3 Wet op de vaste boekenprijs

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vaste boekenprijs in verband met de evaluatie van die wet (32641).

De voorzitter:

Ik mis de heer Van der Ham, die als eerste op de sprekerslijst staat. Ik vraag de heer De Liefde om als eerste het woord te voeren.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer De Liefde (VVD):

Voorzitter. Elk kind op de wereld weet dankzij Harry Potter hoe het bij perron 9 3/4 moet komen, maar waarom moet een Nederlands kind daar € 19,50 voor betalen en een Engels kind maar € 11? Het gebruik van het woord "marktwerking" is voor sommige partijen in deze Kamer als vloeken in de kerk en dat zou niet zo moeten zijn. Een woord als "prijsafspraken" zou veel meer weerstand moeten oproepen. Waarin verschilt de boekenmarkt van de telecommarkt of de muziekbranche? Daar zijn wij toch ook tegen prijsafspraken?

De Nederlandse boekenmarkt wordt verstoord door de wet op de onnodig dure boeken. Is de Nederlandse markt nu zoveel beter of gezonder dan de Amerikaanse, waar geen vaste boekenprijs is? Nee, in Nederland werden vorig jaar tien nieuwe titels per 10.000 inwoners uitgebracht. In Amerika, dat geen vaste boekenprijs kent, waren dat er negen. De VVD stelt vandaag, net als in 2004, de vraag of de boekensector gebaat is bij de handhaving van een vaste boekenprijs of bij marktwerking, die wij nu zo node moeten missen. De VVD staat voor een gezond ondernemersklimaat en eerlijke prijzen voor consumenten. Dat bereik je niet met verkapte subsidies en verticale prijsbinding, zoals de Wet op de vaste boekenprijs nu realiseert.

De heer Van der Ham (D66):

Excuses dat ik wat later binnenkwam. Ik zal straks een briefje halen.

Wij hebben het over de vaste boekenprijs voor het Nederlands taalgebied. De heer De Liefde maakt een vergelijking met Amerika, onderdeel van een enorm groot Engels taalgebied. Dat is geen goede vergelijking.

De heer De Liefde (VVD):

Ik heb het gerelateerd aan het aantal inwoners. Ik heb gekeken naar de titels die in het land zelf worden uitgebracht. Ook België, Duitsland en Frankrijk scoren negen, tien of elf nieuwe titels per jaar per 10.000 inwoners. Er is dus niet zo gek veel verschil tussen grote en kleine landen en wel of geen vaste boekenprijs.

De heer Van der Ham (D66):

België is voor een deel Vlaams. Die mensen hebben ook voordeel bij de hoeveelheid boeken die in Nederland uitkomt. Omgekeerd is dat ook het geval. Als het aan de heer Bosma ligt, hoort straks het Zuid-Afrikaans erbij. Ook hartstikke goed, maar de Engelse, Duitse en Franse taalgebieden zijn groot. Ik lees nog wel eens een Engels boek, maar heel veel Amerikanen lezen niet een Nederlands boek in het Nederlands. Dat is toch een groot verschil?

De heer De Liefde (VVD):

Het gaat er uiteindelijk om of een boek in de Nederlandse of Friese taal wordt vertaald of niet. Ik heb begrepen dat er ook aardig wat Nederlandse boeken naar het Engels, Duits, Frans, Italiaans en zelfs Amerikaans worden vertaald. Ik heb geprobeerd een zo neutraal mogelijke vergelijking te maken tussen landen met een vaste boekenprijs en landen zonder een vaste boekenprijs. En daarin zie ik geen noemenswaardig verschil. Waarom hebben wij dan die vaste boekenprijs nodig?

De heer Van der Ham (D66):

De heer De Liefde maakt een vergelijking met landen met een groot taalgebied, namelijk Frankrijk, Duitsland en Amerika. Dat is niet te vergelijken met Nederland. De heer De Liefde zal toch moeten erkennen dat of het nu over boeken of over films gaat, je als Nederlands taalgebied een andere positie hebt dan die gebieden die een veel grotere afzetmarkt hebben? Dus wat dat betreft gaat de vergelijking die hij maakt mank. De heer De Liefde zou veel meer een punt hebben als hij het met andere kleine taalgebieden zou vergelijken. En dan zie je dat het lastiger is.

De heer De Liefde (VVD):

Ik denk dat de redenering van de heer Van der Ham mank gaat. We hebben gewoon gekeken naar het aantal nieuwe uitgaven per 10.000 inwoners van het land waarin die uitgave plaatsvindt. En dat is nagenoeg gelijk.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Wat betreft de vergelijking met kleine taalgebieden heb ik de volgende vraag. Ik heb ook eens even gekeken. In België zijn de afgelopen 30 jaar het aantal boekhandels gedaald van 750 naar 250 en is er nu sprake van een boekhandel op 25.000 inwoners, waar Nederland een boekhandel op 10.000 inwoners heeft. Het CDA denkt toch dat dit te maken heeft met het loslaten van de vaste boekenprijs. Hoe kijkt de VVD daartegen aan?

De heer De Liefde (VVD):

Ik zie geen rechtstreeks verband tussen het aantal boekhandels en de hoeveelheid verkochte boeken in Nederland. Ik ken de situatie in België niet. U hebt zich daarin verdiept. Dus ik hoor graag in uw termijn welke conclusie u daaraan verbindt, maar de vergelijking tussen België en Nederland qua aantal boekhandels per hoofd van de bevolking vind ik minder relevant.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Als de heer De Liefde het heeft over een vergelijking met kleine taalgebieden, is dit daarvan ook onderdeel, maar ik zal er straks zelf op terugkomen.

De heer De Liefde (VVD):

De heer Van der Ham maakte de vergelijking met andere kleine taalgebieden, ik niet.

Voorzitter. De VVD stemde daarom, niet verrassend, in 2004 als enige tegen de Wet op de vaste boekenprijs en de VVD ziet in 2011 nog steeds graag de vaste boekenprijs verdwijnen. Dat komt iedereen ten goede, schrijvers, lezers en zelfs de uitgevers en boekhandels. De cultuurpolitieke doeleinden van een vaste boekenprijs, namelijk een breed geografisch verspreid en pluriform aanbod, zijn niet meer van deze tijd. Dat waren ze in 2004 al niet en nu al helemaal niet. De voorstanders van de wet op de onnodig dure boeken strooien ons zand in de ogen. In de huidige situatie hoeven marktpartijen, als je al over een echte markt kunt spreken, nauwelijks op prijs te concurreren. Boekhandels zouden door de hoge winstmarges meer debutanten in de etalages leggen dan in een vrije markt, zo is het argument. Maar zoals eerder gezegd, landen zonder vaste boekenprijs brengen evenveel nieuwe titels uit.

Het aantal onlineverkopen van boeken groeit nog steeds en dat vinden wij een positieve ontwikkeling die we, net als de uitvinding van de boekdrukkunst, moeten omarmen. Ook toen werd gevreesd voor het lot van het boek. De boekdrukkunst zou nooit het handgeschreven boek kunnen vervangen, was toen het argument. Dat is achteraf reuze meegevallen, weten we nu.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Mooi dat de heer De Liefde zo in het verleden spit en dat hij nadenkt over de boekdrukkunst. Inderdaad, er is een parallel, want we hebben nu ook de e-boeken. Ik kom naar voren omdat de heer De Liefde zo-even zei dat je de stimulans met betrekking tot debutanten ook op een heel andere manier kan vormgeven. Nou is het grote debat in kunst- en cultuurland dat talentontwikkeling ongelofelijk wezenlijk is. Ik zou nu graag van de heer De Liefde willen horen hoe hij dan die jonge, prille schrijvers een steun in de rug wil geven. Ik moet namelijk constateren dat als het gaat om de letteren wij niet bepaald enorm scheutig zijn met subsidies of zo.

De heer De Liefde (VVD):

Dat tekent wel weer het verschil in ideologie tussen de PvdA en de VVD. Subsidies zijn niet de oplossing voor allerlei veronderstelde problemen. Ik kom verderop in mijn betoog nog terug op de debutanten en hoe ik denk dat een andere markt ze zal helpen.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Voorzitter. Daar ben ik dan heel benieuwd naar. Dan spoed ik me waarschijnlijk weer hier naartoe.

De heer De Liefde (VVD):

Wie weet!

Ik wil iedereen hier graag ook herinneren aan de uitspraak van GroenLinks in 2004. Mevrouw Azough zei toen namens GroenLinks in het debat over de Wet op de vaste boekenprijs: ik heb nog nooit iemand ontmoet die via internet een boek heeft gelezen. Dat was in 2004. Ook GroenLinks ziet inmiddels ongetwijfeld in dat internet veel goeds kan betekenen, ook voor het boekenvak. In 2004 sprak de VVD uit, niet bang te zijn voor verschraling van het aanbod. De VVD staat voor een creatief en vrij ondernemersklimaat. In dat licht is er een initiatief dat ik hier niet ongenoemd wil laten. Dat is TenPages.com, een website waar een beginnend auteur publiek zoekt en het publiek de nieuwe aanwinst wel of niet kan steunen. Het is een goed voorbeeld van ondernemerschap en, belangrijker nog, van meegaan met de tijd, van ontwikkeling.

Een ander argument van de voorstanders van de vaste boekenprijs is dat de prijzen omlaag zullen gaan. Daardoor zullen boekhandels failliet gaan en zullen er minder debutanten zijn. Dat is een redenering waar de VVD vraagtekens bij zet. Als de prijs van een boek daalt door onderlinge concurrentie, wordt weliswaar de winstmarge per boek kleiner, maar worden naar alle waarschijnlijkheid meer boeken verkocht. Een boek dat je wel aardig vindt maar dat niet echt hoog op je verlanglijstje staat, neem je makkelijker mee voor € 5 dan voor € 15. Zo simpel is het volgens mij.

Uitgevers, boekhandels en schrijvers kunnen met andere verkoopmanieren ook hun omzet- en winstcijfers halen. De moeilijk verkoopbare producten, de jonge veelbelovende dichters en de onbekende debutant hebben op een vrije markt net zo veel kans om te publiceren als nu. Daar is de VVD van overtuigd. Cultuur en ondernemersklimaat gaan in de praktijk hand in hand. Zoals eerder gezegd, in Nederland werden in 2010 17.500 nieuwe titels uitgegeven. Dat zijn tien titels per 10.000 inwoners. In 2009 waren dat er in Amerika negen. In Engeland waren het er zelfs rond de twintig. Beide landen kennen geen vaste boekenprijs. Dus hoezo leidt een vaste boekenprijs tot meer diversiteit?

Het was wel moeilijk om al deze cijfers boven tafel te krijgen, zeg ik in de richting van de staatssecretaris. Het blijkt dat niet alleen de Nederlandse markt maar ook de internationale boekenmarkt slecht wordt gemonitord. Cijfers van UNESCO zijn niet compleet of actueel en binnen de EU is het een drama om vergelijkingen te maken. Daarom vraag ik aan de staatssecretaris of hij zich kan inzetten voor betrouwbare onafhankelijke cijfers in Nederland en de EU. Mocht hij ooit nog een keertje met de UNESCO spreken, dan kan hij dat bij die gelegenheid wellicht ook bepleiten.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Ik denk dat de heer De Liefde zijn betoog op het punt van de debutanten heeft afgerond. Dat blijft toch wel echt een groot punt van aandacht. Het is ook één van de leidmotieven van deze wet. Uit de evaluatie van de wet en ook uit gesprekken met uitgeverijen blijkt dat juist door deze wet uitgevers veel meer de mogelijkheid hebben om beginnende schrijvers perspectief te bieden. Dat onderschrijven zij allemaal. Hoe kijkt de heer De Liefde daartegen aan?

De heer De Liefde (VVD):

Uit de artikelen die ik in de afgelopen periode heb gelezen, komt een ander beeld naar voren dan mevrouw Klijnsma zojuist schetst. Ik heb het beeld dat boekhandels steeds minder titels inkopen, en van die titels steeds minder exemplaren. Men concentreert zich dus voornamelijk op de gemakkelijk te verkopen boeken. Dat is een ontwikkeling die zich voordoet, ook al hebben we de vaste boekenprijs. Ik zie het beeld dat mevrouw Klijnsma schetst, dus niet zozeer. Ik weet wel dat dat de doelstelling van de wet is, maar de praktijk blijkt wat weerbarstiger. De boekhandels hebben namelijk gelukkig een grote eigen vrijheid om te bepalen welke boeken ze in- en verkopen. Dat hoort ook bij het ondernemen.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Mijn vraag was, hoe de heer De Liefde aankijkt tegen talentontwikkeling. Ik heb het dan over de jonge schrijvers, van wie de uitgeverijen nu nog van zeggen: oké, omdat er een vaste boekenprijs is, kunnen we jullie een kans geven. Dat zeggen de uitgevers klip-en-klaar. Daar wil ik graag een antwoord op horen.

De heer De Liefde (VVD):

Er worden per jaar 17.500 nieuwe titels uitgegeven; dat was althans in 2010 het geval. Dat zijn 48 boeken, 48 nieuwe titels, per dag. Gemiddeld worden van een boek 134 exemplaren verkocht. Dat is niet veel. Dat verdisconteert de kaskrakers én de debutant die wellicht maar een of twee exemplaren verkoopt. Dit is een gemiddelde. Dan moet je je afvragen wat een pluriform aanbod, een van de doelstellingen van de wet, inhoudt. Is 17.500 een ondergrens? Als er 10.000 nieuwe titels zouden zijn, zijn wij dan nog steeds pluriform, of niet? Dat is echt een wezenlijke vraag die ik hier, ook bij de PvdA-fractie en bij de andere fracties, wil neerleggen. Denk goed na over wat wel of niet "pluriform" is. De huidige situatie in stand houden, is wat mij betreft niet de doelstelling van de wet.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Voor mij geldt natuurlijk ook dat je de huidige situatie natuurlijk niet koste wat kost in stand moet willen houden, maar wel datgene wat goed is. Deze wet heeft veel betekend voor mensen die net beginnen en die zo'n steun in de rug heel hard nodig hebben. Ik denk dat wij dat juist zouden moeten willen bewaren. En dan nog iets: de heer De Liefde zegt dat winkels natuurlijk niet al die duizenden boeken inkopen en al die boeken niet op voorraad hebben liggen. Ik weet niet hoe het hem vergaat, maar als ik in een boekwinkel zeg dat ik graag een boek wil bestellen dat de winkel niet op voorraad heeft, heeft die winkel dat boek echt binnen twee dagen in huis. Dat is verder dus geen enkel probleem, maar het gaat erom dat ik die boeken wel kan bekomen. Dat kan dus heel simpel en eenvoudig.

De heer De Liefde (VVD):

Dat klopt. Dan resteert dus de vraag wat je "een pluriform aanbod" vindt. Is 17.500 nieuwe titels, het aantal in het vorige jaar, de ondergrens of niet? De VVD-fractie kijkt daar vermoedelijk anders naar dan de PvdA-fractie. Ja, het is belangrijk dat debutanten een kans krijgen, maar ik wil betogen dat debutanten ook in een vrije markt voldoende kansen krijgen. De huidige verdeling van de opbrengsten van een boek is als volgt: bijna 50% gaat naar de boekhandelaar, 40% gaat naar de uitgever en de schrijver krijgt 10%. Van een boek van € 10 krijgt de schrijver dus € 1. Is dat nou de vaste boekenprijs die u voor ogen hebt om die debutant een kans te geven? Volgens mij kan in een ander type markt ook sprake zijn van een andere verdeling van de opbrengsten, waardoor een schrijver ook nog wat brood kan verdienen aan wat hij schrijft.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Dit is inderdaad "de vijftiende eeuw revisited". Een prille schrijver gaat met zijn leuke, kleine bundeltje ergens op een markt staan en probeert dat te promoten. Hij kan dat overigens niet zelf drukken; het is dus gewoon een uitgeprint geheel. Dat lijkt mij toch ook weer het andere uiterste. Juist met de distributieketen van de boekhandels mogen wij in Nederland ontzettend blij zijn. Die moeten wij toch echt in leven proberen te houden met alles wat in ons is.

De heer De Liefde (VVD):

De gedachte van de PvdA-fractie dat je alleen met een vaste boekenprijs voldoende boekhandels openhoudt, is een naïeve.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Dat zeg ik helemaal niet, want ik begon natuurlijk met de opmerking dat ook e-boeken nu aan de orde zijn. Je zult zien dat dat op enig moment natuurlijk repercussies heeft. Dat is ook goed en dat hoort erbij. Daarom zal ik het amendement steunen dat u later zult indienen, met als doel om de evaluatie sneller gestalte te geven. Dat neemt niet weg dat je nu geen kinderen met het badwater moet weggooien.

