9 Gewasbeschermingsmiddelen en bijensterfte

Aan de orde is het VAO Gewasbeschermingsmiddelen en bijensterfte (AO d.d. 19/02).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretarissen van harte welkom. Ik geef mevrouw Ouwehand als eerste het woord. De spreektijden zijn echt twee minuten per fractie. Daar houd ik jullie aan!

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik lees mijn moties alvast voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering samen met betrokken organisaties een Actieprogramma Bijengezondheid heeft opgesteld om de zorgwekkende bijensterfte tegen te gaan;

overwegende dat een van de oorzaken van bijensterfte is gelegen in een gebrek aan voldoende gevarieerd voedsel, en dat dit onder andere wordt veroorzaakt door het klepelen van bermen en het te vroeg knotten van wilgen;

verzoekt de regering, in gesprek te gaan met terreinbeheerders, gemeenten en provincies om te komen tot ecologisch en bijvriendelijk natuur- en bermbeheer waarin aandacht wordt besteed aan het beschikbaar maken en houden van voldoende gevarieerd voedsel voor bijen en andere bestuivers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 242 (27858).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik dien nog een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer heeft aangedrongen op een verbod op de verkoop van bestrijdingsmiddelen en biociden die neonicotinoïden bevatten (27858, nr. 151);

constaterende dat de regering deze motie niet uitvoert, omdat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) onvoldoende bewijs zegt te hebben voor de schadelijkheid van dit gebruik om een noodprocedure in te stellen;

overwegende dat de regering de bewijslast middels een reguliere intrekkingsprocedure kan omdraaien, waardoor producenten zelf de veiligheid van de middelen onomstotelijk moeten bewijzen;

verzoekt de regering, de reguliere procedure op te starten om de particuliere toelatingen van alle neonicotinoïden in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 243 (27858).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Mijn laatste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat metam-natrium al in 2010 is verboden in de EU vanwege het gevaar van dit middel voor de volksgezondheid, flora en fauna;

constaterende dat in Nederland dit middel vanwege een uitzonderingsbepaling nog tot eind 2014 gebruikt mag worden;

overwegende dat omwonenden en passanten een groot risico lopen op gezondheidsschade door het gebruik van metam-natrium, getuige de ernstige incidenten die zich de afgelopen tijd hebben voorgedaan;

verzoekt de regering, de huidige toelating voor metam-natrium niet te verlengen en geen nieuwe toelating voor metam-natrium meer af te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 244 (27858).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over de gewasbeschermingsmiddelen, is er uitvoerig gesproken over de procedures. De constatering was dat de alternatieven daarbij heel vertraagd en, als het al lukt, langzaam op de markt komen. Ik heb toen de toezegging van de staatssecretaris gehad dat zij wil bekijken of zij daar iets aan kan doen, maar ik vond die niet scherp genoeg. Daarom dien ik de volgende motie in die tot doel heeft om een snel spoor te maken voor de toelating van de alternatieven.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico volgens de Europese toelatingsverordening moet worden "aangemoedigd" en "vergemakkelijkt";

van mening dat als gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, altijd het minst schadelijke middel ingezet zal moeten worden;

overwegende dat gewasbeschermingsmiddelen op basis van laagrisicostoffen bijdragen aan een vergroening van het middelenpakket;

verzoekt de regering, waar mogelijk een vereenvoudigd toetsingskader mogelijk te maken en een "snel spoor" in te voeren voor de toelating van deze categorie groene middelen door een efficiënte beoordelingsprocedure bij het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 245 (27858).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Tot slot dien ik geen motie in, maar heb ik de volgende vraag aan de staatssecretaris. In een van de eerdere brieven is toegezegd dat er op korte termijn een lijst komt van de middelen die wij wel en niet toelaten. Ik wil graag van de staatssecretaris weten wanneer wij die tegemoet kunnen zien.

De heer Smaling (SP):

Ik hoorde de verbazing in uw stem, voorzitter, over het feit dat u de heer Van Gerven niet in de bankjes zag zitten.

De voorzitter:

Dat klopt!

De heer Smaling (SP):

Hij heeft het debat inderdaad gevoerd, maar hij is elders vanwege een zorgdebat. Ik beperk me tot het voorlezen van de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Planbureau voor de Leefomgeving constateert dat op meer dan de helft van de meetlocaties oppervlaktewater de concentratie bestrijdingsmiddelen te hoog is;

constaterende dat structurele overschrijdingen van bepaalde bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater nog niet geleid hebben tot aanpassing of intrekking van goedkeuringen;

van mening dat vervuiling bij de bron moet worden aangepakt;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat structurele overschrijdingen leiden tot aanpassing (opschorten, intrekken, inperken) van het toelatingsbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smaling, Van Gerven en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 246 (27858).

