8 Administratieve bijstand

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 27 mei 2010 te Parijs tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken ( Trb. 2010, 221 en 314 ) ( 33174 (R1974)).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Financiën welkom en verzoek hem om niet meer te telefoneren in de zaal.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Vandaag is een heuglijke dag, omdat we eindelijk het wetsvoorstel ter goedkeuring van het Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken kunnen bespreken. Het heeft een voorgeschiedenis van een jaar of drie, vier. Zelf ben ik bij het verdrag betrokken geweest als rapporteur in de Raad van Europa en een gedeelte van deze verdragsonderhandelingen heeft plaatsgevonden in de Tweede Kamer.

Dit is het enige multilaterale verdrag inzake belastingzaken waar Nederland aan meedoet. Het is een uitvloeisel van hetgeen op de G20-top is afgesproken in 2009, namelijk dat we belastinggegevens beter zouden uitwisselen. Als we met ons allen een groot probleem hebben met belastinginkomsten, is het eerst zaak om ervoor te zorgen dat de belastingen die opgelegd worden, daadwerkelijk geheven en geïnd worden. Dat kan alleen als regeringen met elkaar afspreken hoe zij gegevens uitwisselen over onderdanen die hun best doen om in land A niet te vertellen wat zij in land B doen en omgekeerd. Die problematiek is welbekend. Soms gebruikt de staatssecretaris er cd's voor – misschien zijn het tegenwoordig stickjes – om te achterhalen waar deze mensen zich bevinden.

Dit verdrag biedt een aantal mooie handvatten. Het is een multilateraal verdrag: als je eenmaal bent toegetreden, kun je gelijk met 20 of 30 landen gegevens uitwisselen. Kan de staatssecretaris de stand van zaken van de ratificatie geven? Misschien kan de staatssecretaris ook ingaan op de bescherming van persoonsgegevens. Als je met Duitsland of België gegevens uitwisselt, is de bescherming van persoonsgegevens wel prima, maar nu gaat ook Ghana toetreden. Als er automatisch gegevens uitgewisseld worden met Ghana of Kazachstan, zullen deze landen de gegevens dan niet lekken? Welke waarborgen zijn daarvoor? Hoe zal de staatssecretaris de Tweede Kamer op de hoogte houden van de waarborgen?

Het meest onze aandacht trok echter de bijlage in de nota naar aanleiding van het verslag, waar wij om gevraagd hadden. In deze bijlage staan de verzoeken die gedaan worden aan andere landen en de inlichtingen die gegeven worden. Ik zal twee landen als voorbeeld geven. In de afgelopen tweeënhalfjaar heeft Nederland 168 keer een verzoek gedaan aan Curaçao om te weten wat er aan de hand was. We hebben slechts 48 antwoorden ontvangen. Bij drie van de vier informatieverzoeken aan Curaçao over belastingplichtigen is er dus kennelijk een taalbarrière of een andere barrière en gebeurt er helemaal niets. De brief van staatssecretaris Weekers wordt gewoon in de hoek gelegd en hij krijgt geen antwoord. Hetzelfde gebeurt bij de Zwitsers. Er is 37 keer een vraag aan Zwitserland gesteld, maar in meer dan 60% van de gevallen zwijgen de Zwitsers als het graf. Slechts 14 antwoorden zijn binnengekomen. We hoeven niet te praten over automatische en spontane gegevensuitwisseling als er al geen antwoord komt als er een concreet vermoeden is; en dat is er in die gevallen, want anders stelt staatssecretaris Weekers geen vragen aan het betreffende land. Is de staatssecretaris bereid om nog deze week contact op te nemen met Curaçao en Zwitserland om hun te vragen om alle uitstaande informatieverzoeken voor 1 januari 2013 te beantwoorden en de Kamer hierover te rapporteren? Anders heeft het geen zin.

