Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2010 (32123 V).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Toen dit kabinet aantrad, kondigde de minister van Buitenlandse Zaken aan dat mensenrechten het uitgangspunt zouden vormen voor het buitenlands beleid. Nu, drie jaar later, is het volgens de SP-fractie tijd om de balans op te maken. Je weet immers maar nooit.

De minister van Buitenlandse Zaken is er in geslaagd mensenrechten als thema zichtbaar te maken. Er is de Mensenrechtentulp ingevoerd, die van de ontvangers iconen maakt voor hun mensenrechtenstrijd. Dat is terecht. Het zijn goede intenties en het is een mooie prijs. Maar wat als we het hele beleid langs de meetlat leggen van de internationaal erkende normen van mensenrechten? Is er dan meer dan iconen en fraaie symbolen? Ik neem een aantal zaken met u allen door.

Nederland heeft terechte kritiek op de illegale gevangenis Guantánamo Bay, maar dringt de minister ook aan op sluiting van andere onaanvaardbare gevangenissen, zoals Bagram in Afghanistan?

In China bezocht de regering de openingsceremonie van de Olympische Spelen, maar vervolgens weigert deze minister wel de Dalai Lama, leider van het onderdrukte Tibetaanse volk, op politiek niveau te ontvangen. Bovendien wordt kritiek op het Chinese executiebeleid, zoals van de Tibetaanse activisten, het liefst via de Europese Unie geuit. Waarom geen sterk eigen mensenrechtenbeleid tegenover China?

Met Rusland worden goede zaken gedaan in de energiesector, maar wat horen we van de buitengerechtelijke executies van mensenrechtenactivisten in de Noordelijke Kaukasus?

Deze minister noemt zich "vriend van Israël" en "kameraad van de Palestijnen". Als de minister aan Israël zou opleggen wat hij aan andere landen voorhoudt, dan zou dit een enorme sprong voorwaarts zijn in het Nederlands buitenlands beleid. Daarbij hoef ik slechts te verwijzen naar VN-resoluties en de Conventie van Genève. Anders gezegd: wat hebben de Palestijnen concreet aan kameraad Verhagen? En gaat de minister als vriend van Israël meewerken aan diens wens om het oorlogsrecht op te rekken, zodat er met nog meer geweld kan worden opgetreden tegen de Palestijnen? Wat heeft de minister daarop gezegd tegen minister Lieberman, toen deze bij hem te gast was, wel op politiek niveau?

Met Indonesië wordt nauw samengewerkt op het gebied van terrorismebestrijding en ook worden in Nederland gebouwde korvetten geleverd, maar hoe zit het met de vrijheid van meningsuiting, bijvoorbeeld van Molukse activisten? Als de SP ernaar vraagt, luidt het antwoord dat de regering naar de omstandigheden van deze mensen "informeert", maar is er ook actie ondernomen, bijvoorbeeld tegen de deportatie van gevangenen ver weg van de Molukken?

Begin september sprak de minister in Roermond voor Indiëveteranen. Hij stelde dat sinds 2005 een streep onder de geschiedenis van de scheiding met Indonesië is getrokken. Hij heeft gelijk tegenover de veteranen: zij moesten en zij gingen. Daarvoor was de Nederlandse regering verantwoordelijk. In 1945 waren er al Nederlandse dienstplichtigen die begrepen dat zij aan de verkeerde kant van de geschiedenis terecht zouden komen als zij in Indonesië zouden gaan vechten. Zij weigerden en de minister moet willen erkennen dat zij aan de goede kant van de streep stonden. Dat betekent ook dat dienstweigeraars herdacht moeten worden. Is de minister daartoe bereid? Het betekent verder dat de slachtoffers van die oorlog herdacht moeten worden, en niet op de licht neerbuigende manier zoals de minister in Roermond deed.

Erkenning van Nederlandse fouten in het verleden betekent ook dat een ruimhartige tegemoetkoming moet worden gedaan aan de slachtoffers van massamoorden zoals in Rawagede, en niet alleen daar. Is de minister bereid een lijst van dorpen te publiceren waar die Nederlandse massamoorden zijn gepleegd? Is de minister tevens bereid de overlevenden van al die dorpen tegemoet te komen?

In mei 2009 bezocht de Kamer Georgië en stelde ik de Nederlandse ambassadeur de vraag hoeveel politieke gevangenen er volgens Nederland zijn in Georgië. Het antwoord was kort: volgens Nederland zijn die er helemaal niet in Georgië; nul politieke gevangenen. De International Federation for Human Rights denkt daar anders over. Zij constateert dat er acht zijn en noemt die ook met naam in haar laatste rapport. Wat verklaart het verschil van opvatting tussen Nederland en deze gezaghebbende organisatie? Ten slotte noem ik in dit rijtje nogmaals de VS met president Obama als Neerlands hoop in bange dagen. Wat is de stand van zaken om de VS aan te laten sluiten bij het Internationaal Strafhof? Wat zijn de kansen om de The Hague Invasion Act te laten intrekken door de Amerikaanse regering? Deze vragen zijn essentieel omdat ze de praktijk van het Nederlandse mensenrechtenbeleid blootleggen. Als het op mensenrechten aankomt, zijn daden namelijk belangrijker dan woorden en is concrete steun belangrijker dan symbolen.

In de begroting wordt een bezuiniging aangekondigd op Nederlandse ambassades in het buitenland. Wat is het gevolg daarvan voor het mensenrechtenbeleid? Het actief contact onderhouden met mensenrechtenverdedigers is van groot belang voor hun werk en veiligheid. Daar moet de minister niet op bezuinigen. Waar blijft het vorig jaar beloofde actieplan voor de verdediging van mensenrechtenactivisten? Wat betekenen de bezuinigingsplannen op de ambassades in algemene zin? In welke mate zullen die ten koste gaan van de consulaire hulpverlening? Wordt er bij de te maken keuzes rekening gehouden met de nu al soms enorme afstanden die Nederlanders in het buitenland moeten afleggen om consulaire diensten verleend te krijgen, bijvoorbeeld in Canada? Wat betekenen deze plannen voor toekomstig te bieden consulaire hulp aan gestrande Nederlandse toeristen, maar ook aan Nederlandse gedetineerden? De begeleiding van gedetineerden vergelijken met pepernoten zoals met Sinterklaas, die heel leuk zijn om te krijgen, zoals te lezen in De Telegraaf van afgelopen zaterdag, is beneden alle peil. Het gaat hier wel om mensen, die weliswaar zijn veroordeeld maar die tegelijkertijd vaak onder erbarmelijke omstandigheden in buitenlandse cellen letterlijk zitten weg te rotten. Welke bezuiniging denkt de minister op de zorg voor hen concreet te kunnen realiseren?

Wij zijn een voorstander van een volwaardig consulaat in Iraaks Koerdistan. De minister kent die opvatting van ons. Deze dagen nog reist het Nederlandse bedrijfsleven af naar Iraaks Koerdistan om daar goede zaken te doen. Wanneer kunnen burgers rekenen op een volwaardige behandeling en volwaardige consulaire dienstverlening?

Ook in de EU zelf moet de kwaliteit van de mensenrechten worden onderhouden. De criteria van Kopenhagen voor nieuwe leden zijn niet genoeg. Er moet ook onderhoud worden gepleegd en controle daarop worden gehouden. Nu is er het zogenaamde Stockholm Programma dat naleving en bescherming van de mensenrechten in de EU moet waarborgen. Mensenrechtenorganisaties zijn hier echter over teleurgesteld. Er zijn onvoldoende controlemechanismen. Op welke manier gaat de regering zich hiervoor inzetten?

De kwestie-Afghanistan is sinds de acceptatie van de motie-Voordewind/Van Dam (27925, nr. 361) de bermbom onder het voortbestaan van dit kabinet. Een dezer weken bepaalt de Amerikaanse regering de vervolgstrategie. Tot die tijd heeft Nederland geen mening over de vraag hoe het verder moet. Voorzetten van de gevolgde strategie zal de oorlog verder verdiepen en ook verbreden, in het bijzonder naar Pakistan. Er is maar één uitweg uit dit moeras en dat is vertrekken. Trek de troepen terug en roep de bondgenoten op deze permanente oorlog te beëindigen. Laat de Nederlandse militairen en de bevolking niet langer in onzekerheid over de toekomst van de Nederlandse aanwezigheid.

Naast een actief mensenrechtenbeleid moet er ook een actief vredesbeleid komen. De SP heeft samen met anderen jarenlang en uiteindelijk met succes aangedrongen op een verdrag tegen clustermunitie. Wij moeten nu verder op deze weg. Het rapport van de commissie-Goldstone biedt daarvoor aanknopingspunten. Is de minister bereid internationaal te streven naar een verbod op het gebruik witte fosfor en zware metalen of om te beginnen naar een moratorium op het gebruik hiervan? Er moet ook een verbod komen op munitie met verarmd uranium. Wat is de opvatting van de regering over deze zaken?

Deze wapens kunnen worden gebruikt omdat ze door anderen worden gemaakt en geleverd, maar ook omdat er derde landen zijn die ze doorvoeren. De SP heeft de laatste jaren aangedrongen op een strengere beperking van Europese wapendoorvoer. Is de regering bereid de Europese criteria voor wapenexport uit te breiden met een criterium dat de doorvoer van wapens beperkt? Concreet: geen doorvoer van wapens via EU-landen naar spanningsgebied of landen die mensenrechten schenden. Ik vraag de minister hierover initiatieven te nemen en overweeg hierover een motie met dat doel in te dienen.

De relatie Nederland-Suriname. Op 2 november is die in een wetgevingsoverleg met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan de orde geweest, maar het is de vraag of Suriname wel in zijn portefeuille blijft. Zijn afwezigheid hier vanavond is daarmee minder relevant. Zowel in Nederland als in Suriname wordt namelijk terecht geconstateerd dat de ontwikkelingsrelatie ophoudt en er ruimte komt voor normale internationale betrekkingen tussen beide landen, natuurlijk met inachtneming van het gemeenschappelijke verleden. Tijdens het WGO zei de minister voor Ontwikkelingssamenwerking dat de nieuwe relatie tussen beide landen gebaseerd moet zijn op ideeën die in beide samenlevingen leven. Daar ben ik het zeer mee eens, maar hoe wil de minister kennisnemen van die ideeën? Zijn verwijzing naar de verkiezingsprogramma's in Nederland en Suriname vind ik te mager. Misschien is het zelfs beter om de toekomstige relatie geen onderdeel te laten zijn van de hectiek van verkiezingen, in Nederland en in Suriname. De minister weet wat de gevolgen daarvan kunnen zijn, want op die wijze is ook de dekolonisatie van Suriname op ondoordachte wijze tot stand gekomen. Laten we die geschiedenis niet herhalen, maar in gezamenlijkheid en rust praten over de nieuwe relatie. Kabinet, waar blijft u? Politieke partijen als de PvdA en de SP geven daartoe het voorbeeld.

In Suriname vraagt men zich niet alleen af waar Nederland blijft, maar ook waar koningin Beatrix blijft. President Venetiaan bracht een staatsbezoek aan ons land dat nooit is beantwoord met een staatsbezoek van onze kant. Dat wekt op zijn minst de schijn van desinteresse. Ik roep het kabinet op om nog voor de Surinaamse verkiezingen in mei volgend jaar een staatsbezoek aan Suriname te arrangeren.

De heer Waalkens (PvdA):

Dat de heer Van Bommel ertoe oproept om de relatie met Suriname niet te vermengen met de verkiezingen, deel ik met hem. Hij roept er echter ook toe op om de Koningin nog voor de verkiezingen naar Suriname te laten gaan. Daarmee brengt hij de Koningin in de positie dat zij onderdeel zou kunnen worden van de verkiezingen en dat is niet wat hij wil.

De heer Van Bommel (SP):

Dat wil ik inderdaad niet. Ik ken echter de liefde voor het Koninklijk Huis in Suriname zeer goed. Men acht het Nederlandse staatshoofd zo ver verheven boven zowel de Nederlandse als de Surinaamse politiek, dat de Koningin geen deel van de verkiezingen zal worden. Bovendien is er nog een halfjaar te gaan naar de Surinaamse verkiezingen. De campagnes zijn al begonnen, maar zoals de heer Waalkens weet, waren ze dat een jaar geleden ook al. Eigenlijk zouden wij een voorbeeld kunnen nemen aan Suriname, want daar is het permanent campagnetijd. De statuur van ons staatshoofd is echter van dien aard dat zij daarboven staat. Dat zal zij blijven doen.

Afsluitend een woord over de twinningprojecten. Suriname heeft een punt als het zich beklaagt over gebrek aan afstemming en klaagt over het Nederlandse penvoerderschap en over de onduidelijkheid over de toekomst van die projecten. Er komt een evaluatie, maar tevens staat vast dat er in 2010 geen budget beschikbaar is en het loket gesloten blijft. Betekent dit concreet dat sommige projecten stil komen te liggen? Dat zou buitengewoon jammer zijn van de inspanningen die al zijn geleverd.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. We hebben twee weken geleden een uitgebreid WGO gehad over het onderdeel ontwikkelingssamenwerking van de begroting van Buitenlandse Zaken. De SP-fractie heeft tijdens dat overleg duidelijk gemaakt dat hulp wat haar betreft geen wondermiddel is. Het gaat evengoed, of zelfs nog eerder, om eerlijke handel in plaats van vrijhandel en om democratisering van internationale machtsverhoudingen in de VN-Veiligheidsraad, het IMF en de Wereldbank. Daarnaast is en blijft hulp belangrijk en gaat het niet om minder hulp, maar om betere hulp. Dat debat hoeven we vandaag niet over te doen. Voor de SP-fractie blijft nog een tweetal punten over.

Het eerste punt is de bijdrage die in de begroting is uitgetrokken voor de bestrijding van hiv/aids in de wereld. Het is een goed voorbeeld van hoe succesvol hulp kan zijn. In een paar jaar tijd zijn er in plaats van 400.000, meer dan 4,5 miljoen mensen die een behandeling tegen hiv en aids krijgen. Als deze vertienvoudiging van het aantal behandelingen geen voorbeeld is van hoe effectief hulp kan zijn, weet mijn fractie het ook niet meer. Het is goed dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de Kamer, na alle kritiek op de bezuinigingen in de begroting voor 2010, in zijn brief tegemoet is gekomen door een verhoging van de bijdrage aan het Global Fund voor te stellen. Ik wil de minister voor Ontwikkelingssamenwerking nog wel vragen – ik neem aan dat zijn medewerkers nog beter luisteren dan zij altijd al doen – hoe het precies zit met die promissory notes. Leidt dat echt tot extra geld, ook ten opzichte van de geplande uitgaven voor 2011? Is er zo echt sprake van extra geld ten opzichte van de begroting zoals die op Prinsjesdag aan ons is gepresenteerd? De minister zwijgt in zijn brief over de bijdrage aan UNAIDS waarop een meerderheid van de Kamer in het wetgevingsoverleg forse kritiek heeft geuit. Ik heb inmiddels met mevrouw Ferrier en de heren Voordewind en Van der Staaij een amendement ingediend om op dat punt verbetering aan te brengen en om die bezuinigingen te beperken. Dat gaat om 4,5 mln. Dat kan worden gedekt uit de begrotingssteun voor Senegal die de minister inmiddels – terecht – heeft opgeschort. Die staat echter nog wel op de begroting en kan zodoende ter dekking dienen voor deze uitgave.

Het tweede punt dat ik zou willen noemen is het basisonderwijs. De minister heeft een toezegging aan de Kamer gedaan om de bezuinigingen als het gaat om Mali terug te draaien. Datzelfde geldt in voorwaardelijke zin voor Mozambique als daar geen vervanging van andere donoren kan worden gevonden. Hij heeft daarover echter geen nota van wijziging ingediend. Dat roept wel de vraag op hoe hij dat kan doen. Graag krijg ik hierop een reactie. Ik heb met de heer Voordewind een amendement in voorbereiding om voor Bangladesh ook nog tot een verbetering te komen. Daarbij kan dekking worden gevonden uit de juridisch onverplichte middelen en voor een deel uit de begrotingssteun aan Senegal, want dat gaat in totaal om 7,5 mln.

Tot slot is mijn fractie er bepaald niet van overtuigd dat er voor Burundi moet worden doorgegaan met algemene begrotingssteun. Graag hoor ik van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking hoe het daarmee staat. Wij horen op dit punt niets van hem. Als hij vanavond niet met een duidelijk verhaal daarover komt, zullen wij morgen een motie indienen.

De heer Haverkamp (CDA):

Voorzitter. Een ander Nederland in een andere wereld. Zo sloot mijn partijleider en onze minister-president Jan Peter Balkenende het CDA-congres af. De afgelopen periode is de wereld veranderd. Ik wijs op de bijeenkomsten van de G20 en de totstandkoming van het Verdrag van Lissabon. De komende tijd zal er nog meer moeten veranderen. Denk aan de klimaatdiscussies en de implementatie van de lessen uit de kredietcrisis. Die veranderingen zullen hun plaats moeten krijgen in binnenlandse hervormingen. Er zal ook hard gewerkt moeten worden aan dat andere Nederland. Laten wij ons vandaag echter beperken tot het andere buitenland, dan is de uitdaging al groot genoeg.

Nederland verdient zijn boterham voor 70% in het buitenland. Economisch gezien kunnen wij dus niet zonder dat buitenland, hoe graag sommigen dat ook willen. Dat buitenland is belangrijk voor onze welvaart, onze veiligheid en ons milieu want die liggen niet alleen in onze handen. Wij moeten blijven investeren in goede contacten met de landen om ons heen en met de opkomende machten. Om goede contacten op te bouwen en Nederland in het buitenland te promoten, is het goed dat naar aanleiding van het amendement van mijn voorganger Van Gennip om een Dutch Visitors Program op te zetten, dit nu echt van start is gegaan. Enkele leden van deze Kamer hebben daar kennis mogen maken met een eerste groep high potentials. Zij zijn onze ambassadeurs.

Ambassadeurs zijn normaal gesproken betrokken bij diplomatieke posten. Voor de CDA-fractie is een belangrijk onderdeel van ons buitenlands beleid de inzet op economische diplomatie voor het bedrijfsleven. Wat ons betreft zal bij de heroverwegingsoperatie goed worden gekeken naar het Nederlandse postennetwerk om te zien waar het efficiënter kan. Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is hierop in de ogen van de CDA-fractie winst te behalen. Wij moeten meer naar inhoud en minder naar vorm kijken. De expertise van ambassades op gebieden als economische zaken of LNV die voor het bedrijfsleven en de mensen daar ter plekke en niet te onderschatten rol spelen, moet wat ons betreft worden blijven benut. Graag hoor ik van de minister hoe deze taak van het postennetwerk optimaal wordt ingezet met behulp van zijn collega's.

De heer Van Bommel (SP):

Het gaat mij net even iets te snel. De heer Haverkamp benadrukt de economische expertise bij de posten. Die is er vanzelfsprekend. Hij zegt dat die moet worden blijven benut. Bedoelt hij daarmee dat daar niet op mag worden bezuinigd?

De heer Haverkamp (CDA):

Op dit moment vinden wij inderdaad dat daarop kan worden geïntensiveerd. Je moet kijken naar vorm en inhoud. Het Lissabonverdrag biedt ons op een aantal punten kansen, maar de kansen voor het bedrijfsleven moeten wij blijven benutten.

De heer Van Bommel (SP):

U vindt dat daar "misschien nog wel niet" ...

De heer Haverkamp (CDA):

Voorzitter, even een punt van orde. Dit is een interruptie, maar ik zie mijn tijd doorlopen. Hoe waardevol ik dit gesprek met de heer Van Bommel ook vind ...

De voorzitter:

Pardon. Ik corrigeer het onmiddellijk.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Haverkamp benadrukt het belang daarvan. Ik heb andere onderdelen van het werk van de posten benadrukt, zoals het punt van mensenrechten, het punt van Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Daarop moet niet worden bezuinigd. De heer Haverkamp begint nu met "misschien niet bezuinigen op", maar dat is een boodschap waar hij deze minister niet mee weg kan sturen.

De heer Haverkamp (CDA):

Ik heb gezegd dat er een Verdrag van Lissabon is gekomen. Er loopt een herbezinningsoperatie rondom zaken. Wij zouden in bepaalde landen dingen via de EU kunnen doen. Dan heb je misschien geen ambassade, maar een andere vormgeving. Je kunt er dan nog wel attachés neerzetten. Over de consulaire dienstverlening kom ik zo direct nog te spreken.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Haverkamp (CDA):

Voorzitter. Collega Van Bommel sprak over consulaire dienstverlening. Ook mijn fractie is van mening dat wij daar best creatief naar kunnen kijken. Is de minister van Buitenlandse Zaken bereid om met zijn collega van BZK over een aantal punten in overleg te treden? Worden bijvoorbeeld Nederlandse gemeenten in de grensstreek in staat gesteld om paspoorten te verstrekken aan mensen die in Duitsland of België wonen? Verder kan worden gedacht aan de verstrekking van paspoorten op Schiphol. Het is voor mensen die hier naartoe komen handig als zij daar een paspoort kunnen halen. Voorts kan worden gedacht aan de mobiele inzet van biometrie en aan de verstrekking van paspoorten via andere landen van de EU. Kan hij ook zijn collega van Financiën vragen, DigiD beschikbaar te stellen voor mensen in het buitenland? Het blijft bijzonder dat zij de belastingaangifte alleen op papier kunnen inleveren.

Op dit moment wordt ook gekeken naar het bezoek aan gevangenen in het buitenland. De CDA-fractie kan zich dat goed voorstellen, maar consulaire dienstverlening gaat verder dan alleen kijken naar daders. Wij hebben ook veel aandacht voor slachtoffers. Vaak valt dat samen. De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft vorig jaar mevrouw Yalvac mogen bezoeken. Het is moeilijk te onderscheiden of zij dader of slachtoffer is. Daarvoor moet aandacht worden gehouden. Wij kunnen ons heel goed voorstellen dat er kritisch naar wordt gekeken.

Het economisch zwaartepunt verschuift naar het oosten van de wereld, zoals naar China en India, maar ook kleinere economieën, zoals Zuid-Korea, Singapore en Maleisië, groeien snel. Het CDA vraagt de minister om met zijn collega's van EZ een analyse te maken van het rijksbeleid inzake deze economieën en om voorstellen te doen om meer en beter gebruik te maken van de kansen die zich voordoen, ook wat betreft de vestiging van deze bedrijven in Nederland. Economische ontwikkeling is van groot belang. Wij hebben vorige week stilgestaan bij de situatie in het Midden-Oosten: de economische ontwikkelingen op de Westelijke Jordaanoever. In de ogen van het CDA kan Nederland daarin een belangrijke rol spelen. Wij hebben daar bij de begrotingsbehandeling ook expliciet aandacht voor gevraagd. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking is hier niet fysiek aanwezig, maar ik denk dat hij dat in gedachten wel is. Daarom richt ik de vraag aan hem. Graag verneem ik van hem wat hij ondertussen heeft gedaan om ervoor te zorgen dat de economie daar wordt gestimuleerd. Ik ben zelf op de Jordaanoever geweest. Men zegt moeite te hebben om producten op de markt te krijgen. Het introduceren van coöperaties kan hierbij een optie zijn. Deelt de minister deze analyse?

Mijn collega Ferrier heeft in het wetgevingsoverleg over ontwikkelingssamenwerking het belang van de inzet op kleine boeren en de toegang tot de markt en de toegang tot de financiële markten benadrukt. De praktijk wijst uit dat initiatieven op dit gebied nog grote hindernissen zijn. Nederland heeft juist expertise op dit vlak. Is de minister voor Ontwikkelingssamenwerking bereid, dit concreet op te pakken voor de Westelijke Jordaanoever?

Rondom mensenrechten is deze minister zeer actief.