De heer Smaling (SP):

De tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat slechts 65% van de bedrijven een risico-inventarisatie heeft en dat bij de risico-inventarisaties die er wel zijn, amper aandacht is voor het cruciale aspect van de blootstelling van werknemers aan bestrijdingsmiddelen;

overwegende dat werknemers vaak tieners zijn;

verzoekt de regering, een ambitie en streefdatum te formuleren voor het bereiken van een situatie waarin nagenoeg alle werkgevers voldoende aandacht hebben voor risico's van gif voor werknemers en voldoen aan de vereiste risico-inventarisatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smaling en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 247 (27858).

De heer Smaling (SP):

De laatste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het goed is dat gebruikers hun middelen moeten gaan bijhouden in de gewasbeschermingsmonitor;

verzoekt de regering, geaggregeerde gegevens uit de gewasbeschermingsmonitor naar de Kamer te sturen, waarbij duidelijk gecommuniceerd wordt hoeveel middelen van welke zwaarte er per jaar gebruikt zijn;

verzoekt de regering tevens, haar ambities omtrent kwantitatieve reductie hier overzichtelijk naast te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smaling en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 248 (27858).

De heer Graus (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Allereerst vind ik het heel origineel dat mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren als een bijtje gekleed hier in de plenaire zaal zit. Dat is echt ontzettend leuk. Eerlijk is eerlijk. Eigenlijk had ik als Willy moeten komen. De omvang heb ik al een beetje.

Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, naast een ketengerichte aanpak voor het terugdringen van illegale gewasbeschermingsmiddelen, over te gaan tot een zowel kwalitatief als kwantitatief betere opsporing en handhaving middels keiharde aanpak van overtreders die de volks- en diergezondheid in gevaar brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 249 (27858).

De heer Graus (PVV):

Ik weet dat de staatssecretaris van Economische Zaken dadelijk zal zeggen dat ze dat al doet, dat het ondersteuning van beleid is, of regeringsbeleid. Ik weet echter dat het in de praktijk niet gebeurt, zeker niet als het gaat om de opsporing en handhaving op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen. Daarom dien ik deze motie specifiek in dit debat in.

De volgende motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een tekort bestaat aan imkers in Nederland;

overwegende dat het houden van bijen, gezien de massale bijensterfte, juist gestimuleerd dient te worden maar zeker niet mag worden bestraft;

verzoekt de regering, in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een einde te maken aan de heffingen die sommige gemeenten specifiek opleggen aan Bijenhouders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 250 (27858).

De heer Graus (PVV):

Ik zeg nog tegen de strenge griffiers, die altijd kruisjes door taal- en spelfouten zetten: ik heb "Bijenhouders" nadrukkelijk met een hoofdletter geschreven.

De heer Bosman (VVD):

Ik mag spreken mede namens mijn collega Helma Lodders, die hier helaas niet kan zijn.

Voorzitter. Op 19 februari hebben we een algemeen overleg gehad over gewasbeschermingsmiddelen. De VVD-fractie heeft uitgebreid stilgestaan bij de verplichte waterzuiveringsinstallaties in de glastuinbouw. Mijn fractie heeft hier ernstige bezwaren tegen. Het is een forse kostenpost voor de sector, bovenop de milieu-investeringen die de sector in het komende jaar moet doen. Daar komt bij dat de glastuinbouw momenteel in zwaar weer verkeert. Een verplichte toepassing van zuiveringstechnieken doet afbreuk aan het gelijke speelveld en de concurrentiekracht, omdat hierbij ook sprake is van een nationale kop. In het algemeen overleg heeft de VVD-fractie de staatssecretaris opgeroepen om de glastuinbouw de ruimte en de tijd te geven om op economisch verantwoorde wijze de normoverschrijding van gewasbeschermingsmiddelen in lokaal oppervlaktewater terug te dringen, in samenwerking met de waterschappen. De staatssecretaris heeft in het algemeen overleg een onbevredigend antwoord gegeven. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat de ambities voor vermindering van het aantal normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater niet haalbaar en betaalbaar zijn voor de glastuinbouw;

