Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2008, 153 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2008, 153 | Verdrag |
Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en de Republiek Servië, anderzijds;
(met Bijlagen, Protocollen, Slotakte en Verklaringen)
Luxemburg, 29 april 2008
Het Koninkrijk België,
De Republiek Bulgarije,
De Tsjechische Republiek,
Het Koninkrijk Denemarken,
De Bondsrepubliek Duitsland,
De Republiek Estland,
Ierland,
De Helleense Republiek,
Het Koninkrijk Spanje,
De Franse Republiek,
De Italiaanse Republiek,
De Republiek Cyprus,
De Republiek Letland,
De Republiek Litouwen,
Het Groothertogdom Luxemburg,
De Republiek Hongarije,
Malta,
Het Koninkrijk der Nederlanden,
De Republiek Oostenrijk,
De Republiek Polen,
De Portugese Republiek,
Roemenië,
De Republiek Slovenië,
De Slowaakse Republiek,
De Repulbiek Finland,
Het Koninkrijk Zweden,
Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
Verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna „lidstaten” genoemd, en
De Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
hierna „de Gemeenschap” genoemd, enerzijds, en
De Republiek Servië,
hierna „Servië” genoemd, anderzijds,
tezamen „de partijen” genoemd,
Gelet op de sterke banden tussen de partijen en de waarden die zij gemeen hebben, hun verlangen deze banden nog te versterken en op wederkerigheid en wederzijds belang gebaseerde nauwe en langdurige betrekkingen tot stand te brengen die Servië in staat moeten stellen de betrekkingen met de Gemeenschap en haar lidstaten te versterken en uit te breiden;
Gelet op het belang van deze overeenkomst voor het stabilisatie- en associatieproces (SAP) met de landen van Zuidoost-Europa voor de totstandbrenging en handhaving van een op samenwerking gebaseerde stabiele orde in Europa, waarvan de Europese Unie een steunpilaar is, en voor het Stabiliteitspact;
Gezien de bereidheid van de Europese Unie om Servië zo volledig mogelijk te integreren in de politieke en economische hoofdstroom van Europa, en gezien de status van het land als een potentiële kandidaat voor het EU-lidmaatschap op basis van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna „het EU-Verdrag” genoemd) en het voldoen aan de door de Europese Raad in juni 1993 gedefinieerde criteria en de voorwaarden in het kader van het SAP, onder voorbehoud van de succesvolle tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, met name wat betreft regionale samenwerking;
Gelet op het Europees Partnerschap, waarin de prioriteiten zijn vastgesteld voor acties ter ondersteuning van de inspanningen die het land doet voor een nauwere aansluiting bij de Europese Unie;
Gelet op de verbintenis van de partijen dat zij met alle mogelijke middelen zullen bijdragen tot politieke, economische en institutionele stabilisatie in Servië en in de gehele regio, door de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld en door democratisering, institutionele opbouw en hervorming van het openbaar bestuur, regionale handelsintegratie en meer economische samenwerking, alsmede door samenwerking op veel uiteenlopende gebieden, met name op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid, en versterking van de nationale en regionale veiligheid;
Gelet op de verbintenis van de partijen om de politieke en economische vrijheden te stimuleren als grondslag van deze overeenkomst, de mensenrechten te eerbiedigen en de rechtsstaat te handhaven, inclusief de rechten van leden van nationale minderheden, alsmede de democratische beginselen, op basis van een meerpartijenstelsel met vrije en eerlijke verkiezingen;
Gelet op de verbintenis van de partijen om volledig uitvoering te geven aan alle beginselen en bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties, de OVSE, met name die van de Slotakte van de Conferentie voor veiligheid en samenwerking in Europa (hierna „de Slotakte van Helsinki” genoemd), de slotdocumenten van de conferenties van Madrid en Wenen, het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa, en het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa, teneinde bij te dragen tot regionale stabiliteit en samenwerking tussen de landen van de regio;
Opnieuw bevestigend dat alle vluchtelingen en binnenlandse ontheemden recht hebben op terugkeer en op de bescherming van hun eigendom en andere hiermee verband houdende mensenrechten;
Gelet op de gehechtheid van de partijen aan de beginselen van de vrijemarkteconomie duurzame ontwikkeling en de bereidheid van de Gemeenschap om aan de economische hervormingen in Servië bij te dragen;
Gelet op het belang dat de partijen hechten aan vrijhandel, overeenkomstig de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap van de WTO;
Gelet op de wens van de partijen om de regelmatige politieke dialoog over bilaterale en internationale vraagstukken van wederzijds belang verder te ontwikkelen, met inbegrip van regionale aspecten, rekening houdend met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) van de Europese Unie;
Gelet op de verbintenis van de partijen om de georganiseerde misdaad te bestrijden en beter samen te werken in de strijd tegen terrorisme, op basis van de verklaring van de Europese Conferentie van 20 oktober 2001;
Overtuigd dat de Stabilisatie- en associatieovereenkomst (hierna: „deze overeenkomst” genoemd) een nieuw klimaat zal scheppen voor hun onderlinge economische betrekkingen, in het bijzonder voor de ontwikkeling van handel en investeringen, factoren van cruciaal belang voor de economische herstructurering en modernisering;
Gelet op de toezegging van Servië om zijn wetgeving op de relevante terreinen aan te passen aan die van de Gemeenschap en om die daadwerkelijk ten uitvoer te leggen;
Rekening houdend met de bereidheid van de Gemeenschap om doorslaggevende steun te verlenen voor de tenuitvoerlegging van hervormingen en daartoe gebruik te maken van alle beschikbare instrumenten voor samenwerking en technische, financiële en economische bijstand, op een brede, indicatieve meerjarige basis;
Bevestigend dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen de toepassingssfeer van deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna „het EG-Verdrag” genoemd) vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland binden als afzonderlijke verdragsluitende partijen, en niet als lidstaten van de Europese Gemeenschap, totdat het Verenigd Koninkrijk of Ierland (al naargelang van het geval) Servië ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk of Ierland is gebonden als deel van de Europese Gemeenschap overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het EU-Verdrag en het EG-Verdrag is gehecht. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht;
Wijzend op de top van Zagreb, waarop werd opgeroepen tot verdere consolidatie van de betrekkingen tussen de landen die deel uitmaken van het stabilisatie- en associatieproces en de Europese Unie, alsmede tot intensievere samenwerking in de regio;
Eraan herinnerend dat de top van Thessaloniki het stabilisatie- en associatieproces heeft bevestigd als het beleidskader voor de betrekkingen van de Europese Unie met de landen op de westelijke Balkan en dat die landen naargelang van hun individuele voortgang en prestaties met betrekking tot de hervormingen uitzicht hebben op toetreding tot de Europese Unie, wat werd herhaald in de hiernavolgende conclusies van de Europese Raad van december 2005 en december 2006;
Wijzend op de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst, die op 19 december 2006 in Boekarest werd ondertekend, als middel om de regio beter in staat te stellen investeringen aan te trekken en haar integratie in de wereldeconomie te bevorderen;
Wijzend op de inwerkingtreding op 1 januari 2008 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Servië inzake de versoepeling van de afgifte van visa1) en de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Servië betreffende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven2) (hierna de „overnameovereenkomst tussen de Gemeenschap en Servië” genoemd);
Gezien de wens om de culturele samenwerking te intensiveren en de uitwisseling van informatie te bevorderen,
Zijn het volgende overeengekomen:
1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds.
2. Deze associatie heeft ten doel:
a. de inspanningen van Servië te ondersteunen om de democratie en de rechtsstaat te versterken;
b. bij te dragen aan de politieke, economische en institutionele stabiliteit in Servië, alsmede aan de stabilisatie van de regio;
c. een passend kader voor de politieke dialoog tot stand te brengen, zodat nauwe politieke betrekkingen tussen de partijen kunnen ontstaan;
d. de inspanningen van Servië voor de ontwikkeling van de economische en internationale samenwerking te ondersteunen, onder meer door de aanpassing van zijn wetgeving aan die van de Gemeenschap;
e. de inspanningen van Servië te ondersteunen om de overgang naar een goed functionerende markteconomie te voltooien;
f. harmonieuze economische betrekkingen te bevorderen en geleidelijk een vrijhandelszone tussen de Gemeenschap en Servië in te stellen;
g. de regionale samenwerking op alle gebieden die onder deze overeenkomst vallen te bevorderen.
Eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, zoals deze zijn vastgesteld in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en gedefinieerd in het Europees Verdrag betreffende de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de slotakte van Helsinki en het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa, eerbiediging van de beginselen van het internationale recht (waaronder volledige medewerking aan het Internationaal Strafhof voor het voormalige Joegoslavië) en de rechtsstaat en de beginselen van de markteconomie zoals deze zijn neergelegd in het document van de CVSE-conferentie van Bonn over economische samenwerking, vormt de grondslag van het binnen- en buitenlandse beleid van de partijen en is een essentieel element van deze overeenkomst.
De partijen zijn van mening dat de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel overheids- als niet-overheidsactoren, een van de ernstigste bedreigingen van de internationale stabiliteit en veiligheid vormt. De partijen komen derhalve overeen samen te werken en een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens en hun overbrengings middelen, door de volledige naleving en de uitvoering op nationaal niveau van de verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van de internationale verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie, alsmede van hun andere internationale verplichtingen op dat gebied. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element is van deze overeenkomst en deel uitmaakt van de politieke dialoog die deze elementen begeleiden en consolideren.
De partijen komen bovendien overeen samen te werken en bij te dragen aan de strijd tegen massavernietigingswapens en hun overbrengings middelen:
– door maatregelen te nemen, gericht op de ondertekening of de ratificatie van alle andere internationale instrumenten ter zake, of, in voorkomend geval, op aansluiting daarbij, en op de volledige tenuitvoerlegging daarvan;
– door de instelling van een effectief stelsel van nationale exportcontroles met het oog op de beheersing van uitvoer en doorvoer van goederen die betrekking hebben op massavernietigingswapens, met inbegrip van een controle op eindgebruik als massavernietigingswapen van technologieën voor tweeërlei gebruik, alsmede effectieve sancties op overtreding van de exportcontroles.
De politieke dialoog hierover kan op regionale basis plaatsvinden.
De partijen bevestigen nogmaals het belang dat zij hechten aan het nakomen van internationale verplichtingen, met name volledige samenwerking met het Internationale Strafhof voor voormalig Joegoslavië.
Internationale en regionale vrede en stabiliteit, de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap, mensenrechten en de bescherming van minderheden staan centraal in het stabilisatie- en associatieproces, als bedoeld in de conclusies van de Raad van de Europese Unie van 21 juni 1999. De sluiting en de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst geschieden in het kader van de conclusies van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1997, en zijn gebaseerd op de afzonderlijke verdiensten van Servië.
Servië verbindt zich ertoe de samenwerking en de betrekkingen van goed nabuurschap met de overige landen van de regio te blijven bevorderen, wat mede inhoudt dat een passend niveau van wederzijdse concessies op het gebied van het verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten wordt ingesteld en dat projecten van wederzijds belang worden ontwikkeld, met name inzake grensbeheer, de bestrijding van georganiseerde misdaad, corruptie, witwassen van geld, illegale migratie en smokkel, met name van mensen, lichte wapens en drugs. Deze verbintenis is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van de betrekkingen en de samenwerking tussen de partijen en draagt bij tot de regionale stabiliteit.
De partijen bevestigen nogmaals het belang dat zij hechten aan de bestrijding van terrorisme en de nakoming van internationale verplichtingen op dit gebied.
De associatie wordt geleidelijk volledig verwezenlijkt gedurende een overgangsperiode van maximaal zes jaar.
De overeenkomstig artikel 119 opgerichte Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt op gezette tijden, normaal gezien jaarlijks, de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst en de goedkeuring en uitvoering door Servië van de juridische, bestuurlijke, institutionele en economische hervormingen, in het licht van de preambule en in overeenstemming met de algemene principes van deze overeenkomst. Daarbij zal rekening worden gehouden met de voor deze overeenkomst relevante prioriteiten die in het kader van het Europees Partnerschap zijn vastgesteld en zal worden toegezien op de samenhang met de mechanismen die in het kader van het stabilisatie- en associatieproces zijn ingesteld, met name het voortgangsverslag dat in dat verband wordt opgesteld.
Op basis van deze toetsing doet de Stabilisatie- en associatieraad aanbevelingen en neemt hij besluiten. Als de toetsing bijzondere problemen aan het licht brengt, kunnen deze worden onderworpen aan de mechanismen voor geschillenbeslechting die bij de overeenkomst zijn ingesteld.
De volledige associatie zal geleidelijk tot stand worden gebracht. Uiterlijk in het derde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst verricht de Stabilisatie- en associatieraad een grondige toetsing van de toepassing van de overeenkomst. Op basis van deze toetsing evalueert de Stabilisatie- en associatieraad de vorderingen die Servië heeft gemaakt en kan hij besluiten nemen over de volgende fasen van het associatieproces.
Deze toetsing geldt niet voor het vrije verkeer van goederen, waarvoor in titel IV een aparte regeling wordt vastgesteld.
De overeenkomst moet volledig verenigbaar zijn met de relevante WTO-bepalingen, met name artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (GATT 1994) en artikel V van de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten (GATS), en moet dienovereenkomstig worden uitgevoerd.
1. In het kader van deze overeenkomst wordt de politieke dialoog tussen de partijen verder ontwikkeld. Deze dialoog begeleidt en consolideert de toenadering tussen de Europese Unie en Servië en draagt bij tot nauwe solidariteitsbanden en nieuwe vormen van samenwerking tussen de partijen.
2. De politieke dialoog moet met name bijdragen tot het bevorderen van:
a. volledige integratie van Servië in de gemeenschap van democratische naties en de geleidelijke toenadering tot de Europese Unie;
b. convergentie van de standpunten van de partijen inzake internationale kwesties, waaronder op het gebied van het GBVB, mede door de uitwisseling van informatie, voor zover van toepassing, met name inzake kwesties die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de partijen;
c. regionale samenwerking en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap;
d. gezamenlijke standpunten inzake veiligheid en stabiliteit in Europa, met inbegrip van samenwerking op de gebieden die vallen onder het GBVB van de Europese Unie.
1. De politieke dialoog vindt plaats binnen de Stabilisatie- en associatieraad, die de algemene verantwoordelijkheid draagt voor alle aangelegenheden die de partijen hem voorleggen.
2. Op verzoek van de partijen kan de politieke dialoog ook de volgende vormen aannemen:
a. vergaderingen, waar nodig, van hoge ambtenaren van enerzijds Servië en anderzijds het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en de Europese Commissie;
b. optimaal gebruik van alle diplomatieke kanalen tussen de partijen, met inbegrip van passende contacten in derde landen en binnen de Verenigde Naties, de OVSE, de Raad van Europa en andere internationale fora;
c. alle andere middelen die een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan de consolidatie, ontwikkeling en intensivering van de dialoog, zoals onder meer vastgesteld in de agenda van Thessaloniki, die werd vastgesteld in de conclusies van de Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003.
In overeenstemming met zijn verbintenis op het gebied van internationale en regionale vrede en stabiliteit en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap, bevordert Servië actief de regionale samenwerking. Ook kan de Gemeenschap via haar programma’s voor technische bijstand projecten steunen met een regionale of grensoverschrijdende dimensie.
Telkens wanneer Servië voornemens is de samenwerking met een van de in de artikelen 15, 16 en 17 genoemde landen te intensiveren, stelt het de Gemeenschap en haar lidstaten daarvan in kennis en voert het overleg met hen overeenkomstig de bepalingen van titel X.
Servië zorgt voor de volledige tenuitvoerlegging van de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst, die op 19 december 2006 in Boekarest werd ondertekend.
Na de ondertekening van deze overeenkomst opent Servië met de landen die reeds een Stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben ondertekend, onderhandelingen over de sluiting van bilaterale overeenkomsten inzake regionale samenwerking, waarvan het doel is de samenwerking tussen de betrokken landen uit te breiden.
De hoofdelementen van dergelijke overeenkomsten zijn:
a. politieke dialoog;
b. de totstandbrenging van met de relevante WTO-bepalingen verenigbare vrijhandelszones;
c. wederzijdse concessies betreffende het verkeer van werknemers, vestiging, dienstverlening, lopende betalingen en kapitaalverkeer en andere beleidsterreinen die betrekking hebben op het verkeer van personen, op een niveau dat gelijkwaardig is met dat in deze overeenkomst;
d. bepalingen inzake samenwerking op andere al dan niet onder deze overeenkomst vallende terreinen, met name justitie, vrijheid en veiligheid.
Deze overeenkomsten zullen in voorkomend geval bepalingen omvatten met betrekking tot de oprichting van de nodige institutionele mechanismen.
Deze overeenkomsten worden gesloten binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst. De bereidheid van Servië om deze overeenkomsten te sluiten is een voorwaarde voor de verdere ontwikkeling van de betrekkingen tussen Servië en de Europese Unie.
Servië opent vergelijkbare onderhandelingen met de resterende landen van de regio, zodra deze landen een Stabilisatie- en associatieovereen komst hebben ondertekend.
Servië streeft naar regionale samenwerking met de andere bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken staten op sommige of alle onder deze overeenkomst vallende samenwerkingsgebieden, met name die van wederzijds belang. Deze samenwerking moet te allen tijde verenigbaar zijn met de beginselen en doelstellingen van deze overeenkomst.
1. Servië zou met elke kandidaat-lidstaat van de Europese Unie de samenwerking moeten versterken en een overeenkomst sluiten voor regionale samenwerking op elk van de onder deze overeenkomst vallende samenwerkingsterreinen. Een dergelijke overeenkomst moet de bilaterale betrekkingen tussen Servië en dat land geleidelijk afstemmen op het relevante onderdeel van de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en dat land.
2. Servië moet onderhandelingen openen met Turkije, dat een douane-unie met de Europese Gemeenschap heeft ingesteld, om op een tot wederzijds voordeel strekkende basis een overeenkomst te sluiten, waarbij een vrijhandelszone tussen beide partijen wordt ingesteld overeenkomstig artikel XXIV van de GATT 1994, alsmede vestiging en dienstverlening tussen de partijen te liberaliseren op een niveau dat gelijkwaardig is aan dat van deze overeenkomst, volgens artikel V van de GATS.
Deze onderhandelingen moeten zo snel mogelijk worden geopend om de bovengenoemde overeenkomst voor het einde van de in artikel 18, lid 1, genoemde overgangsperiode te kunnen sluiten.
1. De Gemeenschap en Servië brengen in de loop van een overgangsperiode van ten hoogste zes jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst geleidelijk een bilaterale vrijhandelszone tot stand overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst, de GATT 1994 en de WTO. Daarbij houden zij rekening met de hierna vermelde specifieke eisen.
2. In het handelsverkeer tussen de partijen worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur.
3. Voor de toepassing van deze overeenkomst omvatten douanerechten en heffingen van gelijke werking alle rechten en heffingen op de in- of uitvoer van goederen, met inbegrip van eventuele aanvullende heffingen of belastingen, maar geen:
a. heffingen die gelijk zijn aan een binnenlandse belasting die wordt geheven overeenkomstig artikel III, lid 2, van de GATT 1994;
b. antidumpingrechten of compenserende rechten;
c. retributies of andere rechten evenredig aan de kosten van verleende diensten.
4. Het basisrecht waarop de in de overeenkomst vastgestelde opeenvolgende verlagingen worden toegepast, is voor elk product:
5. Als na de ondertekening van deze overeenkomst tariefverlagingen op erga-omnesgrondslag worden toegepast, in het bijzonder verlagingen die:
a. voortvloeien uit de tariefonderhandelingen in de WTO,
b. voortvloeien uit de toetreding van Servië tot de WTO, of
c. worden ingevoerd na de toetreding van Servië tot de WTO,
komen deze verlaagde rechten vanaf de datum waarop de verlagingen worden toegepast in de plaats van de in lid 4 bedoelde basisrechten.
6. De Gemeenschap en Servië delen elkaar hun respectieve basisrechten en eventuele veranderingen daarin mede.
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Servië, vermeld in de hoofdstukken 25 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur, met uitzondering van de producten genoemd in bijlage 1, punt I, onder ii), van de WTO-overeenkomst inzake de landbouw.
2. De handel tussen de partijen in producten die onder het Euratom-Verdrag vallen, geschiedt in overeenstemming met de bepalingen van dat Verdrag.
1. De douanerechten en heffingen van gelijke werking die van toepassing zijn bij invoer in de Gemeenschap van industrieproducten van oorsprong uit Servië, worden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst afgeschaft.
2. Kwantitatieve beperkingen bij invoer in de Gemeenschap van industrieproducten van oorsprong uit Servië en maatregelen van gelijke werking worden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst afgeschaft.
1. De douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in Servië van niet in bijlage I vermelde industrieproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.
2. Heffingen van gelijke werking als douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in Servië van industrieproducten van oorsprong uit de Gemeenschap, worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.
3. De douanerechten die van toepassing zijn bij de invoer in Servië van de in bijlage I vermelde industrieproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden geleidelijk afgeschaft volgens het tijdschema in die bijlage.
4. Kwantitatieve beperkingen bij invoer in Servië van producten van oorsprong uit de Gemeenschap en maatregelen van gelijke werking worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.
1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaffen de Gemeenschap en Servië alle douanerechten bij uitvoer en heffingen die eenzelfde effect op hun onderlinge handel hebben af.
2. De Gemeenschap en Servië schaffen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst wederzijds alle kwantitatieve beperkingen bij de uitvoer en alle maatregelen van gelijke werking af.
Servië verklaart zich bereid zijn douanerechten in het handelsverkeer met de Gemeenschap sneller te verlagen dan in artikel 21 bepaald, als de algemene economische situatie in Servië en de situatie in de betrokken sector van de economie dat toelaten.
De Stabilisatie- en associatieraad analyseert de situatie dienaangaande en doet daarover aanbevelingen.
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de handel in landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Servië.
2. Met „landbouw- en visserijproducten” worden de producten bedoeld die vermeld zijn in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur en in bijlage I, punt I, onder ii), bij de WTO-overeenkomst inzake de landbouw.
3. Deze definitie omvat vis en visserijproducten die vallen onder hoofdstuk 3, de posten 1604 en 1605, en de posten 0511 91, 2301 20 en ex 1902 20 („gevulde deegwaren, bevattende meer dan 20 gewichtspercenten vis, schaal- of weekdieren of andere ongewervelde waterdieren”).
Protocol 1 bevat de handelsregeling voor de daarin genoemde bewerkte landbouwproducten.
1. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit Servië.
2. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle douanerechten en heffingen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit Servië, andere dan die van de posten 0102, 0201, 0202, 1701, 1702 en 2204 van de gecombineerde nomenclatuur.
Voor de producten die vallen onder de hoofdstukken 7 en 8 van de gecombineerde nomenclatuur, waarvoor het gemeenschappelijk douanetarief in een „ad valorem”-douanerecht en een specifiek douanerecht voorziet, is de afschaffing uitsluitend van toepassing op het „ad valorem”-deel van de douanerechten.
3. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de Gemeenschap de douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in de Gemeenschap van de in bijlage II gedefinieerde producten van de categorie „baby beef” van oorsprong uit Servië vast op 20% van het recht ad valorem en 20% van het specifieke recht als vastgesteld in het gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Gemeenschappen, binnen een jaarlijks tariefcontingent van 8 700 ton geslacht gewicht.
4. Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst verleent de Gemeenschap rechtenvrije toegang aan invoer in de Gemeenschap van producten van oorsprong uit Servië van de posten 1701 en 1702 van de gecombineerde nomenclatuur, binnen een jaarlijks tariefcontingent van 180 000 ton (nettogewicht).
1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft Servië alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap.
2. Bij de inwerkingtreding van de overeenkomst gaat Servië over tot
a. afschaffing van de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van de in bijlage III a) vermelde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap;
b. geleidelijke afschaffing van de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van de in bijlage III b) vermelde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap volgens het voor ieder product in die bijlage vastgestelde tijdschema;
c. geleidelijke verlaging van de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van de in bijlage III c) en d) vermelde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap volgens het voor ieder product in die bijlage vastgestelde tijdschema.
In protocol 2 is de regeling neergelegd die van toepassing is op de daarin genoemde wijn en gedistilleerde dranken.
1. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van vis en visserijproducten van oorsprong uit Servië.
2. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle douanerechten en maatregelen van gelijke werking op de niet in bijlage IV vermelde vis en visserijproducten van oorsprong uit Servië af. Op de in bijlage IV vermelde producten zijn de daarin opgenomen bepalingen van toepassing.
1. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft Servië alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van vis en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap.
2. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft Servië alle douanerechten en maatregelen van gelijke werking op de niet in bijlage V vermelde vis en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap af. Op de in bijlage V vermelde producten zijn de daarin opgenomen bepalingen van toepassing.
Rekening houdend met de omvang van het handelsverkeer in landbouw- en visserijproducten tussen de partijen, de bijzondere gevoeligheden van die producten, de regels van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid van de Gemeenschap en het landbouw- en visserijbeleid van Servië, de rol van landbouw en visserij in de Servische economie en de gevolgen van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de WTO, alsmede de eventuele toetreding van Servië tot de WTO, onderzoeken de Gemeenschap en Servië binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst in de Stabilisatie- en associatieraad per product, systematisch en op basis van passende wederkerigheid, de mogelijkheden om elkaar verdere concessies te verlenen teneinde de handel in landbouw- en visserijproducten verder te liberaliseren.
1. Onverminderd de andere bepalingen van deze overeenkomst, met name artikel 41, plegen beide partijen, indien, wegens de bijzondere gevoeligheid van de markten voor landbouw- en visserijproducten, de invoer van producten van oorsprong uit een partij waarvoor de concessies uit hoofde van de artikelen 25 tot en met 30 zijn verleend, ernstige problemen veroorzaakt op de markt of voor de binnenlandse regelingen van de andere partij, zo spoedig mogelijk overleg om een passende oplossing te vinden voor het probleem. In afwachting van deze oplossing kan de betrokken partij de passende maatregelen nemen die zij noodzakelijk acht.
2. Wanneer de omvang van de invoer van de in bijlage V bij protocol 3 genoemde producten van oorsprong uit Servië samen 115% bereikt van het gemiddelde van de drie voorgaande kalenderjaren, treden Servië en de Gemeenschap binnen vijf werkdagen in overleg om de handelsstromen van deze producten naar de Gemeenschap te analyseren en te evalueren en eventueel passende oplossingen te vinden om verstoring van de handel in deze producten te voorkomen.
