Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 2008 (31200 III);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Huis der Koningin (I) voor het jaar 2008 (31200 I).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Het kabinet heeft besloten dat de meeste mensen er volgend jaar niet of nauwelijks op vooruitgaan. Er zijn echter uitzonderingen. Zo is er natuurlijk niet alleen een gemaakt voor de ministers, die zichzelf een verhoging van 10% willen geven, maar ook voor Koningin Beatrix, Kroonprins Willem Alexander en Kroonprinses Máxima. Die gaan er 4% op vooruit. Waarom hun onderdanen niet en zij wel? De kosten van het Koninklijk Huis zijn in vier jaar tijd met ongeveer 36% gestegen. Dat is nogal wat. Is de minister-president het met ons eens dat mensen dit niet zullen begrijpen en dat dit schadelijk kan zijn voor het beeld van de monarchie?

Het is voor de Kamer moeilijk om te achterhalen hoe duur de monarchie precies is en waar dat geld allemaal aan wordt uitgegeven. Wij krijgen elk jaar een globaal overzicht van de kosten, ook van die op andere begrotingen drukken. In totaal bedragen die zo'n 114 mln. Dat is trouwens ongeveer evenveel als deze Kamer kost. Volgens de minister-president zijn er geen verborgen kosten. Toch duiken er nog regelmatig verborgen kosten op. Zo bleek het privéschip de Groene Draeck door Defensie te worden betaald en bleken de jachtpartijen op kroondomein door verschillende ministeries te worden gesponsord. Betaalt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook mee aan de koninklijke beveiliging? Heeft het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit subsidies verleend aan kroondomein Het Loo? Betaalt het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer mee aan de exploitatietekorten van het kroondomein? Maakt het ministerie van Financiën nog kosten voor Het Loo? Al deze vragen kan ik niet zo een, twee, drie beantwoorden, maar de minister-president hopelijk wel.

Wij vroegen om een nadere uitwerking van de uitgaven. Die wil de minister-president niet geven. Waarom niet? De minister-president stelt dat hij de Kamer adequaat informeert. Wat is adequaat? Ik wil volledig worden geïnformeerd. Het is ook niet aan de minister-president om te beoordelen of de uitgaven aan het Koninklijk Huis adequaat zijn; dat is aan ons, de Tweede Kamer. Daarvoor hebben wij informatie nodig en die moet de minister-president ons geven.

Ik neem meteen aan dat al deze kosten voor het Koninklijk Huis heel terecht zijn en een goed doel dienen. Waarom mag ik dat alleen niet zelf beoordelen? Graag ontvang ik van de minister-president alsnog een specificatie van de totale kosten van het Koninklijk Huis in de begroting van Algemene Zaken en in alle andere begrotingen. Ik krijg hier graag een toezegging over van de minister-president, zo niet, dan overweeg ik om daarover in tweede termijn een motie in te dienen.

Deze week is de week van de democratie. Wij hebben echter ook een jaarlijkse dag van de democratie: 5 mei, Bevrijdingsdag. Dit is de dag waarop elke Nederlander onze vrijheid kan vieren. Deze feestdag is niet gebonden aan een specifiek geloof of een politieke levensbeschouwing. 80% van de Nederlanders vindt 5 mei een dag waarop je beseft dat vrijheid niet vanzelfsprekend is, maar vraagt om verantwoordelijkheid. Dat blijkt in ieder geval uit een onderzoek van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Wat de SP betreft, zou 5 mei niet alleen een dag moeten zijn van feesten, maar ook een dag waarop wij nadenken over de staat van onze democratie. Je kunt de vrijheid pas echt vieren als je vrij bent. Nu moeten werkgevers en werknemers zelf een regeling treffen. De SP zou van Bevrijdingsdag voor iedereen een vrije dag willen maken. Steunt de minister-president dit voorstel?

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter. Het valt mij op dat de fractie van GroenLinks deze ochtend niet meedoet, althans, dat blijkt uit de sprekerslijst. Dit verbaast mij enigszins. Dit is toch een belangrijke begroting. Na alles wat er gisteren is gebeurd, zou je verwachten dat GroenLinks deelnam aan de behandeling hiervan.

Voorzitter. Op maandag 24 september jongstleden verscheen van de hand van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid het rapport Identificatie met Nederland. Hoewel het rapport met gemengde gevoelens is ontvangen, vormt het een belangrijke bouwsteen in de discussie die ook ik vandaag wil voeren. Vanzelfsprekend komt de Kamer op een later moment nog over dit WRR-rapport te spreken. Dit zullen wij doen aan de hand van het regeringsstandpunt dat wij nog moeten ontvangen.

De uitspraken van prinses Máxima bij de presentatie van het rapport hebben veel losgemaakt. "De Nederlandse identiteit bestaat niet", luidde de samenvatting in de media. Juist deze uitspraak – was die misschien ongelukkig of juist provocerend bedoeld – bracht de discussie op gang. Uiteraard is er een Nederlandse identiteit. Die komt tot uiting in de Nederlandse taal, de vaderlandse geschiedenis en de inzet om te werken aan een gemeenschappelijke toekomst. Op dit alles kunnen wij gewoon trots zijn.

De afgelopen jaren is de Nederlandse identiteit en het bevorderen ervan vooral gekoppeld aan opdrachten, aan drang en zelfs aan moeten. Nieuwe Nederlanders moeten de taal leren, moeten inburgeren, moeten werken en moeten soms zelfs haring eten. De CDA-fractie vindt dat de nadruk te weinig ligt op participatie en op uitnodigen om mee te doen. Daarin willen wij verandering brengen. Naast alle verplichtingen dient er meer aandacht te komen voor het deelnemerschap, voor "erbij horen". De Nederlandse identiteit is iets om trots op te zijn; ik zei dat al. Ik beklemtoon dat je bij deze Nederlandse identiteit wílt horen. Een samenleving kan niet zonder eigen identiteit en zonder samenhang. Willen wij "de boel bij elkaar houden", om de woorden van de burgemeester van Amsterdam maar eens te gebruiken, dan hebben wij een eigen identiteit nodig.

De heer Pechtold (D66):

Hulde voor het feit dat de CDA-fractie zo snel de weg van oud-premier Lubbers is opgegaan. Die heeft immers naast participatie het begrip integratie geïntroduceerd. Ik ben blij dat wij deze kant opgaan. Ik kom echter terug op wat u zei over de uitspraak van prinses Máxima. U zei: "Was die misschien ongelukkig of juist provocerend bedoeld?" Nu denk ik niet dat de uitspraak ongelukkig bedoeld was. U geeft hiermee echter wel aan dat u zelf de uitspraak wellicht ongelukkig of provocerend vindt. Wat vindt u?

De heer Van de Camp (CDA):

Ook hiervoor heb ik de heer Lubbers te hulp geroepen. Hij heeft namelijk ter gelegenheid van het twaalfenhalfjarig regeringsjubileum van Hare Majesteit de Koningin een speech gehouden over de rol van het koningshuis in Nederland. Ik citeer de volgende passage uit deze speech. "Wel blijft zij te allen tijde het staatshoofd, maar samen met de minister vormt zij ook de regering, waarbij zij staatsrechtelijke verhoudingen respecterend, wel degelijk een stimulerende rol kan vervullen. Een royale en geen angsthazige interpretatie van de ministeriële verantwoordelijkheid blijkt de moeite waard." Zo kijkt de CDA-fractie tegen dit punt aan.

De heer Pechtold (D66):

Dat snap ik. U haalt er nu echter de staatsrechtelijke component bij, namelijk dat de Koningin deel uitmaakt van de regering. Een kroonprinses maakt daarvan echter uiteraard nog geen deel uit. Zij is iemand die wellicht in de toekomst voor het ambt geroepen wordt.

De heer Van de Camp (CDA):

Wij moeten voorkomen dat wij in een eindeloze discussie belanden over het staatsrecht. Onze opvatting is: alsjeblieft niet te angsthazig.

De heer Pechtold (D66):

Dat ben ik met u eens; niet te angsthazig. Wij hebben de goede traditie dat leden van het Koninklijk Huis en de koninklijke familie zich over onderwerpen en maatschappelijke thema's uitlaten en zich daarmee ook bemoeien. Ik noem de heer Van Vollenhoven die zich met de veiligheid bemoeit, maar ook de rol die prins Claus speelde. Ik wil het nu echter hebben over politiek actuele thema's zoals Europa en onze identiteit. Vindt de CDA-fractie dat de leden van het Koninklijk Huis, niet zijnde de Koningin, zich ook op deze terreinen moeten begeven? Zij maken zich daarmee kwetsbaar in deze arena van hypes en geciteerd worden.

De heer Van de Camp (CDA):

De minister-president zal zo dadelijk ongetwijfeld duidelijk uitleggen hoe de verhoudingen in Nederland zijn, maar ik vind dat anno 2007 de leden van het Koninklijk Huis de ruimte moeten hebben om zich te bemoeien met maatschappelijke onderwerpen, binnen de kaders die daarvoor in Nederland gelden.

De heer Pechtold (D66):

Over die kaders wil ik het juist hebben. Omdat u de staatsrechtelijke component in de discussie aanbrengt, vind ik dat wij hier wel op moeten letten. Nu zijn wij het misschien met uitspraken over bepaalde thema's eens, maar wat doen wij als wij met uitspraken geconfronteerd worden die wij allen wat minder gelukkig vinden?

