Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 102, item 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 102, item 9 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 ( wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota ).
De voorzitter:
Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom. Ik geef als eerste en als enige … Nee, ik geef mevrouw Van Toorenburg niet als enige maar wel als eerste het woord. Zij spreekt namens de fractie van het CDA.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Recent is een motie van de oppositie verworpen om extra geld uit te trekken voor de acute noden van de veiligheidsdiensten. Vanavond doe ik een laatste poging middels een amendement van CDA, D66, SP, GroenLinks, ChristenUnie en de SGP. Op grond van informatie die we uit eerste hand hebben ontvangen van de betrokken organisaties, de nationale politie, het NFI, de rechtspraak en het Openbaar Ministerie, stellen wij voor om in 2016 184 miljoen euro extra uit te geven. In de debatten van de afgelopen weken en in dat van vanmorgen bevestigen al deze fracties dat het noodzakelijk is om te investeren, juist ook dit jaar.
Het amendement op stuk nr. 7 en de dekking spreken voor zich. Wij zetten alsnog onze hoop op het gezonde verstand van de minister, van dit kabinet en van de coalitie en vragen hun dit amendement te beschouwen als een handreiking, een handreiking nog voor de Eerste Kamer aan zet is.
Voorzitter, ik zou hier ten slotte aan willen toevoegen dat wij morgen over het amendement willen stemmen.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik heb eerder gepleit om in het bijzonder in Brabant te gaan werken met een ondermijningsfonds. De inkomsten van dat fonds halen we uit de vermogens die we afpakken van criminelen. Gezien de door mevrouw Van Toorenburg voorgestelde dekking neem ik aan dat het CDA voortaan ook voorstander is van dat voorstel.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Hierover hebben wij al verschillende keren gesproken. Ik vind het inderdaad ook belangrijk dat de provincies de revenuen mogen houden van de extra investeringen die zij zelf doen. Het is eigenlijk hetzelfde debat als het debat over de boa's en de gemeenten. De boa's doen werk voor de gemeenten, maar de boetes die zij …
De voorzitter:
De bijzondere opsporingsambtenaren! Er zijn ook mensen die ons elders volgen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
U hebt groot gelijk, mijnheer de voorzitter.
De bijzondere opsporingsambtenaren zijn de mensen die de boetes uitreiken, maar vervolgens gaan de opbrengsten daarvan naar het Rijk. Ik vind het inderdaad ook heel belangrijk en het is dan ook terecht dat de VVD vandaag opnieuw zegt dat die revenuen uiteindelijk terug moeten komen bij die decentrale overheden die een extra stapje zetten om het veiliger te maken. Een prima idee!
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. In de opsomming van collega Van Toorenburg miste u één partij, de PVV. Die partij heeft namelijk een eigen amendement ingediend op stuk nr. 9. De basis is echter wel hetzelfde, namelijk dat ook mijn fractie in het debat van gisteren niet is overtuigd door de onderbouwing van de minister. Ik zal mijn rekensom en mijn spreektekst van dat debat niet herhalen. Ik heb toen wel mijn tweede termijn afgesloten met de mededeling dat ik geen motie zou indienen, maar zou komen met een amendement op de suppletoire begroting.
Dit amendement heeft inmiddels stuk nr. 9. Ik zal even toelichten waarom het van 6 naar 8 is gegaan. De reden daarvoor is dat er iets is veranderd in de toelichting. Het is vervolgens van 8 naar 9 gegaan, omdat het artikel niet klopte. Er is dus geen sprake van een inhoudelijke wijziging.
De toelichting op het amendement spreekt voor zich. Ik ben nu dan ook aan het einde van mijn spreektekst. Ik sluit echter niet af dan nadat ik tegen de minister heb gezegd dat ik hem bedank voor de nadere onderbouwing die hij naar aanleiding van het algemeen overleg van vanochtend naar mij heeft gestuurd. Ik ben er echter niet geheel door overtuigd. Die post van 12 miljoen staat wel in het rapport, maar van die 10 miljoen ben ik nog steeds niet overtuigd. Onder de streep komt mijn fractie dan ook tot de conclusie dat er geld bij moet bij de nationale politie en het Openbaar Ministerie. De bedragen staan in het amendement en de toelichting daarvan spreekt voor zich. Ik hoop alleen maar dat het wel wordt aangenomen.
De voorzitter:
Dank u zeer. Ik kijk even naar de minister. Het spreekgestoelte is al klaar, hij zelf ook. Ik geef hem graag het woord.