Wanneer de omvang van de invoer van de in bijlage V bij protocol 3 genoemde producten van oorsprong uit Servië samen gedurende een kalenderjaar met meer dan 30% toeneemt vergeleken met het gemiddelde van de drie voorgaande kalenderjaren, kan de Gemeenschap onverminderd lid 1 overgaan tot stopzetting van de preferentiële behandeling van de producten die de stijging veroorzaken.
Als besloten wordt de preferentiële behandeling stop te zetten, stelt de Gemeenschap het Stabilisatie- en associatiecomité binnen vijf werkdagen in kennis van deze maatregel en treedt zij in overleg met Servië om maatregelen te vinden om verstoring van de handel in de in bijlage V bij protocol 3 genoemde producten te voorkomen.
De Gemeenschap herstelt de preferentiële behandeling zodra de verstoring van de handel is opgelost door effectieve implementatie van de overeengekomen maatregelen of door andere door de partijen getroffen passende maatregelen.
De leden 3 tot en met 6 van artikel 41 zijn van overeenkomstige toepassing op maatregelen uit hoofde van dit lid.
3. Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst evalueren de partijen de werking van het in lid 2 beschreven mechanisme. De Stabilisatie- en associatieraad kan besluiten het in lid 2 beschreven mechanisme aan te passen.
1. Servië beschermt de geografische aanduidingen van de Gemeenschap die in de Gemeenschap zijn geregistreerd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen5) , overeenkomstig dit artikel. Geografische aanduidingen van Servië kunnen in de Gemeenschap worden geregistreerd onder de voorwaarden zoals beschreven in genoemde verordening.
2. Servië verbiedt het gebruik op zijn grondgebied van de in de Gemeenschap beschermde namen voor vergelijkbare producten die niet voldoen aan de kenmerken van de geografische aanduiding. Dit geldt ook wanneer de werkelijke oorsprong van het product wordt vermeld, wanneer de betrokken geografische aanduiding in een andere taal is vertaald of wanneer de benaming vergezeld gaat van uitdrukkingen als „genre”, „type”, „wijze”, „stijl”, „imitatie”, „methode” of soortgelijke uitdrukkingen.
3. Servië weigert de registratie van handelsmerken in gevallen zoals beschreven in lid 2.
4. Handelsmerken die overeenkomen met de in lid 2 beschreven gevallen en die in Servië zijn geregistreerd of gangbaar zijn, mogen vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst niet meer worden gebruikt. Dit geldt echter niet voor handelsmerken die in Servië zijn geregistreerd of gangbaar zijn en die eigendom zijn van onderdanen van derde landen, mits het publiek niet wordt misleid met betrekking tot de aard, de kenmerken of de geografische oorsprong van de producten.
5. Overeenkomstig lid 1 beschermde geografische aanduidingen die in de omgangstaal van Servië gebruikelijk zijn voor dergelijke producten, mogen vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst niet meer worden gebruikt.
6. Servië zorgt ervoor dat de goederen die na vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst uit zijn grondgebied worden uitgevoerd geen inbreuk maken op dit artikel.
7. Servië waarborgt de in de leden 1 tot en met 6 bedoelde bescherming op eigen initiatief alsmede op verzoek van een betrokken partij.
Behoudens andersluidende bepalingen in dit hoofdstuk of in protocol 1 zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing op de handel tussen de partijen in alle producten.
De bepalingen van deze titel vormen in geen geval een belemmering voor de eenzijdige toepassing van gunstiger maatregelen door een partij.
1. Zodra deze overeenkomst in werking treedt, mogen in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Servië geen nieuwe douanerechten bij invoer of bij uitvoer of heffingen van gelijke werking worden ingesteld, noch mogen de rechten of heffingen die reeds van toepassing zijn, worden verhoogd.
2. Zodra deze overeenkomst in werking treedt, mogen in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Servië geen nieuwe kwantitatieve beperkingen bij invoer of bij uitvoer of maatregelen van gelijke werking worden ingesteld, noch mogen reeds bestaande beperkingen restrictiever worden gemaakt.
3. Onverminderd de overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 30 verleende concessies vormen de leden 1 en 2 van dit artikel in geen enkel opzicht een beletsel voor de voortzetting van het landbouwbeleid van Servië en van de Gemeenschap, noch voor het nemen van enige maatregel in het kader van dit beleid, voor zover de invoerregeling in de bijlagen II tot en met V en protocol 1 daardoor niet wordt beïnvloed.
1. De Gemeenschap en Servië onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, direct of indirect, discrimineren tussen de producten van de ene partij en soortgelijke producten van oorsprong uit het grondgebied van de andere partij, en schaffen dergelijke bestaande maatregelen of praktijken af.
2. De teruggave van binnenlandse indirecte belastingen voor producten die naar het grondgebied van een van de partijen worden uitgevoerd, mag niet hoger zijn dan de daarop geheven indirecte belastingen.
De bepalingen betreffende de afschaffing van de douanerechten bij invoer zijn eveneens van toepassing op douanerechten van fiscale aard.
1. De overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grensverkeer, mits de in deze overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.
2. Gedurende de in artikel 18 vermelde overgangsperioden mag deze overeenkomst geen invloed hebben op de tenuitvoerlegging van de specifieke preferentiële regelingen voor het goederenverkeer die ofwel zijn vastgelegd in grensovereenkomsten die eerder zijn gesloten tussen een of meer lidstaten en Servië en Montenegro, ofwel voortvloeien uit de in titel III gespecificeerde bilaterale overeenkomsten die door Servië zijn gesloten ter bevordering van de regionale handel.
3. De partijen plegen in de Stabilisatie- en associatieraad overleg over de in de leden 1 en 2 bedoelde overeenkomsten en desgewenst over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun respectieve handelspolitiek ten aanzien van derde landen. Een dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Gemeenschap, teneinde rekening te kunnen houden met de onderlinge belangen van de Gemeenschap en Servië als omschreven in deze overeenkomst.
1. De bepalingen in deze overeenkomst beletten de partijen niet handelsbeschermingsmaatregelen overeenkomstig lid 2 van dit artikel en artikel 41 te treffen.
2. Als een partij constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping plaatsvindt en/of tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies worden gegeven, kan die partij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van de WTO-overeenkomst betreffende de tenuitvoerlegging van artikel VI van de GATT 1994, de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, en haar eigen wetgeving ter zake.
1. De bepalingen van artikel XIX van de GATT 1994 en van de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen zijn van toepassing in de betrekkingen tussen de partijen.
2. In afwijking van lid 1 geldt dat, wanneer een product uit een van de partijen in het grondgebied van de andere partij wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden dat:
a. ernstige moeilijkheden worden veroorzaakt of dreigen te worden veroorzaakt voor binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten op het grondgebied van de invoerende partij; of
b. bepaalde sectoren van de economie ernstig worden verstoord of dreigen te worden verstoord of moeilijkheden worden veroorzaakt of dreigen te worden veroorzaakt die een ernstige verslechtering van de economische situatie in een regio van de invoerende partij ten gevolge kunnen hebben.
De invoerende partij passende bilaterale vrijwaringsmaatregelen kan nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures van dit artikel.
3. Bilaterale vrijwaringsmaatregelen die gericht zijn tegen invoer uit de andere partij mogen niet meer inhouden dan wat nodig is om de als gevolg van de toepassing van deze overeenkomst gerezen moeilijkheden zoals beschreven in lid 2 te compenseren. Deze vrijwaringsmaatregelen bestaan normaliter uit de opschorting van de verdere verhoging of verlaging van de preferentiemarges krachtens deze overeenkomst voor het betrokken product tot een maximum dat overeenkomt met het in artikel 18, lid 4, onder a) en b), en in artikel 18, lid 5 bedoelde basisrecht voor dat product. Dergelijke maatregelen bevatten duidelijke elementen die uiterlijk aan het einde van de vastgestelde periode geleidelijk leiden tot de intrekking ervan, en mogen voor een periode van maximaal twee jaar worden genomen.
In zeer uitzonderlijke omstandigheden mogen dergelijke maatregelen met maximaal twee jaar worden verlengd. Ten aanzien van de invoer van een product waartegen reeds eerder vrijwaringsmaatregelen zijn genomen, mogen gedurende een periode die gelijk is aan de duur van de eerdere vrijwaringsmaatregelen niet opnieuw bilaterale vrijwaringsmaatregelen worden genomen, waarbij deze maatregelen ten minste twee jaar verstreken moeten zijn.
4. In de in dit artikel genoemde gevallen verstrekt de Gemeenschap of Servië, vóór de in dit artikel bedoelde maatregelen worden genomen of, in de gevallen waarop lid 5, onder b), van toepassing is, zo spoedig mogelijk, de Stabilisatie- en associatieraad alle relevante informatie teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
5. Voor de tenuitvoerlegging van de leden 1 tot en met 4 gelden de volgende bepalingen:
a. De moeilijkheden die voortvloeien uit de in dit artikel bedoelde situatie worden onmiddellijk ter bespreking voorgelegd aan de Stabilisatie- en associatieraad, die alle noodzakelijke beslissingen kan nemen om een oplossing te vinden voor deze moeilijkheden.
Indien binnen 30 dagen nadat de kwestie aan de Stabilisatie- en associatieraad is voorgelegd, deze raad of de exporterende partij geen beslissing heeft genomen die een einde maakt aan de moeilijkheden en geen andere bevredigende oplossing wordt gevonden, kan de invoerende partij passende maatregelen nemen om het probleem in overeenstemming met dit artikel op te lossen. Bij de keuze van vrijwaringsmaatregelen wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren. Vrijwaringsmaatregelen die overeenkomstig artikel XIX van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen worden toegepast, dienen het niveau en de marges van de bij deze overeenkomst toegekende preferenties in stand te houden.
b. Wanneer uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddellijk maatregelen vereisen, voorafgaande kennisgeving of onderzoek onmogelijk maken, kan de betrokken partij, in de in dit artikel vermelde omstandigheden, onmiddellijk de nodige vrijwaringsmaatregelen nemen, op voorwaarde dat zij de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis stelt.
De vrijwaringsmaatregelen worden de Stabilisatie- en associatieraad onmiddellijk ter kennis gebracht en worden in deze raad op gezette tijden aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder om een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing ervan, zodra de omstandigheden dat mogelijk maken.
6. Wanneer de Gemeenschap of Servië de invoer van producten die de in dit artikel bedoelde moeilijkheden kunnen doen rijzen aan een administratieve procedure onderwerpen die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de tendens van de handelsstromen, stelt de betrokken partij de andere partij daarvan in kennis.
1. Wanneer naleving van de bepalingen van deze titel leidt tot:
a. een ernstig tekort of een dreigend ernstig tekort aan levensmiddelen of andere producten die voor de exporterende partij van wezenlijk belang zijn, of
b. wederuitvoer naar een derde land van een product waarop de exporterende partij kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen of heffingen van gelijke werking toepast, en de bovengenoemde situaties aanleiding geven of vermoedelijk aanleiding zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij,
kan die partij passende maatregelen nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures van dit artikel.
2. Bij de keuze van deze maatregelen wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren. Dergelijke maatregelen mogen niet worden toegepast op een wijze die in gelijke omstandigheden willekeurige of onrechtvaardige discriminatie of een verkapte beperking van het handelsverkeer zou inhouden, en moeten worden opgeheven zodra de omstandigheden verdere handhaving niet meer rechtvaardigen.
3. Alvorens de in lid 1 bedoelde maatregelen te nemen, of in de gevallen waarin lid 4 van toepassing is, zo spoedig mogelijk, verstrekt de Gemeenschap of Servië de Stabilisatie- en associatieraad alle relevante informatie om de raad in staat te stellen een voor beide partijen aanvaardbare oplossing voor het probleem te vinden. De partijen kunnen in de Stabilisatie- en associatieraad besluiten tot maatregelen die nodig zijn om de moeilijkheden te beëindigen. Indien dertig dagen nadat de zaak aan het Stabilisatie- en associatieraad is voorgelegd geen overeenstemming is bereikt, kan de exporterende partij uit hoofde van dit artikel maatregelen toepassen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product.
4. Wanneer uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddellijk maatregelen vereisen voorafgaande informatie of voorafgaand onderzoek onmogelijk maken, kan de Gemeenschap of Servië om het probleem op te lossen onmiddellijk voorzorgsmaatregelen nemen, waarvan de andere partij onmiddellijk in kennis wordt gesteld.
5. Alle krachtens dit artikel genomen maatregelen worden de Stabilisatie- en associatieraad onmiddellijk ter kennis gebracht en worden in die raad op gezette tijden aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder om een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing ervan zodra de omstandigheden dat toelaten.
Met betrekking tot staatsmonopolies van commerciële aard zorgt Servië er geleidelijk voor dat er drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst geen sprake meer is van discriminatie tussen onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie en onderdanen van Servië ten aanzien van de omstandigheden waaronder goederen worden verworven en op de markt gebracht.
Tenzij anders bepaald in deze overeenkomst, zijn de oorsprongsregels voor de toepassing van deze overeenkomst in protocol 3 vastgesteld.
Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor verbodsbepalingen of beperkingen ten aanzien van invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde en de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, de bescherming van het nationale artistieke, historische en archeologische erfgoed, of de bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, of regels betreffende goud en zilver. Dergelijke verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie, noch een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.
1. De partijen komen overeen dat administratieve samenwerking essentieel is voor de uitvoering van en controle op de preferentiële behandeling die op grond van deze titel wordt verleend en benadrukken zich te zullen inzetten om onregelmatigheden en fraude in douane- en aanverwante aangelegenheden te bestrijden.
2. Wanneer een partij op basis van objectieve informatie tot de conclusie is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat zich uit hoofde van deze titel onregelmatigheden of gevallen van fraude hebben voorgedaan, kan de betrokken partij de preferentiële regeling ten aanzien van de betrokken producten overeenkomstig dit artikel tijdelijk opschorten.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het niet verlenen van administratieve medewerking verstaan:
a. het herhaaldelijk niet nakomen van de verplichtingen om de oorsprong van de betrokken producten te controleren,
b. het herhaaldelijk weigeren de daaropvolgende controle van het bewijs van oorsprong uit te voeren en/of de resultaten daarvan mee te delen, of onnodige vertraging daarbij;
c. het herhaaldelijk weigeren toestemming te verlenen om adminis tratieve samenwerkingsmissies uit te voeren om de authenticiteit van documenten of de juistheid van informatie te controleren die van belang zijn voor de betrokken preferentiële regeling, of onnodige vertraging daarbij.
In het kader van dit artikel is onder andere sprake van onregelmatigheden of fraude wanneer de invoer van goederen snel stijgt, zonder dat daar een bevredigende verklaring voor is, wanneer die invoer het gebruikelijke niveau van de productie- en uitvoercapaciteit van de andere partij te boven gaat, en de stijging verband houdt met objectieve informatie betreffende onregelmatigheden of fraude.
4. Voor een tijdelijke schorsing moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a. de partij die op basis van objectieve informatie tot de conclusie is gekomen dat geen administratieve samenwerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of gevallen van fraude hebben voorgedaan, moet het Stabilisatie- en associatiecomité onverwijld in kennis stellen van haar conclusies, en deze kennisgeving vergezeld doen gaan van de objectieve informatie en in overleg treden met het Stabilisatie- en associatiecomité, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden;
b. wanneer de partijen als hierboven beschreven in overleg zijn getreden in het kader van het bovengenoemde Stabilisatie- en associatiecomité en het niet binnen drie maanden na die kennisgeving eens zijn geworden over een aanvaardbare oplossing, kan de betrokken partij de preferentiële regeling voor de betrokken producten tijdelijk schorsen. Het Stabilisatie- en associatiecomité moet onverwijld van een tijdelijke schorsing in kennis worden gesteld;
c. tijdelijke schorsingen op grond van dit artikel mogen alleen dienen ter bescherming van de financiële belangen van de betrokken partij. De schorsingen duren uiterlijk zes maanden, maar zij mogen wel worden verlengd. Tijdelijke schorsingen moeten onmiddellijk na goedkeuring ervan worden gemeld aan het Stabilisatie- en associatiecomité. Binnen het Stabilisatie- en associatiecomité moet hierover periodiek overleg plaatsvinden, met name om tot beëindiging ervan te komen, zodra de omstandigheden die aanleiding gaven tot toepassing ervan, niet meer gelden.
5. Tegelijk met de kennisgeving aan het Stabilisatie- en associatiecomité overeenkomstig lid 4, onder a), moet de betrokken partij in haar officiële publicatieblad een kennisgeving voor importeurs publiceren. De voor de importeurs bestemde kennisgeving moet voor het betrokken product aangeven dat op basis van objectieve informatie is geconcludeerd dat geen administratieve samenwerking is verleend en/of dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude.
Indien de bevoegde autoriteiten de preferentiële uitvoerregeling niet op de juiste wijze hebben beheerd, en met name indien zij protocol 3 bij de overeenkomst niet juist hebben toegepast en dit gevolgen heeft voor de overeenkomstsluitende partij die te maken krijgt met die consequenties in de vorm van invoerrechten, mag de Stabilisatie- en associatieraad verzoeken de mogelijkheden van de goedkeuring van passende maatregelen te onderzoeken om de situatie op te lossen.
1. Met inachtneming van de in elke lidstaat geldende voorwaarden en modaliteiten:
a. is de behandeling van werknemers die onderdaan van Servië zijn en die legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzaam zijn, wat betreft arbeidsvoorwaarden, beloning en ontslag vrij van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit ten opzichte van de nationale onderdanen van die lidstaat;
b. hebben de legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende echtgenoot en kinderen van een legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzame werknemer, met uitzondering van seizoenwerknemers en werknemers die onder bilaterale overeenkomsten in de zin van artikel 50 vallen, tenzij in dergelijke overeenkomsten anders is bepaald, gedurende de periode dat het verblijf van die werknemer voor arbeidsdoeleinden is toegestaan, toegang tot de arbeidsmarkt van die lidstaat.
2. Servië verleent, volgens de in dat land geldende voorwaarden en modaliteiten, aan werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat en die legaal op zijn grondgebied werkzaam zijn, alsmede aan hun echtgenoot en kinderen die daar legaal verblijven, de in lid 1 vermelde behandeling.
1. Rekening houdend met de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten, hun wetgeving en de voorschriften die in de lidstaten gelden op het gebied van de mobiliteit van werknemers:
a. dienen de door de lidstaten in het kader van bilaterale overeenkomsten verleende werkgelegenheidsmogelijkheden voor Servische werknemers behouden te blijven en zo mogelijk te worden verbeterd;
b. dienen de overige lidstaten de mogelijkheid van het sluiten van soortgelijke overeenkomsten te overwegen.
2. Na drie jaar onderzoekt de Stabilisatie- en associatieraad of andere verbeteringen, zoals bijvoorbeeld toegang tot beroepsopleiding, overeenkomstig de in de lidstaten geldende regels en procedures en met inachtneming van de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten en de Gemeenschap tot stand kunnen worden gebracht.
1. Er worden regels vastgesteld voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels die van toepassing zijn op legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzame werknemers die onderdaan van Servië zijn en hun legaal in die lidstaat verblijvende gezinsleden. Hiertoe worden bij een besluit van de Stabilisatie- en associatieraad, dat alle rechten en verplichtingen uit hoofde van bilaterale overeenkomsten onverlet laat indien deze in een gunstigere behandeling voorzien, de volgende bepalingen ingevoerd:
a. alle door dergelijke werknemers in de verschillende lidstaten vervulde verzekerings-, arbeids- of verblijfsperioden worden bijeengeteld met het oog op pensioenen en renten uit hoofde van ouderdom, invaliditeit of overlijden, alsmede met het oog op de medische zorg voor deze werknemers en hun gezinsleden;
b. alle pensioenen of renten uit hoofde van ouderdom, overlijden, arbeidsongevallen of beroepsziekten dan wel wegens daaruit voortvloeiende invaliditeit, met uitzondering van uitkeringen waarvoor geen premie is betaald, kunnen vrij worden overgemaakt tegen de koers die krachtens de wetgeving van de lidstaat of lidstaten die deze verschuldigd zijn, wordt toegepast;
c. de werknemers in kwestie ontvangen gezinsbijslagen voor hun gezinsleden zoals hierboven omschreven.
2. Servië kent aan legaal op zijn grondgebied werkzame werknemers die onderdaan van een lidstaat zijn en aan hun aldaar legaal verblijvende gezinsleden een soortgelijke behandeling toe als die welke in lid 1, onder b) en c), wordt omschreven.
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. „communautaire vennootschap” respectievelijk „Servische vennootschap”: een volgens de wetgeving van een lidstaat respectievelijk Servië opgerichte vennootschap die haar statutaire zetel, centrale administratie of belangrijkste handelsactiviteit op het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Servië heeft. Indien een volgens het recht van de Gemeenschap respectievelijk Servië opgerichte vennootschap uitsluitend haar statutaire zetel op het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Servië heeft, wordt deze vennootschap als vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk Servische vennootschap beschouwd, indien uit haar transacties een werkelijke en permanente band met de economie van een van de lidstaten respectievelijk van Servië blijkt;
b. „dochteronderneming”: een vennootschap waarover een andere vennootschap daadwerkelijk zeggenschap heeft;
c. „filiaal”: een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij, een eigen management heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodat die derden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er zo nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen rechtstreeks contact behoeven te hebben met deze moedermaatschappij, maar hun transacties kunnen afhandelen met de handelszaak die het agentschap vormt;
d. „vestiging”:
i. voor onderdanen: het recht op toegang tot economische activiteiten anders dan in loondienst en de uitoefening daarvan, alsmede het recht ondernemingen, met name vennootschappen, op te richten en daadwerkelijk te besturen. De toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst en de oprichting en het beheer van ondernemingen door onderdanen strekt zich niet uit tot het zoeken naar of het aannemen van werk op de arbeidsmarkt van een andere partij en geeft geen recht op toegang tot de arbeidsmarkt van de andere partij. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op personen die ook in loondienst werkzaam zijn;
ii. voor communautaire respectievelijk Servische vennootschappen: het recht op toegang tot en uitoefening van economische activiteiten door middel van de oprichting van dochterondernemingen en filialen in Servië respectievelijk de Gemeenschap;
e. „werkzaamheden”: het verrichten van economische activiteiten;
f. „economische activiteiten”: in beginsel activiteiten met een industrieel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij beroep uitoefenen, alsmede activiteiten van ambachtslieden;
g. „onderdaan van de Gemeenschap” respectievelijk „onderdaan van Servië”: een natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat respectievelijk van Servië;
Wat het internationale vervoer over zee betreft, met inbegrip van het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk en van hoofdstuk III van deze titel eveneens van toepassing op buiten de Gemeenschap of Servië gevestigde onderdanen van de Gemeenschap respectievelijk Servië, en op buiten de Gemeenschap of Servië gevestigde scheepvaartondernemingen die worden bestuurd door onderdanen van de Gemeenschap respectievelijk Servië, indien hun vaartuigen in die lidstaat respectievelijk in Servië in overeenstemming met de respectieve wetgevingen zijn ingeschreven;
h. „financiële diensten”: de in bijlage VI omschreven activiteiten. De Stabilisatie- en associatieraad kan de werkingssfeer van die bijlage uitbreiden of wijzigen.
1. Servië vereenvoudigt het op zijn grondgebied opzetten van werkzaamheden door vennootschappen en onderdanen van de Gemeenschap. Servië verleent daartoe vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst:
a. voor de vestiging van vennootschappen uit de Gemeenschap op het grondgebied van Servië een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die het verleent aan de eigen vennootschappen, of de behandeling die het verleent aan vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is;
b. voor de werkzaamheden van op het grondgebied van Servië gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die wordt verleend aan de eigen vennootschappen en filialen, of de behandeling die wordt verleend aan de dochterondernemingen of filialen van vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is.
2. De Gemeenschap en haar lidstaten verlenen vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst:
a. voor de vestiging van Servische vennootschappen een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die de lidstaten verlenen aan eigen vennootschappen of de behandeling die zij verlenen aan vennootschappen uit derde landen, indien die behandeling gunstiger is;
b. voor de werkzaamheden van op hun grondgebied gevestigde dochterondernemingen en filialen van Servische vennootschappen een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die de lidstaten verlenen aan hun eigen vennootschappen en filialen, of de behandeling die zij verlenen aan op hun grondgebied gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is.
3. De partijen voeren geen nieuwe wettelijke regelingen of maatregelen in die discriminerend zijn ten aanzien van de vestiging van communautaire of Servische vennootschappen op hun grondgebied of ten aanzien van de werkzaamheden van op hun grondgebied gevestigde communautaire of Servische vennootschappen in vergelijking tot de eigen vennootschappen.
4. Vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de Stabilisatie- en associatieraad de voorwaarden vast voor de uitbreiding van bovenstaande bepalingen tot de vestiging van onderdanen van de Gemeenschap en van Servië die economische activiteiten anders dan in loondienst wensen uit te oefenen.
5. Onverminderd het bepaalde in dit artikel:
a. hebben dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het recht om in Servië onroerend goed te huren en te gebruiken;
b. hebben dochterondernemingen van vennootschappen uit de Gemeenschap vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst hetzelfde recht om eigendomsrechten op onroerend goed te verwerven en te genieten als Servische vennootschappen en, wat betreft openbare goederen en goederen van algemeen belang, dezelfde rechten als Servische vennootschappen, wanneer zulks noodzakelijk is voor de uitoefening van de economische activiteiten waarvoor zij zich gevestigd hebben;
c. onderzoekt de Stabilisatie- en Associatieraad vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst of de onder b) bedoelde rechten kunnen worden uitgebreid tot filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap.
1. Met inachtneming van artikel 56 en uitgezonderd de in bijlage VI beschreven financiële diensten kan elke partij de vestiging van en de werkzaamheden van vennootschappen en onderdanen op haar grondgebied regelen, voor zover deze regelingen vennootschappen en onderdanen van de andere partij niet discrimineren ten opzichte van de eigen vennootschappen en onderdanen.
2. Ten aanzien van financiële diensten vormt geen van de bepalingen van deze overeenkomst voor een partij een beletsel om prudentiële maatregelen te treffen, zoals om investeerders, depositohouders, verzekeringsnemers of personen jegens wie een fiduciaire verplichting is aangegaan, te beschermen, of om de integriteit en stabiliteit van het financiële systeem te waarborgen. Dergelijke maatregelen mogen door een partij niet worden aangewend om zich aan de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te onttrekken.