constaterende dat de regering iedere tuinder vanaf 2016 wil verplichten, een waterzuiveringsinstallatie te hebben;

overwegende dat 90% van de glastuinbouw is aangesloten op de riolering en dat deze rioolzuiveringen gemiddeld 60% van de gewasbeschermingsmiddelen uit het water halen;

van mening dat een extra zuiveringsstap kan bijdragen aan het verminderen van het aantal normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in plaats van een verplichte zuiveringsinstallatie voor elke tuinder;

verzoekt de regering om de glastuinbouw de ruimte en tijd te geven om op een economisch verantwoorde wijze de normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in lokaal oppervlaktewater terug te dringen;

verzoekt de regering voorts, te streven naar een verdergaande aansluiting op de riolering van de glastuinbouw en, in samenwerking met de waterschappen, een gezamenlijke zuivering van het restwater, en af te stappen van de verplichting voor de glastuinbouw van een waterzuiveringsinstallatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bosman en Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 251 (27858).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er duurzame alternatieven zijn voor het gebruik van de grondontsmetter metam-natrium in de bollenteelt;

overwegende dat deze alternatieven nog onvoldoende in beeld zijn gebracht en er verder enkele beleidsmatige belemmeringen in het GLB zijn voor het gebruik van aaltjesbestrijdende gewassen;

verzoekt de regering, samen met de sector de verschillende alternatieven voor het gebruik van metam-natrium in beeld te brengen en beleidsmatige belemmeringen voor het gebruik van deze alternatieven te inventariseren, en de Kamer hierover voor 1 mei te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 252 (27858).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen op recreatieterreinen mogelijk blijft;

overwegende dat er een green deal is gesloten voor sportterreinen om toe te werken naar een verbod op het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen;

verzoekt de regering, zich ervoor in te spannen dat op korte termijn ook een green deal voor recreatieterreinen wordt gesloten, waarbij deze green deal gelijk op gaat lopen met de green deal voor sportterreinen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 253 (27858).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de glastuinbouwsector per 1 januari 2016 het drain- of drainagewater moet zuiveren voor het wordt geloosd;

overwegende dat bij collectieve zuivering een aantal bedrijven te maken krijgt met aanzienlijke extra kosten;

verzoekt de regering, via een pilot te onderzoeken hoe tot verdere kostenbeheersing van het zuiveringsproces kan worden gekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 254 (27858).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen door particulieren op overige terreinen wil terugdringen via een kassacheck en voorlichting door de tuinbranche;

overwegende dat er geen reductiedoelstelling met de tuinbranche is afgesproken;

verzoekt de regering, de effecten van de kassacheck en de voorlichting te monitoren en afspraken te maken met de tuinbranche over een concrete reductiedoelstelling in 2018,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 255 (27858).

Ik schors de vergadering tot 18.55 uur. Dan kunnen de moties worden gekopieerd en hebben de bewindspersonen even de gelegenheid om zich in de moties te verdiepen.

De vergadering wordt van 18.45 uur tot 18.56 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef de staatssecretaris van Economische Zaken het woord.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik ga meteen in op de motie van de leden Ouwehand en Schouw op stuk nr. 242. In deze motie verzoeken zij de regering om in gesprek te gaan met terreinbeheerders en anderen over ecologisch bermbeheer. Ik wil dat doen. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer over.

Nu kom ik bij de motie-Ouwehand op stuk nr. 243. In die motie gaat het over het opstarten van een reguliere procedure voor de particuliere toelating van alle neonicotinoïden. Ik ontraad de aanneming van deze motie. Per 30 september 2013 is er over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen besloten dat het particuliere gebruik van vier neonicotinoïden niet meer mogelijk is. Ook fipronil is niet op de markt voor niet-professioneel gebruik. Er zijn wel nog drie toepassingen voor niet-professioneel gebruik van één stof. In 2014 wordt de herbeoordeling binnen de Europese Unie ingezet. Indien de EFSA een risico vaststelt, ga ik mij ook op dit vlak weer inzetten voor een Europees verbod. Ik volg dus het Europese spoor — zoals mevrouw Ouwehand weet — en daarom is dit mijn oordeel over deze motie.

