6 Goedkeuring stabilisatie- en associatieovereenkomst

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 29 april 2008 te Luxemburg tot stand gekomen stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds, met Bijlagen en Protocollen (Trb. 2008, 153) (32577).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Het is mij een buitengewoon genoegen om vanmiddag onder uw leiding dit wetsvoorstel te mogen bespreken.

Voorzitter. Europa staat op dit moment onder grote druk en maakt twee grote crises mee. De eerste is de zwaarste economische crisis sinds de jaren dertig. De tweede is een politieke crisis over de richting die Europa moet inslaan. De fractie van D66 ziet eigenlijk voor beide problemen een medicijn, namelijk meer kwaliteit voor Europa en een beter en democratisch Europa.

Vandaag spreken wij vooral over de eerste stap naar een verdere uitbreiding van Europa met Servië. Uitbreiding is voor D66 geen doel op zich, maar een middel om de kwaliteit van Europa te versterken. Voor Servië is Nederland terecht streng geweest. Jarenlang eisten wij meer samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal voordat nieuwe stappen konden worden gezet. De arrestatie dit jaar van de laatste twee verdachten, de heren Mladic en Hadzic, was natuurlijk van groot belang. In de toekomst zal echter ook de vinger aan de pols gehouden moeten worden. Servië moet namelijk de samenwerking met het tribunaal voortzetten. Kan ik ervan uitgaan dat Nederland als zetel van het tribunaal hier een voortrekkersrol in blijft spelen?

Als wij kijken naar de rechtstaat in Servië, zien wij dat er sprake is van een werkend juridisch raamwerk. Dit raamwerk voldoet volgens de Europese Commissie aan de Europese standaard. Wij zien bovendien dat er hervormingen zijn doorgevoerd bij de rechterlijke macht en dat Servië administratief en bestuurlijk verder is dan andere landen in de westelijke Balkan.

Het is echter niet enkel rozengeur en maneschijn. Ik zeg dit om de heer Bontes voor te zijn. De aanpak van corruptie kan immers beter. De invloed van de georganiseerde misdaad moet krachtig worden aangepakt. Bovendien blijft de discriminatie van seksuele minderheden een probleem. Servië zal er vanzelfsprekend voor moeten zorgen dat evenementen zoals de gaypride gewoon mogelijk zijn en dat minderheden worden beschermd. Hoe blijft Nederland dit bilateraal en in EU-verband benadrukken? Mijn fractie zal ook hierbij de vinger aan de pols houden en verwacht ook dat het kabinet een stevige positie inneemt zodra afspraken worden geschonden.

De relatie tussen Servië en Kosovo blijft zorgwekkend. Het recente geweld in Noord-Kosovo onderstreept dit. Twee weken geleden nog raakten 25 NAVO-militairen en 100 Serviërs gewond tijdens gevechten aldaar, omdat de KFOR-troepen een wegblokkade hadden verwijderd. Een relatief kleine groep Servische Kosovaren is hiervoor verantwoordelijk. De Servische president Tadic heeft het geweld veroordeeld. Doet hij er echter werkelijk alles aan om de onrust te bestrijden? Dit vraagt de fractie van D66 zich af. Hoe verloopt momenteel de samenwerking met de EU-missie in Kosovo, namelijk EULEX? Het is in ieder geval goed dat de dialoog tussen Servië en Kosovo eind november is hervat. Sindsdien zijn er belangrijke stappen gezet. Hoe beoordeelt het kabinet deze voortgang?

Dit debat gaat niet over toetredingsonderhandelingen, maar in het kader van die onderhandelingen en Kosovo heb ik wel een vraag. De fractie van D66 constateert een zekere spanning in het oordeel van het kabinet. Minister Rosenthal heeft meerdere keren benadrukt dat er geen verband mag zijn tussen het geweld aan de grens tussen Kosovo en Servië en het al dan niet verlenen van de kandidaat-status. Hij constateert dat de verantwoordelijkheid voor het geweld ligt bij een kleine groep Servische Kosovaren. Tegelijkertijd zegt het kabinet dat het standpunt van andere lidstaten sterk zal meewegen. Wij weten dat Duitsland wel een verband legt tussen een kandidaat-lidmaatschap en het geweld aan de grens. Duitsland stelt ook meer voorwaarden dan de Europese Commissie. Daarom vraag ik het kabinet om een toelichting op de lijn die het daarbij kiest.

Tot slot merk ik het volgende op. De fractie van D66 ziet dat Servië stappen heeft gezet, maar het blijft van groot belang dat het land aan de criteria blijft voldoen. Wij moeten ervoor zorgen dat Servië voortgang blijft boeken voor de rechtsstaat, de aanpak van corruptie en georganiseerde misdaad en de eerbiediging van mensenrechten. De EU kan hierbij de helpende hand bieden en het stabilisatie- en associatieakkoord kan helpen om het draagvlak voor verdere EU-hervormingen in Servië te verstevigen.

Dank u wel, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Schouw. Het was mij een genoegen om u te mogen leiden.

Het woord is aan de heer Van Bommel van de SP-fractie.

De heer Van Bommel (SP):

Mevrouw de voorzitter. Europa bevindt zich in een crisis, financieel en politiek. Het Europese huis staat in brand. Je moet niet aan uitbreiding beginnen als een huis in brand staat, maar eerst die brand blussen. Gelukkig is uitbreiding nu ook niet aan de orde. Wij praten over het sluiten van een stabilisatie- en associatieovereenkomst. Als uitbreiding nu wel aan de orde zou zijn, als het kandidaat-lidmaatschap van Servië aan de orde zou zijn, dan zou men een glashard nee van ons krijgen.

De volgende les kan worden geleerd uit de ontwikkelingen in Servië. Druk uitoefenen op landen kan effectief zijn. Nederland heeft verdere toenadering van Servië tot de Europese Unie terecht geblokkeerd, omdat het land niet volledig met het Joegoslavië-tribunaal meewerkte. Uiteindelijk heeft die blokkade tot een grotere inspanning van Servië geleid, om vooral generaal Mladic, verantwoordelijk voor de massamoord bij Srebrenica, op te pakken. Deelt de minister deze conclusie en deze analyse? Ik vind het belangrijk om dat te vragen. Als dat namelijk het geval is, moet dit wat de SP-fractie betreft in de toekomst vaker tot het opwerpen van een blokkade door Nederland leiden. Dat kan van pas komen, bijvoorbeeld bij de uitbreiding van de Schengenzone. Wij hebben dat gezien in het geval van Roemenië en Bulgarije, maar ook bij het toekennen van het kandidaat-lidmaatschap aan bijvoorbeeld Servië en Montenegro.

De SP-fractie is van mening dat alle landen op de Balkan perspectief hebben op toetreding tot de Europese Unie. Het sluiten van een stabilisatie- en associatieovereenkomst met de landen op de Balkan is een belangrijk moment in de toenadering tot de Europese Unie. Het betreft echter geen kandidaat-lidmaatschap. Servië is het laatste land op de Balkan waarmee een stabilisatie- en associatieovereenkomst wordt gesloten, maar met welk Servië sluiten wij deze overeenkomst? In de grondwet van Servië staat immers dat Kosovo een onderdeel van Servië is. Sluit de EU deze overeenkomst met dat Servië, of met het Servië zoals Nederland het land ziet, zonder Kosovo dus?

In het laatste geval is het van belang om te weten of dat een EU-standpunt kan zijn. Vijf EU-lidstaten erkennen Kosovo namelijk niet. De EU kan een dergelijke overeenkomst niet met Kosovo sluiten, aangezien niet alle EU-lidstaten Kosovo erkennen. Kan de minister dit gevolg van de niet-erkenning van Kosovo door vijf EU-leden bevestigen?

In de visie van de Europese Commissie zijn de aanwezigheid van een rechtsstaat, democratie, de eerbiediging van mensenrechten en rechten van minderheden, de bereidheid om goede betrekkingen met buurlanden te onderhouden en de naleving van het zogenaamde Dayton-akkoord, het vredesakkoord dat een einde aan de Bosnische oorlog maakte, de belangrijkste voorwaarden voor het openen van onderhandelingen over een stabilisatie- en associatieovereenkomst. Wij moeten daarbij kritisch naar een aantal punten kijken. Is in de opvatting van de regering aan al deze voorwaarden voldaan? Er kan namelijk niet worden gesproken van een goede relatie tussen Servië en Kosovo. Wordt er niet gemarchandeerd met de voorwaarden die bij het sluiten van een stabilisatie- en associatieovereenkomst horen? De vorige spreker verwees al naar de problemen met discriminatie van homoseksuelen in Servië.

Het verdrag omvat de volgende componenten. Ik noem de totstandbrenging van een geformaliseerd kader voor een politieke dialoog met Servië, intensievere regionale samenwerking, stimulering van de economische betrekkingen en handelsbetrekkingen met het vooruitzicht op de totstandkoming van een vrijhandelsgebied voor goederen en diensten, na een overgangsperiode van zes jaar na inwerkingtreding van de overeenkomst. Ik noem ook de regeling van verkeer van werknemers, vrijheid van vestiging, verlening van diensten, lopende betalingen en kapitaalverkeer en een verbintenis van Servië aan het afstemmen van zijn wetgeving op die van de Europese gemeenschap. Dat laatste is met name van belang voor belangrijke onderdelen van de interne markt. Ook zijn er bepalingen inzake samenwerking met Servië op een groot aantal gebieden, waaronder justitie, vrijheid en veiligheid. In de overeenkomst is specifiek aandacht besteed aan de verplichting om volledig samen te werken met het Joegoslavië-tribunaal. Dat vindt de SP-fractie een belangrijk punt dat ook voortdurend gecontroleerd moet gaan worden. Zal dit ook in de praktijk gebeuren? Zijn daarvoor garanties?

De meeste bepalingen van de overeenkomst met betrekking tot economie en rechtspraak zijn al eenzijdig door Servië geïmplementeerd. Het voornaamste verschil na ratificatie zal de oprichting zijn van een associatieraad, waarmee de betrekkingen met buurlanden kunnen worden verbeterd. Wat is de verwachting van de oprichting van die associatieraad?