Minister Van der Steur:
Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor de warme belangstelling die ik ook vanavond weer ervaar voor de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Wij hebben er de afgelopen weken veelvuldig met elkaar van gedachten over gewisseld; ik wilde al die punten dan ook niet meer herhalen. Ik ben het eens met de Kamer dat een robuuste begroting voor mijn departement van groot belang is. Ze is met name van groot belang voor het belangrijke werk dat de mensen die van die begroting afhankelijk zijn, met elkaar moeten doen.
Ik heb met de Kamer gesproken over de investeringen die op een aantal terreinen zijn gedaan. Daarbij hebben wij eigenlijk niet zo veel aandacht gehad voor de enorme investering, van meer dan 700 miljoen, die gedaan wordt in de asielketen. Daarop zal ik zo meteen, bij de behandeling van de amendementen, terugkomen. Deze investering is eigenlijk een beetje onderbelicht gebleven. Ze is wel een belangrijk onderdeel van de Voorjaarsnota, en ze vormt een belangrijke reden waarom de Voorjaarsnota en de suppletoire begroting voor mijn departement financieel van zeer groot belang zullen zijn. Daarnaast hebben wij gesproken over de rechterlijke macht, de nationale politie en het Openbaar Ministerie. De standpunten daarover hebben wij uitvoerig met elkaar gedeeld.
Ik stel vast dat de begroting over het jaar 2016 op twee momenten substantieel is aangevuld. Dat is gebeurd bij de begrotingsbehandeling vorig jaar en het is gebeurd bij de Voorjaarsnota dit jaar, zowel ten aanzien van asiel als ten aanzien van de rechterlijke macht en rechtsbijstand, elk met een bedrag van 14 miljoen, en ten aanzien van de nationale politie nog eens met een extra bedrag van 49 miljoen. Ik heb de Kamer ook uitgelegd waarom er naar mijn oordeel geen reden is om daaraan nog extra fondsen toe te voegen.
Ik kom op de ingediende amendementen. Ik begin met het amendement op stuk nr. 3 dat is ingediend door het lid Sjoerdsma. Met dit amendement worden mogelijkheden gegeven voor het verhogen van de post voor vreemdelingen. Ik kan daar kort over zijn; de staatssecretaris heeft hierop al eens gereageerd in de richting van de D66-fractie. Het amendement vraagt om extra geld om eerder te starten met taalles voor kansrijke asielzoekers. Ik zie, evenals de staatssecretaris, grote problemen in verband met de vraag wie er kansrijk is. Ongetwijfeld zal tegen het wel of niet kansrijk zijn ook beroep moeten openstaan; het gaat immers om een besluit van een overheidsorgaan. Op die manier zal de asielprocedure dan verder worden belast en gejuridiseerd. Het streven van het kabinet is nu juist om de asielprocedure te verkorten, waardoor de aanleiding voor het amendement ook niet meer aan de orde is. Om die reden ontraad ik, evenals de staatssecretaris, het amendement, ook omdat de dekking niet juist is; daarmee is de Kamer inmiddels bekend.
De voorzitter:
Ik neem aan dat u nog iets te vragen hebt, mijnheer Sjoerdsma? Ga uw gang.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ja, voorzitter, en u weet best dat ik zo niet heet. De conclusie is natuurlijk dat dit een vraag is van politieke wil, de politieke wil om vanaf dag één in vluchtelingen te investeren. Wij zullen bij de stemmingen wel zien wat de Kamer daarvan denkt. Ik kijk dan natuurlijk in het bijzonder naar de PvdA-fractie. Wat de minister zei over de dekking is wel opmerkelijk. Er zitten honderden miljoenen in een asielreserve. Dat geld willen wij gebruiken om juist voor deze groep asielzoekers meteen te gaan investeren. Waarom klopt die dekking niet? Dat lijkt mij fantastisch. Of zegt de minister dat hij dit geld nodig heeft omdat zijn eigen asielramingen niet kloppen? Als dat zo is, hoor ik het natuurlijk ook graag.
Minister Van der Steur:
Het debat over de asielraming kan de heer Van Weyenberg altijd voeren met de verantwoordelijk staatssecretaris. In mijn geval stel ik vast dat het gaat om een voorstel voor structureel beleid, dat wordt voorzien uit een eenmalige dekking, namelijk de asielreserve. Daar komt bij dat de asielreserve is bedoeld voor de opvang bij schommelingen in de instroom. Die noodzaak is nog steeds actueel. Daarom is de asielreserve ook niet bedoeld voor de financiering van nieuw beleid. Om die reden moet ik dus vasthouden aan het advies: ontraden.