De heer De Liefde (VVD):

Dat doen wij geenszins.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Ik constateer dat dit wél aan de orde is.

De heer De Liefde (VVD):

Gelukkig kunnen we in dit huis van mening verschillen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

De VVD-fractie en de GroenLinks-fractie verschillen van mening over de vaste boekenprijs. Op zich is de VVD al jarenlang altijd een consistente tegenstander geweest. Wij delen de in evaluatierapporten aan de orde gestelde zorgen over het feit dat er ondanks de vaste boekenprijs toch sprake is van een afnemend aantal brede boekhandels met een groot assortiment. Je ziet ook dat boekhandels, ondanks de vaste boekenprijs, meegaan in de trend van de bestsellermarkt: meer accent op bestseller, kleinere voorraden in het bredere assortiment. Deelt de VVD die zorg, los van wat ze ermee wil doen? En vindt de VVD het een publieke waarde om te waken over de kwaliteit van die markt, waarvoor ook de politiek zich moet inzetten, los van het hoe? Dus een breed aanbod, kansen voor debutanten en een fijnmazig netwerk van boekhandelaren?

De heer De Liefde (VVD):

De VVD draagt de Nederlandse literatuur een warm hart toe, dus ook debutanten. U constateert terecht dat boekhandels zich anders gedragen dan de Wet op de vaste boekenprijs beoogt. Je kunt je dan de vraag stellen of er geen andere manieren zijn om debutanten ruimte te geven. Ik noemde net de website TenPages.com. Er is "POD", print on demand, "printen op bestelling" in goed Hollands. Nieuwe technieken bieden allerlei nieuwe mogelijkheden. Er zijn nieuwe verkoopkanalen via internet, online mogelijkheden. We staan voor zo veel ontwikkelingen. Het is niet meer van deze tijd om alleen maar vast te houden aan zowel de boekhandel als de vaste boekenprijs en er zo voor te zorgen dat debutanten de ruimte krijgen om te schrijven en te publiceren. Het kan nu op zo veel andere manieren, dat de VVD zegt: gooi die vaste boekenprijs in de prullenbak en geef schrijvers en consumenten de ruimte.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Dat was niet mijn vraag. Ik had het over los van de instrumenten, dus hoe je dit moet bereiken; dat gaat namelijk over een politieke voorkeur, en daarin kun je verschillen. Mag ik constateren dat de VVD deze zorg deelt, dat het een aandachtspunt moet zijn, iets van publieke waarde, dat een taak voor de politiek is weggelegd bij het kijken naar de kwaliteit van de boeken- en lezersmarkt? Dus dat er altijd een breed aanbod moet zijn, goede stimuleringskansen voor debutanten, een aanbod van gespecialiseerde boekhandelaren et cetera? En dat er dus ook voor de VVD ergens een ondergrens ligt, dus dat de politiek de kwaliteit op orde moet brengen als de markt daaronder zakt?

De heer De Liefde (VVD):

Ik denk dat we de rol die u aan de overheid toedicht, vorm en inhoud moeten geven via de fondsen, onder andere het Letterenfonds. Daardoor krijgen debutanten een kans, of mensen die moeilijke of ingewikkelde boeken schrijven, of vertalingen voor hun rekening nemen. Ik vind het ingrijpen in een markt, zoals de Wet op de vaste boekenprijs doet, niet een goed instrument om debutanten een kans te geven.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

We weten hoe de VVD over de boekenprijs denkt. Toch mag ik tot mijn blijdschap constateren dat de VVD vindt dat je altijd moet zorgen voor voldoende stimulansen voor debutanten, zodat een breed aanbod beschikbaar blijft in het Nederlandse taalgebied, ook van beginnende schrijvers.

De heer De Liefde (VVD):

Ja, dat klopt. Maar ik hoor graag in uw termijn wat u een ondergrens vindt. Zijn dat die 17.500 nieuwe titels van vorig jaar, of kunnen het er 10.000 zijn? Waar ligt bij u die ondergrens, wanneer is er volgens u geen sprake van diversiteit of pluriformiteit meer? Ik hoor dat graag van u.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Voorzitter. De heer De Liefde schetst een beetje het beeld van een keurslijf van vaste prijzen, waar het gehele boekenvak in zit. Maar we moeten natuurlijk wel vaststellen dat niet de overheid een prijs voorschrijft; de uitgevers leggen aan de boekhandelaren een prijs op. Kan de VVD niet voldoende vertrouwen hebben in de marketing, kennis en inzicht van uitgevers om een prijs te bepalen voor een nieuw boek, bestaand boek of bestseller? Waarom is het zo verschrikkelijk belangrijk, worden zaken zo veel beter als de prijs niet meer wordt bepaald door de uitgever, die dat in alle vrijheid kan doen, maar door de boekhandelaar, waardoor mogelijk in de regio of in kleinere gebieden, die boeken niet meer voorradig en te koop zullen zijn? Waarom is het zo veel beter om de marketingkennis van de uitgever los te laten en dit helemaal over te laten aan de boekhandelaar?

De heer De Liefde (VVD):

Ik kan de vraag heel flauw terugplaatsen: waarom heeft mevrouw Van der Werf er geen vertrouwen in dat de boekhandelaar een goede prijs tot stand kan brengen samen met de consument? Die vraag is net zo valide. De vaste boekenprijs verstoort op dit moment de marktwerking, die de VVD voor ogen heeft. Een prijs ligt namelijk in ieder geval een halfjaar vast nadat een uitgever hem heeft vastgesteld. Daar kunnen de uitgever, de boekhandelaar en al helemaal de schrijver niets aan veranderen. Pas na een halfjaar mag de prijs omhoog of omlaag. Daarna staat hij weer zes maanden vast. Pas na een jaar kan een boekhandelaar zelf bepalen wat voor prijs hij ervoor vraagt. Nogmaals, de grootste winstmarge zit bij de boekhandel. 50% van de verkoopprijs komt namelijk bij de boekhandel te liggen. Hij mag daar niet mee spelen, zoals een andere winkelier wel met de prijs van een cd, een mobiel abonnement of een stuk taart kan spelen. Mevrouw Van der Werf mag mij uitleggen waarom een boek anders is dan een stuk taart, los van de smaak.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Dat laat ik even zitten. Ik denk dat er wel degelijk sprake is van marktwerking als een uitgever kan bepalen welke prijs hij gaat doorberekenen. Het gaat erom dat, als het aan de boekhandelaar is, deze voor de bijzonder moeilijke keuze komt te staan welke boeken hij wel en welke hij nog niet kan verkopen. Dat was het tweede deel van mijn interruptie net. Dat kan niet zozeer leiden tot verschraling van de diversiteit in het verschijnen van nieuwe titels, als wel tot verschraling van diversiteit en pluriformiteit in boekhandels waar minder publiek is, dus buiten de Randstad.

De heer De Liefde (VVD):

Ik denk dat uitgevers ook in een vrije markt redelijke bedragen zullen berekenen voor een titel. De CDA-fractie wekt de suggestie dat uitgevers niet meer de baas zijn. Natuurlijk stelt de uitgever uiteindelijk de prijs, maar wij ontnemen de boekhandelaar nu de mogelijkheid om binnen zijn eigen marge met de prijs te fluctueren. De VVD vindt dat onterecht.

Voorzitter. Schrijver Jeroen Brouwers schreef in 2009 iets interessants over pluriformiteit en diversiteit. Afgelopen zaterdag stond dat ook in het Volkskrant magazine. Ik citeer: Dit is verklaarbaar doordat al die gokkende uitgevers de jongste decennia zoveel onrijpe debutanten hebben opgediend, de ene nog talentlozer, beloftelozer, nietszeggender dan de andere, dat in de dikke, meurende soep die is ontstaan de smaak van het eventueel goede zich niet meer in de prut onderscheidt en de recensent geen zin heeft om weer te kotsen. Einde citaat. Zo kan ik er nog wel een aantal oplepelen, mocht daar behoefte aan zijn. Ik wil echter aangeven dat er ook heel veel schrijvers constateren dat de huidige hoeveelheid debutanten dusdanig is dat zij, niet de VVD dus, maar een aanzienlijk aantal schrijvers, zeggen dat het er wel erg veel zijn. Daarom stel ik weer de vraag, ook aan mijn collega's: wat is pluriformiteit? Is dat de 17.500, of is 10.000 genoeg? Met andere woorden: kunnen we het niet veel beter aan de markt overlaten dan dat we hier van bovenaf een soort norm neer te leggen?

De heer Van der Ham (D66):

Als een uitgever een nieuwe debutant – een debutant is altijd nieuw – de kans geeft om een werkje te schrijven, misschien te vroeg wil oogsten en er dan inderdaad maar 130, 10 of 5 boeken verkocht worden, dan krijgt deze debutant waarschijnlijk geen tweede kans. Dat zien we gebeuren. Heel veel mensen zijn wel in staat om één boek te schrijven, maar een tweede boek is een stuk lastiger. Met andere woorden, er zijn binnen de literatuurmarkt allerlei eendagsvliegen, maar dat is in heel veel sectoren zo, niet alleen in het bedrijfsleven, maar ook in de kunsten en de literatuur. Ik zie dus het probleem van de heer De Liefde niet. Dat er succesvolle auteurs zijn die het te veel vinden of vinden dat uitgevers wat strenger moeten zijn, mag natuurlijk. Dat is echter ook iets wat de vrije markt bepaalt. Een uitgever die van tevoren al ziet dat een debutant weinig gaat verkopen, zal minder kans maken dan anders. Ik zie ook dat sommige schrijvers een kans krijgen die in een ander systeem misschien geen kans zouden hebben gekregen en uiteindelijk wel fantastische schrijvers of heel commercieel succesvol blijken te zijn. Ik hoop dat de heer De Liefde ziet dat je dus niet alles van tevoren kunt voorspellen, maar dat mensen die falend debutant zijn waarschijnlijk geen tweede kans krijgen.

De heer De Liefde (VVD):

Dat blijft afwachten. Wellicht is hun tweede product een stuk beter dan het eerste. De heer Van der Ham gokt en doet aannames, zoals ik er ook een aantal doe. Ik stel daar wel tegenover dat een debutant die van zijn eerste titel niet zo veel boeken verkoopt, wellicht meer exemplaren zou verkopen als er met de prijs gedifferentieerd kon worden. Maar dat kan niet in het eerste halfjaar. Om die schrijver een kans te geven om meer exemplaren te verkopen zodat meer mensen zijn boek kunnen lezen, zou D66 dus juist voor het afschaffen van de vaste boekenprijs moeten zijn. Hoe meer exemplaren, hoe groter immers de kans dat een debutant wel slaagt.

De voorzitter:

Ik heb de discussie nu een beetje vrij laten gaan, in het kader van dit onderwerp, maar u hebt afgelopen dinsdag ingestemd met een agenda die voorziet in een debat van ongeveer twee uur en we zijn nu al een halfuur bezig. U moet nu dus echt enig tempo maken.

De heer Van der Ham (D66):

Ik kan mijn vraag heel kort stellen, voorzitter. De heer De Liefde heeft er gelijk in dat een tweede boek van een falende debutant soms heel goed en waardevol kan zijn, maar het is dan aan de uitgever om te bepalen of zo iemand een tweede kans krijgt. Of iemand gaat zelf uitgeven; de heer De Liefde wijst daar terecht op. De heer De Liefde gokt dus ook maar met getallen en met aannames. In de praktijk zien we dat debutanten in Nederland in ieder geval kansen krijgen, en soms ook tweede kansen, die ze in andere landen misschien minder makkelijk krijgen.

De heer De Liefde (VVD):

D66 zou op basis van deze redenering ook moeten concluderen dat we het inderdaad veel beter aan de uitgever, de boekhandel en de schrijver kunnen overlaten en dus de vaste boekenprijs kunnen afschaffen. Dan hebben we dit soort discussies niet.

Het wetenschappelijke boek was bij de behandeling van dit wetsvoorstel in 2004 al onderwerp van discussie omdat meerdere partijen in deze Kamer dit type boek, net als de schoolboeken, niet onder de vaste boekenprijs wilden laten vallen. Uiteindelijk werden er geen amendementen ingediend en werd ingestemd met deze wet. Voor de VVD-fractie is dit echter nog steeds een belangrijk punt. Ik verwijs even naar een citaat van de initiatiefnemers hierover. "Boeken die in het hbo en wo worden gebruikt, vallen buiten de definitie van het schoolboek omdat deze onderwijssoorten niet in de definitie zijn opgenomen." Dat is een van de beste cirkelredeneringen die ik in jaren ben tegengekomen. Het wetenschappelijke boek is gewoon hetzelfde als het schoolboek; dat concludeert de VVD-fractie. Op dit moment zijn de meeste studenten, net als scholieren, verplicht om boeken voor hun studie te kopen die de docent of de hoogleraar heeft voorgeschreven. Vaak zijn dat ook nog eens boeken die de docent zelf heeft geschreven trouwens. De VVD-fractie heeft daarom samen met de ChristenUnie-fractie een amendement ingediend om het wetenschappelijke boek niet meer onder de vaste boekenprijs te laten vallen en gelijk te schakelen met het schoolboek. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris op dit amendement.

De elektronische boeken zitten in de lift. In 2010 werden er 352.000 verkocht. Dit jaar haalde men dat aantal al in de eerste zes maanden. En dat zonder een vaste prijs. Ik ben daarom blij dat de staatssecretaris heeft besloten om de e-boeken buiten de werking van de Wet op de vaste boekenprijs te houden.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik kom nog even terug op de wetenschappelijke boeken. Ik heb het amendement met belangstelling bekeken. Ik vraag me echter af of de VVD niet te veel voor de troepen uitloopt. Het roept namelijk nogal veel vragen op die eerst beantwoord zullen moeten worden. Hoe definieer je bijvoorbeeld het wetenschappelijke boek? Vallen populairwetenschappelijke boeken daar ook onder? Hoe ga je om met het feit dat schoolboeken maar één keer per jaar worden gekocht, terwijl wetenschappelijke boeken op verschillende momenten door verschillende curricula altijd op voorraad moeten zijn in de boekhandels? Zouden we niet eerst op dat soort vragen een intelligent antwoord moeten hebben, voordat je voor de troepen kunt uithollen en kunt zeggen dat het wetenschappelijke boek de vrije markt op moet?

De heer De Liefde (VVD):

Het wetenschappelijke boek heeft nagenoeg dezelfde kenmerken als het schoolboek, maar wordt door andere personen gebruikt, namelijk studenten in plaats van scholieren. Het wetenschappelijke boek wordt veelal ook voorgeschreven: je hebt geen vrije keuze welk boek je voor een bepaald vak koopt. Afhankelijk van je studie heb je vier tot zes blokken per jaar. Van de meeste wetenschappelijke boeken wordt vaak tussen uitgevers, docenten en universiteiten vastgesteld welke titels er gebuikt gaan worden voor een bepaald vak. Een uitgever kan vrij ver van tevoren zien aankomen hoeveel exemplaren van een bepaalde titel hij moet produceren. Dat geldt ook voor een boekhandel. Op basis van historische cijfers is goed in te schatten hoeveel studenten aan bepaald vak volgen en welke docent welke boeken heeft voorgeschreven. Voor de boekhandel en de uitgever zijn er nagenoeg geen risico's. Dat is vergelijkbaar met het schoolboek. Daarmee worden ook geen risico's gelopen door een boekhandel of een uitgever.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Alle fracties kregen een interessante mail van de heer Nijpels waarin stond dat we de enkeling die roept dat je het wetenschappelijke boek de vrije markt op moet gooien, vooral moet proberen tegen te houden. Voor deze ene keer voldoe ik graag aan die oproep van de heer Nijpels. Ik constateer dat de heer De Liefde geen antwoord weet te geven op de moeilijke vraag die hij zelf opwerpt, namelijk waar de grens ligt van de definitie van het wetenschappelijke boek. Valt het populaire doe-het-zelfpsychologieboek daar ook onder? Wat doe je met het probleem dat het wetenschappelijke boek het hele jaar door moet worden aangeboden? Bij voorgeschreven boeken kun je weliswaar redelijk uitrekenen wat de afname zal zijn, maar de winst erop is nodig om het brede assortiment niet voorgeschreven wetenschappelijke boeken op peil te houden.

De heer De Liefde (VVD):

De vraag over het hele jaar door heb ik volgens mij helder beantwoord. Het is heel anders dan het algemene boek. Er zijn vaste momenten en er is een beperkt aantal locaties waar studenten aanwezig zijn om die boeken af te nemen. Dat hangt af van de trimesters of semesters, welk systeem men ook hanteert. De docent bepaalt ver vooruit welke boeken worden voorgeschreven en daar kunnen uitgevers en boekhandels op inspelen. De definitie is wat mij betreft dezelfde als die van het schoolboek. Die is vrij helder geformuleerd in de wet.