De heer Van Dam (PvdA):

Het ging zo snel dat ik even wilde kijken of wij het blokje over de Westelijke Jordaanoever hadden gehad. Een van de belemmeringen voor mensen en bedrijven op de Westelijke Jordaanoever is dat ze zich daar gewoon niet vrij kunnen bewegen. Ze hebben continu te maken met wegblokkades en checkpoints, waardoor het soms uren kan kosten om gewoon bij het eigen land te komen. Dan is het inderdaad moeilijk om je producten op de markt te krijgen. Wat vindt het CDA daarvan?

De heer Haverkamp (CDA):

Wij vinden dat er zo veel mogelijk bewegingsvrijheid moet komen, maar wij merken ook dat het niet altijd even effectief is als wij daarom vragen. Dat kun je betreuren, maar je kunt ook creatief meedenken over oplossen en er het beste van maken. Daarom is er de optie van een coöperatie, zodat gezamenlijk producten kunnen worden getransporteerd. Nu ontstaat vaak de situatie dat een boer gedwongen is zijn product te verkopen aan iemand anders die het wel kan transporteren, waardoor hij een stuk van de marge verliest. Op dat punt moeten wij ervoor zorgen dat wij meedenken.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat is een lovenswaardig streven, maar het andere probleem is daarmee natuurlijk niet opgelost. U zegt het te betreuren dat mensen hun bewegingsvrijheid wordt ontnomen op grond van hun etniciteit. De vraag is echter wat er volgt op dat betreuren. Volgt op dat betreuren nog een stap of laat u het bij het betreuren van een situatie die u al vele jaren betreurt en die toch nog steeds bestaat?

De heer Haverkamp (CDA):

Wij zijn van mening dat de Israëlische overheid, in de contacten die wij met haar hebben, daarop moet worden aangesproken. Dat heb ik ook persoonlijk gedaan toen ik daar was. Of het dankzij het aanspreken door de Nederlandse overheid of de EU komt dat er nu checkpoints worden opgeheven, weet ik niet. Een aantal checkpoints wordt opgeheven en gelukkig is sprake van economische vooruitgang, maar wij zijn er nog niet. Wij moeten blijven aanspreken, maar wij moeten ook zoeken naar praktische oplossingen waaraan de mensen daar ter plekke iets hebben. Een van mijn suggesties is om letterlijk en figuurlijk een weg om die checkpoints te vinden door op een andere manier het transport te organiseren.

De voorzitter:

De laatste maal, mijnheer Van Dam.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik doe nog één poging. Wij hebben ook in het verleden wel eens gezien dat het aantal checkpoints werd verminderd en later toch weer vermeerderd. Het gaat uiteindelijk om het principe. Vindt u dat u de Israëlische overheid kunt blijven aanspreken op het feit dat het principe wordt geschonden en op het feit dat mensen hun bewegingsvrijheid wordt ontnomen? Of vindt u dat er ooit wel eens een stap moet komen die verder gaat dan alleen maar aanspreken?

De heer Haverkamp (CDA):

Ik ga niet in op vragen over "ooit wel eens". Het is mij niet gegeven om zo ver in de toekomst te kijken. Ik zie dat het concrete aanspreken op dit moment het concrete effect heeft dat het aantal checkpoints vermindert, maar dat is helaas nog onvoldoende. Wij moeten blijven aanspreken, maar aan de andere kant moeten wij ook zorgen voor praktische oplossingen voor de boeren daar ter plekke. Daarmee zijn zij het meest geholpen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Haverkamp (CDA):

Voorzitter. Ondertussen was ik op het punt van mensenrechtenverdedigers gekomen en op de belangrijke focus van de minister op het opkomen voor mensenrechten. Met het uitreiken van de tweede Mensenrechtentulp is weer een gezicht gegeven aan de moedige en moeilijke inzet van mensenrechtenverdedigers. Mijn fractie vraagt zich wel af hoe het op dit moment staat met het nationaal actieplan voor mensenrechtenverdedigers. Dat actieplan is heel belangrijk. Het publiceren van de EU Guidelines on Human Rights Defenders op de website van onze ambassades zou wat ons betreft een onderdeel van dat actieplan kunnen zijn. Europa heeft het voorrecht dat zijn documenten in buitengewoon veel talen worden gepubliceerd. Is het mogelijk om deze guidelines in ieder geval in de talen van de EU op de websites van al onze ambassades ter beschikking te stellen? Kan de minister ook aangeven welke activiteiten op dit moment worden ondernomen voor de Mensenrechtendag?

Restore of justice is een belangrijk onderdeel van het mensenrechtenbeleid en de aanpak van straffeloosheid. Nederland doet veel op dit terrein. Zie de grote internationale bijeenkomsten over transnational justice van afgelopen september. Om de vaak vicieuze cirkel van burgeroorlogen te helpen doorbreken is restore of justice, het zogenoemde herstelbeleid, een belangrijke manier. Onder het Verdrag van Rome is het Trust Fund for Victims tot stand gekomen ter bevordering van de rehabilitatie van slachtoffers en hun families. Opvallend is dat slachtoffers minder aandacht en mogelijkheden krijgen dan voormalige militieleden en soldaten. Meevechten was dus beter geweest dan niet meevechten. De CDA-fractie pleit dan ook voor een gedeeltelijke overheveling van de 14 mln. van het DDR-fonds naar het fonds voor de slachtoffers. Is de minister hiertoe bereid?

Wij vragen regelmatig aandacht voor de mensenrechtensituatie in Birma. Volgend jaar vinden daar verkiezingen plaats. Op welke wijze kan Nederland in de ogen van de minister hieraan een constructieve bijdrage leveren?

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Over transitional justice – ik denk dat de heer Haverkamp dat bedoelde – heeft de Adviesraad Internationale Vraagstukken ons een rapport gestuurd waarin hij een interessante aanbeveling doet: de Nederlandse regering zou in alle situaties waarbij ook een betrokkenheid was van Nederlandse overheidsfunctionarissen een bijzondere verantwoordelijkheid moeten nemen wat die belangrijke herstelbetalingen aan slachtoffers betreft. Denk aan Srebrenica, denk aan Indonesië. Ook de president van het Joegoslaviëtribunaal heeft daartoe een oproep gedaan. Wat vindt de heer Haverkamp daarvan?

De heer Haverkamp (CDA):

Ik wilde mij met mijn inbreng nu beperken tot het Verdrag van Rome. Wij vinden dat ook een belangrijk punt. Wij hebben die andere discussies, waaraan u refereert, hier al meerdere malen gevoerd. Het standpunt van de CDA-fractie is op dat punt bij u bekend. Dat is niet veranderd, ook niet naar aanleiding van het AIV-advies.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik zou dat standpunt van het CDA dan toch nog een keertje willen horen, in het licht van de zo-even gedane uitspraak dat herstelbetalingen een essentieel onderdeel zijn van transitional justice, waar Nederland een specialisatie van maakt in zijn buitenlandbeleid. Als het Joegoslavië Tribunaal Nederland nu concreet oproept om zich bijzonder verantwoordelijk te voelen voor de compensatie van de slachtoffers, dan moet ook uw fractie zich daartoe toch aangesproken voelen?

De heer Haverkamp (CDA):

Wij hadden voorafgaand aan deze begrotingsbehandeling een ontmoeting met de burgemeester van Srebrenica. Die gaf een aantal concrete punten aan. Ik heb met de PvdA-fractie afgesproken dat wij daarover vragen zullen stellen aan de regering. Op basis van die antwoorden zullen wij bekijken wat wij verder wel of niet kunnen gaan doen. Als u bij dat gesprek was geweest, dan had u interessante informatie daarover verkregen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik spreek best wel veel mensen die verhalen hebben te vertellen over Srebrenica. Fijn dat u de burgemeester hebt gesproken en fijn dat u nu niet op voorhand uitsluit dat Nederland misschien een bijzondere rol heeft te spelen als het aankomt op schadevergoeding.

De heer Haverkamp (CDA):

Dank voor deze fijne woorden aan mijn adres.

Voorzitter. Ik wil het hebben over het antiterrorisme. Mede namens mijn collega Çörüz dank ik de minister voor de stappen die zijn gezet om te komen tot een antiterrorisme-instituut, dat herkenbaar en toegankelijk mag worden en de spil gaat vormen te midden van alle reeds bestaande instellingen. In de strijd tegen het terrorisme moeten wij er echter ook voor waken dat de effectiviteit van internationale terrorismewetgeving door ons minder welgezinde landen wordt ondergraven, bijvoorbeeld door mensen die zich kritisch uiten ten opzichte van het heersende regime op terrorismelijsten te plaatsen. Dit doorkruist de mensenrechtenagenda van de minister. Wij zijn dan ook blij met de inzet van de minister ten aanzien van een comité dat delisting van VN-lijsten beoordeelt.

Ik kom op de trans-Atlantische band. In de veranderende wereld met meerdere machtsblokken, neemt de dominante positie van het westen versneld af ten gunste van regionale machtsblokken, vaak met andere tradities. In de ogen van de CDA-fractie neemt tegen deze achtergrond het belang van de versterking van de trans-Atlantische band toe. Maar Europa is nog te vaak verdeeld; met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon komt hierin wellicht verandering, maar wij moeten blijven werken aan een gezamenlijke visie en strategie met de VS. Niet een benadering van verklaringen, lijstjes, fotoshootings en gezamenlijke toppen met 27 interventies, maar ook een gemeenschappelijk Europees beleid. Deelt de minister deze analyse? En hoe kan hij bijdragen aan een serieuze Europese discussie om eenduidig aan die trans-Atlantische band te werken?

De heer Van Bommel (SP):

Tenzij de trans-Atlantische band hiermee is ...

De heer Haverkamp (CDA):

Ik wilde nog een compliment maken aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, voor zijn inspanningen rondom New York 400.

De heer Van Bommel (SP):

Dat hoor ik dan nog graag even van u.

De heer Haverkamp (CDA):

Dat compliment is hierbij gemaakt. Daarmee is mijn blokje over trans-Atlantische betrekkingen afgerond.

De heer Van Bommel (SP):

Heel fijn, want ook dat roept een vraag tot verduidelijking op. Vorige week is ons gebleken dat het kabinet afwacht totdat de Verenigde Staten een standpunt hebben met betrekking tot de buitenlandse en internationale aanwezigheid in Afghanistan. Kortom, men heeft er geen visie op of daar meer troepen naartoe moeten, of dat er juist een andere strategie nodig is, tot het moment dat de Amerikanen daarop een visie hebben ontwikkeld. Gaat u in het licht van die trans-Atlantische band wachten tot de Amerikanen een standpunt hebben, of hebt u daarover zelf al een opvatting?

De heer Haverkamp (CDA):

In deze Kamer is de motie-Van der Staaij aangenomen, waarin duidelijk is afgesproken met de regering om niet te gaan speculeren over voornemens tot een besluit. Mijn fractie wacht keurig het besluit van de Nederlandse regering af.

De heer Van Bommel (SP):

Het gaat mij niet om het Nederlandse besluit aangaande de Nederlandse aanwezigheid, maar om het grotere plaatje. Generaal McCrystal heeft zelfs geroepen dat er 40.000 man extra troepen moeten naar Afghanistan. De NAVO roept ook steeds dat er extra troepen naartoe moeten. Is uw opvatting dat er extra troepen naartoe moeten, los van de vraag of Nederland die moet leveren? Nederland heeft zijn steentje flink bijgedragen. Of zit u meer op die andere lijn, die nu door de Britse premier Gordon Brown wordt ingenomen, dat er onderhandeld moet worden en dat er een internationale vredesconferentie moet komen? Dat zijn twee heel verschillende standpunten. Wat is de opvatting van het CDA daarover?

De heer Haverkamp (CDA):

Ik deel niet de analyse van de heer Van Bommel dat het verschillende opvattingen zijn. Het CDA vindt dat er een gemeenschappelijke aanpak moet komen. Nederland heeft steeds ingezet op de 3D-aanpak, diplomacy, defence and development. Ik ga ervan uit dat de nieuwe aanpak van de heer Obama langs die lijn loopt. Het is aan de heer Obama om daarover een besluit te nemen, niet aan mij.

De heer Van Bommel (SP):

Dit is al te gemakkelijk. De heer Obama moet zijn keuze nog maken. Zijn besluit kan de kant op gaan van generaal McCrystal, namelijk een forse troepenvermeerdering. Er zitten nu ongeveer 100.000 buitenlandse militairen in Afghanistan. Dat zouden er 140.000 worden als er 40.000 bij komen. Of hij kan voor een andere lijn kiezen. De heer Haverkamp geeft aan dat wij achter de Amerikanen staan, maar de Amerikanen hebben hun standpunt nog niet bepaald. Wacht het CDA tot in Amerika een besluit genomen is? Mag ik het standpunt van de heer Haverkamp zo samenvatten?

De heer Haverkamp (CDA):

Ik vraag mij af wat deze discussie voor zin heeft. Ik sta hier als vertegenwoordiger van een Nederlandse politieke partij. Nederland heeft zich op dit moment gecommitteerd aan een bepaalde aanpak in Afghanistan. Daar hebben wij een uitgebreid debat over gehad. Ik heb de regering geprezen voor haar aanpak met de 3D-combinatie. Dat is mijn verantwoordelijkheid. Het is ook mijn vraag aan de regering hoe hetgeen wij daar bereikt hebben zo goed mogelijk behouden kan worden. Die taak ligt op ons bordje. Om nu allerlei speculaties te doen over groot Afghanistan lijkt mij weinig zinvol bij deze begrotingsbehandeling.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Haverkamp vraagt mij wat dit debat voor zin heeft. Met uw instemming zit Nederland in Afghanistan in een wespennest. Om daar uit te geraken, stelt de een voor om de troepen fors te vergroten – 40.000 militairen extra – en stelt de ander voor om deze lijn niet te volgen omdat wij daar al in de problemen zitten, maar om in plaats daarvan internationale onderhandelingen te voeren. Wij zitten daar tot over onze oren in de problemen. Nu vraag ik de heer Haverkamp om een standpunt, en dan zegt hij: nou ja, dat is eigenlijk niet aan mij, die strategie voor Afghanistan, valt u mij daar niet mee lastig. Dat kan toch niet!

De heer Haverkamp (CDA):

Dat zeg ik niet. Ik zeg dat Nederland een bepaalde strategie heeft, waarbij juist de elementen die de heer Van Bommel allemaal noemt, evenwichtig naast elkaar staan. Die strategie is volgens mijn fractie op dit moment succesvol in Uruzgan. Niet voor niets zeggen ook andere landen dat zij misschien beter die strategie kunnen volgen. Dat blijkt uit de contacten die ik heb gehad met onder andere de Amerikanen. Het gaat daarbij niet alleen om de eventuele inzet van 40.000 militairen en ook niet alleen om de inzet van ontwikkelingshulp. De vraag is dan hoe het een het ander kan versterken. Wij hebben de hoop dat de nieuwe Amerikaanse strategie langs die lijn zal lopen, maar dat weten wij op dit moment nog niet.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik was even geïntrigeerd toen de heer Haverkamp de staatssecretaris feliciteerde met het feestje in New York ter gelegenheid van het 400-jarige bestaan van onze goede trans-Atlantische band. Waarom deed hij dat? Wat viel er te feliciteren?

De heer Haverkamp (CDA):

Vorig jaar hebben wij uitgebreid stilgestaan bij de 400-jarige relatie tussen de Verenigde Staten en Nederland. Toen hebben wij ook met de staatssecretaris besproken hoe de festiviteiten plaats zouden vinden. Ondertussen hebben zij plaatsgevonden. Mijn fractie was daar tevreden over; wij kijken daar met een goed gevoel op terug. Ik vond het netjes om de staatssecretaris, die zich daarvoor had ingespannen, daar een compliment voor te geven.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Dat feestje is voorbij, de rekening is inmiddels opgemaakt. Als ik het goed heb begrepen, heeft het ongeveer 6 mln. gekost. Wat heeft ons dat nu opgeleverd? Dat vraag ik omdat wij, parlementariërs, moeten letten op het buitenlandbeleid en moeten kijken of de centjes goed besteed zijn.

Staatssecretaris Timmermans:

GroenLinks als knakenpoetser!

De voorzitter:

Ik verzoek het kabinet om zich van commentaar te onthouden.

De heer Haverkamp (CDA):

Ik heb contact gehad met een groot aantal mensen uit het bedrijfsleven. Zij waren positief over de kansen die zij hierdoor kregen. Het is voor een minder groot land toch moeilijk om aandacht te krijgen. Er was nu een evenement waarbij men kon aanhaken. Ook mensen uit de cultuursector waren zeer enthousiast. Amerikaanse politieagenten werden zelfs gekoppeld aan Nederlandse politieagenten om te bekijken of zij hun functie ook op andere manier konden uitoefenen. Nederland wil immers vaak eerst praten over een oplossing. Er waren contacten tot op de werkvloer. Iedereen was daar erg positief over. Ik zie het daarom als een winstpunt, maar ik begrijp uit haar vraag dat mevrouw Peters die analyse niet deelt.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik vind het wel een beetje een luxueuze uitgave. Voornamelijk Nederlandse bezoekers hebben de evenementen bezocht. Voornamelijk het Nederlandse zakenleven en Nederlandse kunstenaars hebben hieraan deelgenomen. Er zijn weinig Amerikanen geweest. Ik weet niet of onze Amerikastrategie ook zo veel voordeel voor Nederland heeft opgeleverd: is Amerika nu meer naar Nederland gaan kijken?

De heer Haverkamp (CDA):

Dan beschouwt mevrouw Peters misschien alle Amerikanen als Nederlanders omdat ze nazaten van Nederlanders zijn. De mensen die daar aanwezig zijn geweest en die ik heb gesproken, gaven aan dat er heel veel Amerikanen zijn geweest, dat heel veel Amerikanen zich erbij betrokken voelen en dat het juist een leuke manier was om elkaar eens op een andere manier te ontmoeten. Vandaar mijn compliment aan de staatssecretaris.

Nu we het toch over Amerika hebben, daar zijn ook de Verenigde Naties (VN) gehuisvest. De minister sprak bij Algemene Vergadering van de VN onlangs over een nieuwe kans voor de VN en een nieuwe dynamiek. Kan hij ook aangeven hoe hij deze dynamiek gaat inzetten?

De minister heeft zich met betrekking tot de Mensenrechtenraad ervoor uitgesproken dat er niet een sfeer zou moeten ontstaan van "the West against the rest". Op welke manier heeft hij zich daarvoor ingezet en hoe gaat hij dat in de toekomst doen?

Dan Sudan, waar de spanningen tussen het noorden en het zuiden oplopen. Nederland heeft altijd een stevige rol gespeeld in Sudan en wil ook in 2010 bijdragen aan stabiliteit en vrede. Momenteel lijkt het Amerikaanse initiatief nog het enige geloofwaardige forum voor besprekingen over de implementatie van het vredesakkoord en het conflict in Darfur. Wat de CDA-fractie betreft is het goed dat Nederland deelneemt aan dat forum. De VS laten echter doorschemeren dat een grotere diplomatieke inzet van Nederland en andere Europese landen daarbij nodig is. Is de minister van BZ bereid een notitie uit te werken waarin Nederland in samenwerking met de EU een strategie ten aanzien van Sudan opstelt, die als basis dient voor een verhoogde diplomatieke inspanning?

Dan de situatie in Indonesië. Vorig jaar heeft de CDA-fractie tijdens de begrotingsbehandeling de zwarte lijst voor vliegtuigmaatschappijen aan de orde gesteld. Wat dat betreft een compliment aan de minister dat Garuda nu van die zwarte lijst afgehaald is. Dat biedt kansen voor een goede bilaterale relatie. Op 15 maart 2010 komt de Indonesische president naar Nederland om de comprehensive agreement te ondertekenen. Kan de minister aangeven welke onderwerpen onder het CPA worden geschaard?

Wat de CDA-fractie betreft worden er twee zaken aan de orde gesteld tijdens het bezoek van de president van Indonesië. Ten eerste de hervorming van het leger. Op het gebied van militaire omvormingen en de ontmanteling van economische belangen van het Indonesische leger is er nog te weinig voortgang geboekt. Ten tweede de oplossing van het conflict in Papoea. Tijdens zijn eerste termijn heeft de president beloofd het conflict in Papoea vreedzaam en eerlijk en bij voorkeur via dialoog op te lossen. Vanuit Papoea is het verzoek aan de president gekomen tot internationale bemiddeling door twee Amerikaanse congresleden. Graag een reactie van de minister op dit initiatief. Is hij bereid daarbij te bemiddelen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik wil iets vragen over Sudan, maar ik weet niet of mevrouw Ferrier daar namens de CDA-fractie nog iets over zal zeggen. Wat is de positie van de CDA-fractie ten aanzien van het amendement dat ik over Sudan heb ingediend, nu zij aandringt op voortgaande betrokkenheid van het kabinet bij Sudan? Dat amendement beoogt, ook in 2010, zo veel mogelijk de oorspronkelijk voor Sudan bestemde gelden te behouden en die met name in te zetten ter ondersteuning van de twee verkiezingen die eraan komen.

De heer Haverkamp (CDA):

Op dit moment steunt de CDA-fractie dat amendement niet. Wij zijn het ermee eens dat er een strategie ontwikkeld moet worden, liefst in EU-verband. Vooruitlopend op die strategie zullen wij dat amendement niet steunen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nederland had geld uitgetrokken – ik neem aan ook met steun van de CDA-fractie – om ook in 2010 bij te dragen aan een aantal wederopbouwprogramma's in Sudan. Die programma's gaan niet door. Dat geld valt dus als het ware vrij. Als onze informatie klopt, wordt dat geld nu naar andere posten gebracht binnen het domein van de fragiele staten. Als de CDA-fractie zo nadrukkelijk de Nederlandse regering oproept tot actieve betrokkenheid en diplomatie op het gebied van Sudan, wat ik heel goed snap, dan is het eigenlijk vrij logisch dat er ook een prijskaartje bij zit. Naast die diplomatieke inspanning van de minister van Buitenlandse Zaken moeten we minister Koenders blijven vragen om het geld dat al beschikbaar was voor Sudan, zo veel mogelijk voor dat land te behouden en in te zetten voor ondersteuning van de twee verkiezingen die eraan zitten te komen.

De heer Haverkamp (CDA):

Op grond van uw informatie weet u niet precies waar dat geld blijft. Ik moet bekennen dat mijn informatie niet verder reikt dan die van u, dus bij dezen vraag ik aan het kabinet waar dat geld heengaat. Anders dan u zijn wij nog niet tot de conclusie gekomen dat het automatisch moet worden ingezet in Sudan. Wij delen wel de analyse dat er iets moet gebeuren, maar wij zeggen: leg er eerst een goed plan aan ten grondslag, doe dat samen met de Amerikanen en de EU, dan kun je op basis daarvan bekijken of je dat geld alsnog wilt uitgeven.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat plan ligt er. Er is in Sudan een route uitgezet op weg naar twee verkiezingen. Het is bijzonder cruciaal dat deze verkiezingen slagen. Ze moeten zo schadevrij en vreedzaam mogelijk verlopen. Daar zijn wij het toch over eens? Dat plan ligt er. De Nederlandse regering heeft al lang geleden besloten om daaraan zo actief mogelijk bij te dragen. Dat is een terechte politieke keuze. Nu een deel van het geld echter vrijvalt omdat de wederopbouwprogramma's in delen van Sudan niet doorgaan, zou het logisch zijn om de steun voor met name het verkiezingsproces verder op te voeren. Daar is namelijk echt behoefte aan. Juist hierdoor kun je ervoor zorgen dat het plan dat er al ligt kans van slagen heeft. Ik hoop dat de CDA-fractie hiervoor gevoelig wil zijn.

De heer Haverkamp (CDA):

Wij zijn zeker gevoelig voor argumenten. Er is alleen niet voor niets een forum opgericht om te kijken hoe wij beter met Sudan kunnen omgaan en hoe wij beter kunnen investeren in Sudan. Het lijkt ons verstandig om niet vooruit te lopen op de conclusies van dit forum. Dat wil niet zeggen dat wij geen gevoelens hebben voor Sudan, anders zou ik het ook niet in mijn begrotingstekst hebben opgenomen. Het is alleen de vraag hoe wij onze betrokkenheid het beste kunnen vormgeven.

De heer Van Bommel (SP):

Ik ben blij dat de president van Indonesië naar Nederland kan komen. Het is goed dat Garuda hier mag landen. Dit had eerder zo moeten zijn, want dan had de Kamer ook naar de Molukken gekund. Dat hebben wij moeten afblazen. U hebt de agenda van de minister een beetje proberen te beïnvloeden. Vindt u dat de kwestie van de Molukken aan de orde moet komen, wanneer de president hier is? Hiermee bedoel ik heel specifiek de kwestie dat Molukse gevangenen worden gedeporteerd naar andere delen van Indonesië, waardoor zij in de praktijk niet meer kunnen worden bezocht door hun familieleden. Hun vrijheid van meningsuiting wordt in het geval van het hijsen van hun vlag ernstig onder druk gezet. Het hijsen van vlaggen was überhaupt de reden waarom ze gevangen zijn gezet. Verder vind ik dat de strijd tussen christenen en moslims op de Molukken aan de orde moet komen. Deze strijd wordt namelijk ten onrechte wel eens voorgesteld als een religieuze twist, maar is in feite een conflict dat mede is aangewakkerd door het Indonesische leger dat zijn positie op de Molukken wil versterken. Het is in essentie dus geen religieuze twist. Het is eerder zo dat het centrale Indonesische bewind de bewoners van de Molukken boycot in hun streven naar autonomie.

De heer Haverkamp (CDA):

Dit betoog was heel lang, waardoor het voor mij lastig was om de vraag erin te ontdekken. Ik zal echter ingaan op het religieuze conflict op de Molukken. De heer Van Bommel was ook aanwezig tijdens de Indonesiëreis. Je zag daar heel duidelijk dat de verschillende religies elkaar de hand willen reiken. Dat heeft altijd de steun van de CDA-fractie. Dit is positief. De religieuze leiders op de Molukken zelf spelen hierin eerder een rol dan de Indonesische president.

Wij hebben samen aandacht gevraagd voor de gevangenen die verplaatst worden. De Nederlandse regering heeft niet voor niets een aantal keren hierop aangedrongen. Hierop zijn antwoorden gekomen van de Indonesische regering. Ik zie niet wat wij meer kunnen doen. Wij hebben duidelijk aandacht gevraagd voor de situatie. Ik kan me niet voorstellen dat de Nederlandse ambassadeur zich vastketent aan de poort van de gevangenis op het moment dat de mensen verplaatst worden. Wij hebben er aandacht voor gevraagd. Wij hebben antwoord gekregen. Ik zie niet welke middelen wij nog meer hebben, mijnheer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):

Mijn vraag was of de heer Haverkamp vindt dat deze onderwerpen door de minister van Buitenlandse Zaken aan de orde gesteld moeten worden, wanneer de president naar Nederland komt.

De heer Haverkamp (CDA):

Ik gaf net aan dat voornamelijk de religieuze leiders op de Molukken een rol hebben met betrekking tot de situatie van de religieuze spanningen op de Molukken. Er ligt daar geen rol voor de president van Indonesië.

Dan het verplaatsen van Molukse gevangen. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen als onze minister van Buitenlandse Zaken dit nog eens aan de orde stelt. Wij moeten echter eerlijk zijn tegenover de Molukse gemeenschap in Nederland. Onze mogelijkheden als Nederlandse parlementariërs reiken niet verder dan: het aan de orde stellen. Meer kunnen wij niet doen. Wij hebben dit ook meerdere keren, met steun van de gehele Kamer, in het debat over Indonesië aan de orde gesteld. Onze minister heeft toen nadrukkelijk aangegeven een en ander op te nemen met zijn Indonesische ambtsgenoot. Ik vind dat hij zich heeft ingespannen, binnen de mogelijkheden die hij heeft.

De heer Van Bommel (SP):

Dit is toch enigszins teleurstellend. Nederland maakt de mensenrechten tot uitgangspunt van buitenlands beleid. De kwestie van de religieuze twisten heeft alles te maken met de Indonesische regering. Het gaat over het Indonesische leger op de Molukken en over hun economische positie. De gevangenen vormen ook een kwestie voor de Indonesische regering. Als de Indonesische president naar Nederland komt, is dat toch bij uitstek het moment om meer te doen dan de Nederlandse regering tot nu toe heeft gedaan? Die heeft niet meer gedaan dan informeren naar de situatie van deze gevangenen. Enige druk is dus op zijn plaats.

De heer Haverkamp (CDA):

Ik heb niet voor niets aan de Nederlandse regering een vraag gesteld over de economische positie van het leger. Naar mijn mening speelt dat niet alleen op de Molukken, maar ook bijvoorbeeld op Papoea. Met die vraag denk ik ook de vraag rondom de Molukken te hebben aangekaart.

De toegang tot Papoea blijft moeizaam. Nog steeds is Papoea het enige deel van Indonesië waarvoor bezoekers een speciale vergunning nodig hebben, de zogenaamde surat jalan. Wat ons betreft, zou daar geen sprake van moeten zijn. Is de minister bereid, dit aan te kaarten? Het is goed om te vernemen dat Nederland in samenwerking met IOM nu ook mensenrechtentrainingen geeft voor de politie op Papoea. We hebben daar eerder naar gevraagd. Het is goed dat dit nu aan de orde wordt gesteld.

Ten slotte het interdepartementale beleid en hoe dat vorm krijgt in onder andere Afghanistan. Wij zien dat als een mooi en concreet voorbeeld van goed functionerend interdepartementaal beleid. We hebben ook een recent debat gehad over het AIV-advies over fragiele staten. Naar aanleiding daarvan is het goed dat er in het toetsingskader ook ontwikkelingsaspecten worden opgenomen. Graag hoor ik van de minister dat de concrete doelen in een toekomstige artikel 100-brief of in een daarop volgende brief worden meegenomen. Ik heb dat reeds gewisseld met de minister voor OS, maar het kwam niet helemaal uit de verf. Kan de minister toezeggen in een toekomstige civil assessment economische wederopbouw mee te nemen?

De geboekte resultaten in Uruzgan, hoe broos ook, mogen niet verloren gaan. We hebben ontzettend veel geïnvesteerd in Uruzgan. Kan de minister van Buitenlandse Zaken als hoofdverantwoordelijke voor de missie ingaan op de manier waarop hij wil bewerkstelligen, mede in internationaal verband, dat de maatschappelijke organisaties hun verantwoordelijkheid nemen om wat in Uruzgan bereikt is en wat zo veel heeft gekost, financieel maar ook in mensenlevens, niet verloren te laten gaan?

Ten slotte wil ik de minister voor OS bedanken voor zijn cofinanciering van de conferentie van de Afrikaanse Unie over vluchtelingen en IDP's in Uganda.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik ben in de eerste plaats blij om te horen dat je ook nog moet haasten als je een half uur spreektijd hebt. Dat biedt perspectief. U had het, mijnheer Haverkamp, in uw bijdrage uitgebreid over de mensenrechten. Vindt u dat de mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting ook iets is wat we in Europees verband moeten oppakken?

De heer Haverkamp (CDA):

Wat ons betreft wel.

De heer Pechtold (D66):

Kunt u mij dan eens vertellen waarom het CDA toch elke keer blokkeert als het gaat om de pluriformiteit van de pers in Italië? Waarom blokkeert het CDA voornemens om Berlusconi aan te spreken op zijn beleid, op het terugsturen bijvoorbeeld, zonder toetsing, van illegalen naar Noord-Afrika, waar ook doden bij vallen? Hoe pijnlijk is het voor u, mijnheer Haverkamp dat de vijf CDA-stemmen in het Europees Parlement voorkwamen dat we de mensenrechten in Europa echt op een hoger plan hebben getild?

De heer Haverkamp (CDA):

Wij spreken hier in het Nederlandse parlement. U vroeg aan mij of ik vind dat de EU een rol heeft in het mensenrechtenbeleid. Ik vind van wel. Daarom zeg ik ook dat wij als EU afspraken hebben gemaakt hierover. Die afspraken mogen van mij ook bekend gemaakt worden aan de wereld. Ik zie daar een duidelijke rol in voor de Nederlandse ambassades. Met betrekking tot het concrete stemgedrag van de vijf leden van de CDA-fractie over uw voorbeeld moet ik bekennen dat mij niet helemaal helder is wat nu precies het onderwerp was. We hebben vaak overleg met elkaar, maar dit is niet gewisseld in de fractie.

De heer Pechtold (D66):

Het EP kwam drie stemmen tekort en daarom wordt Italië niet aangesproken op de pluriformiteit van de pers. Zoals u weet is de pers daar allemaal in handen van één figuur, en dat is ook nog de president van Italië, de heer Berlusconi. Het CDA heeft kennelijk het dossier niet helemaal gevolgd. Het zijn dus precies – en dat is heel pijnlijk voor het CDA – de vijf stemmen van het CDA geweest die dat hebben voorkomen. Mij valt op dat u hier, mijnheer Haverkamp, in dit parlement elke keer de mond vol hebt van de mensenrechten, terwijl ik u niet hoor als het er een keer om gaat Italië aan te spreken, omdat persvrijheid ook in Italië van groot belang is. Zonet hoorde ik u zeggen dat onze Nederlandse ambassadeur in Rome hierin een taak heeft. Hoor ik dat goed?

De heer Haverkamp (CDA):

Nee, dat hoort u niet goed, maar ik wil wel recht doen aan uw opmerkingen. Ik kan hier een heel gesprek met u gaan voeren, maar laat ik u toezeggen dat ik zal informeren bij onze Europese delegatie en dat ik hierop in tweede termijn zal terugkomen. Dan kan ik ook meer recht doen aan uw vraag.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. Begin november hebben wij in het wetgevingsoverleg uitvoerig van gedachten gewisseld met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Op een groot aantal punten hebben we toen toezeggingen gekregen van de minister, waarvoor dank. Op een aantal terreinen heb ik nog vragen.

Het verminderde budget voor basisonderwijs. Met de antwoorden van de minister zijn we enigszins gerustgesteld dat er nog voldoende middelen zitten in de fast track initiative en dat er met andere woorden geen gaten vallen. De minister heeft toegezegd, de voorgenomen korting op Mali terug te draaien. Heel goed. Ook ten aanzien van Mozambique staat de minister garant voor de benodigde middelen als het donoroverleg niet de verwachte oplossingen mocht brengen. Wij hechten hieraan zeer. Maar waar denkt de minister dit bedrag van 7 mln. vandaan te halen?

Wat gebeurt er met Bangladesh? Daarover horen wij niets meer.

Ten aanzien van de forse kortingen op de middelen voor de strijd tegen hiv/aids zijn wij niet gerustgesteld door de brief van de minister. Wij hadden een amendement ingediend inzake het Global Fund en UNAIDS. Ik ben blij dat de minister de korting op het Global Fund gedeeltelijk terugdraait door middel van een promissary note. Het is echter de vraag welk effect deze constructie heeft op de bijdrage in 2011. Graag verneem ik hierop een reactie van de minister.

Het heeft mij zeer verbaasd dat de minister in zijn brief met geen woord rept over de kortingen op UNAIDS, terwijl hij juist een pleidooi houdt voor het belang van samenwerking en van synergie tussen organisaties. Alles dat ergens geldt, is dat wel tussen het Global Fund en UNAIDS. Kan de minister verduidelijken waarom hij niet ingaat op de korting op UNAIDS? Waarom komt hij ook daarvoor niet met een promissary note? Ik heb hierover een gewijzigd amendement ingediend.

Vervolgens wil ik terugkomen op de schuldkwijtschelding, in het bijzonder het enorme bedrag van 300 mln. dat staat begroot voor Congo. Wij vragen ons af of dit bedrag wel klopt. Volgens de cijfers van de Club van Parijs zou Nederland voor Congo worden aangeslagen voor 216 mln. dollar. Dat is ongeveer 150 mln. euro. Op de vragen die ik daarover heb gesteld, antwoordde de minister dat het bedrag op 300 mln. komt omdat er rente bij komt. Het is dus de hoofdsom plus rente. Maar nader onderzoek heeft mij geleerd dat rente niet wordt kwijtgescholden. Sterker nog, een land kan niet kwalificeren voor schuldkwijtschelding als het niet zelf de rente over de schuld heeft betaald. Ik wil daarover graag opheldering krijgen.

Wij zijn ook ontevreden over de bestedingsdruk.

De heer Irrgang (SP):

Mevrouw Ferrier maakt een zeer terecht punt over de schuldkwijtschelding. Hoe moet ik haar opmerking begrijpen? Zij zegt dat het volgens haar niet meer kan zijn dan 216 mln. Betekent dit dat er extra budget beschikbaar zou moeten komen voor het bedrag daarboven? Er zou dan immers maximaal 215 mln. uit het budget van de minister voor ontwikkelingssamenwerking moeten komen. Moet er dus ergens anders vandaan extra geld bij?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Naar mijn mening staat Nederland volgens de cijfers van de Club van Parijs voor Congo over 2010 aangeslagen voor 216 mln. dollar. De minister maakt in zijn begroting melding van 300 mln. Volgens de minister is het verschil de rente die moet worden betaald. Voor zover ik ben geïnformeerd, kan dat niet kloppen. Een land dat nog rente moet betalen, moet die rente namelijk zelf betalen. Als zo'n land die rente kennelijk niet heeft betaald, kan het volgens mij niet kwalificeren voor schuldkwijtschelding. Daarom vraag ik de minister hoe het zit met deze cijfers.

De heer Irrgang (SP):

Zegt mevrouw Ferrier nu eigenlijk dat óf Congo zich niet voor schuldkwijtschelding kwalificeert, óf de minister geen 300 mln. kan opvoeren, maar maximaal 216 mln. dollar.? In het eerste geval komt er een bedrag van 300 mln. vrij op de begroting voor volgend jaar. In het laatste geval komt er zeker 150 mln. vrij. Bedoelt mevrouw Ferrier dat te zeggen?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ja, dat zeg ik, mijnheer Irrgang.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wij zullen wel horen wat de cijfers precies zijn. Ik wil het nu echter hebben over de aard van de zaak. Minister Koenders zei zelf toen hem hiernaar werd gevraagd tijdens het wetgevingsoverleg, dat deze schuld is ontstaan in het tijdperk van Mobutu. Dat was een van de meest gruwelijke dictators van Afrika. Mobutu is jarenlang door het Westen gesteund, omdat het een handige bondgenoot was in de strijd tegen de Russen. Deze man heeft dit geld uiteraard in zijn eigen zak gestoken; dat is ergens op een foute bankrekening in Zwitserland beland. Fout, fout, fout; daarover zullen wij het eens zijn. Vervolgens heeft dankzij meneer Mobutu dit land er een schuld aan overgehouden. Dat hebben wij allemaal door de vingers gezien. Nu komt er een schuldkwijtscheldingsprogramma en gaat dit ten koste van een begroting waarop sowieso in 2010 al 600 mln. moet worden ingeleverd. Van het geld dat overblijft, gaan wij nog eens 300 mln. afhalen voor kwijtschelding van een schuld die is ontstaan doordat een dictator geld op een bankrekening in Zwitserland heeft gezet. Dat geld gaat naar minister Bos. Accepteert de CDA-fractie dat?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Een aantal jaren geleden hebben wij dit punt al uitputtend besproken. Dat deden wij indertijd met minister Zalm en minister Van Ardenne. De heer Vendrik was daar ook bij. Ik prijs mij gelukkig vanwege het feit dat wij in ieder geval hebben bereikt dat wij vandaag de dag inzicht krijgen in de vraag waar het geld van EKI aan wordt uitgegeven. Ik kan de heer Vendrik zeggen dat het mij, net als hem, pijn doet dat een dergelijk bedrag nu wordt kwijtgescholden aan Congo voor betalingen die naar mijn overtuiging niet de armoedebestrijding en de ontwikkeling van het land ten goede zijn gekomen. Ik plaats dan ook veel vraagtekens bij de systematiek van EKI. Daarvan heb ik nooit een geheim gemaakt in eerdere debatten. Voor mij speelt in de eerste plaats dat wij hierover afspraken hebben gemaakt in internationaal verband. Deze afspraken zijn gemaakt toen de heer Pronk minister voor Ontwikkelingssamenwerking was. Ik hecht aan een betrouwbare overheid. Wij hebben daarom met die afspraken tot op de dag van vandaag te maken. Ik heb wel bedongen dat wij vandaag de dag op zijn minst zeker moeten kunnen weten dat het geld dat Ontwikkelingssamenwerking betaalt aan EKI, daadwerkelijk ontwikkeling ten goede komt. Daarover heb ik een toezegging gekregen. Ik zou er echter geen problemen mee hebben om het hele systeem een keer tegen het licht te houden. Daarom heb ik in de notitie "Van hulp naar investeren" gesteld dat wij ook moeten kijken naar effectiviteit en dat wij dus ook soms de OESO-DAC-criteria eens even tegen het licht moeten houden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw Ferrier en haar CDA-fractie steunen een kabinet dat hierin een expliciete keuze heeft gemaakt. Toen de heer Koenders aantrad als minister voor Ontwikkelingssamenwerking, was namelijk mijn eerste verzoek aan hem om dit punt op tafel te leggen bij minister Bos. Inmiddels is gebleken dat het kabinet vasthoudt aan de bestaande praktijk. Als er schuldkwijtschelding plaatsvindt uit hoofde van EKI, moet het geld uit ODA komen. Ik heb niet begrepen dat de CDA-fractie afstand heeft genomen van dit besluit van minister Bos en minister Koenders. Ik hoor het echter graag vanavond als het anders is. De eerste vraag die ik mevrouw Ferrier stel, is dus of de CDA-fractie dit kabinetsbesluit steunt.

Mijn tweede vraag is de volgende. Ik heb niet voor niets het begrotingsjaar 2010 genoemd. Dat is voor Ontwikkelingssamenwerking al een heel moeilijk jaar. Het meest pregnante, zo niet gruwelijke voorbeeld van die boekhoudkundige afspraak komt nu terecht op de begroting van OS, misschien wel tot een bedrag van 300 mln. Zou het dan niet één keer gepast zijn voor de CDA-fractie om tegen het kabinet te zeggen: kom, verzin eens wat beters, zeker in het jaar 2010? Als wij nog wat voor onderwijs willen betalen, als wij nog wat voor de bestrijding van hiv/aids willen betalen, zullen wij hiermee dan ophouden?

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, u hebt al een heel WGO gehad. Houdt u de interrupties dus alstublieft wat korter. Houdt u uw antwoord ook korter, mevrouw Ferrier.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik zal het proberen.

Het CDA sjort niet aan een dood paard. Het CDA probeert om zo effectief mogelijk om te gaan met datgene wat wij tot onze beschikking hebben. Ik heb gezegd wat mijn standpunt is ten aanzien van EKI. Ik heb gezegd dat ik mijn zegeningen tel, gezien het feit dat wij nu meer inzicht hebben in datgene waaraan de EKI-fondsen worden uitgegeven. Als je dat vergelijkt met de tijd van Mobutu, tel ik zeker mijn zegeningen. Binnen de mogelijkheden die er zijn – en die zijn op dit moment beperkt – wil ik dat wij in ieder geval geen cent te veel uitgeven aan EKI, want ik heb er net zo veel moeite mee als de heer Vendrik.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ontevreden zijn wij ook wat betreft de reactie van de minister ten aanzien van de bestedingsdruk. De beantwoording van de brief is niet zodanig dat ik de noodzaak van een onderzoek op dit punt niet meer zie. Vooralsnog ben ik van plan om de reeds ingediende motie in stemming te brengen.

Ten slotte stel ik een vraag over de pilot circulaire migratie. Ik hoor goede berichten over de tender die heeft plaatsgevonden. Kan de minister ons hierover informeren middels een brief op korte termijn?

De vergadering wordt van 18.18 uur tot 19.15 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter. De wereld verandert, sneller dan Buitenlandse Zaken. De 21ste eeuw wordt volgens velen de eeuw van Azië. In de woorden van de Singaporese wetenschapper Kishore Mahbubani: "The rise of the West transformed the world. The rise of Asia will bring about an equally significant transformation." We zien een ongekende groei van landen als China, India en andere Aziatische landen. Nu is deze groei vooral economisch van aard, maar de groei is als gevolg daarvan binnenkort ook politiek van aard.

De macht in de wereld kantelt. Dit moet grote consequenties hebben voor onze buitenlandse politiek. De nieuwe machthebbers denken bovendien op principiële punten vaak anders dan wij. Een land als China gaat wezenlijk anders om met mensenrechten, internationale rechtsorde, vrijhandel, duurzaamheid en ontwikkelingssamenwerking. Willen wij meespelen, dan moeten wij niet met een opgeheven vingertje aan de zijlijn staan, maar een serieuze gesprekspartner zijn. Een middel hiertoe is diplomatie. Dat is niet hetzelfde als een postennetwerk.

Nederland is qua bevolkingsomvang ongeveer het zestigste land ter wereld, maar qua postennetwerk nota bene het zesde land ter wereld. Volgens een onderzoek van de regering is Nederland in dit opzicht een kwart groter dan vergelijkbare of wat grotere landen. Nederland is bijna even groot als Duitsland. Wij hebben 112 ambassades, Denemarken 70. Wij hebben 345 consulaten, België 22.

Ons postennetwerk vloeit, zoals de minister trots aan ons schrijft, voort uit een traditie van meer dan 400 jaar. Maar buitenlands beleid is geen erfgoedbeleid. Het is de hoogste tijd om het postennetwerk te schoeien op de leest van de 21ste eeuw. Te elfder ure heeft de minister een brief over het postennetwerk gestuurd, waar de VVD al een jaar geleden om had gevraagd. Dank. De brief is een aardige vingeroefening, maar het gevoel van urgentie ontbreekt. De criteria om de effectiviteit te toetsen worden niet scherp genoeg geformuleerd. Er worden twee invalshoeken gehanteerd, die allebei gaan over betere inzet en minder mensen, maar niet over het maken van echte keuzes en het sluiten van posten.

Wie luistert naar deze regering, zou denken dat de macht niet naar het Oosten verschuift, maar naar het Zuiden, naar Afrika. Een kwart van de posten bevindt zich in ontwikkelingslanden. Een rigoureuze sanering van de OS-posten ligt voor de hand. De minister stelt in zijn brief het nationaal belang zo mooi centraal. Kan hij uitleggen wat het nationaal belang van al die posten is? Is Ethiopië voor Nederland belangrijker dan Japan? Wij hebben in Ethiopië namelijk een grotere ambassade dan in Japan. In Latijns-Amerika hebben we zeventien ambassades. Australië heeft er daar vijf. Verwaarloost Australië zijn nationale belang?

In de hoop brede steun van de Kamer en van de regering te krijgen voor mijn nieuwe benadering van het postennetwerk, concentreer ik mij in het vervolg van mijn betoog op andere dan OS-overwegingen. Ik ga uit van de volgende overwegingen. Nederlandse posten dienen het Nederlandse belang te behartigen, niet dat van Ghana of Ierland. Zij hebben hun eigen postennetwerk. Dienstverlening in de ruimste zin van het woord moet vooropstaan, waarbij economische belangen zwaar tellen. Voor diplomatiek en politiek werk is het postennetwerk lang niet altijd meer het meest geëigende middel. Steeds meer vindt plaats in multilateraal verband of digitaal.

De heer Haverkamp (CDA):

U stelt dat een ambassade expliciet het Nederlands belang moet dienen. Ik probeerde in mijn inbreng duidelijk te maken dat je zou kunnen denken aan clusteren, binnen de Europese Unie. Is dat voor u ook een overweging? Duitsland zou bijvoorbeeld het ene land kunnen kiezen, Nederland het andere, met inzet van specialisten.

De heer Nicolaï (VVD):

Zo losjes als de heer Haverkamp het nu formuleert, zal ik het niet zeggen. Met uw goedvinden, voorzitter, kom ik later nog precies op deze vraag terug. Het antwoord is echter wel degelijk ongeveer: ja, inderdaad, meer samenwerking. Ik ga er echter nog een heleboel interessante dingen over zeggen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Hoorde ik de heer Nicolaï zeggen dat Nederlandse ambassades er niet zijn voor de Afrikanen?

De heer Nicolaï (VVD):

Een Nederlandse ambassade is er niet voor het belang van Ghana, maar voor het belang van Nederland.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Dus de heer Nicolaï zegt tegen Ghanezen of Congolezen of Angolezen: als jullie willen dat jullie belangen behartigd worden, moeten jullie maar aankloppen bij jullie eigen ambassadeurs? Dat zegt hij toch?

De heer Nicolaï (VVD):

Ja. Wij kunnen niet het diplomatieke werk van een Afrikaans land overnemen of erbij nemen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik ken de VVD als een groot voorvechter van mensenrechten. De heer Nicolaï weet dat er in Afrika veel regimes zijn die niet bekend staan als de grootste verdedigers van de mensenrechten van hun eigen bevolking. Vindt de heer Nicolaï dat Nederlandse diplomaten daar een belangrijke rol hebben te vervullen, juist voor de mensenrechten van de mensen daar?

De heer Nicolaï (VVD):

Ook dit punt komt mooi terug in wat ik nog wil zeggen. Ik wil echter nu alvast zeggen dat mensenrechten wat mij betreft inderdaad een bijzondere rol spelen, ook in het opereren van het gehele postennetwerk, in de tentakels die je over de wereld probeert uit te strekken. Dat is echter nog steeds wel vanuit het Nederlands belang. Nederland heeft belang bij een internationale rechtsorde waarin wij kunnen functioneren zoals wij willen functioneren. Wij hebben belang bij het handhaven van mensenrechten en de vrijheid die daarmee samenhangt. Het Nederlands belang is dus groter dan de vraag of je er de volgende dag rijker van wordt, als mevrouw Peters zich daar zorgen over maakt.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik wacht graag de rest van het betoog af. De heer Nicolaï nuanceert echter nu al: Ghanezen kunnen niet voor alles bij hun eigen autoriteiten terecht.

De heer Nicolaï (VVD):

Het kernpunt blijft dat Nederlandse ambassades het Nederlands belang behartigen.

Voorzitter. De uitgangspunten die ik net noemde, leiden tot acht punten die ik de regering wil voorhouden. Het eerste punt gaat over kleinere en minder posten in het algemeen, terwijl er op sommige plekken juist uitbreiding van het postennetwerk nodig is. De minister noemt dit niet in de brief die hij stuurde. Neem Azië, en dan zeker landen waar de overheid een grote rol speelt, zoals China. Waarom hebben we in de VS zo veel meer diplomaten dan in China?

Het tweede punt is dat, over mensenrechten gesproken, juist in landen als China en Rusland een uitgebreider postennetwerk heel goed kan zijn voor het monitoren van de mensenrechtensituatie.

Het derde punt betreft de situatie binnen Europa. De minister stelt in zijn brief dat het hebben van een bilaterale ambassade in elk EU-land belangrijk is voor het multilaterale EU-werk. Dat argument is echt niet overtuigend. Het geldt voor een beperkt aantal grote landen, maar niet voor de rest van de landen. Het aantal bilaterale aangelegenheden binnen de Europese Unie is zo langzamerhand heel beperkt geworden. Waarom zou in vredesnaam op elk eiland in de Middellandse Zee een ambassade moeten worden geopend zodra het toetreedt tot de Europese Unie? Een omgekeerde redenering lijkt mij logischer. Bovendien zijn er in al die landen EU-ambassades, zeg maar voorlichtingsbureaus, die ook kunnen zorgen voor de praktische zaken. Waarom heeft Nederland in Kroatië meer dan vijftien man op de post zitten? Ook in dit geval noemt de minister ten onrechte niet de plek waar je juist wel meer zou moeten doen, namelijk de permanente vertegenwoordiging in Brussel. Daar wordt echt het belang van Nederland dagelijks beproefd.

Het vierde punt is dat niet alleen binnen Europa maar ook daarbuiten aanpassing nodig is van ons gehele postennetwerk. De Europese Unie is na de ratificatie van het Verdrag van Lissabon de Europese diplomatieke dienst aan het optuigen en versterken. Groei van die dienst moet uiteindelijk leiden tot beperking van nationale bilaterale postennetwerken.

Het vijfde punt dat ik de regering voorhoud, is dat het netwerk flexibeler moet worden. Ik noem een op dit moment niet geheel willekeurig voorbeeld, namelijk Nicaragua. Ik geloof dat het ons allemaal is opgevallen dat het hoog tijd is dat daar de hulp totaal wordt gestopt. Wordt dan ook de ambassade gesloten? In het algemeen: heeft het consequenties voor de post in een land als het OS-beleid in dat land wijzigt, zoals in Rwanda?

Het zesde punt is dat het aantal ambassades wat mij betreft omgevormd zou kunnen worden tot een consulaat.

De heer Pechtold (D66):

Ik probeer een beetje de rode draad van het verhaal te vinden. Excuus dat ik daarmee bij uw zesde punt inkom. Is het een bezuinigingsidee? Is het een efficiencyidee? Ik zou u mee terug willen nemen in de historie. Als je hier het Plein oploopt, de tijd van de Republiek, dan zie je in de gevel van die prachtige panden soms nog een stadswapen. In die tijd waren provincies, maar ook steden, zich er heel bewust van dat als je dichtbij was en ook met enig grandeur van zelfbewustzijn liet zien dat je aanwezig was, dat een heel belangrijke investering was. Ik probeer door uw punten heen te kijken waar u naartoe wilt en of u dat ook ziet in die historische context.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik geloof niet dat wij ons buitenlands beleid op die historische leest moeten schoeien. Zoals ik zei, is buitenlands beleid geen erfgoedbeleid. In de grandeur die mijnheer Pechtold zo mooi schetst, vinden wij elkaar; als je er zit, moet je er goed zitten. Ik denk dat we op een aantal plekken juist steviger moeten zitten. Dat heb ik ook proberen aan te geven. Nu zitten we overal een klein beetje en dat is niet de beste manier om jezelf te vertegenwoordigen. In die zin denk ik inderdaad: minder, dus het levert geld op – ja, zo plat is het ook – maar het wordt beter. Het is dus geen bezuiniging om het geld te laten opleveren. Mijn pleidooi is om een effectievere diplomatieke dienst te maken. Dat kan inderdaad voor minder geld dan nu. Dat is waar.

De heer Pechtold (D66):

Ik ben toch blij dat de voorouders op Deshima het gevoel hadden van: we zitten hier uniek en we zitten hier goed. Dat is 400 jaar later zelfs nog zichtbaar in onze relaties. Ik zou het toch een beetje penny wise, pound foolish vinden om het echt met een financiële blik te bekijken. U hebt in uw vorig leven misschien nog wel meer van die ambassades gezien dan ik, maar juist mij viel op dat als Nederland ergens goed vertegenwoordigd is, je gelijk merkt dat de relaties met zo'n land beter zijn. Nu zegt u: ja, het is zo plat als bezuinigingen. Dan kunt u die acht punten gewoon terugbrengen tot: de VVD wil gewoon ook hier flink het mes in zetten. Dat mag; ik zou een andere keuze maken.

De heer Nicolaï (VVD):

Het is jammer dat de heer Pechtold blijft hangen in het romantische idee dat we er 400 jaar geleden zaten en het zo jammer is om er nu weg te gaan. Dat is niet het idee van de VVD. Nu zitten we met meer dan tien man in Port of Spain en met meer dan twintig man in de Dominicaanse Republiek. Ik ben heel benieuwd welk belang daar op de beste manier wordt behartigd. Als ik zie dat wij in miljoenensteden in China vele miljoenen mensen niet bedienen – we hebben er althans geen consulaat – dan denk ik dat wij onze diplomatieke dienst echt wat moderner zouden moeten organiseren. Het zou heel goed zijn om een paar verschuivingen aan te brengen waardoor wij ons belang – in de ruimste zin van het woord, zeg ik tegen mevrouw Peters – beter behartigd zien.

De heer Pechtold (D66):

Ik zeg niet dat er geen heroverweging op plekken nodig is. Het valt mij op dat uw verhaal vooral is ingegeven door een kostenoverweging. Niet iedere opbrengst valt te kwantificeren. Neem een continent als Afrika. U sprak zojuist over China. Als je ziet hoe de Chinezen hun ontwikkelingssamenwerking vormgeven, inderdaad, zoals u zelf zei, met heel andere mensenrechten en ga zo maar door, dan denk ik dat het van groot belang is dat wij in veel van die kwetsbare landen juist zitten om ook te laten zien dat het anders kan, dat het niet is à la de Chinezen, zo van: we brengen zoveel geld in, we komen jullie grondstoffen ophalen, we brengen onze eigen arbeiders binnen en het zal ons verder een zorg zijn hoe we jullie achterlaten.

De heer Nicolaï (VVD):

De heer Pechtold gaat blijkbaar bewust langs mijn punt heen. Mijn zorg is juist dat de wereld verandert, dat inderdaad een land als China steeds meer invloed krijgt op hoe de wereld gevormd wordt en dat inderdaad een land als China op het gebied van bijvoorbeeld ontwikkelingswerk in Afrika een steeds dominantere rol speelt en totaal andere opvattingen heeft dan wij in Nederland hebben. Het is zaak om daar op een slimme manier op in te spelen. Dat kan bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat wij ons verhaal op een betere manier dan met dat opgeheven vingertje, in China verteld krijgen. Ik pleit dus voor een verschuiving. Die leidt tot een effectiever diplomatieke dienst. De heer Pechtold zegt: ik wil daar eigenlijk niet aan, want dit is mooi en als het geld oplevert, dan hoeft het voor mij niet. Ik vind het heel mooi als het ook nog met minder geld beter kan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp dat de VVD hier feitelijk een pleidooi voert om Afrika te verlaten. Is dat ook een manier om te zeggen dat we gewoon stoppen met ontwikkelingssamenwerking voor dat continent?

De heer Nicolaï (VVD):

Geen sprake van. Er is een dag lang met collega Boekestijn over de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking gesproken. Ik weet niet of hij dat daar al heeft verklapt, want zijn boek was nog niet uit. Hij en de VVD hebben echter een heel interessante visie op wat wij in Afrika moeten doen. Voor het postennetwerk bijvoorbeeld is ons pleidooi – hierbij kijk ik naar de heer Boekestijn – om daar vanuit zes regionale centra, wat dus wel degelijk een postennetwerk is, een veel efficiëntere en effectievere manier het werk te doen dat wij daar willen doen. Ik weet wel hoe aantrekkelijk het is om steeds al die karikaturen van de VVD neer te zetten, maar dat is absoluut een slag in de lucht.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als er iemand bij Ontwikkelingssamenwerking met het neerzetten van de meest groteske karikaturen is begonnen, dan is het de VVD-fractie in persoon van de heer Boekestijn. Als de VVD-fractie echter ziet dat China, dat een tamelijk bijzondere opvatting heeft over hoe ontwikkelingssamenwerking in de 21ste eeuw er uitziet, Afrika binnentrekt en de boel daar ongeveer leegrooft, dan is haar antwoord: wij gaan ons dan in principe terugtrekken. Begrijp ik dat dit het strategische antwoord is van de VVD-fractie in het belang van Afrika? Ik snap er helemaal niets van.

De heer Nicolaï (VVD):

De macht in de wereld verschuift niet naar Afrika. Dat zal zelfs de heer Vendrik niet betogen. De macht verschuift naar het Oosten, naar Azië. De heer Boekestijn heeft in alle publicaties en optredens die ik heb gevolgd – ik heb die allemaal gevolgd – namens de VVD niet één keer een karikatuur gemaakt van het OS-beleid. Ik noem daar één voorbeeld van uit eigen ervaring in de richting van de heer Vendrik. Suriname werd genoemd, waar de fractievoorzitters net zijn geweest. Ik maakte mij als bewindspersoon, toen ik verantwoordelijk was voor internationaal cultuurbeleid, zorgen over het gemeenschappelijk cultureel erfgoed daar dat hier en daar nog ernstig wordt verwaarloosd. Mijn hart klopt daar waar wij iets kunnen doen, met geld of hoe dan ook, om cultuurbeleid te bevorderen. De grote kritiek op de regering van Suriname is dat zij geen klap doet aan cultuurbeleid of cultuurbehoudbeleid. Het blijkt dat de Nederlandse ambassade een veelvoud uitgeeft aan cultuur van wat de regering daaraan uitgeeft. De regering doet om die reden steeds minder, want niemand gaat naar de regering als men iets wil. De Nederlandse ambassade doet om die reden steeds meer. Dat is precies de spiraal waar de VVD voortdurend op heeft gewezen. Het lijkt zo mooi, ik wilde niets anders dan ervoor zorgen dat die prachtige koloniale gebouwen niet omvielen of verrotten, maar het werkt averechts: je geeft mensen niet de verantwoordelijkheid die zij moeten hebben en moeten willen hebben.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik hoor de heer Nicolaï steeds spreken over het gegeven dat de macht verschuift en dat wij alleen daar moeten zitten waar Nederland een duidelijk belang heeft. Hij heeft vaak gezegd dat wij moeten kijken naar het postennetwerk. Daar kan ik mij wel wat bij voorstellen, maar vanuit een heel andere houding, namelijk: als er dan moet worden bezuinigd, moet je ervoor zorgen dat je blijft waar je het hardste nodig bent vanwege ontwikkeling of de strijd voor de mensenrechten, niet alleen waar de macht ligt of waar het belang ligt. Moet ik het pleidooi van de heer Nicolaï zo opvatten dat het hem daar niet om gaat, maar om een platte bezuiniging, en dat wij zo snel weg moeten van de plekken waar wij het hardste nodig zijn? Als dat zo is, worden wij het namelijk niet eens vandaag.

De heer Nicolaï (VVD):

Nee, het is precies het tegenovergestelde van wat de heer Van Dam op het laatst suggereerde, dus ik kan zijn zorg wegnemen. Het gaat ten eerste niet om een platte bezuiniging. Ten tweede heb ik geprobeerd na mijn eerste opmerking over OS duidelijk proberen te maken dat mijn hele verdere redenering losstaat van de opvatting van de VVD-fractie over OS. Ik denk namelijk dat het belangrijk is dat de Kamer een signaal afgeeft dat het tijd wordt om hier steviger naar te kijken dan de regering van plan is. Daarbij heb ik ieders steun nodig. Zo eenvoudig is het. Inhoudelijk geldt wat ik net ook tegen de heer Vendrik zei. Wij willen niet alleen zitten waar de macht zit, want wij hebben belang bij een wereldorde, waarbij het gaat om Nederlandse belang in de ruime zin van het woord, die overal wordt gevormd. Het voorbeeld van Afrika lijkt mij duidelijk, want wij willen niet weg uit Afrika. Wij hebben een andere opvatting over de manier waarop je een en ander het best kunt organiseren. Dat betekent niet dat je in al die landen op deze manier versnipperd en wel zou moeten zitten. Wij denken dat je met het idee van een ruime handvol regionale centra een effectiever OS-beleid kunt voeren. Ik wil ook nog wel zover gaan dat ik de hele OS-opvatting die wij hebben en waar ik bij gelegenheid hartstochtelijk voor pleit, over het kritisch bekijken van het postennetwerk apart zet, zodat ik het bijvoorbeeld voor de heer Van Dam niet moeilijk maak om te zeggen: de andere overwegingen vind ik wel heel interessant, het lijkt mij een goede reden om de regering op te roepen om daar meer werk van te maken.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik wil de heer Nicolaï oproepen om dat heel duidelijk te maken, omdat er inderdaad een groot verschil is tussen hem en mij. Voor hem is het namelijk te veel gevraagd om van elke € 100 die wij hier verdienen € 0,80 opzij te zetten voor mensen die tot de allerarmsten van de wereld behoren. Hij wekt met zijn verhaal de indruk dat zijn hele bezuinigingsoperatie op posten gericht is op posten in Afrika, in ontwikkelingslanden. Als het hem daar niet om gaat, kunnen we een interessant debat tegemoet zien. Als het hem er echter gewoon weer om gaat om die € 0,80 van iedere € 100 die we verdienen nog kleiner te maken, worden we het absoluut niet eens.

De heer Nicolaï (VVD):

In de acht punten die ik noemde, heb ik heel zorgvuldig niet één keer als voorbeeld een OS-post genoemd. Ik heb juist de knip proberen te maken. Dit ter geruststelling van de heer Van Dam. Daarbij kan ik het overigens toch niet nalaten om de principiële opmerking te maken dat zijn poging om de VVD met die simpele beelden neer te zetten heel hinderlijk en doorzichtig is. Over karikaturen gesproken. Wij hebben niet minder geld daarvoor over. Wij denken dat het op een andere manier veel effectiever kan en dat je het geld op een veel betere wijze kan besteden. Wij zijn ervan overtuigd dat de budgetten die nu worden gegeven, voor een deel een averechts effect hebben. Ik heb zojuist het voorbeeld genoemd van Suriname, waar ik zeer betrokken heenging en waarvan ik terugkwam met precies dit gevoel: er zou eigenlijk meer geld heen moeten, maar dat gaat dan alleen nog maar verder averechts werken. Dat was mijn overtuiging, en de reden waarom de VVD vindt dat we met minder geld een effectiever OS-beleid kunnen voeren.

De voorzitter:

Ik snap dat u popelt, mijnheer Van Dam, maar het woord gaat nu naar de heer Irrgang en daarna naar mevrouw Ferrier, waarna we het punt afsluiten.

De heer Irrgang (SP):

Dit laatste kan de heer Nicolaï niet menen. Met de helft van het geld meer kunnen bereiken; ik ben veel bereid te geloven, maar dat kan hij niet menen. Mijn vraag is een andere. De heer Nicolaï zei dat hij de OS-posten er duidelijk van had gescheiden, maar hij noemde ook heel duidelijk Ethiopië versus Japan. In Ethiopië wordt door Nederland heel veel aan ontwikkelingssamenwerking gedaan. Je hebt onder andere specialisten op een ambassade nodig om daar goed op toe te zien, iets waar door de VVD-fractie altijd op wordt gehamerd. Dan is het toch logisch dat er op zo'n post in Ethiopië relatief veel mensen werkzaam zijn? Dat is misschien niet helemaal te verklaren uit de verhouding van het economische belang van het land versus dat van Japan.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik begrijp dat daarover verwarring ontstaat als je het hoort en niet voor je ziet. Dat voorbeeld heb ik genoemd, waarna ik heb gezegd: voor mijn betoog zet ik OS apart. Dit voorbeeld heb ik dus nadrukkelijk niet meegenomen in de acht punten die ik de regering voorhoud en waarvoor ik een open oor hoop te vinden in de Kamer. Ik denk dat wij er breder in de Kamer van overtuigd zijn dat de wereld wel verandert. Ik hoop dat ook de bredere overtuiging bestaat dat het postennetwerk daarop onvoldoende is toegesneden.

De heer Irrgang (SP):

De wereld verandert altijd, en Ethiopië is een belangrijk land, ook qua bevolkingsaantal. Het is een van de grootste landen van Afrika. Wil de heer Nicolaï dan concreet zeggen dat hij wel kan begrijpen dat bijvoorbeeld de ambassade in Ethiopië meer mensen heeft dan die in Japan, omdat daar nu eenmaal vanuit ontwikkelingssamenwerking een specifieke reden voor is? Dan zou ik hem beter begrijpen, maar dan vervalt zijn verhaal ook een beetje.

De heer Nicolaï (VVD):

De VVD vindt het idioot dat je meer mensen in Ethiopië hebt zitten dan in Japan. Ik heb de regering gevraagd waarom ons Nederlandse belang daarmee meer gediend zou zijn.

De heer Irrgang (SP):

De heer Nicolaï begon met de opmerking: ik sta los van ontwikkelingssamenwerking. De reden dat er echter op de post in Ethiopië relatief veel mensen werken, is nu juist de ontwikkelingssamenwerking. Daarmee is de redenering van de heer Nicolaï ook niet logisch meer. Er is namelijk een duidelijke verklaring, waar hij zelf rekening mee zegt te houden.

De heer Nicolaï (VVD):

En daar lopen de politieke scheidslijnen heel scherp, omdat de VVD een wezenlijk andere opvatting heeft over ontwikkelingssamenwerking dan bijvoorbeeld de SP. Daar scheiden dus sowieso onze wegen. Als ik hier straks met een voorstel kom, afhankelijk van de reactie van de regering al dan niet bij motie, om hier kritisch naar te kijken, en daarbij de opvattingen van de VVD meeneem, zullen SP, PvdA, GroenLinks en anderen om die reden dat voorstel afwijzen. Daarom zal ik ervoor zorgen dat ik die redenering scheid in twee redeneringen. Dat doet natuurlijk niets af aan onze opvattingen over ontwikkelingssamenwerking. Ik zal dit zo nodig bij motie nog herhalen.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik hoor tot mijn grote vreugde een duidelijke wijziging in de houding van de VVD ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking. Ik hoor de heer Nicolaï namelijk zeggen dat de VVD helemaal niet pleit voor een verkleining van het ontwikkelingsbudget. Men wil alleen inzetten op een effectievere besteding daarvan. Dat lijkt me een heel goed plan. Kan ik, afgaande op het interruptiedebatje met de heer Irrgang van zojuist, constateren dat de VVD ook inziet dat je ontwikkelingssamenwerking en buitenlands beleid veel meer met elkaar in samenhang moet zien, omdat je met ontwikkelingssamenwerking inzet op een welbegrepen eigenbelang van Nederland? Begrijp ik goed dat dit inzicht eindelijk begint door te dringen bij de VVD?

De heer Nicolaï (VVD):

Ik denk hier geen sikkepit anders over dan mijn collega Boekestijn. Wij hebben hierover als VVD-fractie al tijden exact hetzelfde geluid laten horen. Dat is bij dezen ook het geval. Het probleem van de gelovigen in ontwikkelingssamenwerking – als ik dat zo onaardig mag zeggen – is de redenering vanuit een budget of een percentage. Dat is voor hen een gegeven en hun vraag is dan hoe dat het beste ingezet kan worden. Dat is niet vanuit de inhoud geredeneerd. De VVD bekijkt juist vanuit de inhoud wat een effectief OS-beleid zou kunnen zijn. Dat leidt vervolgens tot een bepaald bedrag. Mevrouw Ferrier zegt dat zij alleen wil bekijken hoe het beter ingezet kan worden, maar dat die 0,8% en het budget heilig zijn. Nee, laten wij alsjeblieft de moeite nemen om te kijken naar wat beter werkt. Wij zijn er even heilig als anderen – dat respect geef ik de gelovigen aan de andere kant dan ook wel weer – van overtuigd dat dit beleid van de VVD effectiever is. Het helpt niet om je gevoel te ontlasten door zo veel mogelijk geld daarheen te sturen. Het moet renderen, er moet iets mee gebeuren, mensen moeten er iets mee doen en zij moeten commitment krijgen met het doel waaraan dat geld wordt besteed. Aan een lege school heeft niemand een donder.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik constateer dat mijnheer Nicolaï niet goed luistert en bovendien niet goed leest. Als hij zou luisteren naar wat de CDA-fractie altijd al zegt en als hij de notitie Van hulp naar investeren van de CDA-fractie zou lezen, zou hij weten dat wij inzetten op effectiviteit. Wij zeggen dat het daarom moet gaan. Wij zitten helemaal niet in een vast bastion. Ik luister wel goed en ik beluister een duidelijk verschil tussen wat de heer Nicolaï zegt en wat ik de heer Boekestijn tot nu heb horen zeggen.

De heer Nicolaï (VVD):

Iedereen zal zijn eigen woorden kiezen, maar het is echt exact hetzelfde verhaal. Ook het CDA blijft uitgaan van het bedrag en redeneert dan naar een inhoud. Dat is de omgekeerde redenering die je altijd bij beleid en dus ook hier moet voelen.

Ik ga terug naar mijn zesde punt: ambassades zouden kunnen worden omgevormd tot consulaten. Dat scheelt een flinke slok op een Koninginnedagborrel. Minder toeters en bellen, vlaggen en rangen.

Mijn zevende punt betreft het meer gebruikmaken van het virtuele netwerk. Je kunt met een versterkt backoffice in Den Haag een heleboel dingen digitaal doen. Dat geldt voor dienstverlening, maar ook in diplomatiek contact kun je per internet en e-mail veel doen wat niet per se in persoon hoeft. Ik zie dat de minister bezig is met experimenten, maar ik vind dat daaraan ook consequenties moeten worden verbonden.

Dan kom ik op verdergaande samenwerking. Dat kan natuurlijk facilitair en in praktische zin plaatsvinden wat betreft de gebouwen en alles wat daarbij komt kijken. Voor zover er geen nationale belangen in het geding zijn, vind ik dat je ook op het punt van dienstverlening meer zou kunnen samenwerken en combineren. Dat kan zelfs op politieke punten als de overeenstemming daarover voldoende is, zoals bij mensenrechten. Ik lees in de brief van de minister maar een enkel voorbeeld, zoals Bujumbura. Dan denk ik: dat zouden wij toch heel wat vaker en op grotere schaal moeten kunnen doen.

De kern van het Nederlandse buitenlandse politieke beleid is dat wij alles willen doen en dat wij alles goed willen doen. Dat beperkt juist onze effectiviteit. Daarom houd ik dit VVD-pleidooi voor een principieel andere buitenlandse politiek waarin scherper wordt gekozen voor wat echt van belang is voor Nederland en waarin wij de consequentie durven trekken om zaken niet meer te doen of om posten te sluiten. Wat betreft de bezuinigingen heb ik de indruk dat de minister meer naar Den Haag kijkt dan naar het postennetwerk. Graag hoor ik of dit zo is en waarmee dat te maken heeft. Gaat het om prestige en mooie banen of gaat het om effectiviteit? Ik roep de minister ertoe op om langs bovengeschetste lijnen het postennetwerk door te lichten en te komen met substantiële wijzigingsvoorstellen.

Ik ben er trots op dat wij in zekere zin boven onze stand leven omdat ik namelijk wel geloof in die beruchte VOC-mentaliteit. In alle gevallen zal iedereen het erover eens zijn dat een open land als Nederland er belang bij heeft invloed uit te oefenen op de ontwikkeling van de wereld. Maar, hoe gerichter, hoe effectiever.

Ik kan me vinden in de prioriteiten die de minister legt bij de mensenrechten. Hij voegt echter helaas onvoldoende de daad bij het woord. Als voorbeeld noem ik Guantánamo. Nederland liep terecht voorop in de kritiek, maar wij hebben nog steeds geen enkele gevangene overgenomen. Andere landen hebben dat wel gedaan en straks blijven alleen de lastigste gevallen over. Dan die andere gevangenis, in Bagram in Afghanistan, die de heer Van Bommel ook noemde, waarin personen vastzitten zonder juridische bijstand of proces. Wat doet de minister daaraan?

In hoeverre staat de minister pal voor zijn mensenrechtenbeleid als hij zwicht voor Europese druk om in te stemmen met een associatieakkoord met Syrië terwijl iedereen weet hoe ernstig de schendingen van mensenrechten daar zijn?

De minister legt, wat de VVD-fractie betreft, de verkeerde accenten bij de verschillende soorten mensenrechten. Hij vraagt, ook in VN-verband, vaak aandacht voor de vrijheid van godsdienst, maar dan niet voor de vrijheid van meningsuiting, een fundamenteler recht dat de vrijheid van godsdienst ook omvat. Bovendien is de vrijheid van meningsuiting ook de beste motor voor verandering en vrijheid in de wereld. In veel islamitische landen wordt de godsdienstvrijheid zelfs gebruikt om andere vrijheden in te perken, zoals de vrijheid van meningsuiting. Slechts 17% van de mensen in de wereld leeft in een land waar sprake is van persvrijheid. Is de minister het er inmiddels mee eens dat de vrijheid van meningsuiting hogere prioriteit moet krijgen? Welke initiatieven gaat hij daarvoor nemen? Hoe gaat hij vrije toegang tot internet bevorderen? En om te beginnen zeg ik tegen hem: maak het mogelijk dat ook in China getwitterd kan worden.

Over woorden en daden gesproken, de minister heeft vaak zijn problemen verwoord met dubbele paspoorten, met name in het geval van Marokkanen in Nederland. Ik heb echter begrepen dat wij nog niets zijn opgeschoten met de Marokkaanse regering om het mogelijk te maken voor mensen die dat willen, te kiezen voor een van de twee nationaliteiten. Welke middelen gaat hij inzetten om de Marokkaanse regering verder onder druk te zetten?

Ik kom op de effectiviteit in de rol van het Midden-Oostenvredesproces, in het bijzonder ten opzichte van Israël. De impasse in het vredesproces door het Goldstonerapport kan waarschijnlijk het best worden doorbroken als Israël zelf dat fundamentele onderzoek doet dat de minister van Buitenlandse Zaken op verzoek van de Kamer aan zijn Israëlische collega heeft voorgehouden. Als deze minister, een van de beste vrienden van Israël, een lange neus naar zich getrokken krijgt van zijn Israëlische collega, wat is dan zijn effectiviteit? Uiteindelijk wordt de minister niet afgerekend op zijn woorden, maar op zijn resultaat.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat is wel een interessante beschouwing van de heer Nicolaï, maar wat vraagt hij nu eigenlijk precies van de minister?

De heer Nicolaï (VVD):

Effectiviteit.

De heer Van Dam (PvdA):

Hij zegt daarbij dat het geen effectiviteit is als je een lange neus krijgt van je Israëlische collega, die zich dus niets aantrekt van wat je tegen hem zegt.

De heer Nicolaï (VVD):

Inderdaad.

De heer Van Dam (PvdA):

Wat zou de minister dan moeten doen?

De heer Nicolaï (VVD):

Hij moet zorgen dat hij wel een open oor vindt bij de Israëlische regering voor dit standpunt van Nederland. Ik wil ons niet overschatten, en ook deze minister van Buitenlandse Zaken wil ik niet overschatten. Dat bedoel ik overigens niet onaardig, zeg ik tegen hem. Maar als Nederland deze positie inneemt, die deze minister van Buitenlandse Zaken zeker prominent inneemt, internationaal herkend, met zo nodig ook afwijkend stemmen in VN-verband, moet daar ook iets voor terugkomen in de zin dat van de kant van Israël serieuzer geluisterd moet worden.

De heer Van Dam (PvdA):

Hij zou het er dus niet bij moeten laten zitten.

De heer Nicolaï (VVD):

Dit mag niet zomaar passeren. Hij moet alsnog de Israëlische regering op de beste wijze aanspreken op het feit dat dit niet aan dovemansoren gericht mag zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Vindt de heer Nicolaï dan ook dat deze minister Abbas zou moeten aanspreken om de Gaza weer onder zijn beheer te krijgen? De heer Nicolaï heeft het alleen maar over wat Israël fout doet, maar zijn voorganger, de heer Van Baalen, die namens de VVD eerder het woord voerde, had toch veel meer oog voor de situatie waarin en de druk waaronder Israël moest leven. Ook had hij veel meer oog voor de raketbeschietingen vanuit de Gaza. Heeft de heer Nicolaï dat ook scherp en ziet hij ook dat als de Gaza niet meer onder beheer komt van de Palestijnse Autoriteit, er weinig te onderhandelen valt?

De heer Nicolaï (VVD):

Absoluut. Daar heeft de heer Voordewind volstrekt gelijk in. Het is altijd een ongelofelijk vertekend beeld dat er in de wereld wordt gegeven, internationaal helemaal. Wij hebben ook het volstrekte politieke misbruik van het rapport-Goldstone gezien; dat is ook precies de zorg die de heer Voordewind hiermee verwoordt. Ik ben het er volstrekt mee eens. De wandaden aan de andere kant zijn ook volgens Goldstone zeker niet minder geweest. Ik vind absoluut dat dit onvoldoende gezegd wordt. Het is alleen maar goed dat ik dit kan herhalen. De ellende is dat het daarop aanspreken lastiger is. Immers, zelfs het aanspreken van Abbas is nog niet het aanspreken van Hamas, die weer verantwoordelijk is voor de wandaden daar. Ik deel de zorgen en opvattingen van de heer Voordewind op dat punt.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik bouw even voort op de uitwisseling zojuist tussen de heer Nicolaï en de heer Van Dam. Ik wil minister Verhagen nageven dat ik erop vertrouw dat hij er niet voor terugdeinst om een minister als minister Lieberman lik op stuk te geven als hij een lange neus trekt. Het wrange is nu juist dat de praktijk uitwijst dat het niet veel oplevert. Wat zou dan de volgende stap moeten zijn als je het aanspreken hebt gedaan?

De heer Nicolaï (VVD):

Ik vertrouw er ook op dat deze minister pal staat. Laat daarover geen misverstand bestaan. Ook in Europees verband heeft de minister dat vaak genoeg gedaan, dus ik ben daarover niet oppositioneel kritisch. Daarachter speelt echter ook nog de effectiviteit. Soms kun je eenvoudigweg iets tegenhouden door pal te staan, zoals in Europees verband, maar soms moet je iemand anders tot iets bewegen. Daarbij gaat het niet alleen om pal staan, maar ook om dat tweede aspect. Ik blijf hopen dat deze minister, deze regering, de Israëlische regering weet aan te spreken op de punten waarover wij zojuist spraken, maar overigens ook op de nederzettingenpolitiek, en dat de minister daarbij meer een open oor vindt dan, naar ik begrijp, het geval was bij de heer Lieberman, de minister van Buitenlandse Zaken van Israël.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Dit is nu juist hetgeen al jarenlang wordt geprobeerd. Zelfs de knapste en meest gezaghebbende diplomaat, president Obama, lukt het niet om op Lieberman in te spreken en hem op andere gedachten te brengen. Wat moet dan een volgende stap zijn als wij kunnen vaststellen dat dit aanspreken niet lukt?

De heer Nicolaï (VVD):

Misschien is het moeilijk zaken doen met deze minister van Buitenlandse Zaken, maar gelukkig is de regering groter. Het is misschien niet beleefd of volgens diplomatieke etiquette om dat zo in het openbaar te zeggen, maar volgens mij zijn er belangrijker mensen in die regering dan minister Lieberman. Laten wij onze hoop in ieder geval daarop vestigen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Mevrouw Peters, probeert u het in tweeën te doen. Dat doen anderen ook en iedereen houdt zich daaraan. Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Van Dam.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Ik begin op 18 september jongstleden, toen ik in Eindhoven in de binnenstad stond en zag hoe Amerikaanse legervoertuigen zich een weg baanden door de mensenmassa in een defilé voor de vrijheid. Het was eigenlijk net als 65 jaar eerder: druk op straat. Toen stonden daar mijn grootouders langs de kant van de weg, net bevrijd. Het was vrijheid waarvoor zij letterlijk hadden gevochten, omdat mijn grootvader met gevaar voor eigen leven onderduikers hielp. Hij wilde niet accepteren dat mensen moesten vrezen voor hun leven alleen om wie zij waren of om wat zij vonden. Op hetzelfde moment dat zij de vrijheid vierden, gingen zo'n 150 kilometer verderop mijn andere grootouders de allerzwaarste tijd van hun leven tegemoet: de hongerwinter, een collectieve straf van de Duitsers, die de voedseltoevoer naar het westen van Nederland afsloten. Het was in de jaren daarna een van de vele verschrikkingen van de oorlog die mensen in Europa en in de hele wereld inspireerden tot het raamwerk van mensenrechten en internationaal recht, om ervoor te zorgen dat dergelijke zaken nooit meer zouden gebeuren.

Mijn grootvader in Eindhoven zat niet stil na de bevrijding. Hij ging verder bij de stoottroepen en net als vele duizenden andere Nederlanders uit het bevrijde zuiden was voor hem de eigen vrijheid niet het einde van de strijd. Het was voor hen geen vraag of je je ook moest inzetten voor de vrijheid van anderen. Hoe komt het toch dat dit vandaag de dag voor zo veel Nederlanders wel zo is, nu het andere mensen zijn die steun nodig hebben: demonstranten in Iran, de oppositie in Birma, minderheden in Congo, Afrikaanse boeren in Darfur, kinderen in Gaza? Natuurlijk, zij lijken wat minder op ons, maar het zijn ook gewoon mensen die veilig willen zijn, die willen kunnen zeggen wat zij vinden en die verlangen naar een betere toekomst. Opkomen voor hen is wat ons betreft de kern van het buitenlands beleid van Nederland van de afgelopen 65 jaar en zou ook de kern moeten zijn in de komende 65 jaar: vrij zijn, niet hoeven vrezen voor onderdrukking of vervolging om wie je bent of om wat je vindt, jezelf kunnen ontwikkelen, kansen krijgen en ze grijpen. Daar heeft iedereen recht op, want iedereen telt mee, ook als je toevallig aan de andere kant van de wereld geboren bent.

Dat is het uitgangspunt van mijn bijdrage vandaag. Ik wil het hebben over de vraag hoe wij de noodzakelijke bezuinigingen bij Buitenlandse Zaken zo kunnen invullen dat wij slagvaardig blijven werken voor mensenrechten en ontwikkelingshulp. Ik wil het hebben over de rol van de VN in de wereld, over het Midden-Oosten en over de vraag hoe bedrijven en consumenten zelf verantwoordelijkheid kunnen nemen voor mensenrechten.

De PvdA is een internationale partij en dus van oudsher voor een actief buitenlands beleid. Nederland moet echter bezuinigen zoals zoveel landen, ook op Buitenlandse Zaken. En dat vraagt keuzes, scherpe keuzes; keuzes die in de brief van de minister over het heroverwegen van taken wat ons betreft nog niet scherp genoeg zijn. Gaat de minister met de kaasschaaf langs de posten en beperkt hij de dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland? Of moet ook het voortbestaan van posten ter discussie komen te staan? Wat ons betreft wel. Voor de PvdA zijn drie criteria leidend voor het heroverwegen van het voortbestaan van ambassades en consulaten: is er een direct economisch belang, is er een ontwikkelingsrelatie of draagt de Nederlandse aanwezigheid bij aan het verdedigen van mensenrechten? Dat zijn wat ons betreft de prioriteiten. Wij moeten het voortbestaan van ambassades die niet daaronder vallen ter discussie durven stellen. De eerste vraag daarbij is of de nieuwe diplomatieke dienst van de EU niet veel sneller taken kan overnemen. Juist Nederland is als klein land gebaat bij Europese samenwerking in het buitenlands beleid. De minister geeft in zijn brief aan dat hij afwacht hoe het zich zal ontwikkelen. Dat is mij niet ambitieus genoeg. Wij moeten met gelijkgezinde landen afspreken om snel eigen posten terug te trekken, ten gunste van een EU-ambassade. Ik denk daarbij als eerste bijvoorbeeld aan landen direct ten oosten van de EU, zoals de Kaukasus of de Oekraïne. De tweede vraag is of het binnen Europa nodig is om overal een ambassade te hebben. Moeten alle Baltische staten een eigen ambassade hebben, de Scandinavische staten, Malta, Cyprus? Hebben wij echt maar liefst negen posten nodig op de Balkan?

Het is ten slotte ook de vraag of Nederland überhaupt niet wat ruim in zijn jas zit. Volgens onze eigen tellingen heeft Nederland maar liefst 32 officiële vertegenwoordigingen meer dan België, 54 meer dan Oostenrijk en zelfs 64 meer dan Zweden. Ik zei het al, de PvdA is altijd voor een actief buitenlands beleid. Maar dat zal wel gefocust moeten worden op handel, ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten. Als er dan toch bezuinigd moet worden, dan liever op gebouwen en diplomaten dan op onze hulp aan de allerarmsten of onze inzet voor de mensenrechten. Graag hoor ik van de minister of hij deze opdracht bij de werkgroep heroverwegingen internationale samenwerking wil neerleggen.

De heer Van Bommel (SP):

Ik wil de heer Van Dam vragen of dat wat hem betreft inhoudt dat er een verschuiving moet komen ten opzichte van de thema's die hij noemt, die door onze posten worden bestierd. Of zegt hij dat wij op de twee door hem genoemde thema's niet moeten bezuinigen, om maar te zien hoe de rest gaat?

De heer Van Dam (PvdA):

Ik zei al dat het hele Rijk moet bezuinigen. Ook het buitenlands beleid ontkomt daar niet aan. De vraag is waar je je prioriteit legt. Onze prioriteit ligt heel duidelijk bij ontwikkelingshulp en de strijd voor mensenrechten en internationaal recht. Langs die lat kun je naar alle posten kijken die je in de wereld hebt. Er is echt wel een aantal dat toevallig van oudsher ergens zit en waarvan je je kunt afvragen of het die rol nog wel vervult. Je zou die wat ons betreft tegen het licht moeten houden, omdat wij uiteindelijk liever op dat soort dingen bezuinigen dan op ontwikkelingssamenwerking. De heer Boekestijn zwengelt daarover altijd graag discussies aan en wij willen niet dat daarvoor draagvlak ontstaat.

De heer Van Bommel (SP):

Ik kan daar helemaal in meegaan. Ik wil graag weten waarover ik straks een debat met u moet voeren, als er een concreet voorstel ligt van de minister. Mag ik uw woorden zo opvatten, dat u de minister vraagt om niet te bezuinigen op posten waarbij ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten wezenlijke bestanddelen zijn van het werk van de ambassade?

De heer Van Dam (PvdA):

Ja, los van dat ik er wel van uitga dat in de heroverweging ook bekeken wordt of er efficiencywinsten te behalen zijn, natuurlijk zonder dat dat ten koste gaat van de effectiviteit van het werk.

Voorzitter. De VN zijn voor het verdedigen van de mensenrechten de belangrijkste organisatie, met tal van instrumenten, zoals sancties, hulp en ook militair ingrijpen. Na de VS hebben de VN inmiddels de meeste troepen op de been. Dat is vooral te danken aan landen als India, Pakistan, Bangladesh en Nigeria. Het zijn landen die, niet toevallig, geld verdienen aan VN-missies. Westerse landen daarentegen doen nauwelijks mee. Dat is bijzonder zorgwekkend voor de legitimiteit en effectiviteit van VN-missies. Waarom staan westerse landen wel klaar voor Afghanistan en Irak, maar niet voor Congo of Darfur? De Nederlandse bijdrage is wel heel klein. Nederland profileert zich graag als de grote verdediger van de mensenrechten, maar als het gaat om bijdragen aan VN-missies zijn wij nummer 77 van de 117. Voetballiefhebbers zouden zeggen dat wij dik in het rechterrijtje staan. Zelfs Burkina Faso doet meer dan wij. Nee, nog erger: zelfs Zimbabwe doet meer dan wij.

Nederland gaat volgend jaar weg uit Uruzgan. Dat geeft ons de kans om andere prioriteiten te stellen. De PvdA gelooft in een sterke rol voor de VN en westerse landen zullen daarvoor meer moeten doen. Zelfs met een kleine bijdrage kan Nederland al verschil maken voor de VN. Dat verschil moeten wij ook willen maken. Nederland moet een grotere bijdrage gaan leveren aan vredesmissies van de VN. De strijd voor de mensenrechten is immers het meest gebaat bij een sterke VN. Mijn fractie vindt dat wij de kans eens moeten grijpen om onze inzet in het internationale speelveld te veranderen.

Ook het conflict in het Midden-Oosten draait om de betekenis van het internationale recht. Het is niet het grootste conflict van de wereld, maar het is wel het conflict waar de meeste aandacht naar uitgaat. Het is in mijn ogen het belangrijkste conflict ter wereld. De landsgrenzen waarom gestreden wordt, zijn tegelijkertijd scheidslijnen tussen religies en scheidslijnen tussen het Westen en de Arabische wereld. Een botsing van beschavingen, noemen sommigen dat. Dat is precies wat extremisten ons graag willen laten geloven, om tegelijk te kunnen beweren dat het probleem dus onoplosbaar is. Ik geloof er niets van. In werkelijkheid wonen aan beide kanten van de grens mensen die veiligheid willen, die kansen willen voor hun kinderen. Aan hun kant staat de PvdA en heeft de PvdA altijd willen staan.

Juist de scheidslijnen van ras en religie maken het conflict zo ontzettend gevoelig en maken het zo ontzettend belangrijk dat het Westen niet met twee maten meet. Toch gebeurt dat. Het blokkeren van de toelevering van voedsel- en medicijn voor de bevolking van Gaza hoeft slechts te rekenen op veroordelingen, niet op stappen. Het blijven koloniseren van bezet gebied door de bouw van nederzettingen heeft geen enkele consequentie. Vandaag is de bouw van 900 extra woningen nog goedgekeurd. Het Westen kapittelt de Arabische Liga terecht voor de bescherming van de Sudanese president Al-Bashir, maar tegelijkertijd stemmen enkele Westerse landen, waaronder Nederland, tegen een VN-resolutie waarin wordt opgeroepen tot het laten onderzoeken van mogelijke oorlogsmisdaden van Israël en Hamas.

Nederland zou aan de kant moeten staan van de verdedigers van het internationale recht. Recht gaat immers boven vriendschap. Recht kan alleen gelden als overtreding daarvan consequenties heeft. Welke consequenties verbindt de minister van Buitenlandse Zaken eigenlijk aan een overtreding van het internationaal recht? Hoe belangrijk is dat eigenlijk voor hem?

Zonder Europese of Westerse bemoeienis blijven extremisten aan beide zijden een oplossing blokkeren. Laten wij dat gebeuren? De Palestijnen hebben aangekondigd over twee jaar een eigen staat uit te willen roepen. De Algemene Vergadering van de VN zou dat kunnen onderschrijven. Israël is immers ook zo tot stand gekomen. Wij kunnen niet eeuwig geduld hebben. Het is voor mij en mijn fractie een serieuze optie. De minister zegt altijd de Palestijnse premier Fayyad te willen steunen. Ik ben benieuwd hoe hij dan in deze discussie staat en of hij zich schaart achter de opstelling van de Palestijnse premier.

Burgers en bedrijven kunnen zelf verantwoordelijkheid nemen inzake de bescherming van de mensenrechten. Vorig jaar vroeg ik bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken aandacht voor de grondstoffen in elektronica zoals mobiele telefoons. Ik kreeg van slechts twee fabrikanten naderhand een antwoord. Zij gaven geen van beiden een garantie dat via hun mobieltjes geen bijdrage werd geleverd aan de oorlog in Congo. Zij zeiden dat zij hun best deden en dat was het dan.

Zoals John Ruggie in zijn rapport voor de VN heeft geschreven, hebben bedrijven ook de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat hun product niet bijdraagt aan de schending van mensenrechten. Dan moeten die bedrijven ook willen weten hoe hun product tot stand komt en waar hun grondstoffen vandaan komen, tot de laatste zandkorrel. Ik wil hierin de volgende stap zetten. Bedrijven zouden over uiterlijk tien jaar verplicht moeten kunnen worden om aan te tonen waar de grondstoffen voor hun producten precies vandaan komen en hoe duurzaam de hele productieketen is. Dat kan alleen in internationaal verband gerealiseerd worden. Ik realiseer mij dat goed; vandaar de termijn van tien jaar. In de tussentijd zal mijn fractie via een initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Vos ervoor zorgen dat bedrijven nu al verplicht worden om minimale garanties te geven over de eerlijkheid en duurzaamheid van de productie. Laat bedrijven maar garanderen dat er geen sprake is geweest van kinderarbeid, of van slavernij. Zoals wij deze week allemaal hebben kunnen lezen, is van 85% van de chocoladeletters die op de Nederlandse markt worden aangeboden, niet eens zeker dat zij zonder slavernij tot stand zijn gekomen. Mijn voorstel geeft ons tien jaar de tijd om eerlijk gewonnen grondstoffen van certificaten te voorzien. Dat is tien jaar om ervoor te zorgen dat bedrijven en consumenten zelf verantwoordelijkheid kunnen nemen. Ik ben ervan overtuigd dat de meeste Nederlanders dat willen. Ik vraag aan de minister of hij meedoet. Zullen wij samen proberen om andere landen hiervan te overtuigen? Als er voldoende steun komt voor deze aanpak, krijgen de individuele consumenten de kans om producten niet alleen te vergelijken op prijs en kwaliteit, maar ook op hun bijdrage aan mensenrechten en duurzaamheid. Zo kan ieder voor zich een klein beetje bijdragen aan een betere wereld.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Van Dam heeft mijn volledige sympathie voor zijn streven om die ketens transparant te krijgen. Ik hoor hem echter tegelijkertijd praten over die stip aan de horizon en die tien jaar. Is de heer Van Dam bereid om tien jaar te wachten, terwijl de nood zo hoog is en al aardig wat dingen in gang zijn gezet? Ik noem fair trade, maar ook de bloeddiamanten. Wij weten waar die vandaan komen. Er zijn allerlei processen al in gang gezet. De heer Van Dam noemt daarbij zelf ook professor Ruggie die een heel systeem in gang heeft gezet. Waarom moet dat proces zo ver in de toekomst plaatsvinden en niet sneller?

De heer Van Dam (PvdA):

Volgens mij moet je allereerst kijken wat je nu al kunt doen. Wij hebben al de Wet Openbaarheid productie en Ketens, waar als ik eerlijk ben nog niet zo heel veel in staat. Vandaar ook het initiatiefwetsvoorstel van de PvdA-fractie om te komen tot een aantal verplichtingen voor bedrijven voor het verstrekken van informatie die ze in elk geval moeten kunnen leveren, bijvoorbeeld als het gaat om kinderarbeid en arbeidsomstandigheden. Ik zou er uiteindelijk naartoe willen dat elk bedrijf een volledig inzicht kan geven in waar de grondstoffen voor zijn producten vandaan komen en hoe het product uiteindelijk tot stand is gekomen. Ik verander het liefst de wereld in een dag, net als u. Ik bedoel net als de heer Voordewind, want ik moet via de voorzitter spreken.

De voorzitter:

Dat wil ik ook wel hoor.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat dacht ik eigenlijk al.

We moeten wel realistisch blijven, dat het een stevige eis is die je bij het bedrijfsleven neerlegt, om totaal inzichtelijk te maken waar alles vandaan komt en hoe het product tot stand is gekomen. Volgens mij is het nog best ambitieus als we ons daarbij een tijdshorizon van tien jaar opleggen. Maar hoe sneller, hoe liever.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Deze discussie voeren we niet sinds gisteren, maar die voeren we ook al tien jaar. Wij weten dat het bedrijfsleven dat niet heel erg vindt. De heer Van Dam spreekt over een initiatiefwetsvoorstel. Dat zou inderdaad de transparantie bij wet kunnen regelen, maar we weten ook dat dit er nog niet aan zit te komen. Waarom niet wat meer ambitie tonen door te zeggen: laten we zo snel mogelijk het net sluiten rond bedrijven en inderdaad in de gehele keten om die transparantie vragen?

De heer Van Dam (PvdA):

Ik wil graag om die transparantie vragen. Volgens mij zijn we het daarover dus helemaal niet oneens. Het gaat er even om welke ambitie realistisch is. Ik vind dat je een ambitie moet stellen, maar ook moet zorgen dat die ambitie wel realistisch is. De heer Voordewind weet net zo goed als ik dat het echt een internationale aanpak vergt als wij zouden zeggen dat we het volgend jaar geregeld willen hebben. Je zult overal ter wereld moeten weten waar grondstoffen vandaan komen. Dat moet dus ook overal geregistreerd gaan worden. De ambitie die ik neerleg, is niet klein.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is een bijzonder interessant voorstel van de heer Van Dam. Het is eigenlijk nog erger dan de heer Voordewind veronderstelt; we discussiëren daar al minstens 30 jaar over. Is het in aanvulling op het voorstel van de PvdA-fractie ook denkbaar dat wij een code voor maatschappelijk verantwoord ondernemen opstellen? Daarin moet de internationale ketenverantwoordelijkheid scherp worden omlijnd, bijvoorbeeld qua informatie en de normstelling wat betreft het totaal vermijden van kinderarbeid. Vervolgens vragen wij het kabinet om deze code maatschappelijk verantwoord ondernemen à la Tabaksblat verbindend te verklaren. We moeten daarop het "comply or explain"-principe, pas toe of leg uit, van toepassing verklaren. Die code zou vooral moeten gelden voor internationale bedrijven, te beginnen met de beursgenoteerde bedrijven; de grote jongens en meisjes.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat is weer een interessant voorstel van de heer Vendrik. Dat zou een heel goede aanvulling kunnen zijn. Dat sluit aan bij het initiatiefwetsvoorstel dat mijn fractie al in de maak heeft. Dan zeg je tegen bedrijven: dat wat u nu al kunt weten, dat moet u weten en dat moet u ook bekendmaken. In zo'n code zou je dan de morele verplichting opnemen dat bedrijven, voor zover zij dat kunnen, uitzoeken waar al hun producten, halffabricaten en grondstoffen vandaan komen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De code die ik voorstel, gaat nog één stap verder, en daar vraag ik de reactie van de heer Van Dam op. Deze gaat niet alleen over transparantie, wat heel belangrijk is, want zonder kennis weten we niets. Deze gaat ook over bedrijven bevragen op bepaalde normen volgens het "comply or explain"-principe, bijvoorbeeld de norm dat er in de keten geen kinderarbeid aan te pas komt. Is de heer Van Dam het met mij eens dat het kabinet het Nederlands bedrijfsleven met grote kracht en dwingend gezag moet uitnodigen om zo'n code à la de code-Tabaksblat te gaan maken?

De heer Van Dam (PvdA):

Het lijkt mij een mooie ambitie als wij daarin samen optrekken. De heer Voordewind doet vast mee. Ik hoop dat het kabinet ook meedoet en zegt dat wij internationaal moeten proberen om over tien jaar de volledige keten helemaal transparant te krijgen. Laten wij verder nationaal proberen om de verantwoordelijkheid voor bedrijven nu alvast op een hoger niveau te leggen. Hierbij moeten ze inderdaad ofwel transparantie bieden ofwel uitleggen waarom ze daartoe nog niet in staat zijn en wat ze dan wel eraan doen. Volgens mij is dit een mooie ambitie en ik hoop dat de minister van Buitenlandse Zaken ze gehoord heeft. Anders leest hij ze vast vannacht terug in het stenogram.

De heer Haverkamp (CDA):

Ik wist niet dat de heer Van Dam nu al aan het afronden was. Vorig jaar was hij buitengewoon enthousiast over de nieuwe Amerikaanse president. Ik heb goed geluisterd. In het betoog van de heer Van Dam komt het woord Amerika niet meer voor. Is wat hem betreft Amerika nu afgeschreven? Vorig jaar was de heer Van Dam nog enthousiast over het Midden-Oostendossier, dat misschien vlot getrokken kon worden, evenals over het dossier Afghanistan en over een aantal andere dossiers. Is hij dat nu niet meer?

De heer Van Dam (PvdA):

De heer Haverkamp heeft kunnen horen dat mijn bijdrage in het teken stond van het internationaal recht en de mensenrechten, dus van de internationale gemeenschap en niet van specifieke landen.

De heer Haverkamp (CDA):

Ik heb dat inderdaad gehoord. Vorig jaar sprak u echter lovende woorden over de nieuwe Amerikaanse president. Voldoet hij nu niet meer aan de norm die de PvdA aan hem stelt of heeft hij de heer Van Dam teleurgesteld? Kan de heer Van Dam dat uitleggen?

De heer Van Dam (PvdA):

Ik denk dat president Obama niet voor niets de Nobelprijs voor de Vrede heeft gekregen. Die Nobelprijs was echter gericht op hoop. Deze hoop zal wel waargemaakt moeten worden. Dat geldt voor de aanpak van president Obama in Afghanistan. Dit geldt ook voor zijn aanpak in het Midden-Oosten en ook voor zijn aanpak elders in de wereld. Wat dat betreft is die hoop absoluut niet weg.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Beloftes vullen geen magen. Woorden van deze strekking kwamen deze week van de VN-voedselrapporteur De Schutter. Het vullen van magen is hard nodig. Eén op de zes wereldburgers heeft immers honger. In totaal zijn dat een miljard mensen. In Afrika heeft zelfs een op de drie mensen te weinig te eten. Niemand lijkt daarvan op te kijken. De kranten staan er vol van. Toch zijn deze cijfers waarschijnlijk nog niet schokkend genoeg, want de voedseltop in Rome deze week dreigt te mislukken.

Ik wil opmerkingen maken over vijf onderwerpen: het belang van ontwikkelingssamenwerking, projecten in Gaza, vrouwen en vrouwenrechten in Afghanistan, UNFPA en hiv/aids.

Allereerst wil ik ingaan op het belang van ontwikkelingssamenwerking. Juist in deze tijd van kredietcrisis, klimaatcrisis en voedselcrisis worden ontwikkelingslanden genadeloos getroffen. Juist in deze tijd wordt gekort op ontwikkelingssamenwerking. De Partij van de Arbeid staat pal voor ontwikkelingssamenwerking en voor internationale samenwerking vanwege internationale solidariteit, vanwege rechtvaardigheid en vanwege welbegrepen eigenbelang. Wij hebben hierover uitgebreid gesproken in het wetgevingsoverleg. Ik ben blij dat niet alleen de coalitiepartijen onverkort vasthouden aan de internationale afspraken van 0,8% aan ODA. Dit betekent niet dat wij niet kritisch zijn en geen vragen hebben. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking werkt zich een slag in de rondte. Hij komt net terug uit Brussel. Daar heeft hij zich volledig ingezet voor de ontwikkelingssamenwerking. Hij is met zijn collega's de discussie over budgetsteun aangegaan.

Verder wil ik projecten in Gaza bespreken. Het kabinet maakt zich net als wij zorgen om de humanitaire toestand in de Gazastrook. Deze toestand is abominabel, zo meldde het kabinet. Met het anjerproject is geprobeerd om boeren in Gaza de kans te geven om vooruit te komen en geld te verdienen. Maar de anjers blijken niet de cash crop te zijn die verwacht is. De anjers komen Gaza niet uit en worden opgegeten door de geiten. Als de anjers al uitkomen, blijken vooral de Israëlische handelaars er geld mee te verdienen. Dat baart ons zorgen. Moeten wij niet kijken of de focus van het project verlegd moet worden? Is het, ook gezien de waterschaarste, niet slimmer om nu voedsel in plaats van anjers te gaan verbouwen? Hoe kijkt de minister hiertegenaan?

Vrouwen en vrouwenrechten in Afghanistan. Vanwege het onvermogen om corruptie aan te pakken en de schending van vrouwenrechten heeft Nederland terecht de hulp aan Afghanistan opgeschorst. Is het toeval dat de dag nadat Koenders dit bekendmaakte, Karzai een bureau heeft ingesteld om de corruptie aan te pakken? Hoewel, wij willen natuurlijk de invloed van Obama niet bagatelliseren. We maken ons zorgen over de positie van vrouwen en meisjes in Afghanistan en breder in de regio, ook in Pakistan en Iran. Wil de minister zich inspannen om internationaal vrouwenrechten in de regio hoog op de agenda te houden? Wil hij een regionale aanpak nastreven, gekoppeld met een budget om vrouwenrechten te garanderen in de regio? Wij overwegen op dit punt een motie in te dienen.

Dan kom ik op de VN en de UNFPA. Er moet flink bezuinigd worden op ontwikkelingssamenwerking en dat doet pijn. Ik vind dan ook niet dat wij moeten gaan schuiven aan de randen van de begroting. Er is nog wel een punt waar ik aandacht voor wil: de prioriteiten van vrouwenrechten en reproductieve gezondheidszorg. Er wordt gekort op het UNFPA, terwijl er mondiaal al weinig geld voor deze thema's beschikbaar is. Ziet de minister nog mogelijkheden, bijvoorbeeld in het oormerken van gelden, om te voorkomen dat er minder geld komt voor deze thema's?

Tot slot wat opmerkingen over hiv/aids. Hiv/aids blijft een enorm probleem. We zijn tevreden over de toezeggingen van de minister dat de integratie van hiv/aids en SRGR-programma's van groot belang is, maar onderzoek naar vaccins en microbicides moet worden gecontinueerd, zodat eerdere investeringen niet onbenut blijven. De minister heeft in zijn schriftelijke antwoorden gezegd dat hij ernaar streeft in 2011 nieuwe contracten aan te gaan. Hoe concreet is dit?

De heer Irrgang (SP):

Nu ligt er een amendement van mevrouw Ferrier en anderen om te bezien of de bezuiniging op UNAIDS beperkt kunnen worden. Dat wordt gedekt uit de reeds bevroren begrotingssteun voor Senegal. U had het over internationalisme. De strijd tegen hiv/aids hoort daar zeker ook bij. Kunnen wij op dat punt dus ook op de steun van de PvdA-fractie rekenen?

De heer Waalkens (PvdA):

Ik weet niet of het specifiek de kortingen zijn die gaten laten vallen in het thema dat u aansnijdt. Slimmer inzetten van gelden is natuurlijk een onderwerp dat de PvdA-fractie zeer aanspreekt, maar het is voor ons nog de vraag of wij moeten gaan schuiven in de middelen binnen een begroting die nu al 600 mln. moet gaan verteren aan kortingen. Het is voor ons zeer de vraag of je, als je het ene prioriteert, het andere moet gaan afwaarderen. Het is voor ons van belang dat wij de begroting overeind houden zoals die nu wordt gepresenteerd.

De heer Irrgang (SP):

Dat is na al die mooie woorden over internationale solidariteit een wat teleurstellende reactie van de heer Waalkens, ook omdat het geld waar het hier om gaat, reeds bevroren is door de minister voor OS. De directeur van UNAIDS heeft op een bijeenkomst, die op initiatief van meerdere partijen in de Eerste Kamer is gehouden, duidelijk aangegeven dat deze bezuinigingen niet zonder gevolgen zullen blijven. Dan zou het toch fijn zijn als we hier een iets constructievere opstelling van de PvdA-fractie konden verwachten ten opzichte van dit amendement.

De heer Waalkens (PvdA):

We zien heel nadrukkelijk een rol voor de donorgemeenschap in de aanpak van het probleem van hiv/aids. Als je serieus kijkt naar de effectiviteit van de donorgemeenschap en naar de inzet op donorcoördinatie, dan kun je ook de prioriteiten daarin gaan verleggen. Wij zien vooralsnog geen reden om het voorliggende amendement zodanig te beoordelen dat we het van essentieel belang vinden om de kortingen niet geëffectueerd te krijgen.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Met teleurstelling heeft de PVV kennis genomen van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2010. Teleurstelling om meerdere redenen: miljardenverkwisting in ontwikkelingssamenwerking; miljardenverkwisting aan de Europese Unie en aanhoudende verkwistingen in het Afghanistanbeleid. Verder heeft mijn fractie ook grote bedenkingen tegen het regeringsbeleid dat een miskenning inhoudt van de aard van de politieke ideologie die islam wordt genoemd. De islam is namelijk een politieke ideologie die in strijd is met de mensenrechten en die een bedreiging vormt voor de vrede op veel plaatsen in de wereld. De regering gaat er in het binnenlands zowel als in het buitenlands beleid ten onrechte van uit dat er een gematigde islam, dus een vreedzame islam, bestaat. De vreedzame islam bestaat niet. Waar de islam het voor het zeggen heeft, is er onderdrukking. Waar de islam het voor het zeggen wil krijgen, is er oorlog, terreur en ondermijning van de mensenrechten. Dat laatste geldt vooral voor de vrijheid van meningsuiting. Ik heb met belangstelling geluisterd naar de bijdrage van de heer Nicolaï. Hij was tot nu toe de enige die enige woorden heeft gewijd aan de vrijheid van meningsuiting in de wereld.

In de Verenigde Naties is een zeer bedenkelijke ontwikkeling in gang gezet met de kwalijke resolutie die door Egypte en de Verenigde Staten is ingediend en die is gericht tegen godsdienstkritiek. Dat daarin de term "deformation of religion" werd vervangen door "negative religious stereotyping" maakt natuurlijk geen bal uit. Staten worden in deze resolutie namelijk opgeroepen om effectieve maatregelen te nemen om incidenten die negatieve stereotypering van een godsdienst inhouden, te bestrijden.

Ik vraag de regering om uitdrukkelijk te verklaren dat Nederland geen maatregelen van welke aard dan ook zal nemen om negatieve stereotypering van een godsdienst te bestrijden. Het is namelijk erg belangrijk dat ik de overeenkomsten tussen de islam en het fascisme kan blijven benadrukken. Ik moet dat ook buiten dit gebouw kunnen doen.

Als negatieve stereotypering van een godsdienst ten onrechte zou zijn, kan dit in het vrije maatschappelijk debat aan de orde worden gesteld. De regering heeft daarin, naar de mening van de PVV, geen enkele rol. Iedere bemoeienis van de regering daarin zou een beïnvloeding van het vrije maatschappelijk debat inhouden, hetgeen onwenselijk is. Daarom vraag ik de regering om deze oproep in de resolutie naast zich neer te leggen en dat uitdrukkelijk uit te spreken zodat wij zeker weten dat onze regering de vrijheid van meningsuiting in ons land zal respecteren.

De regering wijst erop dat in tijden van crisis cultuur juist belangrijk is. Ik wijs de regering erop dat de cultuur van de moslimlanden inhoudt: onderdrukking, corruptie en slecht bestuur. De culturele factor belemmert daar de vooruitgang. Islam en modernisering gaan niet samen, want islam en vrijheid gaan niet samen. De regering zou er goed aan doen om dit in het buitenlands beleid en in het optreden op internationale fora centraal te stellen. De regering moet man en paard noemen, dus niet alleen maar de onderdrukking van de oppositie in Iran veroordelen, maar de rol van de islam in Iran en de daaruit voortvloeiende onderdrukking van de oppositie veroordelen. De regering moet niet alleen maar weigeren om met Hamas te praten zolang deze beweging het geweld niet heeft gestaakt, maar zolang deze beweging in de statuten een racistische en fascistische ideologie als grondslag van haar streven heeft staan. Als het aan de PVV ligt, wordt niet onderhandeld met een racistische organisatie die de vernietiging van de staat Israël zegt na te streven.

Ten aanzien van Iran zou de regering niet alleen de rol van de islam in dat land met alle daaruit voortvloeiende onderdrukking en ellende moeten veroordelen, maar zou de regering deze veroordeling zo langzamerhand ook kracht bij moeten zetten door het bepleiten van een volledige boycot van dit land en het verbreken van de betrekkingen met het land. Het plaatsen van de Iraanse revolutionaire garde op de lijst van terroristische organisaties zou in dit kader passen, evenals de door het CIDI voorgestelde boycot van een bestuursfunctie voor Iran in de International Maritime Organisation. Graag verneem ik een reactie van de minister op deze ideeën van het CIDI.

De houding van Iran bij het overleg over het nucleaire programma van dat land is ook onverdraaglijk. Er is alleen maar sprake van list, bedrog en vertragingen van Iranese kant. Ahmadinejad zegt deze week ook nog dat de impasse in het atoomoverleg Iran alleen maar sterker maakt. Hij heeft gelijk, die Ahmadinejad. Terwijl het Westen aan het lijntje wordt gehouden, gaat Iran opgewekt verder met zijn nucleair programma en de ontwikkeling van raketten die kernwapens tot in Europa kunnen brengen.

Kan de minister ons zeggen wat de stand van zaken is rond de toegezegde besprekingen in Europees verband over een verbod op de levering van technologie voor internetfiltering aan Iran en over een Global Online Freedom Act? Kan Nederland ook zelf iets doen door technologie aan de mensen in Iran te leveren waarmee de filterpraktijken van het regime in dat land kunnen worden omzeild? Kan Nederland die technologie bevorderen?

Ik kom op het "vredesproces" in het Midden-Oosten. Van Palestijnse zijde wordt gezinspeeld op de ontmanteling van de Palestijnse Autoriteit en het eenzijdig uitroepen van een Palestijnse staat. Er wordt ook gedreigd dat na het opstappen van president Abbas Israël zou moeten onderhandelen met Hamas. Laat Nederland Israël in deze benarde situatie een krachtige steun in de rug geven door nu eindelijk Jeruzalem te erkennen als hoofdstad van Israël en door onze ambassade van Tel Aviv naar die gouden stad te verplaatsen.

De heer Haverkamp (CDA):

Ik kom nog even terug op Iran. De heer De Roon vraagt de Nederlandse regering om mensen in Iran te steunen bij het verkrijgen van vrijheid. Hij weet dat de mensen in Iran meestal moslim zijn. Blijkbaar zijn er dus volgens hem ook moslims die streven naar vrijheid. Kan hij dat bevestigen?

Verder stelt de heer De Roon voor om alle diplomatieke banden met Iran te verbreken. Juist de oppositie in Iran vraagt ons om te blijven, zodat wij haar kunnen ondersteunen. Hoe reageert de heer De Roon daarop?

De heer De Roon (PVV):

Het is nog maar de vraag of de mensen in Iran werkelijk streven naar vrijheid. In ieder geval moeten wij hen daarin faciliteren. Streven zij werkelijk naar omverwerping van het islamitisch bewind, of zijn zij alleen maar tegen bepaalde fenomenen daarvan op dit moment? Ik heb nog van weinig mensen gehoord die zeggen: ik ben moslim en ik wil dat in Iran volledige vrijheid ontstaat.

De heer Haverkamp (CDA):

De heer De Roon heeft dus nog over weinig mensen gehoord die dat zeggen. Hij heeft dus wel over zulke mensen gehoord. Is hij het met mij eens dat zij bestaan?

De heer De Roon (PVV):

Ik maakte een understatement, want ik heb nog niet over zulke mensen gehoord.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik dacht zojuist, ik loop weg van de microfoon en ik laat het zitten. Wat de heer De Roon nu echter zegt, vind ik zo schandalig dat ik toch reageer. Hij heeft het over de mensen in Iran die de straat zijn opgegaan, die hun leven hebben verloren omdat zij hebben gevochten voor vrijheid en democratie. Over hen zegt hij: ik heb ze niet gezien. Zij zijn voor de ogen van de wereldgemeenschap vermoord door het Iranese regime. Het waren moslims die zich lieten inspireren door de islam. Toch gingen zij de straat op voor vrijheid en democratie. Die mensen zijn er, mijnheer De Roon. U zou ze moeten steunen. In plaats daarvan maakt u ze belachelijk.

De heer De Roon (PVV):

Wat ik hier nu hoor, is absolute onzin. Natuurlijk heb ik de mensen gezien die hebben gedemonstreerd. Zij zijn inderdaad op een gewelddadige en te veroordelen wijze gedood en aangevallen door het heersende regime in Iran. Ik heb deze mensen echter niet horen zeggen dat zij zich willen bevrijden van de onderdrukkende politieke ideologie die de islam nu eenmaal is. Het gaat hierbij gewoon om moslims die onderling streden. Uiteraard steun ik de mensen die tegen het verderfelijke regime in Iran opkomen. Dat betekent echter niet dat wij, als deze mensen erin zijn geslaagd om het regime te veranderen, er vervolgens op kunnen rekenen dat Iran een vrije, moderne, Westerse samenleving is geworden.

De voorzitter:

De heer Van Dam stelt een laatste vraag. Hij doet dat via de voorzitter.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat is wat moeilijk, voorzitter, als mijn woede is gericht op de heer De Roon.

De voorzitter:

Juist dan spreekt u via de voorzitter.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter, er gingen mensen de straat op om voor vrijheid en democratie op te komen. Zij willen vrij zijn om te geloven wat zij willen en om hun geloof te belijden op de manier die zij willen. Zij willen zelf kunnen bepalen hoe zij zich kleden en wie hun land leidt. Daar ging het deze mensen om. Zij zijn echter vermoord, mishandeld en onderdrukt. U maakt een karikatuur van deze mensen. U zegt: het waren een stel moslims die ruzie hadden met elkaar. Zo gaat u om met mensen die strijden voor vrijheid en democratie. U moet zich schamen dat u zichzelf in één zin noemt met mensen die daarvoor strijden. U hebt daar helemaal niets mee te maken.

De heer De Roon (PVV):

Ik ondersteun die mensen graag in hun strijd tegen dat verderfelijke regime, maar ik heb geen aanleiding gezien om er vertrouwen in te hebben dat zij zich vervolgens ook ontdoen van de verderfelijke politieke ideologie die islam heet en die alleen leidt tot onderdrukking en terreur.

Ik wil ook nog iets zeggen over het zogenaamde Europafonds, waarmee het ministerie van Buitenlandse Zaken in onze ogen staatspropaganda bedrijft ten gunste van de Europese Unie. De PVV heeft er in het verleden al voor gepleit om dit fonds af te schaffen. Verzoeken van Europakritische organisaties om een bijdrage uit het fonds schijnen ook nu nog te worden afgewezen. Een voorbeeld daarvan is de Stichting Ander Europa. Deze stichting stelt dat haar subsidieaanvraag is afgewezen op beweerde tekortkomingen die ook al aanwezig waren bij een vroegere aanvraag van die stichting, maar toen niet in de weg stonden aan toekenning van een subsidie. Nu dus kennelijk wel. Kan de staatssecretaris toelichten waarom de subsidieaanvraag van Ander Europa nu ineens wel is afgewezen?

Ten slotte: klopt het dat "paisucho" Nederland jaarlijks 40 mln. ontwikkelingshulp aan Nicaragua verstrekt? Zo ja, vraag ik de regering, zijn wij dan ook nog zo gek om dat te blijven doen na een stroom beledigingen van de zijde van Nicaraguaanse autoriteiten aan ons adres? Ik hoop het niet. Graag krijg ik een reactie van de minister.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik begin met Ontwikkelingssamenwerking. Ik dank de minister voor Ontwikkelingssamenwerking voor zijn toezeggingenbrief naar aanleiding van het WGO van twee weken geleden. Daarin komt hij ook mij voor een deel tegemoet als het gaat om het verminderen van de bezuiniging op het basisonderwijs in ontwikkelingslanden. Ik heb dan ook mijn oorspronkelijke amendement inmiddels aangepast en het bedrag gehalveerd. Daarmee kom ik de minister ook tegemoet.

Ik handhaaf wel het bedrag voor Bangladesh. De minister gaat in de brief namelijk niet verder in op Bangladesh, terwijl wij toch ook dit weekend weer signalen uit Bangladesh hebben gehoord dat men daar nog alle steun voor het basisonderwijs heel goed kan gebruiken. Dit doe ik natuurlijk naast de prioriteiten van de minister als het gaat om het voortgezet onderwijs. Dat amendement zal vanavond nog worden ingediend, verwacht ik.

Ik kom op de kinderarbeid. De ChristenUnie is erg blij met de uitspraken van de verschillende ministers en de staatssecretaris als het gaat om de volledige transparantie in de productieketens van de Nederlandse bedrijven. Dat blijkt ook hard nodig, gezien het feit dat door het gemiddelde bedrijfsleven een 1,7 op een schaal van 1 tot 10 wordt gescoord voor de ketentransparantie, aldus de Transparency Benchmark 2008. Om dit te bekrachtigen zal ik hierover een motie indienen in de tweede termijn. Het gaat om volledige transparantie in de keten, waarover ook de heer Van Dam het had in zijn bijdrage. In die context bied ik de bewindslieden en de Kamer ons rapport aan over kinderarbeid in de productieketen, met daarin verschillende aanbevelingen. Ik hoop dat de verschillende ministers nog de mogelijkheid hebben om naar deze aanbevelingen te kijken voor hun eerste termijn morgen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat het rapport over kinderarbeid in de productieketen ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik kom op de EKI en de opvang van eerstejaarsasielzoekers, een onderwerp dat wij eveneens hebben besproken. Wij hebben daarover ook een motie van de collega's gezien. Ik zal hierover in de tweede termijn nog een motie indienen waarin wordt gevraagd om in ieder geval bij de heroverwegingen opnieuw te bezien of deze twee begrotingsposten voortaan niet buiten de begroting van Ontwikkelingssamenwerking gehouden zouden moeten worden, gezien het feit dat de begroting van het ministerie nu al daalt door de koppeling met het bnp, terwijl de kosten voor deze twee posten juist stegen. Ik kom daarop dus in tweede termijn terug.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit punt is twee jaar geleden, bij de start van dit kabinet al gepasseerd. Toen heeft de ChristenUnie er ook mee ingestemd dat de schuldkwijtschelding uit hoofde van EKI ten laste komt van ODA. Zullen we voor het jaar 2010, dat voor ontwikkelingssamenwerking zo'n beroerd jaar is, in ieder geval beginnen met een uitzondering voor die gekke schuldkwijtschelding van de heer Mobutu uit Congo?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

We hebben die afspraak inderdaad gemaakt bij de coalitieonderhandelingen. We hebben met zijn drieën een afspraak gemaakt. Op het moment dat we opnieuw naar alle begrotingen kijken, zullen we als coalitiepartijen ook gaan kijken of we hier een andere koers in kunnen gaan varen. Ik vind dat het moment om opnieuw naar deze posten te kijken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik houd u voor dat er nu misschien ook momentum voor is. Alle overheidsuitgaven blijven gelijk in het crisisjaar 2010. Dat is om ervoor te zorgen dat de economie niet verder in de prut draait. Er is één begroting die daalt, die voor OS. Dat kost 600 mln. Een oude schuld van Mobutu staat op de begroting van minister Bos. De schuld is kwijtgescholden, waarvoor minister Koenders 300 mln. betaalt. Dat is nog een aanslag op het OS-budget, dat toch al gepakt wordt in 2010. Waarom kunnen we niet afspreken dat we als progressieve partijen, waartoe ik de ChristenUnie ook reken, hier gewoon een grens trekken en zeggen dat het genoeg is? Er wordt al 600 mln. bezuinigd. De schuldkwijtschelding is puur een papieren kwestie, die wel in harde euro's landt bij het ODA-budget. Laten we daarmee stoppen voor 2010. Dat geld wordt niet overgemaakt aan minister Bos, maar blijft bij ODA.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ondanks dat ik zeer sympathiek sta tegenover wat de heer Vendrik zegt, vind ik dat je er met zijn drieën moet uitkomen als je die afspraak met zijn drieën hebt gemaakt.

De voorzitter:

De heer Vendrik telt nu tot drie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De afspraak is niet bij de coalitieonderhandelingen twee jaar geleden ontstaan. We hebben met nog een andere samenstelling te maken. Ik vind dan ook dat je er met die coalitiepartijen uit moet komen. Zie dit vooral als een aanmoediging om dit zo snel mogelijk te bespreken, niet alleen met de coalitiepartijen, maar naar ik hoop ook Kamerbreed. Dan kunnen we deze posten van de begroting van ontwikkelingssamenwerking weghalen.

Ik ga verder met de trekkingsrechten van de IMF. We wachten het IMF-onderzoek over het gebruik van de SDR's door ontwikkelingslanden af. Wel wil de fractie van de ChristenUnie alvast weten wat het doel van het lopende onderzoek is, wat de onderzoeksvraag is en wie het onderzoek uitvoert. Is Nederland zelf al op zoek naar kopers voor de SDR's, zodat de SDR's in valuta kunnen worden uitgekeerd? Kan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking daarop ingaan?

Ik kom bij de begroting van Buitenlandse Zaken. Ik begin met de mensenrechten in China. Mijn fractie heeft een jaar geleden een motie ingediend over de lessen die we hebben kunnen trekken uit de Olympische Spelen, ook in voorbereiding op de Wereldtentoonstelling in Sjanghai. Is de minister het met de ChristenUnie eens dat het niet zo kan zijn dat China censuur toepast op het paviljoen van Nederland wat betreft kunst en cultuur en de mensenrechten, noch op Chinese kunstenaars, die uiting geven aan mensenrechten? Zij moeten toch bescherming kunnen krijgen? Wil de minister zich daarvoor tot het uiterste inspannen? Is de minister bereid om te bevorderen dat de mensenrechten opnieuw hoog op de agenda staan tijdens de komende EU/Chinatop en daarbij aan te dringen op snelle implementatie van het Chinese nationaal actieplan mensenrechten 2009-2011, dat onder meer voorziet in een eerlijke rechtsgang en het recht op een goede behandeling tijdens detentie?

Wij hebben ons in de Kamer hard gemaakt voor een Europese mensenrechtenambassadeur. Hij heet officieel niet zo, maar heeft wel die functie. Welke gevolgen heeft de invoering van het Verdrag van Lissabon voor de positie van deze EU-mensenrechtenadviseur? Is de minister bereid om erop toe te zien dat deze mensenrechtenadviseur een stevige positie krijgt in de ambtelijke ondersteuning van de nieuwe Europese minister voor Buitenlandse Zaken?

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik heb een vraag over China en over de Wereldexpo in Sjanghai. Kennelijk heeft de heer Voordewind dezelfde informatie gekregen als ik: de Chinese autoriteiten passen wel degelijk censuur toe. Als we dat al kunnen constateren, wat is dan eigenlijk de vraag van de heer Voordewind aan de regering?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik vraag heel concreet of de regering bereid is om zich in te zetten op het moment dat die censuur daadwerkelijk plaatsvindt in voorbereiding op of tijdens de wereldtentoonstelling. Is deze regering dan bereid om dat aan te kaarten bij de Chinese regering en zich tot het uiterste in te spannen om deze mensenrechtenverdedigers of kunstenaars die mensenrechten aankaarten, in bescherming te nemen?

Voorzitter. Mijn volgende onderwerp betreft christenvervolgingen en religieuze intolerantie. De permanente vertegenwoordiger van het Vaticaan bij de VN wees er onlangs in een toespraak terecht op dat christenen het vaakst slachtoffer zijn van religieuze onderdrukking. Ik breng een aantal voorbeelden onder de aandacht van de minister. In India zijn een jaar geleden ongeveer 40.000 christenen op de vlucht geslagen. Zij kunnen nog steeds niet terug naar huis. Is de minister bereid om er zowel bilateraal als multilateraal bij de Indiase autoriteiten op aan te dringen alles in het werk te stellen om te zien of deze vluchtelingen daadwerkelijk kunnen terugkeren naar hun huizen? Welke mogelijkheden ziet de minister om via het Mensenrechtenfonds de herbouw van deze huizen en van kerken te ondersteunen?

Een ander voorbeeld betreft Indonesië. Ik heb al een aantal keer aandacht gevraagd voor de studenten van de theologische hogeschool Setia in Jakarta. Hun situatie is de afgelopen tijd alleen maar verslechterd. Het burgemeestersgebouw in Jakarta moeten zij verlaten. Een aantal van hen is in hongerstaking gegaan. Er moet nu snel een oplossing komen. Ik wil hierbij nogmaals een dringend beroep doen op de minister om deze kwestie bij de autoriteiten aan de kaak te stellen en, indien mogelijk, de studenten te ondersteunen via het Mensenrechtenfonds bij het vinden van een nieuw onderkomen.

Een verder voorbeeld is Iran. Wat zijn de laatste ontwikkelingen met betrekking tot de invoering van de wet die de doodstraf stelt op afvalligheid? Is het uitsluitend een kwestie van tijd voordat de wet zal worden ingevoerd? Over de strekking ervan is al overeenstemming bereikt.

Als laatste voorbeeld noem ik Egypte. In Egypte worden de rechten van religieuze minderheden met de voeten getreden. Het is verboden om van religie te veranderen en Koptische vrouwen en meisjes worden gedwongen om met moslims te trouwen. Welke mogelijkheden ziet de minister om deze gang van zaken in VN-verband te agenderen en de Egyptische autoriteiten erop aan te spreken, bijvoorbeeld via een speciale rapporteur op het gebied van godsdienstvrijheid?

Ten slotte kom ik te spreken over Irak, een onderwerp dat ik al eerder aan de kaak heb gesteld. De veiligheid op de Ninevehvlakte is nog steeds een groot probleem. Voorkomen moet worden dat na het terugtrekken van de Amerikaanse militairen een machtsvacuüm ontstaat. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de EU. De waarnemersmissie van de EU moet toezien op een eerlijk verloop van de verkiezingen en op een vrije stembusgang, ook voor etnische en religieuze minderheden. Inspanningen gericht op training van politie en rechterlijke macht moeten worden geïntensiveerd. EUJUST LEX werkt te veel vanuit de Green Zone; grote delen van Irak worden niet bereikt. Hulp bij de wederopbouw van en economische ontwikkeling in Irak moet nadrukkelijk worden gekoppeld aan mensenrechten en in het bijzonder aan de rechten van minderheden. Er is een aantal rapporten verschenen over de mensenrechten van etnische en religieuze minderheden op de Ninevehvlakte, ik noem het rapport van Human Rights Watch dat specifiek over Nineveh gaat en dat van de International Crisis Group. Graag krijg ik een reactie van de minister op deze rapporten.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Van het weekend schudde in Den Haag de Chinese strateeg Yan Xuetong de gemoederen op. Volgens hem telt alleen nog de G2 en is Europa irrelevant als het niet verder integreert. Tot zijn plezier noemt president Obama China niet langer strategisch partner maar strategisch concurrent. Een concurrent staat op gelijke voet en vertelt de waarheid. Hier concurreert meer dan economie. Hier concurreert leiderschap op het gebied van politiek en wereldbeeld.

Dit concurrerend wereldbeeld van China stelt uitdagingen aan het Nederlandse buitenlandbeleid: klimaat, mensenrechten, technologie en diplomatieke kracht. Klimaatonderhandelaar Yvo de Boer legt de rekening voor de prenatale mislukking van Kopenhagen gewoon bij Europa. Heeft China gelijk en gedragen wij ons als irrelevant? China is inmiddels wereldleider in het tegengaan van CO2-emissies, terwijl de begroting van Buitenlandse Zaken doorspekt is van oliediplomatie. Minister Verhagen wil voor de bv Nederland de relaties versterken met Saudi-Arabië, Algerije, Kazachstan en Rusland: een rijtje mensenrechtenwalhalla's met Saudi-Arabië, onze belangrijkste energieleverancier, als kampioen vrouwenonderdrukking, slavernij, marteling, doodstraf en censuur. De dominee knijpt een oogje toe, want bij de benzinepomp moet je je tank kunnen vullen. De klimaatsceptici in de Kamer zijn daarmee in feite de grootste financier van de moskeeën en salafisten in Saudi-Arabië. Wat is daar op lange termijn mee te winnen? Waarom wordt dit beleid niet met serieuze mensenrechten- en klimaatcriteria herzien?

Met mensenrechten als speerpunt van het buitenlandbeleid kiezen Nederland en Europa ervoor in de wereld niet alleen de concurrentie als economische macht maar ook als waardegemeenschap aan te gaan. Die ambitie deel ik. Maar ik verbaas me erover dat Nederland als onderdeel daarvan zo'n regressieve antiterrorismeagenda blijft voeren die we, dacht ik, met Bush achter ons hadden gelaten. Wie volgt die Nederlandse ijver om terrorisme en agressie onder de rechtsmacht van het Strafhof te brengen? Zal China daardoor toetreden? Kan de minister één voorbeeld geven van zaken die dan vervolgd kunnen worden en nu niet?

Het vorig jaar voorgestelde antiterrorisme-instituut wordt komend voorjaar al uit de grond gestampt. Tegelijkertijd blijft de regering klungelen met de oprichting van het zo veel langer geleden beloofde mensenrechteninstituut. Dat wordt nu een samenraapsel van ngo's en CBP, zonder extra budget, zonder duidelijk recht van initiatief en zonder toezichthoudende taken. Zelfs Afghanistan heeft een mensenrechtencommissie met meer tanden. De inrichting van het instituut is aan minister Ter Horst overgelaten. Waar is de coördinerende taak van deze minister van Buitenlandse Zaken te zien, waardoor Nederland, als onderdeel van zijn mensenrechtenbeleid, toont ook zelfkritiek niet te schuwen met een sterk mensenrechteninstituut?

Jezelf in de spiegel durven aankijken is niet het sterkste punt van deze minister. De GroenLinksfractie betreurt dat. Transitional justice is een mooi nicheonderwerp voor Nederlandse diplomatie, maar boet in aan kracht als de weduwen van Srebrenica nog steeds geen kopje thee krijgen en de oproep van de president van het Joegoslaviëtribunaal tot internationale compensatie voor de slachtoffers geen gehoor vindt, terwijl we over Mladic tot en met een veto in Europa wel de grootste broek aan hebben.

Technologie biedt kansen voor China, maar ook voor ons. Met name digitale communicatietechnologie opent ongekende diplomatieke wegen. Internet heeft de wereldgemeenschap aaneengesmeed en bloggers, YouTubers en twitteraars uit landen als Iran, Birma en Tibet met gevaar voor eigen leven een weg buiten hun repressieve regimes geboden. Het ooit mede door GroenLinks geïnitieerde mediapotje, een initiatief om censuurexport door bedrijven Europees aan banden te leggen, speelt daarop in. In vervolg daarop wil ik pleiten voor uitbreiding van Nederlandse steun aan media naar Birma. Volgend jaar vinden daar verkiezingen plaats en Birmese digitalemedia-activisten willen naar analogie van de Iraanse demonstraties de druk opvoeren en dit momentum aangrijpen. Ik vraag de minister om dat te steunen. Als daar extra middelen voor nodig zijn omdat het mensenrechtenpotje druk bevraagd wordt, overweeg ik op dat punt een amendement.

Er komt een nieuwe Europese diplomatendienst, maar het wordt de buitenwereld niet gemakkelijker gemaakt met wie zij moet bellen in Europa als niet omgekeerd evenredig de bilaterale diplomatenactiviteiten afslanken. Waarom hierbij niet meteen een efficiencyslag geslagen? Ik ben een liefhebber van veel diplomatie, maar hier en daar kan het echt wel minder in die ruimbehuisde bilaterale posten in sommige Europese hoofdsteden waar geen zuchtje actuele wind waait. Laat dat samensmelten op een paar superhoofdsteden na, om te beginnen consulair. En laat die Europese diplomaten innovatief opereren en nieuwe kanalen openen. Laat ze ook transparanter zijn, om te beginnen door de mensenrechtenrapportages van de EU Heads of Missions en Speciale Vertegenwoordigers openbaar te maken.

Veel Nederlanders in het buitenland ergeren zich aan de kwaliteit van de consulaire dienstverlening. Hoofdpijndossier nummer een is de invoering van het biometrisch paspoort. Ik vind dat zorgelijk en heb daarom een voorstel: een verlengde geldigheidsduur van de paspoorten van vijf naar tien jaar. Dat scheelt iedere burger en ieder bedrijf de helft aan werk en rompslomp. Voor de ambtenaren geldt hetzelfde. Anders dan de pasfoto verouderen de vingerafdruk en de iris namelijk niet. In andere landen als Duitsland, Frankrijk, Engeland, Amerika en Australië kennen ze al zo'n tienjarig paspoort. Graag een reactie.

Daarmee rond ik af. Grote onderwerpen als Afghanistan en de NAVO komen volgende week immers aan de orde.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Fijn dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in ons midden is aangeland. Wat mijn fractie betreft is hij op tijd.

Het is terecht dat dit kabinet in het crisisjaar 2010 alle uitgaven op peil houdt, dit om de crisis niet verder te verdiepen. Maar het is voor de fractie van GroenLinks onacceptabel dat uitgerekend wel bezuinigd wordt op het budget voor Ontwikkelingssamenwerking. Dat mag logisch zijn vanuit een boekhoudkundige norm, maar 600 mln. minder in een tijd dat 100 miljoen mensen wereldwijd extra aan de bedelstaf raken door de avonturen van de bankiers, door de kredietcrisis, is absurd. Ik vraag opnieuw de minister om een verdediging van deze kabinetskeuze.

Ik verbaas me er ook over dat bovenop deze 600 mln. CDA en D66 eigenlijk aansturen op nog meer bezuinigingen; CDA voor de iets langere termijn en D66 al 300 mln. extra erbovenop, naast die 300 mln. absurde schuldkwijtschelding voor de schulden die meneer Mobutu heeft achtergelaten in Congo. 1,2 mld. eraf in een crisisjaar. Je moet maar durven als sociaalliberaal. Het is bijzonder jammer dat de smaadcampagne van de VVD over ontwikkelingssamenwerking, die al enkele jaren duurt, bij deze partij succes heeft en ik roep opnieuw ertoe op om deze koers te verlaten. Ontwikkelingslanden danken namelijk aan de VVD en andere rechtse partijen een jarenlange litanie van verstorende Europese handelssubsidies, landbouwsubsidies, grootschalige belastingontwijking van multinationals, domme en kortzichtige IMF-programma's, oneerlijke handelspraktijken, politieke steun aan een reeks van dictators en een afbraak van actieve landbouwpolitiek. De conclusie van 50 jaar ontwikkelingsbeleid moet echt zijn: de VVD werkt niet. Dankzij de kredietcrisis, die nu ook in het Westen is aangeland, weet iedereen dat inmiddels wel, nu de VVD nog. Ik snap dat de titel van het boek van de heer Boekestijn luidt: de prijs van een slecht geweten. Wie die ervaring heeft, kan inderdaad uit eigen ervaring spreken; ik snap die titel.

Ik heb nog een ander punt over die fiscale ontwijking. Het is goed dat de motie waarin wordt verzocht om het Nederlandse fiscale stelsel door te lichten op het negatieve effect op de fiscale positie van ontwikkelingslanden, is ingediend en ik dank de minister ervoor dat hij het oordeel daarover overlaat aan de Kamer.

Collega Peters sprak er al over: het bijzondere van Kopenhagen is dat het geld voor de compensatie van zuidelijke landen voor de schade daar als gevolg van de klimaatverandering, die wij hebben veroorzaakt, dreigt te komen uit het schaarse budget voor Ontwikkelingssamenwerking. Dat zou werkelijk absurd zijn, zeker in het licht van het voorgaande. Dat mag nooit gebeuren, ook al omdat het een garantie is voor een totale diplomatieke mislukking in Kopenhagen. Ik vraag de minister voor OS naar de laatste stand van zaken op dit terrein. Ik neem aan dat hij snoeihard zijn budget blijft verdedigen omdat het ook de beste onderhandelingspositie is op weg naar een succesvol akkoord.

Tijdens een wetgevingsoverleg heb ik de minister voor OS opnieuw gevraagd werk te maken van de uitwerking van de afspraak van de G20-top in Pittsburgh om te stoppen met subsidies op fossiele brandstoffen. Ik vraag de minister dan ook om hierin de harde lijn in het bestuur van de Wereldbank te kiezen. Ik vraag hierbij grote alertheid en voortvarendheid en overweeg hierover een motie in te dienen. Het komt namelijk nu aan op dit soort duidelijke stappen. Graag krijg ik een reactie van het kabinet op mijn suggestie om subsidies op fossiele brandstoffen, voor zover die nog worden gegeven in het Westen, te stoppen om deze middelen toe te voegen aan additionele fondsen voor klimaatadaptatie.

De minister voor OS kiest er terecht voor om het budget voor fragiele staten min of meer ongemoeid te laten. Ik blijf hier opnieuw aandacht vragen voor Sudan en het amendement dat ik daarover heb ingediend. De minister houdt geld over op het veronderstelde wederopbouwprogramma, dat niet plaatsvindt. Dat zei hij ook met zo veel woorden. Per saldo leidt dat echter toch tot een bezuiniging op de gelden voor Sudan ten opzichte van wat was beoogd, terwijl de noden daar hoog zijn. Ik sprak al per interruptie en tijdens het WGO van vorige keer over de noodzaak om de twee verkiezingen verder te ondersteunen. Graag krijg ik hierop een inhoudelijke en kwantitatieve reactie van de minister.

Tot slot noem ik heel kort en vragenderwijs drie punten. Amnesty International heeft een belangwekkend rapport uitgebracht over olie in Nigeria. Ik vraag de minister voor OS, en aangezien "Shell helpt" ook de minister van Buitenlandse Zaken, om een politieke reactie op dat rapport. Daar staat namelijk nogal wat in. Ik vraag de minister eveneens naar zijn politieke oordeel over de uitkomsten van de laatste Wereldvoedseltop van dit weekend. Als wij een verdere verdieping van de voedselcrisis willen vermijden, moet er eigenlijk 44 mld. op tafel komen, additioneel, zo mag ik aannemen. Wat is de positie van Nederland? Waar komt dat geld vandaan? Tot slot herhaal ik de volgende vraag die ik impliciet via een interruptie aan de heer Van Dam heb gesteld, want daarmee zouden wij echt een stap vooruit zetten. Is het kabinet bereid om het initiatief te nemen om het goedwillende Nederlandse bedrijfsleven uit te nodigen – ik heb het niet over VNO-NCW maar over individuele bedrijven die goedwillend zijn, wat echt iets anders is – om een code maatschappelijk verantwoord ondernemen op te stellen en deze bij gebleken kwaliteit verbindend te verklaren volgens de methode-Tabaksblat? Daar hebben ontwikkelingslanden wat aan.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Verleden week maandag, 9 november, was het twintig jaar geleden dat de Berlijnse muur viel. Een historisch moment. Sindsdien kent het mondiale krachtenveld andere accenten. De opkomst van nieuwe grootmachten als India en China gaat gepaard met een toename van de wereldwijde economische, politieke en culturele integratie. De onderlinge verwevenheid op aarde is groter dan ooit. Dit biedt kansen, maar ook grote uitdagingen als terrorisme, verspreiding van massavernietigingswapens en kwetsbaarheid van de energievoorziening. Hoe moeten we deze uitdagingen aanpakken? Wij willen dat Europa door een sterk en coherent buitenlands beleid een speler van wereldklasse wordt, zodat wij ons wereldwijd effectiever kunnen inzetten voor fundamentele rechten. Het Verdrag van Lissabon kan hieraan een extra impuls geven, vooral door de Europese dienst voor extern optreden en de nieuwe EU-minister van Buitenlandse Zaken. Wat is de inzet van het kabinet voor deze dienst en waarop legt het de nadruk?

Op dit moment wordt de Europese Unie op het gebied van externe betrekkingen door vier personen vertegenwoordigd. Hier komt straks de nieuwe president nog bij. Hoe zal de taakverdeling er na "Lissabon" uitzien? Strookt dit met de wensen van het kabinet? Wat mijn fractie betreft, krijgt de nieuwe EU-vertegenwoordiger ruime civiele, militaire en handelspolitieke bevoegdheden. Zo vind ik dat de Europese Unie alle grensoverschrijdende veiligheidstaken in Europa op zich zou moeten nemen, inclusief stabilisatiemissies en wederopbouwmissies. Deelt het kabinet deze mening?

Naast integratie van militaire zaken zie ik nog een mogelijkheid voor Europa, namelijk een European peace corps naar Amerikaans model. Dit Europese vredeskorps zou een overkoepelende vrijwilligersorganisatie moeten zijn waarvoor studenten zich in ontwikkelingslanden kunnen inzetten. Het korps, dat kan worden opgehangen aan de nieuwe diplomatieke dienst, geeft een positief, apolitiek gezicht aan de Europese Unie. Kan het kabinet hierop met een reactie komen?

De heer Haverkamp (CDA):

We hebben op dit moment EU Battlegroups. Vindt de heer Pechtold het straks het voorrecht van de EU om die in te zetten, of blijft de bevoegdheid bij de individuele lidstaten? En hoe ziet de heer Pechtold in zijn verhaal de rol van de NAVO?

De heer Pechtold (D66):

Ik sprak over de twintig jaren die nu achter ons liggen. Ik zie op het verschuivende wereldtoneel een zwaarder wordende taak voor Europa en ik vind dat je daarvoor je eigen mandaat moet inleveren. Ik zie de rol van de NAVO daarin kleiner worden.

De heer Haverkamp (CDA):

Concreet zal het Nederlandse parlement dus uiteindelijk niet meer besluiten over de inzet van Nederlandse militairen, maar wordt daarover collectief besloten door 27 lidstaten.

De heer Pechtold (D66):

Dat zou het eindplaatje heel goed kunnen zijn.

Als het om het waarborgen van veiligheid en vrijheid gaat, neemt Nederland momenteel op verschillende plekken zijn verantwoordelijkheid. Zo helpt Nederland mee in de Palestijnse gebieden en is het onderdeel van vredesmissies in Sudan. We zijn ook lead nation in Uruzgan. Mijn fractie staat en stond kritisch tegenover de missie in Uruzgan, maar we moeten niet voor de troepen uitlopen. Eerst een voorstel, dan discussie. Eerst argumenten, dan een besluit. In Afghanistan ligt een belang van de wereldgemeenschap en ook daar ziet mijn fractie bij uitstek een rol voor Europa. Hoe komen wij met Europese partners tot een plan van aanpak?

Nederland is gastheer van vijf internationale gerechtshoven. Daarnaast hebben wij het bevorderen van de internationale rechtsorde in onze Grondwet staan. We hebben dus een speciale verantwoordelijkheid als het gaat om internationaal recht en we moeten het voortouw nemen in de wereldwijde bescherming van mensenrechten en democratie. Verleden jaar zei ik dat de minister een heldere mensenrechtenstrategie had, maar tekortschoot in de uitwerking. Daarin is weinig veranderd. Hij heeft niet het pad gekozen dat wij wensten. Ik noem twee voorbeelden: Israël en Guantánamo Bay. In mei stemde de Mensenrechtenraad tegen een onafhankelijk onderzoek naar de mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden door Sri Lankaanse troepen en Tamil Tijgers. Het "nee" van de Mensenrechtenraad was volgens de minister van Buitenlandse Zaken ongehoord en ongepast. Hij pleitte vurig voor een onafhankelijk internationaal onderzoek. Voor Israël lijkt hij echter minder streng. Hij wil geen internationaal onderzoek naar aanleiding van de bevindingen van de commissie-Goldstone. Waarom pleit de minister niet voor een onafhankelijk onderzoek door internationale waarnemers? Waarom vindt de minister zelfs een internationale instantie die alleen monitort onaanvaardbaar?

Mensenrechtenbeleid is niet alleen anderen aansporen of aanspreken. Het is ook zelf meedoen. Dit kabinet was net als D66 voor sluiting van Guantánamo Bay. Dit weekend werd bekend dat president Obama naar schatting 100 gevangen die nu nog vastzitten in Guantánamo, overbrengt naar een Amerikaanse gevangenis op het vasteland. Dan zitten er nog altijd 100 gevangenen op Cuba. Onder andere Frankrijk, België, Finland en Zweden zijn bereid te helpen. Italië heeft al meerdere gevangenen opgenomen. Nederland zou ook over de brug moeten komen. Niet alleen omdat wij de inval in Irak politiek steunden, maar simpelweg omdat de situatie in Guantánamo onacceptabel is. Datzelfde geldt voor de Bagramgevangenis in Afghanistan. Daar bevinden zich 600 mensen in een situatie die vergelijkbaar is met die in Guantánamo: geen juridische bijstand, geen proces.

De heer Haverkamp (CDA):

De Amerikaanse regering brengt deze mensen naar een gevangenis, maar u weet ook dat zij keurig uit Amerika weggebracht worden als ze vrijgelaten zouden worden. Hoe staat D66 tegenover het opnemen van mensen in Nederland en het geven van een plek in de Nederlandse samenleving aan deze mensen?

De heer Pechtold (D66):

Van het begin af aan vonden wij Guantánamo onacceptabel. Toen zaten er enkele honderden mensen zonder rechtsbijstand en zonder aanklacht. Wij hebben toen al gezegd dat het een gezamenlijk probleem is voor de partners die toen de oorlog gesteund hebben. Nederland heeft toen politieke steun gegeven. Na al die jaren loopt daar zelfs nog een onderzoek naar. Wij zien dat als een gedeelde verantwoordelijkheid van de wereldgemeenschap die ook voor de EU geldt. Waar andere Europese landen nu al een deel van het probleem aan het oplossen zijn, vinden wij dat Nederland niet kan achterblijven. Dat betekent niet dat wij voorop hoeven te lopen en het grootste deel moeten nemen, maar ik vind dat de regering ook bereid moet zijn om een deel van het probleem naar zich toe te trekken. Dat betekent dat je uiteindelijk een aantal gevangen na een proces moet opnemen. Anders worden ze stateloos en dat lijkt me een slecht voorbeeld op het gebied van mensenrechten.

De heer Haverkamp (CDA):

U spreekt terecht over de wereldgemeenschap, maar bent u het met me eens dat de Amerikanen zelf ook een eerste stap zouden moeten zetten? Het is één ding om mensen in een gevangenis te zetten, maar het is een andere stap om ze keurig de VS uit te zetten als ze vrijgelaten worden.

De heer Pechtold (D66):

Zeker. Dat betekent dat je niet alleen een handjevol Oeigoeren opneemt die op dit moment nog het best plaatsbaar zijn, maar dat je inderdaad bekijkt wat de Amerikanen en Europa doen. Dan begrijp ik ook best dat het in de VS eerder om tientallen zal gaan en hier in Nederland om een paar mensen.

De heer Haverkamp (CDA):

Mijn punt is dat de Amerikanen zelf helemaal niets doen.

De heer Pechtold (D66):

Ja, dus kun je elkaar daarop aanspreken. Als je aangeeft dat je gezamenlijk bereid bent om gevangenen op te nemen, sta je stevig. Ik noemde zojuist het lijstje: Frankrijk, België, Finland, Zweden en Italië. Je bent inderdaad kwetsbaar als ieder land het zelf moet doen, maar niet als Europa met 27 landen tegelijk zegt bereid te zijn om mensen op te nemen indien de VS het zelf ook doet. Dat laatste is belangrijk en is een terecht punt van kritiek van de heer Haverkamp.

Ik had het over de Bagramgevangenis. De minister heeft terecht om opheldering gevraagd bij de Amerikanen. Wat waren de uitkomsten van het rapport dat zij zouden opstellen en wat is de Nederlandse reactie hierop? Gaat de minister ook aandringen op sluiting van deze gevangenis?

Tijdens de behandeling van de begroting van Justitie twee weken geleden vroeg ik naar een overkoepelend plan voor Den Haag als internationale stad van recht, vrede en veiligheid. Ik heb daarover toen een motie ingediend. De minister van Justitie verwees me naar Buitenlandse Zaken waar mijn motie op tafel zou komen. Is dit gebeurd? Wat vindt de minister? Kan hij toezeggen met een overkoepelend plan te komen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Tijdens het wetgevingsoverleg over het ontwikkelingsdeel van de begroting van Buitenlandse Zaken heb ik een motie ingediend die de regering verzoekt een onderzoek te doen naar eventuele negatieve gevolgen op de fiscale positie van ontwikkelingslanden uit hoofde van het Nederlandse fiscale stelsel. Steunt de D66-fractie deze motie?

De heer Pechtold (D66):

Soms moet je eerlijk zijn. Ik heb me daar niet in verdiept. Ik ga dat doen en voor de tweede termijn krijgt u van mij een antwoord.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dank. Ik heb nog een andere vraag. Het moeilijke jaar 2010 staat voor de deur. Ik heb net geschetst dat wij 600 mln. moeten bezuinigen en dat Congo eraan komt voor bijna een miljard. Dan komt D66 met nog eens een aanslag van 300 mln. Dit in een jaar dat 100 miljoen armen extra wereldwijd honger hebben en in armoede leven als gevolg van de kredietcrisis. Wat bezielt D66?

De heer Pechtold (D66):

Nu doet de heer Vendrik alsof er opeens iets heel nieuws gebeurt. Dit staat nu voor het derde of vierde jaar in onze tegenbegroting en ik heb GroenLinks er nog nooit over gehoord. Wat de heer Vendrik ook weet, en wat ik met zijn fractievoorzitter bij de algemene politieke beschouwingen heb gewisseld, is dat het een verschuiving betreft en dat die met name bedoeld is om geld meer in te zetten voor bijvoorbeeld Afghanistan, waar ook voor een deel de ontwikkelingssamenwerking in het kader van de 3D-operatie plaatsvindt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Vorig jaar hebben wij dit debat ook gevoerd, maar dat terzijde.

De heer Pechtold (D66):

Maar niet met mij.

De voorzitter:

Mijnheer Irrgang.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter, staat u mij toe om gewoon een vraag te stellen?

De voorzitter:

Ja, van mij mag het, maar ik dacht dat u klaar was.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is niet het geval ...

De voorzitter:

Zo klonk het wel.

De heer Vendrik (GroenLinks):

... want ik heb nog geen vraag gesteld. Kan de heer Pechtold toelichten waarom hij uitgerekend in het jaar 2010 – ik zei het al: 600 mln., nog een keer 300 mln. en dan nog eens een keer 300 mln. – waarin zo veel extra mensen aan de bedelstaf zijn geraakt door de kredietcrisis, die bezuiniging wil doorzetten?

De heer Pechtold (D66):

Zoals ik zojuist in het eerste antwoord al aangaf, is het niet uitgerekend in dit jaar. Dat punt verwerp ik. Het tweede punt is dat wij natuurlijk een ontwikkelingssamenwerkingsbudget hebben dat mee groeit met ons bbp. Vele jaren heeft D66 er van harte voor gepleit dat dit budget omhoog ging en in dit jaar neemt het af. Met de heer Vendrik kijk ik natuurlijk kritisch wat daarvan de ondergrens is. Hij weet dat wij daar niet miljarden op bezuinigen, zoals de liberalen op rechts. Wij vinden het zeer wel verantwoord, zoals wij dat al jaren doen, om die 300 mln. op een andere manier in te zetten.

De heer Irrgang (SP):

De liberalen op iets minder rechts bezuinigen echt nog eens 300 mln. extra bovenop de 600 mln. als gevolg van het krimpende nationaal inkomen. Daar komt nog eens een keer 300 mln. bij. Als de heer Pechtold over verschuivingen spreekt, denk ik: ammehoela, er is gewoon 300 mln. minder aan uitgaven die volgens de internationale definitie als "ontwikkelingssamenwerking" worden gekwalificeerd. Als dat wat in Afghanistan gebeurt, ontwikkelingshulp is, valt dat gewoon onder het budget voor ontwikkelingssamenwerking. De heer Pechtold bezuinigt gewoon nog een keer extra op het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Wat is daar nu progressief aan?

De heer Pechtold (D66):

Het lijkt mij weinig zinvol dat ik voor de vierde keer dezelfde vraag beantwoord.

De heer Irrgang (SP):

De heer Pechtold suggereert in zijn antwoord dat het een verschuiving is, maar het is geen verschuiving. Hij haalt echt geld weg bij internationale solidariteit, bij internationale hulp. Dat is geen verschuiving, maar gewoon een keiharde bezuiniging.

De heer Pechtold (D66):

De vijfde keer, maar dan kort. Het is de keuze die wij maken in een tijd dat wij een tegenbegroting moeten maken waarin wij heel veel geld inzetten voor met name het overeind houden van ontwikkelingssamenwerking. Van ons komen geen ondoordachte plannen om hier en links en rechts overal maar posten te sluiten. Ik sta volledig achter mijn tegenbegroting, waarin wij ook heel veel geld op andere zaken inzetten.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik doe ook nog een poging. Ik dacht dat wij aan hetzelfde touw trokken met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking en de rechtvaardiging daarvan. Dit is nu de derde keer dat wij kunnen debatteren over ontwikkelingssamenwerking en de heer Pechtold ontwijkt de opmerkingen van collega's over bezuinigingen daarop. Onder post 32 staat wel degelijk dat de heer Pechtold geen verschuiving wil, maar een korting van 300 mln. op het budget om zijn tegenbegroting rond te kunnen rekenen. Maar hij doet geen poging om opmerkingen te maken over bezuinigingen op de posten. Ik dacht dat wij aan hetzelfde touw stonden te trekken, maar dat blijkt dus niet zo te zijn.

De heer Pechtold (D66):

Wij staan wel degelijk aan hetzelfde touw te trekken. De heer Waalkens doet nu net alsof dat op de vele miljarden van ontwikkelingssamenwerking de nekslag is. Ik zeg dat dit niet het geval is. Ontwikkelingssamenwerking kan meerjarig op de steun van D66 rekenen. Ik zie heel graag in het voorjaar tegemoet hoe de PvdA-fractie geen enkele heroverweging op dit gebied zal accepteren. Ik moet keuzes maken en ik vind het een verantwoorde keuze, maar dat heb ik nu voor de zesde keer gezegd.

De voorzitter:

U bent klaar.

De heer Pechtold (D66):

Volgens mij heb ik een minuut over.

De voorzitter:

U hebt 20 seconden over.

De heer Pechtold (D66):

Nee, nee, nee. Ik had een minuut.

De voorzitter:

Ik had de stopwatch te laat ingesteld. Het gaat hier met de stopwatch. Ik zal u er een cadeau geven voor ... Nu ja, misschien zijn hier gelovigen, dus ik het zal maar niet zeggen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik kan die twintig seconden van de heer Pechtold er nog wel bij gebruiken.

De voorzitter:

Dat dacht ik wel. Het is hier net een koemarkt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Afgelopen weekend heb ik deelgenomen aan een conferentie in Albanië. Dat is het land dat in 1967 trots werd uitgeroepen tot het eerste officiële atheïstische land ter wereld. Albanië werd een van de meest totalitair geleide landen in het Oostblok. Elke vorm van godsdienst werd op een afschuwelijke manier onderdrukt. Het regime duldde geen tegenspraak. Gelukkig is ook daar uiteindelijk de omwenteling gekomen. Veel christenen binnen en buiten Oost-Europa hebben het als een verhoring van het gebed ervaren. Het is Gods hand die de geschiedenis schrijft. Zij zijn dankbaar voor de vrijheid die gekomen is, maar ook bezorgd over het misbruik van de vrijheid voor verkeerde zaken: corruptie, mensenhandel en uitwassen zoals het witwassen van geld. Terecht weerklonk op de Albanese conferentie de oproep: vergeet God, uw bevrijder, niet. Zoals de tien geboden aan Israël werden gegeven door God, die hen uit Egypte bevrijd had, zo is het ook voor alle landen op de wereld bevrijdend om in de weg van Gods geboden te gaan. In die context kunnen ook mensenrechten werkelijk opademen.

In het licht van het evangelie vinden mensenrechten en humaniteit een goede bedding. Nederland spreekt veel andere landen aan op mensenrechten en veelal terecht. Dat betekent echter wel dat wij ook een bijzondere verantwoordelijkheid hebben als wij zelf aangesproken worden. Ik verwijs in dit verband naar het euthanasiedossier. Nederland is vanuit de VN opnieuw in kritische zin op het euthanasiebeleid aangesproken. De rechterlijke toets op het geheel dient een beduidend zwaarder accent te krijgen. Er is gevraagd om hierop alweer snel terug te rapporteren, in onderscheid met een aantal andere punten. Willen ook de bewindslieden van Buitenlandse Zaken erop toezien dat het desbetreffende VN-orgaan een heldere en inhoudelijke reactie krijgt op zijn geformuleerde kritiek?

Ik kom nog even terug op de genoemde conferentie in Albanië. Ik hoorde dat erkenning van protestantse, evangelische groeperingen in Albanië nog steeds een stevig probleem vormt. Op welke wijze kan de minister bevorderen dat dit voor Albanië een serieus agendapunt wordt? Dankzij het uitgebreide postennetwerk zijn dat misschien ook punten die daar ingebracht kunnen worden.

Het IJzeren Gordijn is twintig jaar geleden opengeschoven. De wereld is er echter niet vrediger op geworden. De strijd tussen Oost en West is geworden tot een diffuse strijd tegen het veelkoppige monster "terrorisme". Wij hebben er in de Kamer al veel over gesproken, maar vaak naar aanleiding van bepaalde landen. Toch is de algemene vraag: waar staan wij nu in deze strijd? Wordt er internationaal vooruitgang geboekt? Krijgt de westerse gemeenschap meer grip op de bestrijding van terreur? In het bijzonder vraag ik mij ook af of er vooruitgang wordt geboekt in juridische zin. Is het internationaal recht, ook het internationaal oorlogsrecht, voldoende toegesneden op asymmetrische oorlogsvoering: de strijd tussen rechtsstaten en terroristennetwerken?

Inmiddels hebben wij enige ervaring opgedaan met de nieuwe Amerikaanse president. Ten opzichte van zijn voorganger slaat hij duidelijk een andere toon aan. Of het een betere toon is, moet nog blijken in de praktijk. Is er in de ogen van de minister effect zichtbaar? Obama slaat in het bijzonder richting de islamitische wereld een zeer verzoeningsgezinde toon aan. Komt er al wat beweging in de Arabische wereld? Wordt de uitgestoken hand opgepakt? In hoeverre werkt de strategie om gematigde krachten te binden?

Wij hebben recentelijk nog uitvoerig gesproken over de positie van Israël in het Midden-Oosten en het vredesproces. Mijn fractie vindt het van groot belang, juist nu Israël in internationaal verband steeds meer tot paria wordt verklaard, dat de Nederlandse regering volledige steun aan Israël geeft, zowel materieel als mentaal.

Ik heb nog één concreet punt in dit verband. Zoals bekend staat er in Nablus een groot vluchtelingenkamp van de Palestijnen. Op ongeveer een steenworp afstand bevindt zich een royale, nieuwe woonwijk. Deze woonwijk is gebouwd met VN-geld. Ook Nederland heeft daaraan fors bijgedragen. Die wijk staat nu alweer meer dan twee jaar leeg. Palestijnse vluchtelingen krijgen van de autoriteiten geen toestemming om te verhuizen naar de nieuwe wijk. Wat is hiervan de achtergrond? Is het geen kapitaalvernietiging? Is het dan toch zo dat het Palestijnse vluchtelingenprobleem geëxploiteerd wordt door Arabische leiders als politiek wapen naar Israël? Moet het vluchtelingenprobleem geforceerd in stand blijven? Hoe gaat de VN hier concreet mee om?

Dan kom ik bij Iran. Het Iraanse Revolutionaire Gardekorps functioneert steeds meer als het belangrijkste instrument van het Iraanse regime: een staat binnen de staat. Deze organisatie speelde de hoofdrol bij het op bloedige wijze neerslaan van de recente volksprotesten. Tevens faciliteert zij het internationaal terrorisme, waaronder steun aan Hamas en Hezbollah. Om die reden heeft de VS deze machtige organisatie aangemerkt als terroristische organisatie. Wil de minister bevorderen dat ook de EU deze organisatie snel op de Europese lijst van terroristische organisaties plaatst?

Wij kregen recent zorgwekkende signalen over problemen die uitgezette asielzoekers, bekeerlingen, in Iran ondervinden. Verdwijningen en repressie schijnen meermaals voor te komen. Is dit ook een specifiek attentiepunt voor de Nederlandse ambassade in Iran?

Tot slot sluit ik mij aan bij de vragen die mijn collega de heer Voordewind heeft gesteld rond het onderwerp geloofsvervolging. Ik wil ook nog de vinger leggen bij de hachelijke positie van de Assyrische christenen in Irak. Wij waarderen het dat de minister meermalen in internationaal verband aandacht heeft gevraagd voor deze groep, die ook zucht onder de islamistische terreur. Uit de laatste rapportage van Human Rights Watch van november 2009 blijkt echter dat het intimideren en vermoorden van mensen uit deze minderheidsgroep gewoon doorgaat, juist ook in de provincie Nineveh. Wat doet de internationale gemeenschap voor deze groep? Hoe kunnen deze mensen beter beschermd worden? Zijn er daarvoor voldoende middelen beschikbaar? Is gegarandeerd dat bij de training van Irakese politieagenten, zoals die al vorm krijgt vanuit de internationale gemeenschap, het lot van deze groep structureel aan de orde komt?

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Wij gaan morgenochtend om 10.30 uur verder met de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken, na het VAO Begrotingssteun.

De vergadering wordt van 21.20 uur tot 21.30 uur geschorst.

Naar boven