De heer Van Weyenberg (D66):
De asielreserve is er en die is groter dan ooit. De piek is gelukkig geweest. Dan is het toch penny wise, pound foolish of, in goed Nederlands, gewoon doodzonde om de kans te laten lopen om door nu te investeren geld te besparen in de toekomst en mensen een goede kans te geven? Als de minister zegt dat hij het geld voor de asielreserve nodig heeft, blijft mijn gevoel dus dat hij blijkbaar de eigen asielraming niet vertrouwt. Dat is dan de enige conclusie die ik kan trekken.
Minister Van der Steur:
Die conclusie blijft geheel voor rekening van de heer Van Weyenberg zelf. Ik heb aangegeven dat de strekking van het amendement ook in strijd is met het beleid van het kabinet om er juist voor te zorgen dat de asielprocedure zo kort mogelijk is. Ik hoor de heer Van Weyenberg ook niet reageren op de opmerking die ik heb gemaakt dat een besluit over wie wel of niet kansrijk is, leidt tot mogelijkheden voor bezwaar en beroep. Ook dat is een van de zaken waarvan de regering zegt dat die ongewenst zijn.
De heer Van Weyenberg (D66):
Was die asielprocedure maar zo kort dat die binnen een paar dagen kan beginnen, maar dat is niet de realiteit. Ik deel de ambitie van de minister, maar het lukt hem alleen niet om die waar te maken. Ik vind dat een gemiste kans. Het zal vast ingewikkeld zijn, maar het is meer dan de moeite waard.
Minister Van der Steur:
Ik stel vast dat de heer Van Weyenberg en ik anders denken over het amendement. Ik handhaaf het advies om het amendement te ontraden.
Ik mis in mijn annotatie het amendement op stuk nr. 4. Ik neem aan dat dat er wel is?
De voorzitter:
Ik ga dat even overleggen met de assistentie aan mijn rechterzijde. Ik stel voor dat u alvast het volgende amendement behandelt.
Minister Van der Steur:
Ik zal verdergaan met het amendement-Van Weyenberg/Sjoerdsma op stuk nr. 5, en daar kan ik kort over zijn. Middels dit amendement willen zij voorzien in voorschoolse opvang voor peuters in asielzoekerscentra. Dat is een taak van de gemeenten, en die hebben daar ook geld voor gekregen uit het budget van 361 miljoen voor het onderwijsachterstandenbeleid. Er is ook ruimte voor gemaakt in het Uitwerkingsakkoord Verhoogde Asielinstroom dat met de VNG is gesloten en dat in totaal 353 miljoen bedraagt. Ik zie geen reden om de aan de gemeenten toebedeelde taken over te laten nemen door het COA. Ook hiervoor geldt — daarover heb ik net al van gedachten gewisseld met de heer Van Weyenberg — dat het gaat om structureel beleid dat voorzien wordt van een eenmalige dekking. De asielreserve is hier niet voor bedoeld en om die reden ontraad ik het amendement op stuk nr. 5.
De voorzitter:
Er is geen amendement op stuk nr. 4, dus we zijn helemaal bij.
Gaat u uw gang, mijnheer Sjoerdsma.
De heer Van Weyenberg (D66):
Het wil maar niet lukken met mijn naam, voorzitter.
De minister en ik worden het niet eens over de dekking. Maar uit onderzoek blijkt dat twee derde van de kinderen met een status in een asielzoekerscentrum niets krijgt, omdat gemeenten pas middelen krijgen als mensen staan ingeschreven in de basisadministratie, en dat gebeurt niet zolang iemand nog in een azc zit. Als ze een woning hadden, speelde het probleem inderdaad niet, maar dat is helaas niet het geval voor ongeveer 2.000 kinderen. Is de minister niet toch bereid om te borgen dat kinderen met een status of kansrijke kinderen, bijvoorbeeld uit Syrië, vanaf dag één voorschoolse educatie krijgen? In de praktijk gebeurt dat niet, terwijl je juist jonge kinderen vaak in een paar maanden al heel goed Nederlands kunt leren spreken.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Van Weyenberg.
