier over zes maanden nog een keer met een nieuw kabinet, om dit wederom te onderstrepen en om te vragen om snel in actie te komen. 

De heer Van Raak (SP):

Daar ben ik het van harte mee eens. Ik heb dat onderstreept en ik wil dat onderstrepen. De SP heeft dat altijd onderstreept en er ook het initiatief toe genomen. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ja. 

De heer Van Raak (SP):

Maar dat maakt die motie wel een beetje overbodig. Dat wil ik maar opgemerkt hebben. We moeten niet alleen met symboolpolitiek bezig zijn. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben heel blij om te horen dat de SP niet met symboolpolitiek bezig wil zijn. Ik kijk ook uit naar een afname van de hoeveelheid moties van de fractie van de SP. 

De heer Koopmans (VVD):

Voorzitter. Laat ik heel kort zijn. Ik bedank de minister voor de beantwoording van de vragen, inclusief specifiek mijn vraag over een zo efficiënt mogelijke oplossing. Ik ben blij met zijn toezegging om daar verder naar te blijven kijken. Hartelijk dank. 

Mevrouw Van Engelshoven (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik dank hem ook voor de toezegging dat wij snel de wetgeving over het kiescollege Eerste Kamer tegemoet kunnen zien en dat hij zal toezien op een zo efficiënt mogelijke verkiezing. 

Ik wil toch nog even iets opmerken over de differentiatiebepaling. Ik dank de minister voor de heel heldere toezegging dat dat materieel niks nieuws gaat betekenen. Volgens mij is het heel belangrijk om dat signaal nogmaals naar de eilanden uit te zenden. En over de criteria waarop gedifferentieerd moet worden: juist op het terrein van sociale zaken is er bij mensen zo veel behoefte om daar helderheid over te krijgen. Het gaat wel over je inkomen in de toekomst. Vandaar ook dat ik de motie van mevrouw Van Tongeren heb ondertekend. Daar moet echt op korte termijn voor mensen duidelijkheid over komen. Ik hoop dan ook dat deze minister dan wel een nieuw kabinet daarbij de grootst mogelijke spoed zal betrachten. 

Ik wil tot slot nog iets zeggen over het tempo waarin wetgeving wordt aangepast. Ik snap dat de minister zegt dat we daar niet een in beton gegoten tijdpad voor kunnen neerleggen, maar er is een groot verschil tussen een in beton gegoten tijdpad en alles openlaten. Ik blijf dus wel aandringen op het bieden van een redelijk uitzicht op wanneer wat zal worden aangepast. Ja, er is al veel verbeterd op de eilanden. Maar het zou goed zijn als mensen een concreet zicht krijgen op wanneer welke wetgeving wordt aangepast. 

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Van Raak geen gebruikmaakt van zijn tweede termijn. Het woord is aan mevrouw Van den Berg namens het CDA. 

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Voorzitter. Wij willen de minister bedanken voor de beantwoording van de vragen en ook voor de duidelijke opmerking dat er aan de ene kant al veel gebeurd is op het gebied van bijvoorbeeld zorg en onderwijs, maar dat er aan de andere kant ook nog veel te doen is op het gebied van infrastructuur, het bieden van economisch perspectief en het wegnemen van armoede. De minister gaf aan dat de onderzoeksopzet recent is afgestemd met het openbaar lichaam. Wij vragen ons af of de minister alvast een tijdsindicatie zou kunnen geven van het moment waarop het onderzoek beschikbaar zal zijn. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat de minister direct kan reageren. 

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik zeg allereerst dank voor de gebleken brede steun voor deze grondwetswijziging. 

Er ligt één motie voor. Het zou natuurlijk in het kader van de algehele feestvreugde over de brede steun voor deze grondwetswijziging het makkelijkste zijn om te zeggen dat ik het oordeel over de motie aan de Kamer laat. Gezien mijn demissionaire positie zou ik er ook niet zo veel werk meer van hebben. Maar dat zou te gemakkelijk zijn. Ik wil daar dus toch nu ook precies naar kijken. Voor zover de motie datgene wat al door de eerdere motie-Ganzevoort is vastgelegd en waarop de staatssecretaris de toezegging heeft gedaan om duidelijkheid te geven over het sociaal minimum, nog eens bevestigt, is de motie overbodig. Maar zoals ik de motie lees, dreigt het toch breder te worden. In de motie staat: "overwegende dat dit vooral inzake de sociale zekerheid (...) ongerechtvaardigde verschillen in de hand kan werken". Dan gaan we toch weer meer verwachtingen scheppen dan datgene wat eerder bij motie is vastgelegd. Dat kan ik in ieder geval niet nu aan het oordeel van de Kamer laten. Dat valt sowieso onder de portefeuille van de collega van Sociale Zaken. 

We hebben net gesproken over verwachtingenmanagement. Ik zou dat nu ook niet doen. Nogmaals, ik heb in zijn algemeenheid uitgebreid antwoord gegeven op het differentiatieprincipe. Ik heb ook tegen mevrouw Van Engelshoven gezegd dat er met deze grondwetswijziging op dat punt niets verandert. Er is op het punt van het bestaansminimum een toezegging gedaan door de collega van SZW. Ik zou de Kamer toch willen voorhouden om nu te wachten op de uitkomst van het onderzoek. Mevrouw Van der Berg vraagt wanneer die uitkomst er is. Nu overvraagt zij me, want dat weet ik nu zo niet. Ik zal het signaal doorgeleiden dat de Kamer daar gespannen op zit te wachten, dus dat er een tijdsdruk op zit. Ik zou de Kamer toch willen voorhouden om aan dat traject vast te houden daar niet nog iets bovenop te leggen. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het vaststellen van een bestaansminimum is iets anders dan de vraag welke criteria worden gehanteerd. We hebben een differentiatieclausule. Er kunnen op sommige gebieden dingen anders geregeld worden. Dat geeft een mate van onzekerheid. Deze minister wil vertrouwen geven. Deze motie vraagt: welke criteria pak je nou beet als je kijkt naar een aanvaardbaar voorzieningenniveau, zonder dat je zegt dat het voorzieningenniveau x of y moet zijn? De vraag hier is niet hoeveel het moet zijn, hoeveel kinderbijslag en hoeveel studiefinanciering, maar naar welk type criteria je kijkt. 

Minister Plasterk:

Daarmee bevestigt mevrouw Van Tongeren mijn vermoeden dat de motie inderdaad verder gaat dan de toezegging die door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gedaan. Dan wordt het des te meer bezwaarlijk om het oordeel erover aan de Kamer te laten, want aan die criteria moet je vervolgens een invulling geven. Dat ontstijgt hetgeen ik hier zo kan overzien. Mevrouw Van Tongeren kan de motie aanhouden tot een gelegenheid voor een debat met de collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dat zou een suggestie kunnen zijn. Mocht zij de motie nu in stemming willen brengen, dan kan ik niet anders dan deze motie nu ontraden. Nogmaals, voor mij zou het makkelijker zijn om die te laten lopen, maar daar zitten wij hier niet voor. 

Ik heb op het tijdpad voor de aanpassing, waarover mevrouw Van den Berg sprak, gereageerd. Ik zal hoe dan ook in samenspraak met de eilanden optreden op het punt dat zij noemde. Dat is misschien ook een mooi slotakkoord voor deze behandeling. Dank u wel. 

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van het debat. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over het ingediende wetsvoorstel en de motie zullen wij volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de minister en de Kamerleden. 

De vergadering wordt van 17.17 uur tot 18.44 uur geschorst. 

Voorzitter: Voortman

Naar boven