Nieuw in het verdrag is de automatische gegevensuitwisseling. Wie schetst onze verbazing? In 2010, voor het verdrag, heeft Nederland 169.000 keer automatisch gegevens verstrekt. In 2011 was dat 157.000 keer en in 2012 is dit tot nu toe 0 keer gebeurd. We gaan dus naar automatische gegevensuitwisseling, het wordt makkelijker, maar we doen het vooral niet. Graag krijgen wij hierover opheldering, want we hoeven geen verdrag te behandelen als hetgeen we in het verdrag afspreken niet gebeurt. Dat is van groot belang, want er zit heel veel zwart geld in het buitenland. Als gaten in de begroting gedicht moeten worden, hebben we het liefst dat degenen die belasting moeten betalen, die ook daadwerkelijk betalen. Liever dat, dan een belastingverhoging. Wij zijn dus zeer benieuwd naar de antwoorden van de staatssecretaris op deze vragen.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. De fractie van de SP is positief over het Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken. Met deze wijziging wordt het namelijk makkelijker om zwartspaarders op te sporen en daarmee extra belastinginkomsten te genereren. Mijn fractie vindt het dan ook van het grootste belang dat veel landen het verdrag ondertekenen, en dat is ook gebeurd. Toch blijven er landen over die blijkbaar niet kunnen leven met dit verdrag of met deze verdragswijziging. Daarom vraag ik de staatssecretaris of hij weet wat voor bepaalde landen redenen zijn geweest om het verdrag niet te ondertekenen. Is hij voornemens om wat dit betreft nog stappen te zetten?

Mijn fractie heeft nog vragen over de privacy van burgers van landen die het verdrag medeondertekenen. We begrijpen namelijk dat de verzoekende staat niet alleen informatie over de betreffende persoon kan opvragen, maar ook informatie die ziet op anderen dan de belastingplichtige zelf. Kan het hierdoor voorkomen dat, als Nederland wordt verzocht om informatie, gegevens over familie of collega's van betrokkene worden verstrekt? Kan de staatssecretaris aangeven welke beperkingen hieraan worden opgelegd? Ik denk namelijk dat de staatssecretaris het niet zou waarderen als gegevens over hem worden verstrekt, om zijn zwartsparende buurman te kunnen opsporen. Het is dus belangrijk om opheldering over dit punt te krijgen.

Mijn fractie vindt het enigszins teleurstellend dat de administratieve bijstand in het verdrag op inlichtingen op verzoek is gebaseerd. Landen die wel automatisch gegevens willen uitwisselen, moeten hiertoe bilateraal afspraken maken. Het is jammer dat deze verdragswijziging geen nieuwe vormen van administratieve bijstand introduceert. Wel geeft de regering aan dat de inzet is om met zo veel mogelijk landen automatisch gegevens uit te wisselen. Vindt de staatssecretaris het dan ook geen gemiste kans dat hierover in dit verdrag geen bepalingen zijn opgenomen? Heeft hij zich daarvoor wel ingezet en, zo ja, waarom is het er niet van gekomen om dit in het verdrag op te nemen? Welke landen zijn bereid tot automatische gegevensuitwisseling over te gaan en wanneer gaat de staatssecretaris er werk van maken om met deze landen dergelijke afspraken te maken?

Ook wil ik graag van de staatssecretaris weten waarom de G20 geen verdergaande vorm van informatie-uitwisseling wenst. Is automatische uitwisseling van informatie besproken en, zo ja, waar maakt de staatssecretaris dan uit op dat een verdergaande vorm van informatie-uitwisseling niet haalbaar is? Kan de staatssecretaris dat toelichten? Daarnaast heeft mijn fractie nog enkele vragen over het OESO-modelverdrag waarmee het WABB-verdrag, dat wij nu bespreken, in lijn wordt gebracht. Was het ook mogelijk om het WABB-verdrag in lijn te brengen met het VN-modelverdrag? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd en op grond van welke bezwaren?

Ik kom op het drempelbedrag voor de invorderingsbijstand. Waarom wordt een drempelbedrag van € 1.500 gehanteerd? Welke landen hanteren deze drempel nog meer en wat is de reden hiervoor? Blijft dit voorbehoud bestaan of wordt dat ingetrokken? Een drempel van € 1.500 lijkt laag, maar als je het allemaal bij elkaar optelt zijn in sommige gevallen constructies mogelijk om net onder de grens te blijven en de fiscus te ontwijken.