Minister Van der Steur:
Ik heb de heer Van Weyenberg net al uitgelegd hoe de regering daarover denkt. Het uitgangspunt is dat schoolse en voorschoolse opvang een taak is van de gemeenten. Ik zie geen aanleiding om daar anders over te denken, ook niet na de nadere toelichting van de heer Van Weyenberg. Ik ontraad het amendement.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat snap ik. Nogmaals: we gaan morgen stemmen en dan zal ik met belangstelling bekijken of de PvdA-fractie wél voor deze kinderen wil opkomen. Het gaat hier om het feit dat dit aanbod er helemaal niet is voor een groep kinderen. De minister kan met mij van mening verschillen over de dekking; dat kan. Maar de minister beweert dat er een aanbod is, terwijl dat er in de praktijk niet is, ook niet voor kinderen met een status die in een azc verblijven. Ik wil graag dat de minister op dat feit ingaat. Ik vind het interessant om te horen wat het beleid is van dit kabinet, maar de praktijk is dat het niet gebeurt.
Minister Van der Steur:
Ik neem nota van de opmerking van de heer Van Weyenberg. Ik heb niets toe te voegen aan de redenering die ik hem zojuist voorhield.
De voorzitter:
Ik neem aan dat de heer Van Weyenberg dat niet beschouwt als een antwoord op zijn vraag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Uit al mijn informatie blijkt dat zolang kinderen nog in een azc zitten, ook al hebben ze een status, er voor hen geen geld naar de gemeenten gaat, omdat die kinderen nog niet in de basisadministratie staan. Deze kinderen vallen dus tussen wal en schip. Ik zou het waarderen als de minister in kan gaan op dat feitelijke punt en mij kan laten weten of ik het mis heb of dat hij wellicht zelf nog even intern navraag moet doen.
Minister Van der Steur:
Ik ben altijd bereid om dat nog even te bekijken, maar mijn informatie is dat ook mensen die geen statushouder zijn van gemeenten een aanbod kunnen krijgen voor deze vorm van onderwijs. Dat is echt een verantwoordelijkheid van de gemeenten en die moeten we niet naar de rijksoverheid toe trekken.
Ik kom op het amendement-Helder op stuk nr. 6, dat eerst werd gewijzigd in het amendement op stuk nr. 8 en vervolgens in het amendement op stuk nr. 9. Middels dat amendement wordt gevraagd om een extra investering in de nationale politie en in het Openbaar Ministerie. Die wordt gedekt ten laste van de post vreemdelingen. Dat is dus het tegenovergestelde van hetgeen de heer Van Weyenberg zojuist voorstelde. Ik heb eerder aangegeven in het debat op 15 juni dat ik als bestuurder en verantwoordelijk minister geen noodzaak zie voor extra middelen in 2016. Dat betekent dat het ook niet mogelijk is om de voorgestelde dekking toe te passen, omdat het geld dat door middel van de Voorjaarsnota en de suppletoire begroting beschikbaar wordt gesteld, nodig is om de kosten voor de asielketen in 2016 te kunnen financieren. De motie van dezelfde strekking die op 15 juni is ingediend, heb ik ook ontraden. Ik moet dit amendement zowel op inhoudelijke gronden als qua dekking ontraden.
Ik kom nu bij het amendement-Van Toorenburg c.s. op stuk nr. 7, dat mede namens de leden Swinkels, Van Nispen, Segers, Van Tongeren en Van der Staaij is ingediend. Dat amendement verhoogt het budget van de nationale politie met 134 miljoen euro. Er gaat 30 miljoen euro naar de rechtspraak en 20 miljoen euro naar het Openbaar Ministerie en het NFI. De dekking hiervoor wordt gevonden in de schikking met het telecombedrijf Vimpelcom. Op 15 juni heb ik de heer Buma in het debat al gewezen op de afspraak over grote schikkingen die met de minister van Financiën is gemaakt. Deze afspraak houdt in dat de begroting van V en J structureel met 100 miljoen is verhoogd en dus niet meer afhankelijk is van sterk wisselende ontvangsten uit grote opbrengsten. Dat betekent wel dat er in de Voorjaarsnota meer opbrengsten uit de zogenaamde Vimpelcomtransactie zijn gebruikt om andere tegenvallers op de rijksbegroting te compenseren. Per saldo blijven de uitgaven daardoor binnen het afgesproken uitgavenkader. Aanwending van deze middelen voor de strafrechtketen zou hiermee, conform het begrotingsbeleid, ook nopen tot ombuigingen elders op de rijksbegroting. Dat betekent dat die dekking er simpelweg niet is. Daarom en om de eerder aangegeven redenen moet ik het amendement ontraden, hoewel ik de bereidwilligheid om mijn begroting verder te versterken op zich waardeer.
De voorzitter:
Ik zie allemaal mensen naar voren komen die ik niet onder het amendement zie staan! Maar goed, dat kan.