De voorzitter:

Ik beschouw dit maar als een retorische vraag. De heer Van Raak wil ook nog een interruptie plegen.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter, de leden van het Koninklijk Huis krijgen wat de heer Van de Camp betreft wat meer ruimte om zich uit te spreken in het maatschappelijk debat, maar je merkt dat prins Willem-Alexander, die uitspraken doet over Europa, en prinses Máxima, die een uitspraak heeft gedaan over de Nederlandse identiteit, onderwerp van een politiek debat worden. Ik heb mij niet zo gestoord aan de uitspraken van Máxima, ik heb mij wel iets meer gestoord aan de uitspraken van Willem-Alexander. Maar is het wel goed om leden van het Koninklijk Huis, die zich niet in het openbaar kunnen verdedigen, onderwerp van een politiek debat te laten worden en hen toespraken te laten houden over zulke politiek gevoelige onderwerpen? Leden van het Koninklijk Huis moeten toch boven de partijen staan, zij moeten geen partij worden in politieke discussies.

De heer Van de Camp (CDA):

Er zijn over dit onderwerp boeken volgeschreven en ook de Handelingen staan er vol mee. Ik zou het raar vinden als de leden van het Koninklijk Huis alleen over auto's, bloemen of de export mochten praten. Laat een hoogopgeleide kroonprins met veel maatschappelijke ervaring toch alsjeblieft eens iets mogen zeggen over Europa! En laten wij, het parlement, niet steeds zo zuinig zeggen wat er allemaal niet mag. Neem van mij aan dat al die toespraken gecontroleerd worden, iedereen leest mee. Dit land poldert zich een ongeluk, ook als het om die toespraken gaat. Een beetje leefruimte, mijnheer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Ik geef mensen graag leefruimte, maar niet als zij zo kwetsbaar zijn. Het is van tweeën één. Of wij geven de leden van het Koninklijk Huis meer ruimte om zich uit te spreken over politiek gevoelige kwesties, maar dan moeten wij accepteren dat zij onderwerp van een politiek debat worden, terwijl zij zich daarbij nu niet kunnen verdedigen. Of wij kiezen ervoor, zoals het nu eigenlijk is, dat zij woordvoerders van de minister-president zijn, die daarvoor verantwoordelijk is. Maar dan wil ik ook dat de minister-president voor hen in de bres springt als zij onder vuur komen te liggen.

De heer Van de Camp (CDA):

Vragen van de leden van de SP-fractie hebben een hoog digitaal gehalte: eerst waren zij overal tegen, nu zijn zij volgens de affiches overal vóór. U weet dat de waarheid in het midden ligt. Het gaat niet om politiek-inhoudelijke toespraken waarin ook nog even de verschillen in onze samenleving worden geanalyseerd. Dat is onze taak, maar ik zou het raar vinden als de kroonprins nooit iets kon zeggen over een thema zoals Europa, waarmee Nederland in de afgelopen jaren druk bezig is geweest.

De heer Brinkman (PVV):

Ik val bijna van mijn stoel, ik vind het werkelijk ongelooflijk. Ik snap niet hoe u dit kunt zeggen. Wij hebben een jarenlange strijd gehad over de ministeriële verantwoordelijkheid; de Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk. Het kan toch niet dat straks het Koninklijk Huis door de hele bevolking als links wordt gezien? Het vertrouwen in een onafhankelijk, objectief Koninklijk Huis, dat ook mij na aan het hart ligt, zou toch niet bij de helft van de bevolking mogen ontbreken omdat de leden van het Koninklijk Huis links zijn? Dat zou u toch ook niet willen? Ik verzoek u echt om enige nuance in deze delicate kwestie aan te brengen en het Koninklijk Huis niet de vrijheid te geven om maar mee te gaan debatteren over dit soort maatschappelijk controversiële en cruciale onderwerpen.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter, ik denk dat de heer Brinkman tijdens de val van zijn stoel niet goed geluisterd heeft naar wat ik zei. Ik heb gezegd: binnen de kaders die wij daarvoor in Nederland hebben afgesproken. Ik ga de onschendbaarheid van Hare Majesteit de Koningin niet ter discussie stellen, ik ga de ministeriële verantwoordelijkheid niet ter discussie stellen en ik vind het Koninklijk Huis niet links. Die opmerking laat ik graag voor uw rekening. Ik vind dat het kroonprinselijke paar een stel eigenstandige moderne mensen, die je niet 100 jaar terug in de tijd kunt plaatsen en die alleen mogen spreken over de landgoederen op Het Loo.

De heer Brinkman (PVV):

Ik heb niet gezegd dat het Koninklijk Huis links is. Ik heb gezegd dat wij ervoor moeten waken dat binnen de maatschappij, binnen de Nederlandse Staat, bij de helft van de bevolking de gedachte bestaat dat het links is. Dat gebeurt omdat het Koninklijk Huis kennelijk met medeweten en goedkeuring van uw fractie meedoet aan het debat over maatschappelijk heel controversiële onderwerpen zoals de Nederlandse identiteit of integratie. Dat kan gewoon niet!

De voorzitter:

Uw vraag is?

De heer Brinkman (PVV):

Mijn opmerking is dat ik niet heb gezegd dat het Koninklijk Huis links is. Mijn vraag is om dit nog eens te herzien.

De heer Van de Camp (CDA):

Ik wil niet in herhalingen vallen. Ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Er moet ruimte zijn voor prins Willem-Alexander en prinses Máxima om mee te doen aan het maatschappelijk debat in Nederland, niet op een partijpolitiek niveau en binnen de kaders die wij daarvoor hebben afgesproken.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb zojuist de heer Van de Camp gevraagd om niet mee te gaan in alle hypes en alle gedoe. Ik ben het met zijn kritiek eens. Ik vraag naar de staatsrechtelijke component. Hij noemt nu de kroonprins en prinses Máxima. Hij citeerde net Lubbers met de Koningin. Het CDA breidt het nu dus uit naar de kroonprins en zijn eventuele partner. Willen wij naar een gezonde monarchie in de 21ste eeuw en niet blijven hangen in uitspraken over landgoederen, dan is het van groot belang dat wij goed definiëren wie ertoe behoren. Prinses Mabel heeft vorige week ook nogal stevige uitspraken gedaan over Europa; zij zit ook in een denktank. Zij is echter geen lid van het Koninklijk Huis, maar van de koninklijke familie. Zijn voor de heer Van de Camp de kroonprins en zijn partner degenen die hij onder het koningschap vat of gaat hij verder?

De heer Van de Camp (CDA):

Hierover wacht ik het antwoord van de premier in eerste termijn af. Ik ben het met de heer Pechtold eens dat ik moet oppassen dat ik hier niet de verhoudingen herdefinieer naar aanleiding van een interruptiedebat. Dat wil ik niet. Ik kom er graag in tweede termijn op terug.

De Nederlandse identiteit vraagt ook om symbolen. Ik noem er drie. Het eerste is het nationaal historisch museum. Dat wordt gerealiseerd in Arnhem. Ik feliciteer Nederland, de stad en de regio met deze vestiging.

Het tweede symbool is de Nederlandse vlag. Veel is het afgelopen jaar gesproken over de Nederlandse vlag en het zogenaamde vlagprotocol. Voor de CDA-fractie blijft onduidelijk waarom het vlagprotocol over diverse besluiten en regelingen is versnipperd. Wordt het geen tijd om het geheel overzichtelijk en inzichtelijk in één besluit onder te brengen? Zou het in dat kader mogelijk zijn iets meer te doen met een rood-wit-blauwe wimpel als eenvoudige vlag voor dagelijks gebruik, zonder noemenswaardig protocol?

De heer Pechtold (D66):

Ik ben daar ontzettend voor. Ik was onlangs namens de Kamer in Lissabon; daar hing de vlag zelfs ondersteboven. Het protocol moet dus ook in het buitenland en zeker in de Europese Unie goed neergezet worden. Deze opmerking is mijn bruggetje! Zou de heer Van de Camp ook een protocol voor de Europese vlag willen? In heel veel landen in Europa hangt trots de mooie Europese vlag naast de nationale. Ik zou ze graag samen, maar wel op een ander niveau, in een protocol vatten.

De heer Van de Camp (CDA):

Ik ben een Europeaan in hart en nieren en mijn politieke partij ook. Zonder dat ik de andere 40 leden van de CDA-fractie heb geconsulteerd of het partijprogramma en de beginselen van het CDA erop heb nagelezen, als er een subparagraaf in het eenduidige protocol komt over de Europese vlag...

Minister Balkenende:

Het hangt af van het antwoord van de premier!

De heer Van de Camp (CDA):

Ja, dat is ook wel waar.

De heer Pechtold (D66):

Er wordt nu toch ingegrepen, dat merkt u, mijnheer Van de Camp. U was niet bij het debat met de premier. Ik ga u helpen. Ik zou niet te snel ja zeggen, maar wij komen samen met een motie!

De heer Van de Camp (CDA):

Ik kan D66 politiekinhoudelijk zo weinig tegemoet komen want de afstand tussen onze partijen is zo groot. Ik zou het met de Europese vlag wel willen proberen.

Het derde symbool: het Koninklijk Huis en de koninklijke paleizen. Voor de Nederlandse identiteit is het Koninklijk Huis van onschatbare waarde. Wij kunnen het Koninklijk Huis dichter bij onze burgers brengen bijvoorbeeld door de koninklijke werkpaleizen 's zomers open te stellen voor het publiek. Wij zouden kunnen beginnen met de koninklijke stallen. Waarom zouden de burgers van Nederland de gouden koets maar één keer per jaar mogen zien? De recente openstelling van paleis Soestdijk is een groot succes en ondersteunt ons idee. Hoe kijkt de minister-president aan tegen dit verzoek van de CDA-fractie?