Juist doordat er maar 1,7 miljoen exemplaren van wetenschappelijke boeken, in Nederland worden verkocht versus 45 miljoen algemene boeken, blijft er nog maar een heel beperkt aantal boeken over waar mevrouw Peters zich druk om maakt. Bovendien is van die 1,7 miljoen verreweg het meeste geïmporteerd en dus in een andere taal geschreven. Daar heeft de wet geen betrekking op. Er is naar mijn mening dan ook geen enkele reden om het wetenschappelijke boek anders te behandelen dan het schoolboek.

De voorzitter:

U vervolgt nu uw betoog.

De heer De Liefde (VVD):

Behalve het amendement over het wetenschappelijke boek heb ik nog een aantal verbeteringen aangebracht in de wet op de onnodig dure boeken. De periode waarin de vaste prijs geldt, kan wat ons betreft worden ingekort. Daarmee sluiten wij beter aan op de huidige praktijk. Uit navraag bij diverse uitgevers en boekhandels blijkt namelijk dat verreweg de meeste exemplaren van een nieuwe titel in de eerste twee maanden na het uitkomen worden verkocht. Daarna dalen de verkoopcijfers vrij drastisch. Dan is het onzin om pas na zes maanden de prijs te kunnen aanpassen. Wat de VVD betreft, kan dat al na drie maanden.

In de wet is ook een evaluatie opgenomen, een voorwaarde die destijds mede op verzoek van de VVD in de wet werd opgenomen. Gezien de elkaar snel opvolgende veranderingen en ontwikkelingen in de boekensector, bijvoorbeeld door de toename van het gebruik van internet, de verkoop via internetwinkels en de opkomst van het e-boek, stellen wij voor, de evaluatietermijn van vijf naar drie jaar te verkorten. Ik heb samen met het CDA, D66 en GroenLinks een amendement ingediend om dit te regelen. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris hierop.

Ik spreek de wens uit dat deze wet op de onnodig dure boeken ten grave wordt gedragen. De VVD heeft er vertrouwen in dat het rijke aanbod aan literatuur ook zonder een vaste boekenprijs in stand blijft. Schrijvers en lezers verdienen beter. Ze verdienen een Nederland zonder een Wet op de vaste boekenprijs.

De voorzitter:

Ik zie diverse leden die nog willen interrumperen. U hebt allemaal twee keer geïnterrumpeerd en dat vind ik mooi voor deze eerste bijdrage. U hebt ook nog een tweede termijn. Dat is een goed gebruik, maar het hoeft niet.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. In 2004 verdedigde mijn oud-collega Dittrich een wetsvoorstel over de vaste boekenprijs, samen met mevrouw Halsema van GroenLinks en mevrouw Van Nieuwenhoven van de PvdA. Zij zorgden voor een wet die een belangrijke cultuurvorm – de literatuur – voorzag van een steuntje in de rug, zonder subsidie maar door de markt een prijsinstrument te geven, waardoor de markt zichzelf helpt om diversiteit te vormen. De Wet op de vaste boekenprijs is per 1 januari 2005 van kracht geworden en destijds is afgesproken de wet na vijf jaar te evalueren. Naar aanleiding van die evaluatie staan wij hier. Maar waar staan wij dan?

Dat lezen belangrijk is en dat literatuur belangrijk is, daarvan hoeven wij elkaar niet te overtuigen. Het is niet alleen voor kinderen belangrijk, maar ook voor volwassenen. De tijd die wordt besteed aan lezen, neemt wel steeds verder af – van 6,3 uur per week in 1990 naar 4,9 uur per week in 2005 en dat is zorgelijk – maar voor het boek is er goed nieuws. De tijd die wordt besteed aan het lezen van boeken neemt de laatste jaren juist toe. Dat lijkt een autonome trend, dus onafhankelijk van de invoering van de vaste boekenprijs. Die trend is dus niet benadeeld.

Destijds is een aantal doelstellingen geformuleerd. Zo moest er een fijnmazig netwerk van kwalitatief brede boekhandels blijven bestaan en natuurlijk ook een divers aanbod. Vooral dat laatste vinden wij belangrijk. Het gaat erom dat er een rijkdom is aan diversiteit in de literatuur en aan allerlei andere boeken in Nederland. Juist omdat het Nederlandse taalgebied klein is, staat dat meer onder druk dan bijvoorbeeld in het Engelse, Franse of Duitse taalgebied. De overheid heeft er dus wel degelijk zorg voor te dragen dat dit op een goede manier wordt vormgegeven. Uit de kwantitatieve analyse van APE blijkt dat het marktaandeel van boekhandels toeneemt ten koste van boekenclubs en warenhuizen. De daling van het marktaandeel van boekenclubs en warenhuizen was al ingezet in 2005 en is dus niet volledig toe te schrijven aan de Wet op de vaste boekenprijs. Ik wijs er wel op dat die wet materieel al in 2005 gold. Het is juridisch vastgelegd in 2005 met de wet van de leden Dittrich c.s., maar daarvoor was hij eigenlijk al in werking.

Daarnaast is de verkoop via internet de afgelopen jaren toegenomen en dat staat ook los van de invoering van de vaste boekenprijs. Het onderzoek van APE concludeert dat de pluriformiteit van het aanbod in stand is gebleven na de invoering van de wet en dat het totale titelaanbod zelfs licht stijgt. Dat is goed nieuws, los van het feit dat je je kunt afvragen of er niet te veel in de boekhandel ligt.

Het aantal fysieke boekhandels is stabiel, rond de 1500, maar is natuurlijk niet gelijk verdeeld over het land. Een aantal gemeenten heeft helemaal geen boekhandel. Het aantal ruim gesorteerde boekhandels neemt af en ontstaan dus steeds meer witte vlekken in Nederland.

In de evaluatie wordt ook gesproken over de wetenschappelijke boeken. Mijn oud-fractiegenote mevrouw Lambrechts heeft in 2004 bij de behandeling van de wet gevraagd, of het niet verstandig was om die boeken uit de werkingskracht van de Wet op vaste boekenprijs te halen net zoals de schoolboeken. Uiteindelijk heeft zij het amendement dat zij aangekondigd had, niet ingediend omdat de indieners van het wetsvoorstel haar ervan overtuigd hebben dat dit geen positieve bijdrage zou leveren.

Uit de evaluatie komt opnieuw geen helder beeld naar voren. Het aantal boekhandels dat wetenschappelijke boeken verkoopt, daalt licht. De daling is het grootst bij bètaboeken. Door de lagere marges is het voor boekhandelaren minder interessant om wetenschappelijke boeken te verkopen. Daarnaast hebben internetwinkels bij wetenschappelijke boeken marktaandeel gewonnen op de fysieke boekhandel. Het is de vraag hoe erg dat is, maar het onderzoek waarschuwt er wel voor dat door de uitsluiting van het wetenschappelijk boek van de vaste boekenprijs, deze boeken waarschijnlijk volledig uit de boekhandel zullen verdwijnen. Wij vinden dat niet gewenst voor het in stand houden van dit soort boekhandels. Het amendement van de heer De Liefde om wetenschappelijke boeken uit te zonderen, steunen wij vooralsnog niet. Ik zeg inderdaad vooralsnog. Wij hebben er destijds over getwijfeld. Wij zijn wel gevoelig voor een aantal argumenten, maar op dit moment neigen wij ertoe om dat niet te doen.

De heer De Liefde (VVD):

Ik proef ruimte in de bewoordingen van de heer Van der Ham. Is het hem bekend dat van de 1,7 mln. wetenschappelijke boeken verreweg de meeste al niet onder deze wet vallen? Slechts een zeer beperkt deel valt er wel onder. De ontwikkelingen bij de gespecialiseerde boekhandels staan daar eigenlijk los van.

De heer Van der Ham (D66):

Wij hebben die cijfers ook gezien. Terecht is destijds afgesproken dat er na vijf jaar een evaluatie zou plaatsvinden. Die evaluatie is er nu en geeft ons een aantal adviezen. Op basis van die adviezen handel ik. De markt is immers niet helemaal transparant en daarom heeft de evaluatie plaatsgevonden. Daaruit blijkt dat het niet verstandig is om te doen zoals de heer De Liefde hier bepleit. Ik baseer mij op de evaluatie.

De heer De Liefde (VVD):

Ik hoop dat de heer Van der Ham zijn vraag aan de staatssecretaris zo formuleert dat de staatssecretaris helderheid kan geven over de risico's die de heer Van der Ham voorziet. Ik ben wat optimistischer dan hij.

De heer Van der Ham (D66):

Met veel liefde heb ik het amendement gesteund om de evaluatie te vervroegen van vijf naar drie jaar, juist om dit soort ontwikkelingen te kunnen meenemen. Ik sluit niet uit dat wij over een paar jaar anders erover denken en dat de evaluatie ook iets anders uitwijst.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van der Ham (D66):

Een van de doelstellingen was een fijnmazig netwerk van breed gesorteerde boekhandels. Wij zien echter toch veel boekhandels omvallen. Dat heeft natuurlijk te maken met internetverkoop, maar ook met de economische crisis. Uit onderzoek van BVO blijkt dat het rendement van veel boekhandels te laag is en dat de vaste boekenprijs nog steeds een belangrijke voorwaarde is om te overleven. Ondanks de vaste boekenprijs lijkt het erop dat het aanbod van de boekhandels versmalt. Dat wordt nu verder onderzocht. Kan de staatssecretaris in dit kader iets zeggen over de marktontwikkelingen en met welke andere factoren dan internetverkoop en de economische crisis wij rekening moeten houden? Kan hij ook ingaan op mijn bezorgdheid over het groter wordend aantal witte vlekken in Nederland? We hebben het in deze Kamer vaak over de bibliotheken. Dat is een andere verantwoordelijkheid. De staatssecretaris is natuurlijk niet verantwoordelijk voor ondernemers, maar ik kan me voorstellen dat hij die markt met interesse volgt.

Het afschaffen van het exclusieve handelsverkeer waardoor aan branchevreemde kanalen boeken met handelskortingen mogen worden verkocht, heeft niet geleid tot extra verkopen. Er lijkt vooral sprake te zijn van substitutie tussen internetwinkels en boekenclubs. Daarnaast heeft de vaste boekenprijs niet gezorgd voor meer prijsopheffingen. Onder de wet mogen boekhandelaren al na één jaar, in plaats van na twee jaar, de vaste boekenprijs opheffen. In de evaluatie wordt gesteld dat de Wet op de vaste boekenprijs heeft bijgedragen aan de realisatie van de cultuurpolitieke doelstellingen van een pluriform boekenaanbod en een bredere beschikbaarheid van algemene boeken. De invoering van de wet heeft echter niet geleid tot grote veranderingen in de boekensector. Nogmaals, dit is niet verbazingwekkend, want uiteindelijk is dit een codificering van wat er al aan de hand was.

De heer De Liefde had het over de pluriformiteit. Het is inderdaad zo dat 1% van de verkrijgbare titels zorgt voor 80% tot 90% van de omzet. Je zou kunnen zeggen dat de sterkste schouders de lasten dragen. Die zorgen ervoor dat er marges zijn, ook bij uitgevers, om meer risico's te nemen. Dat zien we natuurlijk in het bedrijfsleven, maar ook in de cultuursector wel vaker gebeuren. Als je een aantal mooie voorstellingen maakt waar veel publiek op af zal komen, kun je je ook permitteren af en toe wat experimenteler te zijn. Ik vind die interne verantwoordelijkheid heel belangrijk. Ik ga me niet mengen in de vraag of 17.000 boeken te veel is of 10.000 boeken te weinig. Dat is niet aan mij. Ik wil vooral dat de markt pluriform is. Als mensen iets bedenken en maken, wil ik dat er een kans is dat het kan worden uitgegeven en dat ze een platform kunnen krijgen. Dat kan betekenen dat er een keer een enorme waslijst is van boeken die nauwelijks worden gelezen. Een slimme uitgever zal een aantal van die boeken de volgende keer niet meer uitgeven, omdat er niet eens een kleine markt voor is.

De voorzitter:

Mijnheer De Liefde, dit is uw laatste interruptie bij de heer Van der Ham.

De heer De Liefde (VVD):

Dat klopt. De heer Van der Ham zegt terecht dat hij zich niet wil bemoeien met die markt. Ik proef echter uit zijn woorden dat hij de vaste boekenprijs wel als een noodzakelijk instrument ziet om de markt te laten functioneren. Als hij zoveel vertrouwen heeft in uitgevers, boekhandelaars en schrijvers, waarom laat hij hen dat niet zelf uitzoeken? Waar bemoeit de heer Van der Ham zich mee?

De heer Van der Ham (D66):

Deze actoren die u noemt, hebben belang bij dit wetsvoorstel. Dat zeggen ze zelf ook. Het wetsvoorstel dat in 2005 is aangenomen, helpt hen om hun verantwoordelijkheid te nemen. Er zijn iets meer marges, waardoor ze risico's kunnen nemen. Wij willen hun daar graag bij van dienst zijn. De heer Dittrich heeft daar samen met mevrouw Halsema en mevrouw Van Nieuwenhoven een bedding voor gegeven.

De heer De Liefde (VVD):

Deze situatie is al zo sinds 1923. De uitgevers weten dus nu helemaal niet wat ze op een andere manier in een vrije markt kunnen doen. Dan verbaast het mij dat D66, een partij die zichzelf hervormingsgezind noemt, zo'n conservatief wetsvoorstel steunt. Dat stelt me eigenlijk een klein beetje teleur, mijnheer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

Ik zou u bijna een taartje willen aanbieden, of een boek. Het maakt u niets uit, heb ik begrepen. Wij zijn voor innovatie. Wij denken dat innovatie wordt geholpen door het organiseren van hoekjes in de wetenschap, in de kunsten en in de literatuur, waarin die innovatie zich kan ontwikkelen. Daar heb je soms dit soort marktordeningen voor nodig. Dat is niet op alle vlakken nodig en we blijven ook kritisch op dit wetsvoorstel. We blijven kritisch volgen of het nog wel het effect heeft dat we er ooit mee wilden bereiken. We zullen dus over drie jaar weer bekijken hoe we er voor staan en welke ontwikkelingen er zijn. Ik zal daar zo op terugkomen. Het is inderdaad zo dat Nederland dit al heel lang zo doet. In 2005 is het juridisch vastgelegd. Ik denk dat het ook iets te maken heeft met het feit dat wij een klein taalgebied hebben. Wij hebben een kwetsbare taal die we moeten proberen te beschermen. Als we dat zonder subsidie kunnen doen, waarbij we de markt instrumenten geven om zijn eigen verantwoordelijkheid te kunnen nemen, vind ik dat prachtig. Dat zou de VVD moeten aanspreken. Geen drupje subsidie! In de evaluatie staat ook een aantal andere kritische kanttekeningen, bijvoorbeeld over de werking van het Centraal Boekhuis en het Centraal Depot. Gesteld wordt dat men niet efficiënt werkt. Men is meer gaan doen voor de uitgevers en minder voor de boekhandels. Wat kan de staatssecretaris doen om een efficiëntere werking te bevorderen?

De staatssecretaris heeft naar aanleiding van de evaluatie een aantal inhoudelijke wijzigingen op de wet voorgesteld, zoals de herinvoering van de werknemerskorting en het afschaffen van de vaste prijzen voor uit het buitenland geïmporteerde bladmuziekuitgaven. Daarnaast breidt het voorstel de werking van de wet uit naar in het buitenland gevestigde verkopers bij de verkoop van boeken of muziekuitgaven. Wij steunen al deze voorstellen van harte.