Hoe ziet de toetredingsprocedure tot dit verdrag er volgens de staatssecretaris precies uit? Waaraan dienen landen te voldoen als zij op een later tijdstip willen instappen? Wie ziet toe op de naleving van de eisen waaraan moet worden voldaan om te kunnen toetreden?

Curaçao en Sint-Maarten hebben een voorbehoud gemaakt zodat zij geen bijstand hoeven te verlenen bij sommige zaken. In het wetsvoorstel is hierop eigenlijk weinig toelichting opgenomen en ik kan het ook niet volgen. Waarom wordt er een voorbehoud gemaakt? Door wie is dit bedongen? Wat zijn hiervan de gevolgen?

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Wij spreken over het wetsvoorstel Goedkeuring van het Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken, 33174. Het protocol kan rekenen op goedkeuring van mijn fractie, maar onze vraag hierbij gaat natuurlijk over het centrale thema van de reciprociteit, ook wel het "wederkerigheidsprincipe" genoemd. Volgens mijn fractie blijkt uit de feiten dat Nederland wederom het beste jongetje van de klas speelt en braaf alles ophoest waar de fiscus in verschillende landen om vraagt. Dat blijkt ook uit de bijlage waar collega Omtzigt het al over had. Bovendien blijkt er op onze eigen verzoeken substantieel veel te weinig binnen te komen, vooral uit bepaalde landen zoals Curaçao, maar ook Duitsland. Dan is de belangrijke vraag van mijn fractievoorzitter: deugt dit hele verdrag dan nog wel? Waarom krijgt Nederland zijn zaken niet binnen? Kan de staatssecretaris daar nog eens een samenvattende toelichting op geven? Het is een zeer relevant gegeven voor mijn fractie. Wat mij betreft gaat het hele debat eigenlijk hierover.

Het protocol vinden wij een goede zaak. Het verstrekken van inlichtingen over de grens vinden wij een goede zaak en ook dit verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken vinden wij een goede zaak. Ik hoop dus dat wij het protocol zonder hobbels kunnen goedkeuren, maar ik krijg graag nog een toelichting op mijn vraag hoe het zit met de reciprociteit. Verder sluit ik me graag aan bij de vragen van de heer Omtzigt en de heer Bashir.

De voorzitter:

Hiermee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris heeft gevraagd of wij tien minuten kunnen schorsen vanwege de vele technische vragen die er zijn gesteld.

De vergadering wordt van 15.35 uur tot 15.45 uur geschorst.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Ik ben de Kamer erkentelijk voor de behandeling van het aanvullend protocol inzake het WABB-verdrag. Dat geldt in het bijzonder voor het lid Omtzigt, die zich daarover vanuit zijn positie bij de Raad van Europa enkele jaren geleden nog bijzonder druk heeft gemaakt en die in Den Haag een bijeenkomst heeft geleid die uiteindelijk heeft geresulteerd in het aanvullend protocol. Met dat aanvullend protocol wordt er in elk geval voor gezorgd dat het argument van het bankgeheim niet meer kan worden tegengeworpen bij een verzoek om informatie-uitwisseling. Met het aanvullend protocol wordt er ook voor gezorgd dat landen die geen lid zijn van de OESO of van de Raad van Europa – dat zijn met name ontwikkelingslanden – kunnen toetreden tot dit multilaterale verdrag. Dat is winst wat mij betreft. Daarmee heb je namelijk het juridische instrument om met dat soort landen informatie uit te wisselen.Wil je met dat soort landen informatie uitwisselen, zeker ook bij automatische gegevensuitwisseling, dan zal er nog een memorandum of understanding moeten worden opgesteld, dus dan moeten er nadere afspraken worden gemaakt over de manier waarop je dat doet. Hierbij is het thema reciprociteit uiteraard van groot belang. Ik zal daar zo meteen nog iets over zeggen.