In haar motie op stuk nr. 244 verzoekt mevrouw Ouwehand de huidige toelating voor metam-natrium niet te verlengen en geen nieuwe toelating meer af te geven. Deze motie ontraad ik. Tijdens het algemeen overleg heb ik al gezegd dat ik vanzelfsprekend in gesprek ga met de betrokken partijen om te bezien hoe wij bijvoorbeeld de blootstelling van omwonenden aan die stof kunnen verminderen. Bovendien zal er gekeken worden naar alternatieven. Ik zal in reactie op de motie van het lid Dik-Faber nog hierop terugkomen. Inmiddels is de stof metam-natrium weer goedgekeurd door de Europese Unie, zoals ik ook gemeld heb in het algemeen overleg. De eerste overweging in de motie klopt dus feitelijk niet meer. Mijn voorstel is om het gesprek te voeren en de inzet daarvan te laten zijn dat er gezocht wordt naar alternatieven. Deze motie ontraad ik echter.

Ik kom nu bij de motie-Jacobi op stuk nr. 245. Deze motie beschouw ik als ondersteuning van beleid. Ik heb in het debat al toegezegd dat ik met het Ctgb wil kijken naar de mogelijkheden om de aanvragen voor biologische middelen met prioriteit op te pakken. Die aanvragen moeten snel beoordeeld kunnen worden, zoals dat nu bij de kleine toepassingen gebeurt. Het Ctgb zal aanvullend op het EU-spoor van het toetsingskader versneld helder maken op welke wijze een aanvraagdossier voor dergelijke middelen er moet uitzien. Om een lang verhaal kort te maken: deze motie zie ik als ondersteuning van beleid en daarom laat ik het oordeel daarover aan de Kamer.

Mevrouw Jacobi vroeg of ik op korte termijn een lijst wil sturen met een overzicht van de middelen die al dan niet zijn toegelaten. Als zij daarmee een lijst bedoelt van de lagerisicomiddelen die nu in Nederland toegelaten zijn, kan ik die lijst in april toesturen.

Collega Mansveld zal de motie op stuk nr. 246 behandelen en ik ga nu in op de motie op stuk nr. 247 van de leden Smaling en Van Gerven. In die motie verzoeken zij de regering, een ambitie en streefdatum te formuleren voor het bereiken van een situatie waarbij nagenoeg alle werkgevers voldoende aandacht hebben voor de risico's van gif voor werknemers en voldoen aan de vereiste risico-inventarisatie. In de nota duurzame gewasbescherming zijn hiervoor doelstellingen opgenomen. Als de motie doelt op die doelstellingen, zou die uiteraard ondersteuning van beleid zijn. Ik heb echter het vermoeden — misschien kan de heer Smaling dat bevestigen — dat beide leden meer dan dat beogen. Als dat laatste het geval is, moet ik de motie ontraden. Ik kan het ook zo even doen. Dan ga ik nu eerst even verder.

De voorzitter:

De heer Smaling heeft de heer Van Gerven vervangen, dus het kan ook zijn dat hij er later op terugkomt.

Staatssecretaris Dijksma:

Dat mag, dat is geen punt.

De heer Smaling (SP):

Ik kom er straks nog even op terug.

Staatssecretaris Dijksma:

Dat snap ik. Dat is namelijk voor mijn oordeel van belang.

Dan kom ik bij de tweede motie van de leden Smaling en Van Gerven, op stuk nr. 248, over de hoeveelheid gebruikte gewasbeschermingsmiddelen per jaar en de ambities omtrent de kwantitatieve reductie die overzichtelijk moeten worden neergezet. Ook hier is mijn indruk dat wij dit eigenlijk al doen. We doen volgens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden al het volgende. Fabrikanten, importeurs en handelaren zijn namelijk volgens die wetgeving verplicht om de geleverde hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen te verstrekken, waarover de NVWA vervolgens jaarlijks op de website publiceert per gewasbeschermingsmiddelengroep, dus insecticiden, fungiciden et cetera. Deze afzetcijfers geven een aardig representatief beeld van het gebruik.

Daarnaast houdt het CBS om de vier jaar een enquête onder telers. Dat levert ook weer gegevens op over de gebruikte hoeveelheid bestrijdingsmiddelen en de hoeveelheid biologische bestrijdingsmiddelen per gewasgroep. Ik kan de Kamer die cijfers toezenden, maar als het gaat om weer een heel ander onderzoek en als de motie iets anders beoogt, dan moet ik de motie ontraden. Dus ik zeg toe dat wij aan de Kamer sturen wat wij in beeld hebben, ook zo veel mogelijk als dat al niet openbaar is, want het is denk ik deels openbaar. Als de motie verder beoogt te gaan dan dat, dan moet ik die ontraden.