De heer Van Nispen (SP):
De minister zegt dat hij de inspanningen waardeert, maar wat is die waardering dan waard? Wij hebben in november de begroting van deze minister behandeld. Daarbij hebben wij moties ingediend, en onder de voorwaarde dat die zouden worden aangenomen en dat er dus extra geld zou komen bij de Voorjaarsnota, hebben wij die begroting gesteund, maar uiteindelijk is er met die moties helemaal niks gebeurd. De minister heeft ze namelijk niet uitgevoerd. Twee weken geleden hebben wij hierover een debat gevoerd. Dat gaan wij niet overdoen, maar er is toen weer een motie ingediend die stelde dat er extra geld bij moest, want dat het zo niet kan. Nu is er een amendement ingediend. Zegt de minister nog steeds dat het niet hoeft of is zijn argument dat hij de dekking niet helemaal deugdelijk vindt? Mij is namelijk niet helemaal duidelijk wat de minister hier nu zegt. En wat heeft de minister, na het intensieve debat van twee weken, geprobeerd om zelf met de minister van Financiën naar een mogelijke oplossing te zoeken?
Minister Van der Steur:
Als ik het goed heb, tel ik vier vragen in één interruptie. In het vorige debat, op 15 juni, is er een motie ingediend die vroeg om een verhoging van de begroting met 200 miljoen euro. Die motie is niet aanvaard. Wij hebben in het debat uitgebreid van gedachten gewisseld over de vraag of de ingediende moties zijn uitgevoerd bij Voorjaarsnota. Ik heb ook aangegeven dat de discussie over de begrotingen voor 2017 en verder moet worden gevoerd bij de Miljoenennota en de begrotingsbehandeling van mijn departement in het najaar. Naar mijn oordeel, zoals ik ook omstandig heb aangegeven in het debat van 15 juni, zijn die moties wel degelijk uitgevoerd. Er is een structurele investering gedaan in mijn begroting en ik vind het resultaat voor 2016 acceptabel. Ik neem daar mijn verantwoordelijkheid voor. Aan het eind van de rit kom ik tot de conclusie dat dat alles bij elkaar geen aanleiding geeft om anders over dit amendement te denken, niet inhoudelijk en ook niet qua dekking.
De heer Van Nispen (SP):
Dat die moties niet zijn uitgevoerd, is een feit. Daar is echt geen discussie over mogelijk. Dat ik mij namens de SP belazerd voel door de minister, is ook evident. Die moties zijn niet uitgevoerd, maar onder die voorwaarden hebben we destijds de begroting gesteund. De minister zegt nu dat hij eigenlijk niet ziet dat er financiële gaten zitten bij de politie, dat het Openbaar Ministerie het water al tot over de lippen staat en dat het eigen vermogen van de rechtspraak dit jaar door de bodem zakt. Ik vind het echt ongelooflijk dat de minister het nog steeds niet ziet. Wat heeft de minister de afgelopen twee weken sinds dat intensieve debat gedaan met de minister van Financiën om naar oplossingen te zoeken en die handreiking te doen naar deze brede oppositie, die dit eist van de minister?
Minister Van der Steur:
Dit is wederom een groot aantal vragen. Ik zal proberen ze allemaal na te lopen. Ik ontkom er niet aan het debat te herhalen, want de heer Van Nispen heeft dezelfde vragen ook in het debat van 15 juni gesteld. De heer Van Nispen zegt dat hij debat niet wil herhalen, maar hij stelt dezelfde vragen en ik zal het antwoord geven. Ik heb aangegeven dat er zich bij het Openbaar Ministerie een probleem voordoet voor 2016 en dat ik in goed overleg ben. De Kamer heeft daarover vandaag een brief gekregen. Ik heb in de brief nog eens laten zien welke intensiveringen in de afgelopen jaren zijn gedaan en de komende jaren worden gedaan in het Openbaar Ministerie, afgezet tegen de efficiencybijdrage die van het Openbaar Ministerie wordt gevraagd. De Kamer zal dat ongetwijfeld hebben gezien. Dan ziet zij dat er fors is geïnvesteerd in het Openbaar Ministerie. Tegelijkertijd ben je in staat om minder kosten te maken. Dat kan als je reorganiseert; dat doet het Openbaar Ministerie ook in het kader van OM 2020. Het Openbaar Ministerie is daar hard mee aan de slag. In dit jaar wordt nog verder met het Openbaar Ministerie gesproken.