Het is dus goed dat we het aanvullend protocol hebben en dat we dit vandaag bespreken. Het heeft wat vertraging opgelopen. Dat had te maken met het feit dat Curaçao aanvankelijk niet mee wilde doen. Zeker ook na 10-10-10, bij de nieuwe staatkundige verhoudingen, heeft Curaçao zijn aandacht vooral gericht op het afsluiten van TIA's. Men heeft bekeken of men kan komen tot nieuwe belastingverdragen. In maart van dit jaar heb ik de collega van Curaçao echter gewezen op het belang van het WABB-verdrag. Uiteindelijk heeft Curaçao toegezegd om toch mee te doen. Dat is winst.

Er is een aantal vragen gesteld. De heer Omtzigt heeft gevraagd welke waarborgen er zijn als bijvoorbeeld met Ghana en Kazachstan gegevens worden uitgewisseld. In principe gelden de waarborgen van het informatieontvangende land. Als een land als Ghana of Kazachstan informatie opvraagt in Nederland en wij die informatie sturen, dan gaat het om de wetgeving van dat land. Dat draagt zorg voor de wijze waarop er met die informatie kan worden omgesprongen. We geven echter geen blanco cheque. Wanneer een land wil toetreden tot het WABB-verdrag, zal het namelijk nog een questionnaire moeten invullen waarin het onder meer moet aangeven hoe het met informatie omspringt en met welke waarborgen dat is omkleed. Roepen de antwoorden naar aanleiding van die questionnaire vragen op, dan kunnen de landen die al zijn toegetreden tot het WABB-verdrag een nieuw toetredend land weigeren. Zij kunnen dus aangeven dat het land eerst maar eens een en ander op orde moet brengen en zij kunnen de voorwaarde stellen dat een land pas kan toetreden op het moment dat het op orde is.

De heer Omtzigt (CDA):

Die waarborg was ook duidelijk uiteengezet in de nota naar aanleiding van het verslag. Als het land echter is toegetreden en er een puinzooi van maakt, is de Nederlandse regering dan niet bereid om standaard bij de brief ter uitwisseling te vermelden dat zij ervan uitgaat dat er bepaalde minimumwaarborgen zijn, vanwege het feit dat belastinggegevens in Nederland vertrouwelijk zijn? De staatssecretaris mag zelfs geen gegevens over individuele belastingplichtigen hier verstrekken. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat dit bij een aantal landen bij elke brief erbij wordt gezet op het moment dat de gegevens worden verstrekt, zodat we in de toekomst geen problemen krijgen met deze landen?

Staatssecretaris Weekers:

Dat kan ik vrij gemakkelijk toezeggen. Als je afspraken maakt rondom toetreding, dan moet het land ook alle zaken op orde hebben. Als in de praktijk vervolgens blijkt dat de zaken niet op orde zijn, dan spreek je het land daarop aan. Als je risico's ziet in het kader van de informatie-uitwisseling, waardoor je het niet verantwoord vindt, simpelweg omdat de andere partij woordbreuk heeft gepleegd, dan geef je de gegevens niet. Overigens zeg ik erbij dat we heel veel informatie uitwisselen. De meeste informatie wordt op dit moment uitgewisseld via een Europese bijstandsrichtlijn en via bilaterale belastingverdragen. Daarnaast wordt op grond van TIA's informatie uitgewisseld. Het WABB-verdrag is op dit moment van zeer beperkte betekenis. Dat wordt pas anders als zich meerdere landen bij het WABB-verdrag aansluiten waarmee we geen belastingverdrag en ook geen TIA hebben, en die ook buiten de EU vallen. Binnen de EU hebben we natuurlijk ook de belastingverdragen. Het probleem zoals de heer Omtzigt dat schetst, is een theoretisch probleem. Uiteraard zullen we hier wel alert op zijn op het moment dat we van het WABB-verdrag gebruikmaken.