De voorzitter:

Dat was de motie op stuk nr. 248.

Staatssecretaris Dijksma:

Ja.

Dan gaan wij naar de motie op stuk nr. 249 van de heer Graus, die verzoekt om een ketengerichte aanpak voor het terugdringen van illegale gewasbeschermingsmiddelen en betere opsporing. Hij vermoedde al dat ik zou zeggen dat deze motie ondersteuning van beleid is. Hij zegt voorbeelden te hebben waar dat niet aan de orde is. Zoals altijd zeg ik hier: als u informatie hebt, deel die dan met ons, want daar kunnen wij ons voordeel mee doen. Ik kan niet anders dan deze motie als ondersteuning van beleid beschouwen, want naar mijn smaak is dit nu precies de inzet van het kabinet. Daarmee zou ik het oordeel aan de Kamer kunnen overlaten, tenzij de heer Graus een heel andere aanpak voor ogen heeft. Dan is die ook niet gratis, denk ik zomaar. Dan hebben wij natuurlijk ook weer een ander verhaal, want dan kan ik zo'n motie niet zomaar ondersteunen.

De heer Graus (PVV):

Daarom heb ik ook zowel kwalitatief als kwantitatief betere opsporing genoemd, want wij hebben hierover heel veel debatten gevoerd. De NVWA is ook helemaal niet meer op orde. Wij zagen het bij de vleesschandalen en bij tal van andere voedselschandalen. Hier zijn echt geen mensen meer voor. Je hoort het ook van NVWA'ers zelf. Dit is echt een ondergeschoven kindje geworden. Vandaar dat ik deze motie ook specifiek nog eens indien bij dit debat. Uiteraard zijn hiermee centjes gepaard maar nogmaals, ik zit niet in de regering. Wij hebben wel een prachtige tegenbegroting waar een paar suggesties in staan waar de staatssecretaris het geld vandaan kan halen.

Staatssecretaris Dijksma:

Dat waardeer ik uiteraard zeer, net als ik overigens, dat moet gezegd, de ondersteuning van de heer Graus voor het verbeterplan van de NVWA zeer waardeer. Daardoor hebben wij straks meer mensen dan nu om handhavings- en toezichtswerk te doen. Laat ik het dan zo zeggen. Ik wil de motie opvatten als een aansporing om op het terrein waar wij het nu over hebben echt goed te kijken hoe wij daar ons werk doen, want dit is wel een heel belangrijk onderwerp. Maar het is niet zo dat de heer Graus dan over een paar weken tegen mij kan zeggen: er zijn nog geen twintig extra mensen bij, nu hebt u mijn motie niet uitgevoerd. Daarin moeten wij dus wel fair zijn. Met deze motie wil de heer Graus aandacht vragen voor een terecht punt, maar ik leg de motie dan wel op mijn manier uit.

De heer Graus (PVV):

Zeker. Daarin kan ik me vinden en ik ga zeker niet tegen u zeggen dat er twintig of vijftien moeten komen. Het liefst heb ik er een paar honderd, maar ik begrijp dat dat niet altijd mogelijk is. Als er maar meer aandacht komt, specifiek ook voor de freeriders binnen de gewasbeschermingsmiddelenbranche. Daar gaat het eigenlijk om. Net als bij de terreinbeheerders en de boeren.

Staatssecretaris Dijksma:

Zowel met de nota als in het debat laten staatssecretaris Mansveld en ik zien hoe belangrijk wij dit onderwerp vinden, ook voor omwonenden. Wij moeten geen freeriders tolereren.

Bij de volgende motie van de heer Graus, op stuk nr. 250, heb ik weer een uitleg nodig. Mij wordt verzocht om in overleg te treden met de VNG om te spreken over de heffingen die sommige gemeenten aan bijenhouders opleggen. Het is echt een autonome afweging van gemeenten om al of niet te heffen. Ik vraag de heer Graus om de motie aan te houden. Ik heb mevrouw Ouwehand al toegezegd dat ik over het bermbeheer het gesprek met de gemeenten wil zoeken. Het is niet erg om hier eens te vertellen hoe belangrijk wij met elkaar imkers vinden. In dat gesprek zal ik daar aandacht voor vragen, maar ik ga niet over heffingen. Als bestuurders moeten wij elkaar letterlijk een beetje heel houden.

De heer Graus (PVV):

Ik ben bereid om de motie aan te houden. Als Kamerlid heb ik ook een paar keer geprobeerd bij de VNG te bemiddelen, maar daar komt niets van terecht. De staatssecretaris is iets machtiger.