Tot slot van dit blokje zou ik willen vragen, of het nu nodig was om het academisch jaar van de universiteit van Wageningen met een toespraak in de Engelse taal te openen. En hoe gaat het eigenlijk met de verdere verengelsing van Schiphol? Het stoort mij in toenemende mate dat Schiphol steeds meer een Engels bedrijf wordt en er geen bordjes met teksten in de Nederlandse taal meer zijn. Wij hebben daarover al eens vragen gesteld en daarop niet al te bevredigende antwoorden gekregen.

De heer Pechtold (D66):

Dit kan ik toch niet laten passeren, voorzitter. U begrijpt dat Wageningen mij aan het hart gaat. Zegt het CDA nu werkelijk dat op een internationale universiteit waar studenten van 200 verschillende nationaliteiten in ons onderwijs participeren en actief in onze kenniseconomie worden meegesleept, de premier niet in het Engels moet kunnen spreken? Deze studenten spreken natuurlijk niet allemaal binnen drie maanden Nederlands. Dat moet toch in het Engels kunnen! Gaan wij nu daarover zitten zeuren?

De heer Van de Camp (CDA):

Ik zit niet te zeuren. Juist in het kader van de identiteitsdiscussie zijn wij van mening dat het academisch jaar van een Nederlandse rijksuniversiteit in het Nederlands geopend moet worden. Dat de speech van de minister-president tegelijkertijd in het Engels beschikbaar is voor degenen die de Nederlandse taal niet meester zijn, daarmee zijn wij akkoord. De heer Pechtold hoeft mij helemaal niet uit te leggen dat tegenwoordig veel proefschriften in het Engels geschreven worden vanwege de internationale vergelijkbaarheid. De opening van het academisch jaar is een identiteitsgebonden gebeurtenis en moet volgens onze fractie in het Nederlands plaatsvinden.

De heer Pechtold (D66):

De heer Van de Camp maakt weer een fout: het is helemaal geen rijksuniversiteit. Veel universiteiten hebben het woord "rijks" laten vallen. Wageningen wordt niet door OCW gefinancierd maar voor een deel door LNV. Voor de rest wordt deze universiteit maatschappelijk gefinancierd. Maakt de heer Van de Camp nu opeens staatssymbolen van onze universiteiten? Zijn dat geen onafhankelijke wetenschapsinstituten? Wanneer de helft van de zaal de Engelse taal machtig is, moet de premier dan onverstaanbaar in het Nederlands gaan staan praten? Colleges worden in het Engels gegeven, of wil de heer Van de Camp dat ook gaan verbieden?

De heer Van de Camp (CDA):

Onze fractie heeft een aantal reacties gekregen van mensen die zich zorgen maken over het feit dat die speech in het Engels is gehouden. De heer Pechtold kan dat wel badinerend afdoen. Ik begrijp best dat hij als oud-burgemeester van Wageningen de feiten beter kent dan ik. Ik heb gezegd dat het goed is als de toespraak in het Engels ter beschikking is en kan worden uitgedeeld. Ik begrijp dat bij colleges en proefschriften gebruik gemaakt wordt van de Engelse taal, maar op zo'n feestdag hadden wij liever een toespraak in het Nederlands gezien.

De heer Pechtold (D66):

Als de toespraak nu in het Turks was gehouden en de PVV was er weer over gevallen, had ik dat nog begrepen. Dat zijn, vind ik, verkeerde sentimenten. Het gaat nu om het Engels. Bent u ook zo iemand, mijnheer Van de Camp, die zegt dat de premier in het buitenland in het Nederlands moet onderhandelen? Sommige landen, bijvoorbeeld Polen, spreken expres in hun eigen taal. Engels is een voertaal en het zegt toch niets over nationaliteit, loyaliteit of wat dan ook? Wees blij dat wij een premier hebben die zijn talen spreekt!

De heer Van de Camp (CDA):

Het onderwerp wordt nu verbreed. Het Nederlands is nog steeds een van de officiële talen van de Europese Unie. De premier onderhandelt officieel in het Nederlands en ik juich het alleen maar toe dat in de bilaterale gesprekken gebruik wordt gemaakt van zijn talenkennis.

Ik heb het blokje "identiteit" nu afgehandeld. Voor de heer Pechtold ga ik nu over naar het beschavingsoffensief. Het is inmiddels algemeen bekend dat deze minister-president het thema "waarden en normen" op de politieke agenda heeft gezet. De waardering daarvoor neemt alleen maar toe.

Bij de verkiezingen van november vorig jaar bleek het thema "waarden en normen" opnieuw een belangrijke factor te zijn. Toch blijft het gevoel dat de discussie nog te theoretisch is en wij er in de harde praktijk van alledag nog niet veel mee opgeschoten zijn. Het is zaak om in deze kabinetsperiode een slag praktischer en concreter te worden.

Willem Breedveld schreef in Trouw van 11 juli jongstleden: "Dit land heeft er schoon genoeg van om voortdurend geconfronteerd te worden met ruwe omgangsvormen, overlast op straat, seks en geweld in de media, drank- en drugsgebruik, criminaliteit en het zaaien van haat tegen moslims." Zo bezien is het wijs beleid dat het kabinet-Balkenende IV zich dit onbehagen heeft aangetrokken en heeft vertaald in een reeks praktische maatregelen: met afgedwongen opvoedingsondersteuning, drastische vermindering van het aantal coffeeshops, terugdringing van het alcoholgebruik onder jeugdigen en zeer jeugdigen en met een verbale stellingname tegen alles wat onnodig vies en voos is op de buis.

Maar de verschillende maatregelen komen als afzonderlijke bouwstenen op ons neer. De sense of urgency dat het om een algemene gedragsverandering gaat, hebben wij nog niet bereikt. De burger heeft nog niet de indruk dat deze discussie hem of haar direct zelf betreft; het is vaak de ander die het aangaat. Zie ook het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau van september jongstleden. Hoe ziet de minister-president het proces van verdere concretisering?

De CDA-fractie wil de komende jaren een breed beschavingsoffensief tot stand brengen. De huidige discussie over waarden en normen kan veel concreter en met veel meer samenhang in onze samenleving worden gevoerd.

De voorzitter:

U bent uit op een heel korte tweede termijn!

De heer Van de Camp (CDA):

Kijk aan. Ik maak nog een kleine opmerking over Postbus 51. Zolang ik de begroting van Algemene Zaken mag behandelen, spreek ik daarover. De minister-president heeft ons op 17 augustus jongstleden een brief doen toekomen over een uitgebreid onderzoek. Ik vraag de minister-president wat er nu verder gaat gebeuren, want wij spreken er elk jaar over en elk jaar maak ik dezelfde opmerkingen, maar er verandert zo weinig.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De heer Van de Camp heeft gesproken over de gouden koets en vervolgens over normen en waarden. Hij stelde de vraag waarom Nederlanders maar één keer per jaar de gouden koets mogen zien. In 1959 is een mooi, groot natuurgebied aan het Nederlandse volk geschonken: kroondomein Het Loo. Drie maanden per jaar mogen Nederlanders daar niet naar binnen, omdat de koninklijke familie daar dan wenst te jagen. Wat vindt de CDA-fractie daarvan?

De heer Van de Camp (CDA):

Alle vragen en antwoorden die daarover door de verschillende partijen zijn gesteld, heb ik gelezen. De antwoorden van het kabinet vind ik op dit punt afdoende. Als er op een gegeven moment tijdelijk een sluiting plaatsvindt voor de legale jacht, heb ik daar geen enkele moeite mee.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben zeer benieuwd naar de antwoorden waaraan de heer Van de Camp refereert. Wij hebben aanvullende vragen gesteld over onder andere kroondomein Het Loo en de financiering. Ondanks een rappel heeft het kabinet daarop nog niet geantwoord. Welke antwoorden bedoelt de heer Van de Camp eigenlijk?

De heer Van de Camp (CDA):

Ik heb het over de vragen van collega's Van Velzen en van mevrouw Thieme die zijn beantwoord door minister Vogelaar. Ik heb gisteren gehoord dat uw fractie om de beantwoording van de andere vragen heeft gevraagd. Ik neem aan dat de premier straks zal zeggen hoe het daarmee staat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik moet constateren dat het niet om deze vragen gaat. De vragen die minister Vogelaar heeft beantwoord hebben alleen betrekking op de financiering. Dus wij zullen inderdaad het antwoord van de minister-president moeten afwachten; u hebt, net als ik, nog geen antwoord op de vragen.

De heer Van Beek (VVD):

Mijnheer de voorzitter. De race tegen de klok is weer begonnen; voor de behandeling van deze begroting heb ik slechts enkele minuten. Daarom zal ik mij beperken tot een aantal opmerkingen en vragen.