3. Geen van de bepalingen van deze overeenkomst mag op zodanige wijze worden geïnterpreteerd dat zij een partij verplicht tot het verstrekken van informatie betreffende de zaken en de boekhouding van individuele cliënten, dan wel vertrouwelijke of geheime informatie die in het bezit is van overheidsinstanties.
1. Onverminderd de multilaterale overeenkomst voor een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte6) (hierna: „ECAA” genoemd), is dit hoofdstuk niet van toepassing op het luchtvervoer, de binnenvaart en cabotage in het zeevervoer.
2. De Stabilisatie- en associatieraad kan aanbevelingen doen voor verbetering van de voorwaarden voor vestiging en voor het uitoefenen van activiteiten op de in lid 1 vermelde gebieden.
1. De artikelen 53 en 54 vormen geen beletsel voor de toepassing door een partij, met betrekking tot de vestiging en uitoefening van activiteiten op haar grondgebied van filialen van vennootschappen van een andere partij die op het grondgebied van de eerste partij geen rechtspersoonlijkheid bezitten, van bijzondere regels die gerechtvaardigd zijn op grond van juridische of technische verschillen tussen bedoelde filialen en filialen van vennootschappen die op het grondgebied van de eerste partij rechtspersoonlijkheid bezitten, of, wat financiële diensten betreft, om prudentiële redenen.
2. Het verschil in behandeling blijft beperkt tot hetgeen als gevolg van dergelijke juridische of technische verschillen strikt noodzakelijk is of, wat financiële diensten betreft, tot hetgeen om prudentiële redenen noodzakelijk is.
Teneinde de toegang tot en de uitoefening van gereglementeerde activiteiten in het kader van vrije beroepen in Servië respectievelijk de Gemeenschap voor onderdanen van de Gemeenschap respectievelijk Servië te vergemakkelijken, onderzoekt de Stabilisatie- en associatieraad welke maatregelen moeten worden getroffen met het oog op de onderlinge erkenning van diploma’s. De raad kan daartoe alle noodzakelijke maatregelen nemen.
1. Een op het grondgebied van Servië respectievelijk de Gemeenschap gevestigde vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk Servische vennootschap heeft het recht, met inachtneming van de wetgeving van het gastland van vestiging, op het grondgebied van Servië respectievelijk de Gemeenschap werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap respectievelijk van Servië in dienst te nemen of deze door een van haar dochterondernemingen of filialen in dienst te laten nemen, indien dergelijke werknemers een sleutelpositie in de zin van lid 2 van dit artikel bekleden en zij uitsluitend een dienstverband hebben met vennootschappen, dochterondernemingen of filialen. De geldigheidsduur van de verblijfs- en werkvergunningen van deze werknemers is beperkt tot de periode waarin zij als zodanig werkzaam zijn.
2. Werknemers met een sleutelpositie die in dienst zijn van bovengenoemde vennootschappen, hierna „organisaties” genoemd, zijn „binnen de organisatie overgeplaatste personen” als omschreven onder c) van dit lid, van de hierna volgende categorieën, met dien verstande dat de organisatie een rechtspersoon moet zijn en de betrokkenen gedurende ten minste het onmiddellijk aan de overplaatsing voorafgaande jaar in dienst waren van deze organisatie of daarin partners (doch geen aandeelhouders met een meerderheidsbelang) waren:
a. personen met een hogere leidinggevende functie binnen een organisatie die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder leiding en algemeen toezicht van met name de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen, met inbegrip van personeelsleden die:
i. leiding geven aan een vestiging of een afdeling of onderafdeling van de vestiging;
ii. belast zijn met toezicht en controle op de werkzaamheden van andere toezichthoudende, gespecialiseerde of leidinggevende werknemers;
iii. persoonlijk bevoegd zijn werknemers in dienst te nemen en te ontslaan of de indienstneming of het ontslag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen;
b. binnen een organisatie werkzame personen die beschikken over buitengewone kennis die van wezenlijk belang is voor de dienstverlening van het bedrijf, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaamheden of het management. Afgezien van de specifieke kennis met betrekking tot de betrokken vestiging, kan deze kennis betrekking hebben op de bekwaamheid om bepaalde werkzaamheden uit te voeren of een bepaald beroep uit te oefenen waarvoor specifieke technische vaardigheden en eventueel het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep vereist zijn;
c. een „binnen de organisatie overgeplaatste persoon” is een natuurlijke persoon die voor een organisatie op het grondgebied van een partij werkzaam is en die tijdelijk wordt overgeplaatst in het kader van economische activiteiten op het grondgebied van de andere partij; de betrokken organisatie dient haar belangrijkste handelsactiviteit op het grondgebied van een partij te hebben en de overplaatsing dient te geschieden naar een vestiging (dochteronderneming, filiaal) van deze organisatie die op het grondgebied van de andere partij daadwerkelijk soortgelijke economische handelingen verricht.
3. Toegang tot het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Servië van onderdanen van respectievelijk Servië en de Gemeenschap wordt verleend en tijdelijk verblijf is toegestaan voor vertegenwoordigers van vennootschappen met een hogere leidinggevende functie als gedefinieerd in lid 2, onder a), binnen een vennootschap, die belast zijn met het opzetten van een dochteronderneming of filiaal in de Gemeenschap van een Servische vennootschap, respectievelijk een dochteronderneming of filiaal in Servië van een vennootschap uit de Gemeenschap, mits:
a. deze vertegenwoordigers zich niet bezig houden met rechtstreekse verkoop of dienstverlening en geen vergoeding ontvangen vanuit een bron binnen het grondgebied van het gastland, en
b. de vennootschap haar belangrijkste handelsactiviteit buiten de Gemeenschap respectievelijk Servië heeft, en geen andere vertegenwoordigers, kantoren, filialen of dochterondernemingen in de betrokken lidstaat van de Gemeenschap respectievelijk Servië heeft.
1. De Gemeenschap en Servië verbinden zich ertoe overeenkomstig de hiernavolgende bepalingen de nodige stappen te ondernemen om geleidelijk het verrichten van diensten mogelijk te maken door vennootschappen en onderdanen van de Gemeenschap en Servië die zijn gevestigd op het grondgebied van een andere partij dan die van de persoon voor wie de diensten worden verricht.
2. Naarmate de in lid 1 genoemde liberalisering tot stand komt, staan de partijen de tijdelijke verplaatsing toe van natuurlijke personen die de dienst verlenen of als werknemer voor de dienstverlener een sleutelpositie bekleden als omschreven in artikel 58, met inbegrip van natuurlijke personen die vertegenwoordigers zijn van een vennootschap of onderdaan van de Gemeenschap of Servië en die tijdelijk toegang wensen te krijgen voor onderhandelingen over de verkoop van diensten of voor het aangaan van overeenkomsten over de verkoop van diensten namens de dienstverlener, voor zover deze vertegenwoordigers niet zelf betrokken zijn bij de openbare directe verkoop of bij de eigenlijke dienstverlening.
3. Vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst neemt de Stabilisatie- en associatieraad de nodige maatregelen om het bepaalde in lid 1 geleidelijk ten uitvoer te leggen. Hierbij wordt rekening gehouden met de vorderingen die de partijen maken bij de onderlinge aanpassing van hun wetgeving.
1. De partijen treffen geen maatregelen en ondernemen geen acties die de voorwaarden voor het verrichten van diensten door vennootschappen of onderdanen van de Gemeenschap of Servië die gevestigd zijn op het grondgebied van een andere partij dan die van de persoon voor wie de diensten worden verricht aanmerkelijk restrictiever maken ten opzichte van de situatie op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze overeenkomst.
2. Indien een partij van mening is dat maatregelen die door de andere partij na de inwerkingtreding van deze overeenkomst zijn genomen, tot een situatie leiden die ten aanzien van het verrichten van diensten aanmerkelijk restrictiever is dan op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst, kan eerstgenoemde partij de andere partij om overleg verzoeken.
Ten aanzien van vervoersdiensten tussen de Gemeenschap en Servië zijn de volgende bepalingen van toepassing:
1. Wat het vervoer over land betreft, stelt protocol 4 de regels vast die van toepassing zijn op de betrekkingen tussen de partijen teneinde te voorzien in onbeperkt transitoverkeer over de weg door Servië en de gehele Gemeenschap, de effectieve toepassing van het verbod op discriminatie en de geleidelijke aanpassing van de Servische vervoerswetgeving aan die van de Gemeenschap.
2. Op het gebied van internationaal zeevervoer verbinden de partijen zich ertoe het beginsel van onbeperkte toegang tot de markt en het verkeer op commerciële basis toe te passen en de internationale en Europese verplichtingen op het gebied van veiligheid, beveiliging en milieunormen na te komen.
De partijen bevestigen een omgeving van vrije concurrentie na te streven als een essentieel aspect van internationaal zeevervoer.
3. De partijen verbinden zich ertoe bij de toepassing van de beginselen van lid 2:
a. in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen geen bepalingen inzake vrachtverdeling op te nemen;
b. bij de inwerkingtreding van de overeenkomst alle unilaterale maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op te heffen die een beperkende of discriminerende invloed kunnen hebben op het vrij verrichten van diensten in het internationaal maritiem vervoer;
c. door onderdanen en vennootschappen van de andere partij geëxploiteerde schepen onder meer geen minder gunstige behandeling te verlenen dan die welke zij aan haar eigen schepen verleent, ten aanzien van de toegang tot havens die opengesteld zijn voor de internationale handel, het gebruik van de infrastructuur en van de maritieme hulpdiensten van deze havens, alsmede de daarmee verband houdende vergoedingen en kosten, de douanefaciliteiten en de toewijzing van aanlegplaatsen en installaties voor het laden en lossen.
4. Met het oog op een gecoördineerde ontwikkeling en geleidelijke liberalisering van het vervoer tussen de partijen in overeenstemming met hun respectieve handelsbehoeften moeten de voorwaarden betreffende de wederzijdse toegang tot elkaars markten voor het luchtvervoer worden vastgelegd in de ECAA.
5. Alvorens de ECAA te sluiten nemen de partijen geen maatregelen die meer beperkingen of discriminatie tot gevolg hebben dan de situatie op de dag die voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst.
6. Servië zal zijn wetgeving, met inbegrip van zijn administratieve, technische en andere voorschriften, geleidelijk aanpassen aan de communautaire wetgeving op het gebied van het vervoer door de lucht, over zee, via binnenwateren en over land, zoals die op enig ogenblik van kracht is, voor zover dit dienstig is voor de liberalisering en wederzijdse toegang tot de markten van de partijen, en het verkeer van reizigers en goederen vergemakkelijkt.
7. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt, met inachtneming van de stand van zaken betreffende de gezamenlijke verwezenlijking van de doelstellingen van dit hoofdstuk, hoe de noodzakelijke voorwaarden voor het vergroten van de vrijheid van dienstlening in het vervoer door de lucht, over land en via de binnenwateren tot stand kunnen worden gebracht.
De partijen verbinden zich ertoe, overeenkomstig artikel VIII van de statuten van het Internationaal Monetair Fonds, machtiging te verlenen tot alle betalingen en overboekingen in vrij convertibele valuta op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen de Gemeenschap en Servië.
1. Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans garanderen de partijen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het vrije verkeer van kapitaal dat verband houdt met directe investeringen in ondernemingen die in overeenstemming met de wetten van het gastland zijn opgericht, en met investeringen in overeenstemming met hoofdstuk II van titel V, alsook de liquidatie of de repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.
2. Met betrekking tot verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans waarborgen de partijen vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot kredieten die verband houden met handelstransacties of het verrichten van diensten waarbij een ingezetene van een der partijen betrokken is, alsmede met financiële leningen en kredieten met een looptijd van meer dan een jaar.
3. Vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst staat Servië, door volledige en snelle gebruikmaking van zijn bestaande procedures, onderdanen van de Europese Unie toe onroerend goed te verwerven op het grondgebied van Servië. Gedurende de vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst past Servië zijn wetgeving inzake de verwerving van onroerend goed door onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie geleidelijk aan, zodat deze dezelfde behandeling genieten als Servische onderdanen.
4. De Gemeenschap en Servië waarborgen voorts vanaf het vierde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst het vrije verkeer van kapitaal in verband met beleggingen en financiële leningen en kredieten met een looptijd van minder dan een jaar.
5. Onverminderd het bepaalde in lid 1 stellen de partijen geen nieuwe beperkingen in op het kapitaalverkeer en de lopende betalingen tussen ingezetenen van de Gemeenschap en van Servië, en brengen zij in de bestaande regelingen geen verdere restricties aan.
6. Onverminderd het bepaalde in artikel 62 en in dit artikel mogen de Gemeenschap en Servië in uitzonderlijke gevallen, wanneer het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Servië ernstige moeilijkheden veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de werking van het wisselkoersbeleid of het monetaire beleid in de Gemeenschap of Servië, vrijwaringsmaatregelen nemen ten aanzien van het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Servië voor een periode van ten hoogste zes maanden, indien dergelijke maatregelen absoluut noodzakelijk zijn.
7. Geen van bovenstaande bepalingen mag worden uitgelegd als een beperking van het recht van de economische subjecten van de partijen op een gunstiger behandeling, waarin kan zijn voorzien in bestaande bilaterale of multilaterale overeenkomsten waarbij de partijen bij deze overeenkomst betrokken zijn.
8. De partijen plegen overleg teneinde het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Servië te vergemakkelijken met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst.
1. Gedurende de eerste vier jaar volgend op de inwerkingtreding van de overeenkomst nemen de Gemeenschap en Servië maatregelen om de voorwaarden tot stand te brengen voor verdere geleidelijke toepassing van de communautaire regelgeving betreffende het vrije verkeer van kapitaal.
2. Aan het einde van het vierde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst gaat de Stabilisatie- en associatieraad na op welke wijze de communautaire regelgeving betreffende het kapitaalverkeer in Servië volledig kan worden toegepast.
1. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing onder voorbehoud van de beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid.
2. Zij zijn niet van toepassing op werkzaamheden die, al dan niet incidenteel, verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag op het grondgebied van de partijen.
Voor de toepassing van deze titel belet geen enkele bepaling van deze overeenkomst de partijen hun wetten en voorschriften betreffende toelating en verblijf, werkgelegenheid, arbeidsvoorwaarden, vestiging van natuurlijke personen en het verrichten van diensten toe te passen, met name wat betreft het toekennen, verlengen of weigeren van een verblijfsvergunning, mits zij ze niet toepassen op een manier die de voor een partij uit een specifieke bepaling van de overeenkomst voortvloeiende voordelen tenietdoet of beperkt. Deze bepaling laat de toepassing van artikel 65 onverlet.
Deze titel is eveneens van toepassing op vennootschappen die gezamenlijk door Servische en communautaire vennootschappen of onderdanen worden bestuurd en hun exclusieve eigendom zijn.
1. De overeenkomstig de bepalingen van deze titel toegekende meestbegunstigingsbehandeling is niet van toepassing op de belastingvoordelen waarin de partijen voorzien of in de toekomst zullen voorzien in het kader van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing of andere fiscale regelingen.
2. Geen van de bepalingen van deze titel kan worden uitgelegd als een beletsel voor de vaststelling of tenuitvoerlegging door de partijen van maatregelen ter voorkoming van belastingvlucht of belastingontduiking overeenkomstig de belastingvoorschriften van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing en andere fiscale regelingen of de nationale fiscale wetgeving.
3. Niets in deze titel kan worden uitgelegd als een beletsel voor de lidstaten of Servië om bij de toepassing van de desbetreffende bepalingen van hun fiscaal recht een onderscheid te maken tussen belastingplichtigen die zich niet in identieke situaties bevinden, in het bijzonder met betrekking tot hun woonplaats.
1. De partijen spannen zich waar mogelijk in om het opleggen van beperkende maatregelen te vermijden, waaronder maatregelen met betrekking tot de invoer om met de betalingsbalans verband houdende redenen. Indien dergelijke maatregelen worden genomen, verstrekt de partij die ze heeft genomen de andere partij zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing ervan.
2. Indien zich met betrekking tot de betalingsbalans van één of meer lidstaten of van Servië ernstige moeilijkheden voordoen of hiervoor gevaar bestaat, kan de Gemeenschap of Servië in overeenstemming met de in de WTO-overeenkomst bepaalde voorwaarden beperkende maatregelen treffen, met inbegrip van maatregelen met betrekking tot de invoer, die van beperkte duur moeten zijn en niet verder mogen reiken dan wat noodzakelijk is om de situatie van de betalingsbalans te corrigeren. De andere partij wordt daarvan onmiddellijk in kennis gesteld.
3. De beperkende maatregelen mogen geen betrekking hebben op overmakingen in verband met investeringen, met name de repatriëring van geïnvesteerde of geherinvesteerde bedragen en van daaruit voortvloeiende inkomsten van ongeacht welke aard.
De bepalingen van deze titel worden geleidelijk aangepast, met name in het licht van de eisen die in artikel V van de GATS worden gesteld.
De bepalingen van deze overeenkomst doen geen afbreuk aan toepassing door elke partij van alle maatregelen die nodig zijn om te voorkomen dat de door haar getroffen maatregelen ten aanzien van toegang van derde landen tot haar markt worden ontdoken via de bepalingen van deze overeenkomst.
1. De partijen erkennen het belang van de aanpassing van de bestaande wetgeving van Servië aan die van de Gemeenschap en van de doeltreffende toepassing daarvan. Servië streeft ernaar zijn huidige en toekomstige wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met het acquis van de Gemeenschap. Servië ziet erop toe dat de bestaande en toekomstige wetgeving naar behoren ten uitvoer wordt gelegd en nageleefd.
2. Deze aanpassing begint bij de inwerkingtreding van de overeenkomst en wordt in de loop van de overgangsperiode die is vastgesteld in artikel 8 van deze overeenkomst geleidelijk uitgebreid tot alle in de overeenkomst genoemde onderdelen van het acquis van de Gemeenschap.
3. In eerste instantie richt deze aanpassing zich op fundamentele elementen van het acquis betreffende de interne markt, justitie, vrijheid en veiligheid, alsmede handelsgerelateerde vraagstukken. In een later stadium zal Servië zich op de resterende delen van het acquis richten.
De aanpassing vindt plaats op basis van een programma waarover de Europese Commissie en Servië overeenstemming moeten bereiken.
4. Servië stelt tevens, in overeenstemming met de Europese Commissie, de voorwaarden vast voor het toezicht op de uitvoering van de aanpassing van de wetgeving en de te treffen rechtshandhavingsmaatregelen.
1. Onverenigbaar met de goede werking van de overeenkomst zijn, voor zover de handel tussen de Gemeenschap en Servië daardoor ongunstig kan worden beïnvloed:
i. alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of ten gevolg hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;
ii. misbruik van een machtspositie door een of meer ondernemingen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of van Servië, of op een wezenlijk deel daarvan;
iii. alle steunmaatregelen van de staten die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde goederen vervalsen of dreigen te vervalsen.
2. Alle handelwijzen die met dit artikel in strijd zijn, worden beoordeeld aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de mededingingsregels die van toepassing zijn in de Gemeenschap, inzonderheid de artikelen 81, 82, 86 en 87 van het EG-Verdrag en de besluiten die ter interpretatie hiervan door de instellingen van de Gemeenschap zijn vastgesteld.
3. De partijen zien erop toe dat een overheidsinstantie die onafhankelijk kan optreden, de nodige bevoegdheden krijgt voor de volledige toepassing van lid 1, onder i) en ii), ten aanzien van particuliere en overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan bijzondere rechten zijn verleend.
4. Binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt Servië een overheidsinstantie in die onafhankelijk kan optreden en die wordt voorzien van de bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor de volledige toepassing van lid 1, onder iii). Deze instantie beschikt onder meer over de bevoegdheid toestemming te verlenen voor steunregelingen van de overheid, overeenkomstig lid 2, alsmede de bevoegdheid terugbetaling van onwettig verleende overheidssteun te vorderen.
5. Elke partij draagt zorg voor transparantie ten aanzien van de overheidssteun, met name door de andere partij een jaarverslag of een gelijkwaardig rapport te doen toekomen, waarbij de methodologie en de presentatie worden gevolgd van het overzicht van de overheidssteun dat door de Gemeenschap wordt opgesteld. Op verzoek van een van de partijen verstrekt de andere partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid.
6. Servië stelt een volledig overzicht op van de steunregelingen die vóór de oprichting van de instantie bedoeld in lid 4 zijn ingesteld, en past deze steunregelingen binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst aan volgens de in lid 2 van dit artikel bedoelde criteria.
7.
a. Voor de toepassing van lid 1, onder iii), komen de partijen overeen dat gedurende de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst alle door Servië toegekende overheidssteun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat Servië wordt beschouwd als een regio zoals bedoeld in artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag.
b. Binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst verstrekt Servië de Europese Commissie de BBP-cijfers per hoofd van de bevolking, geharmoniseerd op NUTS II-niveau. De in lid 4 bedoelde instantie en de Europese Commissie zullen dan gezamenlijk evalueren welke regio’s van Servië voor overheidssteun in aanmerking komen, alsmede hoeveel de maximale steun voor die regio’s mag bedragen, teneinde op basis van de desbetreffende communautaire richtsnoeren het regionale steunoverzicht op te stellen.
8. In protocol 5 worden de regels vastgesteld voor staatssteun in de staalindustrie in geval van steun voor herstructurering. Hierbij ligt de nadruk op het uitzonderlijke karakter van deze steun; de steun moet beperkt in tijd zijn en verband houden met capaciteitsverminderingen in het kader van haalbaarheidsprogramma’s.
9. Met betrekking tot de producten vermeld in hoofdstuk II van titel IV:
a. is het bepaalde in lid 1, onder iii), niet van toepassing;
b. dienen alle praktijken die in strijd zijn met lid 1, onder i), te worden beoordeeld aan de hand van de criteria die door de Gemeenschap zijn vastgesteld op grond van de artikelen 36 en 37 van het EG-Verdrag en specifieke communautaire instrumenten die op deze basis zijn vastgesteld.
10. Als een van de partijen van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1, kan zij, na overleg in de Stabilisatie- en associatieraad, of 30 werkdagen na het verzoek om dergelijk overleg, passende maatregelen nemen. Niets in dit artikel vormt een beletsel of een hindernis voor het nemen van antidumpingmaatregelen of compenserende maatregelen door de partijen overeenkomstig de desbetreffende artikelen van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, of hun interne wetgeving op dit gebied.
Uiterlijk aan het einde van het derde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst past Servië op overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan bijzondere of uitsluitende rechten zijn toegekend, de beginselen van het EG-Verdrag toe, en met name artikel 86.
De bijzondere rechten van overheidsondernemingen tijdens de overgangsperiode omvatten niet de mogelijkheid tot instelling van kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking op de invoer in Servië van goederen van oorsprong uit de Gemeenschap.
1. Overeenkomstig de bepalingen van dit artikel en bijlage VII bevestigen de partijen het belang dat zij hechten aan een adequate en efficiënte bescherming van intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendoms rechten.
2. Ten aanzien van de erkenning en bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendom kennen de partijen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst aan elkaars ondernemingen en onderdanen een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke zij op grond van bilaterale overeenkomsten aan derde landen toekennen.
3. Servië treft de nodige maatregelen om te garanderen dat uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst de bescherming van de intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten op een niveau is dat overeenkomt met het niveau in de Gemeenschap, met inbegrip van effectieve middelen om deze rechten af te dwingen.
4. Servië verbindt zich ertoe binnen bovengenoemde periode toe te treden tot de in bijlage VII bedoelde multilaterale overeenkomsten inzake intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten. De Stabilisatie- en associatieraad kan besluiten Servië te verplichten toe te treden tot specifieke multilaterale overeenkomsten op dit terrein.
5. Indien zich op het gebied van intellectuele, industriële en commerciële eigendom problemen voordoen die de handelsvoorwaarden ongunstig beïnvloeden, dan worden zij, op verzoek van een der partijen, onverwijld aan de Stabilisatie- en associatieraad voorgelegd om tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen.
1. De partijen beschouwen het openstellen van de aanbesteding van overheidsopdrachten op basis van non-discriminatie en wederkerigheid, vooral in het kader van de WTO, als een na te streven doel.
2. Servische vennootschappen krijgen, ongeacht of zij in de Gemeenschap zijn gevestigd, vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst, toegang tot aanbestedingsprocedures in de Gemeenschap overeenkomstig de daarvoor in de Gemeenschap geldende regelingen en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die aan Servische vennootschappen wordt verleend.
Zodra de regering van Servië de wetgeving heeft goedgekeurd waarbij de communautaire regels op dit terrein worden ingevoerd, zullen bovenstaande bepalingen ook van toepassing zijn op contracten in de nutssector. De Gemeenschap onderzoekt op gezette tijden of Servië deze wetgeving inderdaad heeft ingevoerd.
3. Vennootschappen uit de Gemeenschap die overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van titel V in Servië zijn gevestigd, krijgen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures, en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die aan Servische vennootschappen wordt verleend.
4. Vennootschappen uit de Gemeenschap die niet in Servië zijn gevestigd, krijgen uiterlijk 5 jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst, toegang tot aanbestedingsprocedures in Servië en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die aan Servische vennootschappen wordt verleend.
Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst zet Servië eventuele bestaande voordelen voor binnenlandse bedrijven om in prijspreferenties, die binnen 5 jaar geleidelijk worden afgebouwd volgens onderstaand schema:
– aan het einde van het tweede jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst mag de preferentie ten hoogste 15% bedragen;
– aan het einde van het derde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst mag de preferentie ten hoogste 10% bedragen;
– aan het einde van het vierde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst mag de preferentie ten hoogste 5% bedragen; en
– aan het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden de preferenties volledig afgeschaft.
5. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt op gezette tijden de mogelijkheid voor Servië om alle vennootschappen van de Gemeenschap toegang te verlenen tot aanbestedingsprocedures in Servië. Servië brengt jaarlijks verslag uit aan de Stabilisatie- en associatieraad over de maatregelen die zijn genomen om de transparantie te vergroten en ervoor te zorgen dat besluiten met betrekking tot overheidsopdrachten effectief juridisch worden getoetst.