Over het bermbeheer heb ik al een toezegging gehad. De motie van mevrouw Ouwehand gaat verder dan wat ik heb gevraagd. Ik heb al gevraagd om bijvriendelijk bermbeheer. De staatssecretaris heeft dat een paar maanden geleden al toegezegd. Eigenlijk had ik die toezegging al binnen. Mevrouw Ouwehand mag overigens best even twitteren dat zij het heeft binnengehaald.

Staatssecretaris Dijksma:

Succes heeft vele vaders en moeders, zo heb ik altijd geleerd. De heer Graus heeft op dit punt een niet aflatende energie.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Graus stel ik voor, zijn motie (27858, nr. 250) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma:

De motie van de leden Bosman en Lodders wordt door mevrouw Mansveld besproken.

Ik heb nu voor mij de motie van mevrouw Dik-Faber op stuk nr. 252, waarin mij wordt verzocht om met de sector de verschillende altematieven voor het gebruik van metam-natrium te bekijken en de Kamer hierover voor 1 mei te informeren. Deze motie ervaar ik als ondersteuning van beleid. Het is bijna letterlijk de tekst van een toezegging die ik in het debat aan de Kamer heb gedaan. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik dit gewoon ga doen.

Ik heb de indruk dat de overige moties van mevrouw Dik-Faber door collega Mansveld zullen worden behandeld.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik maak een opmerking over de motie op stuk nr. 243. De staatssecretaris heeft gezegd dat zij inzake de neonicotinoïden in spullen die voor particulieren te koop zijn het Europese spoor volgt. Dat wist de Kamer al en daarom heeft zij een motie aangenomen om de spullen in Nederland alvast op de particuliere markt te verbieden. Die redenering vind ik dus niet helemaal zuiver.

Eerder heb ik een hele zwik moties ingediend voor de dingen die wij in Nederland kunnen doen om het gebruik van neonicotinoïden aan banden te leggen. Wij moeten concluderen dat het Europese spoor van de staatssecretaris — hulde voor haar inzet daar — doodloopt. 80% van het gebruik in Nederland blijft buiten schot. Al die moties voor wat wij nationaal nog kunnen doen wil ik aanstaande dinsdag in stemming brengen.

Staatssecretaris Dijksma:

Dat vraagt om een kort weerwoord. Ik denk dat het Europese spoor een stuk effectiever is geweest dan menigeen dacht en het is nog lang niet klaar. Laten wij daar vooral op inzetten. Per 30 september vorig jaar heb ik voor heel wat van die middelen het gebruik onmogelijk gemaakt. Nu rest van één stof een aantal toepassingen. Ook die staan op de lat om beoordeeld te worden. De opmerking van mevrouw Ouwehand dat het spoor doodloopt correspondeert gewoon niet met de werkelijkheid.

Daar waar het gaat om bijvriendelijke gewassen is natuurlijk wel degelijk ingegrepen. Daar is heel nadrukkelijk naar gekeken. Dat is ook steeds de opdracht geweest. Ik denk in mijn eigenwijzigheid dat in dit geval Europa ons effectievere wegen biedt dan een alleingang in Nederland. Ik zou toch willen vaststellen dat wij veel verder gekomen zijn dan menigeen vorig jaar dacht.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik complimenteer de staatssecretaris voor haar inzet in Europa. Natuurlijk zou het het mooiste zijn als in heel Europa alle neonics van de markt gaan, maar dat gebeurt niet. Ik zou graag zien dat de staatssecretaris bevestigt dat het hierbij gewoon om verschillende keuzes gaat. Juridisch kan het wel, en de Kamer zou kunnen zeggen: wij willen toch dat de reguliere procedures om nationaal maatregelen te kunnen treffen, worden opgestart. Dat hoeft het Europese spoor niet in de weg te zitten; het is alleen niet de voorkeursvariant van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Dijksma:

Dat is zo, maar ik denk ook dat het spoor van mevrouw Ouwehand misschien weleens eerder zou kunnen doodlopen dan zij zelf veronderstelt. Dat heeft ook te maken met de juridische inschatting hoe sterk het spoor is dat zij naar voren brengt en hoe houdbaar dat uiteindelijk voor de rechter is. Een bedrijf zal zich daarbij niet zomaar neerleggen, zoals men zal begrijpen. Ik moet er niet aan denken dat wij zo'n zaak zouden verliezen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter.