De heer Omtzigt stelde een aantal vragen over Curaçao en Zwitserland. Met Zwitserland hebben we pas recent ervaringen opgedaan. De heer Omtzigt weet dat het verdrag met Zwitserland pas een klein jaar geleden in werking is getreden. We hebben daar een aantal informatieverzoeken uitgezet, maar we hebben nog niet op alles antwoord gekregen. Hetzelfde geldt voor Curaçao waar een aantal verzoeken om informatie is uitgezet, onder meer rondom SPV's. Ik ben daarover zelf nog een keer in de telefoon geklommen en ik heb in gesprekken met mijn collega op Curaçao aangedrongen op antwoorden. Uiteraard zal ik naar aanleiding van dit debat beide landen ook laten rappelleren. Ik heb de Kamer eerder toegezegd dat ik in 2013 uitvoerig verslag zal doen van wat de gegevensuitwisseling, in het bijzonder de automatische gegevensuitwisseling, oplevert. Ik zal dan ook verslag doen van de resultaten van het rappel. Voorts heeft de heer Omtzigt nog een vraag gesteld over 2012. Hij suggereert dat er in 2012 niet automatisch informatie zou worden uitgewisseld. Mogelijk is in de stukken nog een nul ingevuld bij 2012. Dat zou te maken kunnen hebben met het moment waarop de informatie automatisch wordt uitgewisseld. De heer Omtzigt moet hier echter niet in lezen dat we een trendbreuk plegen en dat we nu niet automatisch informatie zouden uitwisselen. Integendeel, ik ben van plan om in toenemende mate gegevens automatisch uit te wisselen, maar dan alleen met die landen die dat omgekeerd ook doen. Dat zeg ik ook in de richting van de heer Van Vliet. In 2013 zal ik hierover eveneens rapporteren.

De heer Bashir ging in op het WABB-verdrag dat in overeenstemming is met het OESO-modelverdrag. Kan het WABB-verdrag ook in overeenstemming worden gebracht met het VN-modelverdrag? Dat is nagenoeg hetzelfde en de uitkomst is vergelijkbaar. De heer Bashir heeft daarnaast gevraagd naar de privacy van betrokkene en hij vroeg of over anderen, zoals familie, collega's of de buurman van betrokkene informatie kan worden opgevraagd. Dat kan natuurlijk niet. De opgevraagde informatie moet gerichte informatie zijn over de belastingplichtige zelf; het gaat om de eigen belastingpositie. Een andere vraag van de heer Bashir is waarom er een drempelbedrag van € 1.500 is opgenomen bij de invordering. Dat is simpelweg vanwege een kosten-batenanalyse. Het opvragen van informatie of het vragen van bijstand bij de invordering kost natuurlijk geld. Daar is capaciteit mee gemoeid. Uiteindelijk moet het meer opleveren dan het kost. In de EU-invorderingsrichtlijn is een vergelijkbaar bedrag opgenomen. Dit is ook de inzet bij de bilaterale verdragen. Ik heb dat ook uiteengezet in de nota Fiscaal verdragsbeleid. Dus daarmee hanteren we overal dezelfde doelmatigheidsdrempel.

De heer Bashir heeft verder gevraagd wat de voorbehouden van Curaçao en Sint-Maarten behelzen. De bestaande voorbehouden slaan op de socialeverzekeringspremies. Dat doen ze vanwege uitvoeringsaspecten en vanwege het feit dat ze dat nu nog een stap te ver vinden. Ze willen wel al aan de slag met de belastingen. Het is dus een step-by-stepbenadering.

De heer Bashir heeft gevraagd naar de landen die bereid zijn tot automatische uitwisseling en of ik hier werk van maak. Waar ik ook kom in internationale gremia of wanneer ik met collega's of met ambassadeurs spreek, geef ik het belang aan van het feit dat wij in zijn algemeenheid inzetten op automatische gegevensuitwisseling. Hedenochtend heb ik nog gesproken met de ambassadeur van Uruguay met wie ik ook hedenochtend een TIEA heb getekend. Genoemde gegevensuitwisseling vindt eerst met die landen plaats waar dat ook wat oplevert. Dat doen we bijvoorbeeld dus met de landen in Europa, ook op basis van de Europese richtlijn. We gaan het ook doen met de Verenigde Staten. Ze zijn daar met nieuwe wetgeving gekomen, de zogenaamde FATCA-wetgeving, waarmee de financiële sectoren over de hele wereld worden gedwongen om informatie over Amerikanen over te dragen aan de Amerikaanse fiscus. Op dit moment zijn we bezig met de Verenigde Staten om dit uit te werken. Ik hoop voor het eind van dit jaar met die uitwerking te kunnen komen.

