Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 oktober 2009 over handhaving van het paddoverbod.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering, verwijzend naar Besluit 2008/206/JBZ van de Raad van de Europese Unie, zonder verdere argumentatie of risicoanalyse heeft geconcludeerd dat de stof 1-benzylpiperazine moet worden verboden in Nederland;

overwegende dat het voor het eerst is dat vanuit Europa bepaald wordt dat een bepaalde drug moet worden verboden;

van mening dat het drugsbeleid een nationale aangelegenheid is en moet blijven;

verzoekt de regering, zich in de Europese Unie maximaal in te spannen om de zeggenschap over het drugsbeleid terug te krijgen om te voorkomen dat de Europese Unielidstaten in de toekomst kan verplichten bepaalde drugs te verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen en Azough. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 241(24077).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Raad van de Europese Unie (Besluit 2008/206/JBZ) heeft besloten, de lidstaten te verplichten de stof 1-benzylpiperazine (BZP) te onderwerpen aan de controlemaatregelen die evenredig zijn aan de met deze stof samenhangende risico's, waarna de regering heeft besloten BZP op lijst II van de Opiumwet te plaatsen;

overwegende dat BZP toch al niet vrij verkrijgbaar was in Nederland omdat deze valt onder de geneesmiddelenwet, dat BZP zelden is gesignaleerd in Nederland, dat hiermee geen ongelukken zijn gebeurd noch te verwachten zijn en dat uit de minimale risicobeoordeling die door de Europese Unie is verricht onvoldoende overtuigend wetenschappelijk bewijs naar voren is gekomen over de aan BZP verbonden risico's;

van mening dat er goede argumenten moeten zijn om een bepaalde stof op lijst II van de Opiumwet te plaatsen, die hier niet aanwezig zijn;

verzoekt de regering, het verbod op BZP in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Azough en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 242(24077).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Omdat het kerstregime geldt, zal ik meteen mijn motie voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het huidige verbod op hallucinerende paddenstoelen bij lange na niet alle hallucinanten omvat;

constaterende dat na het zogenaamde paddoverbod er nieuwe natuurproducten met gelijksoortige werking op de markt zijn verschenen;

constaterende dat het praktisch en principieel onhaalbaar is om alle hallucinante gewassen te verbieden;

verzoekt de regering om in de toekomst bij het voorkomen van schade door hallucinante gewassen in de eerste plaats in te zetten op het verstrekken van voorlichting en regulering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Bouwmeester. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 243(24077).

Het woord is aan de heer Jager. Hij vervangt mevrouw Joldersma.

De heer Jager (CDA):

Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Jager

constaterende dat steeds meer mensen verslaafd raken aan GHB en de huidige aanpak onvoldoende effectief is om verslaving aan GHB tegen te gaan;

overwegende dat GHB zich tot een gevaarlijke drug aan het ontwikkelen is vanwege de snelle verspreiding en de overdosering bij gebruik;

overwegende dat GHB reeds onder de Opiumwet valt, maar de handhaving wordt bemoeilijkt omdat het met legale grondstoffen eenvoudig zelf te maken valt;

verzoekt de regering om met experts uit de praktijk bestaande knelpunten in de handhaving, preventie en behandeling van GHB te analyseren en te komen tot een meer integrale effectieve aanpak van GHB om zo de verdere ontwikkeling tot een gevaarlijke drug te stuiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jager, Joldersma en Anker. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 244(24077).

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ik wil de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het beleid is om bij een eerste constatering van verkoop van paddo's in een winkel slechts waarschuwend op te treden;

van mening dat de paddowinkeliers nu wel genoeg tijd hebben gehad om te wennen aan het paddoverbod en dat de handhaving van het paddoverbod niet te vrijblijvend en te soft mag blijven;

verzoekt de regering om het waarschuwingsbeleid voor paddoshops nu in te wisselen voor een beleid van direct verbaliseren en sluiting van paddoshops die nog in bedrijf blijken te zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 245(24077).

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verkoop van zogenaamde nepdope in Amsterdam, en in sommige andere steden, leidt tot vormen van (ernstige) overlast en openbareordeproblemen alsmede naverwante criminaliteit;

verzoekt de regering, te inventariseren of er in de praktijk behoefte bestaat aan wetgeving om de handel in nepdope tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Teeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 246(24077).

Wij wachten nu even tot de minister beschikt over de teksten van de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Hirsch Ballin:

Mevrouw de voorzitter. Dit VAO is het vervolg op het overleg dat is gevoerd naar aanleiding van het paddoverbod. Daarom is het misschien het beste als ik begin, in weerwil van de volgorde van indiening van de moties, met de motie van de heer Van der Ham en mevrouw Bouwmeester waarin wordt gevraagd om in de toekomst bij het voorkomen van schade door hallucinante gewassen – dat is weer iets anders dan hallucogenen – in de eerste plaats in te zetten op het verstrekken van voorlichting en regulering. Wij vinden die voorlichting en regulering erg belangrijk, maar het lijkt ons niet nodig om dat in een prioriteitsvolgorde te zetten. Het spreekt vanzelf voor mijn collega Klink en mij dat voorlichting en regulering van belang zijn. Dus voor zover de heer Van der Ham en mevrouw Bouwmeester niet vragen om prioriteit te geven aan voorlichting en regulering is het precies een bevestiging van ons beleid.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Mag ik hierover een vraag stellen?

De voorzitter:

Nee, de kern van het kerstregime is dat we dat niet doen. U begrijpt het oordeel over de motie niet? Als ik het goed heb begrepen, is het ondersteuning van beleid.

De heer Van der Ham (D66):

Maar ik begrijp het niet helemaal.