Ten slotte, de markt is zeer in ontwikkeling. We hebben internet, e-boeken en steeds meer schrijvers geven hun werk zelf uit. Ook de heer De Liefde gebruikte het voorbeeld van het pitchen van een boek om vervolgens te kijken of daarvoor een uitgever te vinden is. Wij vinden deze ontwikkelingen allemaal zeer interessant. Ook vinden wij de hoeveelheid boekhandels in Nederlands belangrijk, maar de politiek heeft daarover uiteindelijk niets te zeggen. De politiek heeft wel een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om de diversiteit. Het is van belang dat er in Nederland een divers aanbod is en dat er sprake is van innovatie. De belangrijkste doelstelling van de politiek moet zijn dat daarvoor de juiste bedding is. Welke ontwikkelingen ziet de staatssecretaris op dat punt? Welke uitdagingen ziet hij voor de sector en welke ontwikkelingen in de markt kunnen eraan bijdragen om de diversiteit ook in de toekomst te garanderen? Wij hebben om die reden ook het amendement van de heer De Liefde gesteund dat stelt dat er eerder geëvalueerd moet worden om dergelijke ontwikkelingen eerder in het vizier te krijgen en de wet daarop indien nodig te kunnen aanpassen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vind het altijd een persoonlijk genoegen om tussen de drukke Kamerdagen door een uurtje te kunnen rondsnuffelen in de boekhandel 100 meter hier vandaan. Het aanbod daar is breed, het personeel is goed geïnformeerd en ik word altijd een beetje hebberig van de boeken die op de tafel liggen rondom het boek dat ik zoek. Mijn leeshonger is altijd groter dan mijn al bekende nieuwsgierigheid. Ik kan me eerlijk gezegd ook geen Nederlands of Europees stadsleven voorstellen zonder toegankelijke, breed bevoorrade boekwinkels. In Nederland en in veel Europese steden hebben we die nu nog wel, maar in Amerika is een andere trend te zien. Zo is in een stad als New York de boekwinkel op de hoek of bij het station allang verdwenen. In de hele stad zijn nog maar een of twee grote boekzaken.

Vandaag hebben we het over de wijzigingen in de Wet op de vaste boekenprijs. De GroenLinks-fractie ondersteunt het ideaal dat nog steeds uit die wet spreekt, namelijk het waarborgen van een groot en gevarieerd aanbod van boeken en het zorg dragen voor een ruim netwerk en breed bevoorrade boekzaken. Volgens mijn fractie helpt het, in het bijzonder voor kleine taalgebieden zoals het Nederlandse en het Friese, om de vaste boekenprijs voor deze doeleinden te behouden. De boekenmarkt van vandaag is niet meer dezelfde als die van vijf jaar geleden. Een groot deel van de verkoop loopt niet meer via de fysieke boekhandels, maar via het internet. Steeds meer mensen hebben een iPad of een e-reader. Aan de vooravond van verdere en nog grotere veranderingen in de Nederlandse boekenmarkt, is het belangrijk om te benadrukken dat wij de bestaande instituten en instrumenten niet per se in de lucht willen houden. Deze wet is voor ons niet heilig, maar wij blijven het doel steunen, te weten een breed en verscheiden aanbod aan boeken, goede kansen voor debutanten en bijzondere boeken. Het instrument van de vaste boekenprijs vinden wij daarvoor nog een nuttig instrument. Het wetsvoorstel lijkt aan deze doelen bij te dragen. De minister geeft dat in de brief ook aan. Wel hebben we er nog wat vragen over. Zo is het aantal boekhandels weliswaar gelijk gebleven, maar is het aantal boekhandels dat 2.000 of meer titels afneemt in een periode van acht jaar toch met twee derde gedaald. Op deze manier draagt het wetsvoorstel minder bij aan dat brede aanbod dan gehoopt. Is de staatssecretaris dat met mij eens? Kan hij een inschatting maken in hoeverre de Wet op de vaste boekenprijs ertoe dient om de trend te dempen en wij blij mogen zijn met wat wij nog hebben dankzij die wet? Of moet je concluderen dat er ondanks de mogelijkheid om winst op bestsellers in te zetten voor het behoud van het brede assortiment, daartoe te weinig inspanningen worden gepleegd door de boekhandelaren?

De voorlopige inschatting van de fractie van GroenLinks is dat het alternatief, een volledig geliberaliseerde boekenmarkt het brede aanbod nog verder van huis kan brengen. Dat geeft het voorbeeld van Groot-Brittannië wel aan, waar veel zelfstandige boekhandels de deuren moesten sluiten toen de boeken voor dumpprijzen in supermarkten te koop kwamen te liggen. Wat houd je dan over voor de mensen die niet via internet bestellen? Dat is de top 25 van bestsellers. Daar zitten mooie boeken tussen, zeker, maar het aanbod wordt dan wel wat karig.

Wij zijn dus voor behoud van het systeem met de kanttekening dat wij het kabinet graag oproepen – en wij denken graag mee – te bevorderen dat de cultuurpolitieke doeleinden die de vaste boekenprijs rechtvaardigen, nog beter bereikt kunnen worden. Nu worden door de boekhandelaren, de uitgevers, wel de vruchten geplukt van de grotere winstmarges op bestsellers, maar dat lijkt onvoldoende te leiden tot een breed beschikbaar houden in de markt van een aanbod van ook minder populaire titels. Welke mogelijkheden zijn er naast de vaste boekenprijs om dat te bevorderen? Is het idee van collega De Liefde om bijvoorbeeld de fondsen voor debutanten en bijzondere boeken op te hogen een mogelijkheid? Ik moedig hem graag aan opdat dit idee in hem meer tot wasdom kan komen. Ik help hem daarbij graag. Het denken moet niet stilstaan.

De heer De Liefde (VVD):

Mevrouw Peters trekt een conclusie uit een interruptiedebat dat met mij gevoerd werd, die niet juist is. Ik heb erop gewezen dat er fondsen zijn die debutanten kunnen helpen bij het schrijven van boeken. Ik heb niet gezegd, zoals mevrouw Peters suggereert, dat de fondsen moeten worden opgehoogd.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

In vruchtbare aarde moet je nooit te veel stampen. Ik geef de heer De Liefde tijd om nog wat op deze kiem te broeden, maar wij kunnen toch wel constateren dat wij het Kamerbreed erover eens zijn – ik hoor straks ook nog graag de PVV – dat er een publieke waarde is gelegen in het bevorderen van kansen voor debutanten en bijzondere boeken. Of je het nu linksom of rechtsom moet doen, je moet in ieder geval niet het kind met het badwater weggooien. Nu nog wel aan de vaste boekenprijs vasthouden, maar kijken of het ook op andere manieren kan door bijvoorbeeld een verhoging van de fondsen, vinden wij een nuttige richting.

Zoals gezegd, de boekenmarkt is een markt in ontwikkeling. De grootste revolutie die in aantocht is, is het e-boek. Dat is een positieve ontwikkeling, die bijdraagt aan een brede en langere beschikbaarheid van boeken. Die kan nieuwe lezersgroepen aanboren en biedt ook mogelijkheden tot nieuwe uitgavenvormen die digitaal verrijkt zijn. In de Verenigde Staten neemt de verkoop van digitale boeken ieder kwartaal met tientallen procenten toe, maar in Nederland maakt het e-boek nog maar voor 1% deel uit van de markt. Daar komt waarschijnlijk vroeg of laat een verandering in. Zoals ik zei, wij zijn er niet om bestaande instituten in de lucht te houden. Uit het rapport van SEO Economisch Onderzoek blijkt ook dat de vaste boekenprijs voor e-boeken nu geen positieve bijdrage zal leveren aan een breed en verscheiden aanbod. Wij kunnen daarom leven met het besluit van de staatssecretaris om nu geen vaste boekenprijs voor het e-boek in te voeren, maar wij willen er wel voor waken dat de markt verschraalt. Omdat de markt zo in ontwikkeling is, lijkt het ons een goed idee om goed de vinger aan de pols te houden en het onderzoek van de Europese Commissie naar het Franse voorstel voor een vaste prijs voor e-books af te wachten en de wet sneller dan gebruikelijk te evalueren, bijvoorbeeld na ommekomst van drie jaar. Wij tekenen daarom graag mede het amendement van de heer De Liefde.

Nu het e-boek naar verwachting een mooie toekomst wacht, wijs ik graag op de onrechtvaardigheid van het hogere btw-tarief dat in vergelijking met het papieren boek betaald moet worden voor een e-boek. Er wordt, net als bij digitale kranten en digitale tijdschriften, 19% btw geheven, terwijl voor publicaties op papier een btw-tarief van 6% geldt vanwege het maatschappelijke belang. Dat is toch gek en niet meer van deze tijd? Het maatschappelijke belang neemt niet af met de vorm waarin het boek wordt aangeboden. Afgelopen dinsdag gaf Eurocommissaris Algirdas Šemeta aan, hieraan een einde te willen maken. Om een ontwikkeling van het e-boek te ondersteunen, is het noodzakelijk om deze oneerlijkheid ook in Nederland uit de wet te halen. Ik overweeg een motie op dit punt, maar ik wil graag eerst een reactie van de staatssecretaris.

In het debat dat wij in 2004 hebben gevoerd, heeft de fractie van GroenLinks al vraagtekens gezet bij het nut van het handhaven van de vaste boekenprijs op het wetenschappelijke boek. Zoals ik net al bij interruptie aangaf, hebben wij vragen bij de haalbaarheid van het invoeren van zo'n uitzondering. Hoe baken je dat af? Veel A-boeken worden soms tot de voorgeschreven boeken gerekend. Ik heb ook Cicero moeten aanschaffen voor mijn vak Romeins recht. Is dat een wetenschappelijk boek of een A-boek? Ben je er niet al doordat er een bestaande praktijk is van studentenkortingen voor de voorgeschreven boeken? Heb je dan niet hetzelfde resultaat bereikt net als bij schoolboeken, namelijk dat je de studerenden wat wilt ontzien? Ik hoor graag van de staatssecretaris of het zinvol is, nader te onderzoeken welke maatregelen slim zijn voor de wetenschappelijkeboekenmarkt.

Ik rond af. Samenvattend kan onze fractie leven met de voorstellen die er nu liggen. Ik heb er zelfs nog geen inhoudelijke opmerking aan gewijd, maar wij vinden ze allemaal vanzelfsprekend, logisch en verbeteringen: de U-bocht weg, werknemerskortingen en misschien ook wel auteurskortingen. Ik sluit mij aan bij de vragen die daarover zijn gesteld. Om in deze roerige tijden voor de boekenmarkt toch onze controlerende functie goed te kunnen uitoefenen, zijn wij geholpen met een verkorting van de evaluatieperiode naar drie jaar. Wij zijn benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op onze vragen.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Voorzitter. Bij de sinterklaasinkopen ben ook ik weer in heel wat boekhandels geweest. Zoals vaker ben ik daarbij getroffen door de veelzijdigheid van het aanbod: van bestsellers tot wetenschappelijke boeken en heel bijzondere uitgaven voor een kleiner publiek. Dit is niet alleen zo in Amsterdam, waar ik woon. Overal in Nederland zijn boekhandels met eenzelfde rijkdom aan aanbod. Dat is een enorme verworvenheid waardoor mensen overal in Nederland laagdrempelig toegang hebben tot meer dan alleen de bestsellers.

Op dit punt kijken wij er iets anders tegenaan dan de VVD, die vooral kijkt naar pluriformiteit in de te verschijnen titels. Voor het CDA is belangrijk dat die pluriformiteit ook aanwezig blijft in de boekhandels, waar ook in Nederland. Deze situatie bestaat dankzij de vaste boekenprijs. Zou de vaste prijs worden losgelaten, dan verschraalt het aanbod in de boekhandels, want een lagere prijs voor bestsellers vereist een hogere prijs voor andere boeken. Boekhandelaren in de regio zouden wellicht hun prijzen verhogen, waardoor buiten de Randstad boeken minder toegankelijk worden en uiteindelijk de concurrentiepositie van de regio verslechtert. Ik gaf al het voorbeeld van Vlaanderen, waar er minder boekhandels per inwoner zijn. In Nederland bestaat op dit gebied absoluut een gunstiger klimaat.

In alle geledingen van het boekenvak bestaat steun voor de vaste boekenprijs. Niet alleen de Koninklijke Vereniging van het Boekenvak en de Koninklijke Boekverkopersbond, maar ook de Raad voor Cultuur en het Commissariaat voor de Media scharen zich achter deze wet. Dat vind ik toch een belangrijk punt. Door de VVD wordt er hier een pleidooi voor gehouden om boekhandelaren die mogelijkheid te geven, maar ik heb in mijn mailbox niet een boekhandelaar gevonden die daarop aandrong. Op het gebied van cultuur kan ik u verzekeren: als men het er ergens niet mee eens is, kan men mij zeer goed vinden. Dat is hierbij niet gebeurd.

Ik vind het een interessante uitspraak van de regering waarmee verschillende stukken beginnen: de vaste boekenprijs past binnen de cultuurpolitiek. Hoewel heel veel partijen hier nu de wet staan te verdedigen, zou ik graag de staatssecretaris in de gelegenheid stellen om zijn visie op de cultuurpolitiek met ons te delen ten aanzien van pluriformiteit, debutanten, de boekhandelaren en de te verschijnen titels. Graag hoor ik daarover straks een uitweiding van de staatssecretaris.

Het CDA wenst dus niet te tornen aan de vaste boekenprijs, ook niet voor bepaalde categorieën. Wij waarderen het dat de wet, die op 1 januari 2005 in werking is getreden, al na vijf jaar is geëvalueerd en dat goed is geluisterd naar de adviezen ten aanzien van de wijzigingen. D66 heeft ze opgesomd; dat zal ik niet meer doen. Ook het CDA steunt die wijzigingen. Gezien de snelle ontwikkelingen in de sector, waaronder de opkomst van het e-boek, pleiten ook wij voor een snelle evaluatie en steunen wij het amendement van de VVD. Wel krijgen wij graag een vooruitblik van de staatssecretaris naar het e-boek. Hoe zal dat zich verhouden ten opzichte van deze wet? Over de prijzen zijn al opmerkingen gemaakt.

De aanbeveling voor de auteurskorting wordt niet overgenomen, maar is het niet belangrijk dat een auteur dankzij een korting zelf over presentatie-exemplaren kan beschikken? Of is de regeling voor presentatie-exemplaren anders? Wij kunnen het ons voorstellen dat het voor een auteur aantrekkelijk is om ook andere boeken van zijn uitgever met korting te verkrijgen. Daarin zou hij vergelijkbaar zijn met een werknemer die ook korting krijgt voor het fonds van de uitgever. Onze belangrijkste vraag is hoe de prijs tot stand komt tussen auteur en uitgever. Als er geen korting is, betaalt hij de consumentenprijs. Dat lijkt ons eigenaardig als hij inkoopt bij de groothandel, bij de uitgever. Wij willen de mogelijkheid verankerd zien dat de prijs die een auteur aan zijn uitgever moet betalen voor de verwerving van zijn eigen boek, wordt overeengekomen tussen de auteur en de uitgever. Die mogelijkheid wordt nu door de wet uitgesloten. Wij wachten het antwoord van de staatssecretaris af en hebben op dit punt een motie klaarliggen.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Voorzitter. Wij spreken vandaag over de Wet op de vaste boekenprijs. De PvdA is wat dat betreft een open boek. De contouren van het debat vanochtend zijn heel helder. Het mag heel duidelijk zijn: wij zijn blij met de wet, die wij indertijd samen met GroenLinks en D66 hebben ingediend. Ik ben blij dat de staatssecretaris geen radicale wijzigingen in de wet voorstelt.

De argumenten die er destijds waren om de wet aan te nemen, staan nog fier overeind. Dat blijkt ook uit de evaluatie die wij tot ons hebben kunnen nemen. Het blijkt dat er een prachtig divers aanbod van boeken in een goed netwerk van boekhandels is. Zo zien wij het graag, want nieuwe talenten in de literatuur moeten een kans krijgen. De distributie van boeken moet goed verlopen. Wij gunnen iedere Nederlander een fijne boekhandel in de buurt waar hij zijn boeken kan kopen.

De heer De Liefde (VVD):

Ik ben benieuwd hoeveel boekhandels de PvdA als voldoende ziet.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Het valt mij op dat de heer De Liefde volcontinu bezig is met te zoeken naar een mooie basis voor van alles en nog wat. Het kan gaan om het aantal nieuwe talenten, het kan gaan om het aantal boekwinkels, het kan misschien ook wel gaan om het aantal lezers. Ik kan dat wel goed meemaken, maar ik merk dat ik er niet zo enorm in geïnteresseerd ben. Moeten wij nu heel minutieus zeggen dat ieder dorp in Nederland een boekwinkel moet hebben? Nee. Wat wij wel heel minutieus moeten zeggen, is dat iedere Nederlander vlak in de buurt dat lekkere boekwinkelgevoel moet kunnen beleven.

De heer De Liefde (VVD):

Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag, dus ik stel hem nog even op een andere manier. Wellicht dat dat tot een beter resultaat leidt. Vorig jaar waren er 1530 boekwinkels. Stel dat wij teruggaan naar 1100 of 1000. Zou mevrouw Klijnsma dat zorgelijk vinden?

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

De heer De Liefde zegt terecht dat hij van mij geen antwoord op zijn vraag krijgt in de zin dat ik precies ga zeggen dat ik 1243 boekwinkels echt het absolute minimum in ons land vind. Maar hij krijgt wel een antwoord op zijn vraag in de zin dat ik iedere Nederlander gun dat hij heel dicht in de buurt, als het kan op fietsafstand, de boekwinkelbeleving kan meemaken.

Een aandachtspunt is de handhaving van de wet jegens in het buitenland gevestigde boekverkopers. Ik vind het logisch dat deze ondernemingen zich ook aan de Wet op de vaste boekenprijs moeten houden, maar wat betreft de handhaving is het mij nog niet helemaal helder. De memorie van toelichting stelt dat het Commissariaat voor de Media van geval tot geval moet vaststellen of er sprake is van omzeiling, maar ik kan mij haast niet voorstellen dat het commissariaat – nu chargeer ik een beetje – ieder per internet besteld pakketje boeken moet openmaken om zulks te controleren. Graag iets meer toelichting op dit punt van de staatssecretaris.

Dat de staatssecretaris het digitale boek vooralsnog niet onder deze wet laat vallen, lijkt mij gezien de dynamiek van de markt en het vooralsnog beperkte aandeel van het e-boek te billijken. Wel zou ik deze manier van werken in deze situatie over enkele jaren opnieuw tegen het licht willen houden. Dat maakt ook dat ik graag het amendement steun dat de heer De Liefde zal indienen en dat ertoe strekt de evaluatie te vervroegen naar drie jaar.

En dan de wetenschappelijke boeken. De vraag wat nu precies een wetenschappelijk boek is, kan ook in de evaluatie niet eenduidig worden beantwoord. En dat snap ik ook heel goed. Iedereen die zich met wetenschap heeft beziggehouden en op de universiteit heeft rondgelopen, ziet natuurlijk dat er tal van boeken zijn die er echt heel toe doen in je studie maar die soms ook voor mensen die die studie helemaal niet doen, bijzonder interessant kunnen zijn. Ik herinner mij een aflevering van Zomergasten deze zomer waarin Dick Swaab een geweldig verhaal vertelde en zijn boek probeerde uit te leggen. Dat heeft zo'n enorme vlucht gekregen – het is natuurlijk ook een geweldig mooi boek – dat ook huis-tuin-en-keuken-Nederlanders zich daarin zijn gaan verdiepen, terwijl er toch echt een wetenschappelijke onderbouwing van heb-ik-jou-daar onder zit. Dus die grens tussen wat een wetenschappelijk boek is en wat niet, is gewoon bijna niet te trekken. Ik vind het dan ook heel goed dat de staatssecretaris bij zijn eerder gekozen opstelling op dit punt zal blijven.

Er is in dit debat natuurlijk al heel veel gewisseld, zodat ik mijn bijdrage kan inkorten. Het is en blijft van groot belang dat in een beschaafd land mensen kunnen lezen, schrijven en publiceren. Deze wet ruggensteunt dat. De evaluatie laat dat goed zien. Ontwikkelingen gaan snel. Gisteren kregen we de brief over de bibliotheken, waarvoor ik de staatssecretaris dank. Ook daarin zie je natuurlijk de ontwikkelingen goed gekenschetst. Dus het is heel verstandig om de vinger aan de pols te houden en de evaluatie over drie jaar te plegen. Nogmaals, ik prijs mij gelukkig dat we in ons land voor iedereen het lezen en het schrijven begaanbaar houden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik heb de staatssecretaris bij voorbaat mijn verontschuldigingen aangeboden, omdat we vandaag om 13.00 uur een vast stemmingsmoment hebben. Wij moeten proberen om het debat voor die tijd af te ronden.

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Zijlstra:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun bijdrage. Vandaag staat een aantal – weliswaar kleine – wijzigingen van de Wet op de vaste boekenprijs op de agenda. Ik constateer dat het in de eerste termijn van de Kamer heel weinig over die wijzigingen is gegaan. Er is een aantal vragen over gesteld, maar ik proef brede instemming met de voorliggende wijzigingen.

Het debat dat hier gevoerd is, dat met name werd aangezwengeld door de heer De Liefde, was meer een fundamenteel debat rond de Wet op de vaste boekenprijs. Het ging daarbij om vragen als "wat is nog het nut van de Wet op de vaste boekenprijs?"en "hoe zit het in het tijdsgewricht?" Ik zal in mijn inbreng met name op deze vragen ingaan, aangezien de voorliggende feitelijke wijzigingen eigenlijk niet aan kritiek onderhevig zijn geweest.

De wet is in 2005 ingevoerd. Het was een initiatiefwet van de Kamer die werd ingediend door D66, GroenLinks en de PvdA. Het was een bestendiging van een al decennialang bestaande praktijk waarin sprake van zelfregulering was. Die werd Europeesrechtelijk onmogelijk gemaakt. Daar is de vaste boekenprijs uit voortgekomen.

Het doel van de vaste boekenprijs was en is van cultuurpolitieke aard. De boekenmarkt is een vrije markt. Waarom moet daar ingegrepen worden en bijvoorbeeld niet in de muziekmarkt, waar zich ten aanzien van klassieke muziek immers vergelijkbare vraagstukken voordoen? Ik geef de Kamer mee dat wij dat ons dat continu zullen moeten blijven afvragen. Die diversiteit kun je op twee manieren uitleggen. Ik heb de discussie rond de aantallen gevolgd. Daarbij gaat het om de vraag, hoeveel titels er nu uitgegeven worden. Ons beeld is vrij duidelijk: het maakt voor de uitgifte van titels niet veel uit of je een vaste boekenprijs hebt. Het werkt bij uitgevers nu eenmaal zo dat zij toch een beetje met een schot hagel schieten en hopen dat ze met een aantal boeken raak schieten. Dat is soms van tevoren in te schatten, maar dat is regelmatig niet het geval. Er zijn bijvoorbeeld wereldberoemde auteurs die hun eerste boeken niet aan de man konden brengen. Als zij dan vervolgens een ander boek schrijven dat wel aanslaat, dan verkopen die eerste boeken in één keer ook als een dolle. Ook in de evaluaties is terug te zien dat een afschaffing van de vaste boekenprijs er niet toe zal leiden dat de aantallen ineens enorm teruglopen.

De afschaffing van de vaste boekenprijs kan wel van invloed zijn op de pluriformiteit. Wordt er dan nog voldoende gedaan aan bijvoorbeeld een genre als poëzie, waarbij je van tevoren sowieso weet dat er geen honderdduizenden exemplaren van een poëziebundel zullen worden verkocht. Wordt dat soort boeken dan nog uitgegeven? Dat is de pluriformiteit, de diversiteit waarnaar verwezen wordt.

Alle fracties hebben aangegeven dat het gaat om een markt die in beweging is. Ik noem het e-boek, de verkopen via internet en de economische malaise die ook deze sector treft. Dat zijn zaken die spelen. Ondanks al die ontwikkelingen, is de fysieke boekhandel nog steeds een heel belangrijke schakel in deze keten. Mevrouw Peters heeft al aangegeven dat nu 1% als e-boek wordt verkocht. Dat is gering, maar dat zal waarschijnlijk een enorme vlucht nemen. De fysieke boekhandel is nog steeds heel belangrijk. Mevrouw Klijnsma heeft gesproken over het fijne "boekwinkelgevoel". Ik denk dat wij dat gevoel allemaal herkennen. Tijdens een voorbespreking op het ministerie constateerden we dat we allemaal kennelijk een stelletje oude mensen aan het worden waren. Wij hadden immers allemaal het gevoel dat je een boekenwinkel binnenloopt en daar naar die boeken kijkt en denkt: o, dat boek en dat boek wil ik ook; en voordat je het weet, loop je met een zak vol boeken de deur uit. Mijn neefjes en nichtjes van de multimediageneratie hebben dat gevoel echter veel minder; zij kopen heel veel via internet. We zullen dus ook moeten wegen hoe bepaalde trends in de samenleving zich ontwikkelen in bepaalde generaties. Ook dat zijn zaken die hierop van invloed zijn. Het feit dat wij dat gevoel hebben, is volgens mij echter wel herkenbaar.

Even los van alle inhoudelijke argumenten waarop ik straks zal ingaan, vindt de regering dat dit in verband met de economische malaise een heel slecht moment zou zijn voor het afschaffen van de vaste boekenprijs. Meerdere bedrijfstakken hebben het moeilijk. De boekensector heeft het nog extra moeilijk, ook in verband met al die huidige inhoudelijke en technische ontwikkelingen. Als je dan op dit moment dit middel wegneemt, zou dat wat ons betreft net een brug te ver zijn.

De heer De Liefde (VVD):

De staatssecretaris gaf aan dat het vanwege de economische malaise op dit moment niet goed zou zijn. Mag ik de staatssecretaris erop wijzen dat er in 2006 1100 boekhandels waren en in 2010 1530? Ook in die periode was volgens mij sprake van een economische malaise, maar toch nam het aantal boekhandels toe. Kan de staatssecretaris ook andere argumenten dan de economische malaise noemen waarom wij de wet nu niet zouden kunnen afschaffen?

Staatssecretaris Zijlstra:

Ik probeerde met mijn opmerking dat ik nog zou ingaan op allerlei inhoudelijke argumenten, te voorkomen dat woordvoerders hun kostbare interrupties nu zouden gebruiken. We moeten door de economische malaise echter ook constateren dat dit een verkeerd moment zou zijn. De heer De Liefde zegt dat het aantal boekhandelaren tijdens een economische crisis is toegenomen. Ik kan dat ook omdraaien en ik kan zeggen: I rest my case.

De heer De Liefde (VVD):

Die case begrijp ik niet. Ik heb duidelijk willen maken dat ondanks de economische malaise het aantal verkooppunten in Nederland in vier jaar met 430 is toegenomen. Waarom geeft de staatssecretaris dan aan dat de economische malaise een reden is om de prijs niet af te schaffen? De VVD-fractie vindt de economische malaise als reden onvoldoende.

Staatssecretaris Zijlstra:

In de economische malaise hebben allerlei bedrijfstakken het zeer moeilijk, maar in de boekensector heeft men toch meer verkooppunten willen inrichten. Je kunt de redenering dus precies andersom gebruiken. Dat doe ik dan ook maar bij dezen: als dit er niet zou zijn geweest, is de kans – ook gelet op ontwikkelingen in andere sectoren – groot dat ook in de boekensector de economische situatie heel anders had uitgepakt en dat ook daar een forse afname had plaatsgevonden. Dat is niet gebeurd en daarop heeft ook de vaste boekenprijs invloed gehad, omdat men daarmee een aantal zaken bedrijfseconomisch kan opvangen. Volgens mij moeten wij naar de inhoudelijke discussie over het hoe en wat van de vaste boekenprijs, want dit was voor mij niet meer dan een inleidende opmerking. Dat is voor de toekomst ook het beoordelingskader: hoe ga je met die vaste boekenprijs om? Nogmaals, dit was puur een randopmerking.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Ik constateer dat de staatssecretaris de vaste boekenprijs om twee redenen van belang vindt: vanwege de cultuurpolitieke doelstelling – die heb ik goed beluisterd en die vind ik heel plezierig – en omdat wij nu in een dikke economische dip zitten en de boekenwereld daarom willen blijven steunen. Het aantal boekhandels is nu gelukkig op peil gebleven en dat was anders niet gebeurd. Ik constateerde natuurlijk dat de partijgenoot van de staatssecretaris hier een heel andere mening over heeft.

Staatssecretaris Zijlstra:

Ik sta hier niet als partij.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Dat weet ik, maar ik moet dit toch even melden. Is de staatssecretaris met mij van mening dat je echt iedere Nederlander zijn boekwinkel moet gunnen en dat het juist fijn is dat het aantal boekwinkels de afgelopen jaren is toegenomen?

Staatssecretaris Zijlstra:

Ik gun iedere Nederlander van alles, maar er is niet zoiets als een recht van elke Nederlander op een boekwinkel. Ik proef dat namelijk een beetje in deze vraag. In dit land – en overigens ook in landen als Duitsland en Frankrijk – is er de vaste boekenprijs om diversiteit in de boekensector te behouden. Die diversiteit wordt voor een belangrijk deel nog steeds vormgegeven door voldoende boekhandelaren. Als je alle franje ervan afknipt, zie je immers dat die diversiteit zich heel vaak vertaalt in de aanwezigheid van boekhandelaren. Maar de term "boekhandelaar" is heel divers. Mevrouw Peters duidde hier ook al op, en dat is een extra antwoord op de vraag van mevrouw Klijnsma: we hebben dan wel meer verkooppunten, maar die verkooppunten zijn veel smaller geworden. In de evaluatie is dat ook een duidelijk punt van zorg. Het aantal verkooppunten met een breed, divers assortiment is significant afgenomen. Dat was echter wel de bedoeling van de vaste boekenprijs. Ik geef hiermee maar gelijk een inhoudelijk voorschot voor een volgende evaluatie. Als de vaste boekenprijs zich op deze manier doorontwikkelt, en het overschot op de populaire boeken steeds minder wordt gebruikt om dat diverse aanbod te realiseren, zorgt deze marktregulering – eigenlijk marktverstoring, laten we elkaar niet voor de gek houden – er steeds meer voor dat bedrijfseconomische aspecten wel kunnen worden opgevangen, maar er niet wordt voldaan aan het doel van de vaste boekenprijs. Een dergelijke tendens zien wij duidelijk in de evaluatie. Het aantal verkooppunten is dus gestegen, maar daarbinnen is sprake van een duidelijke versmalling van het aantal boekhandelaren dat een divers en breed assortiment voert. Dat is natuurlijk zorgwekkend.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Ik gaf al aan dat ik deze zorg deel. Ziet de staatssecretaris hier een rol voor, bijvoorbeeld, hemzelf weggelegd, om hierover met uitgevers en boekhandelaren te spreken? Hij kan hun zeggen: jullie hebben de bescherming van de vaste boekenprijs, maar doen jullie er wel voldoende aan om de winstmarges op de bestsellers in te zetten voor het doel waarvoor deze wet in het leven is geroepen?

Staatssecretaris Zijlstra:

We moeten de boel niet omdraaien. Wie heeft welke rol? De boekenmarkt is in principe een private markt. Wij hebben daarin een bepaald doel geformuleerd: door middel van de vaste boekenprijs de diversiteit handhaven. Wat doen we nog meer? Een laag btw-tarief; ik kom zo te spreken over de vragen over het e-boek. We hebben het programma voor leesbevordering, dat natuurlijk ook een indirecte soort vraagstimulering is waarvan de markt profiteert. Er zijn de activiteiten van het Nederlands Letterenfonds, die zijn gericht op pluriformiteit van het aanbod. Maar voor de rest is dit natuurlijk een private markt. We moeten de rollen dus niet omdraaien, door te zeggen dat de overheid ervoor moet zorgen dat men de vaste boekenprijs gebruikt op de manier die is beoogd. Nee, dit instrument – en dit is ook een waarschuwing aan de branche – is geschapen met een bepaald doel. Als men het niet voor dit doel gebruikt, is de kans natuurlijk zeer duidelijk aanwezig dat bij een volgende evaluatie wordt geconstateerd dat dit instrument niet wordt gebruikt voor zijn doel en daarom dient te verdwijnen. Ik denk dat dit de volgorde der dingen moet zijn, niet dat wij als overheid ervoor moeten zorgen dat dit instrument wordt gebruikt voor het juiste doel, als wij constateren dat het niet voor het juiste doel wordt gebruikt. Dat zou namelijk een omdraaiing van verantwoordelijkheden zijn.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Dit lijkt mij een duidelijk signaal in de richting van de markt, dat men daar goed in zijn oren zal knopen. Ik had al de vraag gesteld of het bestaan van de Wet op de vaste boekenprijs heeft gezorgd voor een demping van de trend om steeds meer bestsellers in de schappen te leggen, of voor een soort luiheid in de boekenbranche. Die branche krijgt nu dit signaal van de staatssecretaris. Heeft de staatssecretaris daar zicht op, of hebben we andere onderzoeksgegevens nodig die wij nu niet hebben?

Staatssecretaris Zijlstra:

De heer De Liefde vroeg hier ook naar. Er zijn weinig gegevens over de boekensector. Wij zijn hierover met de sector bezig. Wij willen de kennis van deze markt vergroten om meer inzicht te krijgen. Dat is ook van belang voor de vraag en het amendement van de heer De Liefde over het wetenschappelijke boek: welke definities gelden daarvoor, wat zijn de aantallen, waar liggen de scheidslijnen? Die vraag geldt ook hiervoor. Is het nu luiheid of spelen er andere zaken? Dat proberen we inzichtelijk te maken, maar het kernpunt en de waarschuwing is dat als je het instrument niet gebruikt waar het voor bedoeld is, het instrument mogelijkerwijs zal verdwijnen. Dat zal vermoedelijk bij een volgende evaluatie – ik kom zo nog even op het moment – een heikel punt zijn. Het zal elke keer onderdeel zijn van een evaluatie van de vaste boekenprijs. Mevrouw Van der Werf vroeg wat mijn visie is op de vaste boekenprijs. Het is op zich een wezensvreemd instrument. De politiek doet dit natuurlijk niet op continue basis. Ik noemde net al de muziekbranche. Waarom doen we dit immers niet voor de stimulering van klassieke muziek? Dat is een vraag die je zomaar kunt stellen. Voor je het weet, is de overheid alle markten aan het reguleren. Dat is niet mijn visie. Mijn visie is dat deze wet een specifiek doel heeft. Dat doel wordt volgens de evaluatie nog steeds bereikt, maar er zijn duidelijke zorgen of dit in de toekomst zo zal blijven. Dat heeft te maken met de aanwending van de middelen door de boekhandelaren en met de ontwikkeling van internetverkoop van fysieke boeken en het e-boek. Dat zijn ontwikkelingen die op een andere manier aan de fundamenten van de vaste boekenprijs knagen. Dat moeten wij ons goed realiseren. Dat zal bij een volgende evaluatie duidelijk onderdeel moeten zijn van de vraagstelling.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik merk tot slot op dat ik de vragen die de staatssecretaris wil meenemen bij de volgende evaluatie de juiste vind. Ik vraag hem om in aanvulling daarop ook te onderzoeken of je wellicht de cultuurpolitieke doelstellingen van de wet met andere en/of aanvullende instrumenten kunt bereiken.

Staatssecretaris Zijlstra:

De vraag van mevrouw Peters is relevant, maar hij is niet zozeer onderdeel van de evaluatie zelf, als wel van de reactie die het kabinet naar de Kamer zal sturen. De evaluatie moet namelijk gewoon gaan over het instrument, maar zij heeft een bepaald doel. Mevrouw Peters wil de vraag toevoegen of het kabinet bij de volgende evaluatie kan ingaan op de vraag of er nog andere instrumenten mogelijk zijn om het cultuurpolitieke doel te bereiken. Dat is volgens mij een vraag die we ook continu moeten afstemmen. Het lijkt mij dus verstandig om de vraag in de beleidsreactie van het kabinet op de volgende evaluatie mee te nemen. Dat zeg ik mevrouw Peters graag toe.

De Kamer heeft ten aanzien van het moment van de evaluatie vrij breed gevraagd, als ik het goed tel, of we die na drie jaar kunnen doen, gezien alle ontwikkelingen. De wens van de Kamer om de vinger aan de pols te houden, omdat de ontwikkelingen snel gaan, snap ik. Ik hoop dat de Kamer zich echter realiseert dat over drie jaar volgend jaar betekent, want de evaluatie was in 2009. We hebben de voorliggende wetswijzigingen gedaan aan de hand van de evaluatie. Als we de evaluatie dus na drie jaar doen, dan moeten we de evaluatie volgend jaar doen. Mijn inschatting is dat je dan net aan de vroege kant ben om een aantal van de ontwikkelingen daadwerkelijk te zien. Het evaluatiemoment volgens het wettelijk regime van een evaluatie om de vijf jaar houdt in dat we in 2014 evalueren. Dan heb je de evaluatie met beleidsreactie begin 2015. Ik ben best bereid om ervoor te zorgen dat de resultaten en de reactie op de evaluatie in 2014 bij de Kamer komen, maar ik moet eerlijk zeggen dat je volgens mij praktisch gezien het momentum mist als we de evaluatie eerder gaan doen. Dan wordt het volgens mij een ietwat loze tussenevaluatie, terwijl we pas over twee of drie jaar kunnen zien of de ontwikkelingen die we nu zien aankomen met het e-boek en dergelijke zodanig doorzetten dat het een impact moet hebben op de vaste boekenprijs. Dat laat ik echter aan de Kamer, want die gaat over het amendement.

De heer De Liefde (VVD):

Ik heb even een opmerking ter verheldering. De oude wet voorzag een evaluatie na vijf jaar. Van 2005 tot en met 2009 is vijf jaar. Als je vervolgens verder gaat na drie jaar, kom je bij 2012. Dan gaat de staatssecretaris evalueren in 2013. Eind 2012 zit je namelijk aan het einde van die drie jaar en dan ga je dus in 2013 evalueren. Of de staatssecretaris dat aan het begin of aan het eind van dat jaar doet, is mij om het even, maar we kunnen toch gewoon eind 2013, begin 2014 de evaluatie na drie jaar doen?

Staatssecretaris Zijlstra:

Als de heer De Liefde het amendement indient zoals het er nu ligt, gaan we in 2012 evalueren. Dat is drie jaar na 2009. We moeten echter even naar de tekst kijken, want volgens mij zit er geen wezenlijk verschil tussen wat de Kamer wil en wat het kabinet wil, namelijk goed kijken naar de snelle ontwikkelingen die plaatsvinden in de boekensector rond internetverkoop en e-boeken, en naar het gebruik van de vaste boekenprijs door de boekenhandelaren. Ik moet nog wel laten toetsen in hoeverre wij zomaar af kunnen wijken van de termijn van vijf jaar, die breed door de overheid wordt toegepast. Maar goed, we zijn met zijn allen wetgever en wetten zijn er om soms aangepast te worden. De vraag waarover wij het eens zijn, is: moet je het moment van evaluatie niet iets naar voren halen, zodat je op een goed gekozen moment de snelle ontwikkelingen weet te pakken? Daar ben ik het mee eens, en we moeten nog eens goed bekijken wat dan het juiste moment is. Dat hoeft niet in dit debat. Volgens mij worden we het daar wel over eens.

De heer De Liefde (VVD):

Daar komen we ongetwijfeld wel uit. Als VVD'er zie ik licht aan het eind van de tunnel. Ik concludeer dat de staatssecretaris zegt dat als de boekenmarkt en de uitgevers hun leven niet beteren, in 2014 de vaste boekenprijs ten grave is gedragen.

Staatssecretaris Zijlstra:

Dat zijn wel erg absolute termen. Die kan ik niet bevestigen. Ik heb aangegeven dat een volgende evaluatie nadrukkelijk zal moeten ingaan op alle zaken die we net hebben gewisseld. Hoe gaat het met het e-boek? Wat betekent dat voor de vaste boekenprijs? Wat betekent de verkoop van reguliere boeken via internet voor de vaste boekenprijs? Wat zijn de verdere ontwikkelingen binnen de boekensector qua assortiment? Het doel waarvoor de vaste boekenprijs is opgezet, is namelijk een divers, pluriform aanbod. Dat zit 'm niet zozeer in de hoeveelheid titels, maar heeft ook te maken met de vraag of bepaalde genres nog dusdanig levensvatbaar zijn dat dat een vaste boekenprijs rechtvaardigt.

Voorzitter: Van Gent

Staatssecretaris Zijlstra:

Wat het kabinet betreft moet bij zo'n evaluatie bewezen worden dat de vaste boekenprijs nog een gerechtvaardigd instrument is omdat het generiek gezien natuurlijk – gezien de markt – een wezensvreemd instrument is. Dat moeten we dan heel helder neerzetten. Er is wel een aantal zorgwekkende ontwikkelingen op dat gebied. Dat zeg ik de heer De Liefde na, en volgens mij hebben de andere woordvoerders dat ook geconstateerd. Dat is ook een signaal aan de branche. Men moet de komende jaren goed nadenken over de vraag hoe ze daarmee omgaat. Als daar geen goede antwoorden op komen, moet er worden nagedacht over andere scenario's. Dat sluit aan op de vraag van mevrouw Peters naar eventuele andere instrumenten en een beleidsreactie. Aan de hand van de evaluatie en op basis van feiten moeten we dan het debat voeren.

Mevrouw Peters vroeg naar de btw op e-boeken. Op dit moment kunnen we de btw niet verlagen. De uitlatingen op dat gebied zijn helder. Europa zal de eerste stap moeten zetten. Vervolgens is het aan de lidstaten om te bepalen of ze van de mogelijkheid gebruikmaken om tot een verlaagd btw-tarief over te gaan. Wat is het verschil? Het e-boek is een downloaddienst. Die wordt met 19% btw belast. Dat tarief kunnen wij niet zomaar veranderen. Als Europa die beweging wil inzetten, zou dat heel goed zijn en is dat de eerste stap in de door mevrouw Peters gewenste ontwikkeling. Vervolgens zal het kabinet moeten afwegen of het in Nederland van de door Europa geschapen mogelijkheid gebruik wil maken.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Dat is de juiste volgorde der dingen. Europa moet zich daar inderdaad eerst over uitlaten. Ik wilde de staatssecretaris echter een stellingname ontlokken. Deelt hij het uitgangspunt dat het er qua tarieven op zich niet toe moet doen via welk medium een boek of een krant wordt gepubliceerd?

Staatssecretaris Zijlstra:

Ik hecht wel aan de volgorde der dingen. Ik wijs op het gevaar dat als we in algemeenheden spreken, dit ook kan betekenen dat een ander btw-tarief omhooggaat. Daarom wil ik de volgorde der dingen aflopen. Als zich een beslissing op dat punt voordoet, zullen we die nemen. Wat mevrouw Peters wil, is in ieder geval heel helder. Het Europees Parlement is er ook heel helder over geweest. Dat heeft aangegeven ook die kant op te willen. Maar ik ga deze horde pas nemen als die voor ons staat.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik wil de staatssecretaris hier toch niet zo gemakkelijk mee laten wegkomen.

Staatssecretaris Zijlstra:

Daar was ik al bang voor.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Het was eigenlijk een heel simpele vraag. Deelt de staatssecretaris het uitgangspunt dat het er in de eenentwintigste eeuw niet meer toe zou moeten doen of iets via de drukpers of digitaal wordt uitgegeven en dat het qua btw-tarief gelijk behandeld zou moeten worden? Ik snap dat het ook in het nadeel kan uitpakken van de door mij gewenste uitkomst. Desalniettemin vraag ik het.

Staatssecretaris Zijlstra:

Laat ik zeggen dat het van enige logica zou getuigen als vergelijkbare artikelen een vergelijkbaar btw-tarief hebben. Dan blijft de discussie beperkt tot de vraag in hoeverre een e-boek vergelijkbaar is met een fysiek boek. Om die reden wil ik die horde nemen op het moment dat die zich voordoet.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Dat vind ik een mooie aanzet. Als het moment daar is, verwacht ik ook dat de staatssecretaris dit tegenover de mensen van Financiën verdedigt, zodat uiteindelijk niet een financiële afweging de doorslag zal geven bij de principiële keuze om een mediumvrije cultuurpolitiek te bedrijven.

Staatssecretaris Zijlstra:

Ik proef toch dat mevrouw Peters uitkomt op de conclusie dat het allemaal in het lage tarief komt. Nogmaals, die horde nemen wij op het moment dat die zich voordoet. Daaraan vooraf gaat namelijk de vraag in hoeverre het e-boek inderdaad hetzelfde is als een fysiek boek. Dat moeten wij helder neerzetten, want voordat je het weet, krijg je weer allerlei precedenten voor andere zaken. Wij zien namelijk op allerlei gebieden digitalisering van diensten, en dergelijke. Ik wil dat helemaal inzichtelijk hebben voordat wij die horde nemen. Als er vergelijkbare diensten zijn, getuigt het van enige logica om daar vergelijkbare belastingtarieven op los te laten.

De heer De Liefde heeft gevraagd of wij meer betrouwbare gegevens kunnen krijgen. Wij zijn met de branche bezig om dat inzichtelijk te maken en die gegevens te krijgen. Mijn invloed reikt niet zo ver dat de UNESCO en de VN dat ook gaan doen, maar de eerste stap is dat in ieder geval de zaken in de Nederlandse boekenbranche helder worden.

Aan het einde van mijn beantwoording zal ik ingaan op de amendementen en de veel gestelde vragen, maar ik wil eerst ingaan op de auteurskorting. Mevrouw Van der Werf heeft gevraagd waarom geen auteurskorting wordt toegepast. De auteur is nu eenmaal geen werknemer. Hij heeft een zelfstandige positie. De kern van de vraag van mevrouw Van der Werf was dat de wet de auteurs geen mogelijkheid zou bieden om met een uitgever tot een regeling te komen voor een goedkope afname van het eigen boek. Weliswaar is het juridisch gezien niet meer het eigen boek; je hebt namelijk je rechten verkocht en daar heb je je financiële stroom uit gekregen. Het is geen automatisme dat een uitvinder die zijn rechten verkoopt het artikel heel goedkoop kan krijgen. Om die reden vinden wij een auteurskorting niet logisch, maar de wet biedt auteurs wel degelijk de mogelijkheid om een regeling met de uitgever te treffen bij de verkoop van rechten om bijvoorbeeld een aantal boeken met een bepaalde korting te verkrijgen. Dat is wel degelijk mogelijk met deze wet.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Ik wil het toch even scherp stellen. Een auteur koopt bij de uitgever een aantal exemplaren van zijn boek. Ik heb zelfs mijn twijfels of het juridisch gerechtvaardigd is dat hij daar überhaupt de volle consumentenprijs voor zou moeten betalen. Hij koopt namelijk in bij een groothandel.

Staatssecretaris Zijlstra:

Dit soort zaken moet worden opgepakt als een auteur met een uitgever onderhandelt over de rechten. Dan komt aan de orde hoe moet worden omgegaan met de afname van het boek. Ik moet het antwoord schuldig blijven op de vraag in hoeverre het juridisch mogelijk is dat hij de volle prijs moet betalen als hij het boek afneemt van een groothandel.

De voorzitter:

Misschien in tweede termijn?

Staatssecretaris Zijlstra:

Precies!

De voorzitter:

Ik probeer even te bemiddelen.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Ja, want het lijkt me toch heel eigenaardig dat een auteur aan de groothandel de marge van de boekhandel betaalt. Volgens mij kunnen wij met ons boerenverstand toch zo zeggen dat dit heel eigenaardig zou zijn.

Staatssecretaris Zijlstra:

Ja, maar aan de andere kant is er wel sprake van een vaste boekenprijs.

De voorzitter:

Ik begrijp dat de staatssecretaris in tweede termijn daarop terugkomt.

Staatssecretaris Zijlstra:

De staatssecretaris zal in tweede termijn een poging daartoe doen. Als dat niet lukt, zal ik dat met welnemen van mevrouw Van der Werf schriftelijk doen.

Mevrouw Klijnsma sprak over het van geval tot geval beoordelen door het Commissariaat voor de Media of er sprake is van misbruik bij internetverkoop en vroeg hoe dat precies zit.

Het gaat niet om een pakketje boeken maar om het distributiekanaal. In het geval van een internetverkoper in het buitenland wordt gekeken hoe dat bedrijf is opgezet. Koopt bijvoorbeeld een in het buitenland gevestigde internetverkoper in Nederland boeken in en worden die door een Nederlands distributiekanaal naar Nederlanders afnemers gestuurd, dan valt deze gewoon onder de Nederlandse vaste boekenprijs. Als een internetverkoper over de grens gaat zitten, boeken Nederland uitvoert en vervolgens weer importeert in Nederland, dan vallen die niet onder de vaste boekenprijs. Dat is in het kader van de Europese Mededingingswet namelijk juridisch niet mogelijk.

Een aantal leden heeft gezegd dat vooralsnog e-boeken niet onder de vaste boekenprijs moeten vallen omdat het slechts een klein percentage betreft. De belangrijkste reden is dat hier zeer duidelijke mededingingstechnische problemen zijn. Ik heb dat ook in mijn brief geschreven. Er ligt bij het Europese Hof een zaak vanuit Frankrijk waar men gepoogd heeft het e-boek onder de vaste boekenprijs te brengen. Het Hof heeft daarop buitengewoon kritisch gereageerd, maar de uitspraak moet nog komen. Aan de hand van die uitspraak zullen wij weten of er überhaupt juridische mogelijkheden zijn om het te doen. Zoals ik ook in de brief heb geschreven, denken wij dat dit niet het geval zal zijn. De discussie gaat dan niet over de vraag of het e-boek eronder gebracht kan worden, maar over de vraag waarom dat niet het geval is. Dit punt kan bij de volgende evaluatie aan de orde komen, want dan weten wij dat.