In de schriftelijke vragenronde betreffende de begroting van het Koninklijk Huis hebben bijna alle fracties gelijksoortige vragen gesteld, zo ook de VVD-fractie. Wij zoeken niet naar verdere detaillering. Wij willen de garantie van het kabinet dat alle kosten die betrekking hebben op het Koninklijk Huis ook echt worden toegerekend aan deze begroting. Wij zoeken dus wat meer transparantie en willen voorkomen dat naar aanleiding van vragen of opmerkingen er steeds weer posten boven water komen. Wij willen geen verborgen kosten die ergens anders zijn weggemoffeld. Dat is niet goed en het is ook volledig onnodig. In dit verband vraag ik de regering wat zij bedoelt met de zin in de schriftelijke beantwoording dat de kosten adequaat zijn weergegeven. Is dat iets anders dan dat de kosten volledig zijn weergegeven?

Welke ruimte krijgen leden van het Koninklijk Huis bij het doen van uitspraken in het openbaar. Enerzijds speelt de vraag: hoe bescherm je hen, gelet op hun positie? Anderzijds: hoe geef je hun meer mogelijkheden om in de maatschappij te participeren? Ik wil de minister-president als eerstverantwoordelijke een bespiegeling hierover vragen. Is het beleid van deze minister-president ten opzichte van een aantal jaren geleden veranderd? Het is naar de mening van de VVD-fractie goed dat leden van het Koninklijk Huis enige ruimte krijgen om eigen opvattingen te verkondigen. Wij moeten daar niet te krampachtig over doen, maar de minister-president moet voorkomen dat leden van het Koninklijk Huis zelf onderwerp van het politieke debat worden. Zij mogen geen speelbal worden in maatschappelijke discussies. Gaarne een reactie van de minister-president.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. De heer Van Beek vindt dat leden van het Koninklijk Huis geen speelbal mogen worden van maatschappelijke discussies. Dat ben ik met hem eens, maar ik zou dan wel willen weten hoe de VVD-fractie aankijkt tegen maatschappelijke onderwerpen. Onderwerpen als laaggeletterdheid of microkrediet zijn zaken die niet in een tijdspanne zitten of op afstand of algemeen gedeeld worden. Hoe kijkt de VVD-fractie aan tegen thema's die op dit moment tot heftige debatten in de Kamer leiden?

De heer Van Beek (VVD):

Bij de eerste thema's die de heer Pechtold noemde, kan ik mij veel voorstellen en zie ik geen enkel probleem als daarover gesproken wordt. Dat blijkt ook in de praktijk. Ten opzichte van thema's die een actueel, controversieel politiek onderwerp betreffen ben ik veel terughoudender. Daarom heb ik de vraag aan de minister-president voorgelegd hoe hij daarmee omgaat. Het Koninklijk Huis mag er van mij gerust over praten, maar het is wel van belang om te voorkomen dat zij terechtkomen in een situatie waarin wij hen niet willen brengen.

De heer Pechtold (D66):

Met alle respect, dat is geen antwoord op mijn vraag. U zegt dat u terughoudender bent als het gaat om thema's die een actueel, controversieel politiek onderwerp betreffen. Bijvoorbeeld het thema identiteit verscheurt zelfs uw fractie op dit moment. Het thema Europa ligt nogal gevoelig bij de Nederlandse bevolking de afgelopen twee jaar; wij zijn daar als politici voor ingehuurd: want controleerbaar, democratisch gelegitimeerd, ga zo maar door. Zijn dat nu de thema's waarbij de VVD-fractie terughoudend wil zijn of zegt de VVD-fractie met mij: liever niet?

De heer Van Beek (VVD):

Nu wordt het een beetje een taalkwestie. Over Europa valt heel veel wel te zeggen, ook door leden van het Koninklijk Huis; het zou echter onverstandig zijn als zij nu een uitspraak doen over het houden van een referendum. Hetzelfde geldt voor het onderwerp identiteit. Daar valt een heleboel over te zeggen. Er blijkt een aantal zaken tot zo veel beweging te leiden, dat het beter is dat zij zich daarover niet uitspreken. Niet dat ik hen misgun om hun gedachten erover te uiten, maar ik wil graag dat de minister-president hen beschermt om te voorkomen dat zij zelf onderdeel worden van het politieke debat. Ik begrijp best dat het vandaag moeilijk zal zijn om te bepalen waar de streep precies moet worden getrokken, maar, voorzitter, daar in vak K zit de eerstverantwoordelijke, degene die de stukken echt moet beoordelen. Ik wil graag van hem weten of hij in de loop van de jaren dat hij deze baan heeft, heeft gezien dat hij zelf beweegt dan wel juist kritischer wordt. Kortom, ik wil van degene die uiteindelijk zijn paraaf op de stukken zet, horen hoe hij ermee omgaat. Ik heb expres de naam Máxima en het incident niet genoemd, omdat ik er niet over wil praten. Ik wil de discussie naar een ander niveau hebben om goed duidelijk te kunnen krijgen hoe ermee wordt omgegaan.

De heer Pechtold (D66):

Dat ben ik helemaal met de heer Van Beek eens. Daarom spreek ik ook niet in zulke hyperige taal als de woordvoerders van SP en PVV. Wij hebben te maken met een nieuwe generatie. Het zijn jonge mensen. Het zijn mensen die maatschappelijk betrokken zijn. Dat vergt maatschappelijk nieuwe regels. Ik vraag de woordvoerder van de VVD – en misschien straks ook de premier – of hij het hiermee eens is. Het is niet alleen een kwestie van maatschappelijke omgang. Wij zitten hier uiteindelijk wel in een democratie en met staatsrecht waarin wij heldere spelregels moeten maken en aan de tijd moeten aanpassen.

De heer Van Beek (VVD):

Ik heb het gevoel dat wij geen nieuwe regels zoeken, maar dat het gaat om het omgaan met de bestaande regels en de interpretatie daarvan. Als ik zelf al zeg dat wij daarin ruimhartig zijn en daarin niet willen millimeteren, geeft dit reeds aan dat wij jonge mensen van het Koninklijk Huis meer ruimte willen bieden. Tegelijkertijd zoeken wij naar het punt waarop zij in bescherming moeten worden genomen om te voorkomen dat zij zelf onderdeel worden van een politiek debat.

De overheid en de omroepen werken soms samen bij programma's op radio en televisie. Doel is het bevorderen van de informatievoorziening van burgers over het overheidsbeleid. In 2006 ging het om 75 coproducties. Besloten is om het proces rond coproducties op onderdelen te professionaliseren. Meer dan voorheen moeten deze producties passen binnen de communicatiedoelstellingen van het kabinet. Ook zal er meer aandacht zijn voor de relatie tussen de kosten van de coproductie en de effectiviteit ervan. Dit zijn allemaal mooie woorden, maar het overzicht overziende dat de RVD overlegde van in 2006 gerealiseerde coproducties tussen overheid en omroep, vraagt de VVD-fractie zich af of al deze producties zinvol waren of zijn. Wat ons interesseert, zijn de criteria op basis waarvan wordt besloten om iets te doen. Wordt na realisatie gecontroleerd of ook daadwerkelijk is voldaan aan die criteria? Wordt ook onderzocht of de beoogde doelstellingen zijn gerealiseerd? Het professionaliseren van het proces geeft ons niet de zekerheid dat de afwegingen in de toekomst beter zullen uitvallen.

Ten slotte iets over het algemene communicatiebeleid. De accenten liggen op algemene presentatie van de rijksoverheid, meer samenwerking bij Postbus 51-campagnes, meer shared services op het gebied van uitvoering van communicatie, bevorderen van interactie tussen kabinet en samenleving, bevorderen van een gemeenschappelijk onderzoeksprogramma. Ook hier klinken de algemene doelstellingen weer prima, toch ook hierbij enkele opmerkingen. De VVD-fractie is er voorstander van dat de rijksoverheid er alles aan doet om de communicatie te verbeteren. Verbeteren betekent voor ons dat het voor de burger beter moet worden: toegankelijker, eenduidiger, moderner qua techniek en beter geordend en sneller te vinden. Beter is dus in onze optie beter voor de burger, terwijl wij nu de indruk krijgen dat beter is gericht op de overheid zelf. De uitingen beginnen steeds meer de uitstraling te krijgen van pure reclame en dat is niet de bedoeling. Betere communicatie gericht op de gebruiker behoeft niet samen te gaan met steeds luxer reclameachtige uitingen.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie is heel blij met de aandacht die het kabinet wil besteden aan het bevorderen van meer respect in de samenleving: in het verkeer, de bejegening van ambtenaren, de media, de buurten en op nog veel meer terreinen van het maatschappelijk verkeer. In het beleidsprogramma staan hierover behartigenswaardige voornemens. Ik ben zeer benieuwd naar de uitvoering ervan, in het besef dat dit vooral gestalte moet krijgen in buurten, scholen, verenigingen en gemeenten. Wat gaat het kabinet nu concreet doen aan het bevorderen van respect?

Voor ons is respect mede gebaseerd op het idee van democratisch burgerschap, het besef deel uit te maken van een democratische gemeenschap waarin conflicten en belangentegenstellingen op allerlei terreinen via spelregels en politieke machtsvorming worden opgelost en overbrugd, niet door het recht van de sterkste, de rijkste of degene met de grootste mond. Wij maken ons zorgen over het onderhoud van onze democratie. Een rapport over het democratisch besef onder jongeren, dat door het kabinet onlangs aan de Kamer is gestuurd, ondersteunt onze zorg. Het is daarom goed dat op een breed front wordt gewerkt aan het onderhoud van onze democratie, onder aanvoering van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Het in het coalitieakkoord opgenomen idee van een handvest burgerschap spreekt ons op het eerste gezicht zeer aan. De aandacht voor het burgerschap heeft de PvdA-fractie eerder met succes bepleit. Er is echter meer nodig. Wij zullen serieus de suggestie van de heer Van Raak over 5 mei bezien. Wij zijn heel benieuwd naar de plussen en minnen daarvan in de ogen van het kabinet. Maar kennis van de werking van onze parlementaire democratie, de Staten-Generaal en de regering, de Hoge Colleges van Staat, de manier waarop wetten worden gemaakt, de manier waarop meningsverschillen in de samenleving hier in het parlement aan de orde komen, die kennis moet in de samenleving op een hoger plan worden gebracht. Die kennis wordt in onze samenleving steeds minder als vanzelf overgedragen. Daarin moet de overheid investeren. Het Huis van de Democratie kan hierin een belangrijke rol spelen.