Over de nationale politie heb ik in het algemeen overleg van vandaag en in het debat van gisteravond omstandig uitgelegd dat ik het verantwoord vind om aan de korpschef te vragen om voor iets meer dan 50 miljoen te kijken naar sturing en rekening te houden met meevallers, als die er zijn. Ook heb ik uitgelegd dat het eigen vermogen van de nationale politie voldoende is om een eventueel tekort in 2016 op te vangen zonder dat er risico's zijn die bijvoorbeeld zouden moeten leiden tot een herstelplan. Ik heb dat omstandig besproken.
We hebben al aangegeven dat we uitgebreid met de rechterlijke macht in gesprek zijn over de prijs- en kostenonderhandelingen voor 2017 en volgende jaren. Die zullen hun beslag krijgen in de Miljoenennota en in de begroting van mijn departement. We kunnen er dus nog uitgebreid met elkaar over spreken.
Alles bij elkaar is er geen aanleiding om anders te denken over het amendement dan over de motie die op 15 juni is ingediend, over de gedachten die we gisteren met elkaar hebben gewisseld over de nationale politie en over de andere elementen van mijn begroting. Ik hecht eraan op te merken dat ondertussen op de begroting meer dan 700 miljoen extra beschikbaar wordt gesteld, ook voor de asielproblematiek, waarvan ik weet dat de heer Van Nispen er groot belang aan hecht.
Ik ben altijd in gesprek met de minister van Financiën. Dat doen wij in goed onderling overleg. Over de inhoud daarvan zal ik geen enkele mededeling doen. Dat zal de heer Van Nispen begrijpen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb de uitvoerige bezwaren van de minister tegen het amendement gehoord. Het ging vooral over de dekking en, zo zei hij, nog andere bezwaren. Het is van tweeën één. Als de minister zegt dat de dekking niet deugt, dan zou er over de dekking te praten zijn. Of hij zegt — dat zouden die bijkomende bezwaren kunnen zijn — dat hij dat geld niet nodig heeft. Kan de minister daarop ingaan?
Minister Van der Steur:
Volgens mij hebben we het op 15 juni en de afgelopen dagen juist daarover uitgebreid gehad. Ik heb het net herhaald en zal het nog een keer herhalen …
De voorzitter:
Ik voel er eigenlijk niet zo heel veel voor dat we over en weer in herhaling vervallen.
Minister Van der Steur:
Ik ontkom er niet aan, want ik heb net omstandig uitgelegd waarom ik denk dat 2016 verantwoord is. De heer Segers vraagt mij om dat nog een keer uit te leggen. Ik doe het graag, voorzitter. Ik vind het geen bezwaar.
De voorzitter:
Ik wel, want we hebben vanavond nog meer op de agenda staan.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dit is een serieuze vraag. We hebben hier een uitvoerig debat gehad waarin wij de zorgen van de verschillende diensten hebben besproken: de rechtspraak, het OM en de politie. Die zorgen zijn geuit bij ons. Ik kan me niet anders voorstellen dan dat de minister ook met deze mensen heeft gesproken, ook na het debat, en ze gevraagd heeft wat de gaten zijn, wat de problemen zijn die ze zo indringend onder de aandacht hebben gebracht. Dan kan hij toch nu niet wegkomen met het verhaal dat hij het niet nodig heeft, als die diensten zo indringend de noodklok hebben geluid?
Minister Van der Steur:
Ik spreek met alle organisaties. Dat doe ik elke dag. Ik heb vanmorgen nog met het OM en de nationale politie samen gesproken over een heel groot aantal onderwerpen, waaronder natuurlijk de financiering voor de toekomstige activiteiten. Dat is een ongoing gesprek. Dat vindt elke dag plaats. Ik spreek de korpschef misschien wel drie keer in de week en het OM ook. Met de rechterlijke macht vinden nu de prijsonderhandelingen voor het jaar 2017 en verder plaats. Dat is dus een ongoing proces. Over 2016 ben ik echter heel helder geweest. Ik heb precies uitgelegd per organisatie waarom ik vind dat er geen reden is om daar op dit moment extra financiering aan te geven, waarbij ik verder heel realistisch ben in wat de consequenties daarvan zijn. Er worden goede gesprekken gevoerd. Daar heb ik niets aan toe te voegen.
De heer Van der Staaij (SGP):
De stand van het debat is nu dat toch zes partijen — het zijn eigenlijk zeven partijen, want de PVV heeft een eigen amendement — zeggen: minister, we hebben goed naar u geluisterd, maar we vinden toch dat het allemaal te schraal is en dat er geld bij moet. Is dat eigenlijk niet een enorme steun in de rug voor de minister van Veiligheid en Justitie om terug te gaan naar het kabinet en te zeggen dat de Kamer breed wil dat er gewoon nu wat bijgeplust wordt en te vragen of het daar iets in kan betekenen?