De voorzitter:

Volgens mij is dit uitgebreid tijdens het AO gewisseld, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Maar hier moet ik toch echt een punt van maken.

De voorzitter:

Een heel korte reactie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De staatssecretaris suggereert verkeerde dingen aan de Kamer. De moties gaan over het opstarten van de reguliere procedure. Daarmee wordt nog niets ingetrokken. De bewijslast wordt omgedraaid. Als die stappen netjes worden doorlopen, hebben wij juridisch geen enkel probleem en zouden wij misschien middelen kunnen intrekken. Ik vraag niet om noodprocedures. In dat geval zou de staatssecretaris een punt hebben wat betreft de juridische moeilijkheden. Ik stel het dus echt op prijs als de staatssecretaris hierover geen verwarring zaait, want dan gaat de Kamer op basis van verkeerde suggesties naar de moties kijken, en dat zou jammer zijn.

Staatssecretaris Dijksma:

Dat is uiteraard niet mijn bedoeling, maar ik geef wel mijn inschatting. Het is waar dat het een keuze is, maar die keuze heeft ook consequenties. Naar mijn idee is datgene wat wij nu doen effectief en leidt het tot grote stappen, die ook nog eens communautair zijn. Het heeft dus vele voordelen. Het risico dat je loopt als je de bewijslast omdraait en een andere procedure start, is dat je zo niet bereikt wat je beoogt. Daarover verschillen wij inderdaad van mening. Laat de Kamer maar zeggen hoe zij daartegenover staat. Ik hoop dat zij mij steunt.

De voorzitter:

Mijnheer Smaling, hebt u een vraag over de moties op de stukken nrs. 247 en 248?

De heer Smaling (SP):

Sorry voor de enigszins brakke bijdrage aan de dialoog van mijn kant, voorzitter. Dat komt doordat ik vervanger ben. De motie op stuk nr. 247 duiden wij ongeveer zoals de staatssecretaris daarop gereageerd heeft. In die zin kunnen wij daarin meegaan. In de motie op stuk nr. 248 staan twee verzoeken. Het tweede verzoek gaat over de ambities voor kwantitatieve reductie. Verzocht wordt om die te zetten naast datgene wat eerder wordt gevraagd. Als dat inderdaad dezelfde ambitie is als die waarover de staatssecretaris het had, zitten wij op één spoor, maar als zij die ambitie duidt als iets wat ver weg ligt van wat zij aanbiedt of van wat het CBS bijhoudt, zitten wij misschien wel met een gat.

Staatssecretaris Dijksma:

Nu vraagt de heer Smaling mij eigenlijk om zijn motie te duiden. Dat vind ik lastig. Het is heel slim, maar daaraan moet ik niet beginnen. Wij hebben een voorstel neergelegd. Als de heer Smaling het niet goed genoeg vindt — wat kan — moet hij formuleren waar het verschil in de doelstelling zit en wat hij wel of niet van ons vraagt. Als wij het andersom gaan doen, wordt het voor mij wel heel ingewikkeld. Het is wellicht verleidelijk om te zeggen dat wij het eens zijn, maar dat moeten wij niet doen. Wat betreft de motie op stuk nr. 247, de motie waarin de heer Smaling zich aansluit bij wat ook de geformuleerde doelstellingen zijn rond de werkgevers, laat ik dan ook het oordeel aan de Kamer over, maar de motie op stuk nr. 248 ontraad ik.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.

Staatssecretaris Mansveld:

Voorzitter. Ik start met de motie op stuk nr. 246 van de heer Smaling, waarin wordt gevraagd om er zorg voor te dragen dat structurele overschrijdingen leiden tot aanpassing van het toelatingsbeleid. In de tweede nota staan maatregelen om overschrijdingen terug te brengen. Een voorbeeld daarvan is het maken van emissiereductieplannen. De resultaten hiervan worden bij de toelatingsprocedure betrokken. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid.