De heer Pechtold (D66):

Ik ben het met de analyse van de PvdA-fractie eens. Er moet iets gebeuren met onze democratie, maar dat roepen wij al jaren. Zo nu en dan worden wij daar gruwelijk in opgestuwd, zoals rond de moord van Fortuyn en alles wat daarmee samenhing, waaronder kiezers op de vlucht. Maar nu komt de heer Heijnen met burgerschap en kennis. Ik vind het allebei prachtig, maar wat is voor de komende drie jaar zijn opdracht over het hervormen van onze democratie aan zijn minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties? Uit elke peiling blijkt dat niet alleen in de cultuur, maar ook in de structuur iets moet worden veranderd. Wat is de agenda van de PvdA-fractie?

De heer Heijnen (PvdA):

Onze agenda is eerst en vooral de kennis van en ervaring met democratische spelregels te bevorderen zoals die sinds decennia of nog langer, sinds eeuwen in dit land zijn gevestigd. Ervaring door op school aandacht te besteden aan de manier waarop je tot spelregels komt om goed te kunnen samenleven. Ervaring met lokale democratie en democratie in functionele organisaties, zoals verenigingen, en uiteindelijk ook parlementaire democratie. Daarover willen wij een concrete suggestie doen. Het veranderen van democratische spelregels lijkt mij een vraagstuk om in eerste instantie te bespreken met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie. Daarop komen wij nog.

De heer Pechtold (D66):

Dat kan niet. De heer Heijnen zou hier een heel verhaal over het kweken van meer gevoel erbij met schaamrood op de kaken moeten doen. In één maand tijd heeft hij het parlementaire middel tot het onderzoek naar een oorlog hier gewoon wegonderhandeld en heeft hij de mogelijkheid tot een referendum, een middel van de democratie waarvoor de PvdA-fractie al jaren pleit, hier met het badwater weggedonderd. Dat kan niet. Hij moet dan nu niet komen met het Huis van de Democratie en kennis. Iedereen die dan op de tribune komt – het zijn nu 70.000 mensen per jaar vanwege plaatsgebrek; het worden er dan 300.000 – moet dan hier zien hoe de democratie, door de PvdA-fractie jaar in jaar uit verdedigd, als puntje bij paaltje komt gewoon overboord wordt gekieperd.

De voorzitter:

Mijnheer Pechtold, dit is de laatste keer dat ik zo'n lange interruptie, voor de zevende keer, toesta.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter, dank voor uw clementie, maar het kwam uit het hart.

De heer Heijnen (PvdA):

Voor ons staat het onderhoud van de democratische spelregels van onze democratie voorop. Dat het als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen – wij kennen ze allemaal – nodig is om te blijven zoeken naar aanpassingen en moderniseringen, onderstreep ik absoluut, maar daarover gaat mijn betoog nu niet. Heel fundamentele kennis over de essentiële zaken van onze democratie, hoe wij hier werken, hoe wij hier omgaan met meningsverschillen, de relatie tussen kabinet en parlement, ontbreekt te veel in de samenleving, zeker bij jongeren. Het is goed om daar meer aandacht aan te gaan besteden.

Mijnheer de voorzitter. Het Huis van de Democratie zou een daarin een rol kunnen spelen. Als alle betrokken organen de handen ineenslaan, moet het mogelijk zijn om de bezoekers van onze instituties op een betere manier te ontvangen, meer bezoekers te kunnen ontvangen en om hen meer mee te geven over de werking van onze democratie. Wij zijn blij dat de minister van BZK inmiddels dit idee heeft omarmd, maar wij willen ook dat onze minister-president zich daarvoor verantwoordelijk gaat voelen. Vanuit zijn verantwoordelijkheid voor alle overheidscommunicatie zou hij een substantiële bijdrage kunnen leveren aan het bevorderen van democratisch burgerschap door onder meer te investeren in de ontwikkeling van het Huis van de Democratie. Het gaat ons niet om een museum, het gaat ons evenmin om de geschiedenis als zodanig, het gaat hem om lessen democratisch burgerschap, hier in de buurt van het Binnenhof, die gegeven kunnen worden naar aanleiding van een bezoek aan het Binnenhof en alle andere instituties hier in de buurt. Bent u bereid om op de kortst mogelijke termijn mee te werken aan een plan van aanpak en bent u bereid om daarvoor een deel van de middelen voor overheidsvoorlichting structureel ter beschikking te stellen?

Mijnheer de voorzitter. Ik kom op het Koninklijk Huis. Wij bepleiten al jaren meer transparantie in de verantwoording van de kosten en zo lang dat niet adequaat is, blijven wij geconfronteerd worden met vragen, zoals over De Groene Draeck en de koninklijke jacht. De toelichting op de begroting is nog steeds erg summier. Zo wordt onvoldoende duidelijk wat de achtergrond is van de stijging van de post Overige gerelateerde kosten van 72 mln. in 2006 naar 84 mln. in 2008. De PvdA heeft geen enkele reden om te twijfelen aan nut en noodzaak van de bedragen die uit de diverse begrotingen beschikbaar worden gesteld aan het Koninklijk Huis. Wel bestaat de indruk dat iedere keer nieuwe posten opduiken, nieuwe posten worden gevonden die te relateren zijn aan het Koninklijk Huis. Het zou de minister-president sieren als hij ervoor zou zorgen dat dit niet telkens weer opnieuw vragen oproept door meer inzicht te bieden in met name de ontwikkeling van deze categorie kosten. Is de minister-president daartoe bereid?

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Wat vraagt de Heijnenheer Heijnen nu precies? Vraag hij een uitgebreider, een meer gespecificeerd overzicht van de kosten van het Koninklijk Huis of alleen maar een duidelijker toelichting?

De heer Heijnen (PvdA):

Zoals u weet, gaat het om drie soorten kosten: de uitkeringen aan de leden van het Koninklijk Huis, de te declareren kosten en de aan het Koninklijk Huis gerelateerde kosten. Als wij heel goed zoeken kunnen wij die laatste terugvinden op zes verschillende begrotingen. Naar aanleiding van een motie van de PvdA staan die nu ook in een bijlage in de begroting voor het Koninklijk Huis. Nu zou je verwachten dat het daarmee ook goed geregeld is, maar de minister-president schrijft in zijn beantwoording van vragen dat bijvoorbeeld op het ministerie van Binnenlandse Zaken in 2007 ten onrechte bepaalde kosten van de unit DKDB niet zijn meegenomen. Wij willen dat de minister-president dit soort opduikende kosten in diverse begrotingen in de toekomst voorkomt door die bijlage, waarin alle kosten van het Koninklijk Huis dienen te zijn opgenomen, volledig te doen zijn. Dat vergt een flinke inspanning en dat realiseer ik mij best. Je zult daar mensen voor achter de broek moeten zitten om het precies te doen. Maar uit het oogpunt van bescherming van het Koninklijk Huis en het belang van het Koninklijk Huis – kortom een heleboel gronden – vind ik dat wij toch ons uiterste best moeten doen om dat te regelen. Dat is wat ik de minister-president vraag.

De heer Van Raak (SP):

Natuurlijk weet de minister-president welke kosten worden gemaakt, heel specifiek. Het zou heel raar zijn als hij dat niet wist. De overzichten die wij krijgen, zijn echter zo globaal dat ik niet en volgens mij de heer Heijnen ook niet adequaat kan controleren of het geld goed is besteed en waaraan. Daarom duiken er ook telkens weer opnieuw nieuwe kostenposten op. Wil hij met mij de minister-president vragen om nu eens een heel duidelijk overzicht te geven van alle kosten die door de verschillende departementen zijn gemaakt voor het Koninklijk Huis, zo gespecificeerd dat wij kunnen controleren of al het geld dat wij elk jaar extra geven wel goed besteed is?

De heer Heijnen (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. De PvdA-fractie wil graag een inzichtelijke begroting als het gaat om alle kosten van het Koninklijk Huis, niet omdat wij enige twijfel hebben aan nut en noodzaak van die kosten, maar omdat wij vanuit onze controlerende taak, zonder daarbij in details te treden – dat is zeker niet onze bedoeling – gewoon overtuigd moeten zijn van de volledigheid daarvan.

De heer Van Raak (SP):

Het overzicht moet dus een stuk specifieker dan nu het geval is?

De heer Heijnen (PvdA):

Het kan wel wat specifieker, maar belangrijker is dat er geen nieuwe posten opduiken. Dat is namelijk voedsel voor een maatschappelijk debat en dat moeten wij bij dit onderwerp niet willen.