Ik ga nu over naar de amendementen. Het amendement op stuk nr. 8 van de heer De Liefde strekt ertoe, de vaste prijs te wijzigen naar drie maanden in plaats van de huidige zes maanden. Ik ontraad aanvaarding van dit amendement. Het is een inperking van de vaste boekenprijs. Ik ben het met de heer De Liefde eens dat je natuurlijk net na het verschijnen van een boek de grootste verkopen ziet. Daarbij speelt ook een rol in welke periode een boek uitkomt. Deze periode, waarin wij allemaal het boekwinkelgevoel van mevrouw Klijnsma hebben, heeft ook invloed op de verkoop. Het verkorten van de periode zaagt aan de wortels van de vaste boekenprijs. Gezien de evaluatie moeten wij dat op dit moment niet doen.

Hetzelfde geldt eigenlijk voor het amendement op stuk nr. 10, waarmee de periode van één jaar wordt verkort naar zes maanden. De VVD was en is een tegenstander van de vaste boekenprijs en zal dat waarschijnlijk ook wel blijven. Ik begrijp dat de heer De Liefde deze beweging maakt. Het behoort tot de afdeling salamitactiek zal ik maar zeggen. Het kabinet gaat daarin niet mee. Wij vinden dat dit bij een volgende evaluatie weer fundamenteel bekeken moet worden. Je hebt óf een instrument óf je hebt er geen. Het amendement kleedt het instrument zo uit dat de kans groot is dat een volgende evaluatie negatief uitvalt. Dat is niet ons doel.

Ik kom nu bij het amendement op stuk nr. 9 van de heer De Liefde en de heer Voordewind over het wetenschappelijke boek. Ik snap deze discussie wel. Die heeft ook gespeeld bij de indiening van het wetsvoorstel. Toen hadden de fracties van GroenLinks en D66 twijfels en zij spreken die ook vandaag uit. Het kabinet heeft er ook mee geworsteld. Wat is de definitie van een wetenschappelijke boek en hoe kun je daar een goede scheiding aanbrengen? Mevrouw Peters sprak daar ook over. Is Cicero een wetenschappelijk boek, of een prachtige serie juridische boeken die je bij een rechtenstudie nodig hebt? Een advocaat gebruikt deze ook in de dagelijkse praktijk. Iedere Nederlander wordt geacht de wet te kennen. Als je het extreem doorvoert, zouden we allemaal zo'n setje in huis moeten hebben. Ik geef toe dat ik dat niet heb.

In het hoger en wetenschappelijk onderwijs is het studiemateriaal veel diverser. De vrijheid in de aanschaf van het studiemateriaal is ook groter en het wordt veel breder gebruikt. Mevrouw Klijnsma gaf daarvan een voorbeeld. Uitvoeringstechnisch is het voor ons een groot probleem. Hoe kunnen we die scheiding aanbrengen? In die zin heeft het te maken met de vraag van de heer De Liefde over de mogelijkheid om meer informatie te krijgen. Dat heeft ook te maken met de volgende vraag. In hoeverre kun je met een bedrijfstakinformatiesysteem, op basis van een verbetering van de data over het wetenschappelijke boek, een betere cesuur aanbrengen? Wat betreft het studiemateriaal heeft de heer De Liefde een punt. Daarvoor is een praktische oplossing. Voor studiemateriaal is er een mogelijkheid – deze wordt vrij breed toegepast – om 10% korting op de prijs te krijgen. Ik ontraad het amendement omdat het uitvoeringstechnisch, op basis van de informatie die we nu hebben, moeilijk is om die cesuur aan te brengen. De vergelijking tussen schoolboeken en wetenschappelijke boeken voor studiedoeleinden staat niet ter discussie. Daarin heeft de heer De Liefde een punt. Veel wetenschappelijke boeken worden echter ook voor andere doeleinden gebruikt. Daarin ligt een probleem. Het grootste probleem is dat er boeken worden gebruikt in de wetenschap die soms onder W-boeken vallen, maar soms ook een veel breder kader hebben. Al die scheidingen maken het gewoon moeilijk.

De heer De Liefde (VVD):

Scheiden is altijd lastig, volgens mij. Op een middelbare school wordt er voor het vak Nederlands literatuur voorgeschreven. Die boeken vallen, terecht, niet onder de uitzondering van de schoolboeken. Het zijn algemene boeken, die worden gebruikt voor studie.

Staatssecretaris Zijlstra:

Ze vallen wel onder de vaste boekenprijs.

De heer De Liefde (VVD):

Ze vallen wel onder de vaste boekenprijs.

De voorzitter:

We stellen eerst een vraag en dan geven we een antwoord.

De heer De Liefde (VVD):

Mijn excuus.

De voorzitter:

Het is ook wetenschappelijk bewezen dat dit beter werkt.

De heer De Liefde (VVD):

In ieder geval uit ervaring, voorzitter. Ik bedoel dat die boeken terecht niet onder de vrijstelling van schoolboeken vallen, omdat het algemene boeken zijn die niet zijn geschreven voor de middelbare school. Verreweg de meeste wetenschappelijke boeken van die 1,7 miljoen in Nederland worden geïmporteerd. Daarvoor geldt deze wetgeving niet. Wat er dan overblijft, zijn vertalingen of boeken die door Nederlandse wetenschappers zijn geschreven. Volgens mij maakt de staatssecretaris het probleem groter dan het is. Het gaat om een klein aantal boeken. De definitiekwestie is zo opgelost. Dat heb ik met dit amendement gedaan. Dit geldt voor schoolboeken en voor wetenschappelijke boeken. Is de staatssecretaris bereid om op korte termijn te bekijken hoe hij het wetenschappelijke boek en het schoolboek met elkaar kan rijmen? Ik zet namelijk vraagtekens bij zijn argumentatie over definiëring en handhaafbaarheid.

Staatssecretaris Zijlstra:

Het is inderdaad wetenschappelijk bewezen dat een strenge voorzitter over het algemeen leidt tot betere debatten. Mijn dank daarvoor. Bij de vraag over welke boeken eronder vallen, gaat het juist om die boeken die meervoudig worden gebruikt. Als het puur wetenschappelijke boeken zijn en we die cesuur goed kunnen aanbrengen, gaat het argument van de heer De Liefde volledig op. Daarover verschillen we niet van mening. Veel boeken – de heer De Liefde had het over de literatuurlijst – vallen voor een deel onder het W-boek. Het is niet de bedoeling dat deze boeken worden vrijgegeven. Daarin zit de moeilijkheid. Volgens mij ben ik de heer De Liefde tegemoetgekomen. Bij een volgende evaluatie zullen we bekijken of we binnen de categorie van het W-boek, op basis van de steeds betere gegevens die we krijgen, een betere cesuur kunnen aanbrengen. Een deel van die boeken valt nu al niet onder de vaste boekenprijs. Daarin heeft de heer De Liefde volkomen gelijk. Het verruimen van het W-boek vinden we op dit moment uitvoeringstechnisch net te moeilijk. Ik snap de discussie die de heer De Liefde aanzwengelt. Dit is echter geen principiële keuze, maar een uitvoeringskeuze.

De voorzitter:

Een korte vervolgvraag, mijnheer De Liefde.

De heer De Liefde (VVD):

In de wet wordt nu gesproken over een werk dat in vorm en inhoud gericht is op informatieoverdracht in onderwijsleersituaties. Volgens mij leest bijna niemand Hoogerwerf voor zijn plezier, behalve wellicht wat ambtenaren. En als er al ambtenaren zijn die dat in hun vrije tijd doen, kunnen wij hen dan niet die vrije prijzen gunnen? De staatssecretaris maakt van een heel kleine groep een groot probleem en dat is volgens mij niet nodig. De meeste wetenschappelijke boeken worden voor studenten gemaakt en door studenten gelezen, en nauwelijks door anderen.

Staatssecretaris Zijlstra:

Ik durf de stelling aan dat een aanzienlijk aantal boeken niet alleen door studenten wordt gelezen, maar ook door vele anderen, zoals ex-studenten. Dat zijn er steeds meer, aangezien bijna 50% van de beroepsbevolking inmiddels hoger opgeleid is. Die cesuur is wel degelijk een moeilijk punt. Ik deel de mening van de heer De Liefde wat betreft de wetenschappelijke boeken die exclusief als onderwijsmateriaal worden gebruikt. Echter, door de diversiteit en de andersoortige vormgeving van het studiemateriaal in het hoger onderwijs, is er een veel minder strikte scheiding te maken tussen iets wat voor de studie wordt gebruikt en iets wat veel breder wordt gelezen. Daar zit de moeilijkheid en daar moet een duidelijke cesuur gemaakt kunnen worden. We kunnen die cesuur wel maken en ik denk ook dat naar aanleiding van een evaluatie aangeraden zal worden om dit er inderdaad uit te tillen. Ik ga dan uit van de situatie dat de evaluatie uitwijst dat het verstandig is om de vaste boekenprijs voor een volgende periode voort te zetten, want dat is natuurlijk de eerste assumptie die gemaakt moet worden.

Het amendement op stuk nr. 10 van de heer De Liefde heb ik al behandeld en ontraden.

Op amendement op stuk nr. 11 van de heer De Liefde, de heer Van der Ham, mevrouw Van der Werf en mevrouw Peters ben ik ook al ingegaan. Dit amendement gaat over de termijn waarbinnen de volgende evaluatie zou moeten plaatsvinden. Ik stel voor om, alvorens dit amendement in stemming te brengen, overleg te hebben met de fracties die het amendement ondertekend hebben om te bezien wat een verstandig moment is voor de volgende evaluatie. Volgens mij zoeken wij allemaal naar hetzelfde moment en ik wil het dan ook op die manier oppakken. Dat leidt dan hetzij tot geen amendement, hetzij tot een gewijzigd amendement. In ieder geval moet het kabinet uiterlijk in 2014 een beleidsreactie aan de Kamer voorleggen over de evaluatie die eerder heeft plaatsgevonden. Die discussie gaan we dan dus aan.

De voorzitter:

Normaal gesproken stemmen we aanstaande dinsdag over deze amendementen. Kan ik ervan uitgaan dat genoemd overleg voor dat tijdstip heeft plaatsgevonden?

Staatssecretaris Zijlstra:

Ja, want ik denk dat dit overleg niet enorm lang hoeft te duren.

De voorzitter:

Succes.

Staatssecretaris Zijlstra:

Ik ben dan door mijn eerste termijn heen.

De voorzitter:

Ik bedank de staatssecretaris voor zijn beantwoording in eerste termijn. Ik overleg nu graag even met de woordvoerders over het vervolg.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik heb even overleg gevoerd met de woordvoerders. Om 13.00 uur zijn er stemmingen in deze zaal. Met de woordvoerders is afgesproken dat een korte tweede termijn wordt gehouden, indien daar behoefte aan is, waarin eventueel moties worden ingediend. Ik hoop dat ook de staatssecretaris kan meewerken door een puntige beantwoording.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Dank voor het antwoord en dank voor de evaluatie. Er zijn vergelijkingen gemaakt en metadiscussies gevoerd over de positie van het boek in de moderne samenleving en over het internet. Die lijken mij allemaal terecht en die zullen ook allemaal worden meegenomen in de volgende evaluatie. Er zijn een paar vergelijkingen gemaakt. Een taart zou je toch op dezelfde manier moeten verkopen als een boek. De staatssecretaris heeft een vergelijking met klassieke muziek gemaakt. Er is natuurlijk wel een groot verschil omdat wij het hier over de Nederlandse taal hebben. Klassieke muziek kun je overal verkopen, taarten kun je ook aan de hele wereld verkopen als je ze een beetje snel in het vliegtuig zet, en met boeken kan dat ook, maar met boeken in de Nederlandse taal is dat lastiger. Wanneer wij praten over de positie van de Nederlandse taal, of het nu gaat om Nederlandse films, series of boeken en literatuur, is dat gewoon een andere discussie dan bijvoorbeeld over muziek. Ik hoop dat de staatssecretaris in zijn reactie op de evaluatie in ieder geval dat aspect meeneemt, evenals mijn opmerking in eerste termijn dat ik het vooral van belang vind dat de diversiteit en innovatieve kracht van de boekensector in stand blijft. Ik hoop dat die oneigenlijke vergelijkingen met zaken die niets te maken hebben met iets kwetsbaars als de Nederlandse taal niet worden gemaakt. Dat lijkt mij niet zinvol voor dit debat.

Het lijkt me goed om de evaluatie te vervroegen. Wij zullen dan ook zien of het wetenschappelijke boek erin kan worden meegenomen. Wij staan daarvoor open, zoals ik ook al in eerste termijn heb gezegd. Ik vind het in elk geval heel mooi dat dit wetsvoorstel dat uiteindelijk vanuit de Kamer is voortgekomen, overigens inderdaad een kwalificering van wat al gaande was, nog steeds onderdeel is van het debat en tot nu toe nog steeds een positieve bijdrage kan leveren aan een innovatieve en breed geschakeerde boekensector.

De heer De Liefde (VVD):

Voorzitter. U zult begrijpen dat de VVD-fractie natuurlijk zeer teleurgesteld is in het advies dat deze staatssecretaris heeft gegeven over de door ons ingediende amendementen. Ik ben graag bereid om samen met de staatssecretaris en de medeondertekenaars van het amendement te bekijken hoe wij uitkomen bij het gewenste jaar waarin wij de evaluatie kunnen uitvoeren. Daar komen wij dus met elkaar wel uit. Dan hebben wij in elk geval iets bereikt.

Ik ben ook blij dat de staatssecretaris zich kritisch uitlaat over de ontwikkelingen die nu gaande zijn bij uitgevers en boekhandels, dat ondanks de Wet op de vaste boekenprijs – ik noemde het al de wet op de onnodig dure boeken – uitgevers en boekhandels niet doen waarvoor die bedoeld is. Laat het een waarschuwing zijn, zeg ik maar even over de hoofden van de collega's en de staatssecretaris heen, in de richting van de boekhandels en de uitgevers: als u zich zo blijft gedragen als nu, is die wet in 2014 wat de VVD betreft zeker ten grave gedragen. Maar het liefst zouden wij dat nog vandaag georganiseerd zien, voorzitter.

De realiteit is een andere, namelijk dat er geen meerderheid is om deze wet nu af te schaffen. Over het wetenschappelijke boek, ook al zou de wet na 2014 voortbestaan, proef ik wel uit de woorden van de staatssecretaris dat dit gelijkgeschakeld gaat worden met het schoolboek. Dat biedt hoop voor de toekomst.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Eén ding moet je collega De Liefde toch nageven: hij is consistent, althans wat betreft dit betoog en de inzet van de VVD rond deze wet. De heer De Liefde geeft nu echter een boodschap door aan het veld in de zin van "let op uw zaak". Dat gaat mij echt te ver. Het veld is ook zeer constructief in de omgang met deze wet en wil juist om cultuurpolitieke redenen heel graag door met deze wet. De staatssecretaris heeft bovendien gezegd dat dit niet alleen om cultuurpolitieke redenen, maar ook vanwege de economische malaise ongelooflijk wezenlijk is. Kortom, wat vindt de heer De Liefde van de tweede argumentatie van de staatssecretaris? Het is eigenlijk ook een crisismaatregel.

De heer De Liefde (VVD):

Ik ben optimistischer dan mevrouw Klijnsma en ook optimistischer dan de staatssecretaris. Met het verdwijnen van de Wet op de vaste boekenprijs zullen boekhandels en uitgevers ook prima in staat zijn om met andere verdienmodellen hun zaken goed voor elkaar te hebben. Ik durf zelfs de stelling aan dat, als er geen wet op de onnodig dure boeken meer is, schrijvers meer verdienen en consumenten minder betalen. Dat is volgens mij van wezenlijk belang.

De voorzitter:

Mevrouw Klijnsma, de laatste keer.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Ja, voorzitter, ik weet het.

Iedereen die mij een beetje kent, weet dat het optimisme tot in mijn tenen zit. Dat is verder het probleem helemaal niet. Alleen moet ik constateren dat het geloof van de heer De Liefde in de vrije markt dusdanige vormen heeft aangenomen dat het bijna pathetisch is, want …

De voorzitter:

Oké, maar u gaat een vraag stellen.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Ja, ja. Feit blijft natuurlijk dat het heel wezenlijk is dat je als overheid je hand uitsteekt, als er zo'n dikke dip aan de orde is. Wat vindt de heer De Liefde daarvan?

De heer De Liefde (VVD):

Zoals mevrouw Klijnsma terecht al constateerde bij haar inleiding, zijn wij zeer consequent, al sinds 2004. Dat blijven wij ook. De interruptie van mevrouw Klijnsma roept bij mij wel een vraag op. Als zij vanwege de economische malaise dit wetsvoorstel in stand houdt, kan ik dan met haar afspreken dat, als de economische malaise voorbij is, wij deze wet gezamenlijk ten grave dragen?