Minister Van der Steur:
Dat heb ik al gezegd. Ik ben begonnen met de opmerking dat ik de warme belangstelling voor mijn begroting zeer waardeer en dat ik de inzet van de Kamer voor een robuuste begroting van mijn departement ook zeer waardeer. Ik moet als minister echter beoordelen wat er nu ligt voor 2016. Dat is een substantiële investering in mijn departement: ruim 700 miljoen in de asielketen en meer dan 200 miljoen in de politie, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Dat zijn substantiële bedragen. In dat geld voor de asielketen zit ook nog eens 14 miljoen voor de rechtsbijstand, 14 miljoen voor de rechtspraak en 49 miljoen voor de nationale politie. Dat komt er allemaal extra bij. Dat totaalpakket heb ik met de Kamer besproken, op 15 juni, vandaag, gisterenavond en nu weer. Dat doe ik met plezier. Ik kom tot de conclusie dat het op deze manier moet kunnen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dat heeft de minister inderdaad omstandig duidelijk gemaakt, maar wel op grond van berekeningen en verhalen die hij tot zich heeft genomen. Wij als volksvertegenwoordigers krijgen steeds van al die diensten, veel meer dan in andere jaren ooit het geval is geweest, signalen dat het niet gaat, dat het onvoldoende is en dat er echt geld bij moet. Wat doet de minister nu uiteindelijk met dat signaal?
Minister Van der Steur:
Ik heb al gezegd dat ik dat signaal uiteraard meeneem in de discussie over de begroting voor 2017 en verder. Ten aanzien van 2016 heb ik gezegd dat ik vind dat dit moet kunnen. Daar neem ik mijn verantwoordelijkheid voor. Ten aanzien van 2017 heb ik al omstandig aangegeven dat als er een extra investering zou komen, boven op wat we al gedaan hebben, in de orde van grootte van 300 miljoen — dat bedrag heb ik, net als de Kamer, in de media gelezen — ik daar zeer zeer verguld mee zou zijn. Daar zou ik echt een extra stap mee kunnen zetten. Dat debat voer ik heel graag met de Kamer, indachtig deze ondersteuning en indachtig de moties, voor de volgende jaren.
De voorzitter:
Kort, indien het geen herhaling betreft.
De heer Van der Staaij (SGP):
Als dat geld al wel voor 2017 wordt voorzien en beschikbaar is en er zo'n sterke roep is om het naar voren te trekken omdat men het nu al zo goed kan gebruiken, waarom daar niet op ingegaan?
Minister Van der Steur:
Omdat ik denk en vind dat de totale investering die dit jaar gedaan is, zowel bij de begroting als bij de Voorjaarsnota, afdoende is om voor dit jaar de noden van mijn organisatie te kunnen leningen. Dat is wat ik de Kamer ook consequent heb bericht.
De heer Van Weyenberg (D66):
Het blijft natuurlijk een beetje raar. Niet doorschuiven, maar aanpakken. Als echter de top van de Raad voor de rechtspraak, de top van het Openbaar Ministerie, de leiding van het Nederlands Forensisch Instituut en de politietop allemaal zeggen dat zij dat geld nodig hebben en zeven partijen dat ook zeggen, zegt de minister: nee, we wachten rustig af. Ik heb wel een vraag over dat geld. De minister flirt hier weer met dat geld voor volgend jaar. Dan zou ik zeggen: begin nu. Gisteren zei de minister van Financiën: ach, dat geld staat maar in potlood. Wij hebben liever nu euro's in de zak, nu politieagenten in de hand, dan die vage toezeggingen van de minister voor volgend jaar. Kan hij garanderen dat dat geld er komt? Zijn collega van Financiën zei gisteren immers dat het eigenlijk maar in potlood staat en dat je het ook uit kunt gummen.
Minister Van der Steur:
De heer Van Weyenberg zit lang genoeg in de Kamer om te weten dat we bij de begroting voor 2017 spreken over de begroting voor 2017. Hij zegt nu dat het NFI extra geld vraagt, maar niets krijgt. Ik mag hem er wel aan herinneren dat dat niet juist is. Het NFI heeft bij de begroting van 2016 5 miljoen euro structureel gekregen voor de komende jaren om op een aantal terreinen extra te kunnen investeren. Dat is gebeurd juist omdat ik van mening was dat een extra investering in het NFI noodzakelijk was. Daar hebben we uitgebreid over gesproken in het algemeen overleg over het NFI. Dat is de manier waarop ik werk. Ik stel vast of er een noodzaak is, ik laat onderzoeken doen en die laat ik valideren. De conclusies daarvan neem ik mee bij de begroting 2016, de Voorjaarsnota, de suppletoire begroting en de gesprekken met de collega's in het kabinet over de begroting voor 2017 en verder.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat blijft heel raar, want de minister zegt zelf dat hij bezig is voor volgend jaar. De minister begon overigens zelf over 2017 en niet de Kamer. De minister begon de flirt met te zeggen dat hij extra geld had.