Minister Hirsch Ballin:

Mevrouw de voorzitter. Misschien is het goed als ik, even met uw goedvinden, expliciteer wat ik bedoelde te zeggen. Er staat een overweging in de motie die tegen ons beleid in lijkt te gaan. De conclusie is in onze ogen overbodig. Al met al zit mijn oordeel eigenlijk tussen "overbodig" en "te ontraden" in. Het lijkt me het beste als uw Kamer deze motie niet aanneemt.

De voorzitter:

Dan had ik het ook niet begrepen. Dan hebt u de motie ontraden.

Minister Hirsch Ballin:

Mevrouw de voorzitter. Dan ga ik naar de motie van mevrouw Van Velzen waarin wordt gevraagd om een maximale inspanning om de zeggenschap over het drugsbeleid terug te krijgen, om te voorkomen dat de EU-lidstaten in de toekomst gaan verplichten bepaalde drugs te verbieden. Wat betreft het verbod van drugs: het meeste vloeit voort uit bestaande verdragen. Er is enige jaren geleden besloten om drugsmonitoring in te stellen. Zoals toen is opgemerkt door het toenmalig lid van uw Kamer mevrouw Albayrak is daarbij in de bespreking bij het overleg over de JBZ-raad onder ogen gezien dat dit betekent dat het soort besluiten kan worden genomen als nu aan de orde is. Ik verwijs naar Kamerstuk 23490, nr. 325 uit 2003-2004, om de indruk te vermijden dat ik deze wetenschap alleen van horen zeggen heb. Op dit moment worden dus consequenties verbonden aan de besluitvorming die toen heeft plaatsgevonden. Daar heeft de tweede motie van mevrouw Van Velzen, mede ondertekend door mevrouw Azough en de heer Van der Ham betrekking op. Het betreffende uitvoeringsbesluit is ordelijk voorgehangen bij uw Kamer. Daar is een toelichting op gegeven door mijn collega Klink. Die toelichting is voor kennisgeving aangenomen. Dit zo zijnde ontraad ik beide moties.

De voorzitter:

Mevrouw Van Velzen, u begrijpt het niet?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik denk dat hier iets rechtgezet moet worden. Wij hebben dit voorstel niet voor kennisgeving aangenomen, maar daar een feitelijke vragenronde en een debat over gehad. Er bestond tijdens het debat ook al wat onduidelijkheid hierover. Duidelijk mag zijn dat ik die uitspraak hier voorleg, zodat de Kamer daar een besluit over neemt. Het is niet voor kennisgeving aangenomen.

Minister Hirsch Ballin:

De voorhangperiode is verstreken. Er is door mijn collega van Volksgezondheid gereageerd op de vragen en opmerkingen. Inmiddels is de algemene maatregel van bestuur tot stand gekomen omdat daarna geen vraag uit de Kamer is gevolgd om iets anders te doen. Ik respecteer het uiteraard als daar achteraf andere gevoelens over bestaan, maar dit was wel het verloop van de besluitvorming.

De leden Jager, Joldersma en Anker hebben een motie ingediend over GHB, waarin zorgen tot uitdrukking worden gebracht over het GHB-gebruik en de afhankelijkheid daarvan. Zoals wij ook in onze hoofdlijnenbrief over drugsbeleid hebben verwoord, streeft het kabinet een integrale aanpak na. Het Trimbos-instituut gaat een expertbijeenkomst organiseren, met experts uit de hulpverlening, justitie en politie. Die is bedoeld om ontwikkelingen te analyseren en mogelijk tot een integrale aanpak te komen. Wanneer de motie zoals voorgesteld door de leden Jager, Joldersma en Anker wordt aangenomen, zullen wij daar graag uitvoering aan geven.

De heer De Roon heeft een motie ingediend waarin tot uiting komt dat alleen maar een waarschuwing bij het constateren van de nu verboden verkoop van paddo's toch wel wat erg weinig is. Ik kan dat eigenlijk wel met hem eens zijn. Het is nu voldoende bekend dat dit verbod geldt. Er is ook niet een algemene regel dat er altijd alleen maar waarschuwend moet worden opgetreden. Er zijn echter omstandigheden, en het lokale driehoeksoverleg kan daarin een rol spelen, waarin het in een concreet geval niet raadzaam is, zoals dat ook bij andere delicten geldt, om onmiddellijk het stadium van de waarschuwing over te slaan. Dat ligt ook aan wat er aan de hand is, of het een miniem feit is of iets dergelijks. Dat zo zijnde, moet ik weerspreken dat er een soort algemeen waarschuwingsbeleid zou zijn als omschreven in het dictum van deze motie. Maar dat bij iets wat strafbaar is gesteld niet in algemene zin moet worden volstaan met waarschuwen, ben ik met de heer De Roon eens. Daar is deze motie echter niet voor nodig. Daarom ontraad ik ook deze motie.

De heer Teeven heeft een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om te inventariseren of er in de praktijk behoefte bestaat aan wetgeving om de handel in nepdope tegen te gaan. Ik heb in het AO al aangegeven dat er mogelijkheden zijn om daartegen op te treden, onder andere op grond van de Geneesmiddelenwet. Daarom zou ik op dit moment geen extra inspanningen ten aanzien van de zogenaamde nepdope willen organiseren. Uiteraard komt de lijst van verdovende middelen aan de orde bij de besluitvorming naar aanleiding van het rapport van de commissie-Van de Donk. Met het oog daarop ontraad ik ook deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de beantwoording. Stemmingen over deze moties zijn gewoon volgende week dinsdag. Ik schors de vergadering nu twee minuten. Daarna kunnen wij beginnen met het antwoord van de bewindslieden in het debat over de begroting van Justitie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven