Noot 1 (zie blz. 1709)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Justitie op vragen gesteld in de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Justitie (32 123-VI).

Fractie SP

Uit onderzoek (veiligheidsmonitor 2008) blijkt dat maar 1 op de 5 Nederlanders de voorzieningen in de wijk voor jongeren een voldoende geeft. 80% is ronduit negatief. Ik verzoek de Minister te investeren in plaats van het probleem te negeren totdat de jongeren het verkeerde pad op gaan.

Veiligheid is een kabinetsbrede doelstelling, waarbij verschillende ministeries en andere overheden betrokken zijn. Ik noem het project «Veiligheid begint bij Voorkomen» en het actieplan «Overlast en verloedering» van de Minister van BZK en mij. Hierin zijn vele maatregelen opgenomen die de veiligheid en leefbaarheid in de wijken bevorderen, waarbij rijk, gemeenten, politie en andere partners intensief samenwerken.

Specifiek gericht op preventie is een project van het Centrum voor Criminaliteitspreventie (CCV) dat zich in opdracht van het ministerie van Justitie richt op de verbreding van buurtbemiddelingsprojecten binnen gemeenten. Een bijzondere variant op buurtbemiddeling is jongerenbuurtbemiddeling. Jongerenbuurtbemiddeling is een aanpak om met behulp van onpartijdige jongeren spanningen en conflicten tussen jongeren onderling of tussen jongeren en volwassen buurtbewoners op te lossen. Het CCV is begin dit jaar gestart met 5 pilots jongerenbuurtbemiddeling. Op 1 oktober jl. waren reeds 12 jongerenbemiddelingsprojecten gestart of in uitvoering.

De Minister voor Jeugd en Gezin realiseert via de totstandkoming van Centra voor Jeugd en Gezin het tijdig signaleren van opvoedingsvraagstukken en problemen bij jongeren. Ook de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie financiert samen met gemeenten en woningcorporaties experimenten in het kader van de wijken-aanpak. Deze experimenten zijn mede gericht op preventieve voorzieningen voor jongeren.

Naast deze inspanningen op rijksniveau zijn gemeenten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) primair verantwoordelijk voor preventieve voorzieningen voor de jeugd op buurt- en wijkniveau. De daadwerkelijke uitvoering van preventie – in de zin van het realiseren van specifieke voorzieningen voor jongeren – vindt op het niveau van de gemeente plaats.

De SP is van mening dat de brief van 3 november jl. over de pedoseksueel weinig urgentie uitstraalt. Gaat de Minister nu de wetswijziging ook echt met spoed in gang zetten?

Zoals ik de Kamer heb laten weten, ben ik van mening dat dwingend reclasseringstoezicht – als dat door de rechter is opgelegd – ook mogelijk moet zijn als het vonnis nog niet onherroepelijk is. Immers, uit onderzoek is gebleken dat de kans op recidive toeneemt als de toezichtloze periode langer duurt. Ik zal prioriteit geven aan deze wetswijziging, omdat ik wil voorkomen dat deze ongelukkige samenloop van factoren (toezicht, proeftijd en cassatie) zich nog vaker kan voordoen. Ik verwacht deze wijziging in de eerste helft van 2010 aan uw Kamer te kunnen doen toekomen; ik ben voornemens de aanpassing van de wet mee te nemen in een wetsvoorstel dat al in procedure is gebracht.

De overheid schiet tekort in de aanpak van cybercrime. Sinds 2002 zijn we nog niks opgeschoten. Hoe staat het met de in 2006 aangenomen moties voor een loket voor aangifte en een regisseur voor de High Tech Crime?

Mevrouw Gerkens van de SP stelde vragen over de voortgang van de uitvoering van de motie Wagner en Gerkens over een laagdrempelig, makkelijk toegankelijk en eenduidig loket voor burgers en bedrijven te scheppen om daar aangifte te doen van internet criminaliteit en internetgerelateerde criminaliteit (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 28 684, nr. 96) en de motie Gerkens en Wagner over het aan stellen van een projectregisseur voor high tech crime (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 28 684, nr. 94).

De verbetering van de aangiftemogelijkheid van cybercrime gebeurt binnen het project Veiligheid begint bij Voorkomen. Politie en Openbaar Ministerie hebben bij de bestrijding van cybercrime de aangiftefunctie opgepakt. Maar het enkel en alleen inrichten van één aangiftepunt biedt geen oplossing. Belangrijk is dat (gespecialiseerde)-opsporingsdiensten de aangifte ter hand neemt. Daarom wordt nu geëxperimenteerd met diverse vormen van aangiftepunten gericht op digitale criminaliteit. Die staan zo dicht mogelijk bij de organisatie die ook voor de opsporing zorgdraagt. Voorbeelden hiervan zijn de fraudemeldpunten, een specifiek loket voor de banken en een pilot bij de kamer van koophandel in Flevoland. Na afloop van de experimenten zal gekozen worden hoe de feitelijke inrichting van aangiftepunten wordt opgezet.

De uitvoering van de motie over de projectregiseur is uitgebreid aan de orde gekomen in de brief van de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Economische Zaken «Informatie- en communicatietechnologie (ICT)» van 17 december 2007 (TK 26 643, nr. 103). In deze brief geeft het kabinet invulling aan de door de motie gevraagde versterking van de coördinatie en aansturing.

Korpsen die te weinig doen aan fraudebestrijding kunnen niet blijven verwijzen naar plan van aanpak uit 2007.

In het kader van de strafrechtelijke aanpak van financieel-economische criminaliteit is gewerkt aan een generieke versterking van de politie en het OM. Zo vindt bij de politie een formatie-uitbreiding plaats die tot eind 2011 zal oplopen tot 100 fte. Tegelijkertijd wordt veel gedaan aan opleiding. Bovendien is een aantal pilots gestart. De effecten van deze aanpak zullen vanaf 2010 zichtbaar worden. Voor een compleet overzicht van alle maatregelen verwijs ik u naar paragraaf 4.6.3.2 van de Voortgangsrapportage project «Veiligheid begint bij Voorkomen» (brief van 30 oktober 2009).

Wat gaat de Minister doen aan de lage straffen voor mensenhandelaren?

De strafmaat voor mensenhandel (artikel 237f Wetboek van Strafrecht) is met ingang van 1 juli 2009 verhoogd. Daarmee wordt rekenschap gegeven van de noodzaak om dit zeer ernstige misdrijf krachtiger te kunnen aanpakken en de ernst ervan ook tot uitdrukking te kunnen laten komen in de straftoemeting. In het rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM), dat op 29 oktober 2009 is verschenen, wordt gesignaleerd dat sprake is van een relatief hoog aantal vrijspraken, bijvoorbeeld in vergelijking met verkrachtingszaken en van het opleggen van relatief lage straffen in verhouding tot het strafmaximum van artikel 237f. Als mogelijke oorzaken noemt de NRM dat het soms lastig is voldoende bewijs te vergaren uit verklaringen van slachtoffers van mensenhandel en dat binnen de Zittende Magistratuur nog onvoldoende specialisatie heeft plaatsgevonden op dit onderwerp, waardoor de interpretatie die rechters geven aan artikel 237f Wetboek van Strafrecht in de praktijk uiteenloopt.

Binnen het Openbaar Ministerie is het afgelopen jaar stevig geïnvesteerd in het versterken van de expertise op mensenhandel, door het aanstellen van gespecialiseerde regio-officieren. In aanvulling daarop is binnen de Taskforce mensenhandel opleiding, expertise en voorlichting van de zittende magistratuur ook een van de maatregelen. Ik zal de voorzitter van de Taskforce vragen de implementatie van deze maatregel met voorrang te behandelen.

Wat wil de Minister doen tegen «breed» wapenbezit?

Het nationaal dreigingsbeeld 2008 concludeert dat de illegale handel in en smokkel van vuurwapens en explosieven voor Nederland een beperkt probleem is. Dit betekent niet dat er lokaal, of bij specifieke groepen, of met specifieke wapens geen problemen kunnen zijn. Dit wordt dan ook specifiek aangepakt.

Om lokale problemen met illegaal wapenbezit aan te pakken heeft de burgemeester de bevoegdheid een veiligheidsrisicogebied aan te wijzen waar de politie preventief mag fouilleren.

Als reactie op steekincidenten door jongeren in 2007 ben ik voornemens de Wet wapens en munitie aan te passen en alle stiletto’s, valmessen en vlindermessen te verbieden. Dit voorstel tot wetswijziging ontvangt u binnenkort en kan met uw instemming op 1 juli 2010 ingaan.

Om wapenexpertise binnen de korpsen te borgen, is in 1999 door de Raad van Hoofdcommissarissen besloten bij elk korps een Regionaal Bureau Wapens en Munitie in te richten en dit is in 2008 bevestigd. Daarnaast is in 2000 het Landelijk Platform Vuurwapens opgericht, een permanent samenwerkingsverband van overheidsdiensten waaronder het Ministerie van Justitie, om de wapencriminaliteit te bestrijden. Het Landelijk Platform Vuurwapens doet dit door het bevorderen van de deskundigheid, nationale en internationale samenwerking, het afstemmen van de werkprocessen en het draaien van projecten zoals het scannen van internet en het traceren van wapens.

Ouders moeten namens hun gehandicapte kinderen spreekrecht kunnen voeren.

Op dit moment is in het wetboek van strafvordering bepaald dat wat betreft het spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden alleen het slachtoffer zelf het spreekrecht kan uitoefenen, en bij overlijden een nabestaande van het slachtoffer.

Wat betreft kinderen bepaalt de wet dat het spreekrecht ook uitgeoefend kan worden door een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt. Hetzelfde geldt voor minderjarigen die de leeftijd van twaalf jaar nog niet hebben bereikt, maar in staat kunnen worden geacht tot een redelijke waardering van hun belangen terzake.

In het geval van gehandicapte kinderen kan het voorkomen dat het kind niet in staat wordt geacht het spreekrecht uit te kunnen oefenen. De ouders kunnen in dat geval verzoeken om in plaats van het kind het spreekrecht uit te oefenen. Het is aan de rechter om dit verzoek te beoordelen en een beslissing te nemen.

Op dit moment vindt een evaluatie van het spreekrecht plaats. Uit het onderzoek zal blijken welke knelpunten bij de uitoefening van het spreekrecht door slachtoffers en nabestaanden worden ervaren. Aan de hand van het rapport van deze evaluatie zal ik bezien in hoeverre aanpassingen van de bepalingen in de wet noodzakelijk zijn.

Hoe gaat de Minister strenger straffen in de praktijk brengen?

Strenger straffen is geen doel op zich. Het gaat erom dat een passende en effectieve reactie volgt op wetsovertredend gedrag. En dat gebeurt ook in de praktijk. Nederland kent een relatief streng strafklimaat vergeleken met vele andere Westerse en Noord-Europese landen. Dit blijkt uit vergelijkende studie van het WODC (Criminaliteit en rechtshandhaving 2008 – op 2 november 2009 gepubliceerd en aan de Tweede Kamer gezonden) en uit onderzoek op Europees niveau (European Sourcebook of Crime and Criminal Justice Statistics).

In Nederland wordt naar verhouding vaak een gevangenisstraf uitgedeeld. Daardoor staat Nederland in de kopgroep van Europa waar het gaat om de relatieve omvang van de gedetineerdenpopulatie. De gemiddelde duur van de opgelegde vrijheidsstraf is aan de lage kant, maar daar staat tegenover dat elders vaak een korter deel van de straf hoeft te worden uitgezeten dan in ons land, door ruimere regels over eerdere vrijlating en door veelvuldige gratiëring.

Uit recent onderzoek blijkt dat de straftoemeting van de rechter goed aansluit op de strafmaat die gewone burgers voor wenselijk houden (Onderzoek prof. Wagenaar «Strafrechtelijke oordelen van rechters en leken», Raad voor de Rechtspraak, Research Memorandum, 2, 4, 2008).

Zoals ik ook heb geïllustreerd in mijn schriftelijke beantwoording van de vragen ter voorbereiding van de begrotingsbehandeling, wordt de strafmaat voor specifieke misdrijven verhoogd, als daartoe aanleiding is. Ik verwijs naar de verhoging van de strafmaat voor mensenhandel, die op 1 juli 2009 in werking is getreden.

Verder wijs ik erop dat het vorderingsbeleid van het OM op onderdelen strenger is geworden, bijvoorbeeld ten aanzien van agressie tegen publieke dienstverleners. Het OM heeft bij de voorbereiding van dit beleid goed geluisterd naar geluiden vanuit de maatschappij. Belangrijk is ook dat de straffen goed tenuitvoer worden gelegd. Daarvoor is voldoende detentiecapaciteit beschikbaar. Ook wordt het toezicht op de uitvoering van taakstraffen en de naleving van bijzondere voorwaarden verbeterd. Indien opgelegde voorwaarden niet worden nageleefd zal het OM sneller tenuitvoerlegging vorderen.

Hoe wilt u de witteboordcriminaliteit aanpakken?

Mevrouw Gerkens heeft gesteld dat alleen de makkelijke kleine visjes worden gepakt en dat de grote vissen ongestoord verder kunnen blijven zwemmen. Ik herken mij niet in dat beeld. Het strafrecht wordt vooral ingezet voor de meer ernstige vormen van fraude. Die ernst kan blijken uit de hoogte van het fraudebedrag, uit het herhaaldelijk plegen of uit een georganiseerd verband.

Bij de kleinere fraudegevallen ligt het opleggen van een bestuurlijke boete en de civiele vordering tot schadevergoeding meer voor de hand. Dit wil niet zeggen dat fraude met kleine bedragen nooit strafrechtelijk wordt aangepakt. Soms is dat wel nodig om een afschrikwekkend voorbeeld te stellen.

Zonder hier in detail te treden verwijs ik u graag naar de Voortgangsrapportage VBBV voor een overzicht van alle maatregelen die het Kabinet treft om financieel-economische criminaliteit tegen te gaan (brief van 30 oktober 2009).

Hoe wilt u de aangiftebereidheid bij burgers vergroten?

De vraag van mevrouw Gerkens naar de aangiftebereidheid is gesteld in de context van de mogelijkheden van de politie om onderzoek te doen naar inbraken in woningen. Het voorbeeld is genoemd van een aangifte van woninginbraak waarbij door de politie geen onderzoek werd gedaan. Teneinde te bevorderen dat meer sporenonderzoek wordt verricht op plaatsen delict heeft het kabinet de regionale politiekorpsen in staat gesteld om in de periode 2008 tot en met 2011 in totaal 500 forensisch assistenten aan te stellen. Per mei 2009 zijn er in totaal circa 195 forensisch assistenten aangenomen. Eind dit jaar zullen dat er, conform planning, 250 zijn.

Waarom staan veelplegers snel op straat? Wat denkt de Minister hieraan te doen?

Op 1 juli jl. is een gewijzigde Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers in werking getreden. Daarmee is de mogelijkheid tot het vorderen van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders en de mogelijkheid tot het vorderen van hogere onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen bij andere (zeer actieve) veelplegers verruimd. Een ISD-maatregel kan sinds 1 juli ook gevorderd worden bij zeer actieve veelplegers:

– van wie de voorlopige hechtenis is geschorst of opgeheven;

– van wie nog een onherroepelijk strafrestant «openstaat» van meer dan vier maanden;

– die als illlegale vreemdeling in Nederland verblijven.

Ook is er in voorzien dat ten aanzien van veelplegers die niet in aanmerking komen voor de ISD-maatregel hogere onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen kunnen worden gevorderd. Hiermee beoog ik te voorkomen dat veelplegers (te) snel weer op straat komen te staan.

Heeft de fraude coördinator doorzettingsmacht?

Mijn collega van BZK en ik zijn hier tijdens het algemeen overleg van 2 juli 2009 op ingegaan. We zijn in onze brief aan uw Kamer van 2 november 2009 waar de SP-fractie naar verwijst, daar nader op ingegaan. De in deze brief uitgewerkte oplossing biedt voldoende waarborgen om knelpunten in de informatie-uitwisseling of samenwerking tussen overheidsdiensten bij de bestijding van georganiseerde misdaad en financieel-economische criminaliteit snel en adequaat aan te pakken. Het toekennen van formele doorzettingsmacht aan de inmiddels aangestelde landelijke coördinator voor de bestrijding van georganiseerde misdaad en financieel-economische criminaliteit zou een onaanvaardbare inbreuk maken op de staatsrechtelijke verantwoordelijkheidsverdeling tussen verschillende bewindslieden en bestuurslagen.

Waarom heeft de politie criminelen in Amsterdam Zuid-Oost niet goed in kaart?

Door het lid Çörüz (CDA) zijn schriftelijke vragen gesteld aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en van Justitie over «Amsterdamse Zuidoost» (2009Z18264). In het antwoord op deze schriftelijke vragen zullen wij, ingaan op de aanpak van de incidenten die hebben plaatsgevonden in deze wijk.

Waarom blijven zoveel zaken, bijvoorbeeld inzake mensenhandel, op de plank liggen?

Allereerst wijs ik erop dat er geen eenduidige en afgebakende definitie bestaat van «plankzaken». Daarom heeft de Nationaal rapporteur Mensenhandel (NRM) het nodig gevonden dit begrip nader te specificeren. In de rapportage van de NRM die op 29 oktober 2009 is verschenen, wordt nader ingegaan op zogenaamde plankzaken bij mensenhandel. Het betreft dan signalen die wel voldoende opsporingsindicaties bevatten, maar (nog) niet leiden tot opsporingshandelingen of een opsporingsonderzoek. Dit type zaken kan op verschillende momenten in het rechercheproces ontstaan:

a) signalen of aangiftes waarvan (na weging) besloten is dat een onderzoek wordt gestart, maar die nog wachten op het beschikbaar komen van capaciteit;

b) signalen waarvan besloten is dat ze naar een regionale «weegcommissie» moeten en die nog wachten op behandeling aldaar;

c) signalen die zonder tussenkomst van een regionale weegcommissie gedraaid kunnen worden (meestal kleinere, «korte klapzaken») maar die enige tijd blijven liggen voordat ze worden opgepakt. Een cijfermatig overzicht van het aantal «plankzaken» op dit gebied is niet beschikbaar, aangezien dit niet afzonderlijk wordt geregistreerd. Het rapport van de NRM bevat evenmin cijfermatige gegevens over «plankzaken».

In het rapport van de NRM worden als oorzaken voor het ontstaan van «plankzaken» onder andere genoemd dat niet op alle afdelingen binnen de politie voldoende specialistische expertise aanwezig is en dat Openbaar Ministerie en politie bij de opsporing en vervolging te maken hebben met een veelheid aan prioriteiten. Deze oorzaken onderken ik. In het kader van de versterking van de aanpak van georganiseerde misdaad en financieel-economische criminaliteit wordt gedurende deze kabinetsperiode daarom extra capaciteit toegevoegd aan Openbaar Ministerie en politie voor de verbetering van de informatie-analyse (intelligence) en het financieel rechercheren. Deze maatregelen komen ook ten goede aan de bestrijding van mensenhandel. In de voortgangsrapportage over het project Veiligheid begint bij Voorkomen die op 30 oktober 2009 aan uw Kamer is gezonden, wordt uitgebreid ingegaan op de stand van zaken van deze punten. Voorts is van belang dat mensenhandel een van de prioritaire onderwerpen is in het Programma Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad dat in december 2007 aan uw Kamer is gezonden. Ook is mensenhandel op basis van het Nationaal Dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit voor de periode 2008–2012 benoemd tot prioriteit voor de opsporing en vervolging. Daarmee is het belang van dit thema duidelijk verankerd, ook in de opsporing en vervolging. Desondanks kan binnen geprioriteerde aandachtsgebieden het werkaanbod groter zijn dan de beschikbare opsporingscapaciteit. Dan wordt een keuze gemaakt welke georganiseerde criminele netwerken als eerste aangepakt worden.

Wat vindt de Minister van Justitie van de bezuinigingen op politie?

Mevrouw Gerkens vroeg naar mijn opvatting over de bezuinigingen bij de politie. De Minister van BZK heeft namens het kabinet over de financiering van de tekorten van de politie afspraken gemaakt met de korpsbeheerders. Politiekorpsen zullen efficiënter moeten werken, beter samenwerken en een deel van hun eigen financiële reserves inzetten om de besparingen te bereiken.

Waarom wordt geaccepteerd dat het budget voor veiligheid omlaag gaat?

Mevrouw Gerkens doelt met deze vraag op de Van Montfransmiddelen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de middelen voor leefbaarheid van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Ik ben hier al op ingegaan in de antwoorden op de schriftelijke vragen naar aanleiding van de Justitiebegroting voor 2010.

Wat doet de Minister van Justitie aan wapenbezit bij Antilianen?

Ik voer bij wapenbezit geen specifiek beleid voor Antillianen. Om het wapenbezit in zijn algemeenheid tegen te gaan wordt een aantal maatregelen genomen. Het vergroten van de pakkans, bijvoorbeeld door cameratoezicht in overvalgevoelige gebieden (winkelgebieden e.d.) en controles (metaaldetectie) bij uitgaansgelegenheden en bij scholen, zorgt er voor dat wapenbezit wordt opgemerkt en tegengegaan. Voorbeelden van succesvolle acties op dit vlak zijn verder het (tijdelijk) aanwijzen van fouilleergebieden en wapenprojecten van de politie waarbij jongeren via school en de horeca vrijwillig hun wapens inleveren. Dergelijke projecten en initiatieven leveren doorgaans heel wat op, met name in probleemwijken, en verhogen de veiligheid. Zo geeft de gemeente Rotterdam aan dat in 2008 zes gebieden zijn aangewezen als veiligheidsrisicogebied. In deze gebieden hebben 146 controle acties plaats gevonden, waarbij 254 wapens in beslag zijn genomen.

Hoge Raad moet functioneringsgesprekken met rechters voeren en op basis van eventueel disfunctioneren kunnen ingrijpen. Deze mogelijkheden zijn niet in de wet voorzien. Graag reactie hierop.

Rechters kunnen worden geschorst en ontslagen. De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) bevat daarvoor de basis. Ik wil daarbij aantekenen dat, anders dan wel gesuggereerd wordt, de mogelijkheid van ontslag ook bestaat bij ongeschiktheid voor de uitoefening van zijn functie, anders dan wegens ziekte. Ook kent de Wrra de mogelijkheid om bij wijze van disciplinaire maatregel een rechter schriftelijk te waarschuwen of te ontslaan. Het is goed om te weten dat ik op dit moment in gesprek ben met de Raad voor de rechtspraak om te bezien of, en zo ja, in hoeverre het huidige scala aan disciplinaire maatregelen (waarschuwing, ontslag) aanvulling behoeft.

Met de rechterlijke ambtenaren die met rechtspraak zijn belast, worden op grond van artikel 46a van de Wrra al zogenaamde evaluatiegesprekken gevoerd. Overeenkomstig de afspraken in de laatstelijk afgesloten zogenaamde CAO, de arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector rechterlijke macht met de loop van 1 augustus 2007 tot en met 31 december 2010, wordt nu onderzoek verricht naar de mogelijkheid en wenselijkheid om deze evaluatiegesprekken vorm te geven als functoneringsgesprekken.

Kan de overheid het slachtoffer helpen die na een rechterlijk uitspraak schadevergoeding heeft toegewezen gekregen, maar waarbij de veroordeelde niet snel betaalt?

Bij strafzaken kan een slachtoffer zich voegen om de schade te verhalen op de dader. De rechter kan dan de dader een schadevergoedingsmaatregel opleggen. Het CJIB int vervolgens het bedrag bij de dader. Het slachtoffer hoeft dit niet zelf te doen.

In sommige gevallen kan deze inning lang duren, of zelfs onmogelijk blijken te zijn. Om dit probleem te verminderen is de voorschotregeling ontworpen.

Deze voorschotregeling is onderdeel van het wetsvoorstel versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces dat op dit moment nog in de Eerste Kamer wacht op behandeling.

Bij inwerkingtreding van de voorschotregeling zal deze alleen voor slachtoffers van ernstige geweldsen zedendelicten gelden. Deze slachtoffers zijn immers ernstig in hun integriteit aangetast, wat een extra ondersteuning door de overheid redelijk maakt.

De regeling houdt in dat bij het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel de overheid na acht maanden het nog openstaande bedrag van de maatregel aan het slachtoffer voorschiet. Het CJIB blijft doorgaan met het innen bij de dader.

In het kader van letselschade is het van belang dat de wet deelgeschillenprocedures snel in werking wordt gesteld.

Er moet een procedure worden ingesteld dat verzekeraar op de vingers kunnen worden getikt i.g.v. traineren.

Ik ben het van harte eens met een snelle totstandkoming heb ik van de Wet deelgeschillenprocedure. Tot mijn genoegen heb ik zeer recent een positief verslag van de Eerste Kamer ontvangen. Ik wil dat op korte termijn beantwoorden.

Een procedure waarbij de verzekeraars op de vinger kunnen worden getikt bij het traineren van de vergoeding van letselschade, bestaat reeds. Met een klacht of een geschil kan men zich wenden tot het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid).

Het betreft hier een laagdrempelige procedure, zonder verplichte procesvertegenwoordiging en zonder kostenveroordeling. Het biedt verzekerden en benadeelden een adequaat instrument om verzekeraars bij traineren te dwingen een claim adequaat en snel af te wikkelen. Uiteraard staat ook de weg naar de rechter open. Het huidige recht biedt ook voldoende andere manieren om verzekeraars te ontmoedigen om de afwikkeling van een claim te bemoeilijken. Indien het traineren leidt tot vertraging, maakt de benadeelde aanspraak op vertragingsschade, waarvan de omvang toeneemt naarmate de verzekeraar langer met het doen van een uitkering wacht. Daarnaast kan een onzorgvuldige schadeafwikkeling jegens de benadeelde een onrechtmatige gedraging zijn die recht geeft op schadevergoeding. Dit kan voor een benadeelde van belang zijn indien er door traineren naast vertragingsschade ook andere schade wordt geleden.

Hoe gaat de Minister het vertrouwen in Justitie herwinnen, te beginnen met de buurten (Zie Amsterdam Zuid-Oost)?

De vraag naar het vertrouwen in Justitie is door de mevrouw Gerkens gesteld in de context van schietpartijen die hebben plaatsgevonden in Amsterdam Zuidoost. Verscherping van het toezicht, gerichte preventie, opsporing en strafrechtelijke vervolging van criminelen vergroten het vertrouwen in politie en Justitie. Met het project Veiligheid begint bij Voorkomen beoogt het kabinet de veiligheid te vergroten en het veiligheidsgevoel onder burgers te verbeteren. Politie, Openbaar Ministerie, opsporingsdiensten, het lokale bestuur, bedrijven, organisaties en ondernemers in private en publieke sectoren werken daartoe samen. In de tweede voortgangsrapportage van het project Veiligheid begint bij Voorkomen, die u op 30 oktober jl. is toegezonden, is hier uitvoerig op ingegaan.

Verzoek om te realiseren dat de rechter een verzekeraar van letselschade op de vinger kan tikken als hij het vergoedingstraject vertraagt?

Een procedure waarbij de verzekeraars op de vinger kunnen worden getikt bij het traineren van de vergoeding van letselschade, bestaat reeds. Met een klacht of een geschil kan men zich wenden tot het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid).

Het betreft hier een laagdrempelige procedure, zonder verplichte procesvertegenwoordiging en zonder kostenveroordeling. Het biedt verzekerden en benadeelden een adequaat instrument om verzekeraars bij traineren te dwingen een claim adequaat en snel af te wikkelen. Uiteraard staat ook de weg naar de rechter open.

Het huidige recht biedt ook voldoende andere manieren om verzekeraars te ontmoedigen om de afwikkeling van een claim te bemoeilijken. Indien het traineren leidt tot vertraging, maakt de benadeelde aanspraak op vertragingsschade, waarvan de omvang toeneemt naarmate de verzekeraar langer met het doen van een uitkering wacht.

Daarnaast kan een onzorgvuldige schadeafwikkeling jegens de benadeelde een onrechtmatige gedraging zijn die recht geeft op schadevergoeding. Dit kan voor een benadeelde van belang zijn indien er door traineren naast vertragingsschade ook andere schade wordt geleden.

Fractie CDA

Hoeveel zal de opschaling van de rechtbanken opleveren in het kader van de plannen inzake de gerechtelijke kaart?

De opschaling van de rechtbanken in het kader van de gerechtelijke kaart is bedoeld om de kwaliteit van de rechtspraak verder te versterken, onder meer door meer specialisatie mogelijk te maken en de kwetsbaarheid van kleine gerechten te verminderen. De insteek is dat het in ieder geval op lange termijn kostenneutraal plaatsvindt.

Hoe staat de Minister tegenover de vraag of vereenvoudiging van het Bestuursrecht kan worden meegenomen in het traject van de heroverweging?

In vervolg op de Crisis- en herstelwet bezin ik mij – ook los van de heroverwegingsoperatie rond de justitiële keten – op een verdere vereenvoudiging van het bestuursrecht.

Daartoe is onder meer een project opgezet waarin wordt nagedacht over mogelijke fundamentele veranderingen in het bestuursprocesrecht op de middellange termijn.

In dat kader wordt ook rechtsvergelijkend onderzoek gedaan. Ik hoop de Kamer daarover in de loop van 2010 te kunnen berichten.

Kan de Minister uitleggen dat 2 miljard euro van de begroting buiten schot blijft, vooral voor rekening van rechtsbijstand en rechtspleging. Is hij bereid de heroverweging breder te trekken?

Anders dan de CDA-fractie meent, valt het gehele terrein van de rechtspleging binnen de heroverweging op het domein van Veiligheid en terrorisme. Hetzelfde geldt voor de justitiële jeugdzorg.

Hoe staat het met de beperkte toegang tot de Hoge Raad i.v.m. veel onterechte zaken?

Het CDA vraagt naar de uitwerking van de voorstellen die selectie aan de poort van de Hoge Raad mogelijk maken. Wij oriënteren ons inderdaad op een wettelijk instrument om zaken aan het begin van de cassatieprocedure te kunnen selecteren op «cassatiewaardigheid», aan de hand van de wijze waarop de Hoge Raad in de praktijk aan die taken invulling geeft. Voor de duidelijkheid: de selectiekamer is geen bezuinigingsinstrument. Het beoogt de bestaande capaciteit van de Hoge Raad meer te kunnen richten op de kerntaken, zodat de Hoge Raad meer aan zijn normstellende rol toekomt.

Wat is de plaats van de kantonrechtbanken in de plannen gerechtelijke kaart?

De kantonrechtbanken maken onderdeel uit van de herziening van de gerechtelijke kaart. Op dit moment staat nog niet vast in welke plaatsen in de toekomst rechtspraak, waaronder kantonrechtspraak, zal plaatsvinden. Meer duidelijkheid hierover komt in het kabinetsstandpunt herziening gerechtelijke kaart dat na besluitvorming in de MR op 20 november 2009, kort daarna aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.

Aan maatschappelijk ondernemingen wordt voorgesteld om te schrappen in sector regels binnen zorg, huisvesting etcetera. Deelt de MvJ deze visie en is hij van plan om werk van te maken?

De rechtsvorm voor de maatschappelijke onderneming is inderdaad een instrument voor de instellingen zelf om de interne organisatie goed te regelen, met het oog op het nemen van de belangrijkste ondernemingsbeslissingen. De rechtsvorm structureert het interne toezicht, helpt bij de legitimatie van de koers van de onderneming door het overleg met en de verantwoording aan de belanghebbenden en verschaft nieuwe mogelijkheden voor ondernemen.

Het is in beginsel mogelijk bij introductie van de rechtsvorm in de sectorwetten die dezelfde onderwerpen regelen regels te schrappen. Ik merk daarbij op, dat de publiekrechtelijke regels een ander karakter hebben dan de regels die met wetsvoorstel met nr. 32 003 in het privaatrecht worden voorgesteld. De publiekrechtelijke regels werken tussen overheid en instellingen en de privaatrechtelijke regels werken tussen de betrokkenen bij de instelling.

De discussie over de mogelijkheden om de overheid terug te laten treden en publiekrechtelijke regels te schrappen moet worden gevoerd in het kader van de wetgeving voor die sectoren.

Ik merk daarbij op, dat de rechtsvorm ook kan worden toegepast door instellingen waarop geen sectorspecifieke governanceregels van toepassing zijn.

De Hoge Raad geeft aan dat het aan het verzuipen is. Deze noodkreet moeten we serieus nemen. Hoe staat het met de uitwerking van de voorstellen om selectie aan de poort mogelijk te maken?

U vraagt naar de uitwerking van de voorstellen die selectie aan de poort van de Hoge Raad mogelijk maken. Wij oriënteren ons inderdaad op een wettelijk instrument om zaken aan het begin van de cassatieprocedure te kunnen selecteren op «cassatiewaardigheid», aan de hand van de wijze waarop de Hoge Raad in de praktijk aan die taken invulling geeft. Voor de duidelijkheid: de selectiekamer is geen bezuinigingsinstrument. Het beoogt de bestaande capaciteit van de Hoge Raad beter te kunnen benutten.

Het CDA geeft aan dat er op dit moment veel draagvlak voor het advies van de RvR inzake de hertekening van de gerechtelijke kaart is. Het CDA zou graag een aantal punten in de reactie van de MvJ behandeld willen zien.

Kunnen wij erop rekenen dat de aangegeven punten voldoende aandacht krijgen in de brief?

Ja. In het kabinetsstandpunt dat naar verwachting eind november aan de Tweede Kamer zal worden gezonden wordt ingegaan op alle belangrijke aspecten en gevolgen die de hertekening van de kaart met zich meebrengt. Concreet wordt in elk geval ingegaan op de toegankelijkheid van de rechtspraak, de hertekening van het aanbod van rechtspraak, het belang van de kantonrechtspraak en het belang van lokale situatie en behoefte, de lokaties waar waar rechtspraak plaatsvindt en de financiële consequenties van de herziening van de gerechtelijke kaart.

Waarom doen bewindspersonen niets op het terrein van arbitragewetgeving?

Met betrekking tot de vraag naar eventuele wetgevingsvoornemens op het terrein van arbitragewetgeving, het volgende. Bij de inzet van beschikbare wetgevingscapaciteit moeten helaas keuzes worden gemaakt en prioriteiten worden gesteld. Het rijksbrede wetgevingsprogramma dat u kort geleden hebt ontvangen, bevat een groot aantal prioritaire wetsvoorstellen die het kabinet in 2010 wil verwezenlijken. De consequentie van de prioritering is dat andere voorstellen of onderwerpen op een later moment aan de orde zullen komen. Het wetgevingsprogramma maakt dat transparant.

Er is voor gekozen om op het terrein van procesrecht voorrang gegeven aan wetsvoorstellen betreffende deelgeschillen en de prejudiciële procedure bij de Hoge Raad, aan de uitvoering van Europese verordeningen, zoals die over het betalingsbevel, aan de uitvoering van de richtlijn mediation en aan regels waardoor gebruik kan worden gemaakt van digitale middelen – bijvoorbeeld het electronisch derdenbeslag en de digitale aanbrenging van dagvaardingen.

De noodzaak tot prioritering laat uiteraard onverlet dat als er nog mogelijkheden zijn om de voorbereiding en behandeling van wetsvoorstellen te versnellen, we die mogelijkheden moeten aangrijpen. In het kader van het wetgevingsbeleid kijken we daar voortdurend naar. Ook het instrument van het Wetgevingsoverleg met uw Kamer is daarbij bijzonder nuttig. Het wetgevingsoverleg over een aantal voorstellen op het terrein van het vennootschapsrecht zoals wij dit vorige week met elkaar voerden heeft de behandeling denk ik kunnen bespoedigen.

Graag een reactie van de Minister van Justitie op de stelling dat Justitie, net als in de meeste andere landen, moet kunnen meeluisteren met telefoongesprekken in de gevangenis.

Dit kan bijdragen aan het voorkomen van criminele activiteiten vanuit detentie.

Voor het einde van dit jaar ontvangt u een brief over het voortzetten van criminele activiteiten vanuit detentie. Overigens biedt de penitentiaire beginselenwet een wettelijke basis om toezicht uit te oefenen op het contact dat de veroordeelde vanuit de inrichting onderhoudt. Dit toezicht kan onder meer worden uitgeoefend met het oog op de opsporing en voorkoming van strafbare feiten, zoals het vanuit de inrichting voortzetten van criminele praktijken. Met een recente wetswijziging (Stb. 2009, 245) is er bovendien in voorzien dat deze gesprekken standaard kunnen worden opgenomen. Het uitluisteren is toegestaan indien een van de vier wettelijke gronden van toepassing is, zoals de opsporing en voorkoming van strafbare feiten, de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, bescherming openbare orde of nationale veiligheid en de bescherming van slachtoffers. Het standaard uitluisteren zonder dat daar een wettelijke grond voor is levert strijd op met het EVRM.

Wilt u afname DNA ook bij lichtere delicten mogelijk maken? Concreet kan hierbij worden gedacht aan eenvoudige mishandeling, openbare schennis van de eerbaarheid en hennepteelt.

Ook zou de clausule «in het belang van het onderzoek» ruimer moeten worden uitgelegd.

De heer van Haersma Buma doet, ter vereenvoudiging van de handhaving, het voorstel afname van celmateriaal bij verdachten voor DNA-onderzoek ook bij lichtere delicten mogelijk te maken. Als voorbeelden van misdrijven worden genoemd eenvoudige mishandeling, openbare schennis van de eerbaarheid en hennepteelt. In reactie op dit voorstel merk ik het volgende op. Het is reeds wettelijk mogelijk verdachten en veroordeelden wegens misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, te dwingen celmateriaal af te staan ten behoeve van het bepalen en verwerken van hun DNA-profiel. Deze misdrijven worden als ernstige misdrijven aangemerkt. Eenvoudige mishandeling – door de CDA-fractie als voorbeeld genoemd – is sinds een aantal jaren een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.

Met de voorlopige-hechtenis-grens is aangesloten bij het in het Wetboek van Strafvordering vastgelegde uitgangspunt dat dwangmiddelen die een inbreuk maken op de lichamelijke integriteit, kunnen worden bevolen in geval van verdenking van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.In paragraaf 6.1 van de nota «Verkenning DNA-onderzoek in strafzaken vanuit wetgevings- en juridisch perspectief», die ik op 31 maart 2008 aan de Tweede Kamer heb aangeboden, heb ik aangegeven dat een verdere verlaging van de grens voor toepassing van DNA-onderzoek naar minder ernstige misdrijven dan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, een principiële koersverandering zou zijn. Ik heb gemotiveerd uiteengezet dat voor een dergelijke verandering geen dringende maatschappelijke noodzaak in de zin van artikel 8 van het EVRM aanwezig is. In het Algemeen Overleg van 9 september 2009 over de DNA-nota heeft de CDA-fractie, bij monde van de heer Haersma Buma, mij in dat standpunt gesteund en te kennen gegeven dat de noodzaak ontbreekt om de ondergrens van een voorlopig-hechtenis-misdrijf te verlagen.Ook het Openbaar Ministerie bijvoorbeeld beschouwt DNA-onderzoek bij de minder ernstige misdrijven niet als een zinvolle aanvulling op de opsporingsmiddelen die de politie en het Openbaar Ministerie nu ter beschikking staan.Verder heeft het Openbaar Ministerie geen aanwijzingen dat het ontbreken van de mogelijkheid tot toepassing van DNA-onderzoek de opheldering van die misdrijven in het verleden heeft bemoeilijkt. Ik ben dan ook van oordeel dat de grens van voorlopige hechtenis kan worden gehandhaafd.

Ter vereenvoudiging van de handhaving stelt de CDA-fractie verder voor de clausule «in het belang van het onderzoek» ruimer uit te leggen. In paragraaf 4.1 van de nota «Verkenning DNA-onderzoek in strafzaken vanuit wetgevings- en juridisch perspectief» ben ik al aan de wens van de CDA-fractie tegemoet gekomen. In die paragraaf heb ik aan het criterium «in het belang van het onderzoek» een ruimere uitleg gegeven overeenkomstig de wijze waarop dit criterium wordt ingevuld bij de toepassing van de andere opsporingsbevoegdheden. Door de voorgestelde verruiming van het onderzoeksbelang wordt het mogelijk dat in het vooronderzoek vaker DNA-onderzoek kan worden ingezet om misdrijven op te lossen en dat daarmee niet behoeft te worden gewacht tot na iemands veroordeling. Met name bij verdachten die bekend staan om hun recidive of bij misdrijven waarvan bekend is dat de kans op herhaling groot is, zoals zedenmisdrijven en woninginbraken, is dat van belang.

Op basis van aanpassing artikel 591 A Sv. kunnen proceskosten worden vergoed aan vrijgesproken verdachten. In de praktijk worden advocaat kosten vergoed ongeacht declaratie.

Waarom niet invoeren van een maximaal standaarduurtarief van de sociale advocatuur?

Elke verdachte heeft vrije advocatenkeuze. Een verdachte kan om die reden de voorkeur geven aan een advocaat met een hoog uurtarief. Indien in zijn zaak uiteindelijk geen straf of maatregel wordt opgelegd, kan de verdachte de kosten van zijn advocaat terugkrijgen. Dit is niet onredelijk. Betrokkene heeft immers gedurende de gehele strafrechtelijke vervolging de druk van het strafrecht moeten voelen, terwijl hij niet voor het telastegelegde feit wordt veroordeeld. De kostenvergoeding verzacht deze druk. Indien een deel van de kosten zou worden betaald doet dat geen recht aan het leed dat – naar achteraf blijkt «ten onrechte» – aan de verdachte is toegebracht.

Ten overvloede merk ik op dat in 2005 de kostenvergoeding is ingeperkt. Er is destijds geregeld dat degene die rechtsbijstand heeft ontvangen van een toegevoegde advocaat geen kosten vergoed krijgt. De verdachte heeft deze kosten immers niet zelf betaald. Een eventueel betaalde eigen bijdrage krijgt hij natuurlijk wel vergoed.

Hoe staat de Minister ten opzichte van het plan om de cassatiebalie te verruimen tot advocaten die niet in Den Haag gevestigd zijn?

Ik sta daar positief tegenover. T.z.t. zal ik dit in een wetsvoorstel opnemen.

Fractie VVD

Graag uw reactie op het in procedure brengen van het initiatief wetsvoorstel.

Ik zie de gedachtewisseling met de Tweede Kamer bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het initiatiefvoorstel, waarin ik desgevraagd het standpunt van de regering terzake zal verwoorden, graag tegemoet.

De politieagenten die zondagavond in de uitzending Peter R. de Vries de fout ingingen, moeten worden aangepakt. De verkeersregels gelden immers ook voor flitsbrigades zelf. Hoe gaat de Minister dit oplossen?

Van mijn ambtgenote van BZK heb ik begrepen dat het Bureau Integriteit en Veiligheid van het Korps landelijke Politiediensten een disciplinair onderzoek heeft ingesteld naar het gewraakte gedrag. De uitkomst van dat onderzoek zal worden betrokken bij de beslissing de agenten te vervolgen. Of zij eerder in de fout gingen zal uit onderzoek moeten blijken.

De in de vraag verborgen aanname dat de handhaving van verkeersregels geen politiewerk of geen echt politiewerk zou zijn, onderschrijf ik niet. Integendeel: het uitvoeren van snelheidscontroles heeft een bewezen positief effect op de veiligheid op de weg en daarmee wordt veel ellende en slachtofferschap voorkomen.

Is het juist dat inzake belspellen het Openbaar Ministerie nu een schikking treft met omroepen (RTL/SBS) om strafvervolging te ontgaan? Is er sprake van een gelijke behandeling van de publieke en commerciele omroepen?

Naar aanleiding van een door de Minister van Justitie gedane aangifte (tegen een aantal commerciële omroepen), is in 2007 een strafrechtelijke onderzoek gestart naar de zogenaamde «belspellen» op de televisie. In dit onderzoek – dat onder leiding van het Functioneel Parket door de FIOD-ECD werd gevoerd – zijn de bedrijven 2 Waytraffic, Endemol Nederland BV, RTL Nederland BV en SBS Broadcasting als verdachten aangemerkt. De verdenking bestond eruit dat zij in strijd met de Wet op de kansspelen belspellen hadden geproduceerd of uitgezonden.

Het Functioneel Parket is met elk van deze bedrijven een transactie overeengekomen van EUR 80 000,– waarmee een strafprocedure werd voorkomen.

Naast deze transactie is, onder leiding van het Bureau Ontnemingswetgeving OM, onderzoek gedaan naar de behaalde winst uit deze activiteiten. Ter voorkoming van een ontnemingsprocedure betalen de bedrijven de navolgende bedragen aan de Staat:

EUR 4 250 000,– door 2Waytraffic

EUR 1 420 000,– door Endemol

EUR 9 000 000,– door RTL en

EUR 9 000 000,– door SBS.

Nu het strafrechtelijk onderzoek niet zag op andere verdachten dan hiervoor genoemd, is er geen sprake van een ongelijke behandeling.

Hoeveel van de opgelegde (definitieve) strafvonnissen zijn de afgelopen jaren verjaard en/of niet uitgezeten?

Als de vonnissen niet zijn verjaard, staan ze «open» en zijn ze onderdeel van de werkvoorraad. Dit houdt in dat op openstaande zaken alsnog kan worden betaald (in geval van vervangende hechtenis bij geldboetes of ontnemings- en schadevergoedingsmaatregelen) of de (vervangende) vrijheidsstraf ten uitvoer kan worden gelegd. Om een indicatie te geven van de aantallen kan het volgende worden gemeld. De aantallen afgedane zaken (uitstroom) en het aantal verjaarde zaken zijn de volgende:

– Vrijheidsstraffen: 15 941 zaken uitgestroomd, van deze uitgestroomde zaken zijn 1 256 (7,88%) zaken geëxpireerd.

– Omgezette taakstraffen: 8 185 zaken zijn uitgestroomd, van deze zaken zijn 21 (0,26%) zaken geexpireerd.

– Taakstraffen, er zijn 40 464 taakstraffen uitgestroomd, van deze zaken zijn er geen als geëxpireerd afgedaan. Na gedeeltelijk (mislukte) uitvoering wordt een bevel vervangende hechtenis gegeven. Die vervangende hechtenis kan gedurende de executieverjaringstermijn worden ten uitvoer worden gelegd.

– Strafrechtboetes: er zijn in 2008 200 027 zaken uitgestroomd, daarvan zijn 29 906 geëxpireerd (14,95%). Er verjaren relatief veel geldboetezaken omdat deze vaak overtredingen betreffen. Overtredingen hebben een relatief korte executieverjaringstermijn (4 jaar).

– Ontnemingsmaatregelen: er zijn 986 zaken in 2008 uitgestroomd, daarvan zijn er 2 verjaard.

– Schadevergoedingsmaatregelen: er zijn 15 144 zaken uitgestroomd, daarvan zijn 127 (0,84%) zaken verjaard.

Ten aanzien van winkelcriminaliteit het verzoek ott meer toezichthouders m.b.v. PPS financiering.

De informatievoorziening aan private toezichthouders vanuit politie moet worden verbeterd.

De stijging van het aantal winkeldiefstallen is zorgelijk. Om deze stijging een halt toe te roepen zoeken wij directe samenwerking met bedrijven en bedrijfstakken die hierdoor worden getroffen.

De heer Teeven wil dat mogelijke belemmeringen bij de bestrijding van winkel- en overvalcriminaliteit worden weggenomen. Hij noemt daarbij onderwerpen als surveillance in burger en de informatie-uitwisseling tussen publieke en private partijen.

Ik onderschrijf dat we geen onnodige barrières moeten opwerpen als het gaat om de aanpak van winkel- en overvalcriminaliteit. Voor winkelsurveillance in burger zal een proef worden genomen met vereenvoudiging en versnelling van de ontheffingsprocedure voor de uniformplicht. Binnen de proef zal zonder nader onderzoek een ontheffing worden verleend en zal alleen worden toegezien op de naleving van de voorwaarden. Bezien wordt ook hoe de rapportageplicht kan worden vereenvoudigd.

Voor informatie-uitwisseling tussen private toezichthouders en de politie gelden de kaders van de Wet politiegegevens. Deze wet biedt de mogelijkheid om op regionaal niveau te besluiten tot verstrekking van politiegegevens aan derden als sprake is van een zwaarwegend algemeen belang dat tot verstrekking noodzaakt. Het kan gaan om gegevensverstrekkingen in incidentele gevallen (artikel 19 WPG) of om meer structurele verstrekkingen in het kader van een samenwerkingsverband van de politie met andere personen of instanties (artikel 20 WPG).

Zoals toegezegd bij het Algemeen Overleg met uw Kamer op 15 oktober jl. zal voor mobiele bendes in een proeftuin het delen van informatie tussen de politie en private toezichthouders nader worden bekeken.

Over de resultaten van de proeftuinen zullen mijn ambtgenote van BZK en ik uw Kamer voor de zomer van 2010 berichten.

Waarom kunnen jonge criminelen, vaak allochtonen, wijken terroriseren?

Ik onderken dat er in sommige wijken problemen zijn met overlastgevende dan wel criminele jongeren en dat is dan ook de reden dat deze problematiek in de volle aandacht staat van dit kabinet. Niet voor niets heeft dit kabinet een actieplan opgesteld dat is gericht op het tegengaan van overlast en verloedering. Niet voor niets wordt in het kader van het project Veiligheid begint bij Voorkomen een specifiek programma gericht op het tegengaan van jeugdcriminaliteit uitgevoerd. Ik wil op deze plaats verwijzen naar de Tweede Voortgangsrapportage Veiligheid begint bij Voorkomen die op 30 oktober jl., aan uw Kamer is gezonden. Om overlast en crimineel gedrag van jeugdigen nog beter aan te kunnen pakken vindt momenteel door de politie een landelijke inventarisatie plaats van jeugdgroepen (Masterplan jeugdgroepen). Dit geschiedt aan de hand van de zogenaamde Beke-methode die verschillende soorten jeugdgroepen onderscheidt (hinderlijke jeugdgroepen, overlastgevende groepen en criminele groepen). Afhankelijk van de aard van de groep kan dan op lokaal niveau een passende reactie worden gegeven. In het veiligheidshuis/driehoek kan die aanpak, zowel gericht op preventie als op repressie, tussen alle, bij de aanpak betrokken, organisaties worden afgestemd.

Waarom kunnen criminele Roma in Nieuwegein hun gang gaan?

Met betrekking tot de gesignaleerde problemen met Roma in diverse gemeenten is uw Kamer bij brief van 26 juni 2009, (TK 31 700 XVIII) geïnformeerd. Hierover is in een Algemeen Overleg op 8 oktober jl. met uw Kamer gesproken. Kortheidshalve verwijs ik u naar de brief en het verslag van dit Algemeen Overleg.

Fractie PvdA

Is de Minister bereid om een meldplicht in te voeren wat betreft mensenhandel?

Door de Task Force mensenhandel is in 2009 geconstateerd dat de landelijke registratie van slachtoffers van mensenhandel beter moet. Ik ben het daarmee eens en heb daarom eerder dit jaar extra middelen beschikbaar gesteld aan Comensha voor de uitvoering van een projectplan om tot een betere registratie te komen. Het plan houdt in dat met de aanleverende instanties afspraken worden gemaakt over de aard van de gegevens die moeten worden aangeleverd. Ik verwacht dat de afspraken op korte termijn kunnen worden geïmplementeerd en dat het invoeren van een meldplicht daarmee niet meer nodig zal zijn.

Een reactie van de Minister van Justitie en bereidheid om dit hoog op de agenda te zetten bij het OM.

In de Nederlandse strafzaak betreffende een verdachte die in Brazilië al wegens kinderporno werd veroordeeld is geen sprake van het vrijlaten van de verdachte. Betrokkene was al op vrije voeten, aangezien de voorlopige hechtenis was opgeheven, omdat de duur die betrokkene in voorlopige hechtenis had doorgebracht, de duur van de in eerste aanleg opgelegde straf al had overschreden.

Naar het oordeel van het gerechtshof was de tenlastelegging onvoldoende helder, waardoor deze niet voldeed aan de eisen die daaraan gesteld moeten worden. Dat dit bij het opstellen van de dagvaarding niet is onderkend, valt te betreuren. Het OM heeft mij bericht, dat de verdachte opnieuw zal worden gedagvaard. De Braziliaanse feiten vallen daarbuiten. Immers, op grond van het Nederlands-Braziliaanse WOTS-verdrag zal te zijner tijd de executie van het Braziliaanse vonnis worden overgenomen.

Fractie PVV

268 miljoen euro uittrekken voor reclassering moet stoppen want er zijn zeer veel recidivisten, allochtone recidivisten moeten het land uit en de recidiverende crimineel moet deze kosten zelf betalen.

Dit kabinet werkt aan een veiliger samenleving en streeft naar een vermindering van recidive met 10 procentpunt ten opzichte van 2002. Criminaliteit veroorzaakt nog steeds veel maatschappelijke overlast. Veel van deze overlast wordt veroorzaakt door recidivisten. Uit de cijfers blijkt dat naar verwachting ruim 70 procent van de gedetineerden binnen zeven jaar opnieuw de fout ingaat. Het kabinet vindt die situatie niet aanvaardbaar en pakt daarom de maatschappelijke overlast die wordt veroorzaakt door criminaliteit aan.

Er is een vaste groep mensen die steeds opnieuw met Justitie in aanraking komt. Het uitgangspunt van de persoonsgerichte aanpak is het doorbreken van hun criminele levenspatronen. Hierbij is de inzet van reclassering onmisbaar: gevangenisstraf alleen helpt niet. Er dient te worden ingezet op gedragsverandering bij deze ex-gedetineerden met als doel het voorkomen dat zij opnieuw een strafbaar feit plegen. Dit zal gebeuren onder strikt toezicht en is verre van vrijblijvend.

Bij de aanpak van justitiabelen wordt gestreefd naar reïntegratie zonder recidive, waarbij de afkomst van de veroordeelde geen rol speelt. Als uitgangspunt geldt dat een overheid die burgers een sanctie oplegt, daarvoor geen financiële bijdrage vraagt en afdwingt. Daarnaast is de financiële draagkracht van justitiabelen over het algemeen niet toereikend, een groot deel van hen heeft schulden. Het hebben van schulden is zelfs een van de belangrijkste criminogene factoren.

Na overschrijding van de betalingstermijn van boetes worden boetes verhoogd en wordt het verschuldigde bedrag, inclusief alle bijkomende kosten, afgeschreven door het CJIB via automatische incasso. Waarom wordt een opgelegde boete niet direct afgeschreven en wordt gewacht tot de betalingstermijn is overschreden, waardoor de burger meer moet betalen?

Bij een op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften opgelegde boete heeft de burger de keuze tussen het betalen van de boete of het in bezwaar gaan tegen deze boete. Als geen bezwaarschrift wordt ingediend kan het CJIB bij niet-betaling incassomaatregelen inzetten, zoals het afschrijven van een bankrekening. Het voorstel om een opgelegde boete direct af te schrijven van een bankrekening, nog voordat de burger in de gelegenheid is gesteld bezwaar te maken, kan echter niet worden gevolgd omdat daarmee de burger de mogelijkheid zou worden ontnomen om in bezwaar te gaan tegen de opgelegde boete. Dit zou in strijd zijn met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Wat heeft de regering gedaan om Antilliaanse pardonregeling tegen te gaan?

De toelating van vreemdelingen is een aangelegenheid van het land de Nederlandse Antillen.

De zogenoemde «Brooks Tower regeling» is erop gericht de Antilliaanse overheid beter inzicht te verschaffen in het aantal ongedocumenteerde vreemdelingen op de eilanden en het aantal ongedocumenteerden terug te dringen. Het behelst geen generaal pardon voor ongedocumenteerde vreemdelingen. Ongedocumenteerde vreemdelingen kunnen op grond van deze regeling onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor een jaar. Om vervolgens in aanmerking te komen voor een reguliere vergunning tot tijdelijke verblijf zullen zij moeten voldoen aan de reguliere voorwaarden. Tijdens mijn werkbezoek in oktober aan de Nederlandse Antillen heb ik met de Minister van Justitie van de Nederlands Antillen gesproken over het belang van een zorgvuldige uitvoering van deze regeling. Ik zal de uitvoering van deze regeling nauwlettend laten volgen.

Het lijkt dat bekeuringen alleen dienen voor het dichten van de Justitiebegroting. Hierdoor is de geloofwaardigheid van de Minister van Justitie in het geding. Dit verbaliseringsbeleid moet stoppen.

Het opleggen van boetes ter handhaving van de verkeersregels heeft tot doel het gedrag van weggebruikers te beïnvloeden en daarmee de verkeersveiligheid te bevorderen.

Pedofiel Eindhoven Hoe is het mogelijk dat deze pedofiel vrij is, nu het vonnis nog niet onherroepelijk is? Wordt het voorstel PVV (het vonnis bij voorraad uitvoerbaar maken) door MvJ overgenomen? Zo nee, waarom niet?

Ik heb uw Kamer dinsdag jl. een uitgebreide brief gestuurd over de zaak van de Eindhovense pedofiel en de maatregelen die ik zal treffen om de toezichtloze periode waarop de PVV doelt, te voorkomen. Daarin staat dat ik zal bezien op welke wijze de wetgeving zodanig kan worden aangepast dat in nader te bepalen gevallen de rechter op vordering van de officier van justitie kan bepalen dat de tenuitvoerlegging van maatregelen die gericht zijn op het beperken van recidivegevaar eerder plaatsvindt.

Fractie ChristenUnie

Wat vindt de Minister van het pleidooi van Comensha voor een bredere meldplicht voor alle instanties die met slachtoffers van mensenhandel te maken hebben? Hiermee kan een beter beeld van mensenhandel, binnen en buiten Nederland, worden gekregen.

Ik ondersteun dit pleidooi. Ook in de Task Force mensenhandel is in 2009 geconstateerd dat de landelijke registratie van slachtoffers van mensenhandel moet worden verbeterd. Ik ben het daarmee eens en heb daarom eerder dit jaar extra middelen beschikbaar gesteld aan Comensha voor de uitvoering van een projectplan om tot een betere registratie te komen. Het plan houdt in dat met de aanleverende instanties afspraken worden gemaakt over de aard van de gegevens die moeten worden aangeleverd. Ik verwacht dat de afspraken op korte termijn kunnen worden gemaakt en dat het invoeren van een meldplicht daarmee niet meer nodig zal zijn.

Wat is de stand van zaken van de wet op de kansspelen?

Bij brieven van 23 december 2008 (Kamerstukken 2008/09, 24 557, nr. 93) en 27 januari 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 24 557, nr. 95) heb ik de Kamer meegedeeld dat ik enkele beleidswijzigingen overweeg op het gebied van het kansspelbeleid. Het betreft de inrichting van het vergunningstelsel, de wijze waarop vergunningen worden afgegeven, de rol van de nieuw op te richten kansspelautoriteit hierbij, het model verdeelsysteem voor kansspelgelden en de mogelijkheden via internet te spelen. Deze beleidswijzigingen worden de komende tijd uitgewerkt en daarna verwerkt in een voorstel voor een nieuwe Wet op de kansspelen. Doordat de uitwerking geruime tijd zal vergen, loopt het wetgevingstraject voor een nieuwe Wet op de kansspelen vertraging op. Omdat in de praktijk behoefte bestaat aan een daadkrachtige toezichthouder, wordt ondertussen met voorrang gewerkt aan een wetgevingstraject ter instelling van een kansspelautoriteit. Het advies van de Raad van State inzake dit wetsvoorstel is inmiddels ontvangen. Het wetsvoorstel zal op korte termijn bij de Kamer worden ingediend.

Wat is de stand van zaken van de toezegging voor een onderzoek naar het opheffen van de koude uitsluiting?

Het WODC heeft offertes gevraagd voor een beschrijvend, normatief en rechtsvergelijkend onderzoek. De indiening van de offertes sluit op 9 november aanstaande. Het is de bedoeling dat de opdracht voor het onderzoek op korte termijn zal worden gegund en dat het onderzoek spoedig daarna van start zal gaan. Het onderzoek zal niet langer dan ongeveer 6 maanden in beslag nemen. Met de uitkomsten van het onderzoek wordt beoogd de vraag te beantwoorden of en zo ja tot welke regeling van het vraagstuk van de koude uitsluiting moet worden overgegaan.

Fractie GroenLinks

We wachten al te lang op het wetsvoorstel lesbisch ouderschap. Wanneer kunnen we dit verwachten?

Een wetsvoorstel dat de terzake nodige wijzigingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bevat is inmiddels opgesteld en wordt nu afgestemd met de beide andere betrokken bewindspersonen, te weten de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Jeugd en Gezin.

Nog dit najaar zal er een internetconsultatie plaatsvinden van het voorontwerp, waarbij alle belanghebbenden en andere belangstellenden kunnen reageren.

De Consumentenbescherming anno 2009 is niet voldoende. Biedt het stelsel nog voldoende juridische bescherming? Groen Links: doet enkele voorstellen: wettelijke regelen van een gratis klachtenlijn. Voor bedrijven met meer dan 250 werknemers dient een gratis klachtenlijn te worden openen.

Vorig jaar is de positie van rechtsconsumenten verstevigd met de uitvoering van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, onder meer door de toevoeging van lijsten met praktijken waarvan de wet zegt dat die agressief of misleidend zijn in de wet (art. 6:193a e.v. BW).

Voor consumenten is er al de klachtenlijn van «consuwijzer», het informatiepunt van de Consumentenautoriteit (http://www.consuwijzer.nl/).

Verder groeit het aantal geschillencommissies onder auspiciën van de SER; thans ongeveer 44. De geschillencommissies bieden laagdrempelige beslechting van een geschil tussen een consument en een leverancier.

Consumenten die illegaal downloaden worden gecriminaliseerd, zonder dat er voldoende legaal aanbod is. Wat gaat de Minister van Justitie hiertegen doen? (Voorlichten heeft de voorkeur boven vervolgen)

Mevrouw Azough heeft haar bezorgdheid uitgesproken over de voornemens van het kabinet om downloaden uit illegale bron strafbaar te stellen. Het kabinet heeft in zijn reactie op het rapport van de werkgroep Auteursrecht (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 29 838 en 31 766, nr. 19) aangegeven dat het thuiskopiestelsel per 1 januari 2010 met drie jaar gaat verlengen. In de tussenliggende periode wordt dan een wettelijke regeling voorbereid die het downloaden uit illegale bron verbiedt. Voorwaarde daarbij is wel dat marktpartijen de komende jaren nieuwe bedrijfsmodellen voor film en muziek in de digitale omgeving ontwikkelen om het voor de consument aantrekkelijk te maken om legaal muziek en film aan te schaffen. Dit sluit aan bij de mening van de parlementaire werkgroep. De handhaving van het verbod van downloading uit evident onrechtmatige bron kan de haalbaarheid van de nieuw te ontwikkelen bedrijfsmodellen vergroten. Verdere afstemming in Europa van het beleid zal gezien het internationale karakter van het internet daarbij een voorwaarde zijn.

Burger en overheid moeten beter bewust worden gemaakt van privacyrisico’s.

Het College Bescherming Persoonsgegevens moet beter worden bewapend om overtredingen adequaat te bestrijden.

Daarnaast moet er een website komen waar burgers een compleet beeld krijgen van registratie door welke instantie, met welk doel en hoe zij zich daartegen kunnen verzetten.

Op 3 november 2009 hebben mijn ambtgenote van BZK en ik namens het kabinet onze reactie gegeven op het rapport van de Adviescommissie Veiligheid en persoonlijke levenssfeer en de evaluatierapporten over de werking van de Wet bescherming persoonsgegevens.

Het kabinet spreekt in deze brief uit dat de burgers in Nederland erop mogen vertrouwen dat zorgvuldig met hun persoonsgegevens wordt omgegaan als deze worden verwerkt. Tegelijk mogen zij erop rekenen dat overheidsinstanties informatie met elkaar delen als dat voor de bescherming van hun veiligheid vereist is.

Het kabinet kiest voor een tweevoudige bescherming: zowel de veiligheid van de burger als zijn persoonlijke levenssfeer dient te worden beschermd. Instanties die gegevens gaan gebruiken, moeten vooraf bepalen welke gegevens zij nodig hebben en met welk doel. En zij moeten dit ook duidelijk maken aan de burger. Het toezicht op de naleving wordt aangescherpt. Het delen van reeds beschikbare gegevens tussen overheidsinstanties wordt verder gestimuleerd ten behoeve van de veiligheid en de hulpverlening.

Als ik de wensen zie, die de vragensteller naar voren heeft gebracht, dan vallen die naar mijn mening samen met een aantal van de activiteiten die in deze brief worden aangekondigd.

Allereerst wil het kabinet meer aandacht voor de wijze waarop met persoonsgegevens wordt omgegaan. Dat begint met een zorgvuldige toets in de vorm van een risicoanalyse voorafgaand aan het verzamelen van gegevens. Door het ontwikkelen van een Privacy Impact Assessment wil de overheid de professional behulpzaam zijn bij het identificeren van mogelijke privacyrisco’s en het nemen van maatregelen om deze risico’s te ondervangen.

Verder zal voor professionals een helpdesk worden ingericht die hen kan helpen bij het nemen van besluiten over wanneer en op welke wijze persoonsgegevens kunnen worden uitgewisseld.

Ten tweede het verhogen van de privacybewustwording. Veel gegevens worden verzameld omdat de burger die vrijwillig ter beschikking stelt, bijvoorbeeld bij aankopen op internet. Uit onderzoek blijkt dat burgers zich niet altijd bewust zijn van privacyrisico’s, maar ook dat zij hun handelen slechts mondjesmaat aanpassen wanneer zij daar wel van bewust zijn. Het is echter van groot belang dat burgers zich van de mogelijke effecten van hun gedrag bewust worden en daar ook naar handelen. Om dit te bevorderen is de overheid een campagne «Veilig internetten. Heb je zelf in de hand.» gestart.

In navolging van de commissie Brouwer-Korf onderstreept het kabinet het belang van robuust extern toezicht. Om dit mogelijk te maken zal de maatschappelijke adviestaak die thans nog door het College bescherming persoonsgegevens wordt vervuld, worden overgeheveld naar de eerder genoemde helpdesk. Het Cbp kan zich dan meer toeleggen op de handhaving. De sanctiemogelijkheden van het Cbp worden uitgebreid met de bevoegdheid van het opleggen van bestuurlijke boetes.

Om de positie van de burger beter te beschermen moet de burger door overheidsinstellingen en bedrijven die zijn gegevens verwerken beter worden geïnformeerd over die verwerkingen. Initiatieven die een bijdrage leveren aan de positie van de burger bij de verwerking van zijn persoonsgegevens, worden versterkt. In dit verband kan worden gewezen op de website www.burgerservicenummer.nl waarop iedereen kan nagaan welke organisatie welke gegevens uitwisselt met behulp van het burgerservicenummer. Op de website www.mijnoverheid.nl kunnen burgers inzien welke informatie bij overheidsorganisaties over hen bekend is.

Wat gaat de brede heroverweging betekenen voor veiligheid, preventie en reclassering? Deze zaken mogen hier niet onder lijden.

Er zullen geen thema’s zijn die behoren tot de taakopdracht van de interdepartementale werkgroepen, die op voorhand worden uitgesloten van het onderzoek naar mogelijke bezuinigingen. De diverse werkgroepen zijn inmiddels geïnstalleerd en zullen op 1 mei 2010 de resultaten van de heroverwegingsanalyse aan het kabinet aanbieden. Er zal niet tussentijds worden gerapporteerd over de voortgang. Uiteraard zal in het kader van de Voorjaarsnota 2010 en de daarop volgende begrotingsbehandelingen voor het jaar 2011 intensief met de Kamer worden gediscussieerd over de voorstellen die te zijner tijd al dan niet op tafel zullen komen.

Ik verwijs kortheidshalve verder naar de brief van de Minister-President aan de Kamer, waarin een en ander is toegelicht (32 123 nr. 25).

Fractie D66

Wat betreft de evaluatie van het Nederlands anti-terrorismebeleid zou de Minister de motie opvolgen. Wanneer kan een onderzoeksopzet worden verwacht?

In de door uw Kamer aangenomen motie van de heer Pechtold van 15 november 2007 is de regering verzocht te bezien op welke wijze een onderzoek naar het Nederlandse antiterrorismebeleid het beste kan worden vormgegeven. Zoals u weet, heeft het kabinet gevolg gegeven aan deze motie door het instellen van de Commissie-Suyver. In juli van dit jaar hebben mijn collega van BZK en ik uw Kamer het rapport van de commissie met onze reactie toegestuurd.

Tijdens het Algemeen Overleg over terrorisme met uw Kamer afgelopen week (29 oktober jl.) heb ik uw Kamer aangegeven de aanbevelingen van het rapport van de Commissie-Suyver direct ter hand te nemen en in eigen verantwoordelijkheid hieraan uitvoering te geven. Ik heb uw Kamer toegezegd hiertoe een werkplan op te stellen. Ik ben voornemens u hierover in januari te informeren.

Als de economie herstelt zal waarschijnlijk het aantal rechtzaken stijgen. Het is van belang om hier tijdig in te investeren.

Voor het aantal zaakcategorieën is het waarschijnlijk dat de instroom voor zaken de komende tijd zal stijgen. Andere categorieën zullen dalen. De omvang en duur van deze mutaties alsook de effecten van de economische recessie op andere sectoren zijn echter uiterst moeilijk te voorspellen. De beperkte financiële ruimte heeft ertoe geleid dat de ingediende begroting van de Raad maar beperkt is gehonoreerd. Een extra investering in de Rechtspraak is dus niet aan de orde. Indien de recessie voortduurt en de instroomverwachting van de Raad werkelijkheid wordt, dan kunnen de gevolgen voor voorraden en doorlooptijden – gegeven de huidige productieafspraken – groot zijn. Ik zal daarom de ontwikkelingen nauwkeurig volgen zodat – indien nodig en mogelijk – alsnog maatregelen getroffen kunnen worden. Aangezien de financiële mogelijkheden maar ook de expansiemogelijkheden van de rechtspraak zelf beperkingen kennen, zal daarbij ook uitdrukkelijk gekeken moeten worden naar instroombeperkende maatregelen en zal een extra inspanning van de rechtspraak nodig zijn om het oplopen van voorraden en doorlooptijden zoveel mogelijk te voorkomen.

De positie van lesbische meemoeders moet goed geregeld worden. Een wetsvoorstel wordt nu voor volgende kabinetsperiode gepland. Is het mogelijk het wetsvoorstel lesbisch ouderschap eerder te krijgen?

Een wetsvoorstel dat de terzake nodige wijzigingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bevat, is inmiddels opgesteld en wordt nu afgestemd met de beide andere betrokken bewindspersonen, te weten de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Jeugd en Gezin.

Nog dit najaar zal er een internetconsultatie plaatsvinden van het voorontwerp, waarbij alle belanghebbenden en andere belangstellenden kunnen reageren.

Raadsman bij het eerste politieverhoor: heeft Minister ambitie om wetsvoorstel nog voor 2011 in werking te stellen? Wanneer krijgt TK dit voorstel?

De heer Pechtold heeft mij gevraagd of het wetsvoorstel inzake de raadsman bij het politieverhoor nog voor 2011 in werking kan treden. Die ambitie is er. Het wetsvoorstel tot herziening van het Wetboek van Strafvordering waarin het recht op rechtsbijstand van een verdachte bij het politieverhoor zal worden geregeld, wordt voorbereid. Het experiment dat momenteel wordt uitgevoerd loopt in mei 2010 af en wordt geëvalueerd. De uitkomsten van dat experiment zullen, evenals de arresten van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en van de Hoge Raad inzake het verlenen van rechtsbijstand voorafgaand aan het politieverhoor, worden betrokken bij de voorbereiding van het wetsvoorstel dat ik u voor het eind van 2010 hoop te kunnen aanbieden.

Nauwe betrokkenheid ten aanzien van onderhandeling over PNR is ondanks de motie van D66 niet het geval? Het verzoek is om de Kamer nauw te betrekken. Graag reflectie van de Minister van Justitie op de stand van zaken van de motie.

In de motie verzoekt uw Kamer de regering om vooralsnog niet akkoord te gaan met het voorstel om een EU PNR systeem in te voeren, noch verdere stappen te ondernemen en om het Nederlandse en Europees parlement nauw te betrekken bij het verdere besluitvormingstraject.

In maart jl. heeft een AO plaatsgevonden over de stand van zaken rondom het EU-PNR kaderbesluit. Ook hebben leden van uw Kamer een werkbezoek aan Schiphol gebracht. Er zijn sedertdien geen grote ontwikkelingen te melden. Onder het Tsjechisch voorzitterschap zijn enkele raadswerkgroepen gehouden, maar die hebben nog niet tot substantiële vooruitgang geleid.

Onder het huidige Zweedse EU-voorzitterschap is besloten de onderhandelingen stil te leggen totdat het Verdrag van Lissabon in werking zal treden (thans voorzien op 1 december 2009). Dan zal de codecisieprocedure van toepassing zijn en zal het Europees Parlement dus nauw betrokken worden bij het verdere besluitvormingstraject. Vanzelfsprekend zal uw Kamer van de voortgang op de hoogte worden gehouden.

Welke rol speelt de MvJ in het innovatieplatform Den Haag «stad van het recht»

Nederland is gastheer van internationale intergouvernementele organisaties (IO’s) van uiteenlopende aard die zich inzetten op het terrein van recht en vrede; internationale hoven en tribunalen, Europese instellingen en vele andere organisaties. Onder deze instellingen zijn ook veel kennisinstellingen die zich buigen over internationale juridische vraagstukken. Den Haag is in die zin een kruispunt. Niet voor niets kreeg de stad van toenmalige Secretaris-generaal van de VN Boutros Boutros-Ghali de eervolle omschrijving van juridische hoofdstad van de wereld. Voorts brengt de aanwezigheid van al die organisaties aanzienlijke politieke, economische en culturele voordelen met zich mee, daarom werft het kabinet sinds 1988 actief IO’s en is hun aantal in Nederland sterk toegenomen. Justitie steunt deze ontwikkeling. Inhoudelijk door het stimuleren van kennisuitwisseling en anderzijds door haar bijdrage te leveren aan het Nederlandse gastheerschap via haar uitvoeringsorganisaties. Zoals reeds door de Minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer is toegezegd, zal in het voorjaar van 2010 een nota verschijnen over het gastheerschap van Nederland. Ten aanzien van de expertise ondersteunt Justitie het initiatief van de gemeente Den Haag om te komen tot een betere samenwerking tussen universiteiten en kennisinstellingen, dat zou kunnen leiden tot een – zoals door u betiteld – «kennisknooppunt».

Fractie SGP

Hoe staat het met onderzoek t.a.v. mogelijkheden om verspreiding van schadelijke mediabeelden en geweldadige spelen onder minderjarigen tegen te gaan (eerdere motie van der Staay)?

Naar aanleiding van het onderzoek «Horen, zien, verkrijgen?» is in februari dit jaar bij convenant afspraken gemaakt met de audiovisuele branche die aangesloten zijn bij het Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media (Nicam) over de verbetering van de naleving van leeftijdsgrenzen bij distributie en verkoop van schadelijke mediabeelden aan minderjarigen. Daarnaast is eind oktober met een aantal grote ondernemingen een convenant gesloten, opdat zij een voorbeeldfunctie gaan vervullen bij de naleving. De afspraken hebben betrekking op instructie en certificering van het verkopend personeel via e-learning, en campagne om het publiek, waaronder ook ouders, te informeren en het verscherpen van toezicht van overheidswege op de naleving. Voorts worden momenteel de mogelijkheden onderzocht om online verkoop aan minderjarigen van leeftijdsgebonden producten, waaronder schadelijke mediabeelden, aan banden te leggen. Zodra de mogelijkheden in kaart zijn gebracht, zal ik uw Kamer hierover berichten. De mogelijkheden en implicaties voor een verbod op extreem gewelddadige games worden momenteel ook onderzocht. Uw Kamer zal hierover nog dit jaar worden bericht.

In hoeverre is er al actiever handhavingsbeleid ten aanzien van dwang in prostitutie, naar aanleiding van onderzoek «schone schijn»?

Ik deel de zorg van de SGP over het rapport Schone Schijn, waaruit blijkt dat het huidige prostitutiebeleid soms tekortschiet bij het signaleren van misstanden in de prostitutiebranche. Met de intensivering van het handhavingsbeleid kan dan ook niet gewacht worden op inwerking van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche. De Task Force aanpak mensenhandel is reeds gestart met maatregelen die betrekking hebben op versterking van het toezicht en de handhaving in de prostitutiebranche. Zo heeft de Task Force op 29 oktober 2009 een handreiking gepresenteerd voor een heldere taakverdeling tussen gemeenten en politie bij toezicht en handhaving. De Task Force presenteerde verder een toolkit, die gemeenten een aantal instrumenten biedt om toezicht en handhaving op lokaal niveau te versterken.

Ik voorzie dat de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche zal leiden tot meer zicht en grip op de branche. Het toezicht zal worden vergemakkelijkt doordat een groter deel dan thans het geval is van de branche onder de vergunningplicht zal worden gebracht en het onderscheid tussen het legale deel van de branche en het illegale deel van de branche zal worden verduidelijkt. Ook de grotere uniformiteit in vergunningvoorwaarden zal het toezicht vergemakkelijken.

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche zal met gemeenten gecommuniceerd worden over de urgentie van de aanpak van mensenhandel en wat gemeenten daar in praktische zin aan zouden kunnen doen. Begin 2010 wordt hiertoe een conferentie voor gemeenten georganiseerd.

Gisteren werd bekend dat levensbeëindiging bij pasgeborenen plaatsvindt zonder dat daar een toetsingscommissie aan te pas komt. Wat doet de Minister van Justitie om te zorgen dat in dit kader de meldplicht wordt nagekomen?

Op 2 november 2009 is het jaarverslag 2008 officieel door de commissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen (de commissie Hubben) aangeboden aan de verantwoordelijke bewindslieden. Het jaarverslag zal voor het reeds geplande algemeen overleg van 18 november a.s. aan uw Kamer worden aangeboden, zodat er tijdens dat algemeen overleg uitgebreid kan worden ingegaan op dit rapport. De commissie heeft een aantal activiteiten genoemd om de meldingsbereidheid te stimuleren. Deze activiteiten voor 2009 en 2010 zijn:

– de commissie gaat fictieve casuïstiek ontwikkelen om te bespreken met de beroepsgroep tijdens bezoeken van de commissie aan Neonatalogische intensive care units (NICU’s)

– bezoeken van de NICU’s

– bezoeken van de streekziekenhuizen

– gesprekken voeren met het veld (kinderneurologen).

Vanaf wanneer zal het gebruik van alcohol & drugs worden meegenomen in de straftoemeting?

Zoals bij brief van 19 augustus 2009 (TK, 2008–2009, 28 684, nr. 237) inzake de stijging van uitgaangsgeweld is aangekondigd, zal het gebruik van alcohol als strafverzwaringseis bij geweldsdelicten gaan gelden. In welke mate de strafeis door het Openbaar Ministerie wordt verzwaard en welk promillage als richtlijn gaat gelden, wordt momenteel onderzocht. Naar verwachting zal de verhoogde strafeis medio 2010 zijn beslag krijgen. Voor drugsgebruik bestaat op dit moment geen voornemen tot verhoging van de straftoemeting of de strafeis.

Waarom gaat de regering zo gemakkelijk voorbij aan het standpunt van de VN inzake euthanasiebeleid in Nederland?

Op 15 oktober 2009 heb ik, mede namens de Minister van BZK, de Minister van SZW, de Minister van OC en W, de Minister voor WWI, de Minister voor Jeugd en Gezin en de Staatssecretaris van VWS uw Kamer een brief gestuurd die een reactie behelst op de aanbevelingen van het VN-comité inzake burgerlijke en politieke rechten. Ik verwijs naar deze brief. Daarbij is niet alleen het coalitie-akkoord van belang, maar ook het evaluatierapport met kabinetsstandpunt. Wij hebben op dit moment niets hebben toe te voegen.

Kunnen ambtenaren van de IND ook een Islamitische ambteed afleggen? Is dit zo? Is er de bereidheid om dit te herstellen?

Aan medewerkers die de Islam aanhangen is tot begin 2009 de mogelijkheid geboden om de eed «In de naam van Allah» af te leggen. Vanaf begin 2009 vindt de eedaflegging plaats conform de formuleringen, zoals gehanteerd in de Regeling afleggen eed en belofte ambtenaar van de Minister van Justitie. Deze zijn in overeenstemming met de Wet betreffende de vorm van eden, beloften en bevestiging. In dit verband verwijzen wij naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak voor de Raad van State van 16 januari 2002, zaak nr. 200005735/1. Ik wijs erop dat ambtenaren van de IND onder het ARAR vallen.

Naar boven