6. Op de vestiging, de activiteiten en de verlening van diensten tussen de Gemeenschap en Servië, alsmede de werkgelegenheid en het verkeer van werknemers in verband met de uitvoering van overheidsopdrachten zijn de artikelen 49 tot en met 64 van toepassing.
1. Servië neemt de nodige maatregelen om de wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met de technische regelgeving van de Gemeenschap en de Europese procedures voor normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling.
2. In dit verband verbinden de partijen zich tot:
a. het bevorderen van het gebruik van communautaire technische regelgeving en Europese normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures;
b. het verlenen van bijstand bij het bevorderen van de ontwikkeling van een kwaliteitsinfrastructuur: normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling;
c. het stimuleren van de betrokkenheid van Servië bij de activiteiten van gespecialiseerde organisaties op het gebied van normen, conformiteitsbeoordeling, metrologie en dergelijke gebieden (bijv. CEN, CENELEC, ETSI, EA, WELMEC, EUROMET)7) ;
d. indien mogelijk, het sluiten van een overeenkomst inzake conformiteitsbeoordeling en aanvaarding van industrieproducten zodra Servië zijn wetgeving en procedures voldoende heeft aangepast aan die van de Gemeenschap en voldoende deskundigheid beschikbaar is.
De partijen werken samen om de normen voor de bescherming van de consument in Servië aan te passen aan die in de Gemeenschap. Een effectieve consumentenbescherming is noodzakelijk voor een goed functionerende markteconomie, en deze bescherming is afhankelijk van de ontwikkeling van administratieve infrastructuren voor markttoezicht en wetshandhaving.
Daartoe en ter behartiging van hun gemeenschappelijke belangen stimuleren de partijen:
a. een beleid gericht op actieve bescherming van de consument overeenkomstig de wetgeving van de Gemeenschap, waaronder betere voorlichting en het opzetten van onafhankelijke organisaties;
b. harmonisatie van de wetgeving inzake de bescherming van de consument in Servië met die in de Gemeenschap;
c. efficiënte wettelijke bescherming van de consument teneinde de kwaliteit van verbruiksgoederen te verbeteren en passende veiligheidsnormen in stand te houden;
d. toezicht op de naleving van de regels door bevoegde autoriteiten en toegang tot juridische procedures in geval van geschillen;
e. uitwisseling van informatie over gevaarlijke producten.
Bij de samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid schenken de partijen bijzondere aandacht aan de consolidering van de rechtsstaat en institutionele versterking op alle niveaus, bij de overheid in het algemeen en bij de rechtshandhaving en het justitiële apparaat in het bijzonder. De samenwerking is met name gericht op de versterking van de onafhankelijkheid van het justitiële apparaat en de verbetering van de doeltreffendheid daarvan, de verbetering van het functioneren van de politie en andere rechtshandhavingsinstanties, het voorzien in adequate opleiding en bestrijding van corruptie en de georganiseerde misdaad.
Zodra deze overeenkomst in werking is getreden, past Servië zijn wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens aan de Gemeenschapswetgeving en internationale wetgeving op het gebied van privacy aan. Servië richt een of meer onafhankelijke toezichthoudende organen op die over voldoende financiële en personele middelen beschikken om efficiënt te kunnen toezien op de naleving van de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens. De partijen zullen samenwerken om dit doel te bereiken.
De partijen werken samen op het gebied van visa, grenstoezicht, asiel en migratie en zetten een kader op voor deze samenwerking, ook op regionaal niveau, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met en optimaal geprofiteerd wordt van bestaande initiatieven op dit vlak.
De samenwerking op bovengenoemde gebieden is gebaseerd op wederzijds overleg en nauwe coördinatie van de activiteiten van de partijen en omvat tevens technische en administratieve bijstand bij:
a. de uitwisseling van statistieken en informatie over wetgeving en praktijken;
b. het opstellen van wetgeving;
c. de vergroting van de capaciteit en de verbetering van de efficiëntie van de instellingen;
d. de opleiding van personeel;
e. beveiliging van reisdocumenten en de herkenning van valse documenten;
f. grensbeheer.
De samenwerking is vooral gericht op:
a. op het gebied van asiel: de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving die voldoet aan de normen van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen en het Protocol van New York van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen, zodat het beginsel van non-refoulement alsmede andere rechten van asielzoekers en vluchtelingen gerespecteerd worden;
b. op het gebied van legale migratie: toelatingsregels en de rechten en de status van de toegelaten personen. Ten aanzien van migratie komen de partijen overeen onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven een billijke behandeling te geven, en een integratiebeleid te bevorderen dat deze onderdanen rechten en plichten geeft die vergelijkbaar zijn met die van hun staatsburgers.
1. De partijen werken samen met oog op de preventie en controle van illegale immigratie. Daartoe verbinden Servië en de lidstaten zich ertoe hun onderdanen die illegaal op het grondgebied van de andere partij verblijven over te nemen en de overnameovereenkomst tussen de Gemeenschap en Servië volledig uit te voeren, evenals de bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en Servië, voor zover de bepalingen daarvan in overeenstemming zijn met de overnameovereenkomst tussen de Gemeenschap en Servië, met inbegrip van een verplichting tot overname van onderdanen van andere landen en stateloze personen.
De lidstaten en Servië verstrekken hun onderdanen passende identiteitsdocumenten en verlenen hun toegang tot de administratieve faciliteiten die daartoe vereist zijn.
Specifieke procedures in verband met de overname van elkaars onderdanen, onderdanen van derde landen en staatlozen worden vastgesteld in het kader van de overnameovereenkomst tussen de Gemeenschap en Servië.
2. Servië zegt toe overnameovereenkomsten te sluiten met de andere landen van het stabilisatie- en associatieproces en zegt toe alle noodzakelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat alle in dit artikel bedoelde overnameovereenkomsten flexibel en snel worden uitgevoerd.
3. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt welke andere gezamenlijke inspanningen kunnen worden geleverd met het oog op de preventie en controle van illegale immigratie, met inbegrip van mensenhandel en illegale migratienetwerken.
1. De partijen werken samen om te voorkomen dat hun financiële systemen en relevante niet-financiële sectoren worden gebruikt voor het witwassen van de opbrengsten uit criminele activiteiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bijzonder, alsmede voor de financiering van terrorisme.
2. De samenwerking op dit gebied omvat administratieve en technische bijstand met het oog op de tenuitvoerlegging van voorschriften en het efficiënt functioneren van passende normen en mechanismen ter voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn aangenomen door de Gemeenschap en internationale fora op dit gebied, in het bijzonder de Financial Action Task Force (FATF).
1. Binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden werken de partijen samen met het oog op een evenwichtige en geïntegreerde aanpak van drugsvraagstukken. Beleid en maatregelen met betrekking tot drugs zijn gericht op het versterken van de structuren om illegale drugs te bestrijden, waaronder het beperken van het aanbod aan, de handel in en de vraag naar illegale drugs, waarbij de gevolgen voor de gezondheid en de maatschappelijke consequenties van drugsgebruik worden aangepakt en precursoren beter gecontroleerd worden.
2. De partijen komen overeen welke samenwerkingsmethoden nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken. De activiteiten worden gebaseerd op gezamenlijk overeengekomen principes in overeenstemming met het drugsbeleid van de EU.
De partijen werken samen aan de voorkoming en bestrijding van al dan niet georganiseerde criminele en illegale activiteiten, zoals:
a. mensensmokkel en mensenhandel;
b. illegale economische activiteiten, met name valsemunterij en namaak van niet-contante betaalmiddelen, illegale transacties met producten als industrieel afval en radioactief materiaal, en transacties met illegale of namaakproducten;
c. corruptie, zowel in de publieke als in de particuliere sector, met name in verband met niet-transparante administratieve praktijken;
d. belastingfraude;
e. identiteitsdiefstal;
f. illegale handel in drugs en psychotrope stoffen;
g. illegale wapenhandel;
h. het vervalsen van documenten;
i. smokkel van en illegale handel in goederen, waaronder auto’s;
j. computercriminaliteit.
Regionale samenwerking en de naleving van internationaal erkende normen op het gebied van de bestrijding van georganiseerde misdaad worden bevorderd.
Overeenkomstig de internationale verdragen waarbij zij partij zijn en hun eigen wet- en regelgeving komen de partijen overeen samen te werken aan de voorkoming en bestrijding van terroristische daden en de financiering daarvan:
a. in het kader van de volledige tenuitvoerlegging van Resolutie 1373 van de VN-Veiligheidsraad (2001) en andere relevante VN-resoluties, internationale verdragen en instrumenten;
b. door informatie uit te wisselen over terroristische groeperingen en ondersteunende netwerken, overeenkomstig het nationale en internationale recht;
c. door ervaringen uit te wisselen over manieren om terrorisme te bestrijden, op technisch gebied en op het gebied van opleiding, en door ervaringen uit te wisselen over het voorkomen van terrorisme.
1. De Gemeenschap en Servië werken nauw samen om de ontwikkeling en het groeipotentieel van Servië te bevorderen. Die samenwerking versterkt de bestaande economische banden op een zo breed mogelijke basis, ten voordele van beide partijen.
2. Het beleid en de andere maatregelen zijn gericht op de duurzame economische en sociale ontwikkeling van Servië. Daarbij dient ervoor te worden gezorgd dat de milieuaspecten vanaf het begin volledig in het beleid worden geïntegreerd, en moet rekening worden gehouden met een harmonieuze sociale ontwikkeling.
3. Het samenwerkingsbeleid moet in een regionaal samenwerkingskader worden geïntegreerd. Bijzondere aandacht moet worden geschonken aan maatregelen die de samenwerking tussen Servië en zijn buurlanden, waaronder lidstaten, bevorderen en aldus bijdragen tot de regionale stabiliteit. De Stabilisatie- en associatieraad bepaalt welk van de hierna omschreven samenwerkingsterreinen prioriteit heeft, en wat prioriteit heeft binnen de verschillende terreinen, overeenkomstig het Europees partnerschap.
De Gemeenschap en Servië vergemakkelijken het proces van economische hervormingen door middel van samenwerking die beoogt het inzicht in de basiselementen van hun respectieve economieën en het formuleren en uitvoeren van economisch beleid in een markteconomie te verbeteren.
De Gemeenschap en Servië werken daarom samen op de volgende terreinen:
a. uitwisseling van informatie over macro-economische prestaties en vooruitzichten en over ontwikkelingsstrategieën;
b. gezamenlijke analyse van economische kwesties van wederzijds belang, met inbegrip van het uitstippelen van een economisch beleid en de instrumenten voor de tenuitvoerlegging daarvan; en
c. bevordering van bredere samenwerking om de instroom van kennis en de toegang tot nieuwe technologieën te versnellen.
Servië streeft ernaar een goed functionerende markteconomie tot stand te brengen en zijn beleid geleidelijk aan te passen aan het op stabiliteit gerichte beleid in het kader van de Europese Economische en Monetaire Unie. Op verzoek van de autoriteiten van Servië kan de Gemeenschap bijstand verlenen ter ondersteuning van de inspanningen van Servië in dit verband.
De samenwerking is tevens gericht op de versterking van de rechtsstaat op zakelijk gebied door middel van een stabiel en niet-discriminerend wetgevingskader voor de handel.
Samenwerking op dit gebied omvat ook de uitwisseling van informatie over de beginselen en de werking van de Europese Economische en Monetaire Unie.
De samenwerking tussen de partijen is in eerste instantie gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het acquis van de Gemeenschap op het gebied van de statistiek. De statistische samenwerking is met name gericht op de ontwikkeling van efficiënte en duurzame statistische stelsels die in staat zijn de betrouwbare, objectieve en nauwkeurige gegevens te leveren die nodig zijn om het overgangs- en hervormingsproces in Servië te plannen en te controleren. Ook moet de statistische samenwerking het bureau voor de statistiek van Servië in staat stellen beter te voldoen aan de behoeften van nationale en internationale afnemers (overheid en particuliere sector). Het statistisch stelsel moet de fundamentele beginselen van de statistiek die door de VN zijn uitgevaardigd, de Europese praktijkcode voor statistieken en de bepalingen van de Europese statistiekwetgeving eerbiedigen en zich ontwikkelen in de richting van het acquis. De partijen werken met name samen om de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens te waarborgen, de verzameling van gegevens en doorgifte daarvan aan het Europees statistisch systeem geleidelijk te intensiveren en informatie uit te wisselen inzake methoden, kennisoverdracht en opleiding.
De samenwerking tussen Servië en de Gemeenschap is gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis voor het bank- en verzekeringswezen en financiële diensten. De partijen werken samen om een passend kader tot stand te brengen en verder te ontwikkelen voor het stimuleren van het bank- en verzekeringswezen en de sector financiële diensten in Servië, op basis van eerlijke concurrentie en de waarborging van gelijke marktvoorwaarden.
De samenwerking tussen de partijen is gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op het gebied van interne controle van de overheidsfinanciën (PIFC) en externe boekhoudkundige controle. De partijen werken door het uitwerken en goedkeuren van relevante regelgeving met name samen aan de ontwikkeling van efficiënte systemen voor PIFC (waaronder financieel beheer en financiële controle en operationeel onafhankelijke interne boekhoudkundige controle) en onafhankelijke externe boekhoudkundige controle in Servië overeenkomstig internationaal erkende normen en methoden en de op Europees niveau overeengekomen beste praktijken. De samenwerking zal zich ook richten op de opbouw van capaciteit voor de hoogste audit instantie in Servië. Om de uit bovenstaande eisen voortvloeiende taken met betrekking tot coördinatie en harmonisatie te kunnen uitvoeren, moet de samenwerking zich ook richten op de oprichting en versterking van centrale harmonisatie-eenheden voor financieel beheer, financiële controle en interne boekhoudkundige controle.
De samenwerking tussen de partijen, binnen de reikwijdte van hun respectieve bevoegdheden, op het gebied van de bevordering en bescherming van investeringen is erop gericht een gunstig klimaat te creëren voor binnenlandse en buitenlandse particuliere investeringen, die essentieel zijn voor de economische en industriële revitalisering van Servië. Servië zal zich met name toeleggen op de verbetering van het juridisch kader dat investeringen stimuleert en beschermt.
De samenwerking richt zich op stimulering van de modernisering en herstructurering van de industrie van Servië en van individuele sectoren. Hieronder valt ook industriële samenwerking tussen het bedrijfsleven aan beide zijden om de particuliere sector te versterken, waarbij de bescherming van het milieu gewaarborgd moet zijn.
Samenwerkingsinitiatieven op het gebied van de industrie dienen een afspiegeling te zijn van prioriteiten die door de partijen zijn vastgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met de regionale aspecten van industriële ontwikkeling en worden, zo nodig, transnationale partnerschappen gestimuleerd. De initiatieven dienen in het bijzonder te zijn gericht op het creëren van een passend kader voor het bedrijfsleven, beter management, stimulering van markten, transparantie van de markt en het ondernemingsklimaat. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan het opzetten van efficiënte exportpromotieactiviteiten in Servië.
In het kader van de samenwerking wordt ook op passende wijze rekening gehouden met het communautair acquis op het gebied van industriebeleid.
De partijen streven ernaar het midden- en kleinbedrijf in de particuliere sector te ontwikkelen en te versterken, nieuwe ondernemingen op te richten op terreinen met groeipotentieel en de samenwerking tussen het midden- en kleinbedrijf in de Gemeenschap en Servië te vergroten.
In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met prioritaire gebieden met betrekking tot het communautair acquis op het gebied van het midden- en kleinbedrijf en met de tien beginselen die zijn vastgelegd in het Europees Handvest voor kleine ondernemingen.
De samenwerking tussen de partijen op het gebied van toerisme is voornamelijk gericht op de intensivering van de informatiestroom over toerisme (via internationale netwerken, databanken, enz.), waarbij de totstandbrenging van infrastructuur wordt gestimuleerd die tot investeringen in de toeristische sector kan leiden, en op deelname van Servië aan belangrijke Europese organisaties voor toerisme. Ook zullen de mogelijkheden worden onderzocht voor gemeenschappelijke activiteiten, de versterking van de samenwerking tussen de toeristische sector, deskundigen, regeringen en overheidsinstanties op het gebied van toerisme en kennisoverdracht (door middel van opleiding, uitwisselingen, workshops). In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met het communautair acquis in verband met deze sector.
De samenwerking kan in een regionaal samenwerkingskader worden geïntegreerd.
Op alle prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op landbouwgebied zal samenwerking tussen de partijen worden ontwikkeld, alsmede op veterinair en fytosanitair gebied. De samenwerking is met name gericht op de modernisering en herstructurering van de landbouw en levensmiddelensector, zodat wordt voldaan aan de gezondheidsvoorschriften van de Gemeenschap, de verbetering van het waterbeheer en plattelandsontwikkeling, alsmede de ontwikkeling van de bosbouwsector in Servië en op de ondersteuning van de geleidelijke aanpassing van de Servische wetgeving en praktijk aan de communautaire regels en normen.
De partijen onderzoeken de mogelijkheid om in de visserijsector gebieden van wederzijds belang aan te wijzen waarop samenwerking voor elk van hen voordeel zou opleveren. In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met het communautair acquis op visserijgebied, waaronder de naleving van internationale verplichtingen betreffende regels van de internationale en de regionale visserijorganisaties inzake het beheer en de instandhouding van de visbestanden.
De samenwerking tussen de partijen op dit gebied is erop gericht de naleving te waarborgen van de op handelsgebied in te voeren bepalingen en het douanesysteem van Servië aan te passen aan dat van de Gemeenschap, teneinde zo de weg vrij te maken voor de in het kader van deze overeenkomst geplande liberaliseringsmaatregelen en de geleidelijke aanpassing van de Servische douanewetgeving aan het acquis.
In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met het communautair acquis op douanegebied.
In protocol 6 worden de regels vastgesteld inzake wederzijdse administratieve bijstand tussen partijen op het gebied van douane.
De door de partijen tot stand te brengen samenwerking op belastinggebied omvat maatregelen die gericht zijn op de verdere hervorming van het Servische belastingstelsel en de herstructurering van de belastingdienst, teneinde de efficiëntie van de belastinginning te verbeteren en belastingfraude te bestrijden.
In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met de prioritaire gebieden met betrekking tot het communautair acquis op fiscaal gebied en de bestrijding van schadelijke belastingconcurrentie. Schadelijke belastingconcurrentie moet tegengegaan worden op basis van de beginselen van de gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen, die de Raad op 1 december 1997 heeft goedgekeurd.
De samenwerking richt zich ook op het vergroten van de transparantie en het bestrijden van corruptie, alsmede het uitwisselen van informatie met de lidstaten, teneinde de handhaving van maatregelen ter voorkoming van belastingfraude, -ontwijking of -ontduiking te vergemakkelijken. Servië zal ook het netwerk van bilaterale overeenkomsten met de lidstaten voltooien, overeenkomstig de laatste versie van het OESO-modelverdrag inzake belasting naar inkomen en vermogen en de OESO-modelovereenkomst betreffende de uitwisseling van belastinggegevens, voor zover de verzoekende lidstaat hierbij aangesloten is.
Op het gebied van de werkgelegenheid heeft de samenwerking tussen de partijen voornamelijk betrekking op het verbeteren van de diensten voor arbeidsbemiddeling en loopbaanadvies, ondersteuningsmaatregelen en het stimuleren van de plaatselijke ontwikkeling om de herstructurering van industrie en arbeidsmarkt te begeleiden. De samenwerking vindt tevens plaats in de vorm van studies, detachering van deskundigen, voorlichting en opleiding.
De samenwerking tussen de partijen is gericht op de vergemakkelijking van de hervorming van het Servische werkgelegenheidsbeleid in het kader van versterkte economische hervorming en integratie. De samenwerking is ook gericht op de ondersteuning van de aanpassing van het Servische stelsel van sociale zekerheid aan de nieuwe economische en sociale vereisten, en betreft eveneens de aanpassing van de Servische wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden en gelijke kansen voor vrouwen en mannen, mensen met een handicap en mensen die behoren tot een minderheid of een andere kwetsbare groep, alsmede de verbetering van het beschermingsniveau voor de gezondheid en veiligheid van werknemers, waarbij het bestaande beschermingsniveau in de Gemeenschap maatstaf is.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op dit gebied.
De partijen werken samen om het peil van het algemene onderwijs en van beroepsonderwijs en -opleiding, alsmede van het jongerenbeleid en jongerenwerk, waaronder niet-formeel onderwijs, in Servië te verhogen. De verwezenlijking van de doelstellingen van de Verklaring van Bologna (die in het kader van het intergouvernementele proces van Bologna is aangenomen) is een prioriteit voor het hoger onderwijs.
De partijen streven er ook naar dat iedereen in Servië gelijke toegang heeft tot alle onderwijsniveaus, zonder onderscheid naar sekse, huidskleur, etnische afkomst of religie.
De relevante communautaire programma’s en instrumenten dragen bij tot de verbetering van de onderwijs- en opleidingsstructuren en -activiteiten in Servië.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op dit gebied.
De partijen verbinden zich ertoe de samenwerking op cultureel gebied te bevorderen. Deze samenwerking beoogt onder meer het wederzijds begrip en het wederzijds respect voor personen, gemeenschappen en volkeren te doen toenemen. De partijen verbinden zich er eveneens toe om samen te werken om de culturele diversiteit te bevorderen, met name in het kader van het UNESCO-verdrag inzake de bescherming en bevordering van de diversiteit van culturele uitingen.
De partijen werken samen ter bevordering van de audiovisuele industrie in Europa en stimuleren coproducties voor film en televisie.
De samenwerking kan programma’s en faciliteiten omvatten voor de opleiding van journalisten en andere mensen die werkzaam zijn in de media, alsmede technische bijstand voor publieke en particuliere media, zodat hun onafhankelijkheid, hun professionele vaardigheden en hun contacten met Europese media worden versterkt.
Servië stemt zijn beleid inzake de regulering van de inhoudelijke aspecten van grensoverschrijdende televisie af op dat van de EG en past zijn wetgeving aan het EU-acquis aan. Servië besteedt daarbij bijzondere aandacht aan vraagstukken in verband met de verwerving van intellec tuele-eigendomsrechten voor satelliet-, kabel- of etheruitzendingen.
Op alle gebieden die verband houden met het communautair acquis op het gebied van de informatiemaatschappij zal samenwerking worden ontwikkeld. Er wordt voornamelijk steun verleend voor de geleidelijke aanpassing van beleid en wetgeving van Servië in deze sector aan beleid en wetgeving van de Gemeenschap.
De partijen werken tevens samen met het oog op de verdere ontwikkeling van de informatiemaatschappij in Servië. Algemene doelstellingen zijn de voorbereiding van de maatschappij als geheel op het digitale tijdperk, het aantrekken van investeringen en het zorgen voor de inter operabiliteit van netwerken en diensten.
De samenwerking is in eerste instantie gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op dit gebied.
De partijen moeten met name de samenwerking op het gebied van elektronische-communicatienetwerken en -diensten versterken, waarbij het uiteindelijke doel is dat Servië het communautaire acquis op deze gebieden drie jaar na inwerkingtreding van deze overeenkomst overneemt.
De Gemeenschap en Servië nemen de nodige maatregelen om de onderlinge uitwisseling van informatie te stimuleren. Prioriteit wordt verleend aan programma’s die basisinformatie over de Gemeenschap verstrekken aan het algemene publiek en meer gespecialiseerde informatie aan professionele doelgroepen in Servië.
De samenwerking tussen de partijen is gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op het gebied van vervoer.
De samenwerking kan met name worden gericht op de herstructurering en modernisering van de Servische vervoerssystemen, de verbetering van het vrij verkeer van reizigers en goederen, de verbetering van de toegang tot de vervoersmarkt en -voorzieningen, met inbegrip van havens en luchthavens. Daarnaast kan steun worden verleend voor de ontwikkeling van multimodale infrastructuurvoorzieningen in verband met de voornaamste trans-Europese netwerken, met name ter versterking van regionale verbindingen in Zuidoost-Europa, overeenkomstig het memorandum van overeenstemming inzake het kernnetwerk voor regionaal vervoer. Gestreefd wordt naar exploitatienormen die vergelijkbaar zijn met die in de Gemeenschap en naar de ontwikkeling in Servië van een vervoerssysteem dat compatibel is met dat in de Gemeenschap en daarop aansluit, alsmede een betere bescherming van het milieu in de context van het vervoer.
De samenwerking is voornamelijk gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op milieugebied. De samenwerking wordt gebaseerd op het regionale Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap en zal gericht zijn op de geleidelijke integratie van Servië in de Europese energiemarkten. De samenwerking omvat met name:
a. formulering en planning van energiebeleid, modernisering van infrastructuur, verbetering en diversificatie van de voorziening, verbetering van de toegang tot de energiemarkt, alsmede vergemakkelijking van doorvoer, transmissie en distributie, en herstel van koppelingen van regionaal belang met de energienetten van de buurlanden;
b. de bevordering van energiebesparing en een efficiënt energiegebruik, duurzame energie en onderzoek naar de milieueffecten van energieproductie en -verbruik;
c. formulering van randvoorwaarden voor de herstructurering van energiebedrijven en samenwerking tussen bedrijven in die sector.
De partijen werken samen op het gebied van nucleaire veiligheid en splijtstofbewaking. De samenwerking kan de volgende onderwerpen omvatten:
a. verbetering van de wet- en regelgeving van de partijen inzake stralingsbescherming, nucleaire veiligheid, kernmateriaalboekhouding en de controle daarop, alsmede versterking van de toezichthoudende instanties en hun middelen;
b. bevordering van het sluiten van overeenkomsten tussen de lidstaten of de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en Servië over vroegtijdige kennisgeving en uitwisseling van informatie bij nucleaire ongevallen en over paraatheid bij rampen, en waar nodig nucleaire veiligheidskwesties in het algemeen;
c. aansprakelijkheid van derden bij kernrampen.
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking op milieugebied, vooral om de achteruitgang van het milieu een halt toe te roepen en te beginnen met het milieu te verbeteren met het oog op duurzame ontwikkeling.
De partijen werken met name samen met het oog op de versterking van de bestuurlijke structuren en procedures om strategische planning van milieuvraagstukken en coördinatie tussen de relevante actoren te waarborgen; de nadruk zal liggen op de aanpassing van de wetgeving van Servië aan die van de Gemeenschap. De samenwerking kan ook worden toegespitst op de ontwikkeling van strategieën om plaatselijke, regionale en grensoverschrijdende lucht- en waterverontreiniging aanzienlijk te verminderen, de totstandbrenging van een kader voor efficiënte, duurzame en schone energieproductie en -gebruik en de uitvoering van milieu-effectrapportage en strategische milieu-effect beoordelingen. Bijzondere aandacht zal worden geschonken aan ratificatie en tenuitvoerlegging van het Kyoto-protocol.