De heer Omtzigt heeft gevraagd naar de stand van zaken van het ratificatieproces. Volgens mij heeft hij met name gevraagd naar de meest recente informatie daarover. Ik kan melden dat Argentinië het protocol net heeft geratificeerd. Dat zal daar in werking treden per 1 januari aanstaande. In Australië zal het in werking treden per 1 december aanstaande en in Denemarken, Finland, Frankrijk, Georgië, IJsland, India, Italië, Korea, Mexico, Moldavië, Noorwegen, Polen, Slovenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk is het al in werking getreden. In Spanje zal het op 1 januari aanstaande in werking treden.

De heer Bashir heeft gevraagd waarom sommige landen geen verdere stappen willen zetten op het gebied van informatie-uitwisseling. Voor sommige landen is het uitvoeringstechnisch een probleem. Er zijn landen die bang zijn dat daarmee hun financiële sector geschaad wordt. Er zijn nog landen met een bankgeheim, al worden ze via het Global Forum gedwongen om dat niet een beletsel te laten zijn. Het kan wel een beletsel zijn om tot automatische informatie-uitwisseling over te gaan. Een aantal landen gaat het WABB-verdrag net een stapje te ver, maar zij zijn wel bereid om onder druk van het Global Forum en de afspraken die een paar jaar geleden in G20-verband zijn gemaakt, een TIA af te sluiten. Voor sommige landen is het ook een bargaining chip, bijvoorbeeld om te komen tot een volledig belastingverdrag.

De heer Bashir vindt het teleurstellend dat aparte afspraken moeten worden gemaakt over de automatische informatie-uitwisseling. Zoals gezegd, voer ik continu de druk op om automatische uitwisseling de norm te laten zijn, maar lang niet alle landen in de wereld delen dat standpunt. Als ik dat niet kan bereiken met een land, wil ik toch in elk geval met dat land afspreken dat het specifieke informatie geeft als wij daarom vragen.

Het aanvullend protocol van het WABB-verdrag leidt ertoe dat met het desbetreffende land nadere afspraken moeten worden gemaakt, een MOU moet worden opgesteld, als je de stap tot automatische gegevensuitwisseling wilt zetten. Dat is uiteindelijk van belang om tegemoet te komen aan het punt dat de heer Van Vliet noemt, namelijk het goed regelen van de reciprociteit. Andere landen kunnen dan niet meer van ons verlangen dan zij ons te bieden hebben. Het is altijd: voor wat hoort wat. Dat is onze inzet en zo gaan we ook te werk. Wij schuiven het thema "reciprociteit" dus niet aan de kant omdat wij het beste jongetje van de klas willen zijn. Wij willen wel met zo veel mogelijk landen een belastingverdrag hebben en wij willen met zo veel mogelijk landen informatie-uitwisselingsprotocollen of -verdragen hebben. Daarbij willen wij wel het beste jongetje van de klas zijn. Ik hoop dan ook dat dit aanvullend protocol van het WABB-verdrag daar straks nog een bijdrage aan kan leveren als wij spreken met de landen waarmee wij nog geen andere afspraken hebben.

Volgens mij heb ik hiermee de vragen van de leden beantwoord.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Mag ik uit het laatste deel van zijn betoog opmaken dat de Nederlandse fiscus, behalve bij dit WABB-verdrag, optimaal gebruik zal blijven maken van de mogelijkheden tot het afsluiten van bilaterale belastingverdragen? Zal de fiscus in dat kader ook trachten optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die dit biedt bij de uitwisseling van gegevens?

Staatssecretaris Weekers:

Jazeker. Dit WABB-verdrag is een sluitstuk. Het is niet de start. Ik heb het liefst met zo veel mogelijk landen een compleet belastingverdrag, zeker met de landen waarmee wij echte economische betrekkingen hebben. Daarin kun je het meeste regelen. Om die reden heeft Nederland al met 90 landen een verdrag gesloten ter voorkoming van dubbele belasting. Dit verdrag gaat echter tegelijkertijd ontwijking van belasting tegen. De informatie-uitwisseling is ook daarbij een belangrijk punt.