De heer Pechtold (D66):

Ik ben blij dat u het met mij eens bent dat het overzicht op dit moment niet adequaat is. In deel C wordt ingegaan op de inkomsten van het Koninklijk Huis. Vindt u dat u ook uw maatschappelijke verantwoordelijkheid hebt genomen voor dit inkomensdeel? De inkomsten van de koningin bedragen zo'n € 800.000. Dat bedrag is exclusief de kosten voor beveiliging. Moet dit deel ook een maatschappelijk thema worden?

De heer Heijnen (PvdA):

U wordt op uw wenken bediend. In de beantwoording op de schriftelijke vragen legt het kabinet namelijk prima uit hoe de C-component zich tussen 2007 en 2008 ontwikkelt.

De heer Pechtold (D66):

De PvdA-fractie pleit altijd voor maatschappelijke verantwoordelijkheid rond inkomens en neemt het inkomen van de minister-president als maatstaf. De koningin is in 1972 gekoppeld aan een cao en dat heeft tot gevolg dat haar inkomen dit jaar met 4% stijgt. En dat is bijna een modaal inkomen. Ligt daar voor u ook een verantwoordelijkheid? U pleit voor transparantie, maar pleit u ook voor maatschappelijk verantwoord inzicht in het inkomensdeel?

De heer Heijnen (PvdA):

Wij hebben inzicht in het inkomensdeel. Ik zie daarin geen aanleiding om vragen te stellen over deze post op de begroting voor het Koninklijk Huis. Die aanleiding is er wel voor de aan het Koninklijk Huis gerelateerde kosten, want het overzicht daarvan moet volledig zijn.

Voorzitter. De transparantie van de activiteiten van het Koninklijk Huis is veel belangrijker dan de transparantie van de kosten. Het Koninklijk Huis zet zich op uiteenlopende terreinen met grote overgave in voor het landsbelang. Dat mag best maximaal voor het voetlicht worden gebracht, bijvoorbeeld door openstelling van de koninklijke paleizen, gebouwen en landgoederen. Ik sluit mij daarom aan bij het verzoek van de CDA-fractie voor de Koninklijke Stallen in Den Haag.

De PvdA-fractie wil nog iets meer: een jaarlijkse wisselexpositie over de activiteiten van het Koninklijk Huis over het afgelopen jaar. De koninklijke expositie. Iedereen moet kunnen komen kijken, bijvoorbeeld in de Koninklijke Stallen, naar de meest bemoedigende koninklijke bezoeken, de beste redevoeringen en de mooiste foto's. Iedereen moet met eigen ogen kunnen zien wat het Koninklijk Huis het afgelopen jaar in het landsbelang heeft gedaan. Ik vraag niet om afrekenbare, gekwantificeerde doelstellingen, want het Koninklijk Huis is geen departement of uitvoeringsorgaan, maar wel om een maximale poging tot communicatie over het hetgeen Hare Majesteit en haar familie in het landsbelang doen.

Ik betreur de ophef die is ontstaan over de speech van prinses Máxima bij de presentatie van het WRR-rapport Identificatie met Nederland. De prinses heeft niet gezegd dat er geen Nederlandse nationaliteit bestaat, maar wel dat deze veel te veelzijdig is om in één cliché te vatten. Bij de bespreking van de kabinetsreactie op het WRR-rapport zal mijn fractie hierop uitvoeriger terugkomen. Voor dit moment resteert de vraag waarom de minister-president het niet eerder voor de prinses heeft opgenomen en de gevoelens en opvattingen die haar speech heeft losgemaakt, niet van een reactie heeft voorzien.

Met name de heer Van Beek en de heer Van de Camp hebben iets gezegd over de overheidscommunicatie. Ik kan mij daarom beperken tot een vraag over de toetsing van de Postbus 51-campagnes. Is de minister-president om die in de toekomst extern te laten toetsten en niet door de interdepartementale commissie Publiekscommunicatie en Informatie? Ik ben benieuwd naar zijn antwoord, want met de heer Van Beek vind ik dat campagnes als "In het onderwijs werken, iedere dag anders" en "Wie is die man die zondags het vlees snijdt?" weinig zoden aan de dijk zetten. Ik hoop oprecht dat de minister-president het een tandje minder gaat doen en het geld voor deze campagnes aan nuttiger doeleinden wil besteden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vraag het ook aan de PvdA-fractie. U zei zojuist dat wij meer inzicht moeten krijgen in de activiteiten die ons koningshuis zoal ontplooit. Een van die activiteiten is de jaarlijks terugkerende hofjacht in de kroondomeinen, waarvan zeker nog niet gezegd is dat deze legaal is. Burgers mogen in die periode de bossen niet in en niet komen kijken wat daar plaatsvindt. Wat vindt uw fractie daarvan?

De heer Heijnen (PvdA):

Ik heb de indruk dat de PvdD het fenomeen jacht aan de orde wil stellen. Ik heb daar op zichzelf genomen respect voor, maar ik voel mij niet in de gelegenheid om u op dat punt nu van repliek te dienen. Dat is meer op zijn plaats in een debat tussen de portefeuillehouders van LNV. Ik zou niet willen dat burgers die de landgoederen bezoeken enig risico lopen. In die zin is het verstandig om, wanneer er jacht plaatsvindt, deze landgoederen gesloten te houden. Ik heb er wel zoveel van begrepen dat het niet gaat om jacht voor het plezier, maar voor onderhoud van het wildbestand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik spreek mijn verbazing uit over de naïviteit van de PvdA-fractie op dit punt.

Ik heb een heel concrete vraag: Mogen wij wel de mooi aangeveegde en gepoetste stallen zien, maar niet de nare aangeschoten dieren? Is dat wat u voorstaat?

De heer Heijnen (PvdA):

Ik heb het vermoeden dat mevrouw Ouwehand deze vraag straks ook zal stellen aan de minister-president. Ik ben erg benieuwd naar het antwoord daarop en zal op basis daarvan proberen een oordeel te formuleren.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Artikel 42, lid 2, van de Grondwet luidt aldus: De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk. Dit artikel is het fundament van onze constitutionele monarchie en vormt de basis voor het vertrouwen in de politieke objectiviteit en daarmee de onafhankelijkheid van ons Koninklijk Huis. Het betekent dat leden van het Koninklijk Huis zich onthouden van politieke uitspraken, zonder dat deze zijn goedgekeurd door de minister-president. Want de minister-president is politiek verantwoordelijk voor hun uitlatingen.

De minister-president lijkt hiervan niets te begrijpen en heeft zich gedragen als een bar slechte coach. De minister-president heeft onze prinses Máxima reeds in 2003 bij de instelling van de commissie-PaVEM als lid laten fungeren van een politiek correct multiculticlubje met mensen als een Paul Rosenmöller en een Hans Dijkstal. Vervolgens laat de minister-president prinses Máxima opdraven als adviseur bij het omstreden WRR-rapport over de Nederlandse identiteit. Als klap op de vuurpijl laat de minister-president prinses Máxima na de presentatie van het WRR-rapport ook nog een praatje houden waarin zij zegt dat de Nederlander niet bestaat en dat wij geen Nederlandse identiteit hebben.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik neem aan dat ook de PVV het van belang vindt dat iedereen in dit land Nederlands spreekt.

De heer Brinkman (PVV):

Ja, dat lijkt mij wel.

De heer Heijnen (PvdA):

Bent u zich dan niet bewust van de geweldige bijdrage die de commissie-PaVEM heeft geleverd aan het bevorderen van de Nederlandse taal, onder met name geïsoleerde allochtone vrouwen in dit land?

De heer Brinkman (PVV):

Ik ga niet met u discussiëren over de commissie-PaVEM. Het gaat erom dat een lid van het Koninklijk Huis heeft gefungeerd als adviseur van een dergelijk clubje, waarbij de minister-president verantwoordelijk is voor het doen en laten van betrokkene. U hebt zelf ook gerefereerd aan wat de leden van het Koninklijk Huis doen. Daarover wil ik met u praten, maar niet over wat de commissie-PaVEM gedaan heeft.

De heer Heijnen (PvdA):

Wij moeten vaststellen dat de PVV-fractie zich zeer laatdunkend uitlaat over de commissie-PaVEM. De leden daarvan hebben hun best gedaan om een aantal doeleinden die wij met elkaar delen in dit land en in deze Kamer, te bewerkstelligen. Ik betreur het dat de heer Brinkman dit onderwerp betrekt bij de discussie naar aanleiding van de speech van prinses Máxima.

De heer Brinkman (PVV):

Dat was een heel mooie vraag!

De heer Heijnen (PvdA):

Het was een stelling.

De heer Brinkman (PVV):

Oh, het was geen vraag? Dat dacht ik al.

Het rapport en de uitlatingen zijn buitengewoon controversieel en daarbij hebt u, mijnheer de minister-president, uw plicht verzaakt. U hebt uw werk niet goed gedaan. U had de prinses moeten behoeden voor het uiten van dergelijke politiek correcte prietpraat. U had de prinses niet in een dergelijke positie mogen brengen, waarbij zij zich de afgelopen weken in allerlei bochten moest wringen om de schade beperkt te houden. U bent namelijk de politiek verantwoordelijke persoon en u hebt haar willens en wetens als lid van het Koninklijk Huis in het debat betrokken en vervolgens ook nog eens laten bungelen. Daarom bent u een slechte coach.

Ik wil van de minister-president klip en klaar een belofte dat leden van het Koninklijk Huis zich onthouden van dergelijk politiek gevoelige uitspraken. Leden van het Koninklijk Huis die uitspraken doen over controversiële onderwerpen als integratie en het niet bestaan van de Nederlandse identiteit geven aan, niet meer boven de partijen te staan, maar juist die houding is de pijler van het vertrouwen in ons Koninklijk Huis. Ik spreek deze minister-president er dan ook persoonlijk op aan dat hij ervoor zorgt dat dergelijke publieke uitspraken over politiek gevoelige kwesties door geen enkel lid van het Koninklijk Huis meer gedaan worden, met uitzondering natuurlijk van de Koningin tijdens de Troonrede. Graag deze toezegging. Als hij die niet wil doen, zal ik overwegen om hierover in tweede termijn een motie in te dienen.

Ten slotte: er hangt een zweem van geheimzinnigheid over de werkelijke kosten van ons Koninklijk Huis. De fractie van de PVV is in dezen glashelder. De belastingbetaler heeft er recht op te weten waar zijn zuur verdiende belastinggeld aan wordt uitgegeven. Krijgen wij nu eindelijk te weten hoe het zit met die kosten en met de inkomsten en subsidies van het kroondomein Het Loo? De fractie van de PVV eist van de minister-president, voor zover uit oogpunt van beveiliging is toegestaan, totale transparantie met betrekking tot alle kosten rondom het Koninklijk Huis. Graag verneem ik hierop een reactie van de minister-president.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Vandaag zijn wij bezig met de eerste reguliere departementale begrotingsbehandeling. Financiën is natuurlijk ook een aparte begrotingsbehandeling, maar toch wel van een bijzonder karakter. Het is niet een enorm dikke of uitgebreide begroting, maar wij willen er toch een paar dingen over zeggen.

In de beleidsagenda kunnen wij lezen dat de minister-president bijzondere aandacht zal besteden aan de thema's concurrerende en ondernemende economie, de Nederlandse positie in internationaal verband en respect. Het laatste is bijzonder interessant en heeft de waardering van de fractie van de ChristenUnie. Ik ben blij dat de minister-president dat op de agenda wil zetten. Wij missen echter de concrete uitwerking van die prioriteit in deze begroting. Op welke wijze wordt die thematische aanpak uitgevoerd en binnen welke termijn? Moeten wij aan concrete voorstellen denken zoals die er waren binnen de campagne rondom waarden en normen? De heer Heijnen heeft er net naar gevraagd: is het handvest burgerschap niet bij uitstek iets wat bij dit thema past? Was het niet aardig geweest om in deze begroting alvast aan te geven wat de plannen zijn op dit gebied?

Graag willen wij ook wat meer toelichting op het onderzoek dat het SCP gaat uitvoeren naar de publieksagenda. Het is mede bedoeld om zicht te krijgen op opkomende issues en om grip te krijgen op onderstromen in de samenleving. Dat is een uitermate ambitieuze doelstelling. Het onderzoek is signalerend van aard. Op zichzelf is dat prima, maar is de minister-president niet met ons van mening dat het kabinet zichzelf ook bij voortduring op de hoogte moet stellen van wat er in de samenleving aan de hand is? Om het wat prikkelender te verwoorden: zou dit onderzoek niet overbodig moeten zijn, als het kabinet inderdaad het land intrekt om zijn oor te luisteren te leggen? Graag hoor ik een reactie van de minister-president op de verhouding tussen de communicatie van het kabinet en dit onderzoek van het SCP. In de begroting wordt gerept over de ontwikkeling van een nieuwe huisstijl, maar de kosten daarvan zien wij nog niet terug in de begroting. Wij begrijpen best dat in de fase van het offreren niet direct het budget rond is, maar toch zouden wij enige indicatie willen hebben van de kosten die de premier verwacht. Waar moeten wij precies aan denken? Hoe veelomvattend is dat project?

Ik kom op de WRR. Daar is al uitgebreid over gesproken door verschillende woordvoerders. Ook de WRR maakt deel uit van de AZ-begroting, net zoals het Koninklijk Huis. De fractie van de ChristenUnie constateert in dit verband dat er een maatschappelijke discussie is ontstaan over de persoonlijke speech die prinses Máxima hield bij de presentatie van het WRR-rapport over identificatie met Nederland. Deze maatschappelijke discussie is voor de prinses aanleiding geweest om een verklaring te plaatsen op de website van het Koninklijk Huis. De fractie van de ChristenUnie vraagt de minister-president om toe te lichten wat de afwegingen in het voorbereidende traject zijn geweest. Is de minister-president betrokken geweest bij de verklaring die de prinses achteraf heeft afgelegd? Hoe is met andere woorden vormgegeven aan de ministeriële verantwoordelijkheid?

Ik kom bij mijn laatste punt. Twee dagen geleden was er opnieuw op de televisie een reportage te zien over vertrouwelijke informatie die te vinden is in het vuil van onder andere de overheid. Via het vuil kwam er bijvoorbeeld informatie beschikbaar over de zwakke plekken in gevangenissen. Wij weten dat het ministerie van Binnenlandse Zaken hierin een coördinerende rol heeft. Toch vraag ik een reactie hierop van de minister-president. Ik heb daarbij in het achterhoofd de kwestie rond het huisvuil van het Kabinet der Koningin.

In dit verband vraag ik de minister-president ook hoe het mogelijk is dat er steeds stukken uitlekken naar de pers. Gisteravond dook er een conceptstuk voor de ministerraad van aanstaande vrijdag op in het RTL Nieuws. Het is niet de eerste keer dat deze rubriek voortijdig over informatie beschikt. Wij vragen ons af hoe dit komt. Hoe probeert de minister-president dit actief uitlekken van informatie te voorkomen? De Kamer heeft te maken met een zware embargoregeling en probeert zich daaraan te houden. Hoe is het toch mogelijk dat deze informatie weer bij het RTL Nieuws is terechtgekomen?

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik begin mijn inbreng vandaag graag met een compliment aan de minister-president. Hij heeft de afgelopen tijd de rol opgepakt om belangrijke thema's neer te zetten. Ik denk aan Europa en de integratie. Ik heb de premier vaak gevraagd om hierin leiderschap te tonen. Uit de grond van mijn hart complimenteer ik hem nu met de manier waarop hij dit heeft gedaan. Bij het punt van de integratie heeft hij vandaag last van zijn jongeren van het CDJA, maar dat kan hij zeker aan. Ik hoop dat hij met die discussie niet de verkeerde kant opgaat. Ik kijk echter ook uit naar het moment dat de premier dit leiderschap ook gaat tonen bij het onderwerp democratie. Ik hoor hierop graag een reactie van hem.

De afgelopen weken hebben zowel kroonprins Willem-Alexander als prinses Máxima zich op politiek terrein begeven. De kroonprins hield een lofzang op een verenigd Europa. Zo vatte De Telegraaf zijn woorden in ieder geval samen, maar ook de letterlijke tekst van de speech kwam hierop neer. De kroonprinses stelde in een persoonlijke reactie op een recent WRR-rapport dat dé Nederlander niet bestaat. Ik kan op beide punten een heel eind met ze meegaan. Juist daarom, en om verdachtmaking te voorkomen, kom ik nu met mijn kritiek op een en ander.

Uiteraard is het goed dat leden van de koninklijke familie maatschappelijk geëngageerd en actief zijn. Het kabinet, dat de ministeriële verantwoordelijkheid draagt, geeft hun daarvoor de ruimte. Ik hoop dat ook de Kamer niet voor een rigide aanpak is. Hierbij gaat het voornamelijk om oncontroversiële onderwerpen, om zaken die geen echte actualiteitswaarde hebben zoals water en laaggeletterdheid. Wij hebben hierin een traditie. Ik noem de rol van prins Claus en professor Van Vollenhoven. Naar aanleiding van de gebeurtenissen van afgelopen week stel ik echter een principiële vraag. Willen wij werkelijk dat leden van het Koninklijk Huis zich op deze manier in het politiek debat mengen? Waarom wachtte de premier zo lang met het nemen van zijn verantwoordelijkheid voor de uitspraken van prinses Máxima? Waarom deed hij dit niet persoonlijk, bijvoorbeeld in de Kamer? Hij had óf haar moeten verdedigen, óf de speech moeten tegenhouden. Hij is nu tekortgeschoten. Hierdoor bleef de vraag naar verantwoordelijkheid te lang hangen. En zelfs dan; hoe kunnen de leden van het Koninklijk Huis op deze manier boven de partijen blijven staan? Hoe kunnen zij op deze manier voorkomen dat zij een onderdeel van hypes worden? Ik vraag de minister-president om een concreet antwoord.

De uitkering van het Koninklijk Huis is in 1972 geregeld in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Sindsdien is de uitkering mee gegroeid met het netto ambtelijk inkomen van de vicepresident van de Raad van State. Dit leidt ertoe dat het inkomensbestanddeel van de uitkering aan de koningin dit jaar € 792.000 netto bedraagt. Hiernaast is er nog de vergoeding voor personele en niet-personele kosten. Het "inkomen" van de koningin is met 4% toegenomen ten opzichte van vorig jaar. De koppeling aan een cao betekent dat er met 4% al snel een modaal salaris bijkomt. Wat vindt de minister-president van deze ontwikkeling? Is dit nog een houdbare constructie, mede gezien in het licht van de discussie over het normeren van topinkomens in de publieke sector? Dit is ook een deel van het debat over normen en waarden.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter, ik zou even willen reageren op het rekensommetje van de heer Pechtold. Ik hoef de verdediging van de begroting niet op mij te nemen, maar je ziet toch in de beantwoording van de schriftelijke vragen een keurige uitleg van die 4%? Daaruit blijkt toch dat er helemaal geen sprake is van een salarisstijging van 4%?