De partijen bevorderen de samenwerking op het gebied van civiel wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), met wederzijds voordeel als uitgangspunt en rekening houdend met de beschikbaarheid van hulpmiddelen en adequate toegang tot elkaars programma’s, waarbij erop wordt toegezien dat intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten goed worden beschermd.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling.
De partijen zetten zich in voor de versterking van de regionale en plaatselijke ontwikkelingssamenwerking, teneinde bij te dragen tot de economische ontwikkeling en de vermindering van regionale verschillen. Specifieke aandacht wordt geschonken aan grensoverschrijdende, internationale en interregionale samenwerking.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op het gebied van regionale ontwikkeling.
De samenwerking is erop gericht dat de ontwikkeling van efficiënt en verantwoordelijk openbaar bestuur in Servië wordt gegarandeerd, zodat met name ondersteuning wordt verleend aan de invoering van de rechtsstaat, het juist functioneren van de staatsinstellingen ten behoeve van de Servische bevolking in het algemeen en de vlotte ontwikkeling van de verhoudingen tussen de EU en Servië.
De samenwerking is voornamelijk gericht op institutionele opbouw, waaronder de ontwikkeling en uitvoering van transparante en eerlijke wervings- en selectieprocedures, personeelsbeheer en loopbaanontwik keling voor ambtenaren, permanente educatie en de bevordering van ethisch openbaar bestuur. De samenwerking zal betrekking hebben op alle overheidsniveaus, met inbegrip van lokaal bestuur.
Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst en in overeenstemming met de artikelen 5, 116 en 118 komt Servië in aanmerking voor financiële steun van de Gemeenschap in de vorm van subsidies en leningen, waaronder leningen van de Europese Investeringsbank. De steun van de Gemeenschap is afhankelijk van de vorderingen met betrekking tot de politieke criteria van Kopenhagen, en met name de verwezenlijking van de specifieke prioriteiten van het Europees Partnerschap. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de resultaten van het jaarlijks onderzoek van de landen van het stabilisatie- en associatieproces, met name wat betreft de toezeggingen van de begunstigde landen om democratische, economische en institutionele hervormingen door te voeren, en met andere conclusies van de Raad, met name ten aanzien van de naleving van aanpassingsprogramma’s. De steun aan Servië wordt afgestemd op de geconstateerde behoeften, de overeengekomen prioriteiten, het vermogen tot opneming en terugbetaling en de maatregelen die worden getroffen om de economie te hervormen en te herstructureren.
De financiële bijstand in de vorm van subsidies wordt verleend via operationele maatregelen die bij de relevante verordening van de Raad worden ingesteld, binnen een door de Gemeenschap na overleg met Servië vast te stellen meerjarig indicatief planningsdocument, met jaarlijkse evaluaties.
De financiële bijstand kan betrekking hebben op alle samenwerkingsterreinen, waarbij met name aandacht wordt besteed aan justitie, vrijheid en veiligheid, harmonisatie van wetgeving, duurzame ontwikkeling, armoedebestrijding en milieubescherming.
In het geval van bijzondere noodzaak kan de Gemeenschap op verzoek van Servië, in overleg met de internationale financiële instellingen, onderzoeken of bij wijze van uitzondering macrofinanciële bijstand kan worden verleend, op bepaalde voorwaarden en met inachtneming van de beschikbaarheid van alle financiële middelen. Deze bijstand wordt dan vrijgegeven op bepaalde voorwaarden, die in het kader van een door Servië en het Internationaal Monetair Fonds overeen te komen programma worden vastgesteld.
Met het oog op optimale benutting van de beschikbare middelen zien de partijen erop toe dat de bijdragen van de Gemeenschap worden verstrekt in nauwe coördinatie met andere financieringsbronnen, zoals lidstaten, andere landen en internationale financiële instellingen.
Daartoe wisselen de partijen regelmatig informatie uit over alle bronnen van bijstand.
Er wordt een Stabilisatie- en associatieraad opgericht, die toezicht houdt op de toepassing en de tenuitvoerlegging van de overeenkomst. De Stabilisatie- en associatieraad komt op passend niveau bijeen met regelmatige tussenpozen en wanneer de omstandigheden dat vereisen. Hij behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van de overeenkomst voordoen, en alle andere, bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.
1. De Stabilisatie- en associatieraad bestaat uit enerzijds leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Europese Commissie, en anderzijds leden van de regering van Servië.
2. De Stabilisatie- en associatieraad stelt zijn eigen reglement van orde vast.
3. De leden van de Stabilisatie- en associatieraad mogen zich laten vertegenwoordigen overeenkomstig de daartoe in het reglement van orde vast te leggen voorwaarden.
4. De Stabilisatie- en associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Gemeenschap en een vertegenwoordiger van Servië, overeenkomstig de in het reglement van orde vast te leggen bepalingen.
5. De Europese Investeringsbank neemt, voor aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen, als waarnemer deel aan de werkzaamheden van de Stabilisatie- en associatieraad.
Om de doelstellingen van de overeenkomst te bereiken, heeft de Stabilisatie- en associatieraad de bevoegdheid besluiten te nemen binnen de toepassingssfeer van deze overeenkomst voor de in de overeenkomst vermelde gevallen. Deze besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. De Stabilisatie- en associatieraad mag ook passende aanbevelingen doen. De besluiten en aanbevelingen van de raad worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.
1. De Stabilisatie- en associatieraad wordt bij de vervulling van zijn taken bijgestaan door een Stabilisatie- en associatiecomité, bestaande uit enerzijds vertegenwoordigers van de Raad van de Europese Unie en vertegenwoordigers van de Europese Commissie, en anderzijds vertegenwoordigers van Servië.
2. In zijn reglement van orde bepaalt de Stabilisatie- en associatieraad de taken van het Stabilisatie- en associatiecomité, waaronder de voorbereiding van de vergaderingen van de Stabilisatie- en associatieraad, en stelt hij de werkwijze van dit comité vast.
3. De Stabilisatie- en associatieraad mag bevoegdheden aan het Stabilisatie- en associatiecomité delegeren. In dat geval neemt het Stabilisatie- en associatiecomité zijn besluiten volgens de voorwaarden van artikel 121.
Het Stabilisatie- en associatiecomité kan subcomités oprichten. Voor het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst zet het Stabilisatie- en associatiecomité de nodige subcomités op voor de adequate uitvoering van de overeenkomst.
Er wordt een subcomité ingesteld voor aangelegenheden met betrekking tot migratie.
De Stabilisatie- en associatieraad kan tot de oprichting besluiten van andere speciale comités of lichamen die hem bij de uitvoering van zijn taken kunnen bijstaan. In zijn reglement van orde legt de Stabilisatie- en associatieraad de samenstelling van deze comités of lichamen vast en bepaalt hij hun taken en werkwijze.
Er wordt een parlementair Stabilisatie- en associatiecomité opgericht. Dit zal als forum dienen waar leden van het Servische parlement en het Europese Parlement elkaar kunnen ontmoeten en van gedachten kunnen wisselen. Dit comité komt met door hemzelf te bepalen tussenpozen bijeen.
Het parlementair Stabilisatie- en associatiecomité bestaat uit leden van het Europees Parlement en leden van het Servische parlement.
Het parlementair Stabilisatie- en associatiecomité stelt zijn reglement van orde vast.
Het parlementair Stabilisatie- en associatiecomité wordt beurtelings voorgezeten door een lid van het Europees Parlement en een lid van het Servische parlement, overeenkomstig de in het reglement van orde neer te leggen bepalingen.
Binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst beijvert elk van beide partijen zich om ervoor te zorgen dat natuurlijke personen en rechtspersonen van de andere partij, zonder discriminatie ten opzichte van haar eigen onderdanen, toegang krijgen tot de ter zake bevoegde gerechtelijke instanties en administratieve lichamen van de partijen, ter verdediging van hun individuele rechten en hun eigendomsrechten.
Niets in deze overeenkomst belet een partij maatregelen te nemen:
a. die zij nodig acht om onthulling te beletten van informatie die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist;
b. die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmateriaal of met onderzoek, ontwikkeling of productie die absoluut vereist is voor defensiedoeleinden, mits deze maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;
c. die zij van vitaal belang acht voor haar eigen veiligheid, in geval van ernstige binnenlandse onlusten die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden, of om verplichtingen na te komen die zij voor de bewaring van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan.
1. Op de door de overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel daarin neergelegde bijzondere bepalingen mogen:
a. de regelingen die Servië ten opzichte van de Gemeenschap toepast, geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van de lidstaten, hun onderdanen of hun vennootschappen;
b. de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Servië toepast, geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van Servische onderdanen of vennootschappen.
2. Lid 1 doet geen afbreuk aan het recht van de partijen om de desbetreffende bepalingen van hun belastingwetgeving toe te passen op belastingplichtigen die niet in een identieke situatie verkeren ten aanzien van hun woonplaats.
1. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de overeenkomst te voldoen. Zij verzekeren dat de in de overeenkomst beschreven doelstellingen worden bereikt.
2. De partijen komen overeen op verzoek van elk van de partijen onmiddellijk overleg te plegen via passende kanalen om kwesties met betrekking tot de interpretatie of tenuitvoerlegging van deze overeenkomst en andere relevante aspecten van de betrekkingen tussen de partijen te bespreken.
3. De partijen leggen geschillen die verband houden met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst voor aan de Stabilisatie- en associatieraad. In dat geval geldt artikel 130, en eventueel protocol 7.
De Stabilisatie- en associatieraad kan een dergelijk geschil door middel van een bindend besluit beslechten.
4. Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een verplichting die uit de overeenkomst voortvloeit niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, behalve in bijzonder dringende gevallen, verstrekt zij de Stabilisatie- en associatieraad alle ter zake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, om een voor de partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
Bij de keuze van de maatregelen moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die het functioneren van de overeenkomst het minst verstoren. Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Stabilisatie- en associatieraad gebracht en op verzoek van de andere partij besproken in de Stabilisatie- en associatieraad, het Stabilisatie- en associatiecomité of een ander op grond van de artikelen 123 of 124 opgericht orgaan.
5. De leden 2, 3 en 4 hebben geen invloed op en gelden onverminderd de artikelen 32, 40, 41, 42 en 46 en protocol 3 (Definitie van het begrip „producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking).
1. Wanneer tussen de partijen een meningsverschil ontstaat over de interpretatie of de tenuitvoerlegging van de overeenkomst, dient de ene partij bij de andere partij en bij de Stabilisatie- en associatieraad een formeel verzoek tot geschillenbeslechting in.
Wanneer een partij van mening is dat een maatregel van de andere partij of het niet-optreden van de andere partij een inbreuk vormt op haar verplichtingen in het kader van deze overeenkomst, moet in het formele verzoek tot geschillenbeslechting worden vermeld waarom de eerste partij deze mening is toegedaan en dat zij maatregelen kan nemen zoals bedoeld in artikel 129, lid 4.
2. De partijen streven ernaar geschillen op te lossen via overleg te goeder trouw binnen de Stabilisatie- en associatieraad en de andere in lid 3 beschreven organen, teneinde zo snel mogelijk tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen.
3. De partijen verstrekken de Stabilisatie- en associatieraad alle relevante informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie.
Zolang het geschil niet is beslecht, wordt het tijdens elke vergadering van de Stabilisatie- en associatieraad besproken, tenzij de in protocol 7 beschreven arbitrageprocedure is ingeleid. Een geschil wordt geacht beslecht te zijn wanneer de Stabilisatie- en associatieraad een bindend besluit heeft genomen zoals bedoeld in artikel 129, lid 3, of wanneer hij heeft verklaard dat het geschil niet langer bestaat.
In overleg tussen de partijen of op verzoek van een van de partijen kan een geschil ook worden besproken tijdens een vergadering van het Stabilisatie- en associatiecomité of een ander relevant comité of orgaan dat is opgezet op grond van artikel 123 of 124. Overleg kan ook schriftelijk plaatsvinden.
Alle tijdens het overleg verstrekte informatie wordt vertrouwelijk behandeld.
4. Voor vraagstukken die onder protocol 7 vallen, kan een partij het geschil voor arbitrage voordragen overeenkomstig het protocol wanneer de partijen er niet in slagen binnen twee maanden na de inleiding van de in lid 1 bedoelde procedure voor geschillenbeslechting een oplossing te vinden.
Zolang onder deze overeenkomst geen gelijkwaardige rechten zijn verworven voor personen en ondernemers, doet de overeenkomst geen afbreuk aan de rechten die hun worden verleend bij bestaande overeenkomsten tussen een of meer lidstaten, enerzijds, en Servië, anderzijds.
De bijlagen I tot en met VII en de protocollen 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 vormen een integrerend onderdeel van deze overeenkomst.
De op 21 november 2004 ondertekende kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Servië en Montenegro inzake de algemene beginselen voor de deelname van Servië en Montenegro aan communautaire programma’s en de bijlage daarbij vormen een integrerend onderdeel van deze overeenkomst. De in artikel 8 van deze kaderovereenkomst bedoelde evaluatie wordt uitgevoerd binnen de Stabilisatie- en associatieraad, die bevoegd is om de kaderovereenkomst eventueel te wijzigen.
Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.
Elk van beide partijen kan deze overeenkomst opzeggen door de andere partij van deze opzegging in kennis te stellen. De overeenkomst verstrijkt zes maanden na de datum van die kennisgeving.
Elk van beide partijen kan de overeenkomst met onmiddellijke ingang schorsen wanneer de andere partij een essentieel element van deze overeenkomst schendt.
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden onder „partijen” verstaan de Gemeenschap, of haar lidstaten, of de Gemeenschap en haar lidstaten, in overeenstemming met hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds.
Deze overeenkomst is enerzijds van toepassing op het grondgebied waarop de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing zijn, onder de in die Verdragen neergelegde voorwaarden, en anderzijds op het grondgebied van Servië.
De overeenkomst is niet van toepassing op Kosovo, dat momenteel onder internationaal bestuur staat overeenkomstig Resolutie nr. 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999. Dit doet geen afbreuk aan de huidige status van Kosovo of de vaststelling van de definitieve status in het kader van de genoemde resolutie.
De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie is de depositaris van deze overeenkomst.
Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Spaanse, de Tsjechische, de Deense, de Duitse, de Estse, de Griekse, de Engelse, de Franse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Hongaarse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Finse, de Zweedse en de Servische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
De overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd.
Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid.
De partijen komen overeen dat, indien in afwachting van de voltooiing van de procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst, de bepalingen van sommige gedeelten van deze overeenkomst, met name die inzake het vrije verkeer van goederen, alsmede de relevante bepalingen inzake vervoer, door middel van een interimovereenkomst tussen de Gemeenschap en Servië ten uitvoer worden gelegd, voor de toepassing van titel IV, van de artikelen 73, 74 en 75 van deze overeenkomst en van de protocollen 1, 2, 3, 5, 6 en 7 alsmede de relevante bepalingen van protocol 4, onder de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst wordt verstaan de datum van inwerkingtreding van de interimovereenkomst, voor wat betreft de verplichtingen die in deze artikelen en protocollen zijn opgenomen.
GEDAAN te Luxemburg, de negenentwintigste april tweeduizend acht.
– Bijlage I (artikel 21) – Tariefconcessies van Servië voor industrieproducten uit de Gemeenschap
– Bijlage II (artikel 26) – Omschrijving van producten van de categorie „baby beef”
– Bijlage III (artikel 27) – Tariefconcessies van Servië voor landbouwproducten uit de Gemeenschap
– Bijlage IV (artikel 29) – Tariefconcessies van de Gemeenschap voor visserijproducten uit Servië
– Bijlage V (artikel 30) – Tariefconcessies van Servië voor visserijproducten uit de Gemeenschap
– Bijlage VI (artikel 52) – Vestiging: „Financiële diensten”
– Bijlage VII (artikel 75) – Intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten
– Protocol 1 (artikel 25) – Handel in bewerkte landbouwproducten
– Protocol 2 (artikel 28) – Wijn en gedistilleerde dranken
– Protocol 3 (artikel 44) – Definitie van het begrip „producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking
– Protocol 4 (artikel 61) – Vervoer over land
– Protocol 5 (artikel 73) – Staatssteun voor de ijzer- en staalindustrie
– Protocol 6 (artikel 99) – Wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken
– Protocol 7 (artikel 129) – Beslechting van geschillen
1. De Gemeenschap en Servië passen op bewerkte landbouwproducten de in bijlage I respectievelijk bijlage II vermelde rechten toe in overeenstemming met de daarin vermelde voorwaarden, ongeacht of beperkingen in het kader van een contingent van toepassing zijn.
2. De Stabilisatie- en associatieraad beslist inzake:
a. uitbreiding van de lijst van de onder dit protocol vallende bewerkte landbouwproducten;
b. wijziging van de in de bijlagen I en II vermelde rechten;
c. verhoging of afschaffing van de tariefcontingenten.
3. De Stabilisatie- en associatieraad kan de bij dit protocol vastgestelde rechten vervangen door een stelsel, vastgesteld op basis van de respectieve marktprijzen van de Gemeenschap en Servië voor landbouwproducten die daadwerkelijk bij de vervaardiging van de onder dit protocol vallende bewerkte landbouwproducten zijn gebruikt.
De overeenkomstig artikel 1 toegepaste rechten kunnen bij besluit van de Stabilisatie- en associatieraad worden verlaagd:
a. wanneer in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Servië de op de basisproducten toegepaste rechten worden verlaagd, of
b. naar aanleiding van verlagingen die het gevolg zijn van wederzijdse concessies voor bewerkte landbouwproducten.
De onder het eerste streepje bedoelde verlagingen worden berekend op het deel van het recht, aangemerkt als landbouwelement, dat overeenstemt met de landbouwproducten die daadwerkelijk bij de vervaardiging van de bedoelde bewerkte landbouwproducten zijn gebruikt en in mindering zijn gebracht op de voor die basislandbouwproducten geldende rechten.
De Gemeenschap en Servië stellen elkaar in kennis van de adminis tratieve regelingen die zijn vastgesteld voor de onder dit protocol vallende producten. Deze regelingen dienen een gelijke behandeling van alle betrokken partijen te waarborgen en dienen zo eenvoudig en soepel mogelijk te zijn.
Dit protocol omvat:
1. een overeenkomst betreffende wederzijdse preferentiële handelsconcessies voor bepaalde wijnen (bijlage I bij dit protocol);
2. een overeenkomst betreffende de wederzijdse erkenning, bescherming en controle van benamingen van wijnen, gedistilleerde dranken en gearomatiseerde wijnen (bijlage II bij dit protocol).
De in artikel 1 bedoelde overeenkomsten zijn van toepassing op:
1. wijnen van verse druiven die vallen onder code 22.04 van het op 14 juni 1983 in Brussel ondertekende Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codificering van goederen;
a. van oorsprong uit de Gemeenschap en geproduceerd overeenkomstig de regels inzake oenologische procédés en behandelingen, zoals bedoeld in Titel V van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt1) , en Verordening (EG) nr. 1622/2000 van de Europese Commissie van 24 juli 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, en tot instelling van een communautaire regeling inzake oenologische procédés en behandelingen2) ;
of
b. van oorsprong uit Servië en geproduceerd overeenkomstig de regels inzake oenologische procédés en behandelingen, zoals geformuleerd in de Servische wetgeving. Deze regels inzake oenologische procédés en behandelingen moeten in overeenstemming zijn met de communautaire wetgeving.
2. gedistilleerde dranken die vallen onder code 22.08 van het in lid 1 bedoelde verdrag;
a. van oorsprong uit de Gemeenschap en in overeenstemming met Verordening (EEG) nr.1576/89 van de Raad van 29 mei 1989 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken3) , en Verordening (EEG) nr. 1014/90 van de Europese Commissie van 24 april 1990 houdende uitvoeringsbepalingen voor de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken4) ;
of
b. van oorsprong uit Servië en geproduceerd overeenkomstig de Servische wetgeving, die in overeenstemming moet zijn met de communautaire wetgeving;
3. gearomatiseerde wijnen die vallen onder code 22.05 van het in lid 1 bedoelde verdrag;
a. van oorsprong uit de Gemeenschap en in overeenstemming met Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad van 10 juni 1991 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gearomatiseerde wijnen, gearomatiseerde dranken op basis van wijn en gearomatiseerde cocktails van wijnbouwproducten5)
of
b. van oorsprong uit Servië en geproduceerd overeenkomstig de Servische wetgeving, die in overeenstemming moet zijn met de communautaire wetgeving.
TITEL I |
ALGEMENE BEPALINGEN |
Artikel 1 |
Definities |
TITEL II |
DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG” |
Artikel 2 |
Algemene eisen |
Artikel 3 |
Cumulatie in de Gemeenschap |
Artikel 4 |
Cumulatie in Servië |
Artikel 5 |
Geheel en al verkregen producten |
Artikel 6 |
Toereikende bewerking of verwerking |
Artikel 7 |
Ontoereikende bewerking of verwerking |
Artikel 8 |
Determinerende eenheid |
Artikel 9 |
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschap |
Artikel 10 |
Stellen en assortimenten |
Artikel 11 |
Neutrale elementen |
TITEL III |
TERRITORIALE VOORWAARDEN |
Artikel 12 |
Territorialiteitsbeginsel |
Artikel 13 |
Rechtstreeks vervoer |
Artikel 14 |
Tentoonstellingen |
TITEL IV |
TERUGGAVE EN VRIJSTELLING VAN RECHTEN |
Artikel 15 |
Verbod op de teruggave of vrijstelling van douanerechten |
TITEL V |
BEWIJS VAN OORSPRONG |
Artikel 16 |
Algemene voorwaarden |
Artikel 17 |
Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 |
Artikel 18 |
Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 |
Artikel 19 |
Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 |
Artikel 20 |
Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong |
Artikel 21 |
Gescheiden boekhouding |
Artikel 22 |
Het opstellen van een factuurverklaring |
Artikel 23 |
Toegelaten exporteurs |
Artikel 24 |
Geldigheid van bewijzen van oorsprong |
Artikel 25 |
Overlegging van bewijzen van oorsprong |
Artikel 26 |
Invoer in deelzendingen |
Artikel 27 |
Vrijstelling van bewijs van oorsprong |
Artikel 28 |
Bewijsstukken |
Artikel 29 |
Bewaring van de bewijzen van oorsprong en de andere bewijsstukken |
Artikel 30 |
Verschillen en vormfouten |
Artikel 31 |
Bedragen in euro |
TITEL VI |
ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING |
Artikel 32 |
Wederzijdse bijstand |
Artikel 33 |
Controle van de bewijzen van oorsprong |
Artikel 34 |
Beslechting van geschillen |
Artikel 35 |
Sancties |
Artikel 36 |
Vrije zones |
TITEL VII |
CEUTA EN MELILLA |
Artikel 37 |
Toepassing van dit protocol |
Artikel 38 |
Bijzondere voorwaarden |
TITEL VIII |
SLOTBEPALINGEN |
Artikel 39 |
Wijzigingen van dit protocol |
LIJST VAN BIJLAGEN1 |
|
Bijlage I: |
Aantekeningen bij de lijst in bijlage II |
Bijlage II: |
Lijst van be- of verwerkingen die moeten worden uitgevoerd ten aanzien van niet van oorsprong zijnde materialen, teneinde het vervaardigde product het karakter van product van oorsprong te verlenen |
Bijlage III: |
Modellen van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 |
Bijlage IV: |
Tekst van de factuurverklaring |
Bijlage V: |
Producten uitgesloten van de cumulatie waarin is voorzien bij de artikelen 3 en 4 |
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN |
|
Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Vorstendom Andorra |
|
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Marino |
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
a. „vervaardiging”: elk type be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;
b. „materiaal”: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen en dergelijke die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
c. „product”: het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
d. „goederen”: zowel materialen als producten;
e. „douanewaarde”: de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);
f. „prijs af fabriek”: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Servië in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, mits in die prijs de waarde van alle gebruikte materialen is inbegrepen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;
g. „waarde van de materialen”: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of in Servië is betaald;
h. „waarde van de materialen van oorsprong”: de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;
i. „toegevoegde waarde”: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste verifieerbare prijs die in de Gemeenschap of in Servië voor deze materialen werd betaald;
j. „hoofdstukken” en „posten”: de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol „het geharmoniseerde systeem” of „GS” genoemd;
k. „ingedeeld”: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;
l. „zending”: producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van één vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één factuur;
m. „gebieden”: ook de territoriale wateren.
1. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap:
a. geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5;
b. in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit Servië:
a. geheel en al in Servië verkregen producten in de zin van artikel 5;
b. in Servië verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Servië een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 1, worden producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij aldaar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Servië, de Gemeenschap of een ander land of grondgebied dat deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie1) , of door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Turkije waarop Beschikking nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 19952) van toepassing is, mits deze materialen in de Gemeenschap bewerkingen hebben ondergaan die ingrijpender zijn dan die bedoeld in artikel 7. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.
2. Indien de in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product alleen als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de Gemeenschap gebruikte materialen van oorsprong.
3. Producten van oorsprong uit een van de in de lid 1 genoemde landen en grondgebieden die in de Gemeenschap geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.
4. De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:
a. tussen de landen of grondgebieden die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is;
b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die identiek zijn met die in dit protocol;
en
c. in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en in Servië volgens de eigen procedures van dat land berichten zijn gepubliceerd waarin wordt aangegeven dat aan de eisen voor de toepassing van cumulatie is voldaan.
De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.
De Gemeenschap zal Servië door tussenkomst van de Europese Commissie nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in lid 1 genoemde landen worden toegepast.
De cumulatie geldt niet voor de in bijlage V vermelde producten.
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong uit Servië beschouwd indien zij aldaar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de Gemeenschap, Servië of een ander land of grondgebied dat deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie1 , of door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Turkije waarop Beschikking nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 19951) van toepassing is, mits deze materialen in de Gemeenschap bewerkingen hebben ondergaan die ingrijpender zijn dan die bedoeld in artikel 7. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.
2. Indien de in Servië verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product alleen als van oorsprong uit Servië beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 bedoelde landen en gebieden. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de meeste waarde heeft toegevoegd aan de materialen van oorsprong die bij de vervaardiging in Servië gebruikt zijn.
3. Producten van oorsprong uit een van de in de lid 1 genoemde landen en grondgebieden die in Servië geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.
4. De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:
a. tussen de landen of grondgebieden die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is;
b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die identiek zijn met die in dit protocol;
en
c. in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en in Servië volgens de eigen procedures van dat land berichten zijn gepubliceerd waarin wordt aangegeven dat aan de eisen voor de toepassing van cumulatie is voldaan.
De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.
Servië verstrekt de Gemeenschap door tussenkomst van de Europese Commissie nadere bijzonderheden over de overeenkomsten, zoals de datum van inwerkingtreding en de erin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in lid 1 genoemde landen worden toegepast.
De cumulatie geldt niet voor de in bijlage V vermelde producten.
1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Servië verkregen worden beschouwd:
a. aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten;
b. aldaar geoogste producten van het plantenrijk;
c. aldaar geboren en opgefokte levende dieren;
d. producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;
e. voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;
f. producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of Servië door hun schepen uit de zee gewonnen producten;
g. producten die, uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten, aan boord van hun fabrieksschepen zijn vervaardigd;
h. aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;
i. afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;
j. producten, gewonnen van of vanonder de zeebodem buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze boden of ondergrond;
k. goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.
2. De termen „hun schepen” en „hun fabrieksschepen” in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:
a. die in een lidstaat van de Gemeenschap of in Servië zijn ingeschreven of geregistreerd;
b. die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Servië voeren;
c. die voor ten minste 50% toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of onderdanen van Servië of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerders), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of onderdaan van Servië en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten;
d. waarvan de kapitein en de officieren onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of onderdaan van Servië;
en
e. waarvan de bemanning voor ten minste 75% bestaat uit onderdanen van lidstaten of van Servië.
1. Voor de toepassing van artikel 2 worden producten die niet geheel en al verkregen zijn, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.
Die voorwaarden geven voor alle onder deze overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om het karakter van product van oorsprong te verkrijgen, en zijn slechts op die materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.
2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die, volgens de voorwaarden in de lijst, bij de vervaardiging van een product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, indien:
a. wanneer de totale waarde ervan niet hoger is dan 10% van de prijs af fabriek van het product;
b. wanneer in de lijst een of meer percentages zijn gegeven voor de maximumwaarde van de materialen die niet van oorsprong zijn, en deze percentages door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.
Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld.
3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 7.
1. Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:
a. behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;
b. het splitsen en samenvoegen van colli;
c. het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;
d. het strijken of persen van textiel;
e. het schilderen of polijsten;
f. het ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten of vlampolijsten van granen of rijstdoppen;
g. het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten;
h. het pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;
i. het aanscherpen, vermalen of versnijden;
j. het zeven, sorteren, classificeren, assorteren; (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen);
k. het bottelen, verpakken in blikken, flesjes, zakken, dozen of andere omhulsels, het bevestigen op kaarten of platen, en alle andere eenvoudige verrichtingen in verband met de opmaak;
l. het aanbrengen of opdrukken op de producten zelf of hun verpakking van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke merktekens;
m. het mengen van producten, ook van verschillende soorten; het mengen van suiker met andere stoffen;
n. het samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;
o. twee of meer van de onder a) tot en met n) vermelde behandelingen tezamen;
p. het slachten van dieren.
2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Servië heeft ondergaan tezamen genomen.
1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.
Hieruit volgt:
a. wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;
b. wanneer een zending bestaat uit een aantal eendere producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen.
2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.
Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15% van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.
Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van bij de vervaardiging gebruikte:
a. energie en brandstof;
b. fabrieksuitrusting;
c. machines en werktuigen;
d. goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen.
1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden voor het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Servië zijn voldaan, behoudens het bepaalde in de artikelen 3 en 4, en in lid 3 van dit artikel.
2. Behoudens het bepaalde in de artikelen 3 en 4 worden producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Servië naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens opnieuw worden ingevoerd, als niet van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
a. de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen;
en
b. de goederen tijdens de periode dat zij waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.
3. Een buiten de Gemeenschap of Servië verrichte be- of verwerking van de uit de Gemeenschap of Servië uitgevoerde en later wederingevoerde materialen ontneemt niet het karakter van product van oorsprong overeenkomstig het bepaalde in titel II indien:
a. de genoemde materialen geheel en al in de Gemeenschap of Servië zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar een meer ingrijpende be- of verwerking dan de in artikel 7 vermelde hebben ondergaan;
en
b. ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:
i. de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen;
en
ii. de totale buiten de Gemeenschap of Servië toegevoegde waarde niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.
4. Voor de toepassing van lid 3 is het bepaalde in titel II betreffende het verlenen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeenschap of Servië verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel, in de lijst van bijlage II, voor de vaststelling van de oorsprong van het betrokken eindproduct een regel is opgenomen die de maximumwaarde van alle gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen vaststelt, mogen de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in het gebied van de betrokken partij worden verwerkt en de totale buiten de Gemeenschap of Servië overeenkomstig dit artikel toegevoegde waarde het vermelde percentage niet overschrijden.
5. Voor de toepassing van het bepaalde in de leden 3 en 4 wordt onder „totale toegevoegde waarde” verstaan alle buiten de Gemeenschap of Servië gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de toegevoegde materialen.
6. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts kunnen worden aangemerkt als toereikend te zijn be- of verwerkt door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 6, lid 2.
7. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem.
8. Buiten de Gemeenschap of Servië verrichte be- of verwerkingen als bedoeld in dit artikel vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.
1. De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Servië of over het grondgebied van een in de artikelen 3 en 4 genoemd ander land of gebied zijn vervoerd. Goederen die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voor zover zij in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.
Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Servië worden vervoerd.
2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douane van het land van invoer:
a. een enkel vervoerdocument dat het vervoer dekt van het land van uitvoer door het land van doorvoer; of
b. een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat:
i. met een nauwkeurige omschrijving van de goederen;
ii. met de data waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen;
en
iii. met een verklaring over de voorwaarden waarop de goederen in het land van doorvoer verbleven; of
c. hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.
1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander of grondgebied dan de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen zijn verzonden en die na de tentoonstelling zijn verkocht en in de Gemeenschap of in Servië worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
a. een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Servië naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en daar heeft tentoongesteld;
b. deze exporteur de producten heeft verkocht of op een andere wijze heeft afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Servië;
c. de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden;
en
d. de goederen vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.
2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douane van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Indien nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden verlangd ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij waren tentoongesteld.
3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.
1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Servië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Servië niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.
2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor terugbetaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Servië van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.
3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.
4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.
5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop deze overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het systeem van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.
1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Servië worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Servië die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van:
a. een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen; of
b. in de in artikel 22, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna „factuurverklaring” genoemd) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden; de tekst van deze factuurverklaring is opgenomen in bijlage IV.
2. In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 27 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.
1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douane van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage III opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin deze overeenkomst is opgesteld overeenkomstig het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.
3. De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoekt, dient op verzoek van de douane van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds de nodige documenten over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Gemeenschap of van Servië indien de producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Servië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden, en aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
5. De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
6. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.
7. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douane afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd.
1. In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft worden afgegeven, indien
a. dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;
of
b. ten genoegen van de douane is aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.
3. Vóór de douane tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaat, dient zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
4. Op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt in de Engelse taal de volgende aantekening aangebracht: „ISSUED RETROSPECTIVELY”.
5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt in de Engelse taal de volgende aantekening aangebracht: „DUPLICATE”.
3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, geldt vanaf die datum.
Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Servië onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Servië. Dit certificaat wordt of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.
1. Wanneer het met aanzienlijke kosten of moeilijkheden gepaard gaat om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onderling verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten, op schriftelijk verzoek van de betrokkene, toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van de gescheiden boekhouding wordt gebruikt.
2. Met behulp van deze gescheiden boekhouding moet het mogelijk zijn dat in een bepaalde referentieperiode eenzelfde aantal producten „van oorsprong” wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren gescheiden.
3. De douaneautoriteiten kunnen vergunning verlenen voor het gebruik van deze methode op de door hen wenselijk geachte voorwaarden.
4. Deze methode wordt geregistreerd en toegepast op basis van de algemene boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd.
5. Het bedrijf dat deze vergunning heeft verkregen kan bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.
6. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning en kunnen deze steeds intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.
1. De in artikel 16, lid 1, onder b), genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door:
a. toegelaten exporteurs in de zin van artikel 23;
of
b. een willekeurige exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6.000 euro bedraagt.
2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Servië of uit een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden, en tevens aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.
3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douane van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring kan ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden opgesteld.
5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douane een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt, alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.
6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop zij betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.
1. De douane van het land van uitvoer kan exporteurs, hierna „toegelaten exporteurs” genoemd, die veelvuldig producten verzenden waarop deze overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douane de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.
2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.
3. De douane kent de toegelaten exporteur een nummer toe, dat op de factuurverklaringen moet worden vermeld.
4. De douane houdt toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.
5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet, of de vergunning oneigenlijk gebruikt.
1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douane van het land van invoer.
2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douane van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.
3. In andere gevallen van verlate indiening kan de douane van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij haar zijn aangebracht.
Bewijzen van oorsprong worden bij de douane van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen om een vertaling van dit bewijs vragen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze overeenkomst voldoen.
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
1. Goederen die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voor zover aan zulke goederen ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.
2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van goederen die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde, de reiziger of de leden van hun gezin, mits noch de aard, noch de hoeveelheid van de goederen op commerciële doeleinden wijzen.
3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan 500 euro voor kleine zendingen of 1.200 euro voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
De in artikel 17, lid 3, en artikel 22, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Servië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:
a. een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;
b. in de Gemeenschap of in Servië afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;
c. in de Gemeenschap of in Servië afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit be- of verwerking in de Gemeenschap of in Servië blijkt;
d. certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap of in Servië zijn afgegeven of opgesteld, of die in een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels van dit protocol;
e. passende bewijsstukken inzake be- of verwerking buiten de Gemeenschap of Servië overeenkomstig artikel 12, waaruit blijkt dat aan de eisen van dat artikel is voldaan.
1. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, dienen de in artikel 17, lid 3, bedoelde documenten ten minste drie jaar te bewaren.
2. De exporteur die een factuurverklaring heeft opgesteld, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 22, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.
3. De douane van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeeft, bewaart het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier ten minste drie jaar.
4. De douane van het land van invoer bewaart de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen die bij haar werden ingediend gedurende ten minste drie jaar.
1. Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de factuurverklaring niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.
2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op het bewijs van oorsprong leiden niet tot weigering van dit document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
1. Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaten van de Gemeenschap, van Servië of van een van de andere landen of gebieden bedoeld in de artikelen 3 en 4, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.
2. Artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.
3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van oktober. De tegenwaarde wordt de Europese Commissie voor 15 oktober medegedeeld en is van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende tegenwaarden.
4. Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5% afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Een land kan de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven, indien bij de omrekening van dit bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, een stijging van minder 15% van die tegenwaarde wordt verkregen. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.
5. De in euro uitgedrukte bedragen worden door het Stabilisatie- en associatiecomité op verzoek van de Gemeenschap of Servië herzien. Bij deze herziening onderzoekt het comité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan te dien einde besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.
1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Servië doen elkaar via de Europese Commissie afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, alsmede de adressen van de douanediensten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen.
2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Servië elkaar via de bevoegde douane-instanties bijstand bij de controle op de echtheid van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen en de juistheid van de daarop vermelde gegevens.
1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, alsmede wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, in voorkomend geval onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
3. De controle wordt verricht door de douane van het land van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.
4. Indien de douane van het land van invoer besluit de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doet zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douanedienst die de controle heeft aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Servië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kent de aanvragende douanedienst de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.
Geschillen ten aanzien van de in artikel 33 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Stabilisatie- en associatiecomité voorgelegd.
In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de beslechting van geschillen tussen een importeur en de douane van het land van invoer.
Sancties worden getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel goederen onder de preferentiële regeling te doen vallen.
1. De Gemeenschap en Servië nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geven de bevoegde autoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Servië die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 af, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.
1. De in artikel 2 gebruikte term „Gemeenschap” heeft geen betrekking op Ceuta of Melilla.
2. Producten van oorsprong uit Servië die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van protocol 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Servië past op onder deze overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toe als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.
3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 38.
1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, worden beschouwd als:
1.1. producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:
a. geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;
b. in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits:
i. die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6;
of
ii. die producten van oorsprong zijn uit Servië of uit de Gemeenschap, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde be- of verwerkingen;
1.2. producten van oorsprong uit Servië:
a. geheel en al in Servië verkregen producten;
b. in Servië verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voor zover:
i. die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6;
of
ii. die producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of uit de Gemeenschap, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde be- of verwerkingen.
2. Ceuta en Melilla worden als één grondgebied beschouwd.
3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt „Servië” en „Ceuta en Melilla” in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt dit bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring.
4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.
1. Producten van oorsprong uit het Vorstendom Andorra die vallen onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem, worden door Servië aanvaard als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.
2. Protocol 3 is van overeenkomstige toepassing op de definitie van de oorsprong van deze producten.
1. Producten van oorsprong uit de Republiek San Marino worden door Servië aanvaard als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.
2. Protocol 3 is van overeenkomstige toepassing op de definitie van de oorsprong van deze producten.
Het doel van dit protocol is de samenwerking tussen de partijen inzake het vervoer over land, in het bijzonder het transitoverkeer, te bevorderen en in dat verband toe te zien op gecoördineerde ontwikkeling van het vervoer door en via de grondgebieden van de partijen, door middel van de volledige en coherente toepassing van alle bepalingen van dit protocol.
1. De samenwerking heeft betrekking op het vervoer over land, met name het wegvervoer, het spoorvervoer en het gecombineerde vervoer, alsmede de desbetreffende infrastructuur.
2. In dit verband omvat het toepassingsgebied van dit protocol in het bijzonder:
– de vervoersinfrastructuur op het grondgebied van elk der beide partijen, voor zover noodzakelijk om de doelstellingen van dit protocol te verwezenlijken,
– de toegang tot de markt van het wegvervoer, op basis van wederkerigheid,
– de onontbeerlijke begeleidende maatregelen van juridische en administratieve aard, met inbegrip van maatregelen op commercieel, fiscaal, sociaal en technisch gebied,
– samenwerking bij het ontwikkelen van een vervoerssysteem dat aan milieueisen voldoet,
– regelmatige uitwisseling van informatie over de ontwikkeling van het vervoersbeleid van de partijen, met bijzondere aandacht voor de vervoersinfrastructuur.
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
a. „communautair transitoverkeer”: de doorvoer van goederen over het grondgebied van Servië door een in de Gemeenschap gevestigde transporteur vanuit of naar een lidstaat van de Gemeenschap;
b. „Servisch transitoverkeer”: de doorvoer van goederen over het grondgebied van de Gemeenschap, door een in Servië gevestigde transporteur, van Servië naar een derde land of van een derde land naar Servië;
c. „gecombineerd vervoer”: goederenvervoer waarbij de vrachtwagen, de aanhangwagen, de oplegger met of zonder trekker, de wissellaadbak of de container van 20 voet of meer gebruik maakt van de weg voor het eerste of het laatste gedeelte van het traject, en voor het andere gedeelte van het spoor of de binnenwateren, of van een zeetraject wanneer dat traject meer bedraagt dan 100 km hemelsbreed gemeten, en het begin- of het eindvervoer over de weg verricht;
– hetzij tussen de laadplaats van de goederen en het dichtstbij gelegen geschikte spoorwegstation van inlading, voor wat het beginvervoer betreft, en tussen het dichtstbij gelegen geschikte spoorwegstation van uitlading en de losplaats van de goederen, voor wat het eindvervoer betreft;
– hetzij binnen een afstand van ten hoogste 150 km hemelsbreed gemeten, vanaf de rivier- of zeehaven van in- of van uitlading.
De partijen komen overeen maatregelen voor de ontwikkeling van de vervoersinfrastructuur te nemen en op elkaar af te stemmen, als een wezenlijk middel om de problemen op te lossen die zich voordoen in het goederenvervoer door Servië, met name op de pan-Europese corridors VII en X en de spoorwegverbinding tussen Belgrado en Vrbnica (aan de grens met Montenegro), die deel uitmaken van het kernnetwerk voor regionaal vervoer.
De ontwikkeling van een multimodaal regionaal vervoersnetwerk op het grondgebied van Servië dat aan de behoeften van Servië en van Zuidoost-Europa voldoet en de belangrijkste weg- en spoorwegverbindingen, binnenwateren, binnenhavens, havens, luchthavens en andere relevante knooppunten van het netwerk omvat, is voor de Gemeenschap en voor Servië van bijzonder belang. Dit netwerk is gedefinieerd in het memorandum van overeenstemming voor de ontwikkeling van een fundamenteel netwerk voor transportinfrastructuur voor Zuidoost-Europa dat in juni 2004 door de ministers van de regio en de Europese Commissie werd ondertekend. De ontwikkeling van het netwerk en de selectie van de prioriteiten worden doorgevoerd door een stuurgroep met vertegenwoordigers van alle ondertekenende partijen.
1. De Gemeenschap kan, in het kader van artikel 116 van de overeenkomst, financieel bijdragen aan de uitvoering van de noodzakelijke in artikel 5 bedoelde infrastructuurwerken. Zij kan deze bijdrage verstrekken in de vorm van kredieten van de Europese Investeringsbank, en op elke andere wijze waarop zij nog meer middelen kan vrijmaken.
2. Om de werkzaamheden te bespoedigen, zal de Europese Commissie zoveel mogelijk trachten het gebruik van andere aanvullende middelen te bevorderen, zoals investeringen van lidstaten van de Gemeenschap op bilaterale basis of met gebruikmaking van openbare of particuliere middelen.
De partijen nemen de nodige maatregelen voor de ontwikkeling en de bevordering van het vervoer per spoor en van het gecombineerde vervoer en stemmen deze op elkaar af, met het doel een groot deel van het bilaterale verkeer met en het transitoverkeer door Servië in de toekomst op milieuvriendelijker wijze te doen plaatsvinden.
In het kader van de modernisering van de Servische spoorwegen moet het nodige worden gedaan om deze aan het gecombineerde vervoer aan te passen, met bijzondere aandacht voor de ontwikkeling of aanleg van terminals, de afmetingen van de tunnels en de capaciteit, waarvoor aanzienlijke investeringen vereist zijn.
De partijen nemen alle nodige maatregelen ter bevordering van de ontwikkeling van gecombineerd vervoer.
Deze maatregelen hebben ten doel:
– gebruikers en expediteurs aan te moedigen van gecombineerd vervoer gebruik te maken;
– het gecombineerde vervoer concurrerend te maken ten opzichte van het wegvervoer, met name door middel van financiële steun van de Gemeenschap of Servië in het kader van hun respectieve wetgevingen;
– het gebruik van gecombineerd vervoer over lange afstanden te bevorderen en met name het gebruik van wissellaadbakken, containers en vervoer zonder begeleiding in het algemeen te bevorderen;
– de snelheid en betrouwbaarheid van gecombineerd vervoer te verbeteren, in het bijzonder door:
– de frequentie van konvooien te verhogen en aan de behoeften van de expediteurs en gebruikers aan te passen,
– de wachttijden bij terminals te bekorten en de productiviteit ervan op te voeren, het gecombineerde vervoer toegankelijker te maken door belemmeringen op toegangswegen op gepaste wijze weg te nemen,
– het gewicht, de afmetingen en de technische kenmerken van het gespecialiseerde materiaal indien nodig te harmoniseren, en met name te zorgen voor de nodige compatibiliteit van de afmetingen, en overleg te plegen bij de bestelling en het in bedrijf nemen van het als gevolg van de ontwikkeling van het verkeer vereiste materieel,
– en in het algemeen alle andere passende maatregelen te nemen.
In het licht van de verdeling van de bevoegdheden tussen de staat en de spoorwegen doen de partijen hun spoorwegmaatschappijen de aanbeveling om voor zowel het personen- als het goederenvervoer:
– de bilaterale en multilaterale samenwerking en de samenwerking in het kader van internationale spoorwegorganisaties op alle gebieden te versterken, in het bijzonder ten aanzien van de verbetering van de kwaliteit en de veiligheid van de vervoersdiensten;
– gezamenlijk te streven naar een organisatie van de spoorwegen die expediteurs ertoe aanmoedigt hun goederen per spoor in plaats van over de weg te vervoeren, met name voor transitodoeleinden, op basis van eerlijke concurrentie en met behoud van de vrije keuze van de gebruiker;
– de deelname van Servië aan de tenuitvoerlegging en toekomstige ontwikkeling van het acquis van de Gemeenschap op het gebied van de ontwikkeling van de spoorwegen voor te bereiden.
1. Wat de toegang tot elkaars vervoersmarkt betreft, komen de partijen overeen in het beginstadium en onverminderd lid 2 de regeling te handhaven die voortvloeit uit bilaterale overeenkomsten of andere internationale bilaterale verdragen die tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Servië zijn gesloten of, bij het ontbreken van dergelijke overeenkomsten of verdragen, uit de feitelijke situatie in 1991.
In afwachting van de sluiting van een overeenkomst tussen de Gemeenschap en Servië over de toegang tot de markt van het wegvervoer, zoals in artikel 12 bepaald, en over wegenbelasting, zoals in artikel 13, lid 2, bepaald, werkt Servië samen met de lidstaten van de Gemeenschap om deze bilaterale overeenkomsten aan te passen aan dit protocol.
2. De partijen komen overeen met ingang van de datum waarop deze overeenkomst in werking treedt, het communautaire transitoverkeer onbeperkt toegang te verlenen tot Servië en het Servische transitoverkeer onbeperkt toegang te verlenen tot de Gemeenschap.
3. Indien als gevolg van de krachtens lid 2 verleende rechten het communautaire transitoverkeer over de weg in zodanige mate toeneemt dat aan de wegeninfrastructuur en/of de doorstroming van het verkeer op de in artikel 5 bedoelde verbindingen daardoor ernstige schade wordt toegebracht of dreigt te worden toegebracht, en zich onder deze zelfde omstandigheden problemen voordoen op het grondgebied van de Gemeenschap in de nabijheid van de grenzen met Servië, wordt de kwestie voorgelegd aan de Stabilisatie- en associatieraad overeenkomstig artikel 121 van de overeenkomst. De partijen kunnen voorstellen doen voor uitzonderlijke tijdelijke, niet-discriminerende maatregelen die noodzakelijk zijn om deze schade te verminderen of te beperken.
4. Indien de Gemeenschap voorschriften vaststelt om de verontreiniging door in de Europese Unie geregistreerde vrachtwagens te verminderen, zijn gelijkwaardige voorschriften van toepassing op in Servië geregistreerde vrachtwagens die op het grondgebied van de Gemeenschap aan het verkeer wensen deel te nemen. De Stabilisatie- en associatieraad beslist over de noodzakelijke modaliteiten.
5. De partijen onthouden zich van alle eenzijdige maatregelen of handelingen die tot discriminatie tussen vervoerders of voertuigen uit de Gemeenschap en vervoerders of voertuigen uit Servië zouden kunnen leiden. Zij nemen alle dienstige maatregelen om het wegvervoer naar of in transito over het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij te vergemakkelijken.
De partijen verbinden zich bij voorrang ertoe samen te werken om, behoudens hun interne voorschriften, te streven naar:
– regelingen ter bevordering van een vervoersstelsel dat beantwoordt aan de behoeften van beide partijen en dat enerzijds verenigbaar is met de voltooiing van de interne markt van de Gemeenschap en het gemeenschappelijke vervoersbeleid, en anderzijds met de economische politiek en het vervoersbeleid van Servië;
– een definitieve regeling voor de toekomstige toegang tot elkaars wegvervoersmarkt op basis van wederkerigheid.
1. De partijen erkennen dat belastingen, tol en andere heffingen ten laste van de wegvoertuigen van beide partijen vrij moeten zijn van discriminatie.
2. De partijen openen onderhandelingen om zo snel mogelijk tot een overeenkomst te komen inzake wegenbelasting, op basis van de regels die de Gemeenschap op dit gebied heeft vastgesteld. Deze overeenkomst is met name gericht op vrije doorstroming van het grensoverschrijdende verkeer, geleidelijke opheffing van de verschillen tussen de wegen belastingstelsels van de partijen en het voorkomen van concurrentievervalsing ten gevolge van deze verschillen.
3. In afwachting van de resultaten van de in lid 2 bedoelde onderhandelingen nemen de partijen de discriminatie weg tussen vrachtvervoerders uit de Gemeenschap en uit Servië bij de toepassing van belastingen en heffingen op het verkeer en/of het bezit van vrachtwagens en van alle speciale belastingen en heffingen op het vervoer over het grondgebied van de partijen. Servië verbindt zich ertoe de Europese Commissie op verzoek het bedrag aan belastingen, tol en andere heffingen die het toepast mede te delen, alsmede de methode die voor de berekening daarvan wordt toegepast.
4. Tot de in lid 2 en artikel 12 bedoelde overeenkomsten zijn gesloten, kunnen na de inwerkingtreding van deze overeenkomst voorgestelde wijzigingen van fiscale heffingen, tolheffing en andere heffingen op het communautaire transitoverkeer door Servië, alsmede van de systemen voor de inning ervan, niet eerder worden ingevoerd dan na overleg.
1. Servië aanvaardt dat wegvoertuigen die beantwoorden aan de communautaire normen voor afmetingen en gewichten vrij en zonder beperking ter zake aan het verkeer op de in artikel 5 bedoelde wegen mogen deelnemen. Tot zes maanden na de inwerkingtreding van deze overeenkomst wordt op wegvoertuigen die niet aan de bestaande normen van Servië voldoen een speciale niet-discriminerende heffing toegepast, die evenredig is met de schade die door de hogere asdruk wordt veroorzaakt.
2. Servië streeft ernaar zijn huidige regelgeving en normen voor wegenaanleg uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst te harmoniseren met de wetgeving die in de Gemeenschap geldt, en neemt vergaande maatregelen ter verbetering van de in artikel 5 bedoelde wegen, zodat deze binnen de voorgestelde termijn voldoen aan deze nieuwe regelgeving en normen, een en ander in overeenstemming met zijn financiële mogelijkheden.
1. Met het oog op de bescherming van het milieu streven de partijen ernaar normen voor de uitstoot van gassen en deeltjes en voor het geluidsniveau van vrachtwagens in te voeren die een hoog niveau van bescherming bieden.
2. Teneinde de industrie duidelijke aanwijzingen te verschaffen en coördinatie bij onderzoek, planning en productie te bevorderen, dienen afwijkende nationale normen op dit gebied te worden vermeden.
3. Voertuigen die voldoen aan de normen die zijn vastgesteld bij internationale overeenkomsten die tevens betrekking hebben op het milieu, mogen zonder verdere beperkingen aan het verkeer op het grondgebied van de partijen deelnemen.
4. Bij de invoering van nieuwe normen plegen de partijen overleg teneinde bovengenoemde doelstellingen te bereiken.
1. Servië harmoniseert zijn wetgeving inzake de scholing van vrachtwagenbestuurders, met name wat het vervoer van gevaarlijke stoffen betreft, met de normen van de Europese Gemeenschap.
2. Servië, dat partij is bij de Europese overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanning van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (ERTA), en de Gemeenschap coördineren zo nauw mogelijk hun beleid inzake rijtijden, onderbrekingen en rustperioden van de bestuurders en de samenstelling van de bemanning, in overeenstemming met de toekomstige ontwikkeling van de sociale wetgeving op dit gebied.
3. De partijen werken samen bij de tenuitvoerlegging en handhaving van de sociale wetgeving op het gebied van het wegvervoer.
4. De partijen zien toe op de gelijkwaardigheid van hun respectieve wetgeving met betrekking tot de toegang tot het beroep van wegvervoerder, zulks met het oog op wederzijdse erkenning.
1. De partijen wisselen hun ervaringen uit en streven ernaar hun wetgeving te harmoniseren teneinde een betere doorstroming van het verkeer tijdens spitsperioden (weekeinden, feestdagen en het vakantieseizoen) te bewerkstelligen.
2. In het algemeen bevorderen de partijen de invoering, ontwikkeling en coördinatie van een informatiesysteem voor het wegverkeer.
3. Zij streven naar harmonisatie van hun wetgeving betreffende het vervoer van aan bederf onderhevige goederen, levende dieren en gevaarlijke stoffen.
4. De partijen streven tevens naar harmonisatie van de technische hulpverlening aan bestuurders, de verspreiding van belangrijke verkeers informatie en andere voor het toerisme nuttige zaken, en eerste hulp bij ongelukken, inclusief ambulancediensten.
1. Uiterlijk aan het einde van het derde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst harmoniseert Servië zijn wetgeving inzake verkeersveiligheid, met name ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen, met die van de Gemeenschap.
2. Servië, als partij bij de Europese Overeenkomst betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, en de Gemeenschap coördineren hun beleid inzake het vervoer van gevaarlijke goederen zo nauw mogelijk.
3. De partijen werken samen bij de tenuitvoerlegging en handhaving van de wetgeving inzake verkeersveiligheid, met name wat betreft rijbewijzen en maatregelen om verkeersongevallen terug te dringen.
1. De partijen komen overeen het goederenvervoer per spoor en over de weg, zowel bilateraal als in transito, te vereenvoudigen.
2. De partijen komen overeen onderhandelingen te openen met het oog op sluiting van een overeenkomst betreffende vereenvoudiging van de controles en formaliteiten in het goederenvervoer.
3. De partijen komen overeen waar nodig verdere vereenvoudigingsmaatregelen aan te moedigen en hiertoe gezamenlijk actie te ondernemen.
Indien één van de partijen bij de toepassing van dit protocol tot de conclusie komt dat andere maatregelen, die niet onder het toepassingsgebied van dit protocol vallen, in het belang van een gecoördineerd Europees vervoersbeleid zijn en met name het probleem van het transitoverkeer kunnen helpen oplossen, dan legt zij de andere partij voorstellen voor zulke maatregelen voor.
1. De samenwerking tussen de partijen vindt plaats in het kader van een speciaal subcomité, dat overeenkomstig artikel 123 van deze overeenkomst zal worden opgericht.
2. De taken van dit subcomité zijn in het bijzonder:
a. het formuleren van plannen voor samenwerking op het gebied van vervoer per spoor, gecombineerd vervoer, onderzoek op vervoersgebied en milieu;
b. het analyseren van de toepassing van de bepalingen van dit protocol en het doen van aanbevelingen aan het Stabilisatie- en associatiecomité voor passende oplossingen voor problemen die zich kunnen voordoen;
c. het evalueren, twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst, van de stand van zaken wat de verbetering van de infrastructuur en de gevolgen van het vrije transitoverkeer betreft;
d. het coördineren van de activiteiten op het gebied van controle, prognoses en ander statistisch werk betreffende het internationale vervoer, met name het transitoverkeer.
1. De Gemeenschap en Servië nemen er nota van dat met ingang van 9 november 20061) in de Gemeenschap voor de typegoedkeuring van vrachtwagens de volgende normen voor uitlaatgassen en geluid worden aangehouden2) :
Grenswaarden gemeten met de ESC-test (Europese statischetoestandcyclus) en de ELR-test (Europese belastingresponsiecyclus)
Massa van kool monoxide |
Massa van koolwaterstoffen |
Massa van stikstof oxiden |
Massa van deeltjes |
Rook |
||
---|---|---|---|---|---|---|
(CO) g/kWh |
(HC) g/kWh |
(NOx) g/kWh |
(PT) g/kWh |
m-1 |
||
Rij B1 |
Euro IV |
1,5 |
0,46 |
3,5 |
0,02 |
0,5 |
Grenswaarden gemeten met de ETC-test (Europese transiënte cyclus)
Massa van kool monoxide |
Massa van non-methaan koolwaterstoffen |
Massa van methaan |
Massa van stikstof oxiden |
Massa van deeltjes |
||
---|---|---|---|---|---|---|
(CO) g/kWh |
(NMHC) g/kWh |
(CH4)1) g/kWh |
(NOx) g/kWh |
(PT)2) g/kWh |
||
Rij B1 |
Euro IV |
4,0 |
0,55 |
1,1 |
3,5 |
0,03 |
2. De Gemeenschap en Servië moeten in de toekomst streven naar terugdringing van de uitstoot van motorvoertuigen door gebruikmaking van geavanceerde technologie voor emissiebeheersing, in combinatie met verbetering van de kwaliteit van de motorbrandstof.
1. De partijen erkennen dat het noodzakelijk en urgent is dat Servië terstond maatregelen neemt om eventuele structurele zwakheden van zijn staalsector te verhelpen ter waarborging van het algemene concurrentievermogen van zijn industrie.
2. In verband met de bepalingen in artikel 73, lid 1, onder iii), van deze overeenkomst wordt de verenigbaarheid van staatssteun aan de ijzer- en staalindustrie als gedefinieerd in bijlage I van de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007–2013 geëvalueerd op grond van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van artikel 87 van het EG-Verdrag op de ijzer- en staalsector, met inbegrip van de afgeleide wetgeving.
3. Voor de toepassing van artikel 73, lid 1, onder iii), van van deze overeenkomst op de ijzer- en staalindustrie, erkent de Gemeenschap dat Servië gedurende vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst bij wijze van uitzondering overheidssteun voor herstructureringsdoeleinden aan staalbedrijven in moeilijkheden kan verlenen, mits:
a. de steun ertoe leidt dat de begunstigde ondernemingen aan het einde van de herstructureringsperiode op normale marktvoorwaarden op lange termijn kunnen voortbestaan, en
b. het bedrag en de intensiteit van de steun strikt beperkt zijn tot hetgeen voor het herstel van een normaal voortbestaan absoluut noodzakelijk is, en dat deze waar mogelijk geleidelijk worden verminderd;
c. Servië herstructureringsprogramma’s presenteert die verband houden met een algemene rationalisering, inclusief de sluiting van ondoeltreffende capaciteit. Elk staalbedrijf dat herstructureringssteun ontvangt, moet zoveel mogelijk compenserende maatregelen nemen om de concurrentievervalsing ten gevolge van deze steun op te vangen.
4. Servië dient een nationaal herstructureringsprogramma en individuele bedrijfsplannen voor elk van de bedrijven die herstructureringssteun krijgen, ter evaluatie bij de Europese Commissie in; daaruit moet blijken dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.
De individuele bedrijfsplannen worden geëvalueerd en goedgekeurd door de autoriteit in Servië die toezicht uitoefent op de staatssteun in het licht van de vereisten van punt 3 van dit protocol.
De Europese Commissie bevestigt dat het nationale herstructureringsprogramma conform de vereisten van punt 3 is.
5. De Europese Commissie houdt toezicht op de uitvoering van de plannen in nauwe samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten, met name de autoriteit in Servië die toezicht uitoefent op de staatssteun.
Indien uit het toezicht blijkt dat steun aan begunstigden die niet is goedgekeurd door het nationale herstructureringsprogramma, of enige andere herstructureringssteun aan staalbedrijven die niet in het nationale herstructureringsprogramma is geïdentificeerd, na de datum van de ondertekening van deze overeenkomst werd toegekend, zorgt de autoriteit in Servië die toezicht uitoefent op de staatssteun ervoor dat deze wordt teruggestort.
6. Op verzoek voorziet de Gemeenschap Servië van technische bijstand voor de voorbereiding van het nationale herstructureringsprogramma en de individuele bedrijfsplannen.
7. Elke partij zorgt voor transparantie inzake staatssteun. Meer bepaald wordt in verband met staatssteun voor de staalproductie in Servië en de tenuitvoerlegging van het herstructureringsprogramma en de bedrijfsplannen volledig en voortdurend informatie uitgewisseld.
8. De Stabilisatie- en associatieraad houdt toezicht op de naleving van het bepaalde in de punten 1 tot en met 4. In dit verband kan de Stabilisatie- en associatieraad uitvoeringsbepalingen vaststellen.
9. Indien een partij van oordeel is dat een praktijk van de andere partij met dit protocol in strijd is, en indien die praktijk nadelig is of dreigt te zijn voor de belangen van de eerste partij of indien de binnenlandse industrie van die partij aanmerkelijke schade ondervindt of dreigt te ondervinden, kan deze partij de nodige maatregelen nemen na raadpleging van het subcomité dat belast is met concurrentievragen of dertig werkdagen nadat om deze raadpleging is verzocht.
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
a. „douanewetgeving”: de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op het grondgebied van de partijen van toepassing zijn op de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder andere douaneregelingen of -procedures, met inbegrip van verbods-, beperkings- en controlemaatregelen;
b. „verzoekende autoriteit”: een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand indient;
c. „aangezochte autoriteit”: een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand ontvangt;
d. „persoonsgegevens”: alle inlichtingen over een bepaalde of te bepalen natuurlijke persoon;
e. „met de douanewetgeving strijdige handeling”: elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving.
1. De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar bijstand, op de onder hun bevoegdheid vallende gebieden, en op de wijze en op de voorwaarden als bij dit protocol vastgesteld, om ervoor te zorgen dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, in het bijzonder bij de preventie, de opsporing en het onderzoek van handelingen in strijd met deze wetgeving.
2. De bijstand in douanezaken waarin dit protocol voorziet, geldt voor elke administratieve autoriteit van de overeenkomstsluitende partijen die bevoegd is voor de toepassing van dit protocol. De bijstand in douanezaken doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken. Hij geldt ook niet voor informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden welke op verzoek van de rechterlijke autoriteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten met de mededeling van deze informatie instemmen.
3. Bijstand bij de invordering van rechten, heffingen en boetes valt niet onder dit protocol.
1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft om erop toe te zien dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende voorgenomen of vastgestelde handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of zouden kunnen zijn.
2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede:
a. of goederen die uit het gebied van een overeenkomstsluitende partij zijn uitgevoerd op regelmatige wijze in de andere overeenkomstsluitende partij zijn ingevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst;
b. of goederen die in het gebied van een overeenkomstsluitende partij zijn ingevoerd op regelmatige wijze uit de andere overeenkomstsluitende partij zijn uitgevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.
3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, in het kader van haar wetgeving, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat toezicht wordt uitgeoefend op:
a. natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn;
b. plaatsen waar goederen op zodanige wijze worden opgeslagen dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om bij handelingen in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;
c. goederen die op zodanige wijze worden of kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;
d. vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt.
De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar ongevraagd bijstand overeenkomstig hun wetten, voorschriften en andere rechtsinstrumenten indien zij dit noodzakelijk achten voor de juiste toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie hebben verkregen over:
a. handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die van belang kunnen zijn voor de andere overeenkomstsluitende partij;
b. nieuwe middelen of methoden die bij handelingen in strijd met de douanewetgeving worden gebruikt;
c. goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van handelingen in strijd met de douanewetgeving;
d. natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn;
e. middelen van vervoer waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij gebruikt zijn of kunnen worden om handelingen te verrichten die met de douanewetgeving in strijd zijn.
Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wetgeving, alle maatregelen die nodig zijn voor:
a. de afgifte van documenten,
b. de kennisgeving van besluiten,
die van de verzoekende autoriteit uitgaan en verband houden met de toepassing van dit protocol aan een geadresseerde die op haar grondgebied verblijft of gevestigd is.
Verzoeken om de afgifte van documenten of om de kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbaar taal.
1. De verzoeken in het kader van dit protocol worden schriftelijk ingediend. Zij gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.
2. Overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken moeten de volgende gegevens bevatten:
a. de naam van de verzoekende autoriteit;
b. de gevraagde maatregel;
c. het doel en de reden van het verzoek;
d. de desbetreffende wetten, voorschriften en andere rechtselementen;
e. zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft;
f. een overzicht van de relevante feiten en van het onderzoek dat reeds is uitgevoerd.
3. Verzoeken moeten worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze autoriteit aanvaardbare taal. Deze eis is niet van toepassing op documenten die bij het in lid 1 bedoelde verzoek zijn gevoegd.
4. Indien een verzoek niet aan de hierboven vermelde eisen voldoet, kan om correctie of aanvulling worden verzocht. Er kunnen echter reeds voorzorgsmaatregelen worden genomen.
1. De aangezochte autoriteit behandelt verzoeken om bijstand, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde overeenkomstsluitende partij handelde, door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten. Deze bepaling is eveneens van toepassing op enige instantie waaraan de aangezochte autoriteit het verzoek doorzendt indien deze autoriteit niet zelfstandig kan handelen.
2. Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wetten, regels, bepalingen en andere rechtsinstrumenten van de aangezochte overeenkomstsluitende partij.
3. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen met instemming van de andere overeenkomstsluitende partij en op de door deze gestelde voorwaarden, in de kantoren van de aangezochte autoriteit of van een andere betrokken instantie als bedoeld in lid 1, gegevens verzamelen over handelingen die met de douanewetgeving in strijd zijn of kunnen zijn en die de verzoekende autoriteit voor de toepassing van dit protocol nodig heeft.
4. Ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen, met instemming van de andere overeenkomstsluitende partij en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van laatstgenoemde wordt verricht.
1. De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek aan de verzoekende autoriteit mede in de vorm van documenten, gewaarmerkte kopieën van documenten, rapporten en dergelijke.
2. Deze informatie mag in de vorm van computerbestanden worden verstrekt.
3. De originelen van dossiers en documenten worden enkel op verzoek toegezonden wanneer gewaarmerkte afschriften ontoereikend zijn. Deze originelen worden ten spoedigste geretourneerd.
1. Bijstand kan worden geweigerd of van voorwaarden of eisen afhankelijk worden gesteld wanneer een partij van oordeel is dat bijstand op grond van dit protocol:
a. de soevereiniteit zou kunnen aantasten van Servië of van de lidstaat die om bijstand is verzocht; of
b. de openbare orde, veiligheid of andere wezenlijke belangen, met name in de in artikel 10, lid 2, genoemde gevallen, zou kunnen aantasten; of
c. de schending inhoudt van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim.
2. De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen indien deze een lopend onderzoek, een lopende strafvervolging of procedure zou verstoren. In dat geval pleegt de aangezochte autoriteit overleg met de verzoekende autoriteit om na te gaan of bijstand kan worden verleend op door de aangezochte autoriteit te stellen voorwaarden.
3. Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand vraagt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.
4. Indien bijstand wordt geweigerd, dient dit besluit en de redenen ervan terstond aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld.
1. Alle informatie die ter uitvoering van dit protocol in welke vorm dan ook wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter. De verstrekte gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en worden beschermd volgens de wetgeving van de partij die ze heeft ontvangen, dan wel volgens de regelgeving die op de instellingen van de Gemeenschap van toepassing is.
2. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de overeenkomstsluitende partij die deze ontvangt zich ertoe verbindt deze op een wijze te beschermen die ten minste gelijkwaardig is aan de wijze waarop de overeenkomstsluitende partij die deze gegevens verstrekt deze beschermt. Te dien einde stellen de overeenkomstsluitende partijen elkaar in kennis van hun ter zake geldende voorschriften, met inbegrip van, in voorkomend geval, de rechtsvoorschriften van de lidstaten van de Gemeenschap.
3. Het gebruik van op grond van dit protocol verkregen informatie in gerechtelijke en administratieve procedures in verband met overtredingen van de douanewetgeving wordt geacht voor de doeleinden van dit protocol te geschieden. De overeenkomstsluitende partijen kunnen derhalve in hun bewijsvoeringen, verslagen en getuigenissen en bij procedures die bij rechtbanken aanhangig worden gemaakt, gebruik maken van krachtens dit protocol verkregen informatie en geraadpleegde documenten. De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt of inzage heeft gegeven in deze documenten wordt van dergelijk gebruik in kennis gesteld.
4. De verkregen informatie wordt uitsluitend voor de toepassing van dit protocol gebruikt. Indien een van de overeenkomstsluitende partijen deze informatie voor andere doeleinden wenst te gebruiken, dient zij vooraf om de schriftelijke toestemming te verzoeken van de autoriteit die de informatie heeft verstrekt. Voor dit gebruik gelden dan de eventueel door deze autoriteit vastgestelde beperkingen.
Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd, binnen de perken van de hem verleende machtiging, als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of adminis tratieve procedures die betrekking hebben op aangelegenheden waarop dit protocol van toepassing is en daarbij de voor deze procedures noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of voor echt gewaarmerkte afschriften voor te leggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheid de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd.
De overeenkomstsluitende partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van dit protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.
1. Met de tenuitvoerlegging van dit protocol zijn enerzijds de douaneautoriteiten van Servië en anderzijds de bevoegde diensten van de Europese Commissie en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lidstaten belast. Deze autoriteiten stellen alle praktische maatregelen en bepalingen voor de toepassing van dit protocol vast, rekening houdend met de geldende regelgeving, met name op het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen de bevoegde autoriteiten aanbevelingen doen over wijzigingen die naar hun oordeel in dit protocol moeten worden aangebracht.
2. De overeenkomstsluitende partijen raadplegen elkaar en stellen elkaar in kennis van alle uitvoeringsbepalingen die op grond van dit protocol worden vastgesteld.
1. Rekening houdend met de respectieve bevoegdheden van de Gemeenschap en van haar lidstaten, geldt voor de bepalingen van dit protocol dat zij:
a. geen afbreuk doen aan de verplichtingen van de overeenkomstsluitende partijen krachtens andere internationale overeenkomsten of conventies;
b. worden geacht een aanvulling te vormen op overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die zijn gesloten of kunnen worden gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en Servië; en
c. geen gevolgen hebben voor de communautaire bepalingen betreffende de uitwisseling tussen de bevoegde diensten van de Europese Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten van gegevens die op grond van dit protocol zijn verkregen en die van belang kunnen zijn voor de Gemeenschap.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 hebben de bepalingen van dit protocol voorrang op de bepalingen van bilaterale overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lidstaten en Servië zijn of kunnen worden gesloten, indien de bepalingen van laatstgenoemde overeenkomsten met die van dit protocol strijdig zijn.
3. Ten aanzien van vraagstukken in verband met de toepassing van dit protocol plegen de overeenkomstsluitende partijen onderling overleg om deze op te lossen in het kader van het bij artikel 119 van deze overeenkomst ingestelde Stabilisatie- en associatiecomité.
Het doel van dit protocol is geschillen tussen de partijen te vermijden en te beslechten teneinde tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen.
De bepalingen van dit protocol hebben alleen betrekking op mogelijke verschillen in de interpretatie en toepassing van de hierna volgende bepalingen, met inbegrip van die gevallen waar de ene partij van oordeel is dat een maatregel van de andere partij, of het niet-treffen van een maatregel door de andere partij, een inbreuk is op de verplichtingen die voor de andere partij uit deze bepalingen voortvloeien:
a. Titel IV Vrij verkeer van goederen, met uitzondering van artikel 33, 40, 41, leden 1, 4 en 5 (voor zover deze maatregelen betreffen die zijn goedgekeurd krachtens artikel 41, lid 1), en artikel 47;
b. Titel V Vrij verkeer van werknemers, vestiging, dienstverlening, kapitaal:
– Hoofdstuk II Vestiging (artikelen 52 tot en met 56, en 58)
– Hoofdstuk III Dienstverlening (artikelen 59 en 60 en artikel 61, leden 2 en 3)
– Hoofdstuk IV Betalings- en kapitaalverkeer (artikel 62 en artikel 63, behalve lid 3, eerste alinea, tweede zin)
– Hoofdstuk V Algemene bepalingen (artikelen 65 tot en met 71);
c. Titel VI Harmonisatie van wetgeving, rechtshandhaving en mededingingsregels:
– Artikel 75, lid 2 (Intellectuele, industriële en commerciële eigendom) en artikel 76, lid 1, lid 2 (eerste alinea) en de leden 3 tot en met 6 (Overheidsopdrachten).
1. Indien de partijen er niet in slagen hun geschil bij te leggen, kan de klagende partij overeenkomstig de voorwaarden van artikel 130 van deze overeenkomst bij de andere partij en bij het Stabilisatie- en associatiecomité een schriftelijk verzoek tot instelling van een arbitragepanel indienen.
2. De klagende partij geeft in haar verzoek het voorwerp van het geschil aan en eventueel de maatregel van de andere partij, of het niet-treffen van een maatregel, die zij beschouwt als in strijd met de bepalingen van artikel 2.
1. Een arbitragepanel bestaat uit drie scheidsrechters.
2. Binnen 10 dagen na indiening van het verzoek tot instelling van een arbitragepanel bij het Stabilisatie- en associatiecomité overleggen de partijen met elkaar over de samenstelling van het arbitragepanel.
3. Indien de partijen het binnen de termijn als bedoeld in lid 2 niet eens worden over de samenstelling van het arbitragepanel, kan elke van beide partijen de voorzitter van het Stabilisatie- en associatiecomité of diens vertegenwoordiger verzoeken alle drie de leden van het panel door het lot aan te wijzen uit de lijst als bedoeld in artikel 15, namelijk één uit de personen die door de klagende partij werden voorgesteld, één uit de lijst van de partij waartegen de klacht is ingediend, en één uit de scheidsrechters die door de partijen waren geselecteerd om als voorzitter te fungeren.
Indien de partijen het over een of meerdere leden van het arbitragepanel eens zijn, worden de overige leden volgens dezelfde procedure aangewezen.
4. De selectie van de scheidsrechters door de voorzitter van het Stabilisatie- en associatiecomité of diens vertegenwoordiger geschiedt in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van elke partij.
5. De datum van de instelling van het arbitragepanel is de datum waarop de voorzitter van het panel in kennis wordt gesteld van de aanwijzing in onderlinge overeenstemming tussen de partijen van de drie scheidsrechters, of, in voorkomend geval, de datum van hun selectie volgens de procedure van lid 3.
6. Indien een van de partijen van oordeel is dat een scheidsrechter niet voldoet aan de vereisten van de gedragscode als bedoeld in artikel 18, plegen de partijen overleg, vervangen zij in onderlinge overeenstemming de scheidsrechter en wijzen zij overeenkomstig lid 7 een vervanger aan. Indien de partijen het niet eens worden over de noodzaak om een scheidsrechter te vervangen, wordt de kwestie voor de voorzitter van het arbitragepanel gebracht die dan een eindbeslissing treft.
Indien een van de partijen van oordeel is dat de voorzitter van het arbitragepanel niet voldoet aan de gedragscode als bedoeld in artikel 18, wordt de kwestie voor een van de overige leden van de groep scheidsrechters gebracht die waren geselecteerd om als voorzitter te fungeren, waarbij zijn naam door het lot wordt aangewezen door de voorzitter van het Stabilisatie- en associatiecomité of diens vertegenwoordiger, in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van elke partij, tenzij de partijen het anders overeenkomen.
7. Indien een scheidsrechter niet aan de procedure kan deelnemen, zich terugtrekt, of overeenkomstig lid 6 wordt vervangen, wordt binnen vijf dagen een vervanger aangewezen overeenkomstig de selectieprocedures die waren gevolgd om de oorspronkelijke scheidsrechter aan te wijzen. De werkzaamheden van het arbitragepanel worden opgeschort voor de duur van deze procedure.
1. Het arbitragepanel deelt zijn uitspraak aan de partijen en aan het Stabilisatie- en associatiecomité mede binnen 90 dagen na de instelling van het arbitragepanel. Indien het arbitragepanel oordeelt dat deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de voorzitter van het panel de partijen en het Stabilisatie- en associatiecomité hiervan schriftelijk in kennis, met opgave van de redenen voor het uitstel. In geen geval mag de uitspraak later dan 120 dagen na de instelling van het panel plaatsvinden.
2. In dringende gevallen, zoals bij aan bederf onderhevige goederen, spant het arbitragepanel zich in om binnen 45 dagen na de instelling van het panel een uitspraak te doen. In geen geval mag dit langer duren dan 100 dagen na de instelling van het panel. Het arbitragepanel kan binnen 10 dagen na de instelling een voorlopige uitspraak doen over de vraag of het een zaak dringend acht.
3. De uitspraak vermeldt de geconstateerde feiten, de toepasselijkheid van de relevante bepalingen van deze overeenkomst en een fundamentele motivering van alle bevindingen en conclusies. De uitspraak kan aanbevelingen omvatten over de maatregelen die ter uitvoering ervan moeten worden getroffen.
4. De klagende partij kan haar klacht intrekken door schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter van het arbitragepanel, de partij waartegen de klacht is ingediend en het Stabilisatie- en associatiecomité, op elk ogenblik vóór de kennisgeving van de uitspraak aan de partijen en het Stabilisatie- en associatiecomité. Die intrekking doet geen afbreuk aan haar recht om op een later tijdstip een nieuwe klacht betreffende dezelfde kwestie in te dienen.
5. Het arbitragepanel kan te allen tijde op verzoek van beide partijen zijn werkzaamheden voor een periode van ten hoogste 12 maanden opschorten. Indien de periode van 12 maanden wordt overschreden, komt de autoriteit van het arbitragepanel te vervallen; dit doet geen afbreuk aan het recht van de klagende partij om op een later tijdstip betreffende dezelfde kwestie opnieuw om instelling van een panel te verzoeken.
Elke partij neemt alle noodzakelijke maatregelen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven en beide partijen streven ernaar overeen te komen de uitspraak binnen een redelijke termijn na te leven.
1. Uiterlijk 30 dagen na kennisgeving van de uitspraak van het arbitragepanel aan de partijen, stelt de partij waartegen de klacht is ingediend de klagende partij in kennis van de tijd die nodig zal zijn voor naleving (hierna „redelijke termijn” genoemd). De partijen streven ernaar over deze redelijke termijn tot overeenstemming te komen.
2. Indien de partijen het niet eens worden over de redelijke termijn voor naleving van de uitspraak van het arbitragepanel, kan de klagende partij het Stabilisatie- en associatiecomité binnen een termijn van 20 dagen na de kennisgeving als bedoeld in lid 1 verzoeken het oorspronkelijke arbitragepanel opnieuw bijeen te roepen om een de lengte van de redelijke termijn vast te stellen. Het arbitragepanel deelt zijn uitspraak binnen een termijn van 20 dagen na indiening van het verzoek mede.
3. Indien het oorspronkelijke panel, of een of meer van de leden ervan, niet opnieuw bijeen kan komen, zijn de procedures van artikel 4 van dit protocol van toepassing. De termijn waarbinnen het panel zijn uitspraak moet mededelen, blijft 20 dagen na de instelling ervan.
1. De partij waartegen de klacht is ingediend stelt de andere partij en het Stabilisatie- en associatiecomité vóór afloop van de redelijke termijn in kennis van alle maatregelen die zij heeft getroffen tot naleving van de uitspraak van het arbitragepanel.
2. Indien er onenigheid bestaat tussen de partijen over de verenigbaarheid van een maatregel die overeenkomstig lid 1 is medegedeeld, met een van de bepalingen van artikel 2, kan de klagende partij het oorspronkelijke arbitragepanel verzoeken over de zaak uitspraak te doen. In dat verzoek wordt aangegeven waarom de maatregel niet conform deze overeenkomst is. Wanneer het arbitragepanel opnieuw is bijeengeroepen, doet het uitspraak binnen 45 dagen na de datum waarop het opnieuw is ingesteld.
3. Indien het oorspronkelijke arbitragepanel, of een of meer van de leden ervan, niet opnieuw bijeen kan komen, zijn de procedures van artikel 4 van dit protocol van toepassing. De termijn waarbinnen het panel zijn uitspraak moet mededelen, blijft 45 dagen na de instelling ervan.
1. Indien de partij waartegen de klacht is ingediend vóór afloop van de redelijke termijn nalaat kennis te geven van de maatregelen die zijn getroffen tot naleving van de uitspraak van het arbitragepanel, of indien het arbitragepanel oordeelt dat de maatregel waarvan overeenkomstig artikel 8, lid 1, mededeling is gedaan, niet conform is de verplichtingen van de partij krachtens deze overeenkomst, doet de partij waartegen de klacht is ingediend de klagende partij, op haar verzoek, een aanbod van tijdelijke compensatie.
2. Indien binnen 30 dagen na afloop van de redelijke termijn, of na de uitspraak van het arbitragepanel overeenkomstig artikel 8 dat een getroffen maatregel niet conform deze overeenkomst is, geen overeenstemming wordt bereikt over compensatie, heeft de klagende partij, na kennisgeving aan de andere partij en het Stabilisatie- en associatiecomité, het recht om de krachtens de bepalingen van artikel 2 van dit protocol toegekende voordelen op te schorten in overeenstemming met de economische schade die door de inbreuk werd veroorzaakt. De klagende partij kan de opschorting laten ingaan 10 dagen na de datum van kennisgeving, tenzij de partij waartegen de klacht is ingediend overeenkomstig lid 3 om arbitrage heeft verzocht.
3. Indien de partij waartegen de klacht is ingediend van oordeel is dat de mate van opschorting niet evenredig is met de mate van de economische schade die door de inbreuk werd veroorzaakt, kan zij binnen de in lid 2 genoemde termijn van 10 dagen bij de voorzitter van het oorspronkelijke arbitragepanel schriftelijk verzoek indienen tot wederinstelling van het oorspronkelijke arbitragepanel. Het arbitragepanel zal zijn uitspraak betreffende de mate van opschorting van voordelen mededelen aan de partijen en het Stabilisatie- en associatiecomité binnen 30 dagen na indiening van het verzoek. De voordelen worden niet opgeschort tot het arbitragepanel uitspraak heeft gedaan en de opschorting geschiedt overeenkomstig de uitspraak van het arbitragepanel.
4. Opschorting van voordelen is een tijdelijke maatregel en wordt alleen toegepast zolang de maatregel die in strijd was bevonden met deze overeenkomst is ingetrokken of gewijzigd en met deze overeenkomst in overeenstemming gebracht, of tot de partijen overeenkomen het geschil te beslechten.
1. De partij waartegen de klacht is ingediend stelt de andere partij en het Stabilisatie- en associatiecomité in kennis van elke maatregel die zij heeft getroffen tot naleving van de uitspraak van het arbitragepanel en van haar verzoek tot beëindiging van de opschorting van de voordelen door de klagende partij.
2. Indien de partijen binnen 30 dagen na de mededeling niet tot overeenstemming komen over de verenigbaarheid van de medegedeelde maatregel met de overeenkomst, kan de klagende partij de voorzitter van het oorspronkelijke arbitragepanel schriftelijk verzoeken over de zaak uitspraak te doen. Dit verzoek wordt tegelijkertijd medegedeeld aan de andere partij en aan het Stabilisatie- en associatiecomité. Het arbitragepanel deelt zijn uitspraak binnen een termijn van 45 dagen na indiening van het verzoek mede. Indien het arbitragepanel oordeelt dat een maatregel tot naleving niet conform deze overeenkomst is, onderzoekt het arbitragepanel of de klagende partij de opschorting van voordelen in de oorspronkelijke of in verschillende mate mag voortzetten. Indien het arbitragepanel oordeelt dat een maatregel tot naleving conform deze overeenkomst is, wordt de opschorting van voordelen beëindigd.
3. Indien het oorspronkelijke arbitragepanel, of een of meer van de leden ervan, niet opnieuw bijeen kan komen, zijn de procedures van artikel 4 van dit protocol van toepassing. De termijn waarbinnen het panel zijn uitspraak moet mededelen, blijft 45 dagen na de instelling ervan.
De vergaderingen van het arbitragepanel zijn openbaar onder de voorwaarden van het in artikel 18 vermelde reglement van orde, tenzij het arbitragepanel er uit eigen initiatief of op verzoek van de partijen anders over beschikt.
Het panel kan op verzoek van een partij of op eigen initiatief inlichtingen inwinnen bij alle bronnen die het voor de werkzaamheden van het panel passend acht. Het panel heeft tevens het recht deskundigen om advies te vragen indien het dit nuttig acht. Alle op deze manier ingewonnen informatie moet aan beide partijen worden medegedeeld en erover kunnen opmerkingen worden geformuleerd. De belanghebbende partijen zijn gemachtigd bij het arbitragepanel stukken in te dienen als amicus curiae onder de voorwaarden die zijn neergelegd in het reglement van orde als bedoeld in artikel 18.
De arbitragepanels passen toe en interpreteren de bepalingen van deze overeenkomst volgens de gebruikelijke regels voor de interpretatie van internationaal publiekrecht, met inbegrip van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht. Zij geven geen interpretatie van het acquis communautaire. Het feit dat een bepaling inhoudelijk identiek is met een bepaling van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is niet bepalend voor de interpretatie van die bepaling.
1. Alle besluiten van het arbitragepanel, met inbegrip van de vaststelling van de uitspraak, worden getroffen bij meerderheid van stemmen.
2. Alle uitspraken van het arbitragepanel zijn verbindend voor de partijen. Zij worden ter kennis gebracht van de partijen en van het Stabilisatie- en associatiecomité die ze openbaar maakt, tenzij bij consensus wordt besloten dat niet te doen.
1. Het Stabilisatie- en associatiecomité stelt uiterlijk 6 maanden na de inwerkingtreding van dit protocol een lijst van 15 personen op die bereid en geschikt zijn om als scheidsrechter te fungeren. Elke partij kiest 5 personen die als scheidsrechter kunnen optreden. De partijen komen ook 5 personen overeen die als voorzitter van het arbitragepanel kunnen fungeren. Het Stabilisatie- en associatiecomité ziet erop toe dat het aantal personen op de lijst te allen tijde gehandhaafd blijft.
2. De scheidrechters moeten beschikken over gespecialiseerde kennis en ervaring inzake wetgeving, internationale wetgeving, communautaire wetgeving en/of internationale handel. De scheidsrechters dienen onafhankelijk te zijn, op persoonlijke titel op te treden en niet verbonden te zijn aan of instructies aan te nemen van een organisatie of een regering, en zijn verplicht de in artikel 18 genoemde gedragscode na te leven.
Na de eventuele toetreding van Servië tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a. Arbitragepanels die krachtens dit protocol zijn opgericht doen geen uitspraak in geschillen die verband houden met de rechten en verplichtingen van elke partij krachtens de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).
b. Het recht van elke partij om een beroep te doen op de regeling inzake geschillenbeslechting van dit protocol laat elke maatregel in WTO-verband, met inbegrip van een maatregel tot geschillenbeslechting, onverlet. Indien echter een partij in verband met een specifieke maatregel een procedure voor geschillenbeslechting heeft ingeleid, hetzij krachtens artikel 3, lid 1, van dit protocol, hetzij krachtens de WTO-overeenkomst, kan zij in verband met dezelfde maatregel niet nog een procedure voor geschillenbeslechting in het andere forum inleiden, tenzij de eerste procedure is afgesloten. Voor de toepassing van dit lid worden procedures voor geschillenbeslechting krachtens de WTO-overeenkomst geacht te zijn ingeleid door het verzoek van een partij tot vorming van een panel overeenkomstig artikel 6 van het WTO-memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen.
c. Geen enkele bepaling van dit protocol verhindert een partij de opschorting van verplichtingen die is toegestaan door een orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO, ten uitvoer te leggen.
1. Alle in dit protocol vastgestelde termijnen worden gerekend in kalenderdagen vanaf de dag die volgt op de dag waarop het desbetreffende feit plaatsvindt.
2. Alle in dit protocol vermelde termijnen kunnen in overleg tussen de partijen worden verlengd.
3. Alle in dit protocol vermelde termijnen kunnen ook door de voorzitter van het arbitragepanel worden verlengd, op redelijk verzoek van een van de partijen of op eigen initiatief.
1. De Stabilisatie- en associatieraad stelt uiterlijk 6 maanden na de inwerkingtreding van dit protocol het reglement van orde vast voor het verloop van de werkzaamheden van het arbitragepanel.
2. De Stabilisatie- en associatieraad stelt uiterlijk 6 maanden na de inwerkingtreding van dit protocol aanvullend bij het reglement van orde een gedragscode vast om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de scheidsrechters te waarborgen.
3. De Stabilisatie- en associatieraad kan besluiten dit protocol te wijzigen, met uitzondering van artikel 2.
De gevolmachtigden van:
Het Koninkrijk België,
De Republiek Bulgarije,
De Tsjechische Republiek,
Het Koninkrijk Denemarken,
De Bondsrepubliek Duitsland,
De Republiek Estland,
Ierland,
De Helleense Republiek,
Het Koninkrijk Spanje,
De Franse Republiek,
De Italiaanse Republiek,
De Republiek Cyprus,
De Republiek Letland,
De Republiek Litouwen,
Het Groothertogdom Luxemburg,
De Republiek Hongarije,
Malta,
Het Koninkrijk der Nederlanden,
De Republiek Oostenrijk,
De Republiek Polen,
De Portugese Republiek,
Roemenië,
De Republiek Slovenië,
De Slowaakse Republiek,
De Republiek Finland,
Het Koninkrijk Zweden,
Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd, en
De Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
hierna „de Gemeenschap” genoemd, enerzijds, en
de gevolmachtigden van de Republiek Servië,
hierna „Servië” genoemd, anderzijds,
bijeengekomen te Luxemburg op negenentwintig april tweeduizend en acht voor de ondertekening van de Stabilisatie- en associatieovereen komst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Servië, anderzijds, hierna „deze overeenkomst” genoemd, hebben de volgende teksten aangenomen:
deze overeenkomst en de bijlagen I tot en met VII, namelijk:
Bijlage I (artikel 21) – Tariefconcessies van Servië voor industrieproducten uit de Gemeenschap
Bijlage II (artikel 26) – Omschrijving van producten van de categorie „baby beef”
Bijlage III (artikel 27) – Tariefconcessies van Servië voor landbouwproducten uit de Gemeenschap
Bijlage IV (artikel 29) – Tariefconcessies van de Gemeenschap voor visserijproducten uit Servië
Bijlage V (artikel 30) – Tariefconcessies van Servië voor visserijproducten uit de Gemeenschap
Bijlage VI (artikel 52) – Vestiging: „financiële diensten”
Bijlage VII (artikel 75) – Intellectuele-, industriële- en commerciële- eigendomsrechten
en de volgende protocollen:
Protocol 1 (artikel 25) – Handel in bewerkte landbouwproducten
Protocol 2 (artikel 28) – Wijn en gedistilleerde dranken
Protocol 3 (artikel 44) – Definitie van het begrip „producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking
Protocol 4 (artikel 61) – Vervoer over land
Protocol 5 (artikel 73) – Staatssteun voor de ijzer- en staalindustrie
Protocol 6 (artikel 99) – Wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken
Protocol 7 (artikel 129) – Beslechting van geschillen
De gevolmachtigden van de lidstaten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van Servië hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen aangenomen, die aan deze slotakte zijn gehecht:
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 3
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 32
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 75
De gevolmachtigden van Servië hebben kennis genomen van de volgende verklaring die aan deze slotakte is gehecht:
Verklaring van de Gemeenschap en haar lidstaten.
GEDAAN te Luxemburg, de negenentwintigste april tweeduizend acht.
De partijen bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst, de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds, zijn van mening dat de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel overheids- als niet-overheidsactoren, een van de ernstigste bedreigingen van de internationale vrede, stabiliteit en veiligheid vormt, zoals werd bevestigd in resolutie 1540 van de VN-Veiligheidsraad. De non-proliferatie van massavernietigingswapens is daarom van gezamenlijk belang voor de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten en Servië.
De bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor is voor de Europese Unie een essentieel element wanneer zij overweegt een overeenkomst met een derde land te sluiten. Daarom heeft de Raad in november 2003 besloten dat in de nieuwe overeenkomsten met derde landen een non- proliferatieclausule moet worden opgenomen en daarvoor een standaardtekst vastgesteld (zie document 14997/03). Een dergelijke clausule is sindsdien opgenomen in de overeenkomsten van de Europese Unie met bijna honderd landen.
De Europese Unie en de Republiek Servië bekrachtigen als respectabele leden van de internationale gemeenschap hun gehechtheid aan het beginsel van non-proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor en verbinden zich ertoe volledige uitvoering te geven aan hun internationale verplichtingen uit hoofde van internationale instrumenten waarbij zij partij zijn.
In deze geest en overeenkomstig het hierboven beschreven algemene EU-beleid en de verbintenis van Servië met betrekking tot het beginsel van non-proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor zijn de partijen overeengekomen de door de Europese Raad vastgestelde standaardclausule inzake massavernietigingswapens in artikel 3 van deze overeenkomst op te nemen.
Met artikel 32 wordt beoogd toezicht te houden op de handel in producten met een hoog suikergehalte die verder zouden kunnen worden bewerkt, en te voorkomen dat de handel in suiker en producten waarvan de kenmerken niet wezenlijk daarvan verschillen, wordt verstoord.
Bij de toepassing van dit artikel mag de handel in producten bedoeld voor eindconsumptie niet of zo min mogelijk worden verstoord.
De partijen komen overeen dat voor de toepassing van de overeenkomst intellectuele en industriële eigendom met name het volgende omvat: auteursrechten, met inbegrip van de auteursrechten op computerprogramma’s, en naburige rechten, de rechten voor databanken, octrooien en aanvullende beschermingscertificaten, industriële ontwerpen, handelsmerken en dienstmerken, topografieën van geïntegreerde schakelingen, geografische aanduidingen, met inbegrip van oorsprongsbenamingen, en bescherming voor kweekproducten.
De bescherming van commerciële-eigendomsrechten omvat met name bescherming tegen oneerlijke mededinging, zoals bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, en bescherming van niet openbaar gemaakte informatie, zoals bedoeld in artikel 39 van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPs-overeenkomst).
De partijen komen daarnaast overeen dat de mate van bescherming als bedoeld in artikel 75, lid 3, de beschikbaarheid van maatregelen, procedures en rechtsmiddelen omvat als bedoeld in Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten1) .
Overwegende dat de Europese Gemeenschap uitzonderlijke handels maatregelen toekent ten behoeve van de landen die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, met inbegrip van Servië op basis van Verordening (EG) nr. 2007/2000, verklaren de Europese Gemeenschap en haar lidstaten:
– dat bij de toepassing van artikel 35 van deze overeenkomst, de meest gunstige van de eenzijdige autonome handelsmaatregelen van toepassing zijn, in aanvulling op de contractuele handelsconcessies die de Gemeenschap bij deze overeenkomst aanbiedt, zolang Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad van 18 september 2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie2) van toepassing is;
– dat, in het bijzonder, voor de producten die vallen onder de hoofdstukken 7 en 8 van de gecombineerde nomenclatuur, waarvoor het gemeenschappelijk douanetarief voorziet in een ad-valoremdouanerecht en in een specifiek douanerecht, de verlaging ook van toepassing is op het specifieke douanerecht, in afwijking van de desbetreffende bepaling van artikel 26, lid 2.
De Overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Overeenkomst kan worden gebonden.
Kennisgeving van goedkeuring is voorzien in artikel 138 van de Overeenkomst.
Partij |
Onder tekening |
Ratificatie |
Type* |
In werking |
Opzegging |
Buiten werking |
---|---|---|---|---|---|---|
België |
29-04-08 |
|||||
Bulgarije |
29-04-08 |
|||||
Cyprus |
29-04-08 |
|||||
Denemarken |
29-04-08 |
|||||
Duitsland |
29-04-08 |
|||||
EG (Europese Gemeenschap) |
29-04-08 |
|||||
Estland |
29-04-08 |
|||||
Finland |
29-04-08 |
|||||
Frankrijk |
29-04-08 |
|||||
Griekenland |
29-04-08 |
|||||
Hongarije |
29-04-08 |
|||||
Ierland |
29-04-08 |
|||||
Italië |
29-04-08 |
|||||
Letland |
29-04-08 |
|||||
Litouwen |
29-04-08 |
|||||
Luxemburg |
29-04-08 |
|||||
Malta |
29-04-08 |
|||||
Nederlanden, het Koninkrijk der |
29-04-08 |
|||||
– Nederland |
||||||
– Ned. Antillen |
– |
– |
||||
– Aruba |
– |
– |
||||
Oostenrijk |
29-04-08 |
|||||
Polen |
29-04-08 |
|||||
Portugal |
29-04-08 |
|||||
Roemenië |
29-04-08 |
|||||
Servië |
29-04-08 |
|||||
Slovenië |
29-04-08 |
|||||
Slowakije |
29-04-08 |
|||||
Spanje |
29-04-08 |
|||||
Tsjechië |
29-04-08 |
|||||
Verenigd Koninkrijk, het |
29-04-08 |
|||||
Zweden |
29-04-08 |
|||||
* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R= Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebonden heid, NB=Niet bekend |
De bepalingen van de Overeenkomst zullen ingevolge artikel 138 in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop de laatste akte van kennisgeving van goedkeuring is neergelegd, met uitzondering van de bepalingen genoemd in artikel 139 die, ingevolge een op basis van hetzelfde artikel tot stand te komen interimovereenkomst, op een ander moment in werking zullen treden.
Titel |
: |
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; Rome, 25 maart 1957 |
Tekst |
: |
Trb. 1957, 74 (Frans) Trb. 1957, 91 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomeinergie (EURATOM); Rome, 25 maart 1957 |
Tekst |
: |
Trb. 1957, 75 (Frans) Trb. 1957, 92 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende de Europese Unie; Maastricht, 7 februari 1992 |
Tekst |
: |
Trb. 1992, 74 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Handvest van de Verenigde Naties; San Francisco, 26 juni 1945 |
Tekst |
: |
Trb. 1945, 253 (Engels) Trb. 1945, 321 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Resolutie 3 van de VN-Veiligheidsraad (2001); New York, 28 september 2001 |
Tekst |
: |
Trb. 2001, 179 (Engels) |
Titel |
: |
Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandels organisatie; Marrakesh, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels) Trb. 1995, 130 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994; Marrakesh, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels) Trb. 1995, 130 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten; Marrakesh, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels) Trb. 1995, 130 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom; Marrakech, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 325 (Engels) Trb. 1995, 130 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens; Parijs, 10 december 1948 |
Tekst |
: |
Trb. 1969, 99 (Engels en vertaling) |
Titel |
: |
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; Rome, 4 november 1950 |
Tekst |
: |
Trb. 1951, 154 (Frans, Engels en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen; Parijs, 20 oktober 2005 |
Tekst |
: |
Trb. 2007, 89 (Engels en vertaling) |
Titel |
: |
Verdrag betreffende de status van vluchtelingen; Genève, 28 juli 1951 |
Tekst |
: |
Trb. 1951, 131 (Frans en Engels) Trb. 1954, 88 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Protocol betreffende de status van vluchtelingen; New York, 31 januari 1967 |
Tekst |
: |
Trb. 1967, 76 (Frans, Engels en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Statuut van de Raad van Europa; Londen, 5 mei 1949 |
Tekst |
: |
Stb. 1949, 341 (Frans, Engels en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof; Rome, 17 juli 1998 |
Tekst |
: |
Trb. 1999, 13 (Engels en Frans) Trb. 2000, 120 (gecorrigeerde Engelse en Franse tekst en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds; Washington, 27 december 1945 |
Tekst |
: |
Trb. 1946, 278 (Engels) Trb. 1977, 40 (Engels, zoals gewijzigd, en vertaling, zoals gewijzigd) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag nopens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling; Parijs, 14 december 1960 |
Tekst |
: |
Trb. 1961, 42 (Frans en Engels) Trb. 1961, 60 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom van 20 maart 1883, zoals herzien te Brussel op 14 december 1900, te Washington op 2 juni 1911, te ’s-Gravenhage op 6 november 1925, te Londen op 2 juni 1934, te Lissabon op 31 oktober 1958 en te Stockholm op 14 juli 1967 en zoals gewijzigd te Stockholm op 28 september 1979; Stockholm, 14 juli 1967 |
Tekst |
: |
Trb. 1969, 144 (Frans) Trb. 1970, 187 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag inzake Octrooirecht; Genève, 1 juni 2000 |
Tekst |
: |
Trb. 2001, 120 (Frans, Engels en vertaling) |
Titel |
: |
Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen; Brussel, 14 juni 1983 |
Tekst |
: |
Trb. 1985, 108 (Frans, Engels en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Multilaterale Overeenkomst tussen de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek IJsland, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, Servië en Montenegro, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte; Luxemburg, 9 juni 2006 |
Tekst |
: |
Trb. 2006, 196 (Nederlands) |
Titel |
: |
Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR); Genève, 30 september 1957 |
Tekst |
: |
Trb. 1959, 81 (Frans) Trb. 1959, 171 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR); Genève, 1 juli 1970 |
Tekst |
: |
Trb. 1972, 97 (Engels, Frans en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering; Kyoto, 11 december 1997 |
Tekst |
: |
Trb. 1998, 170 (Engels en Frans) Trb. 1999, 110 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht; Wenen, 23 mei 1969 |
Tekst |
: |
Trb. 1972, 51 (Engels en Frans) Trb. 1977, 169 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en Akte, betreffende de voorwaarden voor de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek en de aanpassing van de Verdragen; Lissabon/Madrid, 12 juni 1985 |
Tekst |
: |
Trb. 1985, 135 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
Uitgegeven de zevenentwintigste augustus 2008.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. VERHAGEN
De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Servische taal zijn niet afgedrukt.
De Bijlagen bij de Overeenkomst en bij de Protocollen liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en zijn te vinden op http://eur-lex.europa.eu/nl/index/htm.
Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1352/2007 van de Commissie (PB L 303 van 21.11.2007, blz. 3).
PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
Multilaterale Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Republiek IJsland, de Republiek Servië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte (PB L 285 van 16.10.2006, blz. 3).
Europese Commissie voor normalisatie, Europees Comité voor elektrotechnische normen, Europees Instituut voor telecommunicatienormen, Europese Samenwerking voor accredidatie, Europese Samenwerking in wettelijke metrologie, Europese Organisatie voor wettelijke metrologie.
PB L 179 van 14.07.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
PB L 194 van 31.07.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1300/2007 (PB L 289 van 7.11.2007, blz. 8).
PB L 149 van 14.6.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2061/96 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 277 van 30.10.1996, blz. 1).
PB L 105 van 25.4.1990, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2140/98 van de Commissie (PB L 270 van 7.10.1998, blz. 9).
PB L 160 van 12.6. 1989, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3378/94 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 366 van 31.12.1994, blz. 1).
Zoals vastgesteld in de conclusies van de Raad Algemene Zaken van april 1997 en de mededeling van de Europese Commissie van mei 1999 over het stabilisatie- en associatieproces met de Westelijke Balkan.
Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 is van toepassing op producten niet zijnde landbouwproducten als omschreven in de Overeenkomst tot oprichting van een associatie tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije en producten niet zijnde kool- en staalproducten als omschreven in de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Republiek Turkije betreffende handel in producten die vallen onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.
Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PB L 275 van 20.10.2005, blz. 1).
Deze limieten worden zoals voorzien bijgewerkt in de desbetreffende richtlijnen, overeenkomstig toekomstige herzieningen.
PB L 240 van 23.9.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 530/2007 van de Raad (PB L 125 van 15.5.2007, blz. 1).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2008-153.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.