Ik spring door naar de motie op stuk nr. 251. Ik heb hierover in het AO inderdaad een debat gehad met mevrouw Lodders. De maatregelen zijn noodzakelijk om de doelstellingen van de Tweede nota duurzame gewasbescherming tijdig te halen. Er worden in de glastuinbouw soms aanzienlijke overschrijdingen geconstateerd tot meer dan duizend keer de norm. Het gaat ook om stoffen die onder andere worden gerelateerd aan de bijensterfte, zoals imidacloprit. Los daarvan zijn zonder zuivering gewasbeschermingsmiddelen niet langer toelaatbaar op de Nederlandse markt. Glastuinbouw zou dan nog slechts in zeer beperkte mate mogelijk zijn in Nederland. Ik heb aangegeven dat ik in gesprek ben met de sector. De Europese Commissie maakt zich er zorgen over of wij de doelstellingen halen. Ze is heel kritisch tegenover Nederland. Het is nu maart 2014. Op dit moment voel ik nog geen ruimte om hierin te bewegen. Ik heb een afspraak met de glastuinbouw en zal er op korte termijn mee in gesprek gaan. Ik ontraad de motie.

De motie op stuk nr. 253 gaat over de green deal. Net als mevrouw Dik-Faber vind ik het belangrijk dat recreatieterreinen zich inspannen. Een green deal is daarvoor een goed middel. Er zijn reeds contacten gelegd met deze branche. Ik zie de motie dan ook als ondersteuning van mijn beleid.

Bij de motie op stuk nr. 254 gaat het even om de letter. De regering wordt verzocht via een pilot te onderzoeken hoe tot verdere kostenbeheersing van het zuiveringsproces kan worden gekomen. Ik heb geen problemen met een pilot. Sterker nog, pilots kunnen heel goed zijn. Een voorwaarde voor mij is dan wel, als ik de motie zo mag lezen en interpreteren, dat een pilot niet leidt tot vertraging van de invoering van de maatregel. Als mevrouw Dik-Faber volgtijdigheid bedoelt waarmee de invoering van de maatregel wellicht wordt uitgesteld, dan ontraad ik de motie.

De motie op stuk 255 gaat over het monitoren van de effecten van de kassacheck en de voorlichting. Ik wil het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door particulieren terugbrengen door het geven van voorlichting en het invoeren van de kassacheck. Ik ben bereid met de tuinbranche afspraken te maken over het monitoren van de effecten van dit beleid en over de reductiedoelstellingen. Ik zie de motie dan ook als ondersteuning van beleid.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik wil nog even terugkomen op de motie op stuk nr. 254. In de constatering staat dat de glastuinbouwsector per 1 januari 2016 het drainagewater moet zuiveren. Dat is een heel korte termijn, maar dit is gewoon een constatering die weer refereert aan het kabinetsbeleid. Ik ben er persoonlijk niet blij mee, maar het is ook niet de intentie van de motie om daar nu aan te tornen. Er ligt een andere motie van de VVD die dat wel doet en ik zal mij daarop beraden. Deze motie gaat het er echt over om met elkaar te bekijken hoe wij via een pilot kunnen komen tot slimme constructies om de kosten omlaag te brengen. Ik heb er op dit moment geen zicht op. De glastuinbouwsector komt echt voor hoge kosten te staan. Wellicht kunnen wij via pilots onderzoeken hoe wij die kosten omlaag kunnen brengen. De constatering is echt alleen een verwijzing naar het kabinetsbeleid.

Staatssecretaris Mansveld:

Dan lees ik de motie als zodanig. De kosten zijn bekend volgens onderzoeken van de Wageningen Universiteit, maar ik denk dat het goed is om in het gesprek met de branche te bekijken of er pilots mogelijk zijn en, zo ja, welke dan. Ik vind die suggestie uitstekend. Ik zie de motie dan ook als ondersteuning van beleid. Nogmaals, wat mij betreft is de datum van de invoering van maatregelen hard.

De heer Bosman (VVD):

Ik moest toch even nadenken over de antwoorden van de staatssecretaris. Dat is altijd goed. Het gaat natuurlijk over de motie op stuk nr. 251. Ik hoor de staatssecretaris wel spreken over het gesprek dat zij voert met de glastuinbouw, maar in de motie wordt ook gevraagd om in samenwerking met de waterschappen te komen tot een gezamenlijke waterzuivering, die al voor een groot deel plaatsvindt door de glastuinbouw. In hoeverre is de staatssecretaris daarmee bezig? En in hoeverre geeft dat meer armslag en ademruimte aan de glastuinbouw? Anders gaan ze gewoon dicht.

Staatssecretaris Mansveld:

Zoals ik al zei, is het begin 2014 en praten wij hier over 2016. Ik ga eerst in gesprek met de branche. Dat is de volgorde die ik hanteer. Dat gesprek zullen wij gaan voeren. Ik vind het belangrijk dat de branche tot daden komt en daar wil ik de branche graag over spreken.

Naar boven