De voorzitter:
Ik heb het gehoord. Hij begon!
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u. Dan is de vraag van mijn fractie of dat geld er nu echt is. Of flirt de minister met geld dat er misschien komt? Hoe moeten we omgaan met het feit dat de minister van Financiën gisteren zei dat geld in potlood nog kan worden uitgegumd? Waarom beantwoordt de minister die vraag nu gewoon niet? Wordt dat geld misschien uitgegumd? Kan de minister vandaag garanderen dat het geld er komt? Ik heb het het liefst vanaf vandaag, maar ik wil in ieder geval dat het er komt.
Minister Van der Steur:
Ik heb goed geluisterd naar de heer Van Weyenberg. Hij stelt dezelfde vraag. Ik hecht er wel aan om op te merken dat ik het citaat "ik heb extra geld" dat de heer Van Weyenberg mij toebedeelt, niet heb uitgesproken. Zo werkt het systeem niet in deze Kamer. Ik heb gelezen dat er mogelijkerwijze een investering van 300 miljoen komt. Als dat zo zou zijn voor 2017, zal ik daar buitengewoon verguld mee zijn, want ik denk dat ik daar een goede plek voor weet te vinden. Dat debat voeren wij echter pas bij de begroting en bij de Miljoenennota en niet eerder, zoals de heer Van Weyenberg heel goed weet.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
De verschillende politieke partijen zijn vaak heel scherp naar deze minister, maar nu treden zij samen op. Waarom doen wij dat en waarom is dat altijd weer minder scherp? Dat is omdat de minister de Kamer heeft gezegd dat er serieuze gaten zijn. Het Openbaar Ministerie moet nog op zoek naar geld. De korpschef heeft de opdracht gekregen nog op zoek te gaan naar geld. Dus er is nog geen geld. Er is uitputting uit reserves. Er is een zoektocht, terwijl de veiligheidsdiensten de aandacht nodig hebben voor het primaire proces. Dat maakt dat deze volledige oppositie zo redelijk is en aangeeft dat zij ziet dat er gaten zijn. Zij roept de minister op om deze handschoen op te pakken en de gaten te dichten. Waarom pakt de minister dit niet op? Hij heeft het nog niet geregeld.
Minister Van der Steur:
Ik waardeer het zeer dat mevrouw Van Toorenburg deze vraag stelt evenals haar betrokkenheid bij mijn begroting, maar ook bij deze vraag moet ik weer het lijstje af, namelijk dat er voor 2016 een naar mijn oordeel verantwoorde begroting ligt en dat er, zoals altijd, discussies in het lopende jaar gevoerd zullen worden. Die gaan we ook met verstand tegemoet, maar ik zie geen aanleiding om vervolgens een ander oordeel over het amendement te hebben, om de redenen die ik heb aangegeven, inclusief de dekking en de onderbouwing ervan.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dat is dan een keuze, maar de oppositie doet een heel indringende oproep om de verantwoordelijken van de veiligheidsketen hun focus te laten hebben op de uitvoering en niet op het zoekplaatje naar geld. Dit is de handreiking die de Kamer doet. Als de minister die niet wil aannemen, is dat heel erg triest voor onze veiligheidsdiensten.
Minister Van der Steur:
Die hele conclusie laat ik uiteraard voor rekening van mevrouw Van Toorenburg. Nogmaals, ik waardeer haar betrokkenheid enorm, maar ik wil haar er toch aan helpen herinneren dat we meer dan 5 miljard euro investeren in 2016 in de nationale politie, bijna 1 miljard in de rechterlijke macht en 450 miljoen in het Openbaar Ministerie. Dat kan toch niet gezien worden als bedragen die er niet toe doen. Het gaat om een substantieel deel, om meer dan de helft van mijn begroting, die jaar in, jaar uit geïnvesteerd wordt in de belangrijke diensten die onze veiligheid in Nederland garanderen.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit debat. Ik dank de minister voor de antwoorden. Morgen zullen wij over de ingediende amendementen stemmen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20152016-102-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.