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Voorzitter. Dit is uitlokking!

De voorzitter:

Nee, u hebt het woord niet. Wij hadden een afspraak gemaakt over korte interrupties in tweede termijn. Ik heb u die twee keer toegestaan. Wij gaan niet het debat hier overdoen, want u gaat opnieuw betogen tegen elkaar houden. Ik heb toch de indruk dat het al eerder met elkaar is gewisseld, dus ik sta dat niet toe. U hebt twee interrupties gehad. Ik kijk even of de heer De Liefde klaar is met zijn betoog in tweede termijn.

De heer De Liefde (VVD):

Bijna, voorzitter.

De voorzitter:

Dan mag u afronden.

De heer De Liefde (VVD):

Dank u. Ik ben als was in uw handen.

Ik ben blij dat ik met deze interrupties nog het een en ander heb kunnen toelichten. Ik sluit af met de woorden: weg met de wet op de onnodig dure boeken, het liefst vandaag nog.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. De cultuurpolitieke waarden die deze wet bedoelt te dienen – het behouden en beschermen van een breed gevarieerd boekenaanbod, debutanten en bijzondere werken een goede kans geven, een goed netwerk van boekhandelaren behouden en dat alles in dat kleine taalgebied – staan pal overeind. Mijn fractie is blij dat de regering dit bij monde van de staatssecretaris nog eens heeft onderstreept. De vraag blijft altijd hoe je die waarden het beste dient. De Wet op de vaste boekenprijs lijkt die functie in ieder geval deels te vervullen. Dat wijst de evaluatie uit. Is daarmee die wet bestand tegen de trends in de tijd: de e-boeken, de bestsellercultuur, de algemene afname van de boekhandels met een breed aanbod? Dat zal de toekomstige evaluatie, die op een eerder tijdstip zal plaatsvinden dan na vijf jaar, moeten laten zien. Wij hebben al gezegd dat de Wet op de vaste boekenprijs voor ons geen heilige koe is. Wij vinden dat die nu nog een nuttige functie vervult en willen het kind niet met het badwater weggooien. Kunnen die doelen eventueel ook anders worden bereikt, wellicht met fondsen, wellicht door betere inspanningen door uitgevers en handelaren, of niet? Wij zijn blij met de toezegging van de staatssecretaris om die vraag mee te nemen bij de beleidsreactie op de nieuwe evaluatie. Dan voeren wij die discussie.

Ik rond af. De allerbelangrijkste trend die de boekenmarkt treft, is die van de digitalisering. De Europese Commissie heeft er stevige uitlatingen over gedaan. Ik moedig de staatssecretaris graag aan om zich daarbij aan te sluiten, wat de btw-verhoging betreft met de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor het papieren boek vanwege zijn maatschappelijk belang een laag btw-tarief van 6% geldt;

constaterende dat voor de digitale versie van datzelfde boek een hoog btw-tarief van 19% geldt;

verzoekt de regering om, in lijn met Europese ontwikkelingen, zich sterk te maken voor een laag btw-tarief voor e-boeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (32641).

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Voorzitter. Ik heb goed geluisterd naar de staatssecretaris. Ik stel vast dat hij met het wetsvoorstel in feite pleit voor behoud van de vaste boekenprijs, terwijl hij het een wezensvreemd instrument noemt. Ik kan het mij voorstellen dat hij het vanuit zijn VVD-hart een wezensvreemd instrument vindt, maar het CDA is van mening dat de wet heel goed past bij de manier waarop wij met lezen, leesbevordering en een rijk aanbod van boeken tot in de haarvaten van de maatschappij willen omgaan. Het is dus totaal niet wezensvreemd, maar juist heel eigen aan onze cultuur.

Ik dien een motie in over de auteurskorting.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de wijziging van de Wet op de vaste boekenprijs de aanbeveling voor de auteurskorting niet is overgenomen;

overwegende dat auteurs hun eigen boeken voor promotie gebruiken en deze boeken bij de eigen uitgever kopen;

verzoekt de regering, in de wet de mogelijkheid te creëren dat de prijs die een auteur aan de uitgever moet betalen voor de verwerving van eigen boeken lager is dan de consumentenprijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (32641).

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de heldere beantwoording. Het mag duidelijk zijn dat de PvdA nog immer achter de doelstelling van de Wet op de vaste boekenprijs staat. De evaluatie is positief, dus de wet blijft in stand. De vrije markt is niet altijd dé oplossing. De VVD-staatssecretaris is daarin heel ruiterlijk, maar de woordvoerder niet.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Zijlstra:

Voorzitter. Ik ben mevrouw Van der Werf nog een antwoord schuldig op haar vraag of de groothandel juridisch wel de volle prijs in rekening mag brengen. Kern van de wet is dat aan alle eindafnemers – in dezen is de auteur een eindafnemer – de vaste boekenprijs in rekening moet worden gebracht. Dat brengt mij meteen op de motie van mevrouw Van der Werf waarin feitelijk gevraagd wordt om aan die kern van de wet te tornen, namelijk om voor de auteur een lagere prijs te hanteren dan de consumentenprijs. Ik ontraad die motie. Het lijkt mij niet verstandig om uitzonderingen op de generieke regel te maken. Misschien dat de heer De Liefde er wel heel blij mee zou zijn, want als je eenmaal met een uitzondering begint, wordt de lijst op een gegeven moment zo groot dat je de facto geen vaste boekenprijs meer hebt. Bovendien vinden wij dat dit onderdeel dient te zijn van de onderhandelingen die je als auteur voert met een uitgever over de rechten. Dat gaat er dan niet over dat je een lagere prijs krijgt, maar dat je een aantal boeken gratis ter beschikking krijgt waarmee je als auteur jouw promotionele ding doet, vaak ook in afstemming omdat die uitgever er dan ook wel belang bij heeft dat die auteur gesigneerde exemplaren kan verstrekken. Daar dient het plaats te vinden. Wij ontraden deze motie dan ook vanwege de argumentatie die ik zo-even heb aangegeven.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Even een verhelderende vraag. Een auteur krijgt toch ook altijd een aantal presentie-exemplaren die hij voor promotie kan gebruiken?

Staatssecretaris Zijlstra:

Dat is dus wat ik net aangaf. Dit dient plaats te vinden in de onderhandelingen die men altijd heeft rond auteursrechten en dergelijke. Heel vaak wordt daarbij dan een aantal boeken ter beschikking gesteld waarmee de auteur promotionele dingen kan doen. Dat laten we zo, maar we willen geen uitzondering op de wet, in de zin dat in dit geval auteurs als eindafnemer uitgezonderd worden om een lagere prijs te betalen.

In een interruptiedebatje met de heer De Liefde gaf mevrouw Klijnsma aan dat het kabinet de economische malaise als tweede argument ter verdediging van de vaste boekenprijs heeft gebruikt. Dat is niet helemaal wat ik heb gezegd. Ik heb aangegeven dat de vaste boekenprijs een cultuurpolitiek doel heeft. Dat is de kern. Er zijn allerlei ontwikkelingen gaande in de boekensector waarbij we moeten kijken wat de impact ervan is op de vaste boekenprijs. Naar de mening van het kabinet moet de boekensector sowieso een omslag maken gezien de ontwikkelingen met internet en e-boek. Als we constateren waar de sector op dit moment is – die moet die omslag nog echt voor een stuk maken – in combinatie met de economische crisis, vinden we het als kabinet onverstandig om het nu te doen. Echter, over een paar jaar moet, los van een economische crisis – mocht die er dan nog zijn of weer zijn, mag dat argument dan niet meer tellen – blijken dat de branche echt meegaat in de ontwikkelingen. Als ze dat op een gegeven moment niet doet, dan is het ook voor eigen risico.

De heer Van der Ham gaf aan dat de vaste boekenprijs een verdedigingspunt is voor de Nederlandse taal en hij heeft gevraagd of ik dat bij de volgende evaluatie wil meenemen. Nou, dat doe ik graag. Ik wijs hem wel op de downside van het verhaal, maar we gaan het gewoon doen. Een belangrijk onderdeel van de vaste boekenprijsverdiensten heeft te maken met het feit dat vertaalde bestsellers, zoals de Da Vinci Code, een hoop opbrengen. Dat is een belangrijk deel van de legitimering van de vaste boekenprijs. Het heeft natuurlijk niets te maken met het behoud van de Nederlandse taal in de zin van Nederlandse auteurs et cetera. We zullen bij de volgende evaluatie het aspect van de vertaalde bestsellers binnen de vaste boekenprijs inzichtelijk maken. Dan kan echter wel twee kanten opwerken. Dat zullen we bij de volgende evaluatie zien.

De heer Van der Ham (D66):

Bij het debat over de cultuurbegroting heb ik al twee keer met de staatssecretaris overeenstemming bereikt over het punt dat het wenselijk zou zijn als bijvoorbeeld in de filmsector een groter gedeelte van de omzet zou gaan naar een privaat potje voor de Nederlandse film, voor de Nederlandstalige oorspronkelijke film. Die vergelijking maak ik hier eigenlijk. Het feit dat de Da Vinci Code in het Nederlands wordt vertaald en daarmee dus eigenlijk meebetaalt om bijvoorbeeld een dichtbundel die niet zo'n grote omzet heeft, toch mogelijk te laten worden, is nu juist een soort van marktmechanisme dat zichzelf subsidieert, dat juist heel gunstig is. Wij zijn het wel eens over de film. Dan begrijp ik niet helemaal waarom de staatssecretaris dat effect hier als een downside neerzet. Ik vind het juist heel positief.

Staatssecretaris Zijlstra:

De heer Van der Ham legt de vaste boekenprijs neer als iets waarmee de Nederlandse taal in brede zin overeind wordt gehouden. Wij zeggen dat de vaste boekenprijs de pluriformiteit van het stelsel moet waarborgen. Ik ben het daarmee eens. Dat moet zich vertalen in bijvoorbeeld het uitgeven van een poëziebundel. Daarmee is het zeer de vraag, in hoeverre die buitenlandse aspecten hetgeen doen wat de heer Van der Ham beoogt, of iets anders. Dat zullen we inzichtelijk maken bij de volgende evaluatie. Dan gaan we de discussie aan op basis van de feiten.

De heer Van der Ham (D66):

Je hebt in de markt soms een hefboomconstructie nodig om de wat minder sterke broeders een podium te geven, en de mogelijkheid om daardoor ook sterk te worden. Die hefboomconstructies, mogelijk alternatieve hefboomconstructies om hetzelfde te bereiken, wil ik dan ook graag in de reflectie op de volgende evaluatie zien.

Staatssecretaris Zijlstra:

De heer Van der Ham doelde zojuist op de discussie die wij rond de Nederlandse film hebben gevoerd. Daarin heb ik helder aangegeven dat de motivering voor mij was gelegen in het feit dat de bioscopen in het lage tarief vallen. Er is een convenant gesloten dat het voordeel dat zij daarmee hebben, ook voor een deel ten goede komt aan de Nederlandse film. Gezien het toenemende aantal Nederlandse films en het voordeel dat de sector heeft, ligt het ook in de rede om te kijken of dat niet groter moet zijn. Dat kan via een convenant of via het Tuschinski Fonds, zoals de heer Van der Ham voorstelde. Dat is natuurlijk een heel andere discussie dan de discussie die hier voorligt. Ik snap dat de heer Van der Ham de vergelijking maakt, we moeten het op dat punt wel zuiver houden. Nogmaals, we nemen dit mee. Het kan twee kanten op, maar wij zullen dat op basis van de feiten op dat moment zien.

De heer De Liefde (VVD):

Het eerste deel van het betoog van de staatssecretaris stemde mij hoopvol. Ik had een amendement voorbereid dat erop ziet om vertaalde buitenlandse boeken buiten de Wet op de vaste boekenprijs te tillen. Ik dacht even dat de staatssecretaris daar positief over zou kunnen oordelen. Dat is namelijk 35% tot 40% van de boeken die onder de wet vallen. Mag ik de staatssecretaris zo verstaan dat hij ruimte ziet om die vertaalde buitenlandse boeken buiten de werking van de wet te gaan plaatsen?

Staatssecretaris Zijlstra:

De discussie gaat nu in een keer over een ander punt. De heer Van der Ham heeft gezegd dat de vaste boekenprijs moet worden gezien als een middel om de Nederlandse taal te verdedigen, in de zin dat Nederlandse boeken veelvuldig worden aangeboden. Dan is vervolgens de vraag wat in die constructie dan de bijdrage van buitenlandse boeken aan de Nederlandse taal is. Daar heb ik op gereageerd. Voor het overige leveren die buitenlandse boeken natuurlijk een heel grote financiële bijdrage in de totale constructie. De heer Van der Ham heeft aangegeven dat hij naast het pluriforme aanbod ook het taalkundige aspect belangrijk vindt. Dat is toch echt iets anders. Dan moeten we dat ook inzichtelijk maken. Die buitenlandse boeken zijn namelijk oorspronkelijk gewoon niet in het Nederlands verschenen, maar die zijn slechts een vertaling. Het gaat dus om dat inhoudelijke aspect, en niet om de financiële stroom die erachter ligt. Die is namelijk heel duidelijk. De heer Van der Ham introduceert eigenlijk een additioneel aspect waarom hij de vaste boekenprijs belangrijk vindt. Wij gaan inzichtelijk maken of dat inderdaad zo is.

Mevrouw Peters was helder: het is geen heilige koe en het heeft een bepaald nut. Dat hoor ik eigenlijk heel breed in de Kamer. Mevrouw Van der Werf is het er eigenlijk als enige niet mee eens dat dit een wezensvreemd instrument is. Waar duidt dat op? Niet op de doelstellingen, want die zijn duidelijk. Het duidt erop dat wij als overheid in het algemeen niet ingrijpen in markten. Sterker nog: als private partijen dat doen, sturen we de NMa erop af. In die zin is dit dus een wezensvreemd instrument, maar daar hebben wij een heel specifiek doel mee. Daarom is het ook zo belangrijk dat je continu toetst of dat doel wordt bereikt. Ik houd immers overeind dat het instrument in die zin wezensvreemd is ten opzichte van wat wij generiek als overheid in markten doen.

Mevrouw Van der Werf heeft een motie ingediend over auteurskorting. Daar ben ik zojuist op ingegaan; die motie heb ik ontraden.

Mevrouw Peters heeft een motie ingediend over het btw-tarief. Dat is aan Europa. Mevrouw Peters vraagt of het kabinet zich hier hard voor wil maken. Het antwoord is misschien een beetje flauw, maar daarvoor moet mevrouw Peters echt bij de staatssecretaris van Financiën zijn. Hij gaat immers over het financieel kader. De btw-uniformeringsoperatie is onlangs uitgebreid aan de orde geweest bij de behandeling van het Belastingplan. Daarbij zijn deze zaken niet aan de orde geweest. Het kabinet moet overigens nog een standpunt innemen over de btw op e-boeken. Daar ga ik dus niet op vooruitlopen, want op dat punt is mijn collega van Financiën "in the lead".

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Dat klinkt inderdaad als "een aanhoudertje". De motie is waarschijnlijk overbodig. Het kabinet spreekt natuurlijk met één mond, maar ik zie de staatssecretaris binnen die discussies in de ministerraad graag als de voorvechter van die cultuurpolitieke doelstellingen: als het zinvol is om via een lager btw-tarief de "vaste boeken" te promoten, geldt hetzelfde natuurlijk voor de e-boeken.

Staatssecretaris Zijlstra:

Mevrouw Peters geeft terecht aan dat het kabinet met één mond spreekt. Daarom moet je altijd degene laten spreken die erover gaat. Mevrouw Peters heeft mij horen praten over vormen van logica. Zij weet dus ongeveer hoe ik hierin zit.

Hiermee ben ik ingegaan op de moties en op de inbreng van de Tweede Kamer in tweede termijn.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik bedank de staatssecretaris voor de beantwoording. Over de moties, de amendementen en het wetsvoorstel zal volgende week dinsdag worden gestemd. De staatssecretaris gaat nog onderhandelen; dat wordt nog heel spannend.

De vergadering wordt van 12.48 uur tot 13.00 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

De voorzitter:

Vóór de stemmingen doe ik nog een aantal mededelingen over het verloop van deze middag; dan bent u allen goed voorbereid. Wij houden zo direct een kleine stemming, met het oog op de Europese top. Daarna behandelen wij achterelkaar twee verslagen van een algemeen overleg, VAO's. Dan pauzeren wij een halfuur voor de lunch. Rond half drie hebben we de regeling van werkzaamheden. Daarna gaan wij verder met de begroting van Landbouw.

Naar boven