Naast de bilaterale belastingverdragen is er de Europese richtlijn. Voor Europa is het dus sowieso geen probleem. Met een aantal andere landen hebben wij TIA's afgesloten. Er wordt ook nog met enkele landen onderhandeld over TIA's. Komen we met landen te spreken over een TIA, dan vragen wij wel waarom het land niet toetreedt tot het WABB-verdrag, zeker als wij zo meteen het aanvullend protocol van het WABB-verdrag hebben getekend. Dan hoeven we namelijk geen aparte afspraken over alleen de informatie-uitwisseling te maken. Als dat om een of andere reden niet lukt – het land wil dat bijvoorbeeld niet – dan vind ik het wel zinvol om met zo'n land een TIA af te sluiten, zodat wel in elk geval achter de nodige informatie kunnen aan gaan. Het gaat er mij om dat wij mensen die belasting willen ontduiken of ontwijken en hun geld ergens in een belastingparadijs willen stallen, goed kunnen aanpakken.

De heer Van Vliet (PVV):

Dat klinkt goed. Mag ik dan ook concluderen dat als wij optimaal gebruik blijven maken van de mogelijkheid om bilaterale belastingverdragen af te sluiten in die zogenaamde TIA's, ook daarbij reciprociteit het uitgangspunt zal blijven?

Staatssecretaris Weekers:

Uiteraard.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Ga vooral door met het sluiten van belastingverdragen ter voorkoming van dubbele belasting en ter voorkoming van het ontwijken van belastingen. Om hem een zetje in de rug te geven in de richting van Curaçao en Zwitserland kan hij de volgende motie meenemen naar zijn collega's.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering wel verzoeken doet tot uitwisseling van belastinggegevens met Curaçao en met Zwitserland, maar op de meeste verzoeken nooit antwoord krijgt;

constaterende dat de regering wel streeft naar automatische gegevensuitwisseling, maar in 2012 geen enkel gegeven automatisch heeft uitgewisseld met een ander land;

verzoekt de regering, nog deze week contact op te nemen met de regeringen van Curaçao en Zwitserland en hen te verzoeken de gegevens voor 1 januari te verstrekken en begin januari aan de Kamer te rapporteren hoeveel verzoeken nog uitstaan;

verzoekt de regering tevens, in overleg met de buurlanden weer werk te maken van automatische gegevensuitwisseling dit jaar en begin januari te rapporteren wat er van terecht gekomen is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (33174 (R1974)).

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Wat de SP-fractie betreft moet hij vooral doorgaan met het sluiten van verdragen voor gegevensuitwisseling.

Er zijn twee vragen blijven liggen. Ik heb aan de staatssecretaris gevraagd waarom sommige landen het protocol niet hebben ondertekend. Ik noem bijvoorbeeld China en Hong Kong, maar ook Europese landen als Luxemburg en Oostenrijk. Waarom hebben zij het protocol niet getekend?

De staatssecretaris heeft gezegd dat het OESO-modelverdrag nagenoeg hetzelfde is als het VN-modelverdrag. Ik ben benieuwd waarin het dan precies afwijkt van het VN-modelverdrag, want als hij zegt dat het nagenoeg hetzelfde is, is het dus niet hetzelfde. Heeft dit concrete gevolgen?

De voorzitter:

De heer Van Vliet heeft aangegeven dat hij geen behoefte heeft aan een inbreng in tweede termijn.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Ik zal eerst reageren op de motie van de heer Omtzigt. Daarin wordt geconstateerd dat Curaçao en Zwitserland wel heel wat vragen hebben gekregen, maar slechts beperkt hebben geantwoord. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat ik de betreffende landen deze week zeker zal rappelleren en dat ik volgend jaar aan de Kamer zal rapporteren hoe deze landen hiermee vervolgens zijn omgegaan. Daarvoor heb ik geen aanmoediging van de Kamer nodig. Sterker nog, ik heb dit zojuist al toegezegd. Dat maakt dit onderdeel van de motie overbodig.

Daarnaast wordt geconstateerd dat de regering wel streeft naar automatische gegevensuitwisseling, maar in 2012 geen enkel gegeven automatisch heeft uitgewisseld met een ander land. Ik heb in eerste termijn gezegd dat wij dit jaar net als voorgaande jaren automatisch gegevens uitwisselen. Het zou wel kunnen dat we dit niet doen in de eerste maanden van het jaar, maar in de laatste maanden van het jaar. Ik zal de Kamer hier per brief wat preciezer op antwoorden. Dat maakt de motie voor mij overbodig, omdat in de motie de suggestie wordt gewekt dat ik automatische gegevensuitwisseling niet belangrijk zou vinden. De motie is wat mij betreft dus overbodig.

De heer Bashir vroeg nog waarom China, Hongkong, Luxemburg en Oostenrijk het protocol niet hebben getekend. Er zijn daarnaast andere landen die het niet hebben ondertekend. Maar ik weet het antwoord niet, ik kan er slechts naar gissen. In het algemeen zal gelden dat sommige landen denken dat zij landen die daarmee een belastingverdrag of TIA willen afsluiten, niets meer te bieden zouden hebben als zij het aanvullende protocol accepteren. Dat zou een overweging kunnen zijn. Of misschien willen ze eerst nog bekijken hoe dit verdrag in de praktijk tussen andere landen werkt; dat zou een andere verklaring kunnen zijn. Of zij zouden kunnen zeggen dat zij er eigenlijk nog niets mee opschieten, omdat ze al een verdrag hebben met de landen waarmee ze willen uitwisselen. In mijn eerste termijn heb ik al aangegeven dat de materiële toegevoegde waarde voor Nederland op dit moment zeer beperkt is, omdat we al afspraken hebben met de meeste landen waarmee we automatisch of op verzoek willen uitwisselen. Maar als bijvoorbeeld een aantal ontwikkelingslanden toetreedt tot dit verdrag, krijgt het wel een materiële betekenis. Het kan dus zijn dat andere landen eerst nog willen bekijken wat zij eraan hebben. Dat is in ieder geval mijn antwoord op die vraag van de heer Bashir.

De heer Bashir wilde ook weten wat het precieze verschil is tussen het OESO- en het VN-modelverdrag in relatie tot de gegevensuitwisseling. Ik zal ook dat uiteenzetten in de brief die ik zojuist heb toegezegd.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer die brief bij de Kamer komt, temeer daar nu wordt gezegd dat er al gegevens worden uitgewisseld? In september kregen wij een brief waarin staat dat er nul gegevens worden uitgewisseld. Ik vind het heel fijn om in oktober te horen dat er wel gegevens worden uitgewisseld, maar dan zou ik zeggen: geef die update zo snel mogelijk.

Staatssecretaris Weekers:

Ik zal in die brief een precieze verklaring geven voor het feit dat er nu het getalletje "0" staat. Als het is wat ik vermoed, namelijk dat er gewoon pas later in dit jaar gegevens worden uitgewisseld, zal ik dat in die brief melden. De heer Omtzigt krijgt gewoon een precies antwoord op de vraag waarom er "0" staat. Na afloop van dit jaar zal ik de totaalstaten van wat we doen aan gegevensuitwisseling, aan de Kamer zenden. Ik zal daarbij uiteraard ook ingaan op de landen die heel specifiek door de Kamer aan de orde zijn gesteld. Maar ik had in een eerder debat al toegezegd dat de Kamer deze informatie in 2013 krijgt. Ik denk dat dit zal zijn bij de gelegenheid van de verantwoording over het jaar 2012.

De voorzitter:

Namens de Kamer wil ik u dan wel vragen om ervoor te zorgen dat die brief, waarin u uitlegt waarom dat nulletje erin staat dat eigenlijk geen nulletje is, vóór de stemming in de Kamer zal zijn. Ik neem namelijk aan dat de leden die zullen willen gebruiken bij hun overwegingen of zij voor of tegen gaan stemmen.

Staatssecretaris Weekers:

Natuurlijk, evenals de antwoorden op de vragen van de heer Bashir. Ik zal ervoor zorgen dat die brief uiterlijk vrijdag bij de Kamer ligt.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over dit wetsvoorstel en de motie zullen plaatsvinden aanstaande dinsdag.

De vergadering wordt van 16.16 uur tot 16.30 uur geschorst.

Naar boven