Vandaag publiceerde de Volkskrant de corruptie-index van Transparancy International. De landen op de Balkan komen er niet goed van af. Servië scoort slechter dan Montenegro en bijna net zo slecht als Bosnië. Erger nog is het feit dat in veel landen op de Balkan de trend niet positief is, maar negatief. Dat geldt voor Servië, maar ook voor Macedonië en zelfs voor Kroatië. Overigens zien wij ook dat Roemenië en Bulgarije in 2011 slechter scoorden dan vorig jaar. De SP-fractie zal dit thema zeker betrekken bij de verdere discussie over het kandidaat-lidmaatschap van Servië en Montenegro.

De heer Bontes (PVV):

De heer Van Bommel las zojuist een hele passage voor uit een wat gedateerde brief. Het hele rijtje heb ik hier ook voor mij. Daarin staat inderdaad "In de overeenkomst is specifiek aandacht besteed aan de verplichting om volledig samen te werken met het Joegoslavië-tribunaal, de strijd tegen georganiseerde misdaad en terrorisme." Is naar de mening van de heer Van Bommel nu wel voldaan aan het meewerken met het Joegoslavië-tribunaal of niet?

De heer Van Bommel (SP):

Het antwoord daarop is ja. Ik denk dat de Nederlandse druk, de blokkade, daaraan heeft meegewerkt. Ik heb zelfs het idee dat ook de druk van de Tweede Kamer heeft meegewerkt die tijdens ons werkbezoek is uitgeoefend. Ik ben daarover positief.

De heer Bontes (PVV):

Dus dat er nog een oorlogsmisdadiger wordt gezocht, doet niet meer ter zake?

De heer Van Bommel (SP):

Nee, er zijn nog veel meer mensen zoek. Het Joegoslavië-tribunaal had een lijst opgesteld. Daarvan zijn de belangrijkste personen opgepakt. Nederland moet wat de SP-fractie betreft vaker de poot stijf houden, maar ik hoor graag het oordeel van de regering omdat ik daaraan consequenties verbind. Ik denk aan de uitbreiding van Schengen. Ik denk dat de druk geholpen heeft die Nederland heeft uitgeoefend door op enig moment nog als enige te zeggen: nee, wij gaan niet verder met een stabilisatie- en associatieovereenkomst.

Recentelijk heeft ook bondskanselier Merkel gezegd dat Servië niet klaar is voor het kandidaat-lidmaatschap. Zij zei dit naar aanleiding van de verslechterende verhouding met Kosovo en het geweld dat in de grensstreek plaatsvond. Besluitvorming over het eventuele kandidaat-lidmaatschap van Servië is nu doorgeschoven naar maart volgend jaar. Deelt de minister het standpunt van de Duitse bondskanselier? De SP-fractie doet dit nadrukkelijk wel. De SP-fractie acht grote terughoudendheid bij de uitbreiding op zijn plaats. De EU moet niet, net als in het verleden, conflicten of grote problemen met corruptie importeren. Dat is niet goed voor de Europese Unie en ook niet goed voor de landen zelf. De druk om te hervormen valt dan weg. Laat landen zich buiten de EU eerst kwalificeren voor het kandidaat-lidmaatschap en vervolgens voor het lidmaatschap zelf. De EU heeft al genoeg problemen met Turkije. Ook daarmee zijn de onderhandelingen terecht stil gelegd. Dat de brengt de geloofwaardigheid van het uitbreidingsproces ernstige schade toe.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. De voorgaande sprekers zeiden dat Europa zich op dit moment in een crisis bevindt. Je zou ook kunnen zeggen dat Europa middenin de barensweeën zit van een verdergaande samenwerking, van een volgende reïncarnatie. Het blijkt dat nog veel landen graag willen toetreden tot de Europese Unie. Vanaf deze plaats wil ik Kroatië – de ambassadeur zit op de publieke tribune – van harte feliciteren met het verdrag dat is gesloten. Het zal ook door dit parlement nog moeten worden geratificeerd. Servië zit daar een stap voor. Wij spreken nu over de goedkeuring van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap enerzijds en de republiek Servië anderzijds.

De heer Schouw (D66):

Ik wil het hebben over de weeën van de jarige heer Ormel. Hij zei dat wij naar een nieuw Europa toe gaan en sprak over barensweeën en reïncarnatie. Ik vraag mij af hoe de CDA-fractie de architectuur van dat nieuwe Europa, waarnaar zij kennelijk op weg is, voor zich ziet.

De heer Ormel (CDA):

Wij zijn met ons allen op weg. Ik vind dit een prachtig onderwerp om verder over te filosoferen, maar niet op dit moment in dit debat. Wij praten binnenkort over de staat van de Unie. Dat is naar mijn mening het moment om er verder over te spreken.

De heer Schouw (D66):

Ik snap dat de heer Ormel dat wil, maar het is voor de D66-fractie een politiek-relevante vraag. De CDA-fractie is immers in een anti-Europees kabinet gestapt en zij wil nu naar mijn mening een draai maken naar een wat meer pro-Europese richting. Ik ben benieuwd hoe die richting er inhoudelijk ongeveer uitziet.

De heer Ormel (CDA):

Het valt mij tegen van de geachte afgevaardigde Schouw dat hij nu weer met partijpolitieke kwalificaties als "een draai" komt. Wij zitten in een pro-Europees kabinet. Wij hebben een minister-president die zich dag in, dag uit inzet voor een sterke Europese Unie. Wij hebben een krachtige minister van Buitenlandse Zaken, die zich dag in, dag uit hard maakt voor een krachtige rol van Nederland in een krachtige Unie. Wij hebben een goede staatssecretaris die daarmee bezig is. De CDA-fractie is nadrukkelijk een pro-Europese partij. Ik nodig de geachte coalitiegenoot van harte uit om in zijn inbreng te zeggen wat hij vindt. In elk geval deel ik totaal niet de diagnose die de geachte afgevaardigde Schouw over het weeënproces heeft gesteld.

De CDA-fractie is van mening dat het afsluiten van een stabilisatie- en associatieovereenkomst met Servië op zijn plaats is. Een man een man, een woord een woord. Nederland heeft jarenlang verdere stappen in de richting van Europa tegengehouden. De voorganger van minister Verhagen speelde op een bepaald moment een nogal eenzame rol in Europa, omdat hij vond dat Servië volledig moest voldoen aan de voorwaarden van het ICTY. Servië heeft daaraan voldaan. De twee verdachten van oorlogsmisdaden zitten op dit moment in een Scheveningse cel.

Natuurlijk moet Servië blijvend en volledig meewerken met het Joegoslavië-tribunaal. Wij zijn er nog niet; de kous is niet af met deze twee verdachten in de cel. Samenwerking blijft nodig bij het aanleveren van bewijsmateriaal. De bescherming van getuigen, hun familie en bezittingen moet gegarandeerd worden. Daarvoor zijn in het stabilisatie- en associatieakkoord clausules ingebouwd waardoor de overeenkomst gedeeltelijk kan worden bevroren indien de aanklager aangeeft dat er geen sprake is van volledige coöperatie. Mijn vraag aan de minister is hoe dit daadwerkelijk geëffectueerd zal kunnen worden. Kan hij daarover iets zeggen? De openbare aanklager komt twee keer per jaar met een rapport. Wordt dat rapport besproken in de SAO-raad die tot stand komt als deze overeenkomst geëffectueerd wordt? Of wordt daarover in andere Europese gremia overlegd? Graag een reactie van de minister op dit punt.

Voorts heb ik een vraag over de stabilisatie- en associatieraad die in werking treedt als dit verdrag door alle lidstaten is geratificeerd. Wie zitten daarin? Er staat dat deze raad één keer per jaar bijeenkomt en de dagelijkse controle overdraagt aan het comité. Wie zitten daar dan in en hoe is het overleg tussen SAO-raad en SAO-comité? Als er iets essentieels niet goed gaat, hoe wordt dan voorkomen dat dit een beetje blijft hangen tussen comité en raad? Het moet voor de CDA-fractie duidelijk zijn dat er in dat geval effectief opgetreden kan worden.

De CDA-fractie heeft samen met de VVD-fractie een amendement ingediend bij de begroting Buitenlandse Zaken waarin wij de Matra-gelden tot op zekere hoogte hebben gerepareerd voor de landen ten oosten van de Europese Unie en de mogelijke accessielanden. Daar behoort Servië toe. Wij hebben daar in het verslag aandacht voor gevraagd en de beantwoording was eigenlijk een beetje onduidelijk. Wij begrijpen dat de beantwoording zich heeft gekruist met de behandeling van de begroting Buitenlandse Zaken. De minister kon toen niet weten dat het amendement werd ingediend. Het amendement is nog niet in stemming gebracht, maar ik hoop en ga ervan uit dat het amendement een meerderheid zal behalen. Wat betekent dat dan voor de samenwerking met Servië? Wij kunnen ons voorstellen dat naar aanleiding van het amendement, waar de minister nu spreekt over het alleen ondersteunen van politieke partijen, ook rechtstreeks Matra-gelden besteed kunnen worden aan bijvoorbeeld ondersteuning van het Servische parlement. Ik kan mij voorstellen dat het Nederlandse parlement daar ook een rol in speelt. Dat lijkt mij een goede manier om nader met elkaar te gaan samenwerken.

Dan staat er in de nota naar aanleiding van het verslag dat via het IPA, het Instrument for Pre-accession, bijdragen geleverd worden aan het helpen van Servië met het bestrijden van corruptie en het opbouwen van het justitiële apparaat. Er zit 190 mln. in die Brusselse pot en het is mogelijk om via twinningprojecten daaraan een bijdrage te leveren. Het lijkt mij gewenst dat Nederland actief bijdraagt via twinningprojecten aan het bestrijden van corruptie en aan het helpen opbouwen van het justitiële apparaat. Dat wil in concreto zeggen dat Nederland diensten aanbiedt die worden betaald door de Europese Unie en die ten goede komen aan projecten in Servië. Kan de minister concreet aangeven waar hij mogelijkheden voor Nederland ziet om actief bij te dragen aan het uitvoeren van projecten in het kader van dit Europese project?

In de preambule van de stabilisatie- en associatieovereenkomst wordt gewezen op de noodzakelijke samenwerking in de regio. Het CDA is van mening dat Servië goede en grote stappen zet. Wij waarderen het zeer dat er in het Servische parlement een resolutie is aangenomen waarin misstanden indertijd tegen Bosnische moslims in Srebrenica veroordeeld worden, rechttoe rechtaan in een resolutie van het Servische parlement. Wij waarderen het ook zeer dat de Servische president Tadic heeft deelgenomen aan de herdenking van het drama in Srebrenica vijftien jaar geleden. Wij waarderen het ook dat nadrukkelijk wordt uitgesproken dat de territoriale integriteit van de westelijke Balkan wordt erkend.

Er is natuurlijk wel een probleem met Kosovo. Hoe apprecieert de minister de situatie op dit moment met Kosovo? Vindt hij ook niet dat daar nadrukkelijke stappen voorwaarts gezet moeten worden? Ten aanzien van Kosovo zijn wij van mening dat beide landen – het is met name een bilaterale zaak – met elkaar in gesprek moeten zijn, dat er niet wederom een frozen conflict in de Europese Unie geïmporteerd moet worden en dat het noodzakelijk is dat er gesprekken komen. Daarbij moet ook gesproken worden over de positie van de Servische minderheden in Kosovo. Daarbij moet ook gesproken worden over de status van het gebied ten noorden van de Ibar binnen Kosovo. Daarbij moet ook gesproken worden over bescherming van de Servische religieuze plaatsen. Daarnaast natuurlijk ook over de erkenning van Kosovo.

De heer Dijkhoff (VVD):

Voorzitter. Dit verdrag neemt een bijzondere positie in bij Servië. Normaal gesproken heb je zo'n overeenkomst al veel eerder in het proces van toenadering tot de Europese Unie. Nederland heeft dit verdrag altijd gebruikt om druk te zetten op de medewerking van Servië aan het Joegoslavië-tribunaal. Simpelweg liep daar een aantal mannen rond die verdacht werden van de meest verschrikkelijke oorlogsmisdaden. Zij moeten niet daar rondlopen, maar zich hier in Scheveningen verantwoorden voor het tribunaal en vastzitten. De effectiviteit van die aanpak is nu bevestigd. In het verleden werd wel eens geroepen dat de aanpak veel te streng was of oneigenlijk. Gezien het feit dat die mensen uitgeleverd zijn en zich hier moeten verantwoorden, is dit een verstandige aanpak gebleken. Wij zien daarin een ondersteuning van de "strikt en fair"-lijn die het kabinet hanteert en die de VVD-fractie steunt in bredere zin op het punt van toetreding en toenadering.

Wij kunnen instemmen met de ratificatie van deze overeenkomst, maar het moet wel duidelijk zijn dat het een teken is naar het verleden. Wij hebben een voorwaarde gesteld waaraan is voldaan en daar hoort bij dat wij ons houden aan ons deel van de belofte. Het is niet zozeer een teken naar de toekomst. Het is geen signaal aan Servië dat het vrij baan krijgt en de Europese Unie kan binnenwandelen. Servië heeft historisch gezien de pech of het historisch lot om niet op een nulpunt te beginnen met toetredingsonderhandelingen, maar op min twee. Een van die grote minnen is nu met medewerking van het tribunaal weggewerkt. De andere grote min, los van de andere eisen waaraan Servië net als ieder ander land moet voldoen, zijn de situatie en de omgang met het buurland Kosovo en de relatie tussen die twee landen. Nederland nam bij de min van het tribunaal het voortouw in streng en kritisch zijn. Het lijkt er nu op dat Duitsland het voortouw neemt op het punt van de goede samenwerking met Kosovo. Dat doet ons deugd en wij roepen de minister dan ook op om de Duitsers in die lijn te steunen en te helpen de rug recht te houden bij de scherpe en kritische blik.

Wij kunnen niet ontkennen dat er al veel is verbeterd in Servië, maar er is ook nog veel te doen. Wij wensen Servië veel succes en wijsheid bij wat er nog moet gebeuren. De minister en de Kamer moeten een scherp en kritisch oog hebben om te zorgen dat wij niet verder gaan met stappen in het toetredingsproces voordat aan alle eisen is voldaan.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter. Het lijkt mij goed om te benadrukken dat de stabilisatie- en associatieovereenkomst een totaal ander traject is dan het toetredingstraject. Die twee worden in de discussie nogal eens door elkaar gehaald, vooral door tegenstanders van de uitbreiding van de Europese Unie met Servië. Juist die tegenstanders zouden echter vandaag voor de goedkeuring van de overeenkomst die nu wordt besproken, moeten stemmen. Er wordt immers op een andere manier aan dezelfde doelen gewerkt. Ik verzoek de minister om vanuit zijn perspectief dat misverstand weg te nemen en hier uit te spreken dat de stabilisatie- en associatieovereenkomst geen voorportaal is. Het is niet stap één in het uitbreidingsproces. Dat wordt door dit stroomschema heel plastisch verbeeld: uitbreiding, stap 1, 2, 3, 4, 5 en 6. Het oranje vakje is de stabilisatie- en associatieovereenkomst. Dat is geen stap in het uitbreidingsschema, maar een parallel proces. Ik verzoek de minister dat te bevestigen.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. Ik begrijp mevrouw Albayrak niet helemaal. In de overeenkomst staat letterlijk dat die een voorportaal voor toetreding tot de EU is. De overeenkomst biedt landen perspectief op volledige integratie in de EU. Mevrouw Albayrak beweert nu dat je het los moet zien en dat het helemaal niets met elkaar te maken heeft. Het is algemeen bekend dat dit de definitie is. Hoe denkt zij hierover?

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Van mij zal de heer Bontes het vast niet aannemen. Daarom vraag ik de minister om hierover duidelijkheid te scheppen. Ik zie dat daadwerkelijk anders. De overeenkomst is zeker niet stap één en biedt op geen enkele manier de garantie dat een toetreding tot de Europese Unie zal volgen. Wat het wel is, is een instrument om de doelen die mij zo dierbaar zijn, namelijk een veiliger, stabieler en welvarender Europa door hereniging op het Europees continent, ook met de landen op de westelijke Balkan dichterbij te brengen. Wij kunnen dus aan die doelen werken – respect voor mensenrechten en economische samenwerking – zonder dat daarmee de belofte van de toetreding ook een feit is.

De heer Bontes (PVV):

Mevrouw Albayrak kan steun zoeken bij de minister, maar er staat letterlijk: biedt perspectief tot volledige integratie in de EU. Punt uit. Dat staat in de brief van de minister.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Dat perspectief is er zeker. Dat komt ook dichterbij als de afspraken die erin staan ook door beide partijen worden nageleefd en als de EU en Servië er door samen te werken voor zorgen dat de doelen die ik net noemde, ook worden gehaald. Het is geen garantie dat de Europese landen daarmee ook instemmen met de uitbreiding. Dat is een geheel ander proces, dat op haar eigen merites wordt beoordeeld. Dat weet de heer Bontes eigenlijk ook wel. Het is, zeker na de interruptie van de heer Bontes, heel goed dat de minister nog eens zegt hoe de zaken feitelijk zijn.

Dit gezegd hebbende, constateer ik, met vele sprekers voor mij, dat de absolute voorwaarde, niet eens om tot goedkeuring over te gaan, maar om überhaupt deze overeenkomst aan de Kamer voor te leggen, was en is de volledige samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal. Door het voorleggen van deze overeenkomst aan de Tweede Kamer oordelen de minister en het kabinet dus dat die samenwerking er is. Dat doet niet alleen het kabinet, dat doet ook de hoofdaanklager van het Joegoslavië-tribunaal in het meest recente rapport. Ik denk dat ook de feiten voor zich spreken. Ik vond het een historisch kippenvelmoment in Europa toen Mladic werd gearresteerd. Dat is voor mij de Europese droom. Met dat toetredingsperspectief, het eenwordingsperspectief, conformeert men zich om welke reden dan ook – economische vooruitgang of welvaart voor de jeugd in de toekomst in Servië – aan de waarde die wij hier gemeenschappelijk hebben. Men conformeert zich aan de eisen die wij stellen aan alle landen die dicht bij de Europese Unie willen komen. Als dat ertoe leidt dat oorlogsmisdadigers niet alleen opgepakt worden, maar door de samenwerking met Servië ook berecht worden en hun straf niet ontlopen, dan is dat volgens mij een uitkomst van die Europese droom die bewijst dat dat proces in ieder geval werkt. Dan laat ik hier totaal buiten de orde al die grote zorgen die wij allemaal hebben als het gaat om de eurocrisis, de schuldencrisis en alles wat op dit moment nog ver van een oplossing is, ook in de Europese samenwerking.

Als ik dit allemaal zo zeg, kan men de instemming van de Partij van de Arbeid ook wel proeven met de goedkeuring van de stabilisatie- en associatieovereenkomst.

Ik wil afsluiten met nog even terug te halen de conclusies van de Europese top van het afgelopen weekend. Zowel die top als de berichtgeving erover stonden in het teken van de eurocrisis. Dat is ook terecht, want dat is toch het meest acute probleem daar. Maar ook de uitbreiding van de Europese Unie stond op de agenda en daarmee ook de kwestie Servië. Ik vond het een wijs besluit van de Europese regeringsleiders om op dit moment nog niet de status kandidaat-lid aan Servië te geven, omdat het nog te pril is om te concluderen dat de dialoog met Kosovo niet alleen geloofwaardig wordt voortgezet, maar ook tot resultaat zal leiden. Ik denk dat het goed is om daar nog enige tijd voor te nemen, want die dialoog is net een week voor de top hervat en het is echt nog te pril om te zeggen dat dat de goede kant op gaat. Sterker nog, de praktijk doet ons grote zorgen uiten als het gaat om de ontwikkelingen daar. Maar ook de relatie met Bosnië als het gaat om het goed nabuurschap, verdient nog de nodige aandacht. Ik wil hier nogmaals de aandacht vestigen op het functioneren van het justitieel systeem. Omdat ook in de uitvoering van de stabilisatie- en associatieovereenkomst dit een aandachtspunt dient te zijn om een van de doelen van de uitbreidingsdiscussie dichterbij te brengen. Dan heb ik het wederom over de kwestie van de in 2009 ontslagen rechters. De minister kent dit punt al, maar ik heb het aangevuld met wat actuele informatie. Het tuchtstelsel in Servië is tot twee keer toe onder grote internationale druk hervormd, maar heel recent is een van de leden van de High Council for Justice op verdenking van corruptie gearresteerd. Een ander lid heeft zelf zijn ontslag ingediend wegens gebrek aan vertrouwen in diezelfde High Council for Justice. Dat betekent dat de High Council nu nog slechts uit rechters bestaat die de zaken van de ontslagen rechters zelf hebben behandeld, dus deze beroepsrechters oordelen over de zaken waarover zij in eerste instantie ook oordeelden. Die situatie is wat mij betreft nog steeds alarmerend. Deze is symptomatisch, maar ook exemplarisch voor een justitieel stelsel dat nog veel verbetering behoeft. Ik vraag de minister om op dit punt te reageren, omdat het raakvlakken heeft met de Stabilisatie- en associatieovereenkomst. Ik heb mijn belangrijkste conclusie al medegedeeld, dus de spanning voor de tweede termijn is er wat mij betreft af.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. In tegenstelling tot de vorige spreker kan mijn fractie de Stabilisatie- en associatieovereenkomst en het lidmaatschap van de EU niet los zien van elkaar. Zij zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Sterker nog, deze overeenkomst is een essentieel element om een stap verder te komen in de richting van toetreding tot de Europese Unie, zoals ook in de memorie van toelichting staat. De Stabilisatie- en associatieovereenkomst biedt perspectief op volledige EU-integratie en is daarmee een voorportaal voor toetreding tot de EU, het is niet anders. Wij hebben daar bezwaar tegen. De PVV wil geen Europese superstaat. Europa is al veel te groot gegroeid. Er komen steeds meer landen bij en dat moet een keer stoppen.

Dan de weg ernaartoe. In 1999 was de crisis tussen Kosovo en Servië, waarbij de NAVO bombardementen uitvoerde. De visie was toen dat als je die landen een worst voorhield en de mogelijkheid van integratie tot de Europese Unie zou aanbieden, zij zich wel gedeisd zouden houden en dan zou het allemaal wel goed komen. Het mogelijk maken van deze toetreding heeft dus een politieke lading.

Wat zie je nu in het algemeen bij die Balkanlanden? Het gaat niet alleen om Servië, maar Kroatië en Montenegro staan ook te trappelen, en zo zijn er nog een paar landen. Zij zijn allemaal corrupt, ze hebben allemaal last van georganiseerde misdaad en ze zijn allemaal homofoob. Dat geldt ook voor Servië, nummer 86 op de lijst van meest corrupte landen.

Als je vanmorgen de media goed hebt bestudeerd, zie je dat Nederland wordt overspoeld door Oost-Europese bendes. Mensen in de wijken hebben last van inbraken in auto's en woningen, autodiefstal en overvallen. In de berichtgeving staat letterlijk: sinds de uitbreiding van de EU, van 2004–2007, daalde de criminaliteit in Oost-Europa, terwijl deze in West-Europa en Nederland steeg. De politie schrijft dat toe aan Oost-Europese bendes. Het vrij verkeer van personen heeft er direct mee te maken.

We staan nu aan de vooravond van de kandidatuur van een Balkanland, Servië. Dat moeten we mee laten wegen, want dat heeft grote consequenties voor de burgers. 60% van de burgers wil geen uitbreiding van de EU, maar alle fracties zeggen hier vandaag dat een stap verder naar toetreding wel kan. Dat is onvoorstelbaar. Ik herhaal dat 60% van de burgers tegen is, maar dat de PVV als enige fractie straks nee zegt tegen deze overeenkomst. Het is onvoorstelbaar, maar het is wel zo.

Als je meer inhoudelijk kijkt naar het probleem, zie je dat Servië en Kosovo er nog lang niet uit zijn, maar dat er ook een probleem is met landen die Kosovo niet als land erkennen, te weten Griekenland, Cyprus, Spanje, Slowakije en Roemenië, terwijl wij toch al stappen gaan zetten. Dat is ook onvoorstelbaar.

Samengevat: dit heeft weer consequenties voor burgers in de wijken, want deze worden niet alleen overspoeld met Oost-Europeanen, maar ook met bendes uit de Balkan. Het staat onherroepelijk vast dat dit gaat gebeuren; geloof me. Als de PVV-fractie dit zo tegen het licht houdt, komt zij tot de volgende conclusie: onder geen beding instemming met deze overeenkomst, nu niet en nooit niet.

De heer Schouw (D66):

Collega's zeiden al dat de stabilisatie- en associatieovereenkomst eigenlijk niets anders is dan dat wij zeggen: breng je land op orde. Het is toch goed als Servië de rechtstaat op orde brengt?

De heer Bontes (PVV):

Ja, maar dan gaat de heer Schouw volledig voorbij aan het doel. Het doel is niet om het land op orde te brengen; het doel is om het op orde te brengen om het vervolgens te kunnen toelaten tot de Europese Unie. Wij weten dat de heer Schouw dat heel graag wil. Het kan hem niet schelen dat de mensen in de wijken nog meer overlast krijgen van bendes uit Oost-Europa en de Balkan, maar voor de PVV is dat onbespreekbaar.

De heer Schouw (D66):

De mensen in de wijken kunnen mij wel schelen. Ik wijs de heer Bontes echter op het prachtige stroomschema met de gescheiden besluitvorming tussen datgene waarover wij het hebben – zeg maar de opordeovereenkomst – en de eventuele toetreding. Dat zijn toch twee gescheiden sporen, zo houd ik de heer Bontes voor? Hij moet het niet allemaal op een hoop gooien.

De heer Bontes (PVV):

Aan het begin van mijn betoog heb ik al aangehaald dat het geen gescheiden sporen zijn. Een goede beoordeling van deze overeenkomst is een voorwaarde om te kunnen toetreden. Als de heer Schouw een beetje kritisch was, zou hij vragen waarom de ondertekening van deze overeenkomst en het kandidaat-lidmaatschap bijna samenvallen en er geen vier jaar tussen zit. Dat vraagt hij echter niet; dat is niet interessant. Wel interessant is het om steeds te benadrukken dat het twee gescheiden sporen zijn, wetende dat dit niet zo is.

De heer Schouw (D66):

Ik vind het jammer dat de PVV hiermee niet instemt en daardoor dus ook Servië de ruimte laat om de zaak niet op orde te brengen. Dat is gewoon jammer, want daardoor blijven al die lelijke dingen die de heer Bontes noemt in stand. Ik snap dat hele standpunt van de PVV dus niet.

De heer Bontes (PVV):

Al heeft Servië zijn zaak duizend keer op orde, het land treedt niet toe tot de EU. Als ze het belangrijk vinden om de zaak op orde te krijgen, moeten zij dat zelf weten; prima. Dat moeten zij vooral doen, maar geen lidmaatschap van de EU.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Voorzitter. Vandaag spreken wij over de goedkeuring van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de EU enerzijds en Servië anderzijds. Mijn fractie zal voor goedkeuring van de overeenkomst met Servië stemmen. Zoals iedereen hier weet, heeft de EU hiervoor een aantal technische voorwaarden gesteld waaraan Servië heeft voldaan. Daarnaast was het voor de Kamer een vereiste dat oorlogsmisdadigers voor het gerecht kwamen. Daaraan is voldaan. Hadzic en Mladic zijn opgepakt en overgedragen aan het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag. De samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal is goed. Hoofdaanklager Serge Brammertz heeft hierover een positief oordeel geveld in zijn rapport. Deze overeenkomst is in het voordeel van zowel de Unie als Servië. Wij gaan op allerlei terreinen beter samenwerken. Servië past regelgeving aan en obstakels voor handel zijn uit de weg geruimd. Het grootste voordeel is een stabielere Balkan waar grondrechten beter kunnen worden gewaarborgd.

Dat betekent natuurlijk niet dat alles voorspoedig gaat in Servië. Er is heel veel te doen, bijvoorbeeld in de strijd tegen georganiseerde criminaliteit en de strijd tegen homofobie. Ook de minister weet dat mijn fractie dat op de voet volgt. Wij kennen de inspanningen van de minister op dit punt. Het goede nieuws is dat Servië bereid is, hieraan te werken. Servië heeft met het aangaan van de stabilisatie- en associatieovereenkomst voor de Europese weg gekozen.

Ook het kandidaat-lidmaatschap is aangevraagd. Ook hiervoor zijn technische eisen gesteld met daarbovenop de eis dat Servië resultaten moest behalen in de onderhandelingen met Kosovo. Deze conditionaliteit werkte beter dan ik, gezien de gevoeligheid van deze kwestie, had verwacht. Geloofwaardigheid is nodig, wil conditionaliteit werken. Als je bovenop bestaande eisen en voorwaarden waaraan reeds is voldaan, nu extra eisen gaat stellen, breek je die geloofwaardigheid af en heb je geen middel meer om ervoor te zorgen dat landen op het juiste pad blijven. Daarom stelde de regering op 7 december dat de sinds 21 november gezette stappen naar het oordeel van Nederland voldoende zijn om Servië de status van kandidaat-lid toe te kennen op de Europese Raad van 9 december. Dit weekend stak Duitsland daar een stokje voor. Volgens sommige bronnen deed het dat met steun van Nederland. De Servische krant Blic schreef bijvoorbeeld dat Nederland Duitsland steunde. Graag hoor ik van de minister of de regering de lijn heeft gevolgd die zij aan de Kamer heeft verteld. Ik denk dat ook mijn collega's, of zij nou voor of tegen dit besluit zijn, eraan hechten dat de regering handelt in overeenstemming met hetgeen zij aan de Kamer schrijft. Dit toont eens te meer aan dat Europa voortvarend moet werken aan transparantie en democratisering.

De voorzitter:

Ik zie dat de minister meteen kan antwoorden. Het woord is aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Rosenthal:

Mevrouw de voorzitter. Dank aan de leden voor hun inbreng in eerste termijn. Dank ook voor de in eerste termijn door verschillende fracties uitgesproken instemming met de goedkeuring van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. Niet alle fracties hebben hiermee ingestemd.

Ook ik heb het blaadje met de tien hokjes, of de elf hokjes want het begint bij nul – dat erken ik – dat mevrouw Albayrak in volle kleurenpracht toonde, hier voor mij liggen. Ik heb het alleen in een kleurloze kopie. Toch is het duidelijk dat wij het in het kader van de stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben over het hokje met nummer 1. Dat valt onmiddellijk na de vraag of een land erkend is of niet. Kosovo zit wat dat betreft in de fase dat vijf Europese lidstaten het land niet erkennen. Dat levert dus problemen op. Bij de verschillende stappen in het stappenschema kom ik Kroatië inmiddels tegen onder stap negen: ratificatie toetredingsverdrag lidstaat. Zo zie je dat de stabilisatie- en associatieovereenkomst een proces is dat op zichzelf – ik zeg dat net zoals mevrouw Albayrak – losstaat van de uitbreiding, de enlargement. Er zitten natuurlijk wel allerlei componenten in het proces van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, die op zichzelf ondersteunend zijn en kunnen zijn aan datgene wat met uitbreiding van doen heeft: veiligheid, economie, handel, mensenrechten. Deze punten zijn in beide trajecten belangrijk.

Ik kom eerst even terug op de zaken rond het kandidaat-lidmaatschap van Servië, omdat in eerste termijn verschillende woordvoerders er opmerkingen over hebben gemaakt en er vragen over hebben gesteld. Het besluit is inderdaad doorschoven naar de Raad Algemene Zaken in februari aanstaande. Hopelijk is de bekrachtiging daarvan in de Europese Raad in maart van volgend jaar. Dit heeft alles te maken met de voortzetting van de dialoog met Kosovo. Die dialoog is inmiddels ook in Europese kring bekend onder de term "het voldoen aan de Coopertest". Dat zeg ik tegen de heer Van Bommel. De heer Robert Cooper is degene die de dialoog leidt. Wij zijn ons er wel van bewust, met alle lidstaten, dat het daarbij niet gaat om een kortetermijnzaak, maar om long distance running. Dat betekent dus dat we er de afgelopen keer niet aan toe waren om die stap naar het kandidaat-lidmaatschap al te zetten. Ik zeg het volgende om geen misverstand te hebben over het standpunt dat de Nederlandse regering ter zake heeft en waaraan ook de heer Schouw refereerde. Wij ontkoppelen datgene wat zich met de gewelddaden in Noord-Kosovo heeft afgespeeld, van de vraag naar het kandidaat-lidmaatschap. Maar het voeren van de dialoog is een zaak die we wel serieus nemen bij het kandidaat-lidmaatschap. Zo is het bedoeld. Dat betekent dat wij simpelweg de afgelopen keer net nog niet voldoende houvast hadden, juist ook met betrekking tot wat wij "de structurele dialoog tussen Servië en Kosovo ter zake" hebben genoemd, die resultaten moet leveren.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Maar waarom weet de Kamer dat dan niet? Als u de Kamer schrijft dat u er klaar voor bent en er vervolgens over gesproken wordt, staat Duitsland waarschijnlijk alleen. Alleen Duitsland en Nederland blijken er namelijk moeite mee te hebben, terwijl vooraf niet aan de Kamer is meegedeeld dat wij er zo zwaar in zouden gaan zitten.

Minister Rosenthal:

Wij hebben verschillende malen overleg met elkaar gevoerd en daarin hebben wij ook duidelijk gemaakt welk gewicht wij hechten aan de voortzetting van de dialoog en de resultaten ervan. Daar kan geen misverstand over bestaan.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Dat is duidelijk, maar de vraag is of Nederland de Raad van Ministers heeft meegegeven dat het een conditionaliteit was waar Duitsland en de andere landen op reageerden dan wel of het Duitsland was die dat aangaf en waarbij wij ons hebben aangesloten.

Minister Rosenthal:

Het is van verschillende kanten genoemd. De frontrunners op dat punt waren inderdaad Duitsland en Nederland. Maar ook andere landen hadden daar volop aandacht voor. Dat is ook ingebracht, zowel in de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken alsook in de Europese Raad.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Dan nog verbaast het mij dat dit in de brief van 7 december niet is opgenomen als belangrijke conditionaliteit.

Minister Rosenthal:

Wij hebben er in het overleg over en weer tot drie keer toe expliciet over gesproken. De voortgang in en het boeken van resultaten met de structurele dialoog is in zekere zin als een conditie gesteld. Laten wij er nu maar van uitgaan dat de Cooper-test in de komende tijd resultaat zal opleveren. Dat mogen we toch wel hopen.

De heer Bontes (PVV):

Ik wil nog even terugkomen op de gescheiden trajecten van de overeenkomst en de toetreding. De gehele Kamer was deze mening toegedaan en nu zegt de minister zelf ook dat het los van elkaar moet worden gezien. Ik wil twee zinnen citeren uit de memorie van toelichting.

De voorzitter:

Wilt u het wel kort houden? Ik mag aannemen dat de minister die tekst kent.

De heer Bontes (PVV):

Daarin staat dat daarbij volgens de uitbreidingsstrategie de implementatie van de stabilisatie- en associatieovereenkomst een essentieel element is in de beoordeling van nieuwe lidmaatschapsaanvragen voor de EU. "Een essentieel element": wordt hier nu de werkelijkheid ontkend of hoe zit het?

Minister Rosenthal:

Dat het een belangrijk element is in wat wij aan de orde hebben in dit proces, moge duidelijk zijn. Ik wil daar echter iets tegenoverstellen wat het volstrekt duidelijk maakt. De technische onderhandelingen over de stabilisatie- en associatieovereenkomst zijn al in 2007 afgerond. De enige reden waarom Nederland – en wat de Nederlandse regering betreft volstrekt terecht – is achter gaan lopen bij andere landen, is dat Nederland de samenwerking met het ICTI en het naar Den Haag krijgen van Mladic en Hadzic als een cruciaal onderdeel van de stabilisatie- en associatieovereenkomst heeft gezien. Dan hebben we het over Servië en Servië is niet ineens een tweekoppig monster met aan de ene kant de stabilisatie- en associatieovereenkomst en aan de andere kant het uitbreidingsproces. We moeten die zaken uit elkaar houden. Bovendien is de stabilisatie- en associatieovereenkomst een overeenkomst waar we op allerlei punten de diepte ingaan en in concreto die landen proberen te ondersteunen bij het tot stand brengen van dat wat we zo graag van die landen willen zien, namelijk een verhoging van de kwaliteit van de rechtsstaat, het vrijmaken van de handel, andere zaken die te maken hebben met een goed bestuur en wat dies meer zij.

De heer Bontes (PVV):

Wat de minister zegt, kan allemaal wel zijn, maar het is een essentieel punt voor toetreding. Dat is het punt dat ik even wilde maken.

De voorzitter:

Er werd geen vraag gesteld, dacht ik. De heer Ormel heeft nog een vraag.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. We praten nu niet over de stabilisatie- en associatieovereenkomst, maar over het kandidaat-lidmaatschap. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vraag van de collega van GroenLinks, want wat de regering heeft gedaan, is uiting geven aan wat er in debat met de Kamer is gewisseld. Dat dit niet in de brief voorafgaand aan het debat met de Kamer stond, dat begrijp ik. Mijn vraag is de volgende. Ik hoor de minister zeggen, en daar wil ik graag nader op ingaan, dat het feit dat er gewelddadigheden zijn op de grens als zodanig geen belemmering hoeft te zijn voor een eventueel kandidaat-lidmaatschap. Er is namelijk een risico dat, als het dat wel zou zijn, groeperingen die geen behoefte hebben aan een kandidaat-lidmaatschap dus gewelddadigheden gaan plegen. Ik acht dat een belangrijke opmerking en zou dat graag van de minister bevestigd willen horen.

Minister Rosenthal:

Dat klopt. Natuurlijk wordt er in de dialoog onder leiding van Robert Cooper op dat soort punten volop druk gezet. Het zou wel gek zijn als dat niet het geval was. De dialoog gaat echter om meer dan dat. Dat moeten we ons ook bewust zijn. De dialoog gaat in wezen om iets wat fundamenteel is. We hebben al te maken – de heer Van Bommel heeft dat als eerste aan de orde gesteld – met een lastige situatie in dat gebied, namelijk twee staten waarvan een door vijf van de Europese lidstaten niet wordt erkend. Dat zorgt voor allerlei complicaties. Waar het in de structurele dialoog tussen Servië en Kosovo echt om gaat – dat is door de Nederlandse regering steeds met nadruk naar voren gebracht en het is overgenomen door de andere landen – is dat we moeten beseffen dat Servië en Kosovo simpelweg op een normale manier met elkaar moeten verkeren, dat die grenzen zeker, veilig en open moeten zijn en vooral ook dat ook Kosovo op een bepaald moment gewoon moet kunnen delen in de regionale politieke en economische processen die er in die bredere regio aan de gang zijn. Dat is waar het vooral om gaat en dat maakt ook de betekenis van die structurele dialoog zo groot.

De heer Ormel (CDA):

Dat zo zijnde, is het natuurlijk een illusie om te denken dat er tussen nu en 3 maart de verhoudingen tussen Servië en Kosovo volledig worden genormaliseerd. Tot welk punt moet die dialoog gekomen zijn, wil de Europese Unie bereid zijn om Servië het kandidaat-lidmaatschap te verschaffen? Is dat dan het ijkpunt? Het was immers in een eerdere fase zo dat het kandidaat-lidmaatschap mogelijk was, maar om de onderhandelingen te openen moest er sprake zijn van genormaliseerde betrekkingen. Nu zit daar een extra stap tussen. Wat geldt voor welke stap?

Minister Rosenthal:

Ik ben geneigd om te wijzen op het traject tussen stap 5 en stap 6, tussen status kandidaat-lid en het besluit tot opening van de onderhandelingen. Daar zit dus precies dat traject in. We willen voordat wij het kandidaat-lidmaatschap toekennen, in elk geval voldoende vertrouwen hebben dat we op weg zijn naar de normalisering van die betrekkingen. Die normalisering zal inderdaad tot stand moeten komen op het moment dat we de opening van de onderhandelingen werkelijk op tafel hebben liggen, dus op dat punt zit ik geheel op het spoor dat de heer Ormel nu noemt.

De heer Ormel (CDA):

Het wordt dus wel van belang om in Europees verband nog wat nader te omschrijven wanneer wij vinden dat de onderhandelingen tussen Servië en Kosovo dusdanig zijn dat we het kandidaat-lidmaatschap kunnen toekennen. Dat is stap een. Vervolgens is de vraag waar Servië aan moet voldoen, willen bij beginnen met het echte onderhandelingstraject. Er wordt in feite een extra stap ingebouwd, maar dan moet wel duidelijk zijn wat de voorwaarden voor die stappen zijn.

Minister Rosenthal:

Dat klopt. Ik ga er echter van uit, althans ik hoop erop, dat in februari de Raad Algemene Zaken in Brussel al het vertrouwen zal kunnen uitspreken aan de hand van de tot dan toe geboekte resultaten in de dialoog. Ik hoop ook dat de Europese Raad in maart aanstaande inderdaad het besluit kan bekrachtigen om te komen tot een kandidaat-lidmaatschap voor Servië. Dan gaan we het traject in waarin we de zaak weer gaan aanscherpen. Dat doen we eigenlijk analoog aan de wijze waarop we bij andere landen op dit ogenblik opereren. We zetten al deze stappen en we zijn daarin heel precies. Het is bekend dat dit ook aan de orde is bij Montenegro. Daarover hebben we dus een principebesluit genomen om iets te doen. We zetten dat principebesluit dan om in een definitief besluit op het moment dat Montenegro weer een stapje verder is met een aantal zaken waar we dat land echt aan willen houden. Het gaat dus, om het oneerbiedig te zeggen, om zaken waarbij we Montenegro ook wel wat onder druk willen zetten. Zo werken we.

De heer Schouw (D66):

Ik blijf nog even bij dit punt, want ik ben een beetje bevreesd dat het kabinet tijdens het spel de spelregels verandert. Wij hebben daarover dinsdag met elkaar van gedachten gewisseld. De minister zegt: er is geen conditionaliteit tussen het geweld aan de grens en het kandidaat-lidmaatschap. Er is echter wel conditionaliteit tussen de dialoog en het kandidaat-lidmaatschap. Ik herhaal toch de vraag van de heer Ormel, want die was heel precies. Welke voorwaarden stel je dan aan de conditionaliteit? De minister zou eigenlijk twee of drie voorwaarden moeten noemen, want anders schiet het alle kanten op en blijft het onduidelijk.

Minister Rosenthal:

Laat ik er twee noemen. In de eerste plaats is het nodig dat wij er vertrouwen in hebben dat er op een normale manier door Servië en Kosovo wordt gehandeld bij de grenzen. Er moet dus geen sprake zijn van blokkades en van gedoe aan de grenzen. In de tweede plaats zijn stappen nodig die in elk geval leiden tot voldoende vertrouwen dat men zal komen tot normalisering van de onderlinge betrekkingen. Omdat de heer Schouw nu wel heel erg de nadruk gaat leggen op de mededeling dat het gebruik van geweld op zichzelf hiermee niet verbonden is, voeg ik er nog iets aan toe. Als het geweld doorgaat of zelfs verergert, en de dialoog daarmee in feite een dialoog tussen doven zou worden, dan verbindt zich dit weer met elkaar. Laat daarover geen misverstand bestaan. Wij hebben het alleen maar uit elkaar getrokken om alle nadruk te leggen op de betekenis van de structurele dialoog tussen Servië en Kosovo. Daar gaat het om.

De heer Schouw (D66):

Is de minister het met mij eens dat er geen directe relatie hoeft te bestaan tussen enerzijds een succesvolle dialoog en anderzijds het terugdringen van het geweld? Immers, het geweld zou ook vanuit een heel ander perspectief kunnen worden aangewakkerd.

Minister Rosenthal:

Ik begrijp deze vraag van de heer Schouw. Het is een heel scherpe vraag, zoals wij van hem gewend zijn. Toch wil ik hier nog voor geen millimeter de suggestie wekken dat wij het geweld in de grensstreek niet als een ernstig obstakel zouden zien op het pad naar normalisering van de betrekkingen tussen deze twee landen.

Ik ga snel door naar de stabilisatie- en associatieovereenkomst als zodanig. Ik doe eerst de volgende expliciete mededeling, omdat alle woordvoerders hierover hebben gesproken. De onderhandelingen over deze stabilisatie- en associatieovereenkomst en het voortzetten van dat traject zijn inderdaad vertraagd vanwege het gebrek aan samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal. Ik zeg het de Kamer nogmaals na, en het doet mij deugd om dat te kunnen doen, dat het inderdaad dankzij de principiële positie van het Nederlandse kabinet en de Tweede Kamer is geweest dat wij zover zijn gekomen als wij zijn gekomen met betrekking tot de samenwerking met het ICTY. Met de arrestaties van Mladic en Hadzic is inderdaad een bladzijde omgeslagen. De zogeheten showstopper op dit punt is weg. Wij kunnen dus Servië in alle trajecten die wij hebben, het ene en het andere traject, als een normaal land beoordelen.

Ik voeg eraan toe dat het erom gaat, de medewerking van Servië aan het Joegoslavië-tribunaal ook ten volle door te zetten. Met nadruk en volkomen terecht werd dit punt hier aan de orde gesteld. Dit betekent dat voor bijvoorbeeld de onderzoeken die nu gaande zijn in het proces tegen Mladic en Hadzic volledige medewerking van Servië aan de orde is. Dit geldt ook ten aanzien van bijvoorbeeld de getuigebescherming en ten aanzien van een aantal andere zaken die daarbij eveneens in het geding zijn. Tot nog toe is de openbare aanklager de mening toegedaan dat de medewerking van Servië positief is. Wij moeten echter druk op de ketel houden.

Ik beperk me nu verder tot een paar opmerkingen over het karakter van de stabilisatie- en associatieovereenkomst en datgene wat er dan verder gaat spelen. Het gaat dus om een verdragsrechtelijke uitwerking met de doeleinden die ik al heb genoemd. Het gaat vooral ook om een lijst van dingen die gedaan moeten worden voor de invulling van het perspectief dat Servië voor ogen heeft en dat Nederland en de Europese Unie eveneens voor ogen hebben. Voor een groot aantal landen in de Balkan is er al goedkeuring geweest van de stabilisatie- en associatieovereenkomst: Kroatië, Macedonië, Montenegro, Albanië en Bosnië. Laat ik dat ook gezegd hebben om ons collectieve geheugen nog even vast te zetten. De ervaringen zijn, zo voeg ik er met vreugde aan toe, tot nog toe positief geweest op dit punt, want juist via de samenwerking in het verband van de stabilisatie- en associatieovereenkomst is er vooruitgang geboekt in datgene wat wij allemaal willen. Ook Servië maakt op dit punt goede voortgang. Dat is op een aantal momenten ook de visie geweest van de Commissie. Er ligt een goede startpositie. Ik voeg er echter aan toe dat er ook uitdagingen zijn die niet mis zijn. Die zijn onder meer gelegen in de aanpak van de corruptie en de georganiseerde misdaad, in de hervormingen van de rechtsstaat, in het verder doorzetten in de richting van een markteconomie en, niet in de laatste plaats – dit is hier ook door verschillende woordvoerders gemeld – de positie van seksuele minderheden. Ter precisering: daarbij gaat het niet alleen om homoseksuelen maar ook om anderen van verschillende seksuele geaardheid. Dat heet met het vreselijke acroniem "de LGBT'ers".

Wat betreft de kwestie van de rechtsstaat en de rechterlijke macht ben ik zonder meer een antwoord schuldig aan mevrouw Albayrak, omdat zij voortdurend en terecht insisteert op aandacht voor de toestanden bij de zittende magistratuur in Servië. Ik kan daarover zeggen dat nu op een aantal punten, bijvoorbeeld wanneer het gaat om de herbenoemingsprocedure voor rechters en aanklagers in Servië, de procedure is aangepast. Herziening door de raad voor de rechtspraak is nu mogelijk en er zijn richtlijnen met duidelijke criteria tot stand gebracht. Ik voeg hieraan ter geruststelling van ons allen toe dat de Europese Commissie nu nauw toeziet op de herzieningsprocedures van niet herbenoemde rechters en dat ook EU-deskundigen ter plekke aanwezig zijn. Ook de Venice Commission van de Raad van Europa en een aantal ngo's, waaronder onze Nederlandse organisatie Rechters voor Rechters, volgen dit proces van dichtbij.

Ik loop niet weg voor het feit dat de feiten die mevrouw Albayrak heeft aangereikt, zwaar liggen. Het is niet niets waar het de positie van de High Council of Justice betreft. Er wordt echter nu alom druk uitgeoefend, niet alleen vanuit Nederland maar ook vanuit de Europese Unie, om ervoor te zorgen dat men op dit punt de goede kant opgaat.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Ik zie die druk ook, maar de informatie die de minister nu geeft, staat deels haaks op de informatie die bijvoorbeeld van Rechters voor Rechters komt over de oprechtheid van, en misschien ook wel de echte intentie bij, het doorvoeren van de wijzigingen die zogenaamd zijn afgesproken of zijn afgesproken. Ik denk dat het goed is als we daar nog eens naar kijken. Het gaat mij dan met name om de ambitie van de Eurocommissaris op dit punt. Naar ik heb vernomen is die absoluut niet ambitieus; ik zeg het wat eufemistisch. Als ik meer informatie heb, zal ik die de minister aanreiken maar misschien is het goed als de minister er ook nog eens induikt, om te kijken wat de daadwerkelijke situatie is.

Minister Rosenthal:

Dank voor deze opmerking van mevrouw Albayrak. Ik ga op deze basis twee dingen doen. Ik ga mij verstaan met onze organisatie Rechters voor Rechters en ik zal scherp zien op datgene wat er vanuit de Europese Commissie op dit punt gebeurt. Mevrouw Albayrak en ik zitten er op gelijke wijze in, voorzitter.

Ik kom nog even terug op een aantal specifieke vragen. Tegen de heer Van Bommel zeg ik dat wat hij "blokkades" noemt – ik noem het simpelweg altijd gewoon "het Nederlandse standpunt" in bepaalde zaken – nooit doel of middel op zich moeten zijn. Je neemt een standpunt in uit de aard der zaak en je staat daarvoor als je het van voldoende gewicht vindt. Dat geldt bijvoorbeeld ook ten aanzien van Roemenië en Bulgarije; we hebben het er al eerder over gehad.

Zowel de heer Van Bommel als de heer Ormel hebben vragen gesteld over de zogeheten SAO-Raad. Ik voeg daar meteen het Comité aan toe. De Stabilisatie- en Associatieraad komt jaarlijks bijeen. De Europese Unie is daarin vertegenwoordigd door de Hoge Vertegenwoordiger, Catherine Ashton, en Commissaris Füle. De positie van de EU in die SAO-Raad wordt voorbereid in de Raad. Wat dat betreft zit Nederland met de vingers mee aan de knoppen, ook als bijvoorbeeld de rapportage van Brammertz daartoe aanleiding zou geven. Het Stabilisatie en Associatiecomité waarnaar de heer Ormel vroeg, is – ik druk mij oneerbiedig uit – een lager orgaan. Het speelt zich af op het niveau van de hoge ambtelijke delegaties, dus de directeuren-generaal. Daaronder zitten dan weer technische subcomités.

De heer Ormel (CDA):

Dus de Raad, die eenmaal per jaar bijeenkomt, bestaat uit de Hoge Vertegenwoordiger, de Commissaris van de uitbreiding en, neem ik aan, een vertegenwoordiger van de Servische regering. Die zitten daar dus met zijn drieën bij elkaar.

Minister Rosenthal:

Ja, dat klopt.

De heer Ormel (CDA):

Stel, Servië voldoet niet aan de voorwaarden en krijgt een negatief rapport van de heer Brammertz. Gaan dan in die Raad die drie functionarissen met elkaar een besluit nemen? Dan heeft de vertegenwoordiger van de Servische regering op dat moment dus zeggenschap over een besluit dat ten nadele van de Servische regering zou kunnen uitvallen.

Minister Rosenthal:

Ik ga ervan uit dat wanneer er spanning op de lijn komt, er allerlei lijnen lopen naar de verschillende lidstaten. Als dit onderwerp zou spelen in de Stabilisatie- en Associatieraad en zo op scherp zou komen te staan, zal de Nederlandse regering er bovenop zitten om datgene te doen wat op zo'n moment noodzakelijk is, ook in de richting van de Hoge Vertegenwoordiger en commissaris Füle et cetera. Dat zal natuurlijk uitgelijnd worden via de Raad Algemene Zaken. Om maar het zo te zeggen: ik zit er zelf bij. Of dat een garantie is voor de heer Ormel weet ik niet, maar ik zeg het wel bij dezen.

De heer Ormel (CDA):

Het gaat mij niet zozeer om de positie van Nederland, maar meer om de rol van de Commissie, de heer Füle in dat geval, en van de Raad. Mevrouw Ashton heeft twee petten op. Waar worden eventuele besluiten genomen om iets te bevriezen of om iets harder te doen? Hebben die twee functionarissen meer de rol van boodschapper die dit in die jaarlijkse Raad vertelt, of wordt er onderhandeld? Daar gaat het mij om.

Minister Rosenthal:

Als het er echt op aankomt, bij belangrijke zaken, zal er een koppeling zijn tussen wat de Hoge Vertegenwoordiger doet en wat zij aangereikt krijgt door de Raad Buitenlandse Zaken.

Voorzitter. De heer Ormel heeft gevraagd naar de twinningprojecten. Op dat punt worden tenders uitgeschreven via het IPA, het Instrument for Pre-Accession Assistance, van de Commissie. Ook Nederlandse instellingen kunnen daarop intekenen. Het gaat bijvoorbeeld om – ik ben van alles op de hoogte, zie ik – opbouw van de capaciteit van de fytosanitaire dienst. Dat moet de heer Ormel aanspreken. Het gaat ook om de opbouw van een Servisch centraal bureau voor de statistiek. Dat geldt dus voor de twinnings. Als twinningprojecten goed lopen, dragen ze daadwerkelijk bij aan de intensivering van de samenwerking en het ophogen van de kwaliteit ter zake.

Hiermee ben ik door de beantwoording heen.

De voorzitter:

Er zijn nog wat korte vragen voor u, om te beginnen van de heer Ormel.

De heer Ormel (CDA):

Het is interessant dat we via twinning inschrijven op een tender voor de fytosanitaire dienst, maar dat raakt niet de essentie van de problematiek die er in Servië nog is ten aanzien van corruptie en opbouw van het justitiële apparaat. Nederland heeft meer in zijn mars dan de fytosanitaire dienst.

De voorzitter:

Uw vraag is?

De heer Ormel (CDA):

Zou de minister bereid zijn, actief te bevorderen dat Nederland op meer tenders inschrijft?

Minister Rosenthal:

Dat wil ik met groot plezier doen, niet in de laatste plaats omdat ik – ik stel mij kwetsbaar op – het met de heer Ormel eens ben dat de kracht van Nederland ten aanzien van wat in Servië speelt juist ligt bij zaken die bijvoorbeeld door mevrouw Albayrak aan de orde zijn gesteld. Ik noem de ophoging van de kwaliteit van de rechterlijke macht. Daarnaast noem ik goed bestuur en het op een hoger plan brengen van de interbestuurlijke verhoudingen. Dat zijn de zaken waarbij Nederland echt vooraan staat. Van dat comparatieve voordeel moeten we ten volle gebruikmaken.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Er is licht tussen de standpunten van de heer Bontes en mevrouw Albayrak. Ik wil graag dat de minister dat licht wegneemt. In de top in Feira is aan de westelijke Balkanstaten, inclusief Servië, uitzicht gegeven op een toekomstig lidmaatschap van de Europese Unie. Het stabilisatie- en associatieproces is het kader voor dit lidmaatschap, zoals is bevestigd in Thessaloniki. Kan de minister hierover helderheid verschaffen?

Minister Rosenthal:

Wat de heer El Fassed zegt, is een feitelijke constatering. Het klopt allemaal. De stabilisatie- en associatieovereenkomst, met het proces dat daaraan gekoppeld is, zit helemaal aan het begin van dat omvangrijke traject en trekt op een gegeven moment haar eigen spoor en werkt ondersteunend voor hetgeen in de "enlargement" plaatsheeft. De stabilisatie- en associatieovereenkomst is typisch een instrument dat is bedacht en wordt doorgezet voor de Balkan. Dat is duidelijk en daar loop ik niet voor weg; integendeel zelfs. Een groot aantal landen van de Balkan heeft, ook via deze Kamer, hun SAO, hun stabilisatie- en overeenkomst, al goedgekeurd gekregen. Dat zijn onder meer Kroatië, Macedonië, Montenegro en Bosnië.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Ja, dat is gebeurd om hun uiteindelijk uitzicht te geven op het EU-lidmaatschap.

Minister Rosenthal:

De heer El Fassed spreekt over uitzicht op het EU-lidmaatschap. Als de verschillende componenten van de stabilisatie- en associatieovereenkomst ervoor zorgen dat de kwaliteit van die landen op verschillende fronten omhooggaat, kun je in het kader van het uitbreidingsproces ook zeggen dat ze dicht tegen de Kopenhagencriteria aanzitten. Zo moet je het bekijken. Het is wel van belang om te onderkennen dat het traject van de stabilisatie- en associatieovereenkomst echt een ander tijdpad en karakter heeft dan het traject dat bij het uitbreidingsproces aan de orde is.

De heer Van Bommel (SP):

Ik wil de minister helpen met de mededeling dat wij ook stabilisatie- en associatieakkoorden sluiten met landen die helemaal geen toetredingsperspectief hebben. Zo'n akkoord is een samenwerkingsovereenkomst, veelal van economische aard, met aandacht voor mensenrechten en andere zaken, zoals de rechtsstaat.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Ik zal mijn zienswijze geven. Eigenlijk is het heel simpel. Landen kunnen geen lid worden als zij geen volledige uitvoering geven aan de afspraken in de stabilisatie- en associatieovereenkomst. Zo zie ik het. Als zij daar niet aan voldoen, kunnen zij nooit lid worden. Andersom ligt het anders: als zij er wel aan voldoen, is dat geen garantie dat zij lid mogen worden. Zo simpel is het toch eigenlijk?

Minister Rosenthal:

Ik merk dat mevrouw Albayrak de methodologie uitstekend beheerst. Wij spreken dan over noodzakelijke en voldoende voorwaarden. Daar gaat het dan om. In die richting denk ik met mevrouw Albayrak mee. Het belangrijkste vind ik echter dat wij doorhebben dat het karakter van wat er gebeurt in het kader van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, zoals de manier waarop over de verschillende onderwerpen van gedachten wordt gewisseld en de manier waarop wij resultaten boeken, een ander stramien kent dan wat in de fasen 2 tot en met 9 van het stroomschema aan de orde is.

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb een paar concrete vragen over de status van Kosovo en Servië op tafel gelegd. Ik heb de minister gevraagd of hij mijn inschatting deelt dat er met Kosovo nu geen stabilisatie- en associatieovereenkomst kan worden gesloten vanwege het simpele feit dat niet alle lidstaten van de Europese Unie Kosovo erkennen. Vindt de minister ook dat dit tot vragen moet leiden over de status van Servië? Er zijn namelijk vijf lidstaten die eigenlijk zeggen: Kosovo is onderdeel van Servië.

De voorzitter:

Mijnheer Van Bommel, het is de bedoeling dat u een vraagt stelt. Het is interessant wat u allemaal te melden hebt, maar het begint wel op een kenniswedstrijdje te lijken. Dat vind ik ook leuk, maar het is wel een kwestie van vraag en antwoord.

Minister Rosenthal:

Ik houd het stroomschema even omhoog voor de heer Van Bommel. Daarop staat "erkenning" en daarna "stabilisatie- en associatieovereenkomst". Het antwoord voor Kosovo is dus duidelijk. Ik kom op het moeilijke punt dat vijf lidstaten van de Europese Unie Kosovo niet erkennen, waaronder niet de geringste, zoals Spanje. Daarbij hebben wij te maken met de collectieve besluitvorming in de Europese Unie. Op een bepaald moment wordt er een poging gedaan – mogelijk levert die in maart succes op – om Servië, met de verdiscontering van dit ontzettend moeilijke punt, toch de kandidaat-lidstatus te geven. Ook de Nederlandse regering zou graag zien dat de vijf landen die Kosovo nog niet erkennen, alsnog tot erkenning overgaan. Wij kunnen het echter niet omdraaien en Servië afhankelijk stellen van het feit dat vijf van de lidstaten Kosovo niet hebben erkend. Het is een dilemma, het is een probleem, maar wij hebben besloten om toch in de richting van een kandidaat-lidmaatschap van Servië te gaan, ook al zitten wij in de relatie tot Kosovo met het probleem dat vijf EU-lidstaten Kosovo niet erkennen. Dat is vervelend en daarom is het ook van belang dat de structurele dialoog tot expliciet resultaat leidt.

De heer Van Bommel (SP):

Dat ben ik natuurlijk allemaal met de minister eens. Dat geldt zeker voor die structurele dialoog. Het gaat er echter om dat vijf lidstaten zeggen: Kosovo is eigenlijk onderdeel van Servië. Met andere woorden, naar de lezing van deze lidstaten zou het associatieakkoord dus ook voor Kosovo gelden. Volgens deze landen is Kosovo namelijk integraal onderdeel van Servië.

Minister Rosenthal:

Dat vind ik een soort excessieve exegese. Daar begin ik maar niet aan. Ik waag mij niet aan dat soort zaken, los van het gegeven dat vijf lidstaten van de Europese Unie Kosovo op verschillende gronden niet hebben erkend. De modaliteiten voor eventuele erkenning van Kosovo zijn op dit ogenblik ook verschillend voor die vijf lidstaten.

De heer Schouw (D66):

Volgens mij was de minister klaar met zijn beantwoording.

De voorzitter:

Zeker.

Minister Rosenthal:

Ik dacht klaar te zijn met mijn beantwoording.

De heer Schouw (D66):

Ik wachtte nog op de big bang. De minister heeft een makkie, want er is volop steun voor dit "orde op zaken"-akkoord, behalve van de PVV-fractie. Zij zegt namelijk dat instemmen met dit "orde op zaken"-akkoord tot meer ellende dan nu leidt. Ik had van de minister van Buitenlandse Zaken verwacht dat hij op deze onwaarheden zou ingaan. Ik ga ervoor zitten en dan verwacht ik dat de minister de PVV-fractie flink onder uit de zak geeft.

De voorzitter:

Mijnheer Schouw, gaat u ervoor zitten. Dan geef ik de minister het woord.

Minister Rosenthal:

Ik laat mij nooit verleiden tot een big bang of tot een bazooka of iets dergelijks. Ik houd het bij de zaken zelf. Ik zeg simpelweg het volgende. Juist met de stabilisatie- en associatieovereenkomst zijn wij op weg naar een versterking van een aantal zaken in het bredere gebied van de Balkan, inclusief Servië. Daar gaat het natuurlijk om en dat heeft juist betrekking op de zaken die in het gemeenschappelijk belang van Nederland en Servië en van de Europese Unie en Servië zijn. Wij hopen dat wij in de samenwerking met Servië naar versterking van de rechtsstaat en het terugdringen van de georganiseerde misdaad aldaar kunnen toewerken. Wij hopen ook dat wij kunnen doorzetten naar een grotere interne markt in Europa. Gelet op de huidige situatie is het, ook met betrekking tot de vrijhandel en de economische kanten, van wezenlijk belang dat wij proberen om de Europese markt te vergroten en te intensiveren. Dat zijn de taken waarvoor wij staan. Ik houd het daarbij voor dit moment.

De heer Bontes (PVV):

De minister spreekt over terugdringen van de georganiseerde misdaad daar. Vanmorgen konden wij in het nieuws lezen dat terugdringen van de georganiseerde misdaad daar leidt tot een toename van de georganiseerde misdaad hier. Hoe denkt de minister daarover?

Minister Rosenthal:

Ik heb kennisgenomen van die berichten. Het ging om landen waarover wij nu niet spreken. Ik meen dat het om Polen, Bulgarije en enkele andere landen ging. Met die feiten worden wij geconfronteerd. Wij moeten die berichten zeer serieus nemen. Je hebt bij al dit soort zaken te maken met een kosten-batenbalans en met de vraag of de baten van een proces dat je met elkaar doorloopt de kosten zullen overtreffen. Het zou wel gek zijn als wij in deze wereld alleen maar het goede naar ons toe zouden halen. Natuurlijk zijn er altijd complicaties en obstakels aan de orde. Je moet proberen die weg te werken. Het lijkt mij niet gewenst om de zaak op een andere manier aan te pakken, door je af te sluiten voor datgene wat er elders gebeurt.

De heer Bontes (PVV):

Het is duidelijk: de baten mogen op de Balkan liggen en de kosten komen voor rekening van de Nederlandse burgers in de wijken die hiervan overlast gaan ondervinden.

De voorzitter:

Was dat een vraag?

De heer Bontes (PVV):

Het was een constatering.

Minister Rosenthal:

Ik had gehoopt dat het een vraag was, want dan had ik die met "nee" kunnen beantwoorden.

De voorzitter:

Dat heeft de minister bij dezen gedaan. Ik begrijp dat hij aan het eind van zijn beantwoording is gekomen. Ik heb ook begrepen dat de Kamer geen behoefte heeft aan een tweede termijn. Ik heb het blijkbaar verkeerd begrepen. De heer Van Bommel heeft behoefte aan een tweede termijn.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Ik heb inderdaad behoefte aan een tweede termijn, want ik heb in eerste termijn nog geen instemming betuigd met het goedkeuren van dit verdrag. Dat wordt wellicht toch op prijs gesteld.

De voorzitter:

De spanning is bijna niet te harden.

De heer Van Bommel (SP):

Aan de hand van de antwoorden kunnen wij vaststellen dat de minister het eens is met mijn analyse en met de conclusie dat druk kan werken. De minister zegt weliswaar dat hij het standpunt over de stabilisatie- en associatieovereenkomst met Servië vanuit een eigenstandige Nederlandse visie heeft betrokken, maar ik stel vast dat het gewenste effect is opgetreden, namelijk volledige medewerking met het Joegoslavië-tribunaal. Daarom wil ik het instrument van druk en eventueel een blokkade vasthouden bij volgende stappen die in het proces worden gezet. Ik denk dan aan een kandidaat-lidmaatschap en aan de uitbreiding van Schengen. Zoals wij in het verleden hebben gemerkt, werkt dat.

Een tweede punt dat ik aan de orde heb gesteld, betreft de samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal na de inwerkingtreding van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. De Associatieraad beoordeelt die na de inwerkingtreding van de overeenkomst. Wij zullen de Associatieraad en het optreden daarvan kritisch blijven volgen en aan de bel trekken wanneer dat noodzakelijk is, namelijk als er zaken bevroren of teruggedraaid moeten worden.

Over Kosovo hebben wij uitgebreid gesproken. De positie van Duitsland is aan de orde geweest en ik heb de minister opgeroepen om het Duitse voorbeeld te volgen. In zijn antwoord heeft de minister gezegd dat hij alleen verder gaat als er geen gedoe is aan de grenzen. Waarvan akte. Wij zullen deze kwestie de komende weken en maanden blijven volgen. Het is er echter niet rustig en het zal er ook niet snel rustig worden. Mogelijk komen wij dus nog terug op deze uitspraak van de minister.

Alles overwegende, kan de SP-fractie instemmen met de goedkeuring van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Servië.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Bommel. Nu ga ik toch even om mij heen kijken, voordat ik weer een strenge opmerking krijg, omdat iemand toch nog het woord wil voeren. Ik zie dat dat niet het geval is. Dan geef ik het woord aan de minister, hoewel dat volgens mij niet nodig is, maar ik laat dat uiteraard over aan de minister. Volgens mij zijn er namelijk niet echt vragen gesteld, mijnheer Van Bommel, zo stel ik objectief vast als voorzitter. Maar de minister wil u graag nog even te woord staan.

Minister Rosenthal:

Ik wil in tweede termijn toch even zeggen dat ik blij ben dat, waar ik in eerste termijn een positieve reactie kreeg van een aantal fracties, ook de fractie van de SP zich hier bij heeft gevoegd. Dank u.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Tot zover de beantwoording van de minister in tweede termijn. Over de goedkeuring zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt van 17.35 uur tot 18.35 uur geschorst.

Voorzitter: Bosma

Naar boven