De heer Pechtold (D66):

Ik snap dat je op eieren loopt als je over het inkomen van de koningin praat, en daarom vind ik het goed dat wij zojuist het begrip transparantie hebben geïntroduceerd: geen afzonderlijke postjes meer in zeven begrotingen van verschillende ministeries. Maar wij praten telkens over het inkomen van de minister-president en de vorstin is een onderdeel van de regering, niet van het kabinet. Ik vind dat er een maatschappelijke discussie over mogelijk moet zijn of een inkomensbestanddeel van € 800.000 met een rare koppeling aan een cao een houdbare constructie is.

De heer Van Beek (VVD):

Dat was mijn vraag niet; dat deel van uw betoog is legitiem, daarover kunnen wij gerust met elkaar discussiëren. Maar als u net als vele anderen zegt dat dit inkomen met 4% stijgt, dan zeg ik dat wij sinds gisteren weten dat dit niet waar is. Er is een correctie op het budget van verleden jaar in verwerkt, naar aanleiding van een sterkere cao-stijging. Ik vind dat wij als Kamerleden ook voor de buitenwereld helder moeten zijn en de feiten moeten presenteren; daarna kunnen wij in debat gaan over de feiten.

De heer Pechtold (D66):

Dat ben ik helemaal met u eens, maar door een gebrek aan transparantie moeten wij nu constateren dat de kosten van het Koninklijk Huis in de afgelopen vier, vijf jaar met 30% zijn toegenomen. Ik wil daar juist buiten blijven, ik probeer het debat zuiver te houden door erop te wijzen dat er meer transparantie nodig is. Ik vind een koppeling met een cao of wat dan ook fantastisch, maar je komt gewoon tot dit soort conclusies, die u misschien wat kort door de bocht vindt, als je alleen de cijfers kunt gebruiken waarover wij nu beschikken.

De premier was voor zijn wekelijkse persconferentie altijd te gast bij de parlementaire pers, maar sinds enige tijd wordt deze op zijn eigen ministerie gehouden. Hoe bevalt dit?

In 1998 vroegen twee Kamerleden van de fractie van de PvdA aan de toenmalige premier Kok of het geen tijd was om het advies van de commissie Heroriëntatie overheidsvoorlichting uit 1970 op te volgen. Deze had voorgesteld, meer openbaarheid te scheppen rondom de vergaderingen van de ministerraad. Ik onderstreep dit pleidooi graag nog een keer en ik vraag de premier om een reactie. Het mag in een weblogje, maar wel graag een beetje spontaan antwoorden.

Dit kabinet maakt veelvuldig gebruik van commissies, overigens net als vorige kabinetten; er is ook niets mis mee. Ik noem de commissie-Kalsbeek, de commissie-Van der Donk, de commissie-Frijns en de commissie-Rinnooy Kan, allemaal eerbiedwaardige commissies. Nu worden deze in veel gevallen ondersteund door een secretariaat, samengesteld uit ambtenaren van betrokken ministeries. En dit geldt niet alleen voor de lager geplaatsten die de notulen maken, maar vaak ook voor medewerkers op een hoger niveau, tot en met dat van de DG. Is dit nu de beste manier om de onafhankelijkheid van deze commissies te waarborgen? Zij dienen in zekere zin toch ook het belang van hun eigen ministerie en van de minister.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, u kent vast het kinderspelletje "Ra, ra, ra wie heeft die bal, die mooie bal van goud?". Op soortgelijke wijze lijkt de begroting van ons koningshuis te zijn ingericht. In mei vroeg onze fractie in het verantwoordingsdebat naar de begroting van het Koninklijk Jachtdepartement. Wij stelden deze vraag aan de minister die verantwoordelijk is voor de rijksfinanciën, de heer Bos. Hij had er maanden voor nodig om ons te laten weten dat hij daar niet verantwoordelijk voor is, maar minister Verburg van LNV. Toen zij liet weten dat de verantwoordelijkheid ook niet bij haar berust, maar bij minister Vogelaar, dachten wij aan een flauwe grap. Maar het bleek ernst te zijn, de uitgaven voor het Koninklijk Jachtdepartement worden door de minister voor Wonen, Wijken en Integratie gezien als functionele kosten die geen onderdeel van de begroting vormen, maar die op declaratiebasis worden uitbetaald. Dat is gek, want een fors bedrag op de LNV-begroting wordt ook al uitgegeven aan harken, schoffelen en schieten in het kroondomein, een half miljoen.

Toen wij de kwestie nader wilden aankaarten bij de behandeling van de begroting van WWI – wij waren natuurlijk razend benieuwd of de jachtpleziertjes van het Hof onder Wonen, Wijken of Integratie gerangschikt zouden worden – kregen wij te horen dat dit onderwerp toch echt beter bij de behandeling van de begroting van het Huis der Koningin zou passen. Toen wij ons daarvoor aanmeldden, werd ons duidelijk gemaakt dat het bij nader inzien toch eigenlijk onder de domeinen van de minister van Financiën zou ressorteren, waar in mei onze speurtocht aanving. Dat was dan net te laat, omdat die begroting vorige week gepasseerd is.

Dit alles zou grappig kunnen klinken, als het niet getuigde van een groot gebrek aan respect voor het hoogste gezag in dit land: de volksvertegenwoordiging waarvoor kennelijk het een en ander verborgen dient te blijven inzake de financiering van de hobby's van ons vorstenhuis. Eerder al werd pijnlijk duidelijk dat het andere jacht van de familie, De Groene Draeck, al jarenlang drukt op de begroting van het ministerie van Defensie en zonder dat het parlement daarvan op de hoogte was.

Wij kunnen dit niet anders zien dan als een opzichtige poging tot obstructie jegens de controlerende taak die het parlement heeft. Ons vorstenhuis wordt royaal betaald voor zijn ceremoniële rol, heeft belastingvrijdom en tal van privileges waarvan burgers niet eens kunnen dromen, en kan rekenen op drastische budgetverhogingen waar burgers geacht worden de broekriem aan te halen. Als dit door de beugel kan, dan alleen maar in alle openheid en wanneer dit huis er ja tegen zegt.

Het groezelige beeld dat ontstaat wanneer verstoppertje gespeeld wordt met substantiële declaraties in de hobbysfeer past niet. Ik ben ook erg benieuwd wat Hare Majesteit vindt van deze vormen van romantisch boekhouden. Ik kan mij niet voorstellen dat de koningin gelukkig is met een diffuus declaratie- en begrotingsmodel dat de sfeer van gefoezel en gesjoemel ademt.

Toen bleek dat er allerlei geldstromen los van de begroting richting het Koninklijk Huis vloeien, heeft onze fractie aanvullende vragen gesteld. Wij hebben erop aangedrongen om die vragen beantwoord te krijgen voor aanvang van dit debat, omdat het thuishoort in dit debat. Wij hebben de antwoorden nog niet gekregen. Ik daag de minister-president uit om alsnog tijdens dit debat de vragen te beantwoorden. Ik zal ze niet herhalen, want dat zou ten koste van mijn spreektijd gaan. Ik neem aan dat de minister-president ze heeft gezien. Het zijn er vijftienen ik zou heel graag tijdens dit debat daarover nog verder met hem spreken.

Onze fractie wil 100% helder hebben hoeveel geld er gaat naar het Koninklijk Jachtdepartement en het beheer van de kroondomeinen, vanuit alle ministeries, direct en indirect. Wij willen onderliggende stukken zien, inclusief declaraties en accountantsverklaringen.

Ik zie dat mijn spreektijd verstreken is, maar ik zal inhakken op mijn tweede termijn.

Wie betaalt de munitie, wie het bijvoeren van de dieren, wie de four-wheel drives, wie de jachtopzichters, de jacht, de jachthuizen, de declaraties van gastjagers, de beveiliging van de jachtpartijen, de aanleg van hoogzitten, de voerakkers en de afsluiting van het kroondomein van 15 september tot 25 december? Wij willen een compleet overzicht zonder verborgen posten en zonder verdere vertraging. Wij willen weten of de minister-president kan uitleggen waarom het kroondomein dat in 1959 is geschonken aan het Nederlandse volk, ieder jaar een paar maanden tot verboden gebied wordt verklaard voor de burger. Vindt de minister-president het werkelijk gerechtvaardigd om het publiek buiten de grenzen van Het Loo te houden en hen slechts te laten toekijken hoe de SUV's en terreinwagens voorbij stuiven op weg naar de jachtfeestjes van het koningshuis? Om in het natuurgebied dat van ons allemaal is, alleen leden van hof, adel en top van het bedrijfsleven toe te laten, zodat zij ongestoord kunnen schieten op zwijnen en herten? En hoe zit het met de opbrengsten uit het kroondomein? Gaan die naar de Staat of naar de koninklijke familie?

Onze fractie vindt dat de Kamer moet beschikken over een volledig overzicht en een transparante begroting van het Koninklijk Huis. Wij dagen de minister-president uit om die transparantie ook op heel korte termijn, liefst nu, te geven.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.25 uur tot 13.20 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

De voorzitter:

Ik heet van harte welkom de zakenvrouwen van vorig jaar en dit jaar: Esther Raats en Marlies Dekkers. Ik vind het echt bijzonder dat zij vandaag mijn